Ga direct naar de content

Italiaanse verkiezingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 8 1992

Anternationaal

^

Italiaanse
verkiezingen
Regeringen regeren slechts kort in
Italic. Daarom is het ook voorbarig
om ervan uit te gaan dat de verkiezingen van afgelopen zondag en
maandag iets zullen oplossen. De
problemen zijn alleen maar nog duidelijker op tafel gekomen. De winst
die de rechts-populistische Lega
Nord heeft behaald zal de tegenstellingen tussen het rijke Noorden en
het arme Zuiden, de Mezzogiorno,
alleen maar versterken. En ook zonder die tegenstelling zijn de economische problemen waarmee Italic
kampt al groot genoeg.
Sinds 1983 groeide de Italiaanse economic met gemiddeld 3,5% per jaar,
vooral gebaseerd op een florerende
export. Maar de recessie die de wereldeconomie in haar greep heeft
gaat aan Italic niet voorbij. Na een
geringe daling in 1990 is de industriele produktie in 1991 wederom gedaald. En ook de exportontwikkeling stond onder druk. Mede daardoor stijgt de werkloosheid weer.
Voor dit jaar wordt een werkloosheidspercentage van minimaal 11%
verwacht. Dat is een onderschatting,
omdat verschillende grote ondernemingen momenteel een beroep
doen op de Cassa Integrazione, een
fonds waaruit tijdelijke arbeidstijdverkorting wordt betaald. Daarnaast
blijft de inflatie hardnekkig op een
hoog niveau steken en bedraagt momenteel ongeveer 6%.
De groeivertraging die reeds in 1990
inzette zal dit jaar nog wel voortduren. Hoewel de OESO het herstel
eerder verwachtte (zie tabel 1),
wordt een echte opleving op zijn
vroegst in de tweede helft van dit
jaar verwacht maar waarschijnlijker
is dat de economic pas volgend jaar
echt gaat aantrekken. En dit herstel
zal door een aantal factoren eerder
belemmerd dan bevorderd worden.
Italic kampt al jaren met grote tekorten op de overheidsrekening en een
daardoor fors opgelopen staatsschuld. De industriele structuur van
Italic is zwak. En er is een groot welvaartsverschil tussen Noord en Zuid.

I. 358 **••

Overheidsfinancien en EMU
De Italiaanse overheidsrekening vertoont al jaren een fors tekort. In
1991 bedroeg het bijna 10% van het
bnp en mede daardoor is de staatsschuld nu opgelopen tot 100% van
het bnp. Om de staatsschuld op het
huidige niveau te stabiliseren is minimaal een primair overschot, dat is
het saldo exclusief de rentebetalingen, van 2,75% vereist. Op dit moment is daar geen sprake van. Pogingen om het tekort te reduceren zijn
de afgelopen jaren op niets uitgelopen. Kort geleden werd de financiele wereld opgeschrikt door het niet
echt ongebruikelijke bericht dat dat
ook dit jaar wederom niet zal lukken. Als oorzaken van de tegenvallende ontwikkeling worden de tragere groei en de daarmee samenhangende teruglopende belastingopbrengsten genoemd. Het onvermogen van de Italiaanse politici om dit
probleem effectief aan te pakken
was voor Moody’s aanleiding om de
kredietwaardigheid van Italic in juni
1991 naar beneden toe bij te stellen.
Het is niet goed voorstelbaar dat de
derde en laatste fase van de EMU in
zal gaan zonder een van de zes
grondleggers van de EG. Maar Italic
voldoet niet aan alle toetredingseisen. Het financieringstekort gaat de
gestelde norm van 3% (van het bbp)
verre te boven, de staatsschuld is
veel hoger dan de vereiste 60% en
ook de inflatie is met 6% te hoog.
Het zal voor Italic een heksentoer
zijn om in 1997 aan deze voorwaarden tot toetreding te kunnen voldoen. Een van de eerste taken van
de nieuwe Italiaanse regering zal
dan ook zijn om een geloofwaardig
pakket maatregelen samen te stellen
dat er op gericht is weer grip te krijgen op de Overheidsfinancien, Dat
pakket zal er in financiele termen
weer net zo uitzien als alle andere
tot nog toe gepresenteerde pakketten. De belastingontvangsten zullen
worden verhoogd, bezuinigingen
worden aangekondigd en uit de privatiseringen van de omvangrije
staatsbelangen zullen ontvangsten
worden gegenereerd.
Het eigenlijke probleem is de uitvoering van dat pakket. Belangrijk is dat
de politici, ten eerste, het overheidsapparaat en de door de overheid gecontroleerde sectoren weer efficient
laten draaien. Te vaak vinden benoemingen plaats om politieke redenen
in plaats van op deskundigheid en
vakbekwaamheid. Ten tweede zullen politici niet toe moeten geven
aan de waan van de politieke dag.

De gezondheidszorg en de pensioenvoorzieningen zijn bij voorbeeld beruchte geldverslinders, maar dat kan
alleen maar omdat de politici aangekondigde saneringsmaatregelen
vaak op het laatste moment niet laten doorgaan, niet zelden om electorale redenen.

Concurrentiekracht
In Italic zijn de loonstijgingen de
produktiviteitsstijgingen veelal te boven gegaan. Daardoor komen de
winstmarges onder druk en daarmee
de internationale concurrentiepositie
van het Italiaanse bedrijfsleven. In
het verleden werd dit gecompenseerd door een combinatie van hoogwaardige kwaliteit van de exportprodukten, een niet al te zichtbare
bescherming van de binnenlandse
markt en een sluipende depreciatie
van de lire. Sinds de toetreding tot
de smalle band van het wisselkoersmechanisme van het EMS is dit laatste in principe niet meer mogelijk.
En ook de andere voordelen zijn
niet meer zo vanzelfsprekend als zij
ooit waren.
Tot voor kort was de Italiaanse
markt door allerlei maatregelen vrij
ontoegankelijk. In 1986, het laatste
jaar waarvoor gegevens beschikbaar
zijn, waren in Italic meer importgoederen aan non-tarifaire handelsbelemmeringen onderhevig dan in
welk ander OESO-land dan ook1.
Daarvan was een aantal multilateraal
maar ook bilaterale arrangementen
maakten deel uit van het pakket.
Ook subsidies, vooral voor investeringen in het Zuiden en overheidsaanbestedingen belemmerden de
buitenlandse concurrence.
Veel van deze maatregelen worden
momenteel getoetst op hun rechtsgeldigheid onder de EG-regelgeving.
Aangenomen mag worden dat een
niet gering aantal van deze regelingen verboden zal worden.
En daarmee blijft er nog een punt
over: de kwaliteit van het Italiaanse
exportprodukt. In een aantal sectoren is Italic nog steeds toonaangevend. Op modegebied geldt dat, en
wie in Nederland schoenen koopt,
koopt al snel schoenen ‘made in Italy’. Ook in de produktie van consumenten-elektronica en machinerie is
Italic een van de belangrijkste producenten ter wereld, vooral gebaseerd
op zijn design-kwaliteiten. Dit zijn

1. Zie OESO, Economic Surveys, Italic,
1990/91.

echter sectoren waarin gebruik ge-

heden geld in de ontwikkeling van

loosheid in het Zuiden. In 1990 be-

maakt wordt van reeds ver ontwikkelde en gestandaardiseerde techno-

de Mezzogiorno gestoken. In de eer-

droeg de werkloosheid in het Noor-

ste periode vooral door het subsidieren van investeringen. Dit heeft de
verschillen in arbeidsproduktiviteit
gereduceerd en een positieve in-

den 6,5% en in het Zuiden 20%. En
dan zien we een ander structured
probleem in de Mezzogiorno maar
even over het hoofd: de inefficiente

vloed gehad op de werkgelegen-

en vaak corrupte lokale overheden

heid. Maar in het algemeen bleven
de realisaties achter bij de verwachtingen. De grote, met behulp van de

die niet zelden zijn gelieerd aan de
mafia.

Italiaanse overheid opgezette bedrij-

Conclusie

ven waren vaak basisindustrieen die
voor hun grondstoffen van het buitenland afhankelijk waren en andere

De nieuwe Italiaanse regering staat
voor een moeilijke opdracht. Het reduceren van het overheidstekort zal

logieen. Juist in die sectoren is de
internationale concurrentie het
scherpst. Italic wordt daarbij gehinderd door een industriele structuur
die wordt gedomineerd door kleine
bedrijven. Er zijn wel een paar grote
industriele conglomeraten waarvan
het particuliere Fiat veruit het bekendste is, maar voor de rest zijn het

vooral kleine bedrijven met minder
dan honderd werknemers. Die hebben wel de sterke Italiaanse positie
gecreeerd. Zij hadden de flexibiliteit
en het vermogen om snel op veranderingen in de smaak van het publiek te reageren.
Langzamerhand wordt duidelijk dat
de kwaliteit van de Italiaanse produkten alleen niet meer voldoende
is om de concurrentie met het bui-

tenland aan te gaan. Vooral Japanse
en Zuidoostaziatische bedrijven bedrijven slagen er in de Italiaanse de-

sign-kwaliteiten te koppelen aan
massaproduktie, waardoor zij schaalvoordelen kunnen plukken die buiten het bereik van de kleine Italiaan-

se ondernemingen blijven.

Regionale verschillen
Noord-Italie, vooral Lombardije en

Piemonte, behoort tot de rijkste gebieden van Europa. Zuid-Italie, de
Mezzogiorno, daarentegen is een
van de armste. De produktie per
hoofd en de produktiviteit in de Mezzogiorno bedragen 55% respectievelijk 70% van die in Noord-Italie2.
Sinds de tweede wereldoorlog heeft
de centrale overheid grote hoeveel-

intermediaire produkten vaak uit het

een groot aantal impopulaire maatre-

Noorden haalden. De verwachte uitstralingseffecten bleven uit, de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf kwam niet goed van de
grond en de mogelijkheden voor
endogene groei in de Mezzogiorno
werden onvoldoende benut.
Na 1967 is het overheidsbeleid gericht geweest op het wegwerken van
regionale inkomensverschillen. Regionale loondifferentiatie mocht niet
meer. Bepalend voor de loononderhandelingen werd de situatie in
Noord-Italie. Met desastreuze gevolgen voor het Zuiden. De loonstijgingen, die in het Noorden gerechtvaardigd waren, waren dat in het Zuiden
niet. Dit beroofde het Zuiden van
zijn belangrijkste comparatieve voor-

gelen vergen. De snel naderende Europese interne markt noopt tot het
meer openstellen van de Italiaanse
markt voor buitenlandse concurrentie. En de opkomst van de Lega
Nord geeft aan dat fundamentele wij-

zigingen in het ontwikkelingsbeleid
ten opzichte van het Zuiden noodzakelijk zijn. Zo niet, dan is op termijn
een grondige herziening van de
staatkundige structuur in Italic niet
uitgesloten. Het zal heel wat politick
vernuft vergen om het noodzakelijke
programma alleen al vast te stellen,
maar voor de uitvoering is vooral

ook standvastigheid nodig. Aan dat
laatste heeft het in Italic veelal ontbroken.

deel: relatief lage arbeidskosten. Het

Harry Oldersma

uiteindelijke resultaat is dat de loonkosten per eenheid produkt in het
Zuiden momenteel hoger zijn dan in
het Noorden met als gevolg dat bedrijven wegblijven en de ontwikkeling van het Zuiden belemmerd
wordt. Dit vertaalt zich dan in een
grote en vooral ook structurele werk-

De auteur is werkzaam bij het Ministerie
van Economische Zaken, bij het directoraat voor de Buitenlandse Economische
Betrekkingen. Hij dankt P.A. Karsdorp
voor nuttig commentaar. Dit artikel is op
persoonlijk titel geschreven.

Tabel 1. Kerngegeveus Italie, veranderlngen in procenten ten opzicbte van bet
vorigejaar, volume

1990

1991

1992

1993

2,7

Particuliere consumptie
Overheidsbestedingen
Investeringen

2,6
1,2

2,8

1,0

3,0

-0,2

1,7

3,1
1,2
3,5

Binnenlandse vraag

2,0

1,5

2,4

2,9

Export
Import

7,5
6,7

2,5

3,9

5,3
6,1

6,1
6,8

Bbp

2,0

1,0

2,0

2,5

Inflatie
Industriele produktie
Werkloosheid

6,3

6,4

0
11,2

-2,1
10,9

5,4
1,7

4,9
3,3
10,7

Bron: OESO, Economic outlook, nr. 50.

ESB 8-4-1991

1,2

10,8

2. Zie OESO, Economic surveys, Italie,
1989/90.

359

Auteur