Tot voor kort kon ik vooral hard lachen om berichten als: ‘Alle 31 Chinese provincies, met uitzondering van Shanxi, hebben een bovengemiddelde groei gemeld’. Maar zo langzamerhand begint het een serieus probleem te worden dat Chinese cijfers geen enkele waarde hebben.
Als een economie uitbundig groeit, stellen beleggers geen vragen. Pas bij eb zie je wie er geen zwembroek draagt, luidt een uitdrukking die ik de laatste tijd steeds vaker hoor. In China is het tij nadrukkelijk gekeerd, maar door het gebrek aan kwalitatief goede cijfers is het onmogelijk om onderscheid te maken tussen gezonde en zieke sectoren en bedrijven.
Voor Martin Taylor en Nick Barnes van Nevsky Capital is dat de reden om afgelopen week bekend te maken dat zij de stekker uit hun succesvolle hedgefonds trekken en dat zij de $ 1,5 mrd die ze beheren teruggeven aan hun klanten. ‘Wat we het leukste vinden om te doen — economische gegevens en bedrijfscijfers analyseren — is niet langer een aangename bezigheid’, schreven ze die klanten in een brief.
Vagere rapporten
Niet alleen in China, maar ook in India en andere opkomende landen zakken volgens de Londense hedgefondsmanagers de ‘transparantie en waarachtigheid van de cijfers in, zowel op macro- als op microniveau’. Vooral uit lijfsbehoud kiezen beleidsmakers en bedrijven er steeds vaker voor, vager te rapporteren. Het idee is: hoe minder je bekendmaakt, des te kleiner de kans dat je erop aangesproken wordt door toezichthouders, beleggers of rechtbanken.
Toen Taylor en Barnes twintig jaar geleden met hun fonds begonnen, spendeerden ze veel tijd aan ‘het ontcijferen van het ontcijferbare’, zoals de stemmingen van de Russische president Boris Jeltsin. Deze ‘kremlinologie’ was voor hen altijd een crime, staat er in de brief te lezen. Maar gelukkig werd het leven beter toen steeds meer landen westerse rapportagemaatstaven begonnen te omhelzen. Helaas brak in de VS en Europa de kredietcrisis uit en raakten die standaarden uit de mode.
Kremlinologie
‘Kremlinologie, veelal met een nationalistische twist, is terug. Het is nu voor de meeste landen in de opkomende wereld de norm geworden, niet langer de uitzondering’, stellen Taylor en Barnes, die daarmee nadrukkelijk de stemming in de markt verwoorden. Niet voor niks stroomde in de tweede helft van vorig jaar $ 46 mrd aan aandelen- en obligatiebeleggingen uit de opkomende landen, zo blijkt uit cijfers van bankenlobbyclub IIF, de eerste uitstroom sinds 2008.
Nu was het succes van die landen in de afgelopen decennia vooral een kwestie van veel mensen inschakelen in het wereldwijde industriële productieproces. Die bron van groei is opgedroogd. Landen als China, Rusland en Peru kunnen alleen nog maar vooruitkomen door hoogwaardiger producten te maken.
Een versterking van het innovatieve vermogen vergt echter veel westerse knowhow en investeringen. Veel meer dan in een cementfabriek of kopermijn vereist dat een degelijke rapportagecultuur, maar ook een solide bescherming van (intellectueel) eigendom. Een rechtsstaat is daarbij onontbeerlijk, inclusief robuuste publieke instituties, onafhankelijke toezichthouders en een juridisch kader dat rechten als vrijheid van meningsuiting en vrije vergadering waarborgt. Aangezien opkomende landen nu vooral de andere kant op bewegen, is het misschien het beste het voorbeeld van Taylor en Barnes te volgen.
Auteur
Categorieën