redactioneel
LPF
H
et ochtendgloren kleurt oranje en het straatbeeld is carnavalesk. CEO’s en CFO’s in oranje broeken met leeuwenstaarten scanderen verbasteringen van Wilhelmus en het Duitse
bloed. De komende weken zal de Nederlandse productiviteit
kelderen doordat gespaarde vakantiedagen massaal worden
omgezet in televisie-uren en het gebrek aan nachtrust zal het
arbeidsethos temperen. De te duur ingekochte relatiereizen naar
München, Gelsenkirchen of Berlijn doen de winstverwachtingen
nog meer verdampen dan een slechte dag op de beurs; maar het
bier zal vloeien. Soms is dromen net echt.
De komende weken zal Nederland het level playing field
(LPF) betreden. De nieuwkomers en de incumbents zullen de
competitie vormgeven binnen de heldere lijnen van de regulering.
Resource-based en capability-driven zullen de verschillende  
leiders de organisaties samenstellen. De harmonisatie van normen en waarden tussen landen en culturen, hebben de afgelopen decennia een speelruimte gecreëerd waarbinnen de krachtmeting zal plaatsvinden.
Aanstaande vrijdag zullen 736 spelers en 32 coaches de competitie aangaan. De concurrentiepositie van Nederland ziet er
goed uit. Volgens de wedkantoren maakt Nederland de meeste
kans om groepswinnaar te worden; we staan op een gedeelde
derde plaats om de finale te halen. Dit hebben we vooral te danken aan Van Nistelrooy, zo laten de kansen zien. Deze concurrentiepositie hebben we deze keer niet verkregen door massaal
de lonen te matigen, een beproefd middel uit het verleden, maar
juist door de spelers riant te voorzien in hun behoeften. In de
sport promoten we de winnaars, in plaats van de verliezers te
ondersteunen.
De vraag is of we in het heuvelachtige Duitsland wel kunnen
uitgaan van een level playing field. Hoewel de omstandigheden
vermoedelijk voor alle partijen hetzelfde zullen zijn, zal het
duidelijk zijn dat, bijvoorbeeld, niet alle ploegen dezelfde financiële ondersteuning kennen. Hoewel de cijfers ontbreken, is het
niet onaannemelijk dat Trinidad & Tobago op een ander budget rondtoert dan Engeland. Ook het kapitaal dat iedere ploeg
vertegenwoordigt, in de vorm van sterspelers en stersalarissen,
loopt uiteen van ploeg tot ploeg. Het portfolio aan spelers dat
op de grasmat staat laat het rendement van een lager geprijsde
portfolio ver achter zich in de catacomben van de stadions.
Hoezo fair play?
Toch laat ieder sporttoernooi weer zien dat het niet alleen
gaat om de financiën. Underdogs stelen de show door gerenommeerde tradities te doorbreken. Ongebreidelde passie is soms
superieur aan doordachte systemen. En dat is het mooie van het
komende WK in Duitsland. Het level playing field is slechts het
decor van de nationale kenmerken die elkaar ontmoeten. Enige
decennia geleden spraken de Zuid-Amerikaanse tegenspelers
nog vol eerbied over het Nederlandse elftal als ‘la naranja
mechanica’, naar de gelijknamige film ‘Clockwork Orange’. De
geoliede machine van het Nederlandse elftal zag voetbal nog als
oorlog en deed die traditie eer aan door er nooit één te winnen.
’s Lands wijs, ’s lands eer.
Het verschil tussen de landen die zullen deelnemen op het
WK in Duitsland zou wel eens kunnen liggen in de nationale
opvattingen over competitie. Zoals J.S. Mill in de negentiende
eeuw al doorzag is de ene opvatting de andere nog niet (Mills,
1843): “In political economy, for instance, empirical laws of
human nature are tacitly assumed by English thinkers, which are
calculated only for Great Britain and the United States. Among
other things, an intensity of competition is constantly supposed,
which, as a general mercantile fact, exists in no country in the
world except these two. An English political economist, like his
countrymen in general, has seldom learned that it is possible
that men, in conducting the business of selling their goods over a
counter, should care more about their ease or their vanity than
about their pecuniary gain. Yet those who know the habits of the
Continent of Europe are aware how apparently small a motive
often outweighs the desire of money-getting, even in the operations
which have money-getting for their direct object.â€
De Nederlandse opvatting over competitie is helder. De
Nederlandse econoom spreekt over concurrentie in plaats van
competitie, in tegenstelling tot zijn Angelsaksische collega.
Als de Angelsaksische collega spreekt over concurrence dan
bedoelt ze ‘een samenloop’. En daar zit nu juist het verschil:
voor de Nederlandse econoom is competitie een samenloop van
omstandigheden en geen strijd om het bestaan.
De ontbrekende vechtlust van de Nederlandse jeugd op het
voetbalveld, met de patatgeneratie voorop, is slechts een uiting
van waar het echt om gaat op het Nederlandse voetbalveld:
samenspel. Bij het WK in Duitsland zullen competitieculturen
het tegen elkaar opnemen: de samba en de engelse wals, het kick
and rush en het catenaccio, en uiteraard de nimmer aflatende
Mannschaft. Laat het spel beginnen. n
Albert Jolink, hoofdredacteur
a.jolink@sdu.nl
Literatuur
J.S. Mill (1843) A System of Logic, Ratiocinative and Inductive, London: Harper.
ESB  2-6-2006
243