Slachten of geslacht worden
Aute ur(s ):
Peters, J. Breed, J.A.N. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij Overmars Organisatie Adviseurs in De Bilt.b reed@overmars.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4371, pagina 578, 9 augustus 2002 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
veeteelt
Varkensslachterijen zien zich geconfronteerd met aanzienlijke krimp van de aanvoer van varkens. Hoe kunnen ze hierop het beste
reageren: doormodderen, fuseren of sectorbreed reorganiseren?
In 1993 verscheen in dit blad het artikel De varkenssector in Nederland: opkomst en neergang? 1. Inmiddels is er veel gebeurd in
deze sector. De buitenstaander zullen de varkenspest (in 1997) en de mkz-crisis (in 2001) het meest helder voor ogen staan. Maar er
is meer. Zo heeft in 1995 een ingrijpende saneringsronde plaatsgevonden onder de varkensslachterijen om overcapaciteit uit de sector
te halen. Inmiddels staat de sector voor de gevolgen van een nieuwe ingreep van bovenaf, zo mogelijk nog ingrijpender: de plotselinge
inkrimping van de varkensstapel.
Investeringsdilemma
Na een vrij lange periode (1986-2001) van gemiddeld 370.000 slachtingen per week is momenteel de verwachting dat door de nieuwe
opkoopregeling voor varkenshouderijen het aantal slachtingen in korte tijd zal teruglopen naar minder dan 300.000 per week, een daling
van ruim twintig procent. In het eerste kwartaal van 2002 waren er nog maar 315.000 slachtingen per week. De milieuaanpak van het
ministerie van lnv werpt zijn vruchten af, maar dit brengt voor de verwerkende vleesindustrie en met name voor de slachtsector enorme
consequenties met zich mee. Tegelijkertijd moet de sector als gevolg van steeds strengere kwaliteitseisen op het gebied van hygiëne en
volksgezondheid continu investeren in kwaliteitsverbeteringtrajecten. Dit stelt de onder-nemers voor een dilemma: kostbare
investeringen doen terwijl je zeker weet dat de aanvoer van grondstoffen steeds verder krimpt. Hoe moeten de slachters die
investeringen terugverdienen?
Unieke situatie
De Nederlandse varkenssector is altijd al bijzonder geweest. Binnen 25 jaar (1960-1985) groeide de varkensstapel van drie miljoen naar
zestien miljoen varkens (het binnenlandse vleesverbruik is het equivalent van zes miljoen varkens). De Nederlandse
varkensvleesindustrie bouwde een geweldige exportreputatie op. Het Nederlandse vleesvarken is tegenwoordig uniform van kwaliteit en
volgt sectorbreed een integraal en algemeen erkend kwaliteits-beheerssysteem (ikb) met een integer controleapparaat. Nederland
Distributieland doet de rest. Vooral de grootschalig georganiseerde vleesverwerkende industrie en het uitdijende grootwinkelbedrijf
oefenen een stevige vraag uit naar ons varkensvlees. Zij willen met name een uniforme kwaliteit tegen een stabiele prijs.
Er leek aan de groei van de sector geen einde te komen, ware het niet dat door de grootschaligheid het begrip intensieve veehouderij een
extra dimensie kreeg en er op het gebied van milieubelasting maatschappelijke neveneffecten ontstonden. Ingrijpen van de overheid was
dan ook onvermijdelijk. De gevolgen van de ingevoerde maatregelen hebben echter ver-strekkende gevolgen voor de vleesverwerkende
industrie, meer nog dan voor de varkenshouderijen 2. Nu de sector gedwongen te krimpen wordt door overheidsmaatregelen, en niet
door de marktvraag, ontstaat een bijzondere situatie. Het varkensvleesproduct is niet aan het einde van zijn natuurlijke levenscyclus
maar de Nederlandse overheid legt met haar maatregelen een begrenzing op. Dit heeft grote gevolgen voor de grondstoffenaanvoer naar
de slachterijen. Een alternatief lijkt het uit het buitenland importeren van levende have. Echter, omdat het maatschappelijk steeds minder
wordt geaccepteerd dat dieren over grote afstanden worden getransporteerd en de wetgeving dat op korte termijn ook in praktische zin
onmogelijk gaat maken, is het grootschalig importeren niet meer mogelijk. Ook het gevaar van dierziekte-import is niet onrealistisch.
De vleesveredelende industrie, die na de slachtsector komt, heeft het in dat opzicht iets eenvoudiger. Deze sector importeert geen
levende varkens maar reeds gekeurd (ingevroren) vlees. Het zijn dus vooral de slachterijen die te maken hebben met een structurele
onderbezetting van hun productielijnen, terwijl ze gelijktijdig worden geconfronteerd met steeds hogere kwaliteitseisen die nopen tot
aanzienlijke investeringen. Een moderne slachtlijn kost bijvoorbeeld tussen de 25 en 30 miljoen euro. Alleen investeringen in ultramoderne lijnen zijn uit kwaliteitsoogpunt lonend. De kosten nemen toe, de kwaliteit stijgt en de technische mogelijkheden stijgen
eveneens (bijvoorbeeld door een hogere bandsnelheid). Capaciteitsproblemen zijn dan onvermijdelijk. Immers, de hogere
investeringskosten moeten terugverdiend worden door een groter aantal slachtingen, zodat de slachtkosten per stuk internationaal
concurrerend kunnen blijven.
Ondanks de scherpe daling van de varkensstapel in Nederland en het Verenigd Koninkrijk (zie figuur 1) blijft de totale varkensstapel
voor heel Europa op hetzelfde niveau. De tekorten op de
Figuur 1. Verwachte groei van varkensstapels in Europa, tot 2005
afzetmarkt van de Nederlandse slachterijen worden door de andere Europese landen opgevuld, waardoor er geen schaarste aan
vleesproducten optreedt en er geen toename is van de verkoopprijs waarmee de stijgende kostprijzen (door onderbezetting) kunnen
worden gecompenseerd. Het in gang gezette sectorbeleid, gericht op meer toegevoegde waarde, biedt weliswaar op langere termijn
soelaas maar kan de kostenstijgingen uit hoofde van de plotselinge onderbezetting bij lange na niet dekken. Kortom, de verkoopprijs per
varken blijft gelijk en de kostprijs per geslacht varken neemt toe waardoor vrijwel alle industriële slachterijen in Nederland in een
verliesgevende positie zijn beland.
Oorzaken van onder-bezetting
Overcapaciteit kan op twee manieren ontstaan (zie figuur 2 ). De eerste vorm van overcapaciteit wordt gecreëerd als investeringen
worden gedaan bij een inmiddels stabiliserende markt, terwijl de individuele ondernemer dat nog niet weet. Deze vorm van over-capaciteit
is in de saneringsronde van 1995 reeds uit de varkenssector onttrokken. Men ging toen van een capaciteit van 430.000 naar 370.000
slachtingen door zeven bedrijven te sluiten in een tijdsbestek van een paar maanden.
Figuur 2. Typen overcapaciteit
De tweede vorm van overcapaciteit ontstaat door de inkrimping van de markt bij een op zich gelijkblijvende productiecapaciteit en dat is
de situatie waar we het hier in de Nederlandse slachtsector over hebben.
Gevolgen overcapaciteit
We hebben hier te maken met de ‘tirannie van de stapsgewijze rationaliteit’ 3 Iedere ondernemer, op microniveau, neemt binnen zijn
mogelijkheden een rationeel besluit. De oude slachterij voldoet niet meer aan de eisen van de tijd of aan die van de Rijksdienst voor de
keuring van Vee en Vlees (rvv). Bij niet investeren zal de onderneming worden gesloten door de rvv; gedogen is momenteel niet de
cultuur. Daarbij komt dat het door de technische constructie van de slachtlijn (lopende band) niet mogelijk is om een deel van de
capaciteit binnen één onderneming te verminderen en zo de kosten te drukken. Na ampel beraad zal de ondernemer besluiten toch maar
tot vervanging over te gaan. Het gevolg is een toename van de absolute bedrijfskosten. Ervaringscijfers uit de sector leren dat bij een overcapaciteit van twintig procent de verliezen voor de slachtsector als geheel in een dergelijke
situatie zullen oplopen tot minimaal zestig miljoen euro per jaar.
Mesoniveau
We zien dat de totale slachtsector verlies maakt door de enorme onderbezettingsverliezen waardoor de vermogenspositie van de sector
sterk verslechtert. En dat terwijl juist financiële slagkracht noodzakelijk is om in de toekomst de noodzakelijke verbetering in kwaliteit te
bewerkstelligen en goed in te spelen op de wensen van de afnemer. Met name Denemarken lijkt goed geslaagd in een integratie binnen
de kolom, waardoor op de wereldmarkt niet alleen hogere prijzen worden bereikt maar tevens een verhoging van de uitbetalingsprijzen
voor de Deense varkenshouders 4. De Deense situatie is evenwel niet goed vergelijkbaar met die in Nederland, zodat hierin geen
oplossing voor Nederland ligt. In Denemarken heeft één slachterij, Danish Crown, 75 procent van de markt. Ketenintegratie komt dan ook
met name voort uit de gedwongen winkelnering van de Deense boeren.
Naast de aanhoudende bezettingsverliezen ontstaat er wantrouwen van de boeren en de handelaren jegens de slachters enerzijds, en
onrust tussen de slachters onderling anderzijds omdat men probeert van elkaar de varkens weg te kopen. Dat is een kwalijke zaak omdat
de sector juist nu bezig moet zijn met integrale ketenprojecten zoals het kwaliteitbewakingssysteem ikb, verdere vormen van samenwerking, professionalisering en vraaggestuurde producten
voor speciale deelmarkten.
Macroniveau
Aanhoudende verliezen zullen op termijn leiden tot een groot aantal faillissementen. Tevens zullen gedurende dat jarenlange proces de
financiële reserves van de overblijvende slachterijen uitgeput raken. Dat proces is momenteel gaande. Dit is met name vervelend omdat
de slachtsector een onmisbare schakel vormt tussen vee en vlees.
Oplossingen
Het traditionele economische denken leert ons dat de homo economicus zijn beslissingen neemt op basis van volledige informatie en
rationele gronden. Dat geldt niet alleen voor een investeringsselectie bij groei maar ook bij inkrimping. Bij groei is het economisch leven
betrekkelijk eenvoudig: je maakt een kostenbatenanalyse en je investeert wel of niet. Bij een voorziene inkrimping van de
grondstoffenmarkt ontstaan er extra keuzemogelijkheden. Afhankelijk van hoe hoog de financiële nood is, heeft de ondernemer een
aantal keuzes (zie ook figuur 3).
Figuur 3. Keuzemogelijkheden voor de ondernemer
Fusies en overnames
De slachter kan investeren en hopen dat de concurrent failliet gaat (een prisoner’s dilemma). Onderwijl moet hij verlies nemen. Blijkt de
concurrent ook over een lange adem te beschikken, dan is een fusie of overname een volgende logische stap. Daarmee kan men
schaalvoordelen creëren en intern de overcapaciteit terugdringen door het sluiten van een slachtlocatie. Zo zijn de afgelopen jaren
Dumeco en Hendrix Meat Group ontstaan, met marktaandelen van respectievelijk 45 en 15 procent. Op het eerste gezicht bieden de
gefuseerde ondernemingen – met verschillende slachtlocaties – een goede mogelijkheid voor een interne sanering. Echter, het
terugdringen van de overcapaciteit is hierbij minder eenvoudig dan het lijkt. Er kleven voor de fuserende ondernemingen grote risico’s
aan deze variant omdat bij het overnemen van een slachterij niet automatisch is gegarandeerd dat de varkensleveranciers ook blijven
leveren. Immers, de Nederlandse inkoopmarkt voor varkens wordt geregeld via daghandel en niet met langlopende contracten. Gevolg
hiervan is dat de hoge overname- en saneringskosten voor de rekening van een enkele partij komen en de opbrengsten van de
capaciteitsverbetering toevloeien aan de gehele sector. Daarnaast kunnen fusietrajecten vele jaren duren. Die tijd heeft de sector nu niet.
De banken zullen bovendien voorzichtig zijn met het financieren wegens de risico’s. Tot slot is het maar de vraag of de nma wel
toestemming zal verlenen (te sterke concentratie van een beperkt aantal slachterijen). De voormalige top-3 (uit 1995) zit inmiddels al
samengevoegd in Dumeco.
Wijkers en blijvers
Een andere keuzemogelijkheid is een interventie door de sector als geheel, waarbij middels een collectief plan een onderscheid wordt
gemaakt tussen blijvers en wijkers 5. De blijvers investeren daarmee in eerste instantie in de continuïteit van hun grondstoffenaanvoer
door wijkers collectief uit te kopen en de slachtbanen te ontmantelen. In tegenstelling tot de situatie bij een fusie of overname worden de
risico’s niet door één partij gedragen maar door de gehele slachtsector. Essentieel bij een dergelijke interventie is de snelheid van
handelen. Bij te lang wachten zullen, door aanhoudende verliezen in de sector, bedrijven langzaam maar zeker failliet gaan.
Verzonken kosten
De overheid is met het probleem van desinvesteren door ondernemers bekend. Zo ontvangen boeren die gebruik maken van de
opkoopregeling vergoedingen om te stoppen met hun bedrijf. Dat is terecht. Vergoed worden immers verzonken kosten. Dat zijn kosten
die nooit terugverdiend kunnen worden bij desinvesteren. Een steeds aan de tijd aangepaste slachterij levert bij verkoop minder op dan
de boekhoudkundige waarde. Desinvesteren kent andere wetten. Er zal buiten het eigen bedrijf geïnvesteerd moeten worden om de totale
sector weer gezond te krijgen.
Conclusie
Door de versnelde inkrimping van de varkensstapel in Nederland als gevolg van overheidsbeleid wordt de Nederlandse slachtsector
plotsklaps geconfronteerd met een enorme overcapaciteit van het productieapparaat, welke door de normale marktwerking niet op korte
termijn gereguleerd kan worden. De slachterijsector ziet enorme verliezen op zich af komen. Dat dwingt tot het maken van
onconventionele investeringskeuzes. Zowel het aannemen van een afwachtende houding als fusies zijn risicovol voor de ondernemer en
zal binnen de sector leiden tot faillissementen, met negatieve gevolgen op het gebied van voedselveiligheid (kwaliteit van de
vleesverwerking), kapitaalvernietiging (wanbetaling) en sociaal leed (ontslagen).
Een laatste keuzemogelijkheid is een sectorinterventie waarbij de slachterijen collectief investeren in het uitkopen van overcapaciteit. Dit
alternatief biedt de slachterijen ons inziens door risicospreiding een mogelijkheid om een uitholling van de hele bedrijfstak en daarmee
van de totale productiekolom te voorkomen
1 J. Peters, De varkenssector in Nederland: opkomst en neergang?, ESB, 27 januari 1993, blz. 84-88.
2 M.H.C. Komen en J. Peerlings, Restricting intensive livestock production: economic effects of mineral policy in the Netherlands,
European Review of Agricultural Economics, 1998, blz. 110-128.
3 J. Peters, en R. Wetzels, Niets nieuws onder de zon, Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, vierde druk, 2002.
4 De Boerderij, 20 januari 2002.
5 De wijkers zijn degenen die zich uit de markt terugtrekken.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)