Ga direct naar de content

Laat aandacht voor bestaanszekerheid meer zijn dan een politieke hype

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 22 2025

Bestaanszekerheid staat de laatste jaren prominent op de politieke agenda. Het thema is onderwerp van het eerste hoofdstuk van het regeerprogramma van het kabinet-Schoof en lijkt daarmee een prioriteit voor overheidsbeleid. Maar bestaanszekerheid kent verschillende definities en is nog moeilijk te meten, constateert het CBS (2024). Daardoor is het aantrekkelijk voor politici van links tot rechts om mee te liften op de hernieuwde aandacht voor bestaanszekerheid door uiteenlopende beleidsmaatregelen – rondom inkomen, zorg, wonen of onderwijs – te framen als bijdragen aan de bestaanszekerheid. Dat maakt het relevant dat de economische wetenschap helpt om richting te geven aan beleid. Dit themanummer doet een aanzet.

Het goede nieuws

Als we bestaanszekerheid benaderen vanuit verschillende negatieve levensgebeurtenissen – baanverlies, arbeidsongeschiktheid, gezondheidsschokken, scheiding en verweduwing – valt op dat inkomensverlies verrassend consistent gedekt is binnen het publieke stelsel. Janneke Pieters, Simon Rabaté, Wiljan van den Berge en Willem van der Wal laten zien dat het gemiddelde verlies in besteedbaar inkomen voor verschillende schokken uiteindelijk steeds rond de tien procent is. Het primaire inkomen daalt wel veel sterker bij bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid dan na een scheiding, maar de publieke verzekering is dan ook hoger waardoor het besteedbaar inkomen uiteindelijk redelijk gelijk is.

Gaten in het socialezekerheidsstelsel

Wanneer we echter voorbij de gemiddelden kijken en inzoomen op specifieke casuïstiek, zien we dat er wel degelijk gaten in het bestaande publieke stelsel ­zitten.

Brinn Hekkelman, Pim Kastelein en Suzanne ­Vissers laten bijvoorbeeld zien dat onder de groep mensen met de hoogste kans op baanverlies de kans ook aanzienlijk hoger is om langdurig werkloos te blijven. Zo stapelen de risico’s zich voor een kleine groep op de arbeidsmarkt. De auteurs stellen een meer proactieve bestrijding van risico-ongelijkheid voor – bijvoorbeeld door deze groep gericht extra hulp aan te bieden bij het zoeken naar nieuw werk.

Chris Vlam, Maurice Guiaux, Wolter Hassink, ­Harriët Havinga en Wim Zwinkels tonen dat het risico op schulden hoger is voor mensen met een Ziektewetuitkering – een vangnet-uitkering voor zieke werknemers zonder vast dienstverband – dan voor mensen met een andere UWV-uitkering. Vanwege hun flexibele contract staan deze mensen niet sterk op de arbeidsmarkt. Ziekte zorgt er vervolgens voor dat kwetsbaarheden in werk, financiën en gezondheid elkaar kunnen versterken. De auteurs stellen dat deze bijzonder kwetsbare groep van uitkeringsgerechtigden tot nu toe veelal buiten beeld van beleidsmakers is gebleven en dat een integrale hulpaanpak ontbreekt.

En Heike Vethaak, Ernst-Jan de Bruijn, Marieke Knoef en Pierre Koning laten zien dat bijstands­instromers langer afhankelijk blijven van de bijstand en minder werken als de beoordelingsprocedure lang duurt – een ‘pechfactor’ afhankelijk van welke ambtenaar de aanvraag beoordeelt. Het tijdig verstrekken van voorschotten tijdens de wachttijd lijkt een manier om deze schade te beperken.

Een groter probleem

Maar de politieke aandacht voor bestaanszekerheid gaat verder dan de specifieke risico’s die subgroepen lopen: in de discussie gaat het vaak over een groeiende sociaal-economische klasse die de grip op het eigen bestaan verliest.

Als we op deze manier naar bestaanszekerheid kijken, lopen de verschillen tussen generaties in het oog. Enerzijds lijkt er voor gepensioneerden een ­relatief hoge bestaanszekerheid te gelden. Pim ­Koopmans, Max van Lent, Marike Knoef en Stefan van Woelderen laten met gegevens van bankrekeningen van ING-klanten zien dat na pensionering de financiële positie van gepensioneerden over het algemeen verbetert. Bij het bereiken van de AOW-leeftijd is er een scherpe afname van de fractie mensen met schulden. En in de jaren na pensionering stijgt het totaal van de spaar- en betaalsaldi geleidelijk. Dit geldt in het bijzonder voor financieel kwetsbaren.

De sterke positie van gepensioneerden komt mogelijk doordat het om een grote groep kiezers met een goede politieke organisatie gaat, zoals Donders en de Kam (2022) eerder in ESB argumenteerden.

Anderzijds lijkt met name een groep jongvolwassenen met lage inkomens steeds meer te worstelen met hun zekerheid. Zo laat Daniël van Wijk zien dat lagere inkomens steeds minder vaak aan kinderen beginnen. Hier lijkt de bestaansonzekerheid toe te nemen en zelfs te zorgen voor onzekerheid over het voortbestaan.

De weg naar meer bestaanszekerheid

Wanneer een groep door het sociale vangnet heen blijkt te vallen, werpt dit dikwijls de vraag op of en hoe reparatiewerk het betreffende gat kan dichten. Vaak is er wel een politieke partij die daar electoraal voordeel uit probeert te halen. Maar plak- en pleisterwerk leidt tot complexiteit in het publieke stelsel, wat juist een bron van onzekerheid kan worden zoals we weten uit bijvoorbeeld de toeslagenaffaire.

De combinatie van een wijdverspreid sentiment dat de overheid onvoldoende zekerheden biedt en het feit dat er diverse specifieke groepen zijn waarvoor het huidige socialezekerheidsstelsel ontoereikend is, suggereert dat er meer nodig is dan plak- en pleisterwerk. Arjan Vliegenthart herinnert ons eraan dat het kabinet-Schoof dit ook als doelstelling heeft geformuleerd bij zijn aantreden. Zo belooft het kabinet bijvoorbeeld de “sociale zekerheid, toeslagen en inkomstenbelasting [te] hervormen” en de toegankelijkheid van betaalbare woningen te vergroten (Rijksoverheid, 2024). Toch weet het kabinet daar tot nu toe weinig stappen te zetten: in de Voorjaarsnota beperkt het zich tot kleine en tijdelijke aanpassingen van het huidige stelsel zoals het verhogen van de huurtoeslag, het bevriezen van de sociale huren en het inkorten van de WW.

De bijdragen in dit themanummer onderstrepen eens te meer dat het verbeteren van de bestaanszekerheid een urgent onderwerp is. De weg naar meer bestaanszekerheid vereist een aanpak die niet blijft hangen in de marge van het bestaande stelsel maar een overheid die bestaanszekerheid de komende jaren hoog op de agenda houdt en met concreet beleid het publieke stelsel durft te hervormen. Zo zorgen we dat bestaanszekerheid daadwerkelijk “voorwerp van zorg der overheid” is – zoals vastgelegd in artikel 20 van de Grondwet – en zich niet beperkt tot een politieke hype.

Literatuur

CBS (2024) Vooronderzoek monitoring bestaanszekerheid. CBS Publicatie, 29 november.

Donders, J. en F. de Kam (2022) Kloof tussen AOW en bijstand toont politieke macht van ouderen. ESB, 107(4813), 408–411.

Rijksoverheid (2024) Regeerprogramma kabinet-Schoof. Rijksoverheid, 13 ­september.

Auteur

Plaats een reactie