allerdings, dass parallel mit der Wohlstandssteigerung auch der pro-KopfVerbrauch sukzessive mitsteigt.
Nederlandse
exportvooruitzichten
1992-2000
Op verzoek van de Exportbevorde- dat opzicht blijkt de Nederlandse uitringsdienst van het Ministerie van Eco- voer naar landen met een veronderstelnomische Zaken, heeft het Zwitserse de snellere economische groei gunstig
bureau Prognos een studie verricht af te steken bij die van de concurrenten
naar de Nederlandse exportvooruit- in de EG2.
zichten op de EG-markt na 1992. Zoals
Het valt niet in te zien waarom op de
de titel van het in oktober uitgekomen markten van landen met een lagere
rapport1 al doet vermoeden, zijn de op- groei vooral de concurrentie door binstellers hiervan niet erg optimistisch nenlandse producenten zal toenemen.
over de toekomst van de Nederlandse Een tragere groei in die landen impliuitvoer naar onze belangrijkste afzet- ceert namelijk een kleinere produktivimarkten. Geconcludeerd wordt name- teitsstijging en dus een zwakkere conlijk dat het Nederlandse bedrijfsleven currentiepositie.
de slag om de markten in de Europese
Het is niet juist om, zoals gesuggeGemeenschapdreigtteverliezen.Deze reerd wordt, het in de jaren 1975-1986
vrees is gebaseerd op twee ontwikke- opgetreden Nederlandse marktverlies
lingen die men ziet aankomen.
toe te schrijven aan de in het voorafIn de eerste plaats is er het feit van gaande punt genoemde factor en de
de sterke orientatie van de Nederland- toegenomen integratie in het kader van
se export op de markten van onze buur- de EG (biz. 60). De hoofdoorzaak van
landen, terwijl het rapport juist voor het relatief achterblijven van de Nederdeze landen een geringere economilandse export in die jaren ligt namelijk
sche groei verwacht dan in de andere zoals bekend in de sterkere kostenstijEG-landen (met name de nieuwe lidsta- ging (tot in het begin van de jaren tachten inZuid-Europa). In detweede plaats tig) dan in het buitenland. Het hanteren
voorziet men een voortzetting van het van dezelfde argumentatie ten aanzien
terreinverlies op de markten van onze van de jaren negentig betekent dat men
belangrijkste afzetlanden, West-Duits- in feite de ongunstige ontwikkeling uit
land en Belgie, omdat de tragere eco- de jaren zeventig extrapoleert.
nomische groei in die landen vooral tot
Het is uiteraard niet juist een mutatie
toenemende concurrentie van de bin- in het aandeel van de invoer in een land
nenlandse Industrie zal leiden.
in verband te brengen met de concurOf de geuite zorg terecht is kan naar rentiepositie van het importerende land
mijn mening uit de onderhavige studie zelf, zoals meermalen gebeurt.
niet worden afgeleid. De daarin gebeBij de uitgevoerde analyses is geen
zigde argumentatie acht ik zeer aan- rekening gehouden met de belangrijke
vechtbaar, terwijl de gegeven statis- handelsverschuivingen (trade diversitische analyses ernstige onvolkomen- on) die in de beschouwde periode tusheden vertonen. Bij de kwalitatieve sen EG- en EVA-landen is opgetreden,
aspecten van het rapport kunnen de noch met de effecten van de toetreding
volgende kanttekeningen worden ge- van het VK, Denemarken en lerland tot
maakt.
de EG in 1973.
Ten onrechte wordt gesteld dat de
sterkere orientatie van de Nederlandse
In hetalgemeen maakt het commenexport op de markten van nabij gelegen taar bij de gegeven cijferopstellingen
landen als West- Duitsland en Belgie, in over de Nederlandse marktpositie een
samenhang metde aangenomen trage- oppervlakkige en soms zelfs een triviare economische groei in die landen in le indruk. Ter illustratie hiervan een ende jaren negentig, nadelig zou zijn voor kel, niet onvermakelijk, voorbeeld.
de Nederlandse export in die jaren. Branche: Papier und Papierindustrie,
Hierbij valt op te merken dat de ‘eenzij- biz. 3, punt (7):
dige’ spreiding van de uitvoer voor een
klein land als Nederland normaal is en
“Der Bedarf an Hygienepapier konndat het niet relevant is hoe de uitvoer te angesichts eher stagnierender Benaar verder gelegen landen zich ver- volkerungszahlen in den EG-Mitgliedhoudt tot die naar de buurlanden;
staaten, speziell den hochindustrialiessentieel is hoe die Verre’ export zich sierten Partnerstaaten Sattigungstenverhoudt tot de nationale produktie. In denzen aufweisen. Die Erfahrung zeigt
ESB 18-1-1989
Ten aanzien van de gegeven kwantitatieve analyses kunnen de volgende
kritische opmerkingen worden geplaatst.
Het onderzoek beperkt zich tot enkele industrietakken, er is onder meer
geen aandacht besteed aan de sectoren chemie, elektrische machines, ijzer
en staal, voedings- en genotmiddelen,
hout, keramiek, glas, leder en rubber.
Het is niet duidelijk waarop de diverse gegeven groeiprognoses zijn gebaseerd. De veronderstelde snellere produktiestijging in het VK, vergeleken met
de andere grote EG-landen, roept
vraagtekens op omdat aannemelijk is
dat de recente hogere groei van tijdelijke aard is.
De cijfers die zijn vermeld voor de
handel in de sectoren Textilien’ en ‘Bekleidung’ zijn volledig fout. Voor eerstgenoemde categorie zijn de cijfers voor
textielgrondstoffen gegeven,
voor
laatstgenoemde de gegevens die betrekking hebben opgarens en weefsels.
De op biz. 15 getrokken conclusie, dat
de Nederlandse exportpositie voor
Textilien’ gehandhaafd kon blijven is
dan ook volsterkt onjuist. De onderzoekers hadden zelf toch moeten merken
dat het gehanteerde cijfermateriaal niet
correct kon zijn.
In label 4, biz. 19, van de sector ‘Spezialmaschinen’ staat voor het Franse
aandeel op de Belgische markt 30,1 dit
moet 20,1 zijn. (N.B. niet alle cijfers zijn
op juistheid gecontroleerd.)
Samenvattend dient vastgesteld dat
het rapport zijn prijs (/ 300!) niet waard
is. Men kan zich overigens afvragen of
er iiberhaupt behoefte is aan dergelijke
toekomstverkenningen, die op zijn best
niet meer plegen te zijn dan extrapolaties van bestaande tendensen en ontwikkelingen.
F.J. Clavaux
1. Bureau Prognos, Wirstschaftsentwicklung
in den EG-Mitgliedstaaten, Hartere Bedingungen fur Niederlandische Exporteure?,
1988.
2. Zie ook F.J. Clavaux, De factor afstand in
de Internationale handel, ESB, 14 december
1977.
69