Ga direct naar de content

Mening: Geen politisering mededingingstoezicht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 26 2009

mening
Geen politisering mededingingstoezicht

Marktwerking mag dan uit de mode zijn, eerlijke concurrentie
tussen bedrijven blijft even belangrijk als in de hoogtijdagen van
Paars. Vorig jaar vierde de instantie die toeziet op eerlijke concurrentie, de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), haar tiende
verjaardag. De NMa houdt in de gaten of fuserende bedrijven
niet te veel macht krijgen. Een andere taak is het reguleren van
tarieven in markten met maar één aanbieder. Zo reguleert de
Energiekamer van de NMa de nettarieven in de elektriciteitsector,
en de Vervoerskamer de gebruiksvergoeding op het spoor en de
tarieven op Schiphol. Vier jaar geleden is de onafhankelijke positie
van de NMa gewaarborgd doordat zij de status van zelfstandig
bestuursorgaan kreeg.
Ondanks de inmiddels stevige positie van de NMa dreigt zij in twee
dossiers gepasseerd te worden. Het gaat om het fusietoezicht op
scholen en de tariefregulering van waterbedrijven. In plaats van het
fusietoezicht en de tariefregulering over te laten aan de speciaal
daarvoor opgetuigde NMa, is sprake van het politiseren van deze
taken. Politieke inmenging in het fusieproces of tarief­ egulering
r
is echter onwenselijk, omdat het toezicht dan te dicht bij het
p
­ olitieke proces terecht komt en doorkruist wordt met allerlei
partijpolitieke belangen.

Scholen
Eind april heeft het kabinet een wetvoorstel naar de Raad van
State gestuurd waarin is geregeld dat onderwijsinstellingen die
willen fuseren voortaan een fusie-effectenrapportage moeten
opstellen. Deze rapportage wordt met een bewijs van toestemming,
van onder andere leraren, ter goedkeuring aan de minister van
OCW voorgelegd. Alleen als die overtuigd is dat de voordelen van
de fusie opwegen tegen de nadelen, zoals beperking van keuzevrijheid in bepaald gebied, is de fusie toegestaan. Maar was niet juist
de NMa opgericht om fusies te toetsen?
Toegegeven, de NMa heeft onvoldoende mogelijkheden gekregen
om de fusiegolf in het onderwijs een halt toe te roepen. Bekostigde
instellingen zijn namelijk geen onderneming in de zin van de
Mededingingswet, omdat zij onder de huidige wet- en regelgeving
nog onvoldoende commerciële speelruimte hebben. Zo bepaalt
de overheid het aanbod en de prijs. Zonder fusietoezicht hebben
onderwijsinstellingen nu vrij spel waarbij niet vastgesteld kan
worden of een fusie in het voordeel van leerlingen, studenten en
docenten is. Dat is een onwenselijke situatie.
In plaats van te kiezen voor een politieke fusietoets is het beter
dat de overheid in het geval van nog nauwelijks concurrerende
markten, zoals het onderwijs, de standaard in de NMa-fusietoets
omdraait. De standaard zou moeten zijn dat fusies van een
bepaalde omvang niet zijn toegestaan indien de markt niet een
bepaalde nader vast te stellen concurrentie-intensiteit kent. Geef
de NMa dit instrument van de “nee tenzijâ€-toets: de fusie is alleen
toegestaan als er overtuigende voordelen bestaan. De NMa heeft
veel meer ervaring met het afwegen van voor- en nadelen van
fusies dan de minister van OCW.

Waterbedrijven
Huishoudens en bedrijven kunnen hun drinkwaterleverancier niet
kiezen en zijn gegeven hun woon- en vestigingsplaats gebonden
afnemers. Terwijl bedrijven in andere netwerksectoren sinds
midden jaren negentig onderling moesten gaan concurreren, is de
markt voor drinkwater niet geliberaliseerd en is nog altijd sprake
van wettelijke regionale monopolies. Waterbedrijven hoeven dan
ook niet te strijden om de gunst van de klant. Om kostenefficiëntie
te bevorderen voeren drinkwaterbedrijven eens per drie jaar een
vrijwillige benchmark uit onder leiding van brancheorganisatie
Vewin. De sector is door deze benchmark efficiënter geworden (De
Witte, 2008). Toch zijn de reële tarieven nauwelijks gedaald. De
gerealiseerde efficiëntiewinsten zijn niet bij de afnemers terechtgekomen, maar bij de bedrijven en hun aandeelhouders.
De enige mogelijkheid om te zorgen dat de nog te behalen efficiëntiewinsten in ieder geval deels bij de afnemers terechtkomen, is
door het instellen van tariefregulering. In de nieuwe Drinkwaterwet
die op 30 juni in de Eerste Kamer wordt behandeld, is inmiddels
voorzien in tariefregulering. Minister Cramer van VROM wil de
uitvoering van en het toezicht op deze regulering echter onderbrengen bij haar eigen inspectie. Dat is vreemd. De meest logische
toezichthouder is de NMa, want zij heeft immers veel ervaring met
tariefregulering. Net als voor energie en vervoer zou er binnen de
NMa een kamer moeten komen die toezicht houdt op de tarieven
in de watersector. Het is inefficiënt om de tariefregulering onder te
brengen bij de VROM-inspectie, omdat daarmee synergievoordelen
met de andere kamers bij de NMa niet benut worden en bij VROM
extra fte’s en kennis moet worden ingekocht.

Conclusie
Tariefregulering in netwerksectoren en fusietoezicht behoren tot
het werkterrein van de NMa. Het is te hopen dat de ministers van
OCW en VROM inzien dat deze taken zich niet lenen voor politieke
inmenging. De NMa is niet voor niets op afstand geplaatst van het
Ministerie van EZ. Het is ook niet voor niets dat fusietoezicht in
de zorg niet bij het Ministerie van VWS ligt maar bij de NMa, en
de regulering in de elektriciteitssector, het spoor en Schiphol niet
bij het Ministerie van EZ respectievelijk Verkeer en Waterstaat ligt.
Laat dat ook voor scholen en waterbedrijven zo zijn.

Literatuur
Witte, K. de (2008) Regulatie zonder regulator. ESB, 93(4547), 685–686.

Barbara Baarsma
Directeur van SEO Economisch Onderzoek

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4563) 26 juni 2009

413

Auteur