Ga direct naar de content

Op zoek naar algemeen economen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 11 1999

Op zoek naar algemeen economen
Aute ur(s ):
Bergeijk, P.A.G. van (auteur)
Verb onden aan De Nederlandsche Bank en OCFEB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4218, pagina 615, 3 september 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

“Schaarse algemeen-economen”. Het is een vreemde en onwezenlijke uitdrukking. Alsof onze vakbroeders in den dop de geheimen
van de varkenscyclus niet of onvoldoende doorgronden als zij moeten kiezen wat ze na de propedeuse gaan doen. Toch tekent de
schaarste aan denkkracht zich in ons vakgebied opmerkelijk scherp af.
Ik ben als Rotterdamse macro-econoom opgegroeid in het begin van de jaren tachtig met de dwingende notie dat ik mijn colleges
economie onvermijdelijk zou moeten missen als ik ‘s ochtends niet ruim op tijd in de collegebanken plaats had genomen. Er waren
destijds ruim duizend studenten economie in een studiejaar aan de Erasmus Universiteit. De virtuele professor was dan ook al metterdaad
een realiteit in de Rotterdamse collegezalen: wie niet op tijd was moest zich van de suppoosten in een bijzaaltje melden en kon daar op
het televisiescherm, als gunst van het College van Bestuur, de verrichtingen van de hooggeleerden elektronisch zien.
Bij het einde van de jaren negentig is er een heel ander beeld. Nu zijn er colleges die niet doorgaan omdat de student wegblijft. In ons
land kiezen anno 1999 nog maar zo’n honderd economiestudenten voor algemene economie als afstudeerrichting. Ruwweg de helft van
de algemeen-economen studeert in Rotterdam. De hoofdredacteur van esb geeft in Tilburg (dat toch als het Mekka van het economieonderricht mag worden beschouwd) aan slechts vijftien studenten les in de econometrische achtergronden van ons mooie vak (ik tref in
Rotterdam overigens vaak nog minder studenten aan bij het vak economische politiek).
De ontvolking van de economische faculteiten kon niet zonder gevolgen blijven. Wie net als ik tamelijk regelmatig de markt naar
veelbelovende Nederlandse economisten afschuimt, weet dat de tijden ècht ingrijpend gewijzigd zijn. Nog geen drie jaar geleden was een
reactie van driehonderd belangstellenden op een vacature bij een toonaangevende Nederlandse macro-economische instelling niet
ongewoon; tegenwoordig mag je al blij zijn met twintig sollicitatiebrieven (waarvan het merendeel direct de prullenbak in kan). Ook is het
steeds moeilijker geschikte kandidaten voor aio-plaatsen te vinden.
Veel nog net niet afgestudeerde economiestudenten die hun marktwaarde op de Nederlandse arbeidsmarkt verkennen, merken dat er
vaker en sneller op hun sollicitatiebrieven wordt gereageerd dan ze hadden verwacht. En voor degene die aan de andere kant van de tafel
zit, illustreert het gegeven dat de sollicitant meestal uit een aantal goede en goed ingeschaalde banen kan kiezen ondubbelzinnig dat het
niet eenvoudig is (en steeds moeilijker zal worden) om gekwalificeerde academisch gevormde economen te vinden die een carrière
ambiëren bij een Nederlandse of internationale beleidsinstelling.
Voor een deel valt het afnemende aanbod van algemeen-economen misschien te herleiden tot het imago-probleem dat algemeen
economen in vergelijking met bedrijfseconomen en -kundigen duf en minder goed betaald werk verrichten. Zeker waar het de salariëring
betreft is dat een feitelijke misvatting. Ook kan een rol spelen dat in het midden van de jaren tachtig veel algemeen-economenbanen in
het bedrijfsleven zijn weggesneden, waardoor de arbeidsmarktperspectieven op termijn minder gunstig kunnen zijn gaan lijken.
Het zou kunnen zijn dat zulke onjuiste percepties de keuze om algemeen econoom te worden negatief beïnvloeden en in dat geval is de
remedie vooral om betere informatie te verstrekken. De vraag is echter of er geen fundamentelere factoren aan het werk zijn. Reflecteert de
schaarste aan algemeen-economen niet vooral de keuze van de academische wereld om de opleiding te richten op een academische
carrière? Komt daardoor het curriculum soms in onvoldoende mate tegemoet aan veel bredere eisen zoals algemene vaardigheden en
kennis van het feitelijke functioneren van een economie naast een goede kennis van de economische theorie? Een loopbaan als
academicus is maar voor zeer weinigen weggelegd (niet alleen omdat kwalitatief hoge eisen worden gesteld, maar simpelweg omdat er
maar zeer weinig banen aan de universiteiten vrijkomen). Wie een goede aansluiting zoekt tussen werk en opleiding en realistisch is over
haar vooruitzichten als economische goeroe wetenschappelijke erkenning te vinden, zoekt een bredere oriëntatie. Dat kan een belangrijke
reden zijn voor het dalende aanbod van algemeen-economiestudenten.
Is de nakende discrepantie tussen vraag en aanbod iets waarover men zich zorgen moet maken?
Nee, indien men zelf algemeen econoom is. Het perspectief van hogere salarissen in samenhang met het onlangs door het Maastrichtse
ROA gesignaleerde gegeven dat veel afgestudeerde economen in eerste instantie onder hun niveau werken, lijkt heel aansprekend voor
iedere doctorandus in de economie.
Ja, indien men zich realiseert dat steeds minder – uitstekende – mensen beschikbaar komen voor de economische beleidsvoorbereiding die
uiteindelijk in hoge mate de welvaart voor allen in Nederland bepaalt. De economen aan onze universiteiten moeten zich daarom

diepgravend bezinnen op de geringe wervingskracht van hun vak.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur