Kredietvoorzieningen en procycliciteit
Aute ur(s ):
Bikker, J.A. (auteur)
Metzemakers, P.A.J. (auteur)
De eerste auteur is en de tweede auteur was werkzaam bij Strategie, Directoraat Toezicht, De Nederlandsche Bank. J.A.Bikker@dnb .nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4423, pagina 20, 9 januari 2004 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
banken
Het huidige voorzieningengedrag van banken kan procyclisch uitwerken. Dynamische voorzieningen of soortgelijke vooruitkijkende
methoden bieden een oplossing.
Dit artikel gaat in op het voorzieningengedrag van banken en de mogelijk procyclische effecten daarvan. De wijze waarop voorzieningen
moeten worden vastgesteld staat momenteel ter discussie in het kader van de beoogde invoering van nieuwe International Financial
Reporting Standards (ifrs) 1. Ons empirisch onderzoek toont aan dat banken inderdaad extra voorzien voor kredietverliezen als de
conjunctuur achteruit gaat. Dit artikel betoogt dat methoden die bij het beoordelen van kredietrisico’s niet terugblikken maar
vooruitkijken, liefst over de gehele komende conjunctuurcyclus heen, eventuele procyclische effecten tegen kunnen gaan. De interne
modellen voor kredietrisico, zoals die op dit moment door het Bazels Comité worden ingevoerd in het kader van een nieuw
kapitaalakkoord (Bazel II), bieden nieuwe mogelijkheden om objectieve schattingen te maken van verwachte verliezen.
Procycliciteit
De International Accounting Standards Board (iasb) heeft in december 2003 nieuwe ‘accounting’-voorschriften voor het bepalen van
voorzieningen vastgesteld, die in de eu vanaf 2005 verplicht zullen zijn voor in ieder geval alle beursgenoteerde bedrijven. Om controle
mogelijk te maken, staat de iasb alleen voorzieningen toe als er objectief bewijs is voor mogelijke verliezen op grond van reeds
opgetreden gebeurtenissen2. Zo’n meer terug- dan vooruitkijkende methode is minder bevredigend voor toezichthouders,
verantwoordelijk voor de financiële stabiliteit omdat deze bij hoogconjunctuur leidt tot het boeken van te weinig verliezen (die er
statistisch wel aankomen) en te veel inkomen (uit de risicopremie van de rentemarge). Om procycliciteit terug te dringen is meer
vooruitzien wenselijk, uiteraard wel op basis van objectieve methoden.
Het voorzieningengedrag van banken kan in de huidige situatie als volgt procyclisch uitwerken3. Tijdens een economische neergang
gaan meer bedrijven failliet, zodat banken voorzieningen moeten treffen voor de hieruit volgende kredietverliezen. Dit tast de
winstgevendheid van de banken aan, waardoor deze instellingen minder mogelijkheden hebben om de kapitaalreserve tijdig opwaarts aan
te passen. Banken zijn immers verplicht voldoende eigen vermogen aan te houden om eventuele onvoorzienbare verliezen te kunnen
opvangen.
Kredietrantsoenering
Een recessie is een ongunstige periode om kapitaal aan te trekken, bijvoorbeeld door nieuwe aandelen uit te geven. Bij een tekort aan
middelen voor de benodigde voorzieningen en kapitaalbuffer zouden banken de omvang van hun leningenportefeuille kunnen
verminderen. Aldus bestaat het risico dat het aanbod van krediet in tijden van economische tegenwind minder groeit of zelfs afneemt,
wat het economisch herstel zou kunnen belemmeren en de conjunctuurcyclus versterken. Het optreden van een dergelijke vorm van
kredietrantsoenering is overigens lastig empirisch aan te tonen, omdat in een recessie ook de kredietvraag afneemt. In tijden van
tegenspoed stellen bedrijven investeringen immers vaak uit. Het probleem van procycliciteit speelt dan niet.
De eventueel procyclische rol van voorzieningen heeft de afgelopen jaren aan gewicht gewonnen omdat banken hun toevoegingen aan
de voorzieningen enorm verhoogd hebben vanwege de neergaande conjunctuur, boekhoudschandalen en megafaillissementen. Hoge
kredietwaardigheid van debiteuren gedurende hoogconjunctuur maakt lagere voorzieningen acceptabel en soepeler kredietverlening
verleidelijk. Tijdens laagconjunctuur materialiseren de kredietrisico’s zich echter in toename van faillissementen en voorzieningen. Dit
verschijnsel treedt op in alle tijden en landen (zie figuur 1). Bij een groei van het bruto binnenlands product (bbp) van onder de drie
procent zijn de voorzieningen in Nederland gemiddeld honderd procent en in alle oeso-landen gemiddeld zestig procent hoger dan bij
een bbp-groei van drie procent of meer4.
Figuur 1. Samenhang voorzieningen en bbp-groei in oeso-landen
Andere motieven voor voorzieningen
Naast specifieke voorzieningen voor individuele, zeer waarschijnlijk niet volledig inbare leningen, zijn er ook voorzieningen voor de
gehele portefeuille, niet gekoppeld aan specifieke kredieten. Portefeuillebrede voorzieningen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op
menselijke beoordeling, wat eventueel ruimte biedt voor subjectieve beoordelingen. De vakliteratuur stelt dat dit laatste het
bankmanagement de mogelijkheid geeft de voorzieningen wat bij te sturen. Naast het eigenlijke doel van voorzieningen, de
herwaardering van uitstaande kredieten, worden in de literatuur nog drie redenen voor het treffen van voorzieningen genoemd5.
Allereerst kunnen in goede jaren meer voorzieningen getroffen worden, omdat meer middelen voorhanden zijn, en in slechte jaren minder,
interend op reserves. Achter een dergelijk voorzieningenbeleid, waarin winsten enigermate worden geëgaliseerd, zouden ook dubieuze
motieven kunnen liggen, zoals het suggereren van een stabiele winst om de aandeelhouder te plezieren.
Ten tweede kunnen algemenere voorzieningen ook worden gebruikt om de vereiste kapitaalreserve (snel) aan te vullen, omdat deze in
een aantal landen – waaronder Nederland – tot een bepaald maximum meetellen als kapitaal. Het treffen van voorzieningen gaat veelal
sneller dan het aantrekken van kapitaal.
Ten slotte is het feit dat voorzieningen in veel landen voor de belasting aftrekbaar zijn een prikkel tot het treffen van voorzieningen. Deze
prikkel is het sterkst waar voorzieningen ook meetellen als onderdeel van de kapitaalreserve.
Model voor voorzieningen
De hierboven genoemde factoren die een rol kunnen spelen bij het treffen van voorzieningen zijn onderzocht met een regressiemodel,
waarvan tabel 1 uitkomsten geeft6. Overeenkomstig de verwachting nemen de voorzieningen toe, als de bbp-groei (als indicator van de
conjunctuurcyclus) afneemt en de kans op wanbetaling stijgt. Dit is het overheersende cyclische effect bij het treffen van voorzieningen.
Daarnaast strijken sommige banken de inkomstenstroom als het ware glad door bij hoge inkomsten systematisch meer voorzieningen te
treffen en omgekeerd.
Tabel 1. Model voor toevoegingen aan voorzieningen, als percentage van de totale activa
coëfficiënt c
‘vertraging’ b
groei bbp
werkloosheid
inkomsten vóór belastingen en voorzieningen/taa
groei leningen
leningen/ta a
eigen vermogen/ta a
0,4131
-0,0005
0,0000
0,2784
0,0003
0,0038
-0,0329
a) Gedeeld door ‘totale activa’ (ta).
b) De verklaarde variabele ‘toevoegingen aan voorzieningen/ta’ komt ook één jaar vertraagd als verklarende variabele voor.
c) Alle coëfficiënten, behalve die van werkloosheid, zijn significant op het 99 procentsniveau.
Bron: Bankscope Fitch-ibca.
De voorzieningen nemen ook toe bij hogere groei van de kredietverlening, aangevend dat royale kredietverstrekking meer risico oplevert.
Voorzieningen blijken inderdaad voor een deel te fungeren als instrument voor kapitaalmanagement. Ten slotte houdt meer krediet meer
risico in en derhalve bij benadering evenredig hogere voorzieningen.
De balans van de drie onderscheiden conjunctuurgevoelige variabelen (bbp, buffervorming uit inkomen en buffervorming bij hogere
groei kredietverlening) bepaalt in hoeverre het voorzieningengedrag van banken procyclisch zou kunnen zijn. De stijging van
voorzieningen bij neergaande conjunctuur wordt enigszins gematigd door de dan optredende daling van buffervorming uit inkomsten of
vanwege de hoge groei van de kredietverlening. Toch nemen de voorzieningen tijdens een economische neergang per saldo sterk toe.
Dit kan procyclische effecten hebben, in het bijzonder in combinatie met (meer) risicogevoelige kapitaaleisen. Tijdens een recessie tasten
de hogere voorzieningen immers de toch al lagere winst verder aan.
Vooruitkijken of terugblikken
De oorzaak van de huidige mogelijk procyclische wijze van voorzieningen treffen ligt voor een deel in de boekhoudkundige en fiscale
regels. Deze ontmoedigen of verbieden banken in sommige landen om specifieke voorzieningen te treffen voor verliezen of
gebeurtenissen, die niet zijn voorgevallen vóór de opmaakdatum van de balans, zoals verwachte verliezen in het komende jaar of daarna.
De reden hiervoor is dat de verantwoordelijke autoriteiten er op willen toezien dat voorzieningen voortvloeien uit een objectieve
herwaardering van de kredietportefeuille en niet misbruikt worden voor manipulatie van de winst- en verliesrekening.
Omdat het lastig is verifieerbaar bewijs over mogelijk toekomstig kredietverlies te leveren, blikken banken bij het creëren van
voorzieningen voornamelijk terug. Voor algemenere voorzieningen zijn de regels in sommige landen minder strikt en mogen banken
toekomstige ontwikkelingen (bijvoorbeeld de conjunctuur) meenemen in hun berekening van de verwachte verliezen op een groep van
leningen. In andere landen zijn de regels echter gelijk aan specifieke voorzieningen, behalve dat de evaluatie op basis van een
portefeuille in plaats van op grond van afzonderlijke leningen wordt gedaan.
Dynamische voorzieningen
Om procycliciteit te voorkomen moet bij het treffen van voorzieningen meer vooruit gekeken worden dan worden teruggeblikt. Een
ruimere horizon voor het vaststellen van voorzieningen voor verwachte verliezen, die de hele conjunctuurcyclus omvat, zou het
procyclische voorzieningengedrag van banken verminderen, doordat voorzieningen eerder in de conjunctuurcyclus genomen zouden
kunnen worden7. Hierdoor zou een scherpe daling van de winst tijdens een recessie vanwege kredietvoorzieningen worden vermeden.
In een aantal landen is een dergelijk vooruitziend voorzieningenbeleid, vaak aangeduid met statistische of dynamische voorzieningen
(dv), reeds ingevoerd (Spanje en Portugal) of wordt invoering overwogen (Frankrijk). Andere landen, zoals Nederland, kennen reeds
meer vrijheid omdat de voorzieningen een dynamische of vooruitziende component mogen hebben. Opzet van dv is om op basis van
historische data het verwachte kredietverlies over de volledige looptijd te bepalen en bij de verstrekking een voorziening te treffen, die
wordt toegevoegd aan het statistische fonds. Gerealiseerde kredietverliezen worden vervolgens op dat fonds afgeschreven. Hierdoor
wordt het kredietrisico als het ware over een langere periode gespreid en drukt de last van kredietverliezen niet in de meest ongunstige
jaren op de winst- en verliesrekening. Aldus gaat de winst minder met de conjunctuur mee: in goede tijden wordt de winst getemperd
door de opbouw van het fonds en in slechte tijden worden verliezen afgeboekt op het fonds in plaats van op de winst.
De nieuwe ifrs-voorschriften zullen deze praktijk van dynamische en andere vooruitziende elementen van de voorzieningen vanaf 2005
beëindigen, althans voor de jaarrekening. Of toezichthouders de ifrs-lijn zullen blijven volgen voor prudentiële doeleinden staat nog te
bezien.
Bazel II
De invoering van interne modellen voor kredietrisico volgens Bazel II biedt nieuwe en ongekende mogelijkheden om op objectieve wijze
vooruitziende voorzieningen te treffen, omdat deze controleerbare schattingen maakt van verwachte verliezen, althans voor de (beperkte)
horizon van één jaar. Deze meetmethoden waaraan momenteel door de grote banken hard wordt gewerkt en waarop naar verwachting met
ingang van 2007 de minimale kapitaaleisen volgens Bazel II mogen worden bepaald, bieden waarschijnlijk mogelijkheden om ook bij het
treffen van voorzieningen meer vooruit te kijken. Uit oogpunt van financiële stabiliteit zou vermindering van procyclische voorzieningen
door juist deze grote, geavanceerde banken het meest wenselijk zijn.
Vooruitziende methoden voor voorzieningen zouden goed aansluiten bij één van de doelstellingen van de tweede pijler van het nieuwe
Bazelse Kapitaalakkoord, namelijk om een vooruitziende blik op kredietrisico’s te stimuleren8. Zo vereist Bazel II dat bij de bepaling van
de benodigde kapitaalbuffers rekening wordt gehouden met het effect van een eventuele toekomstige conjuncturele neergang.
Conclusie
Dit artikel beschouwt macro-economische implicaties van het huidige voorzieningenbeleid van banken. Empirisch onderzoek toont aan
dat het risico bestaat dat de conjunctuurbeweging soms wordt versterkt, doordat banken de voorzieningen voor kredietverliezen bij
ongunstige economische omstandigheden moeten verhogen, waardoor winstgevendheid en kapitaalbuffers gelijktijdig onder druk staan.
De hogere voorzieningen zijn voor een deel het gevolg van goed risicomanagement en voor een deel het gevolg van minder gewenste
accountingregels.
Het invoeren van statistische ofwel dynamische voorzieningen, waarbij voorzieningen onafhankelijk van de conjunctuur worden
getroffen, kan voor dit laatste een oplossing bieden. Daarmee vermindert de volatiliteit van de winst en worden gunstiger condities
gecreëerd voor de beschikbaarheid van krediet tijdens recessies, zodat het procyclische karakter van het bankwezen vermindert. De
invoering van interne modellen voor kredietrisico volgens Bazel II biedt mogelijkheden voor objectieve schattingen van verwachte
verliezen, zodat bij het voorzieningen treffen vooruit kan worden gekeken zonder aan objectiviteit in te boeten.
Jaap Bikker en Paul Metzemakers
1 Ontwikkeld door de International Accounting Standards Board (IASB). De EU zal deze IFRS in 2005 invoeren voor de geconsolideerde
jaarrekening van beursgenoteerde bedrijven. Lidstaten kunnen deze standaards ook verplicht stellen voor de overige ondernemingen en
voor de enkelvoudige jaarrekening.
2 In de voorgestelde IFRS bestaat de optie ‘fair value’ toe te passen waarmee voorzieningen impliciet in de fair value waardering is
verwerkt zodat de discussie een andere wending neemt.
3 Voorzieningen en kapitaal vormen buffers voor verwachte en onverwachte verliezen. Ze werken op gelijke wijze procyclisch uit, maar
vallen onder verschillende wettelijke regelingen. Voorzieningseisen zijn nu nog gebaseerd op Europese richtlijnen en advies van de Raad
voor de Jaarverslaggeving en in de toekomst op de IFRS. Minimale kapitaaleisen worden door de EU voorgeschreven en zijn gebaseerd
op het Bazelse kapitaalakkoord.
4 Nederlandse banken lenen aan tegenpartijen met een grotere kredietwaardigheid dan – gemiddeld genomen – de tegenpartijen van de
banken in de andere OESO-landen.
5 Zie voor een overzicht: J.A. Bikker en H. Hu, Conjunctuur in winst, voorzieningen en krediet van banken en procycliciteit van nieuwe
Bazelse kapitaaleisen, Maandschrift Economie, jrg. 66, 2002, blz. 146-169.
6 J.A. Bikker en P.A.J. Metzemakers hebben de determinanten van voorzieningen voor kredietverliezen onderzocht voor alle OESO landen, zie: Bank behaviour and procyclicality, Onderzoeksreeks Toezicht, nr. 50, De Nederlandsche Bank, 2002.
7 In theorie zou dit zelfs reeds bij verstrekking van de lening kunnen gebeuren. Overigens zou dan ook de rentemarge over de gehele
looptijd geactiveerd moeten worden.
8 J.A. Bikker en P.A.J. Metzemakers, Procycliciteit en Bazel II, ESB, 22 augustus 2003, blz. 396-398.
Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)