Ga direct naar de content

Kennis in de verdrukking

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 11 1995

Kennis in de verdrukking
Met Paul Crutzen is het aantal Nederlandse Nobelprijzen met een zodanige sprang gestegen dat Nederland weer bij de Grote 7 hoort. Een hart onder de
riem voor minister Ritzen, die zo broodnodig op
zoek is naar maatschappelijke en politieke steun
voor fundamenteel onderzoek. Jammer genoeg blijkt
Crutzen zijn hele wetenschappelijke carriere in het
buitenland te hebben opgebouwd en, als klap op de
vuurpijl is hij voornamelijk een toegepast onderzoeker en zelf uitermate verrast met de behaalde prijs;
bepaald niet het profiel van een door KNAW gelauwerde fundamentele onderzoeker.
Op dit ogenblik wordt de wetenschappelijke
wereld wereldwijd geconfronteerd met een politieke
vertrouwenscrisis. Met de val van de Berlijnse muur
is in de landen van het voormalige Oostblok de
vraag naar de diensten van de vele militaire en civiele onderzoekslaboratoria praktisch verdwenen. Ook
in westerse landen worden meer en meer vraagtekens gezet bij het nut van wetenschappelijk onderzoek en de efficientie waarmee het wordt uitgevoerd. Met het einde van de koude oorlog is het
politieke draagvlak voor ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek dat dikwijls gebaseerd was
op defensie of nationale prestige overwegingen, als
het ware gesmolten. Ook het wetenschappelijk onderzoek moet de tering naar de nering zetten en bezuinigen.
Deze uit de politick voortkomende bezuinigingsoperatie, die met name in de VS grate vormen lijkt
aan te nemen1, steekt schril af tegen de toenemende
erkenning binnen de economische wetenschap van
het belang van wetenschappelijk onderzoek. De uitgebreide empirische literatuur rond de hoge ‘social
rate of return’ van fundamenteel onderzoek vindt
nu ook zijn erkenning in de moderne groeitheorie,
met de nadruk op het belang van de positieve externe effecten gekoppeld aan niet toe-eigenbare ‘blueprints’ van nieuwe kennis. Naarmate deze literatuur
meer erkenning krijgt, is het natuurlijk paradoxaal
dat juist in de wetenschappelijk meest ontwikkelde
landen het economische nut van wetenschappelijk
onderzoek zo sterk ter discussie wordt gesteld.
In Nederland is men gelukkig tot op heden ontsnapt aan de meer politieke vraagstelling rond het
onmiddellijke nut van wetenschappelijk onderzoek.
Niettemin is het te verwachten dat ook hier de wel
zeer lange terugverdientijd en de onduidelijkheid
rond de nationale voordelen van het fundamentele
wetenschappelijk onderzoek, politick steeds moeilijker te verdedigen zullen zijn. Daar komt nog bij dat
door de verminderende spaarneiging van een ouder
wordende bevolking in de volgende eeuw, gecombineerd met de verwachte wereldwijde kapitaalschaarste, de overheidsfinanciering voor wetenschappelijk
onderzoek hoe dan ook onder druk zal komen te
staan.

Het is dan ook tijd een discussie
op gang te brengen rond de financiering van wetenschappelijk onderzoek vanuit een langere-termijnperspectief dan een jaarlijks
terugkerende overheidsbijdrage.
Wat ik zou willen bepleiten is de
vorming van kapitaalfondsen voor
toekomstige rente-financiering van
wetenschappelijk onderzoek, zowel
voor de universiteiten als voor de
grote en kleine publieke onderzoekcentra. Een toepassing van de principes die ook aan de basis lagen
van de financiering van de oude
Britse ‘colleges’. De hoge inflatie
tijdens de jaren zeventig heeft deze
financiering zwaar onder druk gezet, vandaag echter, met de hoge ree’le intrestvoeten, is financiering
met rente uit ‘onderzoekpensioenfondsen’ wel degelijk een haalbaar beleid. De ontwikkeling van zo’n
financieringsvorm vraagt natuurlijk tijd, veel tijd. Juist
daarom is het belangrijk dat de discussie nu reeds op
gang komt zodat een haalbaar beleid kan worden
ontwikkeld dat in de komende dertig jaar de basis
legt voor de lange termijn basisfinanciering van het
wetenschappelijk onderzoek. Al het andere meer
toepassings- en korte-termijngericht onderzoek kan
verder worden ontwikkeld op basis van korte-termijn
financiering vanuit overheid en bedrijfsleven. Het
nut van dit onderzoek zal zich immers vrij duidelijk
vertalen in rendement op korte termijn met een veel
intensievere interactie met de private sector.

I . De Omnibus Civilian Science Authorisation Act (HR
2405) van het Science Committee van het Amerikaanse
Huis van Afgevaardigden houdt een vermindering in van
de door de regering-Clinton aangevraagde overheidsbestedingen voor civiele wetenschap en technologic in het
begrotingsjaar 1996 van $ 3 mrd. op een totaal van $ 25
mrd. Voor 2002 wanneer de begroting in evenwicht moet
zijn, wil het Huis de totale R&D-overheidsuitgaven teruggebracht hebben met een derde. Op 26 oktober werd HR

2405 aangenomen.
2. Zie E. Mansfield, Academic research underlying industrial
innovations: sources, charataristics and financing, Review of

Economics and Statistics, 1995, biz. 55-62.

ESB 1-11-1995

L. Soete

Auteur