De import door Duitsland
Nederlcmd mist karisen op
Duitse markt
De export naar Duitsland is weliswaar fors gegroeid, maar andere
landen blijken veel meer van de Duitse eenwording te hebben geprofiteerd. Het marktaandeel van de Nederlandse exporteurs op de Duitse
markt neemt hierdoor af.
De Duitse hereniging is ook aan de
Nederlandse economic niet ongemerkt voorbijgegaan. Niet positief
voor ons land was de sterke stijging
van de rente in Duitsland. Vanwege
de koppeling tussen gulden en Dmark plantte die verhoging zich ook
in Nederland voort, met alle gevolgen vandien voor investeringsbereidheid en overheidsbegroting. De
sterk gestegen importvraag vanuit
Duitsland daarentegen zorgde wel
voor een positieve impuls. Hiervan
heeft Nederland zeker geprofiteerd.
Dit artikel gaat over de vraag in welke mate Nederland de aanwezige
kansen op de Duitse markt heeft benut.
Die kansen ontstonden als gevolg
van een scherp gestegen binnenlandse vraag. Die vraag werd in
eerste instantie in 1990 aangezwengeld door een sterke stijging van
het beschikbare inkomen in WestDuitsland, als gevolg van loonstijgingen en van de doorvoering van
de derde tranche van de belastinghervorming per 1 januari van dat
jaar. De economische en monetaire
unie tussen BRD en DDR betekende een nieuwe vraagimpuls: Oostduitse consumenten wendden zich
massaal af van de eigen produkten
en kozen voor de aantrekkelijker
westerse produkten. Omdat het
produktie-apparaat in West-Duitsland al op voile toeren draaide, ontkwam men niet aan meer importen.
Ontegenzeggelijk heeft dit alles voor
een sterke opleving van onze export
naar Duitsland gezorgd. Bleef de
groei van de export naar Duitsland
rond 1988 achter bij de gemiddelde
exportgroei, in 1990 veranderde dit
beeld volkomen. Terwijl in 1990 de
totale export toenam met ruim 4%,
steeg de export naar Duitsland met
bijna 12% . Ook voor 1991 zijn vergelijkbare cijfers te geven, namelijk
3 respectievelijk 11%2. Het gevolg is
geweest dat het aandeel van Duitsland in de totale export sinds 1990
weer snel oploopt, zoals uit figuur 1
valt af te lezen.
Voor Nederland kwam deze forse stijging goed uit. Terwijl andere OESOlanden een tegenvallende conjuncturele ontwikkeling vertoonden, met
alle gevolgen voor de export naar
die landen, betekende de sterke
vraag uit Duitsland dat de conjuncturele ontwikkeling van Nederland de
afgelopen twee jaar veel gunstiger
kon verlopen. Heeft Nederland optimaal van de gewijzigde omstandigheden geprofiteerd?
Figuur 1. Exportaandeel Duitsland
als percentage van de totale export
Figuur 2. Jaartijkse groei Duitse import vanuit vier Europese landen
ae kMi$SIM@$Mt’-:6Sa.Hafig,. ,; ;
:r
:
••Belgie/Iux.
15;
.’ £
0
1. Vanaf 1 juli 1990 wordt de vroegere
DDR tot de Duitse Bondsrepubliek gerekend.
2. Deze gegevens zijn berekend op basis
van de exportgegevens van januari tot en
met September 1991, als verschenen in
het Statistisch Bulletin, nr. 48, 21 november 1991.
1ft
1986 1987 1988 1989 1990 1991
Bij nadere beschouwing blijkt de export van Nederland naar Duitsland
toch minder gunstig verlopen te zijn
dan de voorafgaande cijfers suggereren. Figuur 2 geeft de jaarlijkse groei
van de Duitse import weer, voor het
totaal en voor de vier belangrijkste
aanbieders op de Duitse markt, Nederland, Frankrijk, Italic en Belgie/Luxemburg. De conclusie is duidelijk: in de hier weergegeven jaren,
met uitzondering van 1989, was de
importgroei uit Nederland lager dan
die uit de andere landen . Vooral
1991 springt eruit. De importgroei
uit Frankrijk, Italic en Belgie/Luxemburg ligt 6 tot 10 procentpunten hoger dan de toch niet onaanzienlijke
13% uit Nederland. Ook andere landen als Denemarken en Japan laten
een relatief sterkere importgroei
zien. Uitschieter is Spanje, dat zijn
import in 1991 35% hoger ziet uitkomen dan in 1990. Daartegenover
staan andere landen die het even
slecht doen als Nederland, of slechter. Hiertoe behoren Zweden, GrootBrittannie en vooral Zwitserland.
Duidelijk is dat deze verschillen in
groeicijfers tot veranderingen in
marktaandelen moeten leiden. Figuur 3 laat deze aandelen zien, voor
1989 en 1991, voor de belangrijkste
importeurs op de Duitse markt. Waar
Frankrijk, Italic, Belgie/Luxemburg
en Spanje een duidelijke vergroting
laten zien, daalt het aandeel van de
meeste andere landen. Nabijheid tot
de Duitse markt lijkt daarbij niet
doorslaggevend: tegenover de stijging van Frankrijk en Belgie/Luxemburg, staat de daling bij Nederland
en Zwitserland.
Nog iets minder positief wordt het
beeld als maand-op-maand-gegevens bekeken worden. Hierbij is de
volgende methodiek toegepast. Per
maand is het importvolume naar
Duitsland van de laatste twaalf maanden berekend. Vervolgens is de waar-
1988
1989
1990
1991
3. De gegevens zijn afkomstig uit Bundesministerium fur Wirtschaft, Die wirtschaftliche Lage in der Bundesrepublik
Deutschland, Monatsbericht. De gegevens voor 1991 lopen tot en met juli. Ook
hier geldt dat vanaf 1 juli 1990 de DDR bij
de Bondsrepubliek Duitsland wordt gerekend.
de voor juni 1989 op 100 gesteld, en
zijn de verhoudingscijfers voor de
daaropvolgende maanden doorberekend . Ten slotte zijn de uitkomsten
voor Nederland en de drie belangrijkste concurrenten afgezet tegen de
EG-uitkomst. Neemt de waarde hiervan toe, dan groeide de import uit
het betreffende land sneller dan uit
de EG. Daalt ze echter, dan blijft de
groei juist achter. Figuur 4 laat zien
dat tot midden 1990 de importgroei
tussen de vier landen nauwelijks uiteenliep. Daarna echter nemen de
verschillen snel toe. Nederland blijkt
in toenemende mate in importgroei
achter te blijven bij het EG-gemiddelde, Frankrijk herstelt zich en Italic
en Belgie/Luxemburg scoren juist hoger dan het EG-gemiddelde.
Ligt de oorzaak voor dit achterblij-
Figuur 3. Importaandeel op de Duitse markt (in procenten)
Frankrijk
NedettatKl
l»ltt
Belgte/luk.
Verenlgde Staten
Grobt Brittantrilft
Japan
Oostenrtp
1989
CUD
Denemarken
10
12
14
Figuur 4. Importgroei op Duitse markt, juni 1989 – augustus 1991 (100 is gelijk aan EG-importgroei)
ven wellicht bij de samenstelling van
I’O*
het Nederlandse exportpakket en de
onvolkomen aansluiting bij het Duitse importpakket? In het verleden is
——r Nederland
Frankriik
– — •—. Belgjg/iux.
1 02
-:*.-
Ittlie
dit punt al meermalen gememoreerd5. Deze situatie bestaat nog
steeds. Terwijl het aandeel van voedingsmiddelen in het totale invoerpakket van Duitsland uitkomt op
13%, komt Nederland op 25%6. Een
zelfde afwijkende positie bestaat bij
de import van halffabrikaten, ruim
11% voor de totale import en 25%
van de import uit Nederland. Onvermijdelijk is de situatie bij de industri-
ele eindprodukten precies omgedraaid. Waar dat aandeel voor de
totale import op bijna 73% ligt, komt
Nederland slechts op ruim 48. Juist
deze laatste categoric echter liet ver-
uit de hoogste importgroei zien, 35%
(1991 ten opzichte van 1989) tegenover 20% voor voedingsmiddelen en
10% voor de halffabrikaten. De ge-
volgen van de afwijkende specialisatie laten zich hier duidelijk voelen.
Slotopmerkingen
Hoe voorlopig de uitkomsten ook
zijn, toch wijzen de gegevens in dit
artikel op een ontwikkeling die voor
de Nederlandse economic minder
gunstig te noemen is. Niet alleen is
de export naar Duitsland voor Nederland van groot belang, de economische positie van Nederland is ook
niet zodanig dat we een eventueel
verlies aan marktaandeel op de Duitse markt makkelijk kunnen dragen.
Hoe belangrijk deze export is, kan
gei’llustreerd worden aan de hand
van het volgende voorbeeld. Als de
exportgroei naar Duitsland tussen
1989 en 1991 gelijk zou zijn geweest
aan de totale exportgroei, dan zou
de exportwaarde ongeveer/ 15 mil-
ESB 1-1-1992
98
1 9S9
1 99O
jard lager uitgekomen zijn, een daling met meer dan 6%. Omgekeerd
geldt dat als Nederland een exportgroei vertoond zou hebben over-
eenkomstig die in Italic, Belgie/Luxemburg of Frankrijk, onze export
/ 8 miljard hoger zou zijn uitgekomen, een toename van 3%. Dat zou
neerkomen op een extra stijging van
het bnp in 1991 met ongeveer 1,5%.
Er zijn ook andere aanwijzingen dat
de handel van Nederland naar Duitsland moeizamer verloopt dan vroeger. Vorig jaar publiceerde NRC Handelsblad een aantal kritische
artikelen over de teruglopende aantrekkelijkheid van de Nederlandse
landbouwprodukten. ‘Frau Antje’
had niet meer dat aureool van goede
kwaliteit bij een scherpe prijs. Daarnaast is de vraag hoe Nederlandse
ondernemingen weten in te spelen
op de Duitse verpakkingsverordening, die per 1 december is ingegaan. Dit alles geschiedt onder
steeds scherpere concurrence van elders, of het nu andere EG-lidstaten
of Japan zijn, of in de toekomst misschien wel Oosteuropese landen. In
alle gevallen vereist dit een adequate reactie om marktverlies tegen te
gaan. Daar moet het echter niet bij
blijven. Met name bij de industriele
1 991
produkten moeten nieuwe markten
veroverd worden. De Duitse markt
biedt daarvoor goede kansen. Dat is
nog steeds de echte uitdaging voor
Nederland7.
C.W.A.M. van Paridon
De auteur is stafmedewerker bij de We-
tenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dit artikel is op persoonlijke titel
geschreven.
4. Hiervoor zijn de handelsgegevens gebruikt, die terug te vinden zijn in Monats-
berichte der Deutscben Bundesbank, Statistischer Teil. Deze gegevens lopen tot
en met augustus 1991.
5. Zie bij voorbeeld G.J. Koopman en
C.W.A.M. van Paridon, Enkele ontwikke-
lingen in de Westduitse economie en bun
belang voor Nederland, CPB-onderzoeksmemorandum, nr. 54, Den Haag, 1989.
6. De hier weergegeven indeling betreft
de door het Statistisches Bundesamt toegepaste indeling in ‘Warengruppen’, on-
der andere terug te vinden in Aussenhandel nach Landern und Warengruppen,
Fachserie 7, Reihe 3.1, waaruit de hier ge-
bruikte gegevens afkomstig zijn. De gegevens voor 1991 slaan op het eerste halfjaar.
7. Ook hierom zou het betreurenswaar-
dig zijn, als de EVD haar werkzaamheden
op de Duitse markt zou moeten opgeven
of inkrimpen.
17 1