Om kansenongelijkheid in het onderwijs te verminderen, biedt de overheid sinds kort op sommige scholen gratis schoolmaaltijden aan. Maar bevordert ontbijten de leerprestaties als er rekening wordt gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken tussen leerlingen?
In het kort
- Ontbijten lijkt de leerprestaties in wiskunde en natuurwetenschappen onder middelbare scholieren te verhogen.
- Een schoolontbijt voor leerlingen die thuis niet ontbijten helpt waarschijnlijk, maar minder dan het op het eerste gezicht lijkt.
Sinds 2023 kunnen scholen uit het primair en voortgezet onderwijs waar minstens dertig procent van hun leerlingen afkomstig is uit een huishouden met een laag inkomen, meedoen aan het Programma Schoolmaaltijden. Dit initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) biedt gratis maaltijden op scholen aan. Door deelname van scholen aan het programma hoeven leerlingen die thuis niet ontbijten niet met een lege maag in de klas te zitten. Want zonder ontbijt kunnen ze zich slechter concentreren waardoor ze mogelijk minder goed presteren (Hoyland et al., 2009) en wordt hun lichamelijke ontwikkeling geschaad (RIVM, 2020)
Toch is het de vraag of ontbijten leidt tot betere leerprestaties. Want de sociaal-demografische factoren die gerelateerd zijn aan leerprestaties, zoals sociale herkomst, migratieachtergrond en armoedeproblematiek, hangen naar verwachting ook samen met ontbijtgedrag. Alleen wanneer er een relatie blijft, dat wil zeggen als relevante achtergrondkenmerken van leerlingen constant worden gehouden, levert een ontbijt voordat je naar school gaat daadwerkelijk een positieve bijdrage aan leerprestaties. In dit artikel proberen we het effect hiervan te meten; dit doen we op basis van Nederlandse gegevens van het Programme for International Student Assessment (PISA).
Data
Het PISA-onderzoek wordt sinds 2000 elke drie jaar gehouden. Het is een grootschalig internationaal vergelijkend surveyonderzoek naar de wijze waarop vijftienjarige leerlingen worden voorbereid op het functioneren in de huidige kennismaatschappij. De meest recente meting werd vanwege de coronapandemie een jaar vertraagd en daarom in 2022 gehouden. Er deden 81 landen mee, 37 OESO-landen en 44 partnerlanden; in totaal betrof dit ruim 600.000 leerlingen.
Bij PISA worden leerlingen getoetst in de mate waarin zij hun vaardigheden in lezen, wiskunde en natuurwetenschappen kunnen toepassen in dagelijkse situaties. De toetsscores op de drie domeinen worden gepresenteerd op schalen die zijn gestandaardiseerd op een internationaal gemiddelde van 500 met een standaardafwijking van 100. Deze spreidingsmaat geeft aan dat ongeveer twee derde deel van de leerlingen op een score tussen 400 en 600 uitkomt (500 ± 100). Het gemiddelde van 500 is vastgezet in het jaar dat het betreffende onderwerp voor het eerst hoofddomein was (2000 voor lezen, 2003 voor wiskunde en 2006 voor natuurwetenschappen).
Daarnaast worden allerlei achtergrondgegevens van leerlingen verzameld. Deze hebben betrekking op sociaal-demografische kenmerken en op onderwijsgerelateerde variabelen waaronder informatie over ontbijten voordat je naar school gaat.
In Nederland namen in 2022, dus voordat er een programma voor schoolmaaltijden bestond, 5.046 leerlingen afkomstig van 154 scholen voor voortgezet onderwijs deel aan het onderzoek (Meelissen et al., 2023).
Verschillen in ontbijten voor school
Gemiddeld genomen ontbijten leerlingen in het voortgezet onderwijs doordeweeks bijna vier dagen (figuur 1). Er zijn echter significante verschillen in ontbijtgedrag tussen leerlingen, naargelang hun sociaal-demografische achtergrond. Leerlingen van lage sociale komaf ontbijten minder vaak voordat ze naar school gaan dan leerlingen van hoge sociale komaf. Ook nuttigen leerlingen met een migratieachtergrond minder vaak een ontbijt dan van oorsprong Nederlandse leerlingen, waarbij eerste-generatie-migrantenleerlingen weer minder vaak ontbijten dan die van de tweede generatie. Leerlingen bij wie thuis altijd financiële zorgen zijn, ontbijten het minst vaak; de helft van de tijd gaan ze met een lege maag naar school. Verder ontbijten meisjes minder vaak dan jongens. Tot slot ontbijten leerlingen die een opleiding in het vmbo volgen minder vaak dan leerlingen die havo of vwo doen.

Relatie tussen ontbijten en leesprestaties
Er is een positief verband tussen het aantal dagen per week ontbijten en de leesvaardigheid van leerlingen (figuur 2). Voor leerlingen die geen enkele dag ontbijten is de gemiddelde vaardigheidsscore 444 punten, terwijl voor leerlingen die elke ochtend eten deze 491 punten bedraagt.

Wanneer we echter rekening houden met verschillende sociaal-demografische kenmerken is de samenhang met ontbijten een stuk kleiner en vinden we een verschil van twaalf punten (in plaats van 47). Met andere woorden: ongeveer drie kwart van het verband tussen ontbijt eten en leesvaardigheid kan worden toegeschreven aan een verschil in achtergrond.
Wanneer ook nog wordt gecontroleerd voor motivatie voor school, tevredenheid met het schoolleven en ervaren gezondheid blijft er een verschil van negen punten over. Dit overgebleven verschil is niet meer statistisch significant. Het ogenschijnlijke verband tussen ontbijten en leesvaardigheid volgt dus alleen als er niet zorgvuldig rekening wordt gehouden met voorliggende variabelen die correleren met zowel ontbijtgedrag als leesvaardigheid (zogenoemde confounders).
Effect bij wiskunde en natuurwetenschappen
In de wiskundige en natuurwetenschappelijke vaardigheid van leerlingen wordt eveneens een positief verband aangetroffen tussen het ontbijtgedrag van scholieren en leerprestaties. Net als bij lezen is ook het grootste deel van dit verband terug te voeren op verschillen in sociaal-demografische kenmerken en de andere drie controlevariabelen. Toch blijft het verschil elf punten en is wel statistisch significant. Met andere woorden, ontbijten lijkt een positief effect te hebben op de wiskundige en natuurwetenschappelijke prestaties van middelbare scholieren, ongeacht achtergrondverschillen tussen leerlingen.
Conclusie
Het lijkt er dus op dat een ontbijt vóór het naar school gaan de leerprestaties op de domeinen wiskunde en natuurwetenschappen van leerlingen in het voortgezet onderwijs verhoogt. Bij lezen is dit niet het geval.
Deze resultaten komen overeen met eerder onderzoek (Edwards et al., 2011; Boschloo et al., 2012), maar ook met een recente Nederlandse studie onder leerlingen in het basisonderwijs (De Gezonde Basisschool, 2025). Volgens de onderzoekers van deze studie is het verschil met lezen niet onlogisch, omdat dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld rekenvaardigheid vooral thuis wordt gestimuleerd en aangeleerd.
Bij ontbijten op school lijkt daarmee zowel de fysieke als cognitieve ontwikkeling van leerlingen gebaat, nog los van de verwachting dat het ontwikkelen van een goede gewoonte op jonge leeftijd ook van belang is voor iemands gezondheid in latere jaren. Het maatschappelijke belang van een bevolking die gezonder is en langer leeft, leert en werkt kan overheidsingrijpen hier legitimeren (Van Ewijk et al., 2013).
Een kanttekening is evenwel dat er hier sprake is van een observationele studie. Daarin is het per definitie moeilijk om het causale effect van ontbijten voor het naar school gaan op leerprestaties vast te stellen, want er kunnen nog andere, ongemeten confounders zijn (Schwartz en Rothbart, 2019). Daarom dient men voorzichtig te zijn als het gaat om het trekken van harde conclusies omtrent de werking van beleid als het Programma Schoolmaaltijden.
Het is eveneens de vraag of dergelijke beleidsinterventies bijdragen aan het (bij de bron) aanpakken van leerachterstanden en kansenongelijkheid in het onderwijs zoals regelmatig wordt gesuggereerd (Muskens et al., 2024). Sociale herkomst, migratieachtergrond en geldzorgen thuis verklaren grotendeels dat ontbijten voor het naar school gaan een positieve samenhang vertoont met de leerprestaties van leerlingen en niet andersom. Ontbijt op school is dus hooguit symptoombestrijding.

Literatuur
Boschloo, A., C. Ouwehand, S. Dekker et al. (2012) The relation between breakfast skipping and school performance in adolescents. Mind, Brain, and Education, 6(2), 81–88.
De Gezonde Basisschool (2025) Welkom bij de Gezonde Basisschool van de toekomst. Informatie en video.
Edwards, J.U., L. Mauch en M.R. Winkelman (2011) Relationship of nutrition and physical activity behaviors and fitness measures to academic performance for sixth graders in a Midwest city school district. Journal of School Health, 81(2), 65–73.
Ewijk, C. van, A. van der Horst en P. Besseling (2013) Toekomst voor de zorg. CPB Publicatie, maart.
Hoyland, A., L. Dye en C.L. Lawton (2009) A systematic review of the effect of breakfast on the cognitive performance of children and adolescents. Nutrition Research Reviews, 22(2), 220–243.
Meelissen, M., N. Maassen, J. Gubbels et al. (2023) Resultaten PISA-2022 in vogelvlucht. Universiteit Twente Rapport, december.
Muskens, M., D. van Helvoirt, T. Jenniskens et al. (2024) Programma Schoolmaaltijden: Implementatie en ervaren effecten. KBA Nijmegen/Wageningen University & Research, Rapport.
RIVM (2020) Gezonder op de basisschool: Schoollunches en meer bewegen. Een verkenning naar draagvlak, haalbaarheid, betaalbaarheid en impact. RIVM-rapport 2020-0161.
Schwartz, A.E. en M.W. Rothbart (2019) Let them eat lunch: The impact of universal free meals on student performance. Journal of Policy Analysis and Management, 39(2), 376–410.
Auteurs
Categorieën