In oktober kreeg Claudia Goldin de Prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economische Wetenschappen ter nagedachtenis aan Alfred Nobel, beter bekend als de Nobelprijs voor de Economie. Wat heeft zij bijgedragen aan de economische wetenschap en aan de wereld?
In het kort
- Claudia Goldin heeft de prijs gewonnen voor haar baanbrekende onderzoek naar de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt.
- Goldin ontdekte dat vrouwen in de Verenigde Staten voor de industriële revolutie meer werkten dan direct daarna.
- Goldin pleit voor werkflexibiliteit om de nog bestaande loonsverschillen tussen mannen en vrouwen aan te pakken.
Op 9 oktober 2023 werd bekend dat Claudia Goldin de Nobelprijs voor de Economie heeft gewonnen voor haar onderzoek naar de ongelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Ze is pas de derde vrouw die voor de Nobelprijs in aanmerking komt. Bijzonder is dat zij, in tegenstelling tot haar voorgangers Elinor Ostrom (zij kreeg de prijs in 2009) en Esther Duflo (2019), de onderscheiding alleen krijgt. Dit geeft het belang weer van de significante en veelomvattende bijdrage die Goldin heeft geleverd aan dit onderzoeksgebied.
Goldin werkt als hoogleraar aan Harvard University. Ze was in 1989 de eerste vrouwelijke hoogleraar die, binnen het departement economie van Harvard, een vaste aanstelling aangeboden kreeg. In een interview zei ze destijds dat ze het aanbod waarschijnlijk wel zou aanvaarden, het ging tenslotte om Harvard – maar, voegde ze daaraan toe, wel onder voorwaarde dat het een goed contract zou zijn (Palmore, 1989). Het feit dat ze de eerste vrouw zou worden in die positie, zou (terecht) geen reden mogen zijn om haar een slechter contract te bieden dan haar mannelijke collega’s. Haar eigen onderzoek liet toen al zien dat zoiets niet vanzelfsprekend is.
De sterk toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen in westerse landen is een van de belangrijkste sociaal-economische ontwikkelingen in de vorige eeuw. Ondanks deze toename zijn er nog steeds grote verschillen tussen mannen en vrouwen. Bekende voorbeelden zijn de beloningsverschillen – mannen verdienen nog steeds meer dan vrouwen – en de horizontale en verticale segregatie. Ook werken mannen veelal in andere beroepen dan vrouwen en vaker in hogere posities. Het onderzoek van Goldin heeft in belangrijke mate bijgedragen aan inzicht in deze verschillen en de hardnekkigheid ervan. Niet alleen heeft zij een breed palet van facetten bestudeerd, haar onderzoek valt ook op door het gebruik van historische data over langere periodes, hetgeen veel nieuwe inzichten opleverde.
U-vormig verband
Veelgeroemd is Goldins historisch-economische studie naar de arbeidsparticipatie van vrouwen in de Verenigde Staten. Het onderzoek naar deze arbeidsparticipatie beperkte zich lange tijd vooral tot de twintigste eeuw, en vond veelal een positieve relatie tussen economische groei en het aandeel vrouwen met betaald werk. Door naar een langere periode te kijken, waarbij ze terugging tot het eind van de achttiende eeuw, kon Goldin (1990) aantonen dat er sprake was van een onderrapportage van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Door middel van archiefonderzoek ontdekte ze dat in de volkstellingsdata over 1890 veel van het werk dat door vrouwen werd gedaan niet goed was geregistreerd. Getrouwde vrouwen werden veelal alleen gecategoriseerd als echtgenote, en meewerken op bijvoorbeeld de boerderij werd niet als productieve arbeid gezien. Door gebruik te maken van tijdsbestedingsonderzoek, waarbij respondenten gedetailleerd informatie geven over alle activiteiten waaraan ze hun dagelijkse tijd besteden, kon ze aantonen dat vrouwen wel degelijk productief waren en dat arbeidsparticipatiecijfers feitelijk hoger waren dan geregistreerd. Ook vond ze bewijzen dat deze onderrapportage al langer terugging dan eind negentiende eeuw.
Voor de industriële revolutie was de arbeidsparticipatie van vrouwen dus hoger dan tot nu toe werd aangenomen, maar deze daalde tijdens die revolutie. Werk werd steeds meer op een andere plek (fabrieken) gedaan dan die van het huishouden, en vrouwen konden dit moeilijk combineren met hun zorg voor het huishouden en de kinderen.
Pas in de loop van de twintigste eeuw ging de arbeidsparticipatie van vrouwen weer stijgen. De relatie tussen economische groei en de arbeidsparticipatie van vrouwen lag dus genuanceerder dan gedacht, en was niet lineair maar U-vormig (Goldin, 1990).
Evolutie en revolutie
In later werk analyseert Goldin (2006) de rol van vrouwen in de economie van de Verenigde Staten in de twintigste eeuw in vier fasen: drie evolutionaire fasen die uitmonden in een – wat zij noemt stille – revolutionaire fase, waarin er meer fundamentele veranderingen plaatsvinden die het arbeidsmarktgedrag van vrouwen beïnvloeden.
Gedurende de eerste fase (eind negentiende eeuw tot de jaren dertig van de twintigste eeuw) is het arbeidsaanbod van vrouwen laag, en zijn het vooral jonge en ongehuwde vrouwen die werken in eenvoudige banen in industrie en dienstverlening, zoals hulp in de huishouding. Dit is onder meer gerelateerd aan de sociaal-culturele opvattingen over de rol van (gehuwde) vrouwen en aan de regelingen die vrouwen dwongen te stoppen met werken als ze in het huwelijk traden. Ook waren de werktijden en -weken lang, en waren ze moeilijk met het huishouden te combineren.
In de tweede fase (jaren dertig tot vijftig) stijgt het arbeidsaanbod van vrouwen door de opkomst van kantoorwerk en de toename van vrouwen in het middelbaar onderwijs. Dit wordt verder gefaciliteerd door afschaffing van regelingen die de arbeidsparticipatie van gehuwde vrouwen beperken, maar ook door de opkomst van nieuwe technologieën die het huishouden makkelijker maakten.
In de derde fase (jaren vijftig tot zeventig) zet de toename van het arbeidsaanbod van gehuwde vrouwen verder door, waarbij factoren als de verdere acceptatie van werken door (gehuwde) vrouwen en het aanbod van deeltijdwerk relevant zijn.
In alle drie de fasen is echter het relatieve inkomen van vrouwen ten opzichte van dat van mannen laag (minder dan zestig procent), werken vrouwen veelal in specifieke segmenten (zoals zorg, onderwijs en kantoor), en is hun tijdshorizon in termen van een carrière nog beperkt.
Wel vormen de ontwikkelingen in de drie fasen de opmaat naar een stille revolutie, die in de loop van de jaren zeventig begint. Goldin noemt het ‘een stille revolutie’ omdat de vrouwen die de transformatie in gang hebben gezet, zich hier veelal niet van bewust waren. Wel erkent ze dat de meer luidruchtige revolutie, oftewel de tweede feministische golf, die halverwege de jaren zestig begon (tot ongeveer de jaren tachtig), daarin ook een rol heeft gespeeld.
De revolutie, aldus Goldin, behelst dat de besluitvorming rondom arbeidsparticipatie verandert van statisch en met een beperkte tijdshorizon naar dynamisch, met een langere tijdshorizon. Vrouwen anticiperen steeds meer op het hebben van een carrière in plaats van een baan tot het huwelijk, en op basis daarvan beginnen studiekeuzen te veranderen.
In deze ‘stille revolutie’ gaan vrouwen vaker naar het hoger onderwijs, en studiekeuzen verschuiven van wat Goldin ‘consumptiegericht’ noemt, zoals een studie in talen of pedagogiek, die vooral van pas komt bij een rol als moeder, naar meer ‘investeringsgericht’, met een focus op een langere carrière, zoals de bedrijfseconomische en medische studies.
Een zeer belangrijke factor bij de focus op een langere carrière is dat de leeftijd waarop vrouwen trouwen en hun eerste kind krijgen, en die lange tijd rond de twintig lag, begint te stijgen naar halverwege de twintig en later (afhankelijk van het opleidingsniveau). Deze ontwikkeling is onlosmakelijk verbonden met de introductie van de anticonceptiepil, zoals blijkt uit onderzoek dat Goldin deed met echtgenoot Lawrence Katz, ook werkzaam aan Harvard University (Goldin en Katz, 2002a; 2002b).Door pas op latere leeftijd te trouwen en ook later kinderen te krijgen, hebben vrouwen de mogelijkheden een identiteit als zelfstandig persoon met een eigen carrière op te bouwen, in plaats van enkel die van echtgenoot of moeder.
Op de arbeidsmarkt vertaalt zich deze veranderende focus in meer variatie in beroepen, die vaker fulltime gedaan worden en met hogere inkomens, hetgeen vervolgens weer de onderhandelingspositie van vrouwen binnen het huishouden versterkt.
Ongelijke beloning
De verhouding tussen mannen en vrouwen wordt dus steeds gelijkwaardiger. Toch blijken diverse vormen van ongelijkheid hardnekkig. Zo blijft, ondanks het toegenomen en inmiddels vaak hogere opleidingsniveau van vrouwen, hun beloning achter bij die van mannen.
Onderzoek onder MBA-professionals dat Goldin doet in samenwerking met Bertrand en Katz laat zien dat het ouderschap een van de belangrijkste redenen is (Bertrand et al., 2010). Hoewel bij de start van de carrière er nauwelijks verschillen zichtbaar zijn tussen mannen en vrouwen in termen van banen, verdiensten en gewerkte uren, verandert dat direct bij de komst van het eerste kind. Veel vrouwen gaan dan minder werken om het merendeel van de zorg op zich te nemen, onderbreken vaker hun werk en bouwen minder ervaring op, en dat vertaalt zich in een fors lager inkomen, ook wel de child penalty genoemd. Bij mannen wordt dat effect niet gevonden; zij blijven dan fulltime werken, en maken langere werkdagen en weken, die zich moeilijk laten combineren met zorg voor kinderen.
Om de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen met kinderen te verkleinen, zou er, volgens Goldin, meer ruimte voor flexibele werktijden moeten zijn. Dat kan door werk anders te organiseren, bijvoorbeeld meer als teamwerk waarbij de medewerkers meer autonomie hebben, en afwisselend werken om zo lange dagen te voorkomen. In bedrijven die dat gedaan hebben, zijn de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen inderdaad kleiner. Deze strategie levert volgens Goldin meer op dan een gelijkere taakverdeling binnen huishoudens, hoewel ze erkent dat dit ook zou helpen bij het verkleinen van de beloningsverschillen (Goldin, 2014).
De pandemie zou ook een breekijzer kunnen zijn omdat er toen op grote schaal thuisgewerkt moest worden en er meer geëxperimenteerd werd met andere flexibele vormen van werk. Inmiddels is gebleken dat werknemers deze flexibiliteit willen behouden en ook werkgevers zijn hier positief over. Daar zouden vooral vrouwen van kunnen gaan profiteren (Goldin, 2022).
Relevantie
Het onderzoek van Goldin heeft overwegend betrekking op de Verenigde Staten. Veel bevindingen komen echter in grote lijnen overeen met die van andere (ontwikkelde) landen. Zo laat de historisch-economische analyse van werkende vrouwen in Nederland van Plantenga (1993) veel gelijkenissen zien, al zijn de accenten soms net anders. De stijging van de arbeidsparticipatie in Nederland vindt bijvoorbeeld pas later plaats, en veel meer in de vorm van deeltijdbanen.
Ook in Nederland laat het inkomen van moeders na de geboorte van het eerste kind een significante daling laat zien, maar dat van vaders niet (Adema et al., 2021; De Groote en De Pleijt, 2023). In Remery et al. (2021) tonen wij aan hoe exogene factoren als de coronapandemie de besluitvorming binnen huishoudens over de taakverdeling kunnen beïnvloeden. In de eerste maanden van de coronapandemie bleken meer huishoudens de zorgtaken voor kinderen gelijker te verdelen dan voor de pandemie. Hoewel een deel van de huishoudens na verloop van tijd vaak ook weer terugviel in een meer traditionele verdeling, zijn binnen andere huishoudens de veranderingen langduriger. Dit zijn veelal huishoudens waarin vrouwen een cruciaal beroep hadden dat hun een betere onderhandelingspositie gaf (André et al., 2023).
Met haar veelomvattende onderzoek heeft Claudia Goldin een belangrijke stempel gedrukt op de economische wetenschap en het vakgebied gender and economics op de kaart gezet.
Vrouwen leveren, veel meer dan mannen, de variantie in arbeidsmarktgedrag die nodig is om arbeidsvraagstukken te kunnen analyseren. Ze koppelt haar historische analyse van het arbeidsaanbod van vrouwen dan ook terecht aan de ontwikkeling van de moderne arbeidseconomie (Goldin, 2006). Haar studies zijn bovendien maatschappelijk zeer relevant en bieden beleidsmakers veel aanknopingspunten om de ongelijke positie van vrouwen aan te pakken. Heel mooi dat dit gewaardeerd wordt met de prestigieuze Nobelprijs. Harvard University kan tevreden zijn dat deze Goldin toentertijd een goed contract heeft aangeboden.
Literatuur
Adema, Y., S. Rabaté en S. Rellstab (2021) Inkomen moeders halveert bijna na komst kinderen. ESB, 106(4796), 195–197.
André, S., C. Remery en M.A. Yerkes (2023) Extending theoretical explanations for gendered divisions of care during the COVID-19 pandemic. Journal of Marriage and Family, online.
Bertrand, M., C. Goldin en L.F. Katz (2010) Dynamics of the gender gap for young professionals in the financial and corporate sectors. American Economic Journal: Applied Economics, 2(3), 228–255.
Goldin, C. (1990) Understanding the gender gap: An economic history of American women. Oxford: Oxford University Press.
Goldin, C. (2006) The quiet revolution that transformed women’s employment, education, and family. The American Economic Review, 96(2), 1–21.
Goldin, C. (2014) A grand gender convergence: Its last chapter. The American Economic Review, 104(4), 1091–1119.
Goldin, C. (2022) Understanding the economic impact of COVID-19 on women. NBER Working Paper, 29974.
Goldin, C. en L.F. Katz (2002a) Career and marriage in the age of the pill. The American Economic Review, 90(2), 461–465.
Goldin, C. en L.F. Katz (2002b) The power of the pill: Oral contraceptives and women’s career and marriage decisions. Journal of Political Economy, 110(4), 730–770.
Groote, J. de, en A. de Pleijt (2023) Gezinsvorming verlaagt het inkomen van de vrouw en verhoogt dat van de man. ESB, 108(4827S), 21–23.
Plantenga, J. (1993) Een afwijkend patroon: Honderd jaar vrouwenarbeid in Nederland en (West-)Duitsland. Amsterdam: SUA [handelsuitgave dissertatie].
Palmore, J.R. (1989) Ec seeks to tenure first woman prof. The Harvard Crimson, 2 november. Te vinden op www.thecrimson.com.
Remery, C., S. André, J. Besamusca et al. (2021) De coronapandemie en de verdeling van huishoudelijke en zorgtaken in Nederland. In: A. Gielen, D. Webbink en B. ter Weel (red), Preadviezen 2021. Ongelijk Nederland: Een drieluik over migratie, onderwijs en de coronacrisis. Amsterdam: Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde, 87–92.
Auteur
Categorieën