Ik kan heel gelukkig worden van een goede discussie over marktordening. Het mooie aan zo’n marktordeningsdiscussie is namelijk dat je met een beperkt aantal logisch samenhangende begrippen best verstrekkende conclusies kunt trekken.
Sinds de jaren tachtig groeit de mondiale hoeveelheid data sterk. Ook data-intensieve bedrijven als Google en Amazon zijn steeds belangrijker geworden in het economisch verkeer. Hoe moeten we opkomst van data kwalificeren?
In sommige sectoren kan verplichte datadeling voorkomen dat datagedreven markten omslaan naar een monopolie. Lopende beleidsinitiatieven laten zien hoe de publieke belangen van concurrentie, innovatie en gegevensbescherming met elkaar verenigd kunnen worden.
Met de voortgaande ontwikkeling van digitale technologie neemt de registratie van menselijk gedrag toe, en daarmee de waarde van persoonsgegevens als productiemiddel. Toch bestaan er hiervoor geen wettelijke eigendomsrechten, zoals die voor andere immateriële goederen wel bestaan. Zou dat anders moeten zijn?
Het verzamelen en gebruiken van data is voor veel bedrijven steeds belangrijker geworden. Een datavoorsprong kan immers tot marktmacht leiden. Zou men bedrijven daarom moeten verplichten om hun data te delen, en wat zou dat voor effect hebben op innovatie?
De komende jaren zullen waarborgen voor privacy en repliceerbaarheid elkaar steeds vaker gaan bijten – juist omdat beide dogmatischer worden toegepast.
Bij een conflict met een ondernemer kan de consument terecht bij de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC). Consumenten kunnen met steeds meer verschillende problemen terecht bij de SGC, maar opmerkelijk genoeg heeft dat niet geleid tot meer ingediende klachten.
Huizenbezit is onder migranten minder vanzelfsprekend dan onder niet-migranten met verder vergelijkbare kenmerken. Dit zou erop kunnen duiden dat hypotheekverstrekkers nationaliteit meenemen in hun risicoafweging, ondanks dat dit bij wet verboden is. Vergroot naturalisatie de kans op een huis?
Al geruime tijd wordt er binnen de Nederlandse politiek over een eventuele verruiming van het kraamverlof gediscussieerd. In 2017 maakten bijna negen op de tien vaders direct na de geboorte van het kind gebruik van verlof.
Een brug die open staat, een agenda die kwijt is of een oma die opeens ziek is geworden. Elke middelbareschooldocent hoort dit soort excuses regelmatig langskomen, maar kan vaak moeilijk beoordelen of het waar is of een leugen. Hoe vaak liegen middelbareschoolleerlingen eigenlijk en verschilt dat tussen jongens en meisjes?
Ook nu de economische indicatoren op groen staan, is het maatschappelijk onbehagen niet ineens verdwenen. Kunnen we onbehagen met behulp van gedragswetenschappelijke inzichten beter duiden?