Steeds meer Nederlanders zijn werkzaam als zzp’er. Het is opvallend dat zij minder tijd aan scholing dan werknemers. Scholing kan immers belangrijk zijn om het menselijk kapitaal op peil te houden. Welk effect heeft dat op hun ondernemingsresultaten?
In het kort
– Het aantal zzp’ers is toegenomen, maar zzp’ers doen relatief weinig aan scholing.
– Het is niet bewezen dat scholing van zzp’ers tot betere ondernemingsuitkomsten leidt.
– Scholing-bevorderende maatregelen hebben een grote deadweight loss.
In het kort
Dit artikel is gebaseerd op Hogendoorn et al. (2017)
De Nederlandse overheid stimuleert zelfstandigheid en ondernemerschap met behulp van belastingregelingen, behoud van het recht op bepaalde uitkeringen tijdens de startfase van de onderneming, en relatief lage administratieve lasten (CPB, 2010). Evenals verschillende buitenlandse overheden beoogt zij hiermee meer ondernemerschap, een flexibelere arbeidsmarkt en meer werkgelegenheid te realiseren.
Mede daardoor is het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) de afgelopen decennia meer dan verdubbeld. Waren er in 1996 in Nederland nog slechts 330.000 mensen voornamelijk werkzaam als zzp’er (CBS, 2014), tegen 2016 was dit aantal gegroeid tot 890.000 (CBS StatLine). Als aandeel in de werkzame beroepsbevolking betekent dit een groei van 6,2 naar 12,5 procent.
Net als voor werknemers, kan het voor zzp’ers belangrijk zijn om het menselijk kapitaal op peil te houden door middel van scholing. Onderzoek onder werknemers heeft laten zien dat scholing leidt tot hoger loon. Geschat wordt dat de gemiddelde bedrijfsgerelateerde cursus tot een loonsverhoging van 2,6 procent leidt (Haelermans en Borghans, 2012). Als een bedrijfsgerelateerde cursus net zo lang zou duren als een jaar schoolonderwijs, dan zou het rendement zelfs uitkomen op 30,4 procent.
Afgezet tegen deze bevindingen, is het opvallend dat zzp’ers substantieel minder tijd aan scholing besteden dan werknemers. In 2014 had 36 procent van de zelfstandigen werkgerelateerde scholing gevolgd in de twee voorafgaande jaren, tegen 41 procent van de werknemers (SCP, 2016). Een mogelijke oorzaak van dit verschil is dat zelfstandigen minder baat hebben bij scholing. Ook het feit dat zelfstandigen zelf voor de kosten moeten opdraaien, kan een reden zijn waarom zij zich minder vaak laten scholen.
In tegenstelling tot werknemers, is er niettemin weinig bekend over de effecten van scholing wat betreft zzp’ers. Literatuuronderzoek uit geïndustrialiseerde landen laat zien dat scholing middelgrote, positieve effecten heeft op ondernemingsuitkomsten (Martin et al., 2013; Sluis et al., 2008; Unger et al., 2011). De onderzochte studies zijn echter niet experimenteel van aard, waardoor er niet met zekerheid is vast te stellen of de gevonden effecten een causaal verband weergeven. Uit literatuuronderzoek onder (quasi-)experimentele studies in ontwikkelingslanden blijkt dan ook dat scholing nauwelijks effect heeft (Cho en Honorati, 2014; Grimm en Paffhausen, 2015). Het nadeel van deze laatste studies is dan weer dat de arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden niet te vergelijken is met die in geïndustrialiseerde landen.
Selectie van bestaand onderzoek
Om meer inzicht te krijgen in de effecten van scholing voor zzp’ers, voeren we een literatuuronderzoek uit, bestaande uit een systematisch overzicht van reeds uitgevoerde studies. We richten ons daarbij alleen op (quasi-)experimentele studies uit geïndustrialiseerde landen.
Scholing is breed gedefinieerd en omvat zowel formeel schoolonderwijs als ondernemerscursussen. De uitkomsten zijn ook breed gedefinieerd en omvatten de winst uit onderneming, inkomen en groei in termen van personeel. We richten ons niet op de overlevingskansen van het bedrijf, omdat beëindiging van een onderneming niet altijd duidt op een gebrek aan succes. Om in aanmerking te komen voor het literatuuronderzoek, moet de studie experimenteel of quasi-experimenteel van aard zijn, betrekking hebben op een land in de EU of OESO, en vóór 2017 gepubliceerd zijn in een Engelstalig vakblad met peer review. In principe bestaan alle steekproeven in de geselecteerde publicaties alleen uit ondernemers zonder personeel, maar een enkele keer komt het voor dat een steekproef zowel zzp’ers als kleine ondernemers met personeel omvat. In eerste instantie zijn er 129 publicaties geselecteerd, waarvan er uiteindelijk 21 voldoen aan onze criteria.
Beschrijving van de gevonden publicaties
De geselecteerde publicaties zijn zeer divers. Doelgroepen van de studies vallen ruwweg uiteen in drie categorieën, namelijk reeds actieve kleine ondernemers, werklozen en mensen die minder uren werken dan ze zouden willen of op een te laag niveau (underemployment), en middelbare scholieren. De scholingsmaatregelen bestaan ook uit drie globale categorieën, namelijk bedrijfstraining en bedrijfsadvies, formeel onderwijs, en ondernemerschapsonderwijs. De meest voorkomende uitkomstmaat is het inkomen, gevolgd door bedrijfsresultaat en groei van het personeelsbestand.
In ongeveer de helft van de publicaties wordt onderzocht of effecten verschillen per doelgroep. Verrassend genoeg worden de duur en intensiteit van de interventies vaak niet expliciet genoemd. Dit maakt het moeilijker om de interventies te vergelijken. De meeste studies maken gebruik van instrumentele variabelen, hoewel andere methoden ook voorkomen. Nametingen vinden plaats tussen één jaar en zestien jaar na dato. De steekproefgrootte varieert sterk.
Resultaten
Het voornaamste resultaat is dat de meeste studies geen statistisch significant effect vinden (tabel 1). Scholing lijkt dus geen effect te hebben op het bedrijfsresultaat, het inkomen of het personeelbestand. En waar wel een effect wordt gevonden, is dit zwak of zeer zwak. In één studie wordt er zelfs een negatief effect gevonden; bedrijfstraining leidt in dat geval tot een lager inkomen.
Uitgesplitst naar interventietype, zijn de resultaten als volgt. De enige studie naar ondernemerschapsonderwijs op een middelbare school vindt geen effect op het ondernemersinkomen zestien jaar na de interventie. Bedrijfstraining en bedrijfsadvies lijken ook nauwelijks effecten te hebben. Alleen formeel onderwijs komt consistent naar voren als een effectieve maatregel, met een positief effect op het inkomen en het bedrijfsresultaat. Toch zijn ook deze effecten klein. Bovendien dient te worden opgemerkt dat studies naar formeel onderwijs grotere steekproeven gebruiken, waardoor de kans op het vinden van een statistisch significant effect groter is.
We vinden geen aanwijzingen voor effectverschillen tussen doelgroepen, noch voor de rol van de interventieduur. Dit heeft enerzijds te maken met het kleine aantal opgenomen publicaties en anderzijds met de onvolledige informatieverstrekking door de onderzoekers.
Idealiter hebben interventies langdurig positieve effecten. Anderzijds zou het enige tijd kunnen duren voordat de interventies effect sorteren. Daarom bekijken we of de effecten toenemen, aanhouden of afzwakken met het verstrijken van de tijd. Hiervoor gebruiken we de studies waarin meerdere vervolgmetingen zijn uitgevoerd. De effectgrootte tijdens de eerste nameting krijgt waarde +1 bij een positief effect en waarde −1 bij een negatief effect. We delen, voor iedere studie, de effectgrootte door de studie-specifieke effectgrootte tijdens de eerste nameting. Ten gevolge hiervan is de effectgrootte tijdens de eerste nameting altijd 1, en geven latere effectgroottes de relatieve verandering weer. Daarbij wordt er geen rekening gehouden met statistische significantie. De resultaten wijzen niet in een duidelijke richting. Er zijn studies waarin het effect toeneemt, waarin het effect afneemt, en waarin het effect omkeert (figuur 1).
Kosteneffectiviteit
Gegeven dat scholing geld kost, is de kosteneffectiviteit onder de loep genomen. Dit is gedaan door de hoeveelheid gevolgde scholing in de onderzoeksgroep te vergelijken met de controlegroep. Enerzijds is het mogelijk dat niet iedereen in de onderzoeksgroep de beoogde scholing heeft gevolgd. Anderzijds is het mogelijk dat personen in de controlegroep elders scholing hebben gevolgd, buiten het experiment om. Hoe kleiner het verschil in gevolgde scholing tussen beide groepen, des te ineffectiever is de interventie. Blijkbaar is de interventie dan niet nodig om zzp’ers aan te zetten tot het volgen van scholing. Op basis van het kleine aantal studies dat hier voldoende informatie over verstrekt, lijkt de deadweight loss inderdaad substantieel te zijn. Wij schatten dat 19 tot 74 procent van de middelen voor scholing naar zzp’ers gaat die ook zonder deze subsidie scholing hadden gevolgd.
Conclusie
Er is slechts beperkt onderzoek gedaan naar de effecten van scholing onder zzp’ers. Uit bestaande (quasi-)experimentele publicaties over zzp’ers uit geïndustrialiseerde landen, kan niet worden geconcludeerd dat scholing tot betere ondernemingsuitkomsten leidt. Bovendien lijken de bestudeerde maatregelen samen te gaan met een grote deadweight loss, en dus met een verspilling van middelen. Eerdere evaluaties van soortgelijke maatregelen voor werklozen en kleine werkgevers kwamen tot schattingen in dezelfde orde van grootte (Abramovsky et al., 2005; Devins en Johnson, 2003; Hidalgo et al., 2014).
Indien de geselecteerde publicaties een goede weergave zijn van de daadwerkelijke effecten, dient er een verklaring te worden gezocht voor de zwakke effecten. Een eerste mogelijke verklaring is dat scholingsmaatregelen niet genoeg inspelen op de specifieke behoeftes van de zzp’er. Een andere mogelijkheid is dat de maatregelen te kort duren om effect te sorteren. Daarnaast zou de selectie van deelnemers aan sommige interventies ervoor gezorgd kunnen hebben dat alleen de minst bekwame zzp’ers deelnamen. Het is evenwel mogelijk dat scholing hoge alternatieve kosten met zich meebrengt, zoals het verlies van klanten. Tevens zou het kunnen dat zzp’ers impliciete contracten aangaan met hun opdrachtgevers. Wellicht worden zij door hun opdrachtgevers gescreend, waarbij extra scholing een signaal van onkunde afgeeft. Deze en andere verklaringen kunnen in de toekomst verder worden onderzocht. Gezien de steeds grotere rol van het zzp-schap op de Nederlandse arbeidsmarkt, hopen wij dat ons literatuuronderzoek daar een eerste aanknopingspunt voor biedt.
Literatuur
Abramovsky, L., E. Battistin, E. Fitzsimons et al. (2005) The impact of the employer training pilots on the take-up of training among employers and employees. Institute for Fiscal Studies Research Report, RR694.
Bruhn,M., D. Karlan en A. Schoar (2017) The impact of consulting services on smalland medium enterprises: evidence from a randomized trial in Mexico. Journal of Political Economy, te verschijnen.
CBS (2014) Achtergrondkenmerken en ontwikkelingen van zzp’ers in Nederland. Den Haag/Heerlen: CBS. Te vinden op www.cbs.nl.
Cho, Y. en M. Honorati (2014) Entrepreneurship programs in developing countries: a meta regression analysis. Labour Economics, 28, 110–130.
Coad,A., J.S. Frankish, R.G. Roberts en D.J. Storey (2016) Why should banks provide entrepreneurship training seminars? International Small Business Journal, 34(6), 733–759.
CPB (2010) A decomposition of the growth in self-employment. Den Haag: CPB. Te vinden op www.cpb.nl.
Devins, D. en S. Johnson (2003) Training and development activities in SMEs: some findings from an evaluation of the ESF Objective 4 programme in Britain. International Small Business Journal, 21(2), 213–228.
Elert, N., F.W. Andersson en K. Wennberg (2015) The impact of entrepreneurship education in high school on long-term entrepreneurial performance. Journal of Economic Behavior & Organization, 111, 209–223.
Fairlie, R.W., D. Karlan en J. Zinman (2015) Behind the GATE experiment: evidence on effects of and rationales for subsidized entrepreneurship training. American Economic Journal: Economic Policy, 7(2), 125–161.
Fajnzylber, P., W.F. Maloney, en G.V. Montes-Rojas (2009) Releasing constraints to growth or pushing on a string? Policies and performance of Mexican micro-firms. The Journal of Development Studies, 45(7), 1027–1047.
Fossen, F.M. en T.J. Büttner (2013) The returns to education for opportunity entrepreneurs, necessity entrepreneurs, and paid employees. Economics of Education Review, 37, 66–84.
García-Mainar, I. en V.M. Montuenga-Gómez (2005) Education returns of wage earners and self-employed workers: Portugal vs. Spain. Economics of Education Review, 24(2), 161–170.
Georgiadis, A. en C.N. Pitelis (2014) The impact of employees’ and managers’ training on the performance of small- and medium-sized enterprises: evidence from a randomized natural experiment in the UK service sector. British Journal of Industrial Relations, 54(2), 409–421.
Grilli, L., P.H. Jensen en S. Murtinu (2014) The imprinting of founders’ human capital on entrepreneurial venture growth: evidence from new technology-based firms. Working Paper, 14/13. Melbourne Institute of Applied Economic and Social Research, University of Melbourne.
Grimm, M. en A.L. Paffhausen (2015) Do interventions targeted at micro-entrepreneurs and small and medium-sized firms create jobs? A systematic review of the evidence for low and middle income countries. Labour Economics, 32, 67–85.
Haelermans, C. en L. Borghans (2012) Wage effects of on-the-job training: a meta-analysis. British Journal of Industrial Relations, 50(3), 502–528.
Hidalgo, D., H. Oosterbeek en D. Webbink (2014) The impact of training vouchers on low-skilled workers. Labour Economics, 31, 117–128.
Hogendoorn, B., W. Groot en H. Maassen van den Brink (2017) Human capital and entrepreneurial performance in industrialized countries: a systematic review of (quasi-)experimental studies. TIER Working Paper, 17/05.
Iversen, J., N. Malchow-Møller en A. Sørensen (2011) The returns to education in entrepreneurship: heterogeneity and non-linearities. Entrepreneurship Research Journal, 1(3), 1–38.
Iversen, J., N. Malchow-Møller en A. Sørensen (2016) Success in entrepreneurship: a complementarity between schooling and wage-work experience. Small Business Economics, 47(2), 437–460.
Martin, B.C., J.J. McNally en M.J. Kay (2013) Examining the formation of human capital in entrepreneurship: a meta-analysis of entrepreneurship education outcomes. Journal of Business Venturing, 28(2), 211–224.
Martínez A., C., E. Puentes en J. Ruiz-Tagle (2015) Do micro-entrepreneurship programs increase wage-work? Evidence from Chile. Working Paper, 407. University of Chile, Department of Economics.
Meager, N., P. Bates en M. Cowling (2003) An evaluation of business start-up support for young people. National Institute Economic Review, 186(1), 59–72.
Michaelides, M. en J.M. Benus (2012) Are self-employment training programs effective? Evidence from project GATE. Labour Economics, 19(5), 695–705.
Parker, S.C. en C.M. van Praag (2006) Schooling, capital constraints, and entrepreneurial performance: The endogenous triangle. Journal of Business & Economic Statistics, 24(4), 416–431.
Praag, C.M. van, A. van Witteloostuijn en J. van der Sluis (2013) The higher returns to formal education for entrepreneurs versus employees. Small Business Economics, 40(2), 375–396.
Rodríguez-Planas, N. (2010) Channels through which public employment services and small business assistance programmes work. Oxford Bulletin of Economics and Statistics, 72(4), 458–485.
Rodríguez-Planas, N. en J.M. Benus (2010) Evaluating active labor market programs in Romania. Empirical Economics, 38(1), 65–84.
Schreiner, M. (1999) Lessons for microenterprise programs from a fresh look at the unemployment insurance self-employment demonstration. Evaluation Review, 23(5), 504–526.
SCP (2016) Aanbod van arbeid. Den Haag: SCP. Te vinden op www.scp.nl.
Sluis, J. van der, M. van Praag en W. Vijverberg (2008) Education and entrepreneurship selection and performance: a review of the empirical literature. Journal of Economic Surveys, 22(5), 795–841.
Tokila, A. en H. Tervo (2011) Regional differences in returns to education for entrepreneurs versus wage earners. The Annals of Regional Science, 47(3), 689–710.
Unger, J.M., A. Rauch, M. Frese en N. Rosenbusch (2011) Human capital and entrepreneurial success: a meta-analytical review. Journal of Business Venturing, 26(3), 341–358.
Williams, D.R. (2003) Returns to education and experience in self-employment: evidence from Germany. Journal of Applied Social Science Studies, 123(1), 139–150.
1 reactie
M.i. wordt scholing van werknemers voor een groot deel weggezet in hei-sessies voor managers en soortgelijke lieden. Dit draagt (per definitie) niet bij aan de kwaliteit van het product c.q. het verrichte werk.
Omdat ZZP-ers geen overhead hoeven te onderhouden is het niet zo verwonderlijk dat er nauwelijks van scholing gebruik gemaakt wordt en dat dit geen negatieve effecten oplevert.