Ga direct naar de content

Stagnatie en groei

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 11 1983

Stagnatie en groei
De op- en neergaande beweging in de economie, de afwisseling van ,,magere” en ,,vette” jaren, het patroon van groei
en stagnatie heeft altijd de interesse van economisten gewekt.
Maar vooral in tijden van recessie stijgt de belangstelling
voor golfbewegingen in de economie naar een hoogtepunt.
Dat ligt ook voor de hand, want uit het bestuderen van expansie- en contractieprocessen in het verleden hoopt men
iets af te kunnen leiden over de manier waarop de neergaande beweging weer in een opgaande kan worden omgezet. En
men probeert aanknopingspunten te vinden voor het treffen
van maatregelen die de duur van de recessie verkorten en de
wederopleving naderbij brengen. In laatste instantie tracht
men troost te putten uit de historische ervaring dat stagnaties
niet blijvend zijn, maar vroeg of laat weer worden gevolgd
door perioden waarin het allemaal beter gaat.
De bekendste golven die in de economische literatuur worden onderscheiden zijn de ,,kitchin”-golf met een lengte van
ca. 4 jaar, die door voorraadfluctuaties wordt veroorzaakt;
de ,juglar” of wel de bekende ,,business cycle” die ca. 7 tot
11 jaar duurt en in verband wordt gebracht met investeringen in vaste activa; de ,,kuznets”-golf die een lengte heeft
van tussen de 15 en 20 jaar en vooral aan cyclische ontwikkelingen in bouwinvesteringen wordt toegeschreven; en ten
slotte de ,,lange golf of ,,kondratieff’ waarvan de lengte op
45 tot 60 jaar wordt geschat en die met technische doorbraken en het ontstaan van hele nieuwe bedrijfstakken te maken
heeft. Naast deze golven die alle met fluctuates in investeringsprocessen in verband worden gebracht, worden er golven onderscheiden waarvan de verklaring wordt gezocht in
uiteenlopende verschijnselen in de menselijke psychologic of
in politieke processen en er zijn zelfs serieuze theorieen die
zich beroepen op het verschijnsel van de zonnevlekken om
fluctuates in het economisch leven te verklaren.
Met al die golven die over en door elkaar lopen, is het
moeilijk het basispatroon nog te zien. De korte voorraadinvesteringsgolf en de ,,business cycle” kunnen met behulp
van het multiplier-acceleratormodel nog vrij netjes worden
beschreven en zijn ook van een behoorlijke empirische basis
voorzien, maar met de ,,kuznets” wordt dat al veel moeilijker en het bestaan van de ,,lange golf is empirisch helemaal
nauwelijks aan te tonen. Toch wordt met name de ,,kondratieff met grote regelmaat ten tonele gevoerd om de langdurigheid en hardnekkigheid van de huidige recessie te verklaren. Daarbij is men het er in het algemeen over eens dat we
ons momenteel in de dalende fase van deze golf bevinden,
maar over het tijdstip van de omslag lopen de meningen uiteen: volgens sommigen is het dieptepunt nu wel zo ongeveer
bereikt 1), anderen verwachten dat we nog minstens tien jaar
recessie voor de boeg hebben voordat de weg omhoog weer
kan worden ingeslagen 2).
Dit wijst er al op dat het vaststellen en verklaren van de
omslagpunten in de verschillende golfbewegingen niet zo
eenvoudig is. Vooral het onderste omslagpunt is moeilijk te
bepalen. In de fase van expansie zijn er meestal wel grenzen
aan te wijzen waarop de opgaande beweging vastloopt — fysieke grenzen aan de produktiecapaciteit bij voorbeeld of
grenzen aan het marktpotentieel (marktverzadiging) —,
maar ondergrenzen, die verklaren wanneer nu precies het
dieptepunt van de recessie wordt bereikt, zijn meestal moeilijk vast te stellen. Wel lijkt het er in het algemeen op dat er
in de neergaande fase van de golf eerst een zekere afbraak
moet plaats vinden voordat er ruimte ontstaat voor een
nieuwe opgaande fase. Zo moeten bij de ,,kitchin” eerst de
oude, te grote voorraden opgeruimd zijn voordat nieuwe
voorraadinvesteringen plaatsvinden die de produktie een
nieuwe impuls geven; bij de ,,juglar” moet eerst de overcapaciteit in de kapitaalgoederenvoorraad zijn weggewerkt
voordat er nieuwe investeringen in vaste activa worden gedaan die de economie doen opbloeien; bij de ..kuznets” geldt

iSB 18-5-1983

hetzelfde voor gebouwen. In alle gevallen gaat aan de opleving eerst een inkrimping vooraf waarvan een deflatoire impuls uitgaat; pas daarna kan een expansie inzetten die via
het multipliermechanisme de gehele economie nieuw leven
inblaast.
Als de huidige recessie, die zonder twijfel de diepste is
sinds de crisis van de jaren dertig, inderdaad kan worden geplaatst in het kader van de neergaande beweging van de
,,kondratiefl” en als afbraak een noodzakelijke voorwaarde
is om ruimte te scheppen voor een nieuwe fase van expansie,
dan is het interessant te weten waar die afbraak dan zou
moeten plaatsvinden. Als het gaat om het ontstaan van nieuwe bedrijfstakken ligt het voor de hand te veronderstellen dat
ergens anders verouderde bedrijvigheid zal moeten verdwijnen. Volgens sommigen is dat echter niet genoeg en moet de
afbraak veel verder gaan: ook economische, sociale en politieke instituties die nog behoren bij de oude golfbeweging,
zullen moeten worden verwijderd vooraleer een nieuwe expansie de kans krijgt. Er zijn institutionele verstarringen in
de economie binnengeslopen die de opkomst van nieuwe bedrijvigheid belemmeren en die alle mogelijke vormen kunnen hebben aangenomen: bepaalde wet- en regelgeving, vormen van belangenbehartiging, gegroeide maatschappelijke
normen betreffende risico en zekerheid, en allerlei vormen
van marktordening binnen en tussen bedrijfstakken. Als
deze opvattingen juist zijn is het misschien zelfs niet te veel
gezegd dat de nieuwe expansie een gedeeltelijke ,,afbraak”
van de verzorgingsstaat vooronderstelt.
Natuurlijk moet er voor een nieuwe expansie aan meer
voorwaarden zijn voldaan dan alleen het slechten van oude
barrieres. Er zullen nieuwe markten en nieuwe produkten
moeten zijn. Maar daaraan lijkt het hedentendage niet te
ontbreken. De technische ontwikkelingen op het gebied van
de micro-elektronica, de communicatie, de genetica, de robotica, de energieopwekking en nieuwe synthetische materialen dragen stuk voor stuk de mogelijkheden in zich voor
een enorme industriele expansie en voor het ontstaan van geheel nieuwe bedrijfstakken. Ook aan markten lijkt er geen
gebrek te zijn. Zoals na de tweede wereldoorlog een enorme
groei werd gegenereerd doordat de levensstandaard in WestEuropa op het peil werd gebracht dat in de Verenigde Staten
al eerder was bereikt, zo zou het nu een gigantische afzetgroei betekenen als de rest van de wereld qua materieel voorzieningenniveau op het peil van de westerse landen werd gebracht. Alleen liggen in dat geval de markten niet hier maar
elders, wat zou kunnen betekenen dat de nieuwe ,,kondratieff deels aan de oude wereld voorbijgaat.
Het is natuurlijk allemaal hoogst speculatief wat over deze
lange-termijn-ontwikkelingen te berde wordt gebracht, want
we zijn de bewegingswetten van de economie nog niet op het
spoor. Toch valt uit alle golftheorieen wel een ding te destilleren. Dat is dat behoudzucht — het ,,vasthouden wat je
hebt” — de slechtste attitude is om zich op een nieuwe opgaande beweging voor te bereiden. Alleen uit die constatering zijn al vergaande economisch-politieke consequenties te
trekken. Maar het kost tijd die consequenties te doorzien en
er vervolgens naar te handelen. Tegen de tijd dat we daar uit
zijn, heeft zich misschien al weer een opgaande beweging van
een of andere golf gemanifesteerd. Maar mogelijkerwijs wel
ergens anders.
L. van der Geest

1) B. v. J. J. van Duijn, De lange golf in de economie, Van Gorcum.
Assen, 1979.
2) Cesare Marchetti. Recession: ten more years to go?. Options.
1983. nr. 1, IIASA. Laxenburg.

429

Auteur