Van alle kinderen in Nederland was 3,6 procent arm in 2023, maar het verschilt erg tussen gemeenten. In sommige gemeenten was het percentage meer dan twee keer zo hoog, terwijl andere gemeenten vrijwel geen kinderarmoede kenden.
Eind 2024 introduceerden het Centraal Bureau voor de Statistiek, Nibud en het Sociaal en Cultureel Planbureau een nieuwe methode om armoede in Nederland te meten: een kind leeft in armoede als er na het betalen van de grootste vaste lasten (wonen, energie, zorg) te weinig geld in het gezin overblijft voor de andere minimale levensbehoeften. Daarbij telt zowel het inkomen als een direct inzetbare vermogensbuffer (zoals spaargeld en aandelen) mee.
Volgens de nieuwe meting maakten 115.000 kinderen tot achttien jaar in 2023 deel uit van een arm gezin: gemiddeld was er in elke schoolklas één kind arm in 2023. Vaals en Rotterdam kenden de meeste kinderarmoede: 7,6 en 7,5 procent (figuur). Ook de grote steden Amsterdam en Den Haag behoorden tot de tien gemeenten met in verhouding de meeste arme kinderen. In grote steden speelt mee dat er naar verhouding veel uitkeringsontvangers wonen die weinig vermogen hebben. Kinderarmoede komt ook vaak voor in perifere regio’s: het noordoosten, zuidoosten en zuidwesten. Rozendaal was de enige gemeente in Nederland waar geen enkel kind in een arm gezin leefde. In de negen andere gemeenten met relatief weinig kinderarmoede was ongeveer 1 op de 100 kinderen arm.
Bij 1,2 procent van de kinderen was in 2023 al minstens drie jaar op rij armoede in het gezin. Ook langdurige armoede kwam het vaakst voor bij kinderen in Vaals en Rotterdam. De percentages arme en langdurig arme kinderen dalen wel: in 2020 ging het nog om 6,2 en 3,2 procent. Maatregelen zoals de energietoeslag en de verhoging van het minimumloon droegen bij aan de daling. Het Centraal Planbureau verwacht dat de kinderarmoede ook de komende jaren verder zal dalen.
Auteur
Categorieën