Naschrift Groeiverwachtingen per regio: weinig nieuws onder de zon
Aute ur(s ):
Hertog, R.G.J. den
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4045, pagina 145, 14 februari 1996 (datum)
Rubrie k :
Naschrift
Tre fw oord(e n):
ruimtelijke, regionale, economie, modellen
Dit artikel is een naschrift n.a.v.:
F. Boekema en W. de Graaff, Discussie: Groeiverwachtingen per regio, weinig nieuws onder de zon, ESB, 14 februari
1996, blz. 144-145.
Bij Nyfer worden eenvoudige modellen gemaakt om macro-economische voorspellingen te produceren. De ‘performance’ van deze
modellen blijkt even goed (of slecht) te zijn als die van het CPB en de OESO 1. De regionale modellen die wij onlangs hebben
ontwikkeld presteren even goed als onze macro-modellen.
Boekema en de Graaff vinden onze modellering onduidelijk. In het kort ziet onze aanpak er als volgt uit. We beginnen met het voorspellen
van de economische groei voor zeven sectoren: de landbouw, de industrie, de nutsbedrijven, de bouw, de handel-horeca, het transport
en de overige diensten. Hierbij maken we gebruik van macro-variabelen als de rentestand, de gulden/dollar wisselkoers, de olieprijs, de
groei van het bbp in het recente verleden, enz. De genoemde trend-extrapolatie wordt niet gebruikt. De sectorprognoses worden in een
model gestopt dat een vertaling naar regionale voorspellingen geeft. In dit model houden we rekening met de mate waarin provincies de
afgelopen jaren hebben weten te profiteren van de groei in de zeven genoemde sectoren. Bij deze laatste stap hebben wij, net als
Boekema en De Graaff, de conclusie getrokken dat we in de toekomst meer gewicht moeten toekennen aan structuurveranderingen zoals
een afname in de ruimte voor nieuwe bedrijven of een vermindering van het belang van een goede geografische ligging 2.
Als alternatief voor een modelmatige aanpak noemen de auteurs de ERBO-enquête, waarmee het ondernemersvertrouwen wordt
gemeten. Deze enquête heeft echter ook haar tekortkomingen. Zo benadrukt de Kamer van Koophandel van Utrecht dat het vanaf 1990
slecht gaat met haar regio. Het bruto regionaal product laat dit echter niet zien. In een persoonlijk gesprek gaf de heer Stoffelsma van de
provincie Drenthe aan dat de ERBO-enquête voor zijn provincie weinig informatie bevat. De oorzaak is dat de AKZO-vestigingen in
Drenthe weigeren de enquête in te vullen, terwijl ze een zeer groot deel van de export voor hun rekening nemen.
In hun conclusie pleiten Boekema en de Graaff voor meer openheid. Daarbij is het jammer dat eigen onderzoeksresultaten geheel
ontbreken. Waarom onderbouwen de auteurs niet met behulp van ‘summary statistics’ en eigen voorspellingen de verschillen in
voorspelkwaliteit tussen de vele beschikbare modellen voor de twaalf provincies in ons land? Aan de hand van dergelijke statistieken
krijgen we inzicht in de significantie van de verschillen. Als de verschillen gering zijn, is de betekenis van de kritiek beperkt. Een tabel
met concurrerende voorspellingen geeft bovendien de provincies een beeld van de grenzen voor hun groei in 1996.
Een vergelijking van resultaten zou m.i. de goede basis zijn voor een open wetenschappelijk debat over regionale groeivoorspellingen.
Zie ook:
E.J. Bomhoff, R.G.J. den Hertog en E.N. Hoogeboom, Groeiverwachting per regio, ESB, 3 januari 1996, blz. 18-19
1 Zie Nyfer, Jaarverslag Nederland B.V. Sdu, Den Haag, september 1995.
2 Deze twee structuurveranderingen zijn van groot belang volgens mevrouw Valkenhoef van de Kamer van Koophandel van Utrecht.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)