Ga direct naar de content

Roofovervallen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 28 1984

Roofovervallen
Een overzicht over tien jar en
J. VAN STRATEN*

Roofovervallen zijn van alle tijden. Ook ons land kende en kent ze sinds jaar en dag en dan wel
speciaal de straatovervallen en de overvallen op bepaalde particuliere objecten. Met begrip
bankoverval is wat nieuwer, althans voor Nederland. Sinds 1965 worden de banken en andere
geldinstituten en dus ook de politic regelmatig met dit fenomeen geconfronteerd. In dit artikel wordt
een overzicht gegeven van de ontwikkeling van het aantal roofovervallen dat zich de laatste tien jaar
heeft voorgedaan en van de verschuivingen die daarbij zijn opgetreden.

Algemeen
Ondanks het feit dat roofovervallen al eeuwen in ons land
voorkomen, zullen we tevergeefs zoeken naar de aanduiding of
benaming ,,roofoverval” of ,,overval” in onze strafwetgeving.
De strafbaarstelling is te vinden in de artt. 312 (diefstal met geweld of bedreiging met geweld) en 317 (afpersing) van het Wetboek van Strafrecht. Indien toch een omschrijving moet worden
gegeven van de roofoverval, zou kunnen gelden wat daaronder
bij de Groepscriminaliteit- en Overvallen Centrale van de CRI
wordt verstaan: ,,Het plotseling en meestal planmatig overrompelen van een of meer personen, die door geweld of bedreiging
met geweld gedwongen worden toe te staan dat iets wordt weggenomen of gedwongen worden iets af te geven” 1).
Hoewel geweld of bedreiging met geweld een essentieel element in deze omschrijving vormt, is geweld bij de roofoverval
nog steeds een middel en niet een doel. Daarom blijft de roofoverval formed een vermogensdelict. En zoals het aantal vermogensmisdrijven elk jaar vrij sterk stijgt (van 404.000 in 1978 tot
752.000 in 1983 – bijna een verdubbeling in 5 jaar tijd) neemt
ook het aantal roofovervallen toe. Alleen in 1983 is, merkwaardig genoeg, een daring van het aantal ter kennis van de politic gekomen roofovervallen geregistreerd. Hiervoor is nog geen bevredigende verklaring voorhanden. Niettemin is de opgaande
lijn van de afgelopen tien jaar verontrustend genoeg om op een
aantal aspecten van het verschijnsel roofoverval nader in te gaan
2).

Tabel 1. Totaal aantal roofovervallen
Geldinstituten

Overige
objecten

1974

140

1975

99
116
178
169

185
159
151
270
249

242

363

240

374

298

505

246
232

568

803
814

502

734

1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982

1983

Totaal

Opgelost

325
258
267

51%
57%
46%
42%
34%

448

418
605
614

40%
36%

30%
33%
29%

ten. De opzienbarende stijging van het totaal aantal overvallen
sinds 1974 is dan ook voornamelijk toe te schrijven aan de toename in de categoric ,,overige objecten” zoals het overzicht duidelijk maakt. Dat – in zijn algemeenheid – de ophelderingspercentages achteruit lopen, moge duidelijk zijn. Niet alleen zien we
dit verschijnsel in vrijwel de gehele criminaliteitsbestrijding terug, ook het feit dat de politic minder aandacht per overval kan
besteden, is van invloed. Zo is er vrijwel geen tijd meer voor
buurtonderzoek.
Uitgesplitst naar onderwerp geven de overvallen op geldinstituten en overige objecten het volgende beeld te zien.

Enkele overzichten
In label 1 ziet men een verdeling van het aantal roofovervallen
in ,,geldinstituten” en ,,overige objecten”. Nadere uitsplitsing
volgt in de tabellen 2 en 3. De percentages onder het kopje ,,opgelost” zijn afgerond. Alle cijfers in de overzichten zijn afkomstig van de Groepscriminaliteit- en Overvallen Centrale van
de CRI 3).
De aantallen beroofde geldinstituten blijven redelijk stabiel,
zeker gedurende de laatste vijf jaren. Dat kan zeker niet gezegd
worden van de overige objecten, waarbij (m.u.v. 1983) van een
spectaculaire stijging sprake is.
Het lijkt logisch te concluderen dat de maatregelen genomen
ter beveiliging van banken en postagentschappen de daders hebben doen omzien naar minder beveiligde of onbeveiligde objec1212

* Hoofd van de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI). Dit artikel
is een licht gewijzigde en geactualiseerde versie van een artikel dat eerder
verscheen in het Tijdschrift voor de Politic, jg. 45, nr. 11, november
1983.

1) Vormingscursus Groepscriminaliteit- en Overvallen Centrale, Uitgave Centrale Recherche Informatiedienst, ‘s-Gravenhage.
2) Zie ook mijn eerdere publikaties over dit onderwerp: J. van Straten,
Bankovervallen, Tijdschrift voor de Politic, 1972, nr. 7/8; Overvallen,
Tijdschrift voor de Politic, 1979, nr. 4: Roofovervallen in Nederland, een
overzicht, Tijdschrift voor de Politic, 1980, nr. 3.
3) Jaaroverzichten Groepscriminaliteit- en Overvallen Centrale, Recherche Informatiedienst, Uitgave Centrale Recherche Informatiedienst,
‘ s-Gravenhage.

Tabel2. Roofovervallen op geldinstituten

1975
1976
1977

1978
1979
1980
1981
1982
1983

PTT

46
34
35
32
27
46
45
48
43
60

Gemeentegiro

35
42

50
98
87

95
59
69
60
50

Transporten

Totaal

39
17
25
38
52
86
122
155
130
118

140
99
116
178
169
242
240
298
246
232

daar bij de laatste het tijdstip van verlaten van het object door alle personeelsleden moeilijk te bepalen is en de buit veelal door af-

Opgelost

20
6
6
10
3
15
14

Banken
1974

len zijn in het algemeen succesvoller dan sluitingsovervallen,

55%
61%
57%
56%
51%
50%
45%
29%
33%
33%

26

13
4

sluiting van de kluis met een tijdslot onbereikbaar is.
Van de 43 overvallen op banken in 1982 waren er 17 openingsovervallen. Op de 60 PTT-objecten was dit aantal 4. De gebruikte werkwijze maakt het echter mogelijk dat door betrekkelijk
eenvoudige, goed toegepaste openingsprocedures de daders van
dit soort overvallen zullen kunnen worden aangehouden. Door
de hiervan uitgaande preventieve werking zal dit verschijnsel
drastisch kunnen worden beperkt. Door de Groepscriminaliteit

en Overvallencentrale van de CRI zijn hiertoe initiatieven genomen.

Ook binnen de ,,geldinstituten” zien weeen verschuiving: het
aantal overvallen op banken en postagentschappen blijft redelijk stabiel, maar bij de transporten is een opvallende toename te
constateren. Dit ligt grotendeels in het feit dat de beveiligingsmaatregelen bij banken en PTT de daders hebben afgeschrikt, waarna zij zich hebben gewend tot onbeveiligde objecten, in dit geval het onbeveiligde particuliere geldtransport. Niet
slechts onbeveiligd, maar ook nog vaak op een nai’eve manier
uitgevoerd. Dagopbrengsten van winkels e.d. worden door win-

Uit tabel 3 blijkt dat de belangrijkste objecten voor roofovervallen particuliere bedrijven, benzinestations en woningen zijn.
De onbeveiligde situatie van deze objecten is hier debet aan.
Overigens moeten de cijfers met grote voorzichtigheid worden
gehanteerd. Lang niet alle gevallen komen ter kennis van de
politic.
Over de verslagperiode vonden in totaal 5.286 roofovervallen
plaats: ongeveer 20% daarvan vond plaats in Amsterdam, dat
daarmee de stad is waar de meeste overvallen zijn gepleegd. De
aantrekkingskracht van de hoofdstad op alle mogelijke soorten

keliers zelf overgebracht naar de nachtkluis van een bank; de

toeristen en het drugsprobleem zullen aan een en ander niet

wijze van transporteren is veelal onprofessioneel, zodat men
zeer kwetsbaar is. In 1982 en 1983 zien we echter ook op dit terrein een daling, van 155 naar 118;eenredenhiervoorzou kunnen
zijn dat dit soort transporten door particulieren is afgenomen en
in toenemende mate uitgevoerd wordt door professionele geldtransporteurs.
Het grote verschil in overvallen op PTT-objecten met die op
de banken (in de tien jaar van de verslagperiode in totaal 645
overvallen op PTT-objecten en 410 op banken) krijgt nog meer
relief wanneer het afgezet wordt tegen het aantal vestigingen: er
zijn in ons land circa 3.000 postkantoren en -agentschappen en

vreemd zijn.
Gevolgen van de roofoverval

De economische gevolgen van een roofoverval zijn aanmerkelijk: niet alleen de buit telt. Wat te denken van de beveiligingskosten in de geldinstituten, zoals pantserglas, alarminstallaties,
camera’s, aansluiting op alarmcentrales, beveiliging van geldtransporten, afsluiten van verzekeringen, aanstellen van veiligheidsfunctionarissen e.d.? Bovendien is er nog de financiele

circa 6.000 banken. Het is mogelijk dat voor de doorsnee-

schade door dood of verwonding van personen en door veroor-

overvaller het postkantoor een aantrekkelijker object is dan een
bank. Hij is er thuis, althans hij zal in zijn leven meer postinstellingen hebben bezocht dan banken, zeals iedere burger. Het zal
hem ook gemakkelijker vallen om, ter verkenning van de plaats

zaakte vernielingen. Slechts de buit is direct exact aan te geven
als een financieel of economisch gevolg van de roofoverval. Tabel 4 laat de totaalbuit per jaar in miljoenen guldens zien
(afgerond).
De gevolgen wat het toegepaste geweld betreft, dus de gevolgen voor leven en gezondheid, zijn moeilijk in geld uit te drukken. Om een beeld van de geweldstoepassing gedurende tien jaar
roofovervallen te geven, moge tabel 5 dienen. Een enkele opmerking ter verduidelijking. De doden en gewonden uit het overzicht
duiden op slachtoffers van roofovervallen, niet op daders. De
tabel vuurwapens geeft aan hoeveel malen daadwerkelijk van

van de overval, een paar postzegels te kopen op een postkantoor
dan in een bank informatie in te winnen over een af te sluiten

lening.
Niet in tabel 2 valt af te lezen dat zich de laatste vijf zes jaar
steeds meer zogenaamde openings- en sluitingsovervallen voordoen. Bij de openingsovervallen hebben de daders zich reeds
vaak voor de komst van het personeel toegang verschaft tot het

object en wachten zij de komst van het personeel af. Ook wach-

vuurwapens gebruik is gemaakt. Er werden overigens ook ande-

ten zij wel buiten het object op het personeel en gaan zij, terwijl
zij het personeel met wapens bedreigen, mee naar binnen. Bij de
sluitingsoverval wachten de daders tot het personeel het object
verlaat en dwingen zij het naar weer binnen te gaan. Op deze wijze verschaffen de daders zich toegang tot de beveiligde ruimte en
dwingen zij het personeel de kluis te openen. Openingsoverval-

re wapens gebruikt, zoals steek- en slagwapens, nepbommen en
bijtende, verblindende of traanverwekkende stoffen.
Bij de overvallen op ,,overige objecten” werd meer geweld gebruikt dan bij de overvallen op ,,geldinstituten”. Ook zijn in
eerstgenoemde sector meer gedode of gewonde slachtoffers te
tellen. Een verklaring lijkt de betere beveiliging van de geldinsti-

Tabel 3. Roofovervallen op overige objecten
Particuliere
bedrijven
1974
1975
1976
1977

79
70
67
118

1978
1979
1980
1981

110
175
157
226

1982
1983

219
191

Benzinestations

Juwelier

Woning

24
19

24
56
52

62
70
67
119
113

16
18

4
1

3

8
10
11
13

Taxi

_
2
3
1
6

7

60
40

33
71
58
77
104
122
131
114

Straat

NS

7
6
10
1

4

3
1
5

4
4
5

38

30
38

roven

Overige

Totaal

Opgelost

8
16
8
8
12
17

3
3
2
2

185
159
151

48%
55%

3

5
1

270
249

363

14
34
50

8

374
505

5

568

36

4

502

46%
49%
53%
46%
44%
36%

33%
30%

Tabel 4. Buit in miljoenen guldens
1974

1975

1976

1977

1978

1979

1980

1981

1982

1983

4,8

4,2

9,8

9,9

16,1

13,9

19,4

23,3

27

26

ESB 19/26-12-1984

Totaal in 10 jaar
159,4

1213

tuten en de instructie aan het personeel, geen verzet te bieden,
terwijl in aanmerking moet worden genomen dat een bankemploye niet zijn eigen geld beschermt, een winkelier wel. Dit
laatste blijkt veelal aanleiding te zijn tot verzet tegen de overvallers, met dus meer risico voor letsel.

Tabel 5. Gevolgen van toegepast geweld
Dood

Gewond

Vuurwapens

1974

12

69

1975

4

43
19

1976
1977
1978
1979
1980
1981

3
1

47
45

2
2
4

1982

4

1983

8

9

87
25
42
48
37
55
n.b.

27
41

29
39
60
46
63
n.b.

ke verschuiving was zichtbaar van beveiligde objecten naar onbeveiligde. Niets staat de conclusie in de weg dat deze trend zich
zal doorzetten. Het verdient dan ook aanbeveling dat er van
overheidswege dwingende voorschriften komen ten aanzien van
de beveiliging van bij voorbeeld benzinestations en taxi’s, en
wellicht ook van juweliers. Een roofoverval blijft een ernstig
misdrijf, of het nu een straatroof betreft, die veelal tot de zogenaamde kleine criminaliteit wordt gerekend of een bankoverval
of een overval op een geldtransport waarbij doden vallen en we
onmiddellijk van een kapitaal delict spreken. Gebrek aan mensen, tijd en geld maakt echter dat veel roofovervallen in de rij te-

rechtkomen van de meeste vermogensdelicten. En dat betekent
een globaal onderzoek, een NN-procesverbaal en opleggen. Dat
lijkt logisch in een tijd van bevriezing van sterkte en afschaffing
van uitbetalen van overuren.
Het gaat veel te ver te verwachten dat de roofovervallen eens
zullen ophouden. Dit misdrijf zal blijven bestaan, daar geld als
directe buit een fel begeerd goed voor de crimineel blijft: hij

heeft geen helers nodig en kan direct van de opbrengst profiteSamenvatting en conclusies

Gezien de tendens in de gehele criminaliteit en meer speciaal in
de sfeer van de vermogensdelicten is de verwachting gewettigd
dat het aantal roofovervallen zal blijven toenemen. Een duidelij-

Inbraak in de etalage van eenjuwelier (ANP-foto)

1214

ren. Voorkomen moet echter worden dat dit soort criminaliteit
ons gaat overspoelen. Daarom kan het treffen van maatregelen
niet te lang meer worden uitgesteld.

J. van Straten

Auteur