Parallelle privatisering van de WAO:
een ingebakken mislukking?
J.M. Bekkering*
V
olgens de plannen van bet kabinet moeten bedrijfsverenigingen met private
verzekeraars gaan concurreren op bet terrein van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De gedachte hierachter is dat concurrentie tussen publieke en private
verzekeraars beidepartijen scherp houdt. Door de verschillen in financieringssystematiek — omslagstelsel versus rentedekking — is bet echter waarschijnlijk dat een
derpartijen de anderepartij van de markt verdringt. Daardoor komt van de beoogde
concurrentie niets terecht. Een mogelijke oplossing is dat beide partijen geleidelijk
overstappen op bet systeem van rentedekking in plaats van omslag.
Onlangs heeft het kabinet aan de SER advies gevraagd over de voorgenomen privatisering van de
WAO1. Volgens deze plannen zullen bedrijfsverenigingen niet langer het monopolie hebben van de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Werkgevers zullen namelijk ook de mogelijkheid krijgen om het
WAO-risico onder te brengen bij een private verzekeraar. Daardoor ontstaan meer prikkels voor preventie
en rei’ntegratie, waardoor het gebruik van de WAO
zal kunnen dalen, hopelijk zo sterk dat het niet meer
nodig is om de uitkeringen te verlagen.
In dit artikel ga ik eerst in op de plannen van het
kabinet. Vervolgens signaleer ik een probleem dat te
maken heeft met de verschillen in financieringssystematiek tussen particuliere verzekeraars en bedrijfsverenigingen. Daardoor ontstaat een instabiele markt.
Ten slotte volgt een schets van een oplossing in de
vorm van een geleidelijke overstap op rentedekking.
De kabinetsplannen
De oorsprong van de kabinetsplannen ligt in twee adviezen van de SER en de WRR . De filosofie achter
deze adviezen is dat uitvoeringsorganisaties er zelf
belang bij moeten hebben dat zij hun taak goed uitvoeren, doordat zij op hun prestaties worden afgerekend. Een manier om dat te bereiken is om de uitvoerders op een vrije markt te laten concurreren met
andere uitvoerders. Vandaar de gedachte om particuliere verzekeraars toegang te verschaffen tot de
markt voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Voor de verzekeraars gaat het niet echt om iets
nieuws. Ook tegenwoordig bestaan er particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen: voor zelfstandigen, voor excedentrisico’s3, en natuurlijk het bekende WAO-gat.
Bij het openstellen van de markt voor particuliere
verzekeraars moet aan een aantal voorwaarden wor-
den voldaan, om volledige toegankeliikheid tegen
een betaalbare premie te waarborgen . De markt
moet zo worden georganiseerd, dat risicoselectie van
de kant van verzekeraars en antiselectie van de kant
van verzekerden zoveel mogelijk wordt tegengegaan.
Anders krijgen bepaalde groepen geen toegang tot
de verzekering, omdat zij een verhoogd risico vormen, zoals bij voorbeeld chronisch zieken. Maar dat
zijn nu juist de groepen voor wie de arbeidsongeschiktheidsverzekering bedoeld is.
Het beste middel om antiselectie tegen te gaan is
een verplichte verzekering in te voeren. Vandaar dat
het kabinet de minimum polisvoorwaarden vaststelt
voor de verzekering die een werkgever voor zijn
werknemers afsluit. Om risicoselectie door verzekeraars te bestrijden gaat het om collectieve verzekeringen op het niveau van bedrijven. Dit middel heeft
goed gewerkt bij de verzekering van het WAO-gat:
het waarborgfonds voor chronisch zieken dat was opgericht om de toegang voor moeilijk verzekerbare
groepen zeker te stellen, heeft uiteindelijk maar weinig mensen hoeven op te nemen. Voor de nieuwe pri-
* De auteur is stafmedewerker bij de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid. Zij bedankt DJ. Wolfson en
R.G.E. Drost voor commentaar op een eerdere versie.
1. Adviesaanvrage dd. 6 februari 1995 van het kabinet aan
de SER over de kabinetsvoornemens ten aanzien van ZW,
WAO en AAW.
2. SER, advies inzake de regionalisering van de uttvoeringsorganisatie van de werknemersverzekeringen, SER-advies
94/09, Den Haag, 1994; en WRR, Belang en beleid; naar
een verantwoorde uitvoering van de werknemersverzekeringen, Rapporten aan de Regering, nr. 45, Sdu uitgeverij, Den
Haag, 1994.
3. Dat is het risico boven de maximumgrens voor de WAO.
4. Zie voor een uitgebreide uiteenzetting hierover J.M. Bekkering, Private verzekering van sociale risico’s, WRR-voorstudie V84, Sdu uitgeverij, Den Haag, 1994.
vate WAO-verzekeringen zou de toegankelijkheid
nog minder een probleem moeten vormen, omdat
het in tegenstelling tot het WAO-gat om een verplichte verzekering gaat. Zolang de collectiviteiten maar
groot genoeg zijn, zal de hogere premie voor werknemers met verhoogd risico gemakkelijk kunnen worden verspreid over de andere deelnemers aan het collectief. Vandaar dat vezekeraars, bij de verzekering
van het WAO-gat, alleen voor kleine collectiviteiten
rekening hebben gehouden met de medische dossiers van te verzekeren werknemers.
Een ander soort risicoselectie door de verzekeraars wordt juist wel als positief beoordeeld. Namelijk niet risicoselectie van personen, maar van bedrijven. Dit wordt bereikt door vergaande
premiedifferentiatie op het niveau van bedrijven.
Daardoor betaalt elk bedrijf voor zijn eigen WAO-ers.
Het bedrijf is namelijk de plaats waar beslissingen
worden genomen over het arbo-beleid. Door premiedifferentiatie in te voeren per bedrijf worden werkgevers dus gestimuleerd om een goed arbo-beleid te
voeren, waardoor de WAO-instroom zal gaan dalen.
De eerste ervaringen met de wijzigingen in de Ziektewet hebben al laten zien dat zulke prikkels buitengewoon effectief kunnen zijn5. De concurrentie tussen
verzekeraars zorgt er bovendien voor dat verzekeraars ook belang hebben bij een lage WAO-instroom:
daardoor kunnen zij immers lagere premies vragen,
wat een duidelijk concurrentievoordeel oplevert. In
^ Instroom jaar 1
zekeraars de belangen van die groepen goed moeten
dienen. Dit is het uitgangspunt van de zogenaamde
‘parallelle privatisering’.
Om te bereiken dat de verzekeraars hun verantwoordelijkheid voor preventie en reintegratie waarmaken, is het nodig dat zij geconfronteerd worden
Deze organisatie van de markt kan alleen effectief zijn, als er een evenwicht ontstaat waarbij de
twee partijen (publieke bedrijfsverenigingen en particuliere verzekeraars) naast elkaar bestaan. Om te onderzoeken of dat zal gebeuren is het zinvol om de
verschillen tussen de twee partijen op een rijtje te zetten. Dat gebeurt in label 1.
Een belangrijk verschil tussen publieke en private
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is de wijze van
financiering. Publieke verzekeringen worden gefinancierd via het omslagstelsel: elk jaar is de som der betaalde premies in beginsel gelijk aan de som der uitkeringen. Private verzekeraars hanteren het
rentedekkingsstelsel: bij arbeidsongeschiktheid wordt
de contante waarde van de toekomstige uitkeringen
direct gereserveerd. De premie-opbrengsten in een
jaar zijn dus gelijk aan de contante waarde van de
toekomstige uitkeringen van degenen die in dat jaar
met alle kosten van een eventuele uitkering. Alleen
arbeidsongeschikt zijn geworden.
dan kunnen zij namelijk de juiste afweging maken
van de kosten van preventie- en reintegratieprojecten
tegenover de baten in de vorm van bespaarde uitkeringen. Dat is een argument tegen het mini- of basisstelsel. In zo’n stelsel neemt de overheid een deel
van de uitkering over, zodat de verzekeraar minder
voordeel heeft van preventie en reintegratie . Deze
overweging is de reden dat het kabinet de AAW en
WAO wil integreren.
Het verschil tussen omslag en rentedekking
wordt duidelijk uit figuur 1, waar geschetst wordt
hoe onder het omslagstelsel het premieverloop is
voor de WAO-instroom van het jaar 1. De premie
voor die generatie WAO-ers is steeds maar een klein
deel van de totale WAO-omslagpremie. In het jaar 1
is het grootste deel van de omslagpremie bestemd
voor de oude gevallen, dus de instroom van voor het
jaar 1. In latere jaren leggen de nieuwe gevallen, de
instroom van jaar 2 en later, steeds meer beslag op
de premie. Tot het jaar 8 is de helft van de premie nodig om uitkeringen te betalen voor de oude gevallen,
waaraan dus in het jaar 1 nog weinig te doen is. Beleid om het aantal WAO-ers terug te dringen zal dan
de praktijk van het WAO-gat is ook al gebleken dat
verzekeraars zeer actief zijn op het gebied van pre-
ventie en reintegratie.
Bedrljfsverenigingen en verzekeraars
In het voorgaande is gebleken dat de concurrentie
tussen twee soorten uitvoerders een belangrijk element is in de kabinetsplannen. De gedachte is dat de
twee soorten aanbieders van WAO-verzekeringen elkaar min of meer in bedwang zullen houden: doordat er efficiente verzekeraars op de markt zijn, moeten bedrijfsverenigingen efficient werken, en doordat
er aanbieders op de markt zijn die bestuurd worden
door werkgevers en werknemers, zullen private verTabel 1. Bevoegdbeden van de twee soorten aanbieders van arbeidsongescbiktbeidsverzekeringen
Bedrijfsverenigingen
Private verzekeraars
Omslagstelsel
Beperkte premiedifferentiatie
Rentedekking
Volledige premiedifferentiatie
ESB 1-3-1995
ook maar heel geleidelijk in de premie tot uiting komen: als de instroom in jaar 1, en het aantal nieuwe
gevallen, zouden halveren, dan zou dat pas vanaf ongeveer het jaar 4 tot een substantiele daling van de
premie leiden.
5. Volgens het laatste kwartaalverslag van de Sociale Verzekeringsraad waren in het derde kwartaal van 1994 29.334
personen langer dan 26 weken ziek, tegen 35.574 een jaar
daarvoor. Dat is een daling met 18%.
6. Zie ook: F. van der Ploeg en C.N. Teulings, De vermoedelijke ineffectiviteit van de WAO-maatregelen, ESB, 23 juni
1993, biz. 576-579.
Figuur 1.
Premieverloop
onder bet
omslagstelsel
De rentedekkingspremie voor de WAO-instroom
van het jaar 1 is gelijk aan de contante waarde van
alle zwarte blokjes in figuur 1. Kortom, de omslagpre-
mie in een jaar hangt af van de voorraad WAO-ers,
terwijl de rentedekkingspremie bepaald wordt door
de WAO-instroom in hetzelfde jaar. De rentedekkingspremie is vanzelfsprekend lager dan de omslagpremie, omdat nu eenmaal de contante waarde van een
stroom uitkeringen lager is dan de som der uitgekeerde bedragen.
De figuur maakt ook duidelijk dat een abrupte
overgang van omslag naar rentedekking duur is: als
zo’n omslag in het jaar 1 gebeurt, dan moet nog tientallen jaren, naast de volledige rentedekkingspremie,
ook nog een fors bedrag aan omslagpremie voor de
oude gevallen worden betaald. Volgens een onderzoek van het Verbond van Verzekeraars verdubbelt
de premie direct na de overgang op rentedekking
van ruim 9 naar ruim 18 procent, en duurt het gemiddeld 12 jaar tot de rentedekkingspremie lager is dan
de omslagpremie .
Volgens de plannen van het kabinet betekent opting-out dat bedrijven die de WAO-verzekering in de
private markt willen onderbrengen, daarmee overstappen van omslag naar rentedekking. Zij moeten
echter nog steeds een — dalende — omslagpremie blijven betalen aan hun oude bedrijfsvereniging, immers
de lopende uitkeringen moeten ‘afgefinancierd’ worden8.
De hoogte van de rentedekkingspremie vormt
een drempel tegen de overstap naar een particuliere
verzekeraar. Volgens kranteberichten zou dit ook expliciet de bedoeling zijn van het kabinet . Door de
overstap te bemoeilijken zou het kabinet hopen te bereiken dat veel bedrijven in het collectieve systeem
blijven. De rol van de particuliere verzekeraars is dan
beperkt tot een dreiging: als bedrijfsverenigingen erg
inefficient zijn bij het omlaag brengen van de WAOinstroom, zullen bedrijven de overstap naar de particuliere sector maken, en anders niet.
• Bedrijven met een lager WAO-risico dan hun premie rechtvaardigt zullen het eerst hun bedrijfsvereniging verlaten. Deze moet daarom de WAO-premie verhogen, hetgeen weer nieuwe bedrijven
stimuleert om naar de private sector over te stappen. Uiteindelijk zijn alle bedrijven bij de bedrijfsvereniging vertrokken, en de bedrijfsvereniging
kan de lopende uitkeringen niet meer betalen. Dat
is ongewenst.
Als de eerstgenoemde mogelijkheid werkelijkheid
wordt is de hele opting-out maatregel in feite voor
niets geweest: bedrijfsverenigingen concurreren namelijk niet onderling met elkaar. Volgens het Verbond van Verzekeraars duurt het twaalf jaar voordat
de omslagpremie hoger is dan de rentedekkingspre-
mie, wanneer men uitgaat van gelijke veronderstellingen over WAO-instroom en reintegratie. Na die
twaalf jaar duurt het nog een jaar of tien voor de initiele kosten zijn terugverdiend. Het kabinet vraagt dus
van bedrijven die voor opting-out kiezen om een erg
lange tijdshorizon te hanteren. Onder deze omstandigheden is het niet waarschijnlijk dat er ook maar
een bedrijf voor opting-out zal kiezen, zelfs als bedrijfsverenigingen erg inefficient zijn wat betreft preventie en reintegratie .
De situatie wordt gunstiger voor het rentedekkingsstelsel, naarmate bedrijfsverenigingen minder
mogelijkheden hebben voor premiedifferentiatie. In
dat geval zijn er namelijk bedrijven waarvoor de omslagpremie is gebaseerd op hogere WAO-instroom
dan de rentedekkingspremie, zodat een kortere periode dan twaalf jaar geldt. Als er al bedrijven naar de
private sector en het rentedekkingsstelsel overstappen dan zijn dat dus juist die bedrijven die de bedrijfsverenigingen graag willen behouden: bedrijven
met een veel lager WAO-risico dan hun premie rechtvaardigt, en/of bedrijven die recent hun WAO-risico
omlaag hebben gebracht. In dat geval ontstaat het tegenovergestelde probleem: geen verdringing van private verzekeraars, maar van bedrijfsverenigingen.
Instabiele markt
Om de private verzekeraars te compenseren voor
hun handicap wat betreft de financieringswijze, krijgen zij meer mogelijkheden voor premiedifferentiatie10. Uit uitspraken van staatssecretaris Linschoten
blijkt dat hij verwacht dat de twee partijen, elk met
hun eigen voor- en nadelen, naast elkaar op verschillende deelmarkten zullen kunnen opereren . Het is
echter waarschijnlijker dat een soort aanbieder de ander van de markt verdringt. Dan ontstaat het gewenste evenwicht dus niet. Er zijn twee mogelijke manieren waarop dat kan gebeuren.
• Indien rentedekking initieel erg veel duurder is
dan het omslagstelsel, zal geen enkel bedrijf de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in de private
sector onderbrengen. De dreiging van private verzekeraars is dan dus niet effectief, en er is geen
sprake van parallelle privatisering. Private verzekeraars zullen zich in dit geval van de markt terugtrekken, omdat zij een zekere minimumomzet nodig hebben om verzekeringen aan te kunnen
bieden.
7. Bron: bijlage II van de adviesaanvrage. Volgens tabel 1
van deze bijlage is de omslagpremie voor ‘oude gevallen’
9,7% van de loonsom en de rentedekkingspremie 9,1%.
8. Overigens is het ook mogelijk dat het bedrijf een afkoopsom betaalt voor de ‘eigen nieuwe oude gevallen’, of ze inkoopt bij de private verzekeraar.
9. NRC Handelsblad, 4 februari 1995, voorpagina. Staatssecretaris Linschoten heeft dit overigens tegengesproken.
10. Dit houdt tevens verband met het EG-recht. Een concurrentievoordeel voor publieke ten opzichte van private verzekeraars dat ontstaat door de financieringssystematiek is
uitsluitend te rechtvaardigen als de publieke verzekeraar
een duidelijke ‘sociale’ rol speelt. Die ‘sociale’ rol zou dan
tot uiting komen doordat de publieke verzekeraar, in tegenstelling tot de private, enigszins aan herverdeling doet tussen bedrijven met een hoge en lage WAO-instroom.
11. Toespraak voor de algemene ledenvergadering van het
GAK op 20 december 1994.
12. Als de bedrijfsvereniging inefficienter is dan de private
verzekeraar worden de perioden natuurlijk korter. Maar
zelfs als een private verzekeraar de WAO-schade weet te
halveren, dan nog duurt het tien jaar tot het bedrijf zijn investering heeft terugverdiend.
Een zichzelf versterkende uittocht bij bedrijfsvereni-
gingen (de tweede genoemde mogelijkheid) kan op
ge beleid. Daarom is het rentedekkingsstelsel beter
geschikt als stimulans om de instroom in de WAO te
beperken. Dit kan worden geillustreerd aan de ontwikkeling van het aantal WAO-ers in 1994. De instroom is in dat jaar gedaald van 103.900 naar 89.700,
dus met 14%. De voorraad is gedaald van 805.300
naar 790.500, dus met slechts 2%. Als de WAO nu
met rentedekking was gefinancierd had de premie in
verschillende manieren op gang komen. Het kan beginnen met een faillissement of inkrimping van een
vrij groot bedrijf (bij voorbeeld DAF of Fokker). Dat
bedrijf betaalt voortaan geen, of veel minder, WAOpremie aan de bedrijfsvereniging. De uitkeringen van
arbeidsongeschikten die van dat bedrijf afkomstig
zijn, lopen echter wel door. De premie zal moeten
worden omgeslagen over de andere bedrijven die bij
de bedrijfsvereniging zijn aangesloten. Dat maakt opting-out aantrekkelijk, vooral voor bedrijven met een
lage WAO-instroom. Voor de eigen WAO-ers zal een
afkoopsom betaald worden aan de bedrijfsvereniging, of ze worden ‘ingekocht’ bij de private verzekeraar. De bedrijfsvereniging zal de premie moeten ver-
Een ander voordeel van rentedekking betreft de
kosten/baten-afweging voor preventie en reintegratie. Op het moment dat een verzekerde arbeidsongeschikt wordt, reserveert de verzekeraar een flink bedrag voor de toekomstige uitkeringen. De koopsom
van een lijfrente tot het 65e jaar voor een 55jarige man die het minimumloon verdient, is ruim
hogen in de toekomst: de WAO-ers van het failliete
/ 250.000, en dat loopt op tot ruim/ 450.000 voor
of ingekrompen bedrijf drukken op een kleiner
draagvlak. Daardoor wordt het voor andere bedrijven
voordelig om de overstap naar de private sector te
maken. Hoe minder mogelijkheden de bedrijfsvereniging heeft voor premiedifferentiatie, hoe eerder zo’n
uittocht op gang zal komen. Stel dat de bedrijfsvereniging maar een risicoklasse mag invoeren. Dan komt
opting-out in beeld voor alle bedrijven met een minder dan gemiddelde WAO-instroom. Zijn er drie risicoklassen, dan zullen alle bedrijven die onder het gemiddelde zitten binnen him eigen risicoklasse,
opting-out gaan overwegen. Door opting-out zal dan
dus altijd het gemiddelde WAO-risico bij de bedrijfsvereniging stijgen.
Zo’n uittocht kan heel goed optreden bij een bedrijfsvereniging die een efficient beleid voert ter bestrijding van de WAO-instroom, maar waar eenvoudig veel bedrijven failliet gaan, bij voorbeeld de
bouw. Bovendien is een dergelijke uittocht, als hij
eenmaal op gang is gekomen, niet meer te stoppen
door een verbetering van het preventie- en reintegratiebeleid13. Immers, de winst daarvan komt veel te
langzaam in de premie tot uiting, zoals figuur 1 laat
zien. Een bedrijfsvereniging die een goed preventieproject opzet voor alle aangesloten bedrijven, gooit
min of meer zijn eigen glazen in. Want juist voor een
bedrijf dat kort geleden de WAO-instroom drastisch
heeft zien dalen, is opting-out aantrekkelijk.
een man met een modaal inkomen . Het bedrag dat
een verzekeraar moet reserveren voor een arbeidsongeschikte is minder dan deze koopsommen, omdat
de verzekeraar rekening houdt met reintegratie. Niettemin valt een aanzienlijk bedrag vrij als de verzekerde herstelt. De verzekeraar heeft nu een sterke prikkel om de verzekerde te helpen (aangepast) werk te
vinden, en zal graag bereid zijn om daar ook in te investeren, bij voorbeeld door scholing of aanpassingen op de werkplek1 . Ook inspanningen voor preventie leveren de verzekeraar op korte termijn
rendement op: er hoeft minder gereserveerd te wor-
Het omslagstelsel is de oorzaak
1995 met 14% kunnen dalen, in plaats van 2%l .
den dan voorspeld. Omdat een lagere WAO-instroom
vertaald wordt in lagere premies voor de werkgever,
heeft ook de werkgever op korte termijn voordeel
van inspanningen voor preventie en reintegratie.
Het rentedekkingsstelsel heeft nog meer goede
kanten. Een bekend voordeel is dat er een contract is
waar partijen aan gebonden zijn. Private verzekeraars
kunnen niet, als de verzekerde eenmaal arbeidsongeschikt is, de polisvoorwaarden veranderen. Overgang
op een ander arbeidsongeschiktheidscriterium, of verlaging van de uitkeringen, is natuurlijk mogelijk,
maar kan slechts voor nieuwe gevallen worden ingevoerd, na een expliciete wijziging van de polis. Daardoor hebben verzekerden dus de mogelijkheid om tijdig op een eventuele wijziging te reageren.
Vaak wordt gesteld dat rentedekking leidt tot een
sociale verzekeringsbreuk, vergelijkbaar met de bekende pensioenbreuk. Deze angst is onterecht. Een
belangrijk verschil tussen private arbeidsongeschikt-
De problemen die in het voorgaande zijn geschetst,
heidsverzekeringen en pensioenen is dat er bij de
worden veroorzaakt door het omslagstelsel. Als bedrijfsverenigingen hun premie baseren op rentedekking, dan heeft het geen gevolgen voor lopende uitkeringen als bedrijven naar een andere verzekeraar
overstappen. Ook faillissementen en inkrimpingen
veroorzaken geen problemen, omdat de reservering
voor de lopende uitkeringen al is gemaakt op het moment dat het bedrijf failliet gaat of inkrimpt.
Bovendien kan de bedrijfsvereniging een bedrijf
dat zijn WAO-instroom omlaag weet te brengen, direct belonen met een lagere premie, zodat de kans
dat het bedrijf vertrekt veel kleiner wordt. Figuur 1
laat zien dat de omslagpremie afhangt van het arbobeleid dat het bedrijf in het verleden heeft gevoerd,
terwijl de rentedekkingspremie afhangt van het huidi-
eerste geen kapitaalreserve hoeft te worden gevormd
voor werknemers. Immers, bij pensioenen moet er
op het 65e levensjaar kapitaal beschikbaar zijn en bij
ESB 1-3-1995
13. Ook niet door het instellen van een maximumpremie
voor de bedrijfsvereniging, zoals het kabinet oppert in de
adviesaanvrage. De bedrijfsvereniging moet namelijk wel
een kloppende boekhouding hebben, dat wil zeggen dat
ontvangen premies gelijk zijn aan betaalde uitkeringen.
14. Bron: Kerncijfers van het College van Toezicht Sociale
Verzekeringen. Het betreft herleide uitkeringsjaren. De cijfers voor 1994 zijn geraamd.
15. Geschat op basis van een rente van 4% en de sterftecijfers van de CBS-bevolkingsprognose 1984.
16. In hoeverre dit blijft gelden bij het nieuwe arbeidsonge-
schiktheidscriterium, is niet bekend.
Figuur 2.
Geleidelijke
uitbreiding
van de
rentedekkings-
WAO
[ZW|
|ZW|
1996
WAO
|
WAO
2000
2005
2010
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is dat niet het
geval. De rentedekkingspremie is een eenjarige risicopremie; er wordt geen kapitaal gevormd dat een
werknemer mee zou moeten nemen naar een eventuele nieuwe werkgever en verzekeraar . Privatisering
van de WAO zal dus geen pensioenbreuk-achtige problemen veroorzaken.
Geleidelijke overgang op rentedekklng
Het rentedekkingsstelsel heeft dus een aantal voordelen boven omslag:
• een betere kosten/baten afweging voor preventie
en rei’ntegratie;
• betere grondslag voor premiedifferentiatie;
• meer rechtszekerheid voor arbeidsongeschikten;
• geen sociale-zekerheidsbreuk;
• stabiele concurrentieverhoudingen.
Daarom is het interessant om de impliciete redenering van het kabinet eens om te draaien. In plaats
van “de overgang op rentedekking is zo duur dat be-
drijfsverenigingen maar beter het omslagstelsel kunnen blijven hanteren” kunnen we ook stellen “als bedrijfsverenigingen dezelfde financieringssystematiek
moeten hanteren als private verzekeraars, betekent
dit een overgang naar het rentedekkingsstelsel. Vanwege de initieel hoge kosten moet dat geleidelijk gebeuren”.
Een abrupte verdubbeling van de premies is natuurlijk ongewenst. Een meer geleidelijke overgang
valt te bereiken door de periode waarop rentedekking van toepassing is, langzaam uit te breiden. Een,
zuiver indicatief, voorbeeld staat in figuur 2. Stel dat
in het jaar 1996 zowel bedrijfsverenigingen als verzekeraars verplicht zijn om arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aan te bieden die uitkeren gedurende
drie jaar, en die met rentedekking worden gefinancierd. Wie in 1996 arbeidsongeschikt wordt, krijgt
Het is goed mogelijk om een variant van dit voorstel uit te werken, waarbij de totale premie niet in
een keer met 10 procentpunten stijgt, maar bij voorbeeld gedurende 10 jaar een procentpunt hoger is
dan de omslagpremie die anders zou zijn betaald. Weliswaar stijgen dan de collectieve lasten, maar daar
staan de voordelen van het rentedekkingsstelsel tegenover. Bovendien, omdat het aantal WAO-ers dit
jaar voor het eerst begint te dalen, zou de feitelijke
stijging van de premie minder zijn dan die ene procentpunt. De operatic komt dan neer op het uitstellen van een verlaging van de collectieve lasten.
Conclusie
In dit artikel is betoogd dat er grote voordelen, maar
ook risico’s zijn verbonden aan concurrence tussen
bedrijfsverenigingen en private verzekeraars bij de
WAO. De voordelen zijn dat er meer stimulansen ontstaan voor preventie en rei’ntegratie. Maar doordat bedrijfsverenigingen het omslagstelsel hanteren en private verzekeraars uitgaan van rentedekking, ontstaat
een instabiele markt. Het is waarschijnlijk dat op termijn ofwel de bedrijfsverenigingen dfwel de private
verzekeraars van de markt verdwijnen.
Private verzekeraars krijgen geen kans om tot de
markt door te dringen, als de rentedekkingspremies
veel hoger zijn dan omslagpremies. Bedrijfsverenigingen daarentegen lopen het risico dat een uittocht van
bedrijven met lage WAO-schades ontstaat. De oorzaak van dit probleem is het omslagstelsel, gecombineerd met het feit dat bedrijfsverenigingen minder
mogelijkheden krijgen tot premiedifferentiatie. Overigens zijn premiedifferentiatie en het omslagstelsel
niet met elkaar te verenigen, omdat de omslagpremie
afhangt van het arbo-beleid in het verleden, en premiedifferentiatie is bedoeld om het huidige beleid in
de premie te verwerken.
Daarom is het aan te bevelen dat bedrijfsverenigingen en private verzekeraars aan exact dezelfde
voorwaarden worden onderworpen qua financiering
en qua premiedifferentiatie. Een geleidelijke overgang op rentedekking, door langzaam de periode
waarop de rentedekking betrekking heeft uit te breiden, kan veel problemen voorkomen. Daardoor
komt het doel dichterbij waarom het allemaal begonnen was: een doelmatiger uitvoering van de WAO,
minder onnodig gebruik, daardoor een lager WAOvolume, en dus beperking van de kosten zonder dat
de uitkeringen worden verlaagd.
Joke Bekkering
dus (na een jaar Ziektewet) over de periode 19972000 een uitkering via deze verzekering. Daarna
wordt de uitkering overgenomen door het landelijke
omslagfonds. In 1997 daalt de landelijke omslagpremie (door sterfte en pensionering), en er is dus ruimte om de rentedekkingsperiode uit te breiden, stel tot
vier jaar. Ook in 1998 en 1999 kan de rentedekkingsperiode weer verder worden uitgebreid. In 2000 worden de arbeidsongeschikten van 1996 opgenomen in
het omslagfonds, zodat de landelijke omslagpremie
niet daalt. Maar in 2001 is er wel weer ruimte om de
rentedekkingsperiode verder uit te breiden.
Mb.
17. Deze eenjarige risicopremie hangt af van de leeftijd en
het geslacht van de verzekerde werknemers. Maar in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, hoeft de premie voor
ouderen niet veel hoger te zijn dan voor jongeren. Dat
komt door twee tegengestelde risicofactoren: met de leeftijd stijgt de kans op arbeidsongeschiktheid, maar de omvang van de eventuele schade daalt, omdat de uitkering
korter duurt.