Poolse les
Vorige week vrijdag werd overeenstemming bereikt
over het lidmaatschap van Rusland in het IMF. Tegelijkertijd maakte de G-7 bekend Rusland in 1992
voor $ 18 mrd. aan betalingsbalanssteun te willen
verstrekken, en S 6 mrd. te willen storten in een
stabilisatiefonds voor de roebel.
Deze snelle doorbraken stemmen tot tevredenheid.
Toch is enige terughoudendheid op zijn plaats. Ook
aan Polen is omvangrijke financiele hulp verstrekt,
bestaande uit betalingsbalanssteun, schuldreductie
en een stabilisatiefonds voor de zloty. Hiermee zou
een aanloopperiode worden overbrugd waarin
macro-economische stabiliteit kon worden bereikt
en een begin kon worden gemaakt met de herstructurering van de economic. Desalniettemin werden
in de loop van 1991 onder zware sociale en electorale druk de strakke budgettaire en monetaire teugels
gevierd. Dit was voor het Fonds aanleiding het met
Polen overeengekomen stabilisatieprogramma op te
schorten. Voor Rusland wordt een vergelijkbaar pakket overwogen. Het is daarom zinvol stil te staan bij
de vraag waarop het ruim twee jaar eerder gestarte
Poolse IMF-programma spaak is gelopen.
Op het gebied van de economische liberalisatie is
het nodige bereikt. Met de liberalisering van de
prijzen, handel en buitenlandse investeringen,
met het introduceren van interne convertibiliteit
en mededingingsbeleid en met het hervormen
van het eigendoms- en ondernemingsrecht is de
institutionele basis voor een markteconomie gelegd. Voorts is de hyperinflatie beteugeld en de
zloty gestabiliseerd. Daarentegen stuit de omschakeling van de grote industriele staatsbedrijven
naar marktgerichte produktie op grote problemen. Door de trage aanpassing, het verlies aan
traditionele afzetmarkten – de Comecon-handel is
in 1991 gehalveerd – en de toenemende concurrentie lopen de afdrachten van de staatsbedrijven
aan de schatkist – in 1988 goed voor 70% van de
staatsinkomsten – terug. Hierdoor ontstaat een
vicieuze cirkel tussen structurele aanpassing en
macro-economische stabiliteit. Wegens het ontbreken van een belastingdienst kan de daling van de
staatsinkomsten vooralsnog niet worden gecompenseerd door de belastingbasis uit te breiden
naar de gestaag groeiende particuliere sector (van
29.000 naar 50.000 bedrijven in 199D. Tegelijkertijd nemen de uitgaven aan sociale voorzieningen
hand over hand toe. Gegeven het noodzakelijke
evenwicht op de begroting kunnen onvoldoende
middelen worden vrijgemaakt om de herstructurering van de grote industriele staatsbedrijven te
begeleiden. De herstructurering komt ook niet via
de particuliere sector vanzelf op gang. Vanwege
het stringente monetaire beleid is er sprake van
kredietschaarste en torenhoge rentevoeten. Daarnaast is er nog geen functionerende kapitaalmarkt
voorhanden. Herstructurering is echter essentieel
om de van oudsher monopoloide staatsbedrijven
tot de markt te bekeren. Zonder herstructurering
gaan de verhoopte voordelen van de economi-
ESB 8-4-1992
sche liberalisatie aan de staatssector voorbij, en
daarmee aan het leeuwedeel van de Poolse economic.
Daarnaast doet zich een tweede vicieuze cirkel
voor: de wisselwerking tussen trage herstructurering, het uitblijven van buitenlandse investeringen
en de beperkte toegang tot westerse markten voor
industrieprodukten als textiel, chemicalien en staal.
De Poolse industrie is relatief sterk op deze sectoren gericht. Buitenlandse investeerders zullen niet
snel in deze sectoren investeren – en westerse banken zullen aan Poolse investeerders geen kredieten
verstrekken – als de mogelijkheid om harde valuta’s
te genereren wordt beperkt. Zonder westers kapitaal zal het privatiseringstempo niet versnellen; uiteindelijk zal dit leiden tot onnodige kapitaalvernietiging. Het aanpassingsbeleid wordt dan voor een
onmogelijke keus geplaatst: liquidaties die het maatschappelijke draagvlak voor de aanpassingen ondergraven of subsidies die de macro-economische stabiliteit bedreigen.
Een derde oorzaak voor het vastlopen van de Poolse aanpassingen is dat met de omschakeling van de
staatssector naar marktgewijze produktie een veel
langere tijdhorizon gemoeid is dan de drie jaar van
het stabilisatieprogramma van het IMF. Zelfs onder
ideale omstandigheden zijn structurele veranderingen een tijdrovende aangelegenheid. Het relatief
beperkte Britse privatiseringsprogramma onder
Thatcher profiteerde van een geavanceerde kapitaalmarkt, ruime aanwezigheid van particulier initiatief
en een overdaad aan expertise. Desalniettemin nam
de privatisering van vijftig staatsbedrijven tien jaar
in beslag. Bij de herstructurering van de Oostduitse
industrie beschikt de Treuhand over vrijwel onbeperkte middelen. Toch zijn ook daar de complicaties zodanig dat deze installing na twee jaar nog een
groot deel van de Oostduitse economic in portefeuille heeft. Polen mist kapitaal, kapitaalmarkten, expertise en particulier initiatief. Daarnaast zijn de te realiseren structurele aanpassingen (8000 te privatiseren
grote ondernemingen, afwachtende investeerders,
uitgaven aan infrastructuur en milieu, kosten van
een sociaal vangnet, conflicten tussen doelmatigheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid) van
een nog niet eerder vertoonde aard en omvang.
Natuurlijk is het goed dat het IMF waakt over de
macro- economische stabiliteit. Daarbij dient het
echter niet de hoofddoelstelling, de omschakeling
van de economic, uit het oog te verliezen.
De conclusie moet zijn dat de ondersteuning van
het transformatieproces niet tot financiering beperkt
kan blijven. Zonder afdoende begeleiding bij de herstructurering van grote staatsbedrijven naar marktgerichte ondernemingen, met name via het overdragen van kennis en het openstellen van markten,
loopt de transformatie vast.
A.R.G.J. Zwiers
Auteur
Categorieën