Memento mori
De triomftocht van ‘paars’ lijkt begonnen: een dijk
van een begroting waar de oppositie weinig of niets
tegenin kan brengen, teruglopende tekorten, oplopende werkgelegenheid, economische groei, lage
inflatie … kortom wat wil een mens nog meer? Alleen
de aanwending van de voorgenomen lastenverlichting zorgde nog voor enige discussie. Gaat het dan
werkelijk zo goed met onze economic dat wij ons
kunnen permitteren vrijwel uitsluitend over de verdeling van onze welvaart te spreken? Niets is in mijn
ogen minder waar.
Wie een bedrijf leidt, zoekt om zich been naar
kansen en bedreigingen en vraagt zich af hoe daarop
in te spelen. Doet hij dit niet, dan vragen zijn commissarissen het wel. Zo niet de ‘commissarissen’ van het
kabinet. De discussie over hoe het met ons bedrijfsleven gaat en wat de vooruitzichten zijn van deze
motor van de toekomstige welvaart is al weer enige
tijd minder actueel. Zelfs de jongste rampmelding bij
Fokker – in het verleden toch altijd goed voor een
openbare oprisping van ons Oranjegevoel – schijnt
nauwelijks meer echt te kunnen boeien. Voor de
korte termijn ziet het er allemaal misschien nog wel
‘oktober-zonnig’ uit, maar structured is er toch echt
het nodige aan de hand. Kennelijk zijn we nog
steeds niet bereid dit politick te onderkennen en
daar ook iets aan te doen.
Voor wie het nog niet wist, er zijn economieen
op deze aarde die al jaar-in-jaar-uit groeien met 7-8
of meer procent per jaar, waar het loonniveau een
fractie is van het onze, waar het opleidingsniveau
vooruit holt en waar de industriele activiteit echt allang niet meer alleen maar bestaat uit ‘domme-dingen-voor-goedkope-handjes’ (of men zou het bouwen van vliegtuigen en satellieten daaronder moeten
willen scharen…). Grote Europese concerns hebben
al geruime tijd geleden geconcludeerd dat de concurrentiestrijd in die regie’s wordt gestreden, dat daar de
eisen door de markt worden gesteld die de drijvende
kracht van de produktvernieuwing zijn en dat hun
Europese ‘ouderlijk-huis-markten’ steeds meer een
afgeleide beginnen te worden van de vernieuwingen
die elders plaatsvinden. Meer en meer is dat de reden om de produktie – maar ook het management te verplaatsen naar deze ’emerging regie’s’ en niet
langer omdat de handjes zo goedkoop zijn (hoewel
ook dat uiteraard helpt).
Onlangs bezocht Hare Majesteit de Koningin Indonesie. Indonesie is met ruim 190 miljoen inwoners
het vierde grootste land ter wereld, na China, India
en de Verenigde Staten. Indonesie is qua arbeid allang niet meer het goedkoopste land in de regio
(hoewel nog steeds goedkoop), maar de economie
groeit er wel en hard ook, de technologic komt snel
op een hoog niveau en men is vastbesloten op een
termijn van 20-25 jaar een industriele wereldmacht
van formaat te worden. Het is dan interessant onze
politici te horen zeggen dat wij definitief moeten bre-
ESB 4-10-1995
ken met het koloniale verleden en
dat wij voortaan met Indonesie
moeten omgaan als ‘equal partners’.
Wat voor ‘equal partners’, vraag ik
mij dan af? Lieve mensen, vergeleken bij de omvang van Indonesie
en de economische kracht die dit
land aan het opbouwen is, zijn wij
met 15 miljoen mensen en onze
luxueuze discussies over welvaartsverdeling en lastenverlichting
‘chickenfeed’. Indonesie zit echt
niet op ons te wachten, de wereld
loopt er de deur plat (en vaak met
heel wat attractievere aanbiedingen
dan de onze). Dat is er in de
wereld aan de hand, niks ‘equal
M.J.L. Jonkhart
partners’, maar knokken om voor ons eigen
bedrijfsleven in deze snel veranderende wereld
nieuwe toekomstmogelijkheden te creeren. En dan
hebben we het nog niet gehad over Thailand, Maleisie, mainland China, Korea, India, Midden- en OostEuropa, Zuid-Afrika en noemt u ze maar op: allemaal
landen die hard en vastbesloten aan het werken zijn
om ervoor te zorgen dat de wereld — en dus ook
onze wereld – er morgen anders uitziet dan vandaag.
Het Nederlandse bedrijfsleven weet dat natuurlijk
heel goed en speelt daar ook sterk op in. In zekere
zin is dat – althans naar de politick toe — jammer. Immers, ook al doen politici niets anders dan praten
over lastenverlichting en welvaartsverdeling, het bedrijfsleven zal zich heus wel aanpassen. Maar met
hoeveel moeite en inspanning gaat dat gepaard en
hoeveel beter zou het kunnen. Het eind van het liedje is natuurlijk dat de bedrijven blijven bestaan, maar
niet in Nederland. Heel af en toe heb je het gevoel
dat een of twee politici dit door beginnen te krijgen.
De hoop slaat echter snel om in desillusie als je de
remedie hoort: Nederlandse bedrijven moeten meer
van hun winst in Nederland irivesteren… Alsof er op
die manier over tien jaar nog iets te investeren valt!
Als we geen kunstmatige muur om ons land en
Europa willen zetten, wat dan? Moeten we het verlies
aan bedrijvigheid en daarmee werkgelegenheid dan
maar laten gebeuren? Ik denk dat wij al een heel
eind zouden zijn als het bouwen aan de toekomstige
structuur van onze economie eens echt op de politieke agenda zou komen. De bemoedigende tekens zijn
er heus wel. We hebben over Schiphol en de Betuwelijn besloten, we praten over een herijking van ons
buitenlandse beleid, kort-om het tij is aan het keren.
Daarom de discussie over het verdelen van onze huidige welvaart graag even opzij voor belangrijker zaken. Laten wij ons concentreren op de vraag waar
die welvaart in een snel veranderende wereld over
tien jaar eigenlijk vandaan moet komen en wat wij
daar nu voor moeten doen. Zo’n verandering van de
discussie is pas een echte triomftocht voor ‘paars’.