D. J. Wolfson
Makkers,
staakt uw
wild geraas!
In September 1974 besprak Jan Pen in Het
Parool de expansieve Miljoenennota waarmee het kabinet—Den Uyl op de eerste oliecrisis reageerde onder de kop ,,Sinterklaas
bestaat!” Daar kan ik, tien jaar later, nog van
nagenieten. Zo’n herinnering is niet vrij van
nostalgic, want het is inmiddels wel duidelijk
geworden dat Sinterklaas met VUT is gegaan, en dat wij met de Zwarte Piet zijn blijven zitten, ook al vindt u dit blad voor het
eetst sinds weken weer eens in uw schoen.
De kunst is om het nakaarten over de stakingen en de mislukkingen in het overleg tussen minister Rietkerk en de ambtenaren niet
te laten ontaarden in zwarte pieten. Alle betrokken partijen zijn nu eerder gehouden tot
de-escalatie en zelfonderzoek, ten einde de
schade die ze hebben aangericht nog zoveel
mogelijk te beperken en te voorkomen dat
november voortaan de jaarlijkse blundermaand wordt in de relatie tussen regering en
vakbeweging. Want deze keer is bijna alles
wat fout kon gaan fout gcgaan.
Laat ik bij het begin beginnen. Dat de heer
Lubbers het regeerakkoord inhoudclijk wil
uitvoeren strekt hem tot eer. In termen van
economisch inzicht is dat akkoord geen intellectueel hoogstandje, maar vooruit – een premier die bereid is te regeren is beter dan iemand die (met de fiets aan de hand) achter de
feiten aansloft. Het kabinet had afgesproken
in 1984 ruim f. 7 mrd. te bezuinigen op de salarissen van ambtenaren en trendvolgers in
de kwartaire sector, en op de inkomensoverdrachten aan gezinnen. Van het begin af aan
was duidelijk dat deze taakstelling het einde
van de trend en/of de koppelingsmechanismen zou betekenen, tenzij het bedrijfsleven
met zijn regelingslonen ver onder de nullijn
zou duiken om het boeltje bij elkaar te houden. Dat het bedrijfsleven voldoende zou
matigen om trend en koppelingen binnen het
geschetste begrotingsbeeld veilig te stellen
geloofde niemand, ook al tuigde het kabinet
zijn herwonnen prijsleiderschap op met
vrome wensen ter zake. Die vroomheid was
er, denk ik, op gericht de christelijke achterban te demobiliseren; het kabinet wilde best
van trend en koppelingen af, dat paste in het
beleid.
Op allocatieve gronden is er inderdaad
veel te zeggen voor een autonoom arbeidsvoorwaardenbeleid van de overheid, dat begint met een achterblijven ten opzichte van
de marktsector. Werknemers en vooral ook
nieuwe toetreders tot de arbeidsmarkt moeten het signaal krijgen dat het niet alles meer
goud is wat er blinkt in de publieke sector:
wat meer vastigheid van loopbaan (enkele
ESB 30-11-1983
subsectoren daargelaten), maar geen loonontwikkeling meer die de produktiviteitsontwikkeling in het bedrijfsleven trendmatig
volgt. Want het is een ervaringsfeit dat de
produktiviteitsontwikkeling in de dienstverlening de neiging heeft achter te blij ven bij die
in de industriele voortbrenging. In tijden van
groei kan een dergelijk Baumol-effect betrekkelijk moeiteloos worden opgevangen,
zelfs bij een constant overheidsaandeel in een
stijgend nationaal inkomen. Stagneert de
groei, dan is de trend bij een gelijkblijvende
publieke dienstverlening alleen te handhaven bij een voortdurende stijging van de collectieve-lastendruk, of bij een doelbewuste
opvoering van de produktiviteit in de publieke sector. Nieuw beleid is dan ook onontkoombaar.
Als regering en parlement geen verdere
drukstijging gedogen, is dat een gegeven voor
de vakbeweging waartegen zij zich niet kan
blijven verzetten zonder een politieke rol te
spelen. Als stakingen uit de hand lopen in
verzet tegen een regeerakkoord als zodanig
passen ze niet in onze staatkundige verhoudingen, en ook een eis om in de huidige situatie zowel de arbeidsvoorwaarden als de arbeidsplaatsen van ambtenaren te garanderen
is vragen om moeih’jkheden. Daar staat tegenover dat een regering duidelijkhcid dient
te verschaffen over de wijze waarop zij haar
beleid wil invullen, en dat zij ambtenarenbonden die voor het eerst inhoudelijk moeten onderhandelen niet moet benaderen met
het verzoek een blanco cheque bij het kruisje
te tekenen. Zo gaan we niet met elkaar om in
Nederland, zegt de rechterlijke macht dan
gelukkig nog.
Daarmee kom ik aan de inhoudelijke
aspecten van het conflict. Op iedere hoek van
het Binnenhof was vorige week te horen wat
minister Rietkerk had laten lopen, hi die
lange nacht van 21 november. Zonder de
ACOP boden de ambtenaren die avond al
meer dan twee procent korting op nun arbeidsvoorwaarden. Als de sociale uitkeringen overeenkomstig waren gekort door een
particle inzet van premieverlagingen — om
de netto-nettokoppeling althans ten opzichte
van het verlaagde niveau van ambtelijke ar-
beidsvoorwaarden te handhaven — was een
werkbaar compromis geschapen voor 1984
en een begin gemaakt met een min of meer
geloofwaardig hanteren van de door de commissie-Wagner bepleite beleidsmatige koppeling. Aldus was een uitgangspositie geschapen om voor volgende jaren te praten
over een systeem waarbij de wetgever de
ambtelijke loonsom vaststelt, en de bonden
onderhandelen over de volume- en de prijscomponent waarin deze wordt opgedeeld.
En met de werknemers in de marktsector was
een inhoudelijke dialoog ontstaan over hun
recht om meer te reserveren voor sociale zekerheid, als ze bereid zijn daartoe de loonsom
niet op te drijven (en dat waren ze!). Want
dan gaat het tenslorte om de bestedingsvrijheid van hun aandeel in het nationale inkomen. Maar Rietkerk had geen behoorlijk onderhandelingsmandaat, en Koks grote geste
was al van tafel geveegd, en dus ook niet meer
onderhandelbaar. ,,Penny-wise and poundfoolish”, noemen de Engelsen dat.
Naar verluidt had minister Rietkerk geen
mandaat omdat zijn collcga Ruding — politick gesterkt door de vrees voor wat in Den
Haag inmiddels het Andriessen-effect heet
— het onderste uit de kan eiste, en zich bovendien niet wilde vastleggen voor komende
jaren. Dat doet vrezen dat hij behalve Kessler
ook de aanbevelingen van zijn eigen Studiegroep Begrotingsruimte inzake een voortrollende programmering ongelezen heeft gelaten, of althans een optie open wil houden om
toekomstige tegenvallers op de ambtenaren
af te wentelen.
En waarom was de gedachte van afzien
van premieverlaging voor meer sociale zekerheid niet bespreekbaar? De macro-economische arbeidskosten worden er niet of
nauwelijks door beinvloed. Het zal dus wel
weer het micro-economische prikkelverhaal
geweest zijn. Nu weet iedere econoom zo
langzamerhand dat dit op een misverstand
berust. Hoge uitkeringen remmen alleen de
toetreding als er daarnaast zwart wordt gewerkt, of als gedwongen werkloosheid geen
inferieur goed zou zijn, en dat is het voor de
grote meerderheid van de werkzoekenden
wel.
Hoe dan ook, een afruil als bovenbedoeld
waarin het kabinet ogenschijnlijk tweederde,
maar feitclijk een nog groter deel van zijn gelijk had gehaald, had tot de mogelijkheden
behoord als inhoud en folklore van het regeerakkoord niet waren verward. Een kabinet dat eerst aandringt op matiging ter wille
van de koppelingen, en dan niet thuis geeft
als die matiging wat anders geinstitutionaliseerd wordt, verliest aan geloofwaardigheid.
Sinterklaas kan nog niet met VUT. Voor wie
zoet is heeft hij geen lekkers meer, maar de
roe kunnen we niet missen. Die hebben we
blijkbaar nodig om beidepanijen duidelijk te
maken dat Nederland alleen gediend is met
werkbare oplossingen op middellange termijn, en niet met stiptheidsacties in de eigenwaan van de dag.
1099