Ga direct naar de content

Een jaar vol chagrijn

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 1 1992

Een jaar vol chagrijn
Zeker is, dat de conjunctuur nu in mineur is. Onzeker is, wanneer en in welk tempo de conjunctuur
zich zal herstellen. In September voorspelde het
Centraal Planbureau, dat de economische groei in
de tweede helft van volgend jaar weer zal oplopen
tot 3%. De Miljoenennota rekende voor de jaren
daarna met een economische groei van eveneens
3%. De laatste maanden is het conjunctuurverloop
internationaal en nationaal tegengevallen. In deze
donkere dagen overheerst de twijfel, of het conjunctuurherstel wel zo snel en met zo veel kracht zal komen, als eerder was aangenomen.
Voor het Rijk hoeft een bescheiden conjuncturele tegenvaller niet direct tot acute problemen voor het financieringstekort te leiden, omdat de raming van de
belastingontvangsten in de Miljoenennota aan de
voorzichtige kant was. Voor het aanvaarden van
overschrijdingen bij de uitgaven is echter geen ruimte, mede gelet op de olievlekwerking ook naar volgende jaren. Dat betekent onder meer, dat voor de
gezondheidszorg, voor de salarissen van ambtenaren en trendvolgers, en voor de sociale uitkeringen
geen hogere bedragen kunnen worden aanvaard.
Deze ‘dossiers’ zullen de komende maanden veel
chagrijn meebrengen. De stijging van de cao-lonen
in de marktsector zal circa 4% bedragen, terwijl
voor de inkomensontwikkeling in de collectieve sector slechts 3% beschikbaar is. Daarbovenop komen
nog extra zurigheden in verband met (vooralsnog
mistige) maatregelen inzake het ziekteverzuim en
de efficiency in de collectieve sector. Voor de trendvolgers voegt zich daarbij de aanslag op de vermeende overreserves bij het betrokken pensioenfonds. De parlementaire behandeling van de nog in
te dienen voorstellen voor de WAO zal de feestvreugde niet verhogen. Tot chagrijnigheid zal in het
komende jaar ook de stijging van de werkloosheid
stemmen, des te meer omdat die mede is te wijten
aan de verzwaring van de collectieve lasten door
het kabinet.
De stemming zal niet alleen door conjuncturele factoren maar ook door structurele trends worden gedrukt. We zullen met het oog op de Europese Monetaire Unie een convergentiepad moeten uitzetten,
dat niet louter over rozen gaat. Dit klemt te meer indien na medio 1992 de gemiddelde economische
groei zou achterblijven bij de veronderstelde 3%.
Voor de lange termijn heeft het Ministerie van Sociale Zaken – bij wijze van extrapolatie – berekend, dat
de verhouding tussen inactieven en actieven tot onhoudbare hoogte zal oplopen door de verandering
van de leeftijdsopbouw van de bevolking. De langetermijnstudie die het Centraal Planbureau in het
voorjaar zal publiceren, zal aangeven dat dit doemscenario te vermijden is, maar daarvoor zijn dan wel
impopulaire beleidsmaatregelen nodig.
Afgaande op de recente discussies in de Tweede Kamer over de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – tegenwoordig het
belangrijkste begrotingshoofdstuk – denken de coalitiepartners niet gelijk over de aanpak die nodig is

ESB 1-1-1992

om de deelneming aan het arbeidsproces te vergroten. De grootste
fractie zal zich niet graag kwetsbaar
maken voor verwijten omtrent te
zachte heelmeesters en ook om andere redenen een daadkrachtige
koers willen uitzetten. Bevriezing
van het minimumloon en matiging
van de sociale uitkeringen in de jaren 1993 en 1994 zijn daarvan sprekende voorbeelden. De kleinere
coalitiepartner heeft in de afgelopen zomer al enkele moeilijke beleidswendingen gemaakt. Bij de begrotingsbehandeling van Sociale
Zaken bleek bij die fractie niet veel
animo te bestaan om op dat pad
verder te gaan.
Ook op andere terreinen dan die van de sociale zekerheid en de werkgelegenheid valt het moeilijk
werkelijk vruchtbare stelselherzieningen tot stand te
brengen. De gezondheidszorg is daarvan niet het
enige voorbeeld. Het effect van het ‘tweesnijdende
zwaard’ van de terug te sluizen milieubelasting in
de strijd tegen milieuvervuiling en werkloosheid
kan, bij toepassing op nationale schaal, bij nadere
beschouwing minder spectaculair blijken dan de
jongste Miljoenennota suggereerde.
In het komend jaar zal worden beslist of het kabinet
zijn rit kan volmaken tot het voorjaar 1994. Het kabinet staat voor de taak in het komend jaar de diverse
uitgavencategorieen strikt in de hand te houden; tevens zal een financieel solide en werkgelegenheidsbevorderende begroting voor 1993/1994 tot stand
moeten komen. Daarenboven zullen concrete, structurele beleidslijnen met het oog op de demografische ontwikkeling, de arbeidsparticipatie, de Europese integratie en milieuverbetering moeten
worden geformuleerd. Of dat in voldoende mate zal
lukken, is onzeker. Straks is het oordeel aan de kiezer; in 1994 of eerder. Afgaande op de huidige opiniepeilingen kan door de verkiezingsuitslag eventueel ook de politieke bestuurbaarheid van ons land
•worden verminderd.

F.. W. Rutten

Auteur