Pavitts patent op innovatie
Aute ur(s ):
Hospers, G.J. (auteur)
De auteur is lector Strategisch Management aan Saxion Hogescholen en universitair docent Economie aan de Universiteit Twente.
G.J.Hospers@utwente.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4413, pagina 426, 5 september 2003 (datum)
Rubrie k :
Erflater
Tre fw oord(e n):
innovatie
Het empirische werk van de onlangs overleden econoom Pavitt werpt een nieuw licht op het duistere debat over de kenniseconomie.
In ons land staat de kenniseconomie opnieuw hoog op de politieke agenda. Zo is er onlangs een Innovatieplatform opgericht waarin
vertegenwoordigers van de overheid, het onderwijs en het bedrijfsleven onder leiding van premier Balkenende nadenken over de wijze
waarop de Nederlandse kenniseconomie op een hoger plan kan komen. Maar wat is ‘de kenniseconomie’ eigenlijk? Deze onduidelijkheid
is illustratief voor de leegheid van veel economische debatten over de rol van kennis, technologie en innovatie. Het is opvallend hoe
weinig moeite gedaan wordt om deze noties te preciseren en te classificeren.
Een econoom die zich zijn hele werkzame leven heeft ingespannen om in deze onduidelijkheid enige orde te scheppen is Keith Pavitt.
Deze onlangs overleden Brit was in de jaren zestig en zeventig één van de grondleggers van de economie van innovatie. Onder zijn
leiding groeide het SPRU (Science and Technology Policy Research Unit) aan de Universiteit van Sussex uit tot een onderzoekscentrum
met wereldfaam en werd Research Policy hét tijdschrift op het terrein van innovatiestudies.
Pavitts taxonomie
Pavitt heeft een grote bijdrage geleverd aan de empirische studie van innovatie. Zo publiceerde hij veel over technologie-indicatoren,
innovatiestijlen en meetproblemen. Het meest bekend is zijn innovatietaxonomie die in talloze landen, regio’s en sectoren is toegepast.
Het artikel waarin dit concept wordt gepresenteerd is een echte klassieker in de innovatie-economie1. De taxonomie is een ideaaltypische
indeling die kennisintensieve bedrijvigheid groepeert op basis van de wijze waarop bedrijven nieuwe kennis verwerven en tot innovatie
komen.
Pavitt onderscheidt vijf typen innovatieve bedrijven. Allereerst grote ‘science-based’-ondernemingen. Deze bedrijven verrichten
hoogwaardig technologisch onderzoek met het oog op fundamentele productinnovatie. Tegenover deze hoogwaardige bedrijvigheid
staan informatie-intensieve ondernemingen in de (zakelijke) dienstverlening zoals banken, uitgevers en reisorganisaties. Deze bedrijven
kopen hun procesinnovaties grotendeels in via de aanschaf van software en systemen. Aanbodgedomineerde bedrijven doen ook
weinig tot niets aan innovatie; zij zijn klein en voor nieuwe kennis grotendeels afhankelijk van toeleveranciers die machines en materiaal
leveren. Een stuk kennisintensiever zijn de gespecialiseerde toeleveranciers, zoals producenten van medische apparatuur en precisieinstrumenten. Schaalintensieve bedrijven ten slotte zijn groot, ontwikkelen zelf procesinnovaties en kunnen profiteren van
schaalvoordelen in de productie van bulkgoederen en duurzame consumptiegoederen.
Pavitts taxonomie is niet meer dan een classificatieschema om de gedachten te ordenen. Tegelijkertijd geeft de enigszins karikaturale
taxonomie juist een meer genuanceerde kijk op de kenniseconomie.
Maatwerk vereist
In de hedendaagse kenniseconomie kunnen beleidsmakers het nodige leren van Pavitts aanzetten tot een empirische studie van
innovatie. Voor de deelnemers aan het Innovatieplatform biedt met name zijn taxonomie nuttige tips. Om te beginnen geeft Pavitt aan dat
een ongericht innovatiebeleid weinig zin heeft. In de kenniseconomie vereist elk type bedrijf een andere aanpak. In de praktijk wordt dat
vaak vergeten. Zo ontwikkelen veel steden in ons land in de buurt van universiteiten en hogescholen een kennis-park waarop allerlei
typen innovatieve bedrijven een plaats moeten krijgen. Bezien vanuit Pavitts indeling is dat riskant. Vanwege de nabijheid van dergelijke
kennisinstellingen is zo’n park weliswaar nuttig voor een ‘science-based’ bedrijf, maar een informatie-intensieve onderneming heeft meer
aan een representatieve plek in het stadscentrum.
Daarnaast dwingt Pavitts taxonomie beleidsmakers ertoe om na te denken op welke kennisintensieve activiteiten een land zich dient te
richten. Moet Nederland bijvoorbeeld investeren in ‘witte jassen’-bedrijven als Philips of moeten we zuinig zijn op ‘bluecollar’-bedrijven in
de zware industrie? Het zou goed zijn als het Innovatieplatform onze economie aan de hand van Pavitts taxonomie of een vergelijkbare
classificatie nader in kaart zou brengen. Zo’n typologie kan verhelderend werken in de lege discussies over ‘de’ Nederlandse
kenniseconomie en gericht beleid mogelijk maken.
Pavitt heeft zijn innovatieve wetenschappelijke bijdragen niet gepatenteerd. Door zijn empirische benadering verdient hij echter patent
op zijn baanbrekende werk over de economie van innovatie.
Gert-Jan Hospers
1 K. Pavitt, Sectoral patterns of technical change: towards a taxonomy and a theory, Research Policy, 1984, blz. 343 -373. Zie ook K.
Pavitt, Technology, management and systems of innovation, Edward Elgar, Cheltenham, 2000.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)