Ga direct naar de content

Pensioen en verplichtstelling

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 15 1996

Pensioen en verplichtstelling
Aute ur(s ):
Jeurissen, J.T.A.M. (auteur)
De auteur is directeur Algemeen Beleggingsbeleid b ij de Stichting Pensioenfonds ABP. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4058, pagina 450, 15 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
pensioenen

In hun artikel ‘De presaties van pensioenverzekeraars’ pleiten Eichholtz en Koedijk voor een heroverweging van de verplichting
om te participeren in een bepaald pensioenfonds omdat de bedrijfspensioenfondsen naar hun mening in het algemeen niet goedkoper
werken dan ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars. Hun onderzoeksresultaten zijn betwistbaar. En hun conclusie gaat
voorbij aan een essentieel effect van de verplichtstelling: risicodeling.
Al geruime tijd speelt de introductie van (meer) marktwerking in de sfeer van aanvullende pensioenen een rol in maatschappelijke
discussies. Smaakmakers daarbij zijn gevleugelde woorden als flexibilisering en maatwerk. Tegen die achtergrond hebben Eichholtz
en Koedijk recent een artikel in ESB gepubliceerd onder de titel ‘De prestaties van pensioenverzekeraars’ (17 april). In hun artikel
pleiten ze voor een heroverweging van de verplichtstelling omdat de pensioenkosten van ondernemingspensioenfondsen,
bedrijfspensioenfondsen en verzekeraars ” …niet significant van elkaar afwijken.”
De verplichtstelling heeft betrekking op de mogelijkheid die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft om desgevraagd
deelname in een pensioenregeling verplicht te stellen voor werknemers in een hele bedrijfstak. Bij de introductie (1949) van de
verplichtstelling was het doel om tegen te gaan dat werkgevers lagere prijzen konden berekenen door lagere arbeidskosten als ze niet aan
een bedrijfspensioenregeling gebonden waren.
Anno 1996 gaat het om een andere gedachte. Als werkgevers vrij zijn in hun keuze om de pensioenregeling onder te brengen bij een
bedrijfspensioenfonds, ondernemingspensioenfonds of een verzekeraar ontstaat er concurrentie tussen de verschillende aanbieders,
hetgeen prijs en kwaliteit van het pensioenproduct ten goede zou moeten komen.
Welvaart en pensioen
Eichholtz en Koedijk baseren hun stelling op pensioenratio’s, de verhouding van pensioenpremies en salarissom. Zo’n kengetal kan hun
vèrstrekkende conlusie alleen dragen als het betrekking heeft op het wezen van de pensioenvoorziening. En dat nu is niet het geval. Als
hun onderzoek juist zou zijn, waarover later meer, hadden ze hooguit kunnen concluderen dat de keuze voor al dan niet verplicht stellen
op andere gronden gemaakt dient te worden.
In essentie biedt een pensioen zekerheid ten aanzien van de levensstandaard tijdens de oude dag. Dat gaat gepaard met risico’s (langleven-risico en inflatierisico). Afhankelijk van de omstandigheden kunnen deze risico’s leiden tot overschotten of tekorten van een
pensioenfonds. Een noodzakelijk herstel van het financieel evenwicht kan leiden tot lagere of hogere premies, of eventueel aanpassing
van het pensioen. Een pensioenregeling is dus een vorm van risicodeling tussen jonge en oude deelnemers van het pensioenfonds.
Een dergelijk ‘contract’ kan niet verschaft worden door de markt. Zonder verplichtstelling is de vereiste risicosolidariteit niet te
organiseren. Als in een bepaalde tijdsperiode de reële rendementen achterblijven bij de rekenrente dan ontstaan back-servicelasten en
dienen actieven meer premie af te dragen. Werknemers zullen pogen hoge inhaalpremies te ontlopen, bijvoorbeeld door werk te
aanvaarden bij bedrijven met een nog jong pensioenfonds. Verder zullen concurrerende aanbieders bedrijven met bijvoorbeeld een jong
personeelsbestand separaat verzekeren waardoor bedrijfspensioenfondsen met slechte risico’s blijven zitten. In goed Nederlands: men
poogt de krenten uit de pap te halen, in het jargon spreekt men van adverse selectie. Om dit soort ongewenste effecten te voorkomen zou
opheffen van de verplichtstelling onherroepelijk gepaard moeten gaan met de introductie van risicovereveningsregels. Zo niet dan wordt
de basis onder de welvaarts- cq. waardevaste pensioenregeling weggehaald. De oudere werknemers en de post-actieven zijn hiervan de
dupe. Zoals al gezegd gaat de pensioenratio van Eichholtz en Koedijk voorbij aan deze kern van de zaak en hun conclusie berust
derhalve op drijfzand.
Kosten
Eichholtz en Koedijk hebben de pensioenratio’s van 122 ondernemingen vergeleken over een periode van tien jaar. De pensioenratio is
de pensioenpremie als percentage van de salarissom. Ze concluderen: “ons resultaat wijst er op dat particuliere pensioenverzekeraars
gemiddeld het goedkoopst zijn”. De Verzekeringskamer heeft in een onderzoek geconcludeerd dat de verzekeraars juist de hoogste
uitvoeringskosten hebben. Eichholtz en Koedijk scheppen verwarring door te spreken over goedkoop en tegelijkertijd een kengetal te
gebruiken dat behalve door uitvoeringskosten ook bepaald wordt door beleggingsopbrengsten en premies. Hierdoor hebben indirect

ook verschillen in het pensioenproduct en in het verzekerdenbestand een grote invloed op dit kengetal. In feite worden appels met peren
vergeleken.
Verstandiger lijkt het om af te gaan op de bevindingen van de Rekenkamer. Die stroken ook met de logica van aspecten als schaalgrootte
en het ontbreken van een winst-oogmerk bij bedrijfspensioenfondsen.
Transparantie
De onderzoekers hebben hun toevlucht genomen tot jaarverslagen van ondernemingen, omdat pensioenfondsen niet verplicht zijn een
jaarverslag te publiceren. Eichholtz en Koedijk pleiten ervoor een dergelijke verplichting wel op te leggen. Ook de Verzekeringskamer
beveelt dat aan. Grotere fondsen brengen zo’n jaarverslag wel uit en gaan in feite nog verder dan dat. Via de organisatie WM worden de
beleggingsresultaten van fondsen op een onderling vergelijkbare wijze gemeten en tussen de fondsen uitgewisseld. Een volgende stap
is de publicatie van deze resultaten (zie kader Rendementen van pensioenfondsen). In dat opzicht geldt hopelijk voor verzekeraars:
goed voorbeeld doet goed volgen.
Slot
‘Meer marktwerking’ verwijst naar discussies over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid en burger. Eichholtz en
Koedijk hebben die fundamentele discussie een slechte dienst bewezen door betwistbare onderzoeksresultaten te publiceren en daaraan
een conclusie te verbinden over opheffing van de verplichtstelling, die de reikwijdte van hun onderzoek ver overschrijdt.
Verplichtstelling raakt de kern van het pensioenstelsel: intergenerationele risicodeling. Via de markt kan die niet bewerkstelligd worden.
Handhaving van de verplichtstelling is dan ook geboden. Temeer daar vanwege het lange termijn opbouwkarakter van pensioenen de
weg terug heel moeilijk is. Dat neemt niet weg dat pensioenfondsen volstrekt marktconform moeten opereren in termen van flexibiliteit,
kosten, service en rendement.
Zie in deze discussie ook:
» L.Hoffman, Keuzevrijheid: heeft dat zin?;
» G.W. Euverman en CH.J.A. Oor, De berekening van de pensioenratio’s;
» en het naschrift; M.P.A. Eichholtz en P.G. Koedijk, Meer transparantie, meer prestatiegerichtheid.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur