Ga direct naar de content

Problematische schulden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 2 1995

Problematische schulden
Terugkomen van vakantie betekent het doorbladeren
van een dikke stapel kranten en een ’embarras du
choix’: het aanbod van leeswerk is zeer groot terwijl
de beschikbare tijd beperkt is, zodat we een typisch
economisch keuzeprobleem hebben en daarmee meteen weer midden in het vak zitten.
Een van de aardigste stukken die ik las was een
beschouwing van Maarten Huygen over tien vooroordelen jegens de Amerikanen (NRC Handelsblad, 5 augustus). Het eerste vooroordeel gaat over de positie
van de armen. Hij verwijst naar een nog te verschijnen inkomensstudie, opgesteld onder leiding van
T. Smeeding van Syracuse University. Hieruit zou
blijken dat de tien procent armste Amerikanen (index
100) ietsje minder arm zijn dan de Nederlandse
(index 99). Voorts zou blijken dat de armen in het
meest genivelleerde Nederland in absolute zin tot de
allerarmsten van de dertien in de studie vergeleken
landen behoren en minder vrij te besteden hebben
dan de armen uit het minst genivelleerde Amerika.
In dezelfde stapel kwam ik in Trouw (1 augustus)
een discussie tegen over het minimuminkomen in
Nederland, van belang voor de armen. Gerrit Manenschijn, hoogleraar ethiek in Kampen en groot Adam
Smith kenner, heeft de voorstellen van Justitia et Pax
in de bundel Economische Gerechtigheid gekritiseerd. Vele economen zullen zijn zijde kiezen als hij
schrijft: “het zijn vooral de middeninkomens waarop
de lasten van de verzorgingsstaat drukken en die kunnen moeilijk nog zwaarder belast vorden. Verhoging
van de minima zit er niet in”. Hierop volgt een reactie van Jolanda Hennekam van de Arme Kant van
Nederland, met de kop “Waarom mag heel Nederland zeuren over zijn inkomen behalve de minima?”
(Trouw, 5 augustus). Zij verwijt Manenschijn dat met
zijn jammerklacht de Arme Kant niks opschiet.
Misschien, maar met die van haar ook niet.
Een column is een middel bij uitstek om een stelling te betrekken. Bij deze. Ik ben met Van Manenschijn van mening dat het minimuminkomen niet
moet worden verhoogd: als generieke maatregel zou
dat alleen de loonkosten verhogen en de werkgelegenheid in de onderste regionen aantasten. Daar is
genoegzaam over geschreven. Ik vind het ook onjuist
om de positie van de armen teveel te koppelen aan
het minimuminkomen, ook al zijn veel armen daarvan afhankelijk. Er zijn echter ook veel verdieners
van een minimuminkomen die dat inbrengen in een
gezin of een andere samenlevingsvorm, waarbinnen
geen armoede heerst. Maar dat er armoede in Nederland is, is duidelijk. Ik wil dat toespitsen op de positie van de 150.000 a 200.000 huishoudens die in een
problematische schuldensituatie verkeren, hetgeen
betekent dat ze meerdere schulden en roodstanden
hebben en maandelijks niet kunnen rondkomen. De
lezers van ESB wijs ik op het motto dat ik als voorzitter aan het rapport van de Commissie Schuldenproblematiek (augustus 1994) meegaf:

ESB 23-8-1995

“Waar de zelfkant van de welvaart
ongeweten kan bestaan,
leert de hemel ons dat onrecht
door ons alien is begaan.”
Voor mensen met problematische
schulden zijn in Nederland redelijk
veel hulpinstanties, meer dan in de
meeste andere landen. Die verscheidenheid zorgt voor veel hulp, maar
kan er ook toe leiden dat de hulp
niet altijd even effectief is.
Terugkomend op mijn eerdere
stellingname: ik meen dus dat de
minima en de uitkeringen niet moeten worden verhoogd, omdat dat
de werkgelegenheid zou aantasten,
P.B. Boorsma
omdat een generieke maatregel te genereus zou
zijn voor groepen die dat niet nodig hebben, maar
ook omdat daardoor de prikkel om te gaan werken
verder zou verminderen. De huidige regelingen maken het voor mensen met problematische schulden
overigens ook weinig aantrekkelijk om te gaan werken. Bij beslagleggingen op loon of uitkering of deelname aan een schuldsanering van de gemeentelijke
kredietbank gaat er bij het aannemen van een beter
betaalde baan meestal alleen meer geld naar de schuldeiser. Problematische schulden kunnen de werking
van de arbeidsmarkt verstoren.
Om dat laatste probleem aan te pakken moet het
probleem van de problematische schulden worden
aangepakt, op vele manieren. Om de armoede in Nederland voor een deel te verminderen, meen ik dat
de mensen die zijn aangewezen op een uitkering of
op een minimumloon, op onconventionele manier
hulp kan, en – men leze nog eens dat motto – moet,
worden geboden, zonder het loongebouw te verstoren. De Commissie bepleitte reeds een Algemene
Voorzieningenwet, die een uitkering zou kunnen
geven waarbij rekening wordt gehouden met de
(verschillende) vaste lasten. Wellicht moeten we van
de Amerikanen leren om groepen huishoudens meer
hulp in natura te geven. Waarom wel experimenteren
met dienstencheques, en niet met voedselcheques?
Hoe dan ook, laten we in dit rijke land, met zijn
lange traditie van verdeling van de welvaart, meer
doen voor de armen. Het is ook een taak voor de
economen om na te denken over instrumenten om
de armoede te bestrijden zonder dat die de vorming
van het inkomen nadelig bei’nvloeden. Wellicht moet
de gemeente toch gemeentelijke diakenen aanstellen
om direct financiele hulp te bieden. Ook de machtige, wat logge en inefficiente Wereldbank begint
onorthodox te werken, leert een artikel uit het zomerleesaanbod (De bank zit onder de boom met een koffertje geld, Trouw, 17 juli 1995). De Wereldbank gaat
nu ook mini-leningen aan de allerarmsten geven. Wat
gaan we in Nederland extra doen?

l|^^^HlH

Auteur