Ga direct naar de content

Pensioenhervormingen in het VK

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 9 2006

De overheid in het Verenigd Koninkrijk is begin jaren tachtig
als eerste land in Europa begonnen met het aanpassen van
het systeem van overheidspensioenen. Met het oog op de
voorziene vergrijzing van de bevolking streefde men er naar
om de verhouding publiek/privaat aan te passen van 60/40
naar 40/60.
et Britse overheidspensioen kent twee
componenten. Dit betreft ten eerste een
basispensioen (Basic State Pension, BSP)
voor iedere ingezetene van circa 150 pond
per week. Voor werknemers wordt dit basispensioen
aangevuld met een eveneens op omslag gefinancierd
aanvullend pensioen van overheidswege dat een relatie
heeft met arbeidsduur en inkomen. Dit is het State
Earnings Related Pension Scheme (SERPS), in 2002
omgezet in de State Second Pension (S2P) regeling.
Sinds het begin van de jaren tachtig is sprake geweest van een aantal hervormingen die gericht was
op het verminderen van de uitgaven aan overheidspensioenen. Dit is op de eerste plaats gerealiseerd
door een neerwaartse aanpassing van het niveau van
de pensioenuitkering. Daarnaast werden de Britse
werknemers aangemoedigd om de opbouw van
aanspraken via het aanvullend overheidspensioen
in te ruilen voor kapitaalgedekte pensioenopbouw
op individuele grondslag, de zogenaamde Personal
Pensions, die verzorgd worden door financiële
instellingen (banken en verzekeraars). Deze Personal
Pensions zijn in feite beschikbare premie regelingen
(Defined Contribution, DC).
Een groot deel van de werknemers bouwt daarnaast
ook pensioenen op via de pensioenregelingen bij hun
werkgever. Deze kapitaalgedekte regelingen waren
in de naoorlogse periode vooral vormgegeven als
eindloonregelingen en ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds. In de tweede helft van de jaren
negentig zijn tal van Britse ondernemingen overgegaan op het stopzetten van het aanvullende pensioen
via een systeem van toegezegde uitkeringen (Defined
Benefit, DB) en hebben in de plaats hiervan DC
regelingen ingevoerd. In eerste instantie werden deze
nog door de ondernemingen zelf verzorgd, maar meer
en meer ging men er toe over om het werknemerspensioen als personal pension account vorm te geven en
het beheer door banken, verzekeringsinstellingen en
andere financiële instellingen te laten verzorgen. Met
de overstap naar personal pensions werden de risico’s
in de financiering van aanvullende pensioenen verschoven van de werkgever naar de werknemer.
In dit artikel wordt ingegaan op de ervaringen met
personal pensions in het Verenigd Koninkrijk.

H

DAVID BLAKE
Cass Business School,

Hervormingen

City University London &

Sinds begin jaren tachtig is het Britse pensioensysteem onderhevig geweest aan hervormingen. Met

Director Pensions Institute

name de aanpassingen van de Conservatieve regeringen van Margaret Thatcher en John Major zijn van
betekenis geweest. Dit heeft onder meer geleid tot
de volgende veranderingen:
• aanpassing van de indexatiegrondslag van de
Basic State Pensioen: van loonindexatie naar
prijsindexatie,
• verlaging van de opbouw onder SERPS met
eenderde,
• aanmoediging van contracting out uit SERPS
in ruil voor een verlaging van de premiebijdrage
ten behoeve van de sociale zekerheid; met de
daarmee ontstane ruimte zouden werknemers
pensioenkapitaal gaan opbouwen via een personal
pension rekening bij een bank of een verzekeraar,
• de afschaffing van verplichte deelname aan
pensioenregelingen van ondernemingen; dit leidde
tot een daling van deelname tot minder dan vijftig
procent,
• aanmoediging van contracting out uit pensioenregelingen van ondernemingen ten gunste van
pensioenopbouw via een personal account.
Figuur 1 laat zien dat de hervormingen ten aanzien
van het overheidspensioen op termijn tot lagere
pensioenuitkeringen leiden. De kosten voor de overheid bleken echter hoger uit te komen dan verwacht.
Mensen die uit SERPS stapten kregen wel het recht
om later opnieuw in SERPS terug te keren. Dit was
voor de overheid erg duur door de hoge zogenaamde
backservice-kosten die hiermee gepaard gingen:
de overheid repareerde de opbouw die in de tussenliggende periode was gemist. Voor mannen vanaf
42 jaar en vrouwen vanaf 34 jaar was het aantrekkelijk om terug te keren. Deze backservicekosten zijn
hoger naarmate de deelnemer ouder is. Dit zette de
overheid ertoe aan om hoge leeftijdsafhankelijke afslagen te introduceren om de terugkeer naar SEPRS
te ontmoedigen.

Problemen met Personal Pensions
figuur 1

Overheidspensioen op moment van pensionering voor een individu; als % van het gemiddeld inkomen
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 2040 2050 2060

basispensioen alle ingezetenen
aanvulling werknemers (S2P)

aanvulling werknemers (SERPS)

Bron: Government Actuary’s Quinquennial Review of the
National Insurance Fund, April 2000, GAD

ESB

9 februari 2007

71

internationaal

Pensioenhervormingen in het VK

Pensions Mis-selling scandal
Hoewel de werknemers werden aangemoedigd om SERPS pensioenopbouw in te
ruilen voor opbouw via personal pensions was er nauwelijks of geen regelgeving
die waarborgde dat deze omzetting ook in het belang was van de betrokkenen.
Veel werknemers werden door financiële adviseurs van de aanbieders van personal pensions aangezet om over te stappen, ook al zou die overstap voor die
werknemers onaantrekkelijk zijn. Uit later onderzoek is gebleken dat van de
500.000 werknemers die tussen 1988 en 1999 de overstap maakten van pensioenfondsregelingen naar personal pensions maar liefst negentig procent onjuist
werden geadviseerd. De kosten die gemoeid waren om verkeerde beslissingen te
herstellen bedroegen 13,5 miljard pond (Pensions Commission, 2006).
Lage inleg
Bij personal pensions is de inleg laag. In de DB regelingen is de totale premieinleg circa achttien procent van het salaris. Bij een personal pensions storten
de werknemers gemiddeld drie procent van hun salaris. Dit wordt in veel gevallen aangevuld met een storting van de werkgever in de orde van grootte van zes
procent van het salaris.
Slecht product ontwerp
Er ontbreekt regelgeving ten aanzien van de kosten en opslagen die in rekening
mogen worden gebracht door de financiële instellingen die personal pensions
verzorgen. Gemiddeld gaat negentien procent (met uitschieters naar boven tot
28 procent) van de inleg en aangroei op aan in rekening gebrachte kosten voor administratie en vermogensbeheer. Daarnaast ontbreekt inzicht in de kostenopbouw.
Veel houders van personal pensions rekeningen stoppen na verloop van tijd met
inleg. Slechts 16 procent van de werknemers die al 25 jaar over een personal
pension rekening beschikken hebben een continue inleg. Bij aanvang van een
personal pension account worden de kosten die over de gehele looptijd gemaakt
moeten worden vooraf ten laste gebracht van polishouders. De netto-opbouw
in de eerste jaren is dan ook laag. Werknemers die al na vier jaar stoppen zijn
84 procent van de inleg kwijt aan in rekening gebrachte kosten.
Wat zijn de redenen voor de lage vervolginleg?
• Reactie op teleurstellende performance van de dure en slecht gestructureerde
personal pension producten.
• Regelmatige inleg is problematisch voor polishouders met een variabel inkomen
of voor polishouders die korter of langer werkloos zijn.
• Nieuwe baan bij een werkgever met een pensioenregeling voor zijn werknemers.
De gelden van de polishouders worden vaak belegd zonder specifiek doel ten
aanzien van de uitkomst. Veel aanbieders van personal pensions volgen min of
meer dezelfde beleggingsstrategie (kuddegedrag). Vaak is deze gekenmerkt door
veel risico en vooral ook door een hoge mate van bewerkelijkheid die veel inkomsten genereert voor de aanbieders.
Personal pensions moeten voor een groot deel verplicht worden omgezet in
annuïteiten. Dit verklaart waarom deze markt zo groot is vergeleken met andere
landen. Vandaag de dag is de verkoop van annuïteiten in het Verenigd Koninklijk
meer dan 50 procent van de verkoop van soortgelijke producten in de rest van
de wereld.
Ook de annuïteitenmarkt in het VK heeft niet het beste voor met de consument.
De producten zijn allereerst behept met hoge kosten. De kosten van gelijkblijvende
annuïteiten zijn tien procent van de inlegsom, die van oplopende annuïteiten
14 procent. Er is sprake van een hoge concentratie, er zijn slechts vier grote aanbieders. Verder is de advisering slecht. In veel gevallen worden stellen aangezet
tot het afsluiten van annuïteiten op één leven (man), want dat geeft de hoogste
uitkering (Pensions Commission, 2006).

toekomst verhinderen dat. Ook is niet te verwachten
dat de trend tot sluiting van genereuze DB regelingen bij ondernemingen gekeerd kan worden. De druk
van de wereldwijde concurrentie is gewoon te groot.
De oplossingen zullen dan ook moeten aangrijpen
bij de personal pensions zelf. Het is daarbij van
wezenlijk belang dat de perioden van opbouw en
uitkering in een integraal kader worden beschouwd.
Eerst moet duidelijk zijn welk pensioenkapitaal
nodig is om een gewenst inkomensniveau tijdens
de oude dag te realiseren, rekening houdend met
risico’s als verwachte resterende levensduur, inflatie
en rente. Vervolgens kan in beeld worden gebracht
wat de premie-inleg en de beleggingsstrategie
tijdens de opbouwfase moet zijn om het gewenste
pensioenkapitaal te realiseren. Deze aanpak vereist
dynamisch programmeren. Van belang is verder
ook dat front loading – de praktijk om de kosten
over de gehele looptijd vooraf in rekening te brengen – wordt verboden en dat alleen de periodieke
daadwerkelijke kosten in rekening kunnen worden
gebracht. Daarnaast dienen vermogensbeheerders
zich te beperken tot passief management. Actief vermogensbeheer bij personal pensions heeft zich tot
dusverre onderscheiden door onbekwaamheid om de
markt te verslaan. Ook zou moeten worden gereguleerd dat de in rekening te brengen vermogenskosten
sporen met de daadwerkelijke – lage – kosten van
passief beheer. Een belangrijk risico is de stand van
de rente op moment waarop opgebouwd personal
pensions kapitaal moet worden omgezet in annuïteiten. Hoe hoger (lager) de rente, des te hoger (lager)
de annuïteit. Hier is te denken aan de inkoop tijdens
de opbouwfase van uitgestelde annuïteiten, zodat
het rentestandrisico wordt gespreid over de tijd. Ook
is te denken aan het indekken tegen renterisico met
hulp van derivaten.

Slot
In de afgelopen 25 jaar is het Britse pensioensysteem ingrijpend versoberd. Maar de gevolgen
hiervan worden pas over 20 à 30 jaar duidelijk,
omdat dan pas duidelijk zal worden wat de doorgevoerde aantasting van het Britse pensioensysteem
in de praktijk betekent.

LITERATUUR
Blake, D., A. Cairns & K. Dowd (2001) PensionMetrics:
Stochastic Pension Plan Design and Value at Risk during
the Accumulation Phase. Insurance: Mathematics & Economics,
29 (2), 187-215.

Oplossingen

Blake, D., A. Cairns & K. Dowd (2003) PensionMetrics 2:

Het is niet aannemelijk dat de problematische staat van de Britse personal pension regelingen tot aanpassingen zal leiden. Een verhoging van de reële waarde
van de uitkeringen van overheidspensioenen tot niveaus vergelijkbaar met die
van begin jaren tachtig zit er niet in. De demografische verhoudingen nu en in de

Stochastic Pension Plan Design during the Distribution

72

ESB

9 februari 2007

Phase, Insurance: Mathematics & Economics, 33 (1), 29-47.
Pensions Commission (2006) Implementing an integrated
package of pension reforms: The Final Report of the Pensions
Commission’. www.pensionscommission.org.uk

Auteur