Ga direct naar de content

Privatiseren of niet?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 19 1995

Privatiseren of niet?
Veel overheidsinstellingen lijken net dieren met twee
zenuwstelsels. Is er een probleem dan zegt het bestuurlijke zenuwstelsel: staart naar links. Maar het
politieke zenuwstelsel stuurt de staart naar rechts.
Zo staat het beest vriendelijk met zijn aars te karnen
maar het schiet niet echt op.
Sinds het optreden van mevrouw Thatcher is de
heersende mening dat je het probleem oplost door
te privatiseren. De privatiseerbaarheid wordt aangegeven door de mate van maatschappelijk belang van
de instelling. Als het wat verder van het algemeen belang afligt, kun je privatiseren, als dat niet het geval
is kun je het maar beter, of langer, als onderdeel van
de overheid handhaven.
De afgelopen tijd blijkt dat dit geen goed criterium is; vice-premier Dijkstal komt, meen ik, de eer
toe dit voor het eerst in het grote publiek te hebben
uitgesproken. Er wordt nu gekeken naar misgegane
privatiseringen en dat is koren op de molen van hen
die liever veel zaken bij de overheid willen houden.
Is privatiseren goed of slecht? Welke instellingen
moet je wel, en welke niet privatiseren?
Het enig andere criterium ligt zo voor de hand
dat je het nauwelijks durft op te schrijven: daar waar
sprake is van concurrentie moet je privatiseren en
waar dat niet het geval is, niet. Zo simpel is het.
Soms moet je concurrentie mogelijk maken, zoals het
wettelijk voorschrijven van tpa (third party access,
het recht van een onderneming tegen betaling het
netwerk te gebruiken van een ander; dit is toegepast
bij de telecommunicatie, het kan in theorie bij de
spoorwegen en het zou kunnen bij energie-infrastructuur). Het argument dat een instelling van groot maatschappelijk belang is, en daarom onder de overheid
moet blijven, is onzin. Bakkerijen vervullen een buitengewoon belangrijke maatschappelijke functie en
het overheidstoezicht kan via norm- en regelgeving
uitstekend worden gewaarborgd.
Neem universiteiten. Men zou ze moeten privatiseren zodanig dat ze rechtstreeks geen cent meer van
de overheid krijgen. Studenten zouden dan een kostendekkende bijdrage moeten betalen. Zij die daarvoor niet de middelen hebben zouden een beurs
kunnen krijgen bij een stichting, die het geld ontvangt dat nu naar de universiteiten gaat. De politick
kan vervolgens bepalen welke criteria moeten worden aangelegd voor het verkrijgen van een beurs. De
ene politieke partij zal hoge rapportcijfers als norm
nemen, een andere misschien de vereiste dat toekomstige Studenten op hun handen kunnen lopen. Voor
de universiteit levert dat geen probleem op. Normen
voor de examens worden door de overheid vastgesteld en door een onafhankelijke commissie gecontroleerd zoals dat al bij veel examens gebeurt. Door op
deze wijze de bestuurlijke verantwoordelijkheid te
scheiden kan er bedrijfsmatig worden geoptimaliseerd en krijgt de politick het primaat waar zij recht
op heeft. Universiteiten zouden dan, als alle profes-

ESB 19-4-1995

sionele bedrijven, verlangen dat
hun medewerkers alle inkomsten in
de pot storten. Afhankelijk van hun
inbreng, in geld, studentenbegeleiding, onderzoek of anderszins, kan
de universiteit dan een marktconform salaris vaststellen. Deze regeling houdt dus in dat iemand als de
heer Bomhoff niet hoeft te verkassen, al zijn we op Nijenrode blij
met zijn komst.
Het komt in feite neer op een
scheiding van machten en dat past
in een lange traditie van westerse civilisatie. Het begon met de scheiding van kerk en staat – nog steeds
niet helemaal gelukt – en in de achtJ.G. Wissema
tiende eeuw met de scheiding van de wetgevende-,
uitvoerende en rechterlijke macht – nog slechter gelukt. Daar komt dan nu de scheiding van politieke
verantwoordelijkheid en van bestuurlijke verantwoordelijkheid bij: geef de politick wat des politicks is en
het bestuur wat des bestuurs is.
Neemt men dit als axioma, en de logica gebiedt
dat te doen, dan zijn ook zelfstandige bestuurlijke organen in situaties waarin geen sprake is van concurrentie, een goede zaak. De vraag is dan hoe men kan
voorkomen dat de kosten daar uit de hand lopen en
dat er geen bestuurlijke wanorde komt. Welnu, in het
bedrijfsleven heeft men daar iets op gevonden, ideaal is het niet, maar het werkt wel. Het heet: Raad
van Commissarissen. In dit geval moet de overheid
wel richtlijnen geven voor de maximale salarissen en
het maximale leasebedrag voor directeuren; die gegeven zijnde komen de verdere kosten dan wel in orde.

371

Auteur