Ga direct naar de content

Loonsubsidies in Noord-Amerika

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 26 1997

Loonsubsidies in Noord-Amerika
Aute ur(s ):
Hertog, R.G.J. den (auteur)
De auteur is onderzoeker b ij NYFER, Forum for Economic Research te Breukelen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4095, pagina 174, 26 februari 1997 (datum)
Rubrie k :
Beleid w ereldw ijd
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid, verenigde, staten

Niet alleen Europa kampt met het probleem van een hoge werkloosheid onder laaggeschoolden. Om de arbeidsmarktpositie van
laaggeschoolden te verbeteren, en daarmee de armoede te bestrijden, wordt in de Verenigde Staten en Canada met twee vormen van
loonkostensubsidies geëxperimenteerd: de earned income tax credit (EITC) in de VS en het self-sufficiency project (SSP) in Canada 1.
EITC
De EITC is in 1975 ingevoerd om te voorkomen dat laagbetaalde werknemers door alle heffingen in de armoede zouden blijven steken.
Het programma is wegens succes sterk uitgebreid, in 1996 konden 13 miljoen huishoudens er gebruik van maken. De kosten bedroegen $
24,4 mrd. Daarmee is de EITC het grootste ondersteuningsprogramma voor laagbetaalde Amerikanen en bovendien het snelst groeiende.
De hoogte van de subsidie hangt af van het inkomen. Een gezin met twee kinderen en een inkomen lager dan $ 8.425 kreeg in 1994 een
subsidie van 30% van het verdiende inkomen (subsidy range), bij een inkomen tussen $ 8.425 en $ 11.000 kreeg het de maximale subsidie
van $ 2.538 (flat range), en bij een inkomen boven de $ 11.000 werd de subsidie met 17,68 cent verminderd voor iedere extra dollar aan
inkomsten zodat de subsidie precies uitkwam op nul bij $ 25.355 (phaseout range).
In Europa beweren sommige politici dat finan- ciele prikkels niet kunnen helpen bij de bestrijding van de werkloosheid omdat de banen er
gewoon niet zijn. Uit onderzoek blijkt echter dat deze prikkels in de VS wel degelijk effect hadden. Nadat in 1986 het subsidiepercentage
in de subsidy range en de maximale subsidie waren verhoogd, steeg de arbeidsparticipatie met 2,8 percentagepunt bij alleenstaande
moeders (een toename van 4 %). Bij een soortgelijke uitbreiding in 1993 was dit 3,3 percentagepunt (een toename van 6 %).
SSP
Het Canadese self-sufficiency project beoogt dat alleenstaande ouders, die income assistance ontvangen, werk zoeken. Het SSP heeft
drie belangrijke kenmerken. Ten eerste stijgt het inkomen van iemand met één kind van C$ 1.079 naar C$ 1.932 per maand wanneer een
baan van 30 uur per week met een minimumuurloon wordt geaccepteerd. Dit voorkomt dat een werkloze met een betrekkelijk hoge
uitkering niet voldoende wordt geprikkeld om weer te gaan werken. Ten tweede is de subsidie gelijk aan de helft van het verschil tussen
de inkomsten uit arbeid en een streefbedrag (C$ 3083). Dit betekent dat de SSP aanvulling slechts met C$ 0,50 daalt wanneer het salaris
met C$ 1,00 toeneemt. Er is dus geen armoedeval. Ten derde voorkomt een conditie dat door het hogere welvaartsniveau werknemers
minder in plaats van meer uren per week gaan werken: deelnemers moeten tenminste 30 uur per week werken.
Om de effecten van het SSP te evalueren is het gedrag onderzocht van 2.000 gezinnen in de eerste 17 maanden van het experiment 2.
Hierbij is gekeken naar het verschil tussen een groep van SSP-deelnemers en een controle groep. figuur 1 toont voor deze twee groepen
het verloop van het percentage dat een volledige baan (30 of meer uur per week) heeft. Het SSP heeft zichtbaar effect gehad: na 14
maanden was het werkgelegenheidspercentage bij de deelnemers ongeveer tweemaal zo hoog als dat bij de controlegroep.

Figuur 1. Werkgelegenheid van wel- en niet SSP-deelnemers na ingang van het project
Lessen voor Nederland
De EITC en SSP hebben waarschijnlijk effect omdat zij aan twee belangrijke voorwaarden voldoen. Ten eerste moet de subsidie aan
werknemers worden gegeven, bijvoorbeeld via een negatieve inkomstenbelasting. Dit voorkomt administratieve rompslomp bij de
werkgever en stigmatisering van werknemers. Ten tweede moet een subsidieregeling er voor zorgen dat arbeid loont en er geen
armoedeval is.
In Nederland is op dit moment een discussie gaande over het minimumloon. Gelet op de positieve effecten van de financiële prikkels in
Canada zou m.i. een werkloze een baan onder het minimumloon moeten kunnen krijgen, om dan bijvoorbeeld de ene helft van zijn
inkomen te verliezen aan kortingen op de uitkering en de andere helft zelf te mogen houden (een belastingtarief van 50%). De resterende
uitkering is dan de subsidie voor laaggeschoold werk. Dit sluit goed aan bij het succesvolle Canadese experiment, omdat ook daar de
uitkering als uitgangspunt geldt

1 Dit artikel is een samenvatting van E.J. Bomhoff en R.G.J. den Hertog, Employment and income of the low-skilled, in: Social policy and
economic performance, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag 1997.
2 D. Card en P.K. Robins, Do financial incentives encourage welfare recipients to work? Evidence from a randomized evaluation of the
self-sufficiency project, NBER working paper, nr. 5701, 1996.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs