Ga direct naar de content

Regulering en groei in Nederland en Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 25 1996

Regulering en groei in Nederland en Europa
Aute ur(s ):
Koedijk, C.G. (auteur)
Kremers, J.J.M. (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan de Universiteit Maastricht (LIFE) resp. de Erasmus Universiteit Rotterdam (OCFEB) en het ministerie van
Financiën (AFEP). De auteurs schrijven op persoonlijke titel. Met dank aan H.J. Brouwer, R.H.J.M. Gradus, W.A. Oskam, W.C.J. Ruttenberg en
D.M. Sluimers voor commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4077, pagina 848, 16 oktober 1996 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
eu, emu, marktw erking, regulering

Minder regels leiden tot meer economische groei. Onderzoek naar Europese landen bevestigt dit beeld, en suggereert bovendien dat
regulering van productmarkten meer invloed heeft op de economische prestaties van een land, dan regelgeving op de arbeidsmarkt.
Nederland moet dus doorgaan met de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. Zaken die daarbij aandacht
behoeven zijn vooral het inzichtelijk maken van de economische effecten van regelgeving, en het instellen van onafhankelijk toezicht
overal waar de overheid marktwerking nastreeft.
Sinds het begin van de jaren negentig wordt het beleid in Nederland steeds meer gericht op het beter laten functioneren van markten
voor goederen en diensten. De vestigingswetgeving is versoberd, het mededingingsbeleid wordt eindelijk serieus, de winkelsluiting is
geliberaliseerd, en in het kader van het programma Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) neemt het kabinet
systematisch het functioneren van specifieke productmarkten onder handen. Doel van dit beleid is versterking van het internationale
concurrentievermogen en van economische groei en werkgelegenheid. Zonder marktflexibiliteit en vrijheid om op nieuwe kansen in te
spelen en zonder tegenspel tegen gevestigde belangen resulteren immers hogere prijzen en lagere koopkracht, blijven ‘outsiders’
uitgesloten en worden kansen voor nieuwe banen gemist.
Het effect van overheidsregulering op de economische prestaties van landen is volop onderwerp van discussie, ook in het licht van de
Europese integratie. Bij een overstap naar één munt in Europa wordt het wisselkoersinstrument gedeeld. Dan zal economische
aanpassing door marktflexibiliteit voor veel lidstaten nog belangrijker worden. Tegelijk kampt Europa met extreem hoge werkloosheid in
brede zin. Nu Nederland het economisch beter begint te doen, neemt in andere Europese landen dan ook de belangstelling toe voor onze
beleidsstrategie. Deze bestaat uit een combinatie van liberalisering van productmarkten, flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt, en
sanering van openbare financiën.
Tegen deze achtergrond wordt in dit artikel op twee aspecten nader ingegaan. Ten eerste delen wij de EU-lidstaten in naar de mate waarin
hun economieën van overheidswege gereguleerd zijn, voortbordurend op een recent artikel van Gradus 1. Daarbij maken wij onderscheid
tussen productmarkten en de arbeidsmarkt. Blijkt deregulering van beide goed te zijn voor economische groei, de gunstige invloed van
deregulering van productmarkten is het grootst. Nederland blijkt – in ieder geval tot voor kort – te behoren bij de groep van relatief slecht
presterende ‘Rijnlandse’ economieën met dichtgereguleerde productmarkten en een gemiddeld gereguleerde arbeidsmarkt. Het is terecht
een beleidsprioriteit om met name ook de productmarkten in ons land fors te liberaliseren. Nadat we nieuw materiaal hebben
gepresenteerd over de relatie tussen groei en regulering, gaan we ten tweede in op de vraag hoe evaluatie en hervorming van bestaande
regulering in weerwil van belangengroepen gestalte kan krijgen.
Meer regels, lagere groei
Een indicatie voor het belang van regulering levert de correlatie tussen mate van regulering en trendmatige economische groei voor een
cross-sectie van landen. Voor dit onderzoek hebben wij cijfers opgesteld voor elf EU-landen (zie onderstaande kader). Deze hebben
betrekking op de situatie rond 1990. Voor de mate van regulering op de arbeidsmarkt sluiten we aan bij werk van de OESO. De indicator
omvat informatie over regulering van werktijden, flexibiliteit van onregelmatig werk, tijdelijke contracten, ontslagbescherming en
minimumloon. Voor productmarkten omvat onze indicator informatie over vestigings-vereisten voor bedrijven, mededingingsbeleid,
staatseigendom van bedrijven, overheidssteun aan bedrijven, winkelopeningstijden, en de mate waarin de Europese interne markt op het
nationale niveau is geïmplementeerd. Samen ontstaat zo een indicatie van de directe invloed van overheidsregulering op de dynamiek
van markten.

Regulering in Europa
In tabel 1 staan de Europese landen gerangschikt naar de mate van overheidsregulering en de scherpte van het
mededingingsbeleid. Hoe lager de rangorde, hoe meer marktwerking. Zo betekent de ‘1’ van het VK bij staatseigendom, dat de
Britse staat minder dan andere Europese landen bedrijven in eigendom heeft. Van landen die gelijk scoren, wordt de rangorde
gemiddeld.

Tabel 1. Regulering in Europa
vestigings
wet

Ierland
VK
Denemarken
België
Portugal
Spanje
Nederland
Frankrijk
Duitsland
Italië
Griekenland

staatseigendom

bedrijvensteun

winkel
sluiting

implementatie
interne
markt

gem.
productmarkten

1
3
5

2,5
2,5
6,5

4
8,5
10

7
1
6

5
6
3

3
7
9

3
4,5
1

9,5
2,5
2,5
9,5
6,5
11

6,5
8,5
4
11
4
1,5

4
11
3
2
8
5

4
8
11
2
9
1

6
3
3
11
3
10

7
2
4,5
6
9
11

6
4
2
9
7,5
7,5

6,5
6,5

1,5
6,5

9
10

7
10

8
3

10
8

10
11

arbeidstijden

Ierland
VK
Denemarken

2
1
11

België
Portugal
Spanje
Nederland
Frankrijk
Duitsland

10
3
5
8,5
7
8,5

Italië
Griekenland

mede dingings
beleid

6
4

onregelmatige
uren
3
1
2

tijdelijke
contracten

1,5
1,5
3

5
11
9
7
8
6

10
6
7
4
5
8

4
10

11
9

ontslag

3
1
2
4
10,5
10,5
5,5
5,5
7
9
8

min.
loon

2
2
2

gem.
arbeidsmarkt
2
1
3

5,5
5,5
9,5
5,5
9,5
5,5

5
8
11
4
6,5
6,5

9,5
9,5

9
10

tot.
rangorde
1
2
3
4
5
6,5
6,5
8,5
8,5
10
11

Bron: C.G. Koedijk en J.J.M. Kremers, Market opening, regulation and growth in Europe, Economic Policy – A European Forum, nr.
23, oktober 1996.

De rangordes voor productmarkten en arbeidsmarkt betreffen gemiddelden, de totale rangorde betreft het ongewogen gemiddelde van
beide. Onderliggende cijfers betreffen de situatie rond 1990.
Op zichzelf is het verrassend hoezeer de resulterende rangorde reeds bestaande stereotypes bevestigt. Ierland en het Verenigd
Koninkrijk hebben de lichtste regulering. Deze ‘Angelsaksische’ landen combineren een hoge rangorde voor zowel arbeids- als
productmarkt. Dat geldt ook voor Denemarken. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de ‘Mediterrane’ landen Italië en
Griekenland. Deze hebben sterk gereguleerde productmarkten alsook een rigide arbeidsmarkt. Tussen deze twee uitersten bevinden zich
zeven landen met een meer gemiddelde rangorde. De ‘Iberische’ landen Portugal en Spanje combineren relatief lichte regulering op
productmarkten met een strak gereguleerde arbeidsmarkt. Voor de ‘Rijnlandse’ groep (België, Nederland, Duitsland en Frankrijk) geldt het
omgekeerde. Frappant is dat de Europese spillanden Frankrijk en Duitsland een identieke rangorde hebben voor zowel product- als
arbeidsmarkt. Deze groepering van landen wordt bevestigd door een formele clusteranalyse, waarbij groepen van landen worden
samengesteld met minimale afstand tussen landen binnen de groep (figuur 1).

Figuur 1. Europese landen gegroepeerd naar mate van regulering op productmarkten (horizontaal) en de arbeidsmarkt (verticaal)
Aan de orde is vervolgens het verband tussen de mate van regulering en de economische prestaties. figuur 2 laat zien dat lichte
regulering samengaat met hoge groei. De ‘Angelsaksische’ economieën groeien tweemaal zo snel als de sterk gereguleerde ‘Mediterrane’
economieën. Nederland zat in de ‘Rijnlandse’ groep rond 1990 relatief ongunstig.

Figuur 2. Economische groei per landencluster gemiddelde reële groei in de marktsector per hoofd van de bevolking tussen 15-64 jaar,
jaarlijks gemiddelde 1981-1993 in %
Dit negatieve verband tussen economische groei en regulering geldt ook op het niveau van de individuele landen, zoals blijkt uit de
duidelijk negatieve correlatie in figuur 3.

Figuur 3. Economische groei (verticaal) en regulering (horizontaal) reële groei in de marktsector per hoofd van de bevolking tussen 1564 jar, jaarlijks gemiddeld 1981-1993. Rangorden, 1 = laagste groei, minste regulering
Productmarktregulering is erger
Ter nadere onderbouwing hebben we de economische groei geregresseerd op een constante en de mate van regulering (tabel 2). Ook

hier blijkt dat regulering een significant negatieve correlatie heeft met economische groei. Bovendien blijkt dat de betekenis van
regulering van productmarkten groter en significanter is dan die van de arbeidsmarkt. Dit zou erop kunnen duiden dat de kwaliteit van
onze indicator voor arbeidsmarktregulering tekortschiet. Het zou echter ook een indicatie kunnen zijn dat vooral met deregulering van
productmarkten veel valt te winnen, en dat regulering van de arbeidsmarkt toch van een andere orde is. Mogelijk is het zo dat, in een
omgeving van concurrentie tussen bedrijven in productmarkten, de verschillende instituties van de arbeidsmarkt in verschillende
sectoren en in verschillende loonsegmenten verschillend uitwerken. Naast flexibiliteit en aanpassingsvermogen spelen in de
arbeidsmarkt immers ook elementen als duurzaamheid van arbeidsrelaties (relevant voor investeren in ‘human capital’), motivatie en
participatie van werknemers 2, en zekerheid als basis voor het nemen van risico’s in de sfeer van scholing en baanmobiliteit.

Tabel 2. Het effect van verschillende vormen van regulering op de economische groei regressie o.b.v. waarnemingen 11 EUlanden
Afhankelijke
variabele

Reële groei
marktsector in % a
Idem

Onafhankelijke variabele
Totale
Productmarkt
Arbeidsmarkt
regulering regulering
regulering

R2

-0,16
(-4,25)

0,67
-0,13
(-3,42)
-0,16
(-4,02)

Idem
Idem

-0,06
(-1,60)

0,73
0,64

-0,11
(-2,11)

0,33

a. per hoofd van de bevolking tussen 15-64 jaar, gemiddeld over 1981-1993. Elke regressie bevatte ook een constante; t-waarden
tussen haakjes.

Niettegenstaande is volgens onze cijfers ook een te starre arbeidsmarkt geassocieerd met lage economische groei. In het geval van
Spanje bijvoorbeeld is er ondanks de relatief lichte regulering van productmarkten sprake van lage groei, gegeven een dichtgereguleerde
arbeidsmarkt. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke regulering van de arbeidsmarkt gericht op bovengenoemde elementen gunstig
uitwerkt, en welke verstarrend en contraproductief.
Regulering beïnvloedt de productiviteit
Het effect van regulering op economische groei kan optreden via de inzet van productiefactoren (kapitaal, werkgelegenheid) en via de
productiviteit. Dit laatste kanaal is in beeld gebracht in tabel 3. Er blijkt sprake te zijn van een stevig negatieve correlatie tussen totale
regulering en totale productiviteit, waarbij ook hier vooral regulering van productmarkten relevant blijkt. Consistent met dit beeld is de
productiviteit van arbeid significant gecorreleerd met regulering van productmarkten, en de productiviteit van kapitaal eveneens
significant maar in geringere mate met regulering van de arbeidsmarkt. Ook Winston (voor de VS) en Nickell (voor het VK) vonden
empirische aanwijzingen voor een positieve relatie tussen concurrentie en productiviteit 3.

Tabel 3. Het effect van regulering op productiviteitsgroei regressie, o.b.v. gegevens van 11 EU-landen
Afhankelijke
variabele

Onafhankelijke variabele
Totale
Productmarkt Arbeidsmarkt
regulering regulering
regulering

Totale factor
productiviteit
Idem

-0,18
(-4,06)

Idem

0,65
-0,18
(-4,29)
-0,19
(-5,04)

Idem
Arbeidsproductiviteit
Kapitaalproductiviteit

R2

-0,21
(-4,02)
0,01
(0,14)

-0,04
(-1,03)

0,77
0,74

-0,11
(-1,68)
0,02
(0,41)
-0,16
(-3,47)

0,24
0,69
0,63

Productiviteitsgroei in de marktsector, jaarlijks gemiddelde 1980-94. Elke regressie bevatte ook een constante; t-waarden tussen
haakjes; productiviteitsdata uit OESO, Economic Outlook, nr. 57, 1995.

Geen significante correlaties hebben we evenwel gevonden tussen onze indicatoren voor regulering en de groei van werkgelegenheid geen positieve en geen negatieve. Ook dit is consistent met Winston voor de VS. Kennelijk gaat verbetering van de productiviteit bij
deregulering per saldo niet gepaard met uitstoot van arbeid. Ongetwijfeld zijn er tegelijk ook andere factoren van invloed op de
arbeidsintensiteit van de groei, zoals het arbeidsaanbod (demografie, sociale zekerheid) en de collectieve lasten die in dit artikel buiten
beschouwing blijven. Interessant is dat McKinsey in een veel bredere studie tot de conclusie komt dat, net als voor de economische
groei (zie boven), ook voor de werkgelegenheid de mate van regulering van productmarkten minstens zo belangrijk – zo niet belangrijker is dan regulering van de arbeidsmarkt. Relevant voor de werkgelegenheid zijn volgens McKinsey vooral de arbeidskosten (inclusief
collectieve lasten) en een activerende sociale zekerheid (niveau minimumloon en uitkeringen) 4.

De politieke economie van regulering
De conclusie uit het voorgaande is, dat systematische evaluatie en heroverweging van bestaande regulering de Europese economie
structureel kan versterken. De vraag is dan hoe dat gestalte kan krijgen, gegeven het feit dat korte-termijn overwegingen en
belangengroepen vaak de overhand hebben. De politieke economie levert echter nog onvoldoende theoretisch inzicht in de
omstandigheden die tot de- of herregulering leiden. Volgens de economische theorie van regulering, zoals ontwikkeld door Stigler,
Peltzman en Becker, zal regulering worden aangepast als deze vernieuwing te zeer in de weg staat 5.
Drie belemmerende factoren
Gegeven de vele veranderingen in technologie en marktomstandigheden die bestaande regulering overbodig maken of in een ander licht
plaatsen, zou men verwachten dat er een voortdurende evaluatie van regulering plaatsvindt. Dat is echter niet het geval. Wellicht zijn
hierbij de volgende drie factoren relevant:
» imperfecte informatie of zelfs afwezigheid van informatie. In de praktijk blijkt het vaak heel moeilijk om de economische kosten en baten
van regulering in beeld te brengen;
» onzekerheid met betrekking tot de uitkomsten van hervorming. Fernandez en Rodrik laten zien dat er bij hervorming sprake is van een
status quo bias, als gevolg van het feit dat van tevoren niet altijd duidelijk is wie zal winnen en wie zal verliezen 6. De meeste mensen
zullen onzekerheid mijden en tegen hervorming zijn, omdat ze in ieder geval niet willen verliezen. Dientengevolge is de politieke steun
voor hervorming kleiner dan wanneer er een beter zicht op de uitkomsten zou zijn;
» herverdelingsoverwegingen vormen de derde factor in de politieke praktijk. Dit element is speciaal van belang in continentaal Europa,
met een traditie van consensus en coalitie-politiek. Als herverdelingsoverwegingen deel uitmaken van het doel van regulering, kunnen
prijzen kruissubsidies bevatten. Een bekend voorbeeld is het binnen een groot spoorwegbedrijf subsidiëren van verlieslijdende
spoorlijnen met de opbrengsten van winstgevende lijnen. Bij afwezigheid van dergelijke subsidies zouden sommige spoorkaartjes voor
de lagere inkomensgroepen te duur worden. Het is daarom belangrijk dat deregulering gepaard gaat met evaluatie van de impliciete
subsidies, en vergezeld gaat van voorstellen om kruissubsidies te vervangen door directe subsidies om daarmee toegang tot belangrijke
voorzieningen voor iedereen open te houden.
Bovenstaande invloeden, die nog worden versterkt door het optreden van hecht georganiseerde belangengroepen, maken onvoldoende
deel uit van de economische theorie van regulering. Zij dienen daar een plaats in te krijgen, om zodoende beter te kunnen verklaren
waarom sommige hervormingen succesvol zijn en andere niet.
Het Verenigd Koninkrijk: toezicht
De relevantie van deze factoren kan worden geïllustreerd met de ervaringen in omliggende landen als het Verenigd Koninkrijk en
Duitsland 7. Het VK is binnen Europa de voortrekker op het terrein van deregulering. In de jaren tachtig ging het daarbij vooral om de- en
herregulering in samenhang met grootscheepse privatisering, meer recent ligt de nadruk op het evalueren en herzien van onnodig
restrictieve regels. De ervaringen van het VK onderstrepen het belang van transparantie, ook na de hervorming bij het toezicht op de
nieuwe marktverhoudingen. In geprivatiseerde sectoren als gas, water en telecommunicatie werd een groot aantal restrictieve regels
afgeschaft, maar werden ook geheel onafhankelijke toezichthoudende organen in het leven geroepen (zoals Ofgas, Ofwat en Oftel). Het
doel van deze instellingen is de concurrentie rondom de geprivatiseerde ondernemingen in de gaten te houden en indien nodig
corrigerend op te treden. Transparantie reduceert onzekerheid en geeft vertrouwen in de per saldo positieve uitkomst van het
hervormingsproces.
Duitsland: systematische evaluatie
De ervaringen van Duitsland wijzen in dezelfde richting 8. Een belangrijk element van de aanpak van de in 1991 geïnstalleerde
onafhankelijke Dereguleringscommissie was, dat kosten en baten van regulering voor het eerst in economische termen geanalyseerd
werden. De commissie stelde voor om in de toekomst regulering systematisch te evalueren aan de hand van drie principes:
» regelgeving wordt afgeschaft of aangepast wanneer zij niet nodig is om een marktimperfectie te corrigeren of een ander doel te
bereiken;
» idem, wanneer de te verwachten opbrengsten niet opwegen tegen de kosten;
» indien mogelijk wordt een op zichzelf wenselijke regelgeving vervangen door alternatieve regelgeving die minder barrières tegen
mededinging bevat of kleinere kosten met zich mee brengt.
Deze evaluatie van regulering tegen een uniform economisch referentiekader leverde inzicht in de kosten van regulering en de
opbrengsten van deregulering, en droeg bij aan de expliciteringvan bestaande kruissubsidies.
Implicaties voor Nederland
Ook de MDW-operatie in ons land is een lopend proces, waarbij de economische kosten en baten van specifieke regulering zo helder
mogelijk in beeld worden gebracht. Met behulp ook van enige onafhankelijke inbreng wordt gekomen tot concrete beleidsvoorstellen, ter
beoordeling door het kabinet. Consistent met het nieuwe mededingingsbeleid en de nieuwe vestigingswet, draagt de MDW- operatie
ertoe bij dat Nederland opschuift in de richting van meer concurrentie in productmarkten.

Bovenstaand kader vermeldt enkele van de meest belangrijke hervormingen, en illustreert de relevantie van economische analyse en
transparantie van het proces voor het welslagen van een dergelijke operatie. Hervormingen met een heldere analyse van de economische
effecten en met een helder doel en tijdschema lopen het best. Met economische analyse en transparantie van het proces wordt
onzekerheid gereduceerd en status quo-bias tegengegaan.
Waar de ervaringen van het VK ook het belang van transparant toezicht op de nieuwe marktverhoudingen ná de hervorming
benadrukken, is Nederland nog niet zo ver. Kwesties rond onafhankelijkheid en onderlinge verhouding van toezichthouders op het
terrein van de algemene mededinging en op specifieke terreinen zoals telecom en energie zijn in ons land nog niet uitgekristalliseerd 9.
Deze onzekerheid rond de beoogde marktordening bestaat ten dele voort.
Conclusie
Inhoudsvol dereguleren is goed voor de economische prestaties van een land. Dat blijkt uit een cross-sectie analyse van EU-lidstaten.
Bevordering van marktwerking in productmarkten blijkt zeer de moeite waard. Rond 1990 bevond Nederland zich in het gezelschap van
relatief slecht presterende ‘Rijnlandse’ economieën, gekenmerkt door dichtgetimmerde productmarkten in combinatie met een gemiddeld
gereguleerde arbeidsmarkt. Rigiditeiten leidden ertoe dat ‘outsiders’ buitengesloten bleven, dat innovatie en nieuwe activiteiten in de
kiem werden gesmoord. De beleidsinspanningen sinds het begin van de jaren negentig zijn erop gericht de positie van Nederland te
verbeteren. Ons land schuift op in de richting van een modern geordende markteconomie, waarin de overheid een eigen
verantwoordelijkheid heeft voor de bevordering van adequate marktwerking. Veel nieuwe initiatieven zijn net geïmplementeerd of nog op
weg naar implementatie, en zullen de komende jaren een stimulans zijn voor de Nederlandse economie. Ook andere EU-lidstaten bewegen
in deze richting. Economische analyse en transparantie van beleid èn toezicht zijn cruciaal voor succes.

Deregulering in Nederland
In de afgelopen jaren heeft de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit de aandacht gericht op een aantal
productmarkten. Onderstaande tabel 4 bevat een overzicht van enkele belangrijke projecten. Hierbij is in de eerste plaats
gekeken naar de helderheid over de economische effecten van de hervorming: was er goed kwalitatief en kwantitatief
onderzoek beschikbaar, en was er consensus over de conclusies van dit onderzoek? Het tweede deel van de tabel heeft
betrekking op de transparantie van het hervormingsproces: was duidelijk wat de hervorming zou inhouden, en wat het
tijdschema zou zijn? De laatste twee kolommen ten slotte geven op basis van publicaties en kamerstukken een evaluatie van
het succes van de hervorming. ‘Succes’ wil hier zeggen: inhoud en tempo zijn intact zoals aanvankelijk gepland. De tabel laat
zien dat met name consensus over de effecten en inzicht in de inhoud van de hervorming van belang zijn voor het slagen van
deregulering.

Tabel 4. Deregulering in Nederland
Hervorming

Kenmerken hervormingsproces
Rapp. economische effecten
Kwal. Kwant. Cons

Winkelsluiting Ja
Spoorwegen
Ja
Energie
Ja
Telecom
Ja
Taxivervoer
Ja
Notariaat
Ja
Stads- en
streekvervoer Ja

Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee

Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee

Resultaat:succes?
Transparantie proces
Inhoud
Tijdschema
Duidelijk Duidelijk
Duidelijk Duidelijk
Duidelijk Open
Duidelijk Open
Duidelijk Duidelijk
Open
Open

Nee

Open

Inhoud
+
+
+
+
?

Open

Tempo
+

+
+
+
?
?

?

Zie ook:
» G.H. Kuper en S.K. Kuipers, Minder regulering, meer prestaties , ESB, 4 december 1996, blz. 992. en
» C.G. Koedijk en J.J.M. Kremers, De inter-oculaire test , ESB, 4 december, blz. 994

1 R.H.J.M. Gradus, Nederlandse economie relatief rigide in Europa, ESB, 12 oktober 1994, blz. 921-924.
2 Zie bijvoorbeeld H.W. de Jong, Rijnlandse ondernemingen presteren beter , ESB, 13 maart 1996, blz. 228-232.
3 C. Winston, Economic deregulation: days of reckoning for microeconomists, Journal of Economic Literature, 1993; S.J. Nickell,
Competition and corporate performance, Journal of Political Economy, 1996.
4 McKinsey Global Institute, Employment performance, 1994.
5 G.J. Stigler, The theory of economic regulation, Bell Journal of Economics, 1971; S. Peltzman, Toward a more general theory of
regulation, Journal of Law and Economics, 1976; G. Becker, A theory of competition among pressure groups, Quarterly Journal of
Economics, 1983.

6 R. Fernandez en D. Rodrik, Resistance to reform: status quo bias in the presence of individual specific uncertainty, American
Economic Review, 1991.
7 Voor een meer uitgebreide beschrijving van de ervaringen in deze en andere landen, zie R.A. Bolhuis en R.H.J.M. Gradus, Deregulering:
ervaringen in het buitenland, ESB, 27 april 1994, blz. 384-389.
8 Zie J.J.M. Kremers, Groeidynamiek in Duitsland, ESB, 27 mei 1992, blz. 512-516.
9 Een recent pleidooi voor transparant en onafhankelijk toezicht in Nederland levert E.E.C. van Damme in Marktwerking en herregulering,
Markt en wet, Schoordijk Instituut, 1996.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur