2 APRIL 1924.
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economi
‘oschowStatistische
Berl
“chten
–
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NijVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN
VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR
DE
R!JNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
9E
JÂARGANG
WOENSDAG
INHOUD
mz.
INDUSTRIALISATIE VAN NED. O.-INDIR
door
Prof. Mr. J.
C.
Kielstra ………………………………..
302
De
5K
pOt. Ponden-leening van de Gemeente Amsterdam
303
Eenige gegevens omtrent de economische gevolgen van
de Roerbezetting voor Nederland IV (Slot) door
D. J.
Wansink…………………………………
304
Het belastbaar vermogen in
1914
en
1922
door
Mr. A. Veen
met naschrift door
Prof. Mr. A. van
Gijs. ………. 306
Rubber in
1923
………………………………
308
De heer Sibinga Mulder en de Gevangenisnijverheid door
J. F. C. Nienhuis …………………………….
310
BUITENLANDSOHE MItDEWRRKINO:
De Rijksconferentie. Een nabetrachting door
Prof.
Dr
. P.
Geyt ……………………………..
311
MAANDOIJFERS
Rijkspostspaarbank ………………………..
313
Giro-omzet bij De Nederlandsche Bank ………..
313 STATISTIEKEN EN OVERZIOHTEN
…
………….
313-320
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoerseu.
Goederenhandel.
B ankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-E3ecretaris van het weekblad: D. J. Wnaink
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukke’o: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
Telefoon Nr. 3000. Postchèque- en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnensentsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland
f
20,—. Buitenland en Koloniën
f
25,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
1
APRIL
1924.
De geldschaarschte bleef ook deze week aanhou-
den en werd tegen de maandwisseling nog eerder
grooter. Particulier disconto was clan ook vooral in
het laatste gedeelte der week slechts zeer moeilijk te
plaatsen en somtijds moest zelfs voor papier met
drie handteekeningen nog iets boven het tarief van
De Nederlandsche Bank worden toegestaan.
Het aanbod van cail was zeer gering en had gisteren
geheel opgehouden. Daarentegen was het aanbod van
prolongatiegeld voldoende; de noteering was bijna
steeds 5 pOt. * *
In den weekstaat van De Nederlandsche Bank
teekent zich duidelijk de invloed van de maandwisse-
ling af. De post binnenlandsche wissels blijkt van
f233,4 millioen tot
f
254,2 millioen te zijn toegenomen.
Deze stijging, die uitsluitend de Hoofdbank en de
Bijbank betreft, komt weder voor de giootste helft
voor rekening van den Staat; het totaal der techt-
streeks
bij
de bank geplaatste schatkistpromessen
APRIL 1924
No. 431
vertoont een vermeerdering van
f
13 millioen. De
beleeningen geven een stijging van nagenoeg
f
14
millioen te zien, welke voor een belangrijk deel de
agentschappen betreft en zoowel de effectenbelee-
ningen als de goederenbeleeningen geldt.
De post papier op het buitenland en het renteloos
voorschot aan het Rijk daalden resp. met
f
600.000
en
f
900.000. De voorraad zilveren munt blijkt met
f’15
00.000 te zijn afgenomon. Van meer beteekenis is,
dat de goudvoorraad der bank een daling van
f
12,5
‘millioen te zien geeft. De veionderstelling ligt voor
de hand, dat dit goud evenals bij vorige gelegenhe-
den naar Amerika is gezonden ter versterking van
de saldi der bank aldaar. Hierop wijst ook het feit,
dat de post diverse rekeningen op de actiefzijde der
bank met ruim
f 10
millioen is toegenomen.
De biljettencirculatie vermeerderde met
f
39,6 mii-
lioen. De rekening-courant saldi vertoonen een daling
4n f
10,8 millioen. Het beschikbaar metaalsaldo stelt
zich ruim f 19 mil]ioen lager dan verleden week.
* *
Na de hevige schommeling van Maandag was de
wisselmarkt verder de geheele week vrij kalm. Franken
waren aanvankelijk .vrj sterk aangeboden zoodat Parijs
v
2
or 14,50 werd afgedaan; daarna ontstond weder
iets meer vraag maar de koers bleef verder vrijwel
gestabiliseerd op 14,80
k
14,85.
LONDEN,
29
MAART
1924.
Reeds Maandag verwachtte me’in Lombard Street,
dat de geldmarkt, welke de vorige week ruim genoemd
kon worden, dit aanzien niet zou behouden. Inderdaad
overheerschte Dinsdag reeds de vraag het aanbod aan-
zienlijk, daar aan’ den eenen kant gr’oote belasting-
betalingen moesten plaats vinden en aan den anderen
kant geen Treasury Buis vervielen. De koers ‘van
daggeld liep dan ook op van 2 pOt. Maandags tot
3 pOt.’ in het midden van de week. Toen
Vrijdag
nu
ook nog geld gevraagd werd voor leeningen tot begin
April, werd een klein bedrag geleend
bij
de Bank of
England tegen
434
pOt. Vernieuwen van zeven-
daagsche leeningen kostte 234 pOt.
De discontomarkt was bom doch aan den vasten
kant. Schatkistwissels werden toegewezen â £ 2.18.0,98
tegen £ 3.1.5,43 de vorige week. Deze koers is de laagste
noteering sinds de Bankrate op den bden Juli 1923
tot 4 pOt. verhoogd werd, en slechts den 21sten Sep-
tember 1923 is de koers nog eens onder 3 pOt. geweest.
2 mnds. prima bankaccept 3
1
f
1e
; 3 mnds. id
. 3/16
1
/8;
4 mnds. id
.
38/1e;
6 mnds. id
.
pOt.
302
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 April 1924
INDUSTRIALISATIE VAN NED. 0.-INDIË.
Prof. Mr. J. C. Kielstra te Wageningen schrijft ons:
De industrialisatje van Ned.-Indië werd in de
laatste nummers van dit weekblad besproken door den
heer Sibinga Mulder en Ir. van Reygersberg Ver-
sluys.
1)
Hoewel het niet mijne bedoeling is mij in het
debat tusschen de genoemde schrijvers partij te stel-
len – ik ben te weinig
OP
de hoogte van de wijze,
waarop men het vraagstuk in Indië heeft laten be-
handelen om te beoordeelen, of men langs anderen
weg beter resultaten had kunnen verkrijgen – komt
het mij toch voor dat eene beschouwing van meer
algemeen economisch gezichtspunt zijn nut zou kun-
nen hebben.
De heer van Reygersbcrg Versluys meent dat de
bevoikingsdiehtheid van Java, die sterk toeneemt,
oorzaak is, dat op dit eiland reeds veel te weinig ho-
.bouwbare oppervlakte zou zijn voor de hoofdzakelijk
.iandbouwende bevolking. .Afv ioeiing naar andere
eilanden blijkt niet mogelijk in een omvang, eenigs-
zins evenredig aan den aanwas. Derhalve is er z.i.
• dringend behoefte aan vermeerdering van werkgele-
genheicl en aangezien de tijd voorbij is, waarin door
dën rubberboom, de voedselschaarschte in den oorlog
en den na-oorl:ogsroes zooveei extra werkkrachten
waren te plaatsen, komt het tekort aan werkgelegen-
hei.d voor degenen, die in den landbouw geen plaats meer vi,ndn. weer duidelijk aan, het, licht. Tijdelijke
nieuwe opleving in enkele cul.tures e.n in de ti.nmijhe,n
brengen edui.ge verbetering voor het oogenbhk, maar
in wezen is het tekort er nog steeds.
Ter bestrijding vanl ‘dit tekort en daarnaast wegens
wenshelijkheden in veihand met de betalingsbalans
acht de schrijver industrialisatie dringend noodig.
Hij acht, waar de natuurlijke voorwaarden voor het
ontstaan eener industrie in Indië ongunstig zijn,
steun voor de vestiging daarvan noodzakelijk en zegt
dat men dus is gaan zoeke.n naar êen passencien vörm
voor dien steun.. .
1 Allereerst een ‘vraag : Neemt de bevolking van
Java onrustbarend, snel tse?
Het Koloniaal verslag van 1919 verklaarde, dat
de theori.e van Bieeke’r, die eene verdubbeling in
35 jaar aannam, nog slechts min of meer opging voor Besoeki, ‘Kediri en cle Vorsteulanden, waarbij echter dadeljk als verklaring ten aanzien van cle eerste tjvee
gewesten eene sterke immigiatie wo’rdl: vej.meid, tet.-
wijl voor het laâtste gebied gedeeltelijk veitbetering
der administratie tot juister verzameling van gege-
vens leidde. Itt de meeste overige gewestdn was (le
aanwas lang niet 1.neer zoo sterk als voor 1900; in
Bantam, Soerabaja en Passoeroean scheen stilstand
of wellicht zelfs achteru.i tgaug i nget:reden, terwijl de
cijfers voor Samarang. Remhang en :Barujoemas, niet veel gunstiger waren.
Het Verslag van 1921. geeft als resultaat van de
telling in het voorafgaande jaar een totaal van
34.462.151. inlanders, waartegcuover de in 1917 ver-
zamelde administratieve gegevens een getal. van
33.652.230 inianders aanwijzen. Neemt men ook hier
eenige stijging aan door nauwiceuriger telling, dan
is.do
natuurlijke toenemi lig toch niet van cljen aard,
dat zij dadelijk reden tot ongerustheid geeft.
Maar hoe dit zij, als de bevolking stijgt, is ver-
meerdering van, het maatschappelijk iiilcomen..noocl-
zakelijk. Hierbij komt, dat, al is het welvaartspei,l
onder de Javanen de laatste twintig jaar gestegen,
hune behoeften in het algemeen nog gering zijn
en
op
eene
stijging
hiervan, ee:ne noocizakeljlce ver-
meerd ering va ‘u het maatschappelijk inkomen uit
hoofde ook van eeit relatief welvaartsl:elcort, dus met
eenige waarsehij.nl:ijkheid ook te rekenen zal zijn.
Nazijn wij zeer zeker nog ntet aan cle grens van
mogelijke uitbreiding vaul iniandsehe ontgiomui.ngen.
[Jet nog theoret 1 seb mnoircl ijke percentage van 70 per-
1)
[Nos. van
30 Jan., 6
Febr, en
5
Maart ii. – Red.]
cent der tegenwöordige bebouwde oppervlakte, het-
welk, naar de mededeeling van den heer Van Rey-
gersberg Versluys op 29 October 1918 in het Indisch 0e:nootschap, hiervoor nog beschikbaar zou zijn, za]
zeer stellig, gelijk hij ook opmerkte, in de praetijk
tuint bereikt worden, maar dat er voorshands nog uit-
breiding mogelijk is, staat dan toch wel vast. En dan
is e:r toch altijd nog intensiveering van den landbouw
mogelijk. die voor het minst een gedeelte geeft van
cle hoogere opbrengst per bouw, welke de heer v. R. V.
denzeifden avond vemdclaarde mogelijk te achten, ni.
van 25 tot 60 pikol per bouw gemiddeld.
Maar bovendien bestaat er. volstrekt ge.en nood-
zaak •om altijd overal
rijst
te planten. Op de. droge
gronden worden nu al tal van gewassen verbouwd,
(IJC
in de eerste plaats voor verkoop bestemd zijn en
(ie cultures op de erven gaan hoofdzakelijk in dezelfde
tihting.. De onderzoekingen van Van Moll in eeniige
:lesa’s in het Pekalongansehe hebben doen zien., hoe
reeds ‘jaren geleden een. gedeelte der desa-hevolking
hieruit’ zich een bestaan wist te scheppen. De klap-
percultuur in inlandsehe handen is een tweede voor-beeld van zulk éen han.delgewas. Laat ons toch niet
vergeten, dat het niet gaat om bepaalde producten,
maar om een ,waardeyoi product, dat op de markt
begeerd wordt.
Maar al die handen dan, die ook na intens.iveering in den iniandschen landbouw geen plaats zullen vin-
den? Laat het waar zijn, dat slechts een deel van de
beschikbare krachten in den landbouw, als die waar-
lijk een bed:rijfskarakter zal gekregen hebben, te werk
ka.n worden gesteld. Dan zullen echter de daarin wel.
werlczame personen de handen er meer dan, vol aan hebben, te vol om zich, gelijk nu, met allerlei andere
bezigheden te bemôeien. De maatschappij ‘moet dien-
tengevolge van aard veranderen en zich veel meer
ulifferentieeren dan thans. Reeds hierdoor zullen aller-
lei werkzaamheden als afzonderlijk beroep beoefend
kunnen worden, geheel in overeenstemming met den,
groei der samenleving. Waar de landbouw nog zooveel
vooruitzicht biedt, is er zeker geen reden, tot onge-
rustheid ‘op het oogenblik.
Bovendien als de voedselschaarsehte in den oorlog
aan zooveel. inlandsche krachten werk verschaffen
kon, kan een voedselschaarschte in. de ‘toekomst, door
andere oorzaken ontstaan, dit ook, en zoo goed als
cle rubberboorn kan. de opleving in andere cultures de
vraag imaar arbeidskracht doen toenemen. Een toene-
ming, die dan gezonder zal, zijn dan die, welke ‘aan
den. na-oorlogsroes te dan]cen was. En dit alles prik-
kelt den export en heeft dus indirect een gunstigen
invlced ‘op’ dé betahinsbalans.
Wal; dit laatste argument betreft, inderdaad is het
gewenseht op deze balans do’or export invloed te
oefenen. Maar i.nrlien ooit, dan klenit het hier wel
om te zo:rgen dat de waarde, die men. exporteert, zon
groot mogelijic, zij tegenover de kosten, die mei hij
de voortb.rengiug heeft te maken.. Industrieën, die
steun noodig hebben, zijn al het slechtste middel, om
in dit verband zijn doel te bereiken.
[Jet in het leven roepen van industrieën op Java
verdient daar, gelijk in elk ander land, economisch
slechts dan aanbeveling, indien de daarvoor noodi.ge
hoeveelheid kapitaal en cle gebruikte amtbeidskrachten
in (leze richting meer aan het maatschappelijk’ inko-
men kun nen toevoegen dan bij aanwending op andere
wijze. in het opstel van don heer v. R. V. is in geenen
cleeie aangetoond, dat dit het geval, zou zijn. Integen-
deel, uitcl:rukkelijk constateert hij, dat de bijzôndeze
t’oordeelen, die men in de goedicoope arbeidsicracht
soms aanweig acht, in waarheid eene illusie blijken. Maar waarom’ dan die indutri,e forceeren? Waarom
ui.et het buitenland tegen mjn’imumprij’zen laten leve-
men,, wat men wenscht en zelf producceren, wat hell
buitenland vraagt, d. z. juist voor’ de industrieele
landen de’ agrarische voorbbrengselen., waarvoor Java
meer speciaal goede voorwaarden’ kan bied’ên? Als
-,:
1
2 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
303
waarlijk de consument waren eischt tegen prijzen,
waarvoor alleen technisch zeer hoog staande fabrie-
ken clie kunnen leveren, dan doet men toch het ver-
standigst dien consument •deze goederen van zulke
fabrieken te laten betrekken en zijn eigen productie,
waaruit hij ten slotte die waren moet betalen, te leiden
in de richting, waarin zij het meeste aan waarde op-
levert. Op des te voordeeliger voet immers ruilt hij.
Wat heeft hij aan de leering door fabrieken in het
eigen land, als hij daar, behalve den prijs, in Zijne
belasting een subsidie moet betalen, onder welken
naam dan ook?
Eindelijk nog het volgende: Als vaststaat dat ver-
meerdering van het maatschappelijk inkomen noodig
is, zoo noodig, dat men zelfs met staatssteun eene
fabrieksnijverheid in het leven zou willen roepen, is
het dan niet al te inconsequent, indien men tezelf-
der tijd aan de landbouwnijverheid, als deze zich zou
villen uitbreiden, belemmeringen in den weg legt?
Toch wijst een maatregel als geconstateerd en toQ-
gejuicht in het verslag van de Suiker-enqute-com-
missie, nl. om de rietcultuur in plaats van op een
derde deel der sawahs in het vervolg slechts op een
vierde deel toe te laten, zulks in het belang van
den. aanplant van voedingsgewassen, onmislcenbaar
in deze richting. En •op miskenning van de noodza-kelijke economische ontwikkeling wijst niet minder
haar bezwaar tegen een ioop van zaken als zij in
Kediri en Malang heeft kunnen constateeren, dat
daar ni. de inlandsche rietcultuur van de droge gron-
den naar de sawahs werd verplaatst. Al zou men
moeten toegeven, dat de suikercultuur betrekkelijk
weinig vermeerdering van de vraag naar arbeids-
krachten voor zichzelve medebracht, dan zou zij door
do bedrijven, die door haar bestaan mogelijk of nood-
zakelijk worden, als het transportbedrijf en de scheep-
vaart, de verlevendiging vn den tusschenhandel,
allerlei richtingen doen openen aan zulke krachten,
die werk zoeken mochten.
In deze richting wordt geen steun gevraagd. Wel
een bewijs dat kapitaal en ondernemers zich hiertoe
aan getrokken konden gevoelen, dat hier voorshands de natuurlijke richting voor de economische ontwik-
]ceiing, die voor de toeneming van het maatschappe-
lijk inkomen noodzakelijk is, ligt. En hiermede ver-
valt een andere opmerking van den heer v.. R. V., nl.
dat men geen keuze meer zou hebben en de vestiging
van een industrie, alleen met steun tot stand te bren-
gen, de eenige uitkomst is. Vrijlating van den onder-
nemer als hij zelf een bepaalde richting blijkt te wil-len inslaan, begrijpen, dat ook binnen de Javaansche
maatschappij in den landbouw veranderingen moeten
plaats hebben, dat zij zelve zich differentieeren moet
en haar rijstbouw voor onmiddellijke voedselvoorzie-
ning ten bate der producenten kan omzetten in be-
drijfslandbouw voor de markt, schijnt mij althans een
middel, dat nog wel eerst eens kon worden beproefd.
Het vraagstuk van de vestiging eener industrie in
Indië maakt den indruk van te zeer alleen van
technischen kant bezien te zijn en veel te weinig
van economisch gezichtspunt. Ook de heer v. R. V.
maakt in het hier bedoelde opstel den indruk op de
economische zijde niet genoeg nadruk te leggen. Zijn
opmerkingen over de reeds door medewerking van
regeeringszijde tot stand gekomen industrieele onder-
nemingen wijzen althans in die richting.
Indien aan een wagonfabriek op Java geen be-
hoefte bestond, kan men dit slechts zoo opvatten, dat
Ned.-Iudië voor zulk een fabriek geen voldoend afzet-
gebied kan vormen. Ik geef dit dadelijk toe, maar
deze fabriek zou de betalingsbalans veel gunstiger be-
invloeden, als zij dan voor export kon werken. Maar
dit kan zij evenmin. De voorwaarden waren voor de
vestiging van zulk eene industrie op Java niet aan-
wezig. Maar in het betoog van den heer v. R. V. zou
eene opmerking verwacht mogen worden, dat men
haar dan alleen maar wat krachtiger heeft te steu-
nen, dan zal zij wel exporteeren.
En nu de papierfabriek te Padalarang. De schrij-
ver verzekert, dat zij van groot nut zal blijken te
zijn. Nu, voor dat nut betaalt men in Indië in 1924
dan ook ongeveer 7 ton. En men zal rjststroo, ampas
en andere grondstoffen tot papier zien verwerken.
Maar als hetzelfde kapitaal en dezelfde hoeveelheid
arbeidskracht, die nu hierop zullen worden aan ge-
wend, eens in andere richting waren besteed, in eene
richting, waarin zij geen 7 ton subsidie zouden heb-
ben gevraagd, ware Indië er dan niet beter aan toe
geweest?
Het is wel merkwaardig, dat alle toepassingen van den steun op een slecht resultaat zijn uitgeloopen. In
het groot bij •deze twee fabrieken, in het klein, als
men zich ging toeleggen op het verbeteren of vesti-
gen van het inlandsche steen- en pannenbakkersbe-
drijf, de touwslagerij, de aardewerkfabrikage, de zijde-
industrie. Mag men onder die omstandigheden nog
alleen aan een in een bepaald geval onjuiste of ontij-
dige toepassing van een overigens op zichzelf goed
principe denken? Ik geloof veeleer, dat het meer dan
tijd is om het beginsel zelf los te laten en voor de
vestiging van economisch mogelijke industrieën te
vertrouwen op de particuliere ondernemers, die ons,
noch hier te lande noch in Indië, in den steek lieten,
wanneer zij mogelijkheden zagen.
Ik zal mij niet mengen in den strijd of de in 1915
in Indië benoemde copimissie door beter samenstel-
ling betere resultaten had kunnen bereiken? Wel is
het te betreuren, dat niet het departement van
Landbouw als stellig nog het best, al is het ook nog
onvoldoende, geoutilleerd en van personeel voorzien
om deze zaak van algemeen economisch standpunt in
studie te nemen, een overwegenden invloed in deze
aken heeft gehad. In deze richting, onderzôek uit
economisch gezichtspunt, ligt naar mijn oordeel voor-
loopig de kern der zaak. Dit uit het oog te verliezen,
te meenen, dat de regeering iets kon tot stand bren-
gen op economisch gebied, waarvoor de particuliere
ondernemer zich niet beschikbaar stelde, is de fout
geweest, die men in Indië heeft gemaakt. Men heeft
vergeten, dat de regeering dan de belastingbetalers
liet opkomen voor risico en verliezen, die dezen onder-
nemers te groot waren.
De Indische financiën zullen voorloopig- wel terug-
houden van onberaden stappen in eene richting als
hier zijn gedaan. Maar ook als deze tijd van nood-
wendige beperking eens achter ons ligt is het te
hopen, dat men uit den uitslag van alle deze pogingen
geleerd heeft. Ten sterkste meen ik te moeten opko-men tegen de meening van den heer v. R. V. als zou
men bij beter financieelen toestand weer op gelijke
wijze proeven moeten nemen. Ook dan zal men, wil
men niet bij elken achteruitgang van de financiën
weer dadeljk vastloopen, allereerst uit economisch
gezichtspunt de vraag, of kunstmatig scheppen van
industrieën gewenscht is, moeten beoordeelen. –
J. C. KIELS’I’RA.
DE 5Y2 pCi. PONDEN-LEENING VAN
–
DE
GEMEENTE AMSTERDAM.
Van geachte zijde schrijft men ons:
Deze leening maakt geen aangenamen indruk.
Weet de stad Amsterdam, hoeveel guldens zij voor
de
2Y2
millioen pond sterling zal ontvangen? Weet
de stad Amsterdam, hoeveel guldens zij later voor
betaling van rente en van aflossing voor het pond
te betalen zal hebben? Misschien heeft zij zich den
koers voor de te ontvangen ponden verzekerd, maar
heeft zij dit niet gedaan, dan is de
mogelijkheid
niet
uitgesloten, dat zij eene afrekening zal ontvangen
tot den koers, dien wij eenige maanden geleden gezien
hebben, dus tot ongeveer
f 11,30.
Laat ons niet pessimistisch zijn en veronderstellen,
dat Amsterdam ontvangt £
2.500.000
tot 94 pOt.
(koers van uitgifte 96Y2 pOt. min bankiers- en andere
kosten), dus £
2.350.000 f 11,50 = f 27.025.000.
304
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2
April 1924
-Als nu in volgende jaren het Engelsch pond de pan-
waarde weer bereikt, dan moet er jaarlijks aan rente
betaald worden:
£ 137.500 il f 12,10 = f 1.663.750,
wat 6,15 pCt. rente over de ontvangen
f
27.025.000
beteekent.
Hierbij komt, indien de leening gemiddeld
30
jaar
loopt,
1/30
van de 6 pOt., die bij de plaatsing onder pari verloren gingen, dus
0.20
pOt. per jaar, zoodat
Amsterdam erop moet rekenen voor deze leening een
rente van
6,35
pCt.
te betalen.
Wie garandeert nu echter, dat het pond sterling
in volgende jaren tegenover den Hollandschen gulden
niet boven paii zal loopen? Als Staat en Stad niet
een anderen weg inslaan, dan
moet
het pond boven
pari waard worden. Hoeveel? Wie zal het zeggen.
Laat ons hopen, dat Amsterdam later niet tot de
ontdekking zal komen, dat deze leeniug haar 8 of
10 pOt. of wellicht nog meer kost; men heeft feitelijk
geld geleend op conditie: rente nader overeen te komen.
Het is te wenschen, dat Gedeputeerde Staten van
andere provincies dan Noord-Holland niet hunne goed-
keuring zullen verleenen, indien andere gemeenten
het voorbeeld van Amsterdam willen volgen. Anders
komt de Hollandsche gulden in discrediet; voor dit
gevaar mogen wij niet blind zijn.
Het leenen in het buitenland is publiekrechtelij-
Iben lichamen alleen geoorloofd ter afbetaling van
buit enlancische schulden en mag slechts geschieden in
landen, wier valuta hooger en niet lager staat dan
de onze.
Moge men dit hiei te lande in liet oog
houden! S.
* *
[Naschrift: Zijn wij wel ingelicht, dan is de koers,
welke Amsterdam
krijgt,
zeer belangrijk lager dan
de hierboven veronderstelde van
94.
Medegedeeld is,
dat bij uitgifte de leening – die voor Londen een
betrekkelijk klein bedrag vertegenwoordigt —in korten
tijd meer dan volteekend werd, wat niet wegneemt,
dat de noteering op het oogenblik beneden den emissie-
koers is. –
Blijkbaar naar aanleiding der Amsterdamscheleening
schrijvende over ,,desirable and undesirable loans”
merkte de Times Zaterdag 11. o, dat de Londensche
kapitaalmarkt op het oogenhlik niet ruim genoeg is,
om aan de vele aanvragen te voldoen en men der-
halve bepaalde categorieën moet uitsluiten. Hiertoe behooren o.m. leeningen aan het buitenland ter sta-
bilisatie of manipulatie der wisselkoersen. Ook de
Amsterdamsche leening behoort volgens het blad tot
de operaties, welke niet te Londen behooren te worden
gefinancierd. ,,The interest and principal of the ban
are no doubt perfectly safe, but we cannot aflord
the luxury of financing municip al building programmes
in Amsterdam or any other foreign centre.” – Red.]
EEN1GE GEGEVENS OMTRENT DE
ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN DE
ROE1?BEZETTING VOOR NEDERLAND.
IV.
($lOt).
De Rijnvaart.
In het voorgaande is reeds meer dan eens gebleken,
dat in
1923
het goederenvervoer langs den Rijn scherp
terugliep en wel om twee redenen. De eerste was
het lijdelijk verzet, waardoor de productie in het Roer.-
gebied geheel of grootendeels werd stopgezet en het
vervoer in hooge mate bemoeilijkt, aangezien den
Duitschers door hun Regeering verboden was op
eenigerlei wijze contact met de bezetters te hebben.
De tweede werd gevormd door die maatregelen
der bezetters, waardoor de gunstige positie van den
Rijn in haar tegendeel verkeerde en het vervoer
vaak andere wegen zocht, buiten het bezette gebied
om. Voor een groot deel gold het hier inbreuken
op de vrije rijnvaart. Hierover zeide Prof. Van Ey-
singa in zijn rede voor de vergadering van de Neden-
landsche Kamer van Koophandel voor Duitschland
op 4 Maart jl. o.m.
:1)
,,Er is verleden jaar een tijd geweest, dat er in het
geheel geen vrijhavens ineen langs den Rijn bestonden, met allen overlast, die liet gevolg hiervan moest zijn en
ook thans ontbreekt er aan het vnijhavensysteem nog
wel het een en ander. Art. 14, dat alle faciliteiten elders
ook op den Rijn voorschrijft, is dikwijls, ja zeer dikwijls
overtreden geworden. Naast het toezicht op doorvoer,
dat de acte kent, werden andere controlemiddelen, geheel
buiten de acte om, geëischt; waar vroeger vrij verkeer
bestond zonder meer, zagen
wij
nu overal controle op
alles en nog wat, zelfs douanecontrole op zuiver binnen-
landsch vervoer, de z.g. petit cabotage, een controle, die
te onaangenamer gevoeld moest worden, waar zij met
onvoldoende krachten werd uitgevoerd. Klachten over
onvoldoende hulp in de havens waren legio, het optreden
der militairen liet soms te venscheu; soms regende het
Icogels en altijd regende hetverordeningen en voorschriften,
die clan door de verschillende overheden langs den Rijn • dikwijls zeer uiteenloopende toepassing vonden en maar
al te dikwijls onmiddellijk in werking traden, zoodat de
Eijnvaart erdoor werd overvallen, hetgeen dan weer
leidde tot de aanhoudingen van Nederlandsche schepen
bij geheele eskaders tegelijk, en zoozeer konden de plaat-
selijke overheden den zeer uitdrukkelijken wensch der bezet-
tende regeeringen, om de acte in al haar bepalingen te
eerbiedigen, vergeten, dat mnatei-ies, zooals die der schip-
perspatenten, die geregeld waren door de acte van 1868
zelf, nu opeens regeling vonden in cle verordening der
commissie van Coblenz. Men overdrijft waarlijk – niet,
wanneer men zegt, dat de I{ijnvaart vroeger absoluut
vrij was, voor zoover cle acte geen scherp omschreven
overheidstoezicht kende, maar dat men thans slechts
kon varen bij de gratie eener vergunning van een over-
heid, die allerminst opgewassen was tegen de zware
taak, die zij zichzelf had opgelegd.”
i3ij de afzonderlijke behandeling van kolen, erts
en granen bleek de werldng van diversê dezer maat-
regelen reeds. In de hoogste mate hinderlijk was
liet heffen van een recht
bij
het verkeer door bezet
naar onbezet gebied, hetgeen b.v. prohibitief was voor
de graanvoorziening van Zuid-Duitschiand via Rot-
terdam.
Het neergaand transit dooi- bezet gebied, practisch
mogelijk sinds Maart
1923,
werd opnieuw getroffen,
todu Duitschiand in September de ,,Ausfuhrabgaben”
van een groot aantal goederen ophief, doch de be-
zetters h6n bleven heffen, waardoor de export van
onbezet Duitschland, voorzoover deze nog langs den
Rijn geschiedde, zich daarvan afwendde en over
Hamburg/Bremen werd gedirigeerd tot meerdere
schade van het Nedenlandsche doorvoer- apparaat.
Vervolgens worde nog melding gemaakt van de poging tot bevoordeeling van Antwerpen, door na
het sluiten van de Micum-overeenkomsten bij export
100 pOt. cautie te eischen, behalve bij die via Aken-
Antwerpen.
2)
De toestand is echter geleidelijk aan beter ge
worden. Op 1 December
1923
werd het neergaand,
Verslag N. II. C.
Einde October verscheen in de bladen een bericht,
dat aan schepen, varende voor Belgische en Fransche
rekening, 15 pOt. korting op de kanaalrechten op het Rijn-
.lTerne kanaal werd toegestaan. De heer Brautigam roerde 18 Maart 1.1. om, deze kwestie bij de behandeling der be-
giooting van Buitenlandsche Zaken aan en sprak toen
zelfs van vrijstelling van kanaal- en sluisrec-hten voor
deze schepen. Minister van Karnebeek kon blijkbaar niet
precies zeggen, hoe de vork in den steel zit. Hij antwoordde
al. het volgende:
,,Dan is ook ter sprake gekomen de quaestie van het
Rijn.Herne kanaal, in verband met cle vraag, of en in
hoever de vaart op dat kanaal zoodanig was ingericht,
dat de Geallieerde Mogendheden daar eenige voordeelen
zouden hebben. Ook die quaestie heeft een punt van onder-
zoek uitgemaakt bij de Neclerlandsche Regeening. De indruk
is, dat het gerucht, dat dienaangaande was ontstaan, niet
gegrond is. liet punt heeft intusschen de verdere aandacht
van de Regeering en men zal er op letten, ten einde te
voorkomen dat cle Nederlandsche belangen daar niet bij
andere belangen achtergesteld zouden worden”
2 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
305
S Januari 1924 het opgaand transit door bezet gebied
vrijgegeven
1)
en op 24 Januari I.I. kon het Depar-
tement van Buitenlandsche Zaken mededeelen, dat
de cautie-regeliug voor uitvoer langs den Rijn uit
het bezette gebied was opgeheven.
Intusschen hebben de bezettingsautoriteiten de
douanegrens te Dusseldorf gehandhaafd. De heer van
Beuningen vestigde ter bovengenoemde vergadering
der Nederlandsche Kamer van Koophandel voor
Duitschiand de aandacht op dit feit en Prof. van
Eysinga verklaarde het in strijd met artt. S en 14
van de Rijuvaartacte. De toestand is thans deze,
dat schepen behoorlijk ingeklaard te Emmerik en
bestemd voor plaatsen in de Engelsche zône, te
Dusseldorf moeten dedouaneeren i.p.v. zulks op de
plaats van bestemming te kunnen doen. Is de be-
stemming de Fransche zône, bezuiden de Engelsche,
dan wordt te Dusseldorf alleen de lading zorgvuldig
genoteerd en kan men met het stempel; ,,Vu d Dus-
seldorf, bon pour continuer le voyage”, de reis ver-
volgen. IJit de Engelsche zône door de Duitsche
don anebeambten behoorlijk uitgeklaarde ladingen
moeten zich te Dusseldorf nogmaals aan dezelfde
form aliteiten onderwerpen. Altegader schadelijk op-
onthoud dus. Prof. van Eysinga verklaarde, dat de
Nederlandsche Regeering nog geen wijziging in dit
regiem had kunnen verkrijgen. Volgens mededeeling
van Minister van Karnebeek op 18 Mrt. 11. in de
Tweede Kamer zou de aangelegenheid op te thans
aan den gang
zijnde
vergadering der Centrale Com-
missie voor de Rijnvaart nog, eens ter sprake worden
gebracht.
In welken omvang dooi dit alles het goederen-.
vervoer langs aen Rijn daalde, blijkt uit de statis-
tiek der te Lohith in- en uitgeklaarde hoeveelheden,
samengesteld voor het verslag der zoo juist genoemde
Centrale Commissie en tevens gepubliceerd in dat van
de Kamer van Koophandel te Rotterdam. De cijfers
voor 1913, 1922 en 1923 zijn:
Rotterdam bedraagt. Gihg het verkeer naar en van
laatstgenoemde haven achteruit van 11.595.000 ton
in 1922 tot 7.444.000 in 1923, dus met 4.151.000 ton
of 36 pCt., Antwerpen zag zijn rijnverkeer met niet
minder dan 72 pCt. terugloopen, doordat het met
3.359.000 ton daalde van 4.665.000 tot 1.306.000 ton.
Anders gezegd steeg het aandeel van Rotterdam in
het totale Rijnverkeer der beide havens van ruim
71 pCt. in 1922 (11.595.000 ton bij een totaal van
16.260.000 ton) tot ruim 85 pCt. in 1923 (7.444.000
ton bij een totaal van 8.750.000 ton).
De daling voor Antwerpen is voor rond 2.000.000
ton het gevolg van minderen steenkolenaanvoer.
Verder spelen aarde, zand, leem en mergel, ijzer- en
staalwaren en graan een belangrijke rol. Ook kali-
zouten (uit den .Elzas) vertoonen een belangrijke daling,
nI. van 333.000 op 83.000 ton. Uit het voorgaande
bleek reeds, dat de daling voor Rotterdam voor het
allergrootste gedeelte op rekening komt van granen,
steenkolen en erts.
De cijfers van de in- en uitklaringen te Lohith
vertoonen het volgende beeld:
(In duizenden tonnen
laadvermoqen
van 1000 KO.).
Inklaringen Uitkiaringen
1922
totaal
10.362
13.242
1923
totaal
6.143
8.504
–
Daarvan
Januari
678
1.057
Februari
386 763
Maart ………..
299
540
April
250 472
Mei
…………..
285
377
,iuni
………….
487
554
juli
………….
493
706
Augustus
536
825
September
577
769
October
569
826
November
633
803
December
950 813
Januari is ten deele nog een normale maand. In
Ingeklaard (in tonnen van 1000 KG.)
IJitgeklaard(in tonnen van 100 KG.)
Jaar.
op }totterdaiii
01)
Amsterdam
op Belgische
van Rotterdam
van Amsterdam
van Belgilche
havens
havens
1913
7.024.259
1
)
975.090 6.180.452
15.739.983
–
556.683
2.892.689
1922
3.141.158
1
)
685.965
3.096.903
8.453.736
229.658
1.567.687 Antwerpen
Antwerpen
1923
1
1.692.492
1
)
387.694 691.150 5.752.486
108.091
715.078
1)
1)aaronder vlotverkeer
1913 2.370;
1922 583;
1923
uihul.
Het totale verkeer met Nederlandsche havens liep dus van 12.511.000 tot 7.940.000 d.i. met 4.571.000
ton of 37 pCt. ‘terug.
2)
Hiervan kwam 1.747.000 ton
voor rekening van de inklaringen, die met 46 pOt.
daalden van 3.827.000 op 2.080.000 ton, terwijl de
uitklaringen met 2.823.000 ton of bijna 33 pCt. van
8.683.000 tot 5.860.000 ton achteruit gingen. De
totale achteruitgang trof Rotterdam voor 91 pCt.,
Amsterdam voor 9 pCt., met dalingen van resp.
4.150.000 en 420.000 ton.
Van belang is het na te gaan, hoe de verhouding
tusschen Rotterdam en Antwerpen zich in het afge-
loopen jaar ontwikkelde. Vermeld werd reeds, dat
bij het kolenvervoer deze haven in het nadeel kwam,
doch haar aandeel in de graantransporten wat zag
stijgen. De totale cijfers geven het verrassend resul-
taat, dat ondanks de pogingen, Antwerpen te bevoor-
deden, de klap voor het rijnverkeer van deze haven,
relatief gesproken, belangrijk
–
harder aankwam dan
voor het Rotterdamsche, terwijl dc daling in absolute
cijfers voor Antwerpen ongeveer Y
4
van die voor
D.w’.z. dat men, mits aan cle formaliteiten voldaan is, niet meer aangehouden wordt en geen rechten (voorzoover
al niet eerder afgeschaft) meer worden geheven.
Hoeven wij van
1913
verwijderd zijn blijkt eveneens
uit bovenstaande tabel. De totale in- en uitkiaringen op
en van Amsterdam en Rotterdam bedroegen toen
24.296.000
ton. Het vervoer in
1923
bedraagt hiervan
juist 33
pCt.
Februari en Maart was de toestand geheel wan-
hopig. Na April beginnen de inklaringen, na Mei de
uitklaringen omhoog te gaan, welke
stijging
tot het
einde van het jaar
vrijwel
ononderbroken doorgaat,
ten dccle veroorzaakt door de belangrijke kolentrnns-
porten naar boven.
Vrijwel denzelfden ioop als de Lobithsche cijfers
vertoonen die van het laadvermogen der rijnsehepen,
welke de sluizen bij Amsterdam in het Merwedekanaal
passeerden. In bionen- resp. buitenwaartsche richting
passeerde in 1923 836.000 en 317.000 ton tegen
1.240.000 en 566.000 in 1922.
De gevolgen van de scherpe daling van het te
vervoeren kwantum goederen zouden voor de Neder-
landsche rijnvaart hoogst nadeelig geweest zijn, indien
daartegenover hetzelfde aanbod van scheepsruimte
als in 1922 gestaan had. Dit was echter niet het
geval, daar de Duitsche rijnvaart reeds
bij
het begin
van het lijdelijk verzet op order van de Duitsche
Regeering geheel werd stopgezet. De Fransche en
Belgische rijnschepen werden door de Duitschers
natuurlijk zooveel mogelijk geboycot, terwijl hier nog
bij kwam, dat het grootste gedeelte der Fransche
vloot met Duitschers bemand was, die bij het uitbreken
van het lijdelijk verzet van de schepen deserteerden.
Zoo was de Nederlandsche rijuvloot tijdens het lijdelijk
verzet practisch de eenige, die het verkeer met Rotter-
dam/Amsterdam bediende. Het schijnt intusschen, dat
306
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN•
2 April 1924
dit voordeel de vervoerdaling niet kon compenseeren,
al was het verkeer met Nederlandsche schepen in de
maanden Juni, Juli en Augustus levendig en werd
toen meer dan eens schaarschte aan laadruimte ge-
rapporteerd.
Na het beëindigen van het lijdelijk verzet bleef een
opleving aanvankelijk uit. De desorganisatie was te
gr’oot. Daarbij kwamen de finale ineenstorting van
de mark, de hierboven reeds genoemde handelspolitieke
maatregelen der bezetters en het weder in de vaart
komen van de Duitsche rijnvloot, die de spoeling
dun maakte. De daghuur, die in de week van
9-15 September voor groote schepen ongeveer 2 ct.
bedroeg, daalde in de week van 25 Nov.-1 Dec. op
1Y2 â 1% ct. Die voor kleine schepen kon zich vrij-
wel handhaven. Eerst na het sluiten van de Micum-
overeenkomsten was een beècheiden opleving merk-baar, die zich in Januari iets accentueerde. Met name
het ertsvervoer vertoonde nog geen opleving van
beteekenis. Het stukgoederenvervoer over den Rijn
wordt daarentegen in de laatste maanden ten nadeele
van Hamburg/Bremen bevorderd door de hooge
Duitsche spoorvrachten.
Wat het doorsnee-vrachtenpeil per traject voor
massa-goederen gedurende het geheele jaar aangaat,
in het eerste kwartaal 1923 was dit in het algemeen
wat hooger, in het tweede en derde lager dan, in het
vierde ongeveer
gelijk
aan dat van de overeenkom-
stige perioden van 1922. Bij den langeren duur der
reizen door de vele te vervullen formaliteiten en het
vooral in de eerste maanden van 1923 veelvuldige
onverwachte oponthoud,
wijst
dit in het algemeen op
bij 1922 vergeleken ongunstige resultaten.
De schade van oponthoud onderweg trof ni. de
reeders, indien een vast bedrag per traject was over-
eengekomen; voeren de schepen in daghuur, hetgeen
gedurende het lijdelijk verzet in het algemeen het
geval was, dan was de schade voor de eigenaren van
de lading. De daghuur was intusschen meestal be-
neden hetgeen een behoorlijke vracht wordt genoemd.
Volgens reeders is 1923,op een enkele uitzondering
na, voor de rjnvaart dan ook een slecht jaar geweest.
De Nederlandsche sleepvaart ondervindt op den
Rijn zware concurrentie van Fransche booten, die de
steenkolen ongeveer
f 10
per ton goedkooper krijgen
dan hun mededingers, hetgeen een zeer belangrijk
verschil in de exploitatiekosten beteekent. Op de reor-
ganisatie der Internationale Sleepdienst-Maatschappij,
waarvan de bezetting de directe aanleiding was, werd
reeds gewezen.
D. J. WANSINK.
HET BELASTBAAR VERMOGEN IN 1914 EN 1922.
• Bij de algemeene beschouwingen over de Staats-
begrooting voor het dienstjaar 1924 is o.m. besproken de vraag of het z.g. volksvermogen
tijdens
den oorlog
is verminderd dan wel vermeerderd. Daarbij is men
uitgegaan van het vermogen, dat op 1 Mei 114 en
op 1 Mei 1922 voor de vermogensbelasting is aan-
gegeven,
zijnde
resp. in ronde cijfers
f
7680 millioen
en
f
12323 millioen. De afgevaardige Wijnkoop heeft
in de vergadering van 12 Februari 1924 op dit laatste
bedrag het indexcijfer voor de groothandeisprjzen
toegepast en kwam dan per slot nog tot eene ver-
meerdering van 10 pOt. Prof. van Gijn maakte hier-
tegenover eene andere berekening, waarbij hij kwam
tot eene vermindering van 23 pOt. Later heeft de
Minister van Financiën verklaard, dat uit een onder-
zoek van zijne ambtenaren was gebleken, dat er eene
achteruitgang kon worden aangenomen van 20 tot
25 pOt. Hoe de ambtenaren dit laatste percentage
hebben hecijferd
blijkt
uit de rede van den Minister
niet. Wel is uit het door den heer van Gijn gesprokene
af te leiden hoe hij tot de vermindering van 23 pOt.
gekomen is. Hij zeide n.l. in de vergadering van
21 Februari 1924: (Handelingen 1923/’24, pag. 830).
,,Op 1 Mei
1922
viel onder de vermogensbelasting
12,323
millioen. Om te kunnen vergelijken met
1914
moet
daar een en ander af. Ten eerste is er onder
1050
millioen
aan crisissehuld. Voor de bezitters is dit vermogen, maar
van nationaal standpunt niet. Want tegenover deze vor-
dering, die eenige tienduizenden Nederlanders nis ver-
mogen opgeven, staat een schuld van de Staat, d.i. van
alle belastingschuldigen, die daarover rente betalen in
den vorm van belasting en voor het Leeningsfonds. Die
contribuabelen mogen dat niet als schuld van hun ver-
mogen aftrekken bij de aangifte voor de vermogens-
belasting. Het is dus van nationaal standpunt schijn-
vermogen. Vi de andere nationale schuld gtLdt
niet,
vant die werd ageg
een actief
vormen, dat de Staat bezit”.
,,In de tweede plaats werd het onroerend goed in
1922
anders geschat dan in
1914.
Ik reken hiervoor zeer matig,
de ambtenaren van de registratie hebben het mij gezegd,
1275
millioen, dat liet nu hooger is geschat door de andere
methode van schatting”.
t
,,In de derde plaats hebben wij het feit, dat de grens
van
f
16.000,—,
waarbij de vermogensbelasting begint,
een andere beteekenis had in
1922
dan in
1914.
Die
fl6.000,—
staan gelijk met ongeveer
f
11.000,—vermogen
in
1914.
Nu worden al die menschen, die toen vrij waren,
thans vel in de belasting aangeslagen. Daarvoor reken
ik
250
inillioen. Na ‘aftrek van deze drie punten, die ik
te zamen stel op
2575
millioen, houd ik over 9750
millioen.
Door daarop toe te passen een indexcijfer van
150,
het
groothandelsindexcijfer van
1
Mei
1922,
kom ik tot een
nationaal vermogen op
1
Mei
1922
van
6.5
milliard, in
geld van het jaar
1921
‘) uitgedrukt. Dat was in
1914
7680
millioen, dus nu is het
1180
millioen of
15
pCt.
minder.
Als
ik daarbij in rekening breng de toeneming
van de bevolking, dan kom ik tot de conclusie, dat per
hoofd der bevolking in dezelfde geidsoort het vermogen
op 1
Mei
1922
bedroeg
f
930
2
tegin
f
1213
in
1914,
of
– 23
pOt. minder. Ik herinner er aan dat het hier alleen
gaat om de cijfers van de vermogensbelasting; het volks-
vermogen, dat daar buiten valt, is allicht in dezelfde
mate afgenomen”.
Is deze redeneering nu juist? Mij dunkt van niet.
Men heeft daarbij in de eerste plaats in het oog te
houden, dat, zooals de heer van Gijn in het slot van
zijne beschouwing zelf heeft opgemerkt, het hierbij
alleen gaat om de cijfers van de
vermoge’nsbelasting,
w’at heel wat anders is dan het vollcsvermogen of het
z.g.
nationaal
vermogen, waarover in den loop der
discussie ook is gesproken. De eerste hebben alleen
betrekking op de personen, die op 1 Mei 1914 en 1922
minstens een reëel kapitaalbezit hadden van respect.
f
13.000,— en
f
16.000,—. Daarnaast heeft men het
geheele volksvermrigen, waarbij dus bovendien nog
rekening moet worden gehouden met allerlei, kapitaal,
dat niet door de vermogensbelasting wordt getroffen, alzoo dat van personen, die niet worden aangeslagen,
omdat zij minder hebben dan het belastbaar minimum,
verder het bezit van stichtingen, kapitaal in de doode
hand, het privé vermogen van de Kroon, enz. Ten
slotte is er dan nog het nationaal vermogen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bezittingen
en schulden van den Staat en de publiekrechtelijke
lichamen. Ieder die zich wel eens met deze zaak heeft
bezig gehouden weet, dat hegeheele volksvermogen
zeer moeilijk en het nationaal vermogen in het geheel
niet met juistheid kan worden vastgesteld, omdat ons
teveel gegevens ontbreken. Bij het nationaal vermogen
komt nog de speciale
moeilijkheid,
dat het zeer be-
zwaarlijk is om de reëele waarde vast te stellen van de verschillende werken, die voor geleend geld zijn
tot stand gebracht. Voor de vermogensbelasting be-
schikt men echter over meer gegevens en uit de
vergelijking van de cijfers over verschillende jaren
zijn zeker conclusies te trekkeh over den welstand
véôr en nâ den oorlog, mits men steeds voor oogen
houdt, dat het hier betreft het privé bezit van par-
ticulieren, berekend naar de werkelijke waarde op
1 Mei van een zeker jaar.
Uit een en ander volgt m.i. dat de heer van Gijn
terecht op het cijfer van 1922 de rectificatie heeft
aangebracht, die het gevolg is van de wetswijziging
omtrent de vaststelling der waarde van het onroerend
1)
Hier is blijkbaar bedoeld
1914.
2 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
307
goed. Inplaats van het vermogen in 1922 daarmede
a
–
t
te verminderen lijkt het mij echter beter om d van
1914 te vermeerderen, aangezien dit laatste werkelijk
te laag blijkt te zijn geweest. Men houde dan echter
wel in het oog dat men werkelijk de mindere waarde
in 1914
moet bijtellen en niet b.v. die van 1918 of
later. Ik wil echter ‘graag aannemen dat cle heer
van Gijn juist is ingelicht en alzoo het bedrag van 1914
verhoogen met de door hem opgegeven
f
1275,— mii-
heen en stellen op
f
8955,—.
Moet nu op het bedrag ad
f
12.323 millioen in 1922 nog
f
1050 millioen aan crisissehulden worden gekort,
omdat dit .,schijnvermogen” zou zijn? M.i. in de
eerste plaats al niet, omdat het Vrij wel vast staat,
dat de obhigatiën, die tot dekking van de crisisschuld
zijn uitgegeven, niet alle in het bezit zijn van de
aangeslagenen in de vermogensbelasting. Maar vooral
ook niet, omdat zij voor de bezitters wel degelijk
apitaal vormen, dat zij elk oogenblik in waardevaste
bjecten kunnen omzetten, tot onderpand van een
eidleening kunnen doen strekken enz. Het is voor
en, tot de waarde op 1 Mei, evengoed vermogen als
een aandeel in eene goede industrieele onderneming,
een pandbrief of een huis. Dit staat, zooals bekend,
in verband met de omstandigheden, dat de waarde van
eene schuldvordering nu eenmaal niet alleen afhangt
van het bezit van den debiteur, maar ook van zijn
credietwaardigheid. Met verschillende andere baten,
die bij de vermogensbelasting worden opgegeven is
dit evenzoo. De heer van Gijn erkent dit trouwens
zelf wanneer hij zegt: ,,voor ‘de bezitters is dit Ver-
mogen” en daarop komt het hier alleen aan, omdat
wij hier,
niet
de waarde van het nationaal vermogen,
maar dat van de aangeslagenen in de vermogens-
belasting onderzoeken. Dat de belastingsehuldigen
die schuld van den Staat, waarvoor zij rente en af-
lossing als belasting opbrengen, niet mogen aftrekken
is nog al vanzelf sprekend; het komt trouwens heel
vaak voor dat een vordering, die als actief voor de
vermogensbelasting’ wordt opgegeven, niet in het
passief der aangifte van den schuldenaar voorkomt,
eenvoudig, omdat deze laatste niet aangeslagen, een
rechtspersoon of een buitenlander is, enz. Ten slotte
zou men, indien men het hierbedoelde ,,schijnvermogen”
zou willen elimineeren, tevens na moeten gaan of dan
ook in 1914 niet eene vermindering moest worden
toegepast b.v. wegens Russische fondsen, welke veelal
ook voor improductieve uitgaven dienden en in elk
geval een veel minder solieden debiteur vertegen-
woordigden dan de ‘Nederl. crisisobligaties.
Ook ten opzichte van de toepassing van het index-
cijfer van groothandelsprijzen op het vermogen van
1922 moet ik met de heeren Wijnkoop en van Gijn
van oordeel verschillen. Deze cijfers hebben evenals
die der kleinhandelsprijzen betrekking op het prijs-verloop en worden gevonden door op verschillende
tijdstippen de gemiddelde prijzen te vergelijken van
een aantal gebruiksgoederen (meestal levensmiddelen).
Het roerend en onroerend bezit, dat voor de ver-
mogensbelasting wordt aangegeven bestaat echter
uit kapitaal-goederen, die niet bestemd zijn om te
worden verbruikt, maar om zelf inkomen af te werpen.
Omtrent de prijsschommelingen van deze kapitaal-
gôederen bestaan vrijwel geene gegevens. Vast staat
evenwel, dat deze waardefluctuaties aan geheel andere
wetten zijn onderworpen dan die der consumtie-
goederen. In verband met het hierbedoelde verschil
kan worden gebracht de economische wet, dat een
stijging van de kosten van het levensonderhoud niet
altijd in verband behoeft te staan met inflatie, terwijl
omgekeerd inflatie altijd duurte tengevolge heeft. Het eerste is hier het geval, wat onder meer blijkt uit de omstandigheid, dat de prijzen van het goud
in 1922 sedert 1914 niet noemenswaardig gestegen
•zijn (1914 indexcijfer 100, 1922 : 104)
1),
terwijl toch
de prijzen van verschillende consumtiegoederen thans
1)
-Zie de Jaarcijfers
1922
(uitg. Januari
1924) blz. 107.
nog aanmerkelijk hooger
zijn
dan voor den- ‘oorlog.
Wanneer men dus een waarde van f 8955,millioen
in 1914
vergelijkt
met f 12323 millioen, dan mag
men dit laatste hoogstens verminderen met
I104
of
3,85 pct. en niet met
331/s
pOt. zooals is gedaan,
omdat men in dit laatste geval eene belangrijke in-
flatie- zou aannemen, die ‘inderdaad niet heeft plaats
gehad. Past men die korting van 3,85 pOt. nog op
het vermogen van 1922 toe, dan kan men m.i. met
een gerust hart zeggen, dat het totaal vermogen der
in de vermogensbelasting aangeslagenen in goud-
guldens uitgedrukt was: in 1914
1
8955 millioen en
in 1922:
0
.1849 millioen, alzoo een toeneming van
f
2894 millioen. Per aangeslagene was dit in 1914
f
86000.— en in 1922
f
73000.— en per hoofd der be-
volking in 1914
f
1412.— en in 1922
f
1672.—.
Uit het bovenstaande volgt tevens dat een even-
tueele waardedaling van het kapitaalbezit vrijwel ge-
heel in het vermogen van 1922 is verdisconteerd.
Met een voorbeeld is dit gemakkelijk op te helderen.
Een rentenier, wiens geheelebezitbestaat uit
f100.000,-
geplaatst op het 2
1
/
2
pOt grootboek, gaf dit in 1914
aan tot een bedrag van
± f
66000,—, en i± 1922
tot
± f
53000,—. Een
41/2
pOt. pandbrief van een
goede hypotheekbank in 1914 tegen ongeveer-f 1000,—,
in 1922
f
890,— enz. Daarnaast staat natuurlijk het
verschijnsel, dat een vermogen van b.v.
f
100,000,—,
aangeslagen in 1922, aan revenuen meer zal opbrengen
dan een dergelijk vermogen opgegeven voor 1914.
Ik heb gemeend goed te doen het bovenstaande
onder de aandacht van de belangstellenden te brengen,
omdat ik een sterk vermoeden heb, dat het vermogen
naar den toestand van 1 Mei 1923 en 1 Mei 1924
nog wel een daling zal vertoonen en dit dan in ver-
band met de in de Tweede Kamer gehouden beschou-
wingen tot te pessimistische opvattingen aanleiding
zou geven. Niet dat ik het resultaat van
mijne
be-
rekeningen nu zoo rooskleurig vind, maar het aan-
nemen van eene achteruitgang van 20 pOt. in 1922
-vergeleken met 1914 lijkt mij toch onjuist. –
ALB. VEEN. –
Naar aanleiding van het bovenstaande schrijft
Prof. van Gijn ons het volgende:
De opmerkingen van den heer Veen hebben mij
niet overtuigd, dat mijn
becijfering
onjuist zoude
zijn. Men kan m.i. slechts van meening verschillen
over de vraag, of de slotopmerking in mijn rede, strek-
kende, dat het volksvermogen, dat buiten de ver-
mogensbelasting valt, allicht in dezelfde mate is
afgenomen als het yolksvermogen dat onder die be-
lasting valt, juist is.
De heer Veen gaat accoord met -mijn in rekening
brengen van de
gewijzigde
regeling der aangifte van
het onroerend goed. Natuurlijk had ik de rectificatie
ook kunnen aanbrengen door verhooging van het
totaal belastbaar vermogenscijfer van 1914; doch dan
had ik in mijn systeem daarvoor slechts
f
1.275.000
gedeeld door 1.5 (het indexcijfer van 1922 tegenover
1914) dus slechts
f
850 millioen mogen nemen; en
niet gelijk de heer Veen doet het bedrag, dat naar
mijn — zeker zeer matige – raming in geld van 1922
méér aan vermogen is aangeslagen dan in dat jaar
volgens de waardeeringswijze van 1917 en vroegere
jaren zoude geschied zijn. Uit den ‘aard der zaak
geeft mijne vergelijking van het totale volksvermogen
(voorzoover dat onder de vermogingsbelasting valt)
geheel het zelfde eindresultaat of ik aan het ver-
mogen van het jaar 1914
f
875 millioen toevoeg dan
wel van dat van 1922 1.275 millioen aftrek.
De heer Veen komt op tegen het bedrag van
1050 millioen, dat ik van het volksvermogen aftrek omdat het maar schijn
–
vermogen is; het gaat om de
obligatiën van de
cris-isleeningen
sedert het begin van
den oorlog aangegaan. Ik trek dat bedrag af, omdat
wij hier met een vordering van het eene volksdeel
op het andere te maken hebben; waarbij zich het ge-
308
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 April 1924
val voordoet, dat wel de schuldeischers het bedtag
daarvan als bezitting opgeven, doch dat dit dooi
de schuldenaren (dat zijn, niet juridisch maar eco
:
nomisch gesproken, de belastingschuldigen) niet van hun vermogen wordt en ook niet kan en mag worden
afgetrokken op hun aangifte gelijk bij andere voi-
deringen het geval is. Zijn betoog, dat het toch ver-
mogen is van de eigenaren der obligatiën, kan ik
voorbijgaan; we hebben het hier piet over individueel
vermogen. Elke binnenlandsche vordering is indivi-
dueel vermogen doch geen volksvermogen, wijl er een
bi nnenlandsch negatief vermogen(schuld) tegenover staat, die voor de vermogensbelasting in aftrek komt.
Dat geldt niet in twee gevallen:.
a. als de binnenlandsche schuldenaar niet onder de
vermogensbelasting valt (te klein vermogenssaldo
heeft of wel een privaatrechtelijke rechtspersoon is,
die niet ouder die belasting valt). Ik geef den heer
Veen toe, dat wie alleen het volksvermogen bespreekt,
dat onder de vermogensbelasting valt, ook weleens
private vorderingen zou moeten aftrekken, omdat
de schuldenaar niet onder die belasting valt en dus
zijn aftrek niet tot uiting komt. Maar ik heb geen
reden om aan te nemen dat de fout die men, doordat
men dat niet doen kan, maakt voor 1922 naar ver-houding anders is dan voor 1914; zoodat de verge-
]ijking er niet door geschaad wordt;
5. als een publiekrechtelijke rechtspersoon de
schuldenaar is. Intusschen mag men aannemen, dat
hij gewone leeningen van rijk, provincie en gemeente
tegenover de vordering van de obligatiehouders een
gélijk bezit van de publiekrechtelijke lichamen komt
te staan, dat dus, als die vorderingen toe- of afnemen,
de publiekrechtelijke schuldenaren in gelijke mate
rijker of armer worden aan bezittingen. Men kan in gewone tijden ten onzent aannemen dat staat, pro-
vincie en gemeente per saldo niet veel armer of
rijker worden, dat hun bezit ongeveer toe- of afneemt
naar’ gelang hun schuld toe- of afneemt. Het bedrag
waarmede sedert 1914, het eerste vergelijkingsjaar,
de vorderingen van Nederlanders op de publieke
lichamen zijn toegenomen anders dan ter zake van
de erisisleeningen en een straks te noemen andere
uitzondering, geeft
vrijwel
de weerspiegeling van het
bedrag, waarmede cle bezittingen van die lichamen
zijn toegenomen. Andere reëele
1)
toeneming van het
Overheidsbezit kan men kwalijk in noemenswaarde
mate veronderstellen. Tegenover’ de
crisisleewin gen
staat echter geen vermeerdering van het bezit van
den Staat; de opbrengst is dadelijk verteerd en de
rente komt dus niet uit dat, vat grooter Staatsbezit
in een of anderen vorm opbrengt, maar moet komen
uit de zakken van de eigenlijke schuldenaren, de be-
lastin gschuldigen.
Ik erken alweer, dat de obligatiën van crisislee-
ningen die in handen zijn van lieden, die niet.onder
de Vermogensbelasting vallen, niet in mindering be-
hooren te worden gebracht,
wijl
wij alleen rekenen
met het volksvermogen, dat wêl onder de vermogens-
belasting valt.
Erken ik dus per saldo op één punt te pessimis-
tisch te zijn ‘geweest, daar staat tegenover, dat wij
tamelijk zeker zijn dat !de veronderstelling, dat het
Overheidsbezit in
gelijke
mate toeneemt als de gewone
(niet-crisis) overheidsschulden, althans in één opzicht
voor de jaren 1914-1922 niet opgaat.
Van de toeneming van de gewone Staatsschuld
tusschen 1914 en 1922 in totaal ongeveer
f
900 millioen
is wellicht
f
600 millioen gebezigd om in de duurste
tijden en onder de kostbaarste omstandigheden arbei-
ders- en mictdenstandswoningen te bouwen. Men
becijfert zeker niet te hoog als men aanneemt, dat
de bezittingen, die ons volk ter zake thans meer heeft
dan in 1914 wel een paar honderd millioen minder
vertegenwoordigen dan de Staatsschuld daarvoor
. Wel toeneming van de waarde in goudgeld
of in
papier-
geld uitgedrukt.
aangegaan. Voor die, zeg
f
200 millioen geldt het-
zelfde als voor de crisisschulden, er staat geen nieuw
bezit tegenover.
Ïk
twijfel
niet, of deze factor, welken ik in mijn
zeer globale berekening in de 2e Kamer niet in-
rekening bracht, weegt op tegen de fout, die de
Heer Veen mij met eenig recht verwijt.
Ten slotte het in berekening brengen van het index-
cijfer van 1922. Men kan er over twisten, of wellicht
bij de berekening van indexcijfers ook moest getracht
worden, om de wisselende prijzen voor het gebruik
van onroerend goed in aanmerking te brengen; doch de tegenstelling van den Heer Veen, dat indexcijfers
slechts voor verbruiksartikelen gelden en niet voor
vermogen en roerende of onroerende kapitaalgoederen,
lijkt mij volstrekt onhoudbaar. De
prijzen
van cle
zaken, die dienen om verhruiksgoederen voort te
brengen, hangen tea naiiwste samen met de prijzen
van de verbruiksgoederen zelf. De toepasseljkheid
der indexcijfers treedt ook duidelijk in het licht hij
vermogensverbruik of vermogensvorming. Als men
f
1000 van zijn vermogén besteedt voor verteringen
of wel voor
f 1000
verteringen achterwege laat om
vermogen te vormen, dan zal het niemand ontgaan,
dat men in het eerste geval aan
f 1000
vermogen
minder heeft om verteringen te dekken en in het
tweede geval minder verteringen behoeft na te laten
om
f 1000
vermogen te vormen, wanneer de prijzen
van dien aard zijn dat men met 1.5 gulden gemiddeld
nog slechts kan koopen wat men vroeger voor een gulden kocht. En met’dezelfde rente van
f 100.000
heeft men thans een veel kleiner reëel inkomen dan
in 1914, wat toch. beduidt dat men thans met
f
100.000
in de vermogenslelasting opgegeven, reëel nog maar
2/3 zon rijk is alin 1914.
De
prijzen
van het goud in papiergeld van eenig
land uitgedrukt, hebben met de zaak al zeer weinig
te maken. Waar, zooals in Amerika, en eenigszins
ook nog in de zeer valutasterke larden als Engeland
en Nederland, de prijzen nog geheel of nagenoeg
geheel
goudprijzen
zijn – d.w.z. de waarde van goe-
deren in goud uitgedrukt wordt, daar wil een index-
cijfer van 150 juist zeggen, dat men thans met b.v.
6.048 gram goud (een Hollandsch gouden tientje) nog
slechts koopt wat men in 1914 voor 4.036 gram goud
kocht. ‘En in landen waar het goudtegenover papier-
geld 14.000-voudige waarde (Oostenrijk) of billioen-
voudige waarde kreeg, speelt de waarde van’het goud
tegenover de goederen slechts een betrekkelijk kleine
rol bij de indexcijfers. In elk geval worden in Neder-land, thans zoowel als in 1914, cle prijzen uitgedrukt
in papieren guldens (die in 1914 gelijk waren met
goudguldens). Wil men de waardeverandering van
onzen papierengulden in aanmerking nemen, dan
wordt mijn becijfering iets gunstiger voor het
jaar 1922. Doch dit schijnt mij wel verdisconteerd in het feit dat ik het indexcijfer voor 1922 aan den
lagen kant nam.
De term nationaal vermogen werd door mij met
volksvermogen dooreen gebruikt. De eerste term te
gebruiken voor het vermogen van den Staat lijkt
mij onjuist, want de Staat en de Natie zijn niet
hetzelfde; het staatsvermogen is een deel van het
nationaal vermogen; mocht het negatief zijn, zon als
ik waarschijnlijk acht, dan komt het in mindering
van het nationale vermogen, berekend uit het ver-
mogen van alle leden der nationale gemeenschap.
VAx
GI.IN.
RUBBER IN 1923.
Onze medewerker schrijft:
Het afgeloopen jaar heeft in het teeken gestaan van productiebeperking. Zooals in het vorig jaar-
verslag (zie E.-S.B. van 18-4-’23) vermeld, werd in
de Engelsche koloniën het zoogenaamde ,,Stevenson Scheme” ingevoerd, hetgeen praktisch neerkwam op
een’ gedwongen beperking van den rubberoogst. Of
2 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
309
deze beperking een succes nas, zullen w’e in dit over-
zicht buiten beschouwing 1 aten, evenmi ii zullen we
de thans weer brandende kwestie aanroeren, of het
wenschelijk is, dat ook in Neclerlaudsch-Indië een
dergelijke productiebeperking wordt ingevoerd. Wij
willen slechts de feiten en cijfers geven en trachten, dit zoo objectief mogelijk te doen.
Reeds aanstonds ontmoette het ,,Stevenson Schem e”
in het voornaamste verbruiksiand, de Vereenigde
Staten van Amerika cen groeiend verzet, een verzet
dat weliswaar aan hevigheid in den loop van 1923 heeft ingeboet, maar dat tot op heden iiog niet ge-
heel is overwonnen. Voornamelijk de bekende banden-
fabrikant Firestone en de automohielfabrikant Ford
bleken onverzoenlijk en stelden alles in het werk, hun
landgenooten te overtuigen, dat Amerika het niet
noodig had millioenen dollars meer te betalen aan
Engeland voor hun grondstoffen. :De delegatie van
Engelsche rubherplantei’i, welke in het begin van
Januari naar Amerika vertrok om daar op uitnoodi-
ging van de ,,Rubber Association of America” met
cle grootste verbruikers te beraadslagen over cle mo-
gelijke• gevolgen van de ,,ltestriction Bill” keerde be-
vredigd in Februari naar Engeland terug, doch spoe-
dig zou blijken, dat Firestone zijn anti-restriction
campagne niet opgaf. Er werd zelfs op zijn aanstichting
door Mr. Hoover, Secretary of Commerce, een com-
missie benoemd, met uitgebreide bevoegdheden, welke
tot taak kreeg, de mogelijkheid van rubberaanplant
in de Philippijnen te onderzoeken. Ofschoon ervaren
planters hiervan dia de onmogelijkheid trachtten te
bewijzen en mcii er zich in Engeland en Nederland
allerminst bevreesd over toonde, bewijst het toch,
hoezeer ook hij het Amerikaansche Gouvernement de
wensch bestaat, zich wat betreft de voorziening van
rubber van vreemde mogendheden onafhankelijk te
maken.
De groote meerderheid dei Amerikaansche rubber-
consumenten ziet den toestand evenwel anders in en legt
zich bij de ingevoerde oogstbeperking neer. Men over-
weegt., dat het wenschelijker is, zich ook in de toe-
komst van geregelde aanvoeren te verzekeren tegen
matige prijzen dan gedurende enkele jaren abnormaal
lage prijzen te forceeren, die ten gevolge hebben, dat
plantages verlaten worden en nieuwe aanplantingen
achterwege blijven, waarvan op den duur weder een
tekort aan rubber met abnormaal hooge prijzen het
gevolg zou zijn. Stabiliteit in prijs is in hun oogen
verreweg te verkiezen boven groote marktschomme-
lingen. Voorts is bij een toenemend verbruik geregelde
uitbreiding der aanplantingen noodzakelijk, hetgeen slechts mogelijk zal zijn, indien het daarin gestoken kapitaal rentegevend blijkt te zijn.
Hier reiken dus planters en verbruikers elkaar de
hand en hebben zij gemeenschappelijke belangeti. Geen
wonder is het dan ook, dat de Engelsche planters
geen pogingen onbeproefd lieten de zwakke plaatsen
te versterken in het systeem, waarmede zij hun doel
hopen te bereiken. Verbeteringen werden in den loop
van het jaar in de uitvoerende bepalingen van het
Stevenson Scheme aangebracht, ten einde het veel-
vuldig smokkelen van rubber tegen te gaan, terwijl
eveneens streng werd opgetreden tegen fraude in de
opgaven der estates. De zwakste plek in de restrict-
ion-veste bleek echter Nederlandsch-Indië te zijn.
De Engelsclien moesten in het afgeloopen jaar al
spoedig ondervinden, dat hun front niet gesloten is,
zoolang de Nederlandsche planters zich niet aan hun zijde geschaard hebben wat betreft de beperking van
hun rubberoogst en zij lieten dan ook geen gelegen-
heid voorbijgaan de Nederlandsche collega’s te over-
tuigen van de noodzakelijkheid van aaneensluiting.
De meerderheid der Nederlandsche producenten blijft
echter principieel gekant tegen elke kunstmatige oogst-
beperking, zooals ook uit versehillendé artikelen in
dit tijdschrift is gebleken, en tot op heden mocht
het den Engelschen producenten niet gelukken, zich
cle medewerking der Nederlanders te verzekeren.
Zeer ongelegen kwam het den voorstanders van de
restrictie, dat juist door de hoogere prijzen de pro-
ductie van de zoogenaamde bevolkingsrubber in Ne-
clerlandsch-Indië op onrustbarende
wijze
bleef toe-
nemen. Aangenomen mag worden, dat deze toename
bijna zoo groot is als de vermindering der productie
in de Engelsche koloniën.
De
rubberprijs,
die gedurende Januari tengevolge
van overdreven verwachtingen, welke men van de pro-
cluctiebeperking koesterde, snel opliep (van 1 s. 2 Y
4
d.
begin Januari tot 1 s. 6% d. eind Januari) kon zich
op deze hoogte niet handhaven. Begin Februari be-
gonnen cle
prijzen
geleidelijk te dalen tot ca. 1 s. 4 d.
in April toen de groote verschepingen uit Oost-Azië
een flauwe stemming veroorzaakten en de prijzen
vrij scherp verder daalden tot 1 s. 1Y2 d. in Juni.
Er volgde een herstel tot 1 s. 4 d. per lb. in Augustus,
welke herstel weder gevolgd werd door een gestadig zakken der
prijzen
tot 1 s. 1 d. in October. Daarna
volgde tot eind December een periode van kleine
schommelingen in de buurt van 1 s. 2 d., op welken
prijs de markt sluit.
De
productie
toont in zijn geheel genomen een
kleine vermindering tegen die van het jaar 1922 en
heeft naar raming iets minder clan 400.000 tons be-dragen, waarvan ca. 27.000 tons wilde rubber (Para en Congo). Juiste productie-itatistieken worden nog
niet gepubliceerd, doch op grond van de uitvoer-
cijfers, welke wel nauwkeurig bijgehouden worden,
komt men, rekening houdend met de
vermoedelijke
voorraden in de productielanden, tot vrij zuivere
gegevens betreffende de productie. Deze is wat
plan-
tage-rubber
betreft als volgt te verdeelen
1923
1922
Malakka …………….
175.000
tous
213.000
tons
Ceylon ……………..
35.000
47.500
Nederlandscli-jndië
133.000
99.500
Indo China …………
5.000
,
4.000
J3ritsch-Indië …………
6.500
,,
4.800
Andere Plantages
(Serawak, Congo enz.)
13.500
10.200
Totaal Plantage-rubber .
368.000
tons
379.000
tons
en wat betreft wilde rubber
Brazilië …………….
21.500
21.700
Congo enz ……………
4.500
3.500
Totaal
J’roductie ……..
394.000
tons
404.200
tons
Tegenover een afname van productie van ca. 50.500
tons in Malakka en Ceylon staat, zooals uit boven-
staande
cijfers
blijkt, een toename van circa 33.500
tons in Nederlandsch Indië. Voor het grootste ge-
cleelte komt deze toename op rekening van de bevol-
kingsrubber, gelijk onlangs de Heer Rutgers, Directeur
van het Departement van Landbouw te Buitenzorg,
in een persgesprek naar voren bracht. Daarbij noemde
hij de volgende interessante cijfers, waaruit de ge-
weldige vlucht, die de bevolkingsrubber gedurende de
laatste jaren heeft genomen, ten duideljkste blijkt:
productie in
1917.. 4.500
tons
1918..
5.000
1919..
13.000
1920.. 10.000
1921..
6.000
j slechte inarktprijzen
1922.. 25.000
terwijl voor
1923.. 45.000
verwacht werd.
De verschepingen vaii. Plantage rubber
uit de pro-
ductielanden zijn als volgt (in tons van 1000 KG.):
1923
1922
Malakka ………………
185.800 tons
214.500
tons
Ceylon ………………
.37.500
47.800
Java
………………
33.300
31.700
Sumatra O.l …………
47.500
41.200 Overige Buitengewesten
55.900
31.100
Voor Malakka werden de netto uitvoercijfers ge-
nomen, d. w. z. de totale export werd verminderd met
de uit andere landen (hoofdzakelijk Nederlandsch-
Indië) aangevoerde hoeveelheid. Voornamelijk bestaat
deze rubber uit bevolkingsrubber, welke slechts pri-
310
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 April 1924
mitief bereid is, veel water en vuil bevat en in fa-
brieken te Singapore en Penang tot een beter product
crepe of sheets wordt afgewerkt. Deze rubber is dus
reeds opgenomen onder de uitvoercijfers van Neder-
landsh-Indië.
De verschepingen van
rubber latex
vonden gedu-
rende 1923 voornamelijk plaats vanaf Sumatra en
bedroegen circa 1.900.000 gallons â 454 Liters. Bijna
de geheele hoeveelheid ging naar de Vereenigde
Staten.
De
zichtbare voorraden
zoowel in Europa als in
de Vereenigde Staten namen belangrijk af en bedroe-
gen eind December in Engeland (London en Liver-
pool) circa 66.500 tons tegen circa 81.000 tons in
1922. De voorraden in Amerika bedroegen op het-
zelfde
tijdstip
volgens de statistiek van de Rubber
Association of America totaal circa
78.000 tons(fa-
brikanten 53.700 tons, handelaars 19.300 tons) tegen
89.700 tons
in 1922 (fabrikanten 71.900 tons, han-
delaars 17.800 tons.)
De voorraden op het vasteland van Europa zijn betrekkelijk gering en spelen ter vergelijking een
ondergeschikte rol. Betreffende de voorraden in. de
afscheeplanden zijn geen voldoende betrouwbare ge-
gevens te verkrijgen.
Consumptie:
Uit de bovenstaande cijfers volgt dat behalve de geheele nieuwe productie bovendien nog
een hoeveelheid van ruim 31,000 tons door de industrie
werd verbruikt.
Het
weretdverbruik
kan derhalve op ongeveer 425.000
tons gesteld worden. Hiervan gebruikten, eveneens
volgéns de statistieken van de Rubber Association
of America, de Vereenigde Staten 305.500 tons –
tegen 283.000 tons in 1922 – terwijl de totale invoer
circa 288.000 tons bedroeg. De rest van de wereld
gebruikte dus circa 119.500 tons waarvan Engeland
en Frankrijk elk 27 & 28.000 tons voor hun rekening
namen. Het verbruik van Duitschiand was tengevolge
van de valuta-verhoudingen en de groote malaise,
welke gedurende het afgeloopen jaar in de industrie
heerschte, belangrijk kleiner dan in 1922, terwijl
Skandinavië nog niet op volle kracht werkte. Rus-
land en Italië gebruikten daarentegen meer, evenals
Canada.
Evenals vorige jaren komt verreweg het grootste
gedeelte van het rubbergebruik op rekening van de automobielindustrie en het is uit den aard der zaak
wederom de auto-industrie in de United States, welke
de meeste aandacht yraagt.
De productie van motorvoertuigen bedroeg in 1923
ruim 4.00.000 stuks tegen
2.575.000
,,
in 1922
en 1.668.000
,,
,, 1921,
terwijl ruim 34.000.000 stuks buitenbanden werden
afgeleverd tegen circa 30.700.000 stuks in 1922.
De Nederlandsche rubbermarict
volgde wat den loop
der prijzen betreft hoofdzakelijk de Londensche en
New-Yorksche markten. Vooral de noteering op laatst-
genoemde markt was hier van belang met het oog
op de groote zaken op levering, welke werden afge-
sloten op fob. Indië conditie’s, en waarvan de be-
stemming grootendeels Amerika is. Uit den aard der
zaak speelden ook de wisselkoersen, met name die
van den dollar, een belangrijke rol. – Groote omzetten
op levering vonden vooral plaats in het begin van
het jaar, doch de dalende beweging werd slechts aar-
zelend door de diverse cultuurondernemingen gevolgd,
zoodat in Maart en April weinig omging. – In Mei
was de handel levendiger, doch de zomermaanden
waren als gewoonlijk stil, totdat ten slotte de herfst-
maanden weer wat meer leven brachten. Daarentegen
was de laatste maand van het jaar uiterst stil met
een zeer gering omzeteijfer. Meer en meer gaan de
rubbermaatschappijen ertoe over, geheele ‘of gedeelten
van oogsten vooruit te verkoopen, wanneer do markt
hun gunstig lijkt, waardoor natuurlijk het aanbod
van loco rubber uit de eerste hand beperkt
blijft.
De
maandeljksche inschrijvingen te Amsterdam hebben
daardoor hun belang verloren en de aldus aangeboden hoeveelheid bedroeg slechts 474 tons tegen 2230 tons
in 1922.
De totale aanvoeren in Nederland bedroegen in 1923
ca. 7000 ton Plantage rubber en ca. 350 ton wilde
rubber (tegen in 1922 resp. 7800 en 350 tons). De uitvoeren bedroegen circa 6730 tons Plantage
rubber (waarvan ca. 2330 tons naar Amerika) en 450
tons wilde rubber (in 1922 resp. 11.200 tons en 400 tons). De voorraad op 31 December 1923 was 2880 tons tegen 3400 tons in 1922.
De omzetten op de termijnmarkt te Amsterdam
waren wederom bevredigend en bedroegen 6947V2
tons Crêpe en 11754 tons sheets (tegen resp. 465254
tons en 36734 tons in 1922).
DE HEER SIBINGA MULDER EN DE
GEVANGENLSNIJVERHEID.
De heer J. F. 0. N’ienhuis, Hoofd van het Gevan-
geniswezen in Nederiau•dsch-Indië, te Weltevreden,
schrijft ons:
In de ,,Economisch-Statistische Berichten” van
5 December 1923 is onder het opschrift ,,In en om de Indische Begrooting” ‘het eerste gedeelte opgenomen
van een felle aanklacht van den heer J. Sibinga Mul-
der, oud-Directeur van het Departement van Land-
bouw, Nijverheid en Handel in Neci. Oost-Indië, tegen
de Indische Regeering.
Na het een en ander verteld te hebben van mis-
standen, welke hij bij zijn eigen departement heeft
aangetroffen, zegt de heer Sibinga Mulder verder:
Maar hoe ziet het er bij de andere departementen uit?
Hoe bij dat der Gouvernements-Bedrjven, waartoe o.a.
de S.S. behoort en bij dat der
B.O.W.? Zou
het daar beter
zijn? Ik betwijfel het zeer, gesteld al, dat de betrokken
departementschef s de schuldige ambtenaren op zij zouded
willen zetten. En bij Justitie wat betreft de gevangenis-
nijverheid? Ik vond eens eene groote nieuwe installatie voor de bereiding van klappervezel in eene gevangenis
opgesteld in eene streek, waar weinig klappercultuur was en de bevolking de klapperdoppen met vezel voor andere
doeleinden gebruikte. Dies werd die installatie niet ge-
bruikt.
Uit het laatste gedeelte van deze aanhaling kan
niets anders gelezen worden, dan dat in een gevange-
nis een geheel nieuwe installatie voor de bereiding
van klappervezel en het spinnen van cocos-garen be-
drijfsklaar stond opgesteld, doch niet gebruikt kon
worden, omdat er geen klapperdoppen te krijgen
varen.
Welke lezer zal durven twijfelen aan de juistheid
van dit verhaal? Immers de heer Sibinga Mulder,
oud-Directeur van het Departement van Landbouw,
Nijverheid en Handel schrijft: ,,Ik vond eens.. – enz.”
En toch is de gegeven voorstelling van zaken on-
juist en raakt de bewering ,,Dies werd die installatie niet gebruikt”, kant noch wal. Hoe was dan de ware
toestand?
In de tweede helft van de maand Juli 1922, dus
betrekkelijk kort voor zijn aftreden als Hoofd van het Departement van Landbouw,
Nijverheid
en Handel,
heeft de heer Sibinga Mulder een reis gemaakt door
Java ter bezichtiging van eenige takken van Euro-
peesche en Inlandsche nijverheid. Hij heeft toen
tevens een 4-tal, gevangenissen voor Inlanders be-
zocht, waarin op eenigszins beduidende schaal de ge-
straften met ambachtswerk worden bezig gehouden.
In •een dier gevangenissen en wel die te Pekalon-
gan, waren, kort v66r het bezoek van den heer Sibin-
ga Mulder plaats had, de machines voor de ontveze-
ling van klapperbasten en het spinnen van cocosgaren
uit Europa ontvangen. Opgesteld waren die machines
nog niet, de electrische beweegkraeht, het drjfwerk,
kortom alles wat noodig was om die machines te laten
werken, moest nog worden aangebracht en was zelfs
op den dag van hét bezoek nog niet geleverd.
2 April 1924
ECONOMISCH-STAÏISTISCHE BERICHTEN
31 I
I
Als oud-administrateur van eên auikerfabriek, toet
een en ander door den heer Sibinga Mulder wel dege-
lijk zijn opgemerkt, ook al zou het hem door den be-
drijfsleider of den gevangenisdirecteur niet verteld
zijn. Het is hem dan ook inderdaad niet ontgaan,
want in het door den heer Sibinga Mulder aan de
Regeering uitgebracht verslag over Zijne reis, waarin
ook melding wordt gemaakt van het bezoek aan de
Pekalongansche gevangenis, schrijft hij om.:
Men heeft thans voor de mechanische ontvezeling der
sepet (klapperbast) en voor het mechanisch verspinnen
machines aangeschaft,
welke nog niet in gebruik zijn
genomen.
Toen de heer Sibinga Mulder zich aan het schrijven
zette van zijn artikel ,,In en om de Indische Begroo-
ting” en daarin plaats gaf aan zijne beschuldiging,
dat de nieuwe installatie voor de bereiding van klap-
pervezel en het spinnen van cocos-garen niet gebruikt
werd omdat de klapperbasten niet in voldoende hoe-
veelheid te krijgen waren, was hij zeer goed op de
hoogte van de werkelijke reden van het nog niet in
werking zijn dezer installatie.
Is het eerlijk en een gewezen Departementshoofd
waardig, op dergelijke wijze als voorlichter van het
publiek op te treden?
Hoe weinig de door mij gewraakte uitlating van
den heer Sibinga Mulder in overeenstemming is met
zijn eigen bevinding en zijn vroegere verklaring, kan
nog blijken uit hetgeen hij in zijn aan de Regeering
uitgebracht verslag van zijn hoogerbedoelde reis, als
zijn eindconclusie neerschrjft. In dit in zeer waar-
deerencien toon gesteld verslag staat aan het slot:
Hoewel begrijpelijkerwijze aanmerkingen te maken
zouden zijn is toch de algemeene indruk, die van de zeer
uiteenloopende gevangenisbedrijven werd verkregen deze,
dat het Gevangeniswezen reden heeft trotsch te zijn op
hetgeen tot stand werd gebracht.
Zou een dergelijk gunstig testirnonium zijn ge-
geven indien ergens een geheel nieuwe bedrijfsklaar opgestelde installatie voor de bereiding van klapper-
vezel en het spinnen van cocos-garen was aangetiof-
fen, die niet gebruikt werd, omdat de grondstof niet
in voldoende hoeveelheid kon worden verkregen?
Overigens kan de heer Sibinga Mulder gerust zijn,
ook nadat de nieuwe installatie in werking kon wor-
den gesteld was steeds de aanvoer van klapperbast
ruim voldoende, om geregeld aan den gang te blijven.
Tegen den zeer billijken prijs van nog geen % cent per
klapperbast, franco gevangenis Pekalongan, kunnen
desgewenscht 200.000 stuks per maand verkregen worden. De klapperonderneming Pesantren alleen levert hiervan al 50.000 stuks klapperbasten tegen
f 6
per 1000 stuks franco gevangenis Pekalongan.
De cocos-matten, vloerkleeden, loopers enz. ver-
vaardigd in de gevangenis te Pekalongan hebben
door hunne stevigheid en sierlijke afwerking een gun-
stige reputatie en vinden veel aftrek. De inzendingen
op de Jaarbeurs te Bandoeng, op de Jaarmarkt te
Pekalongan en den Pasar Gambir te Weltevreden trok-
ken het vorige jaar algemeen de aandacht en deden cle
bestellingen van alle kanten toestroornen.
Over export van cocos-touw naar omliggende lan-den en naar Nederland worden reeds onderhandelin-
gen gevoerd. Nog veel meer zou over deze inderdaad zeer belang-
wekkende gevangenis-industrie te vertellen zijn, doch
waar dit schrijven slechts de strekking heeft de on-
juiste voorstelling van zaken van den heer Sibinga
Mulder recht te zetten, meen ik hiermede te kunhen
volstaan.
J. F. C. NIENHUIS.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE RIJKSCONFERENTIE.
Een nabetrachting.
‘Prof. Dr. P. Geyl te Londen schrijft ons:
Het is niet zoo laat als het lijkt om een nabetrach-ting te leveren over de Rijksconferentie, al heeft die
ook al ettelijke mdanden geleden illaats gehad Want
het belang van did vergadering en haar besluiten is
grootendeels bepaald door de politieke gebeurtenissen
die er op gevolgd zijn en waarvan de volle draag-kracht nu pas recht aan ‘t licht komt.
Men kan veilig zeggen, dat in heel de reeks van
conferenties, die in 1881 begonnen is, deze van 1023
de minst geslaagde is. Zij heeft hard gewerkt, zij is
op gewichtige punten tot overeenstemming gekomen.
Maar de ontbinding van het Engelsche Lagerhuis en
de daarop gevolgde iegeeringswisseling hébben alles
overhoop geworpen. Men kan betwijfelen of de pre-
ferentie-politiek op den duur hêt wezenlijke belang
van de Rijks-ednheid gediend zou hebben, men kan
daarom de stultificatie van deze Conferentie als een
geluk voor het Britsche Rijk aanzien, in werwil van
de oogenblikkelijke crisis, die zij in de onderlinge ver-
houding van zijn deelen teweegbrengt en van het dis-
crediet, waarmee zij heel het instituut van de Rijks-
conferentie bedreigt. Maar bezien van het oogpunt der
conservatieve partij, die nu eenmaal in preferentie
gelooft, moet achteraf Baidwin’s
coup
de tete
niet
-alleen om het onheil, dat hij over de partij gebracht
heeft, maar vooral ook om den schok, dien hij aan cle Rijksconstitutie heeft gegeven, een roekeloos wanbe-
drjf genoemd worden.
V66r dat de conferentie begon, geloofde eigenlijk
niemand – en ik schreef u ook in dien geest – dat
de regeering er in ernst aan denken zou om aan .den
aandrang, die van de dominions te verwachten was
om een preferentie-stelsel in te voeren, toe zou geven.
De feiten leken te duidelijk. Daar was Bonar Law’s
belofte v66r de verkiezingen van December 1022, dat
een conservatieve meerderheid geen protectionisme
zou beteekenen. Daar was bovenal de onomstootelijke
waarheid, dat aan de begeertén van de dominions
slechts voldaan kon worden, als men levensmiddelen
of grondstoffen voor de nijverheid wilde gaan belas-
ten, en wie kon denken dat men daartoe een poging
zou wagen! Maar de koloniale eerste-ministers kwa-
men gewapend met het vaste voornemen om eindelijk
van de gunstige conjunctuur, dat zij een conserva-
tieve regeering aan het bewind troffen., te profitee-
ren. Alleen de Canadees schijnt zich van pressie oefe-
nen onthouden te hebben. Canada heeft minder dan
een van de andere dominions te verwachten van een
Rijkspreferentie-stelsel, want zijn, voornaamste uit-
voer, graan, kan er toch niet onder vallen. Bovcn-
dien stond de Canadeesche regeering in het eigen
land te zwak om met veel gezag in Londen. te kunnen
spreken en de heerschende strooming is in dat gewest
juist weinig imperialistisch, juist zeer geporteerd
voor de verst denkbare doorvoering van autonomie,
van het beginsel van zelfstandigheid en ge]ijkberech-
tigdheid. Het is duidelijk, dat de dominion-staatsman,
die er in de eerste plaats op uit is om zich als baas
in eigen huis te doen eridenneri, er moeilijk steu’k bij
de regeering van het moederlarid op aan kan dringen dat zij ten gerieve van de dominions en in het belang
van de Rijkseenheid haar eigen fiscaal stelsel wijzi-
gen zou.
Het heeft zelfs niet weinig bevreemding gewekt,
dat de andere premiers, die toch ook van inmenging
in hun zaken niets weten willen, zich aan die over-
weging zoo weinig gestoord hebben. Enkel hun heftig
verlangen naar bescherming van hun invoer op de
Engelsche markt kan dit verklaren. Bruce, de eerste-
minister van Australië, heeft den aanval ter confe-
rentie geleid, maar Massey van Nieuw-Zeeland was
niet minder ijverig, enkel maar minder bekwaam.
ZdlfsSmuts heeft, tpt algemeene verbazing, in Afrika
teruggekeerd, en toen het verpletterende bericht vn
Balidwin’s nederlaag aan de stembus en het optreden
van, een arbeidersregeering bekend vercl, – zelfs
Smuts heeft ‘toen een rede gehouden’, waarin hij
trachtte de nieuwe regeering’ aan de toezeggingen van
haar voorgangster te binden. Dit was indeidaad eèn
wonderlijke opv’atting van de constitutionele positie
v-
–
312
ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN
2 April 1924
der Rijksconferetie. Dat een parlement, hetzij van
het moederland of van een dominion, gehouden zou
kunnen worden •om besluiten van de conferenti.e uit
te voeren nog v66r het ze bekrachtigd heeft, dat was
nog nooit vernomen, en hoe lijnrecht druischtc dat
in tegen de theorie, die juist in, cle dominions altijd
gehuldigd is, dat de conferentie aan geen enkel recht
van de onderscheiden parlementen van het Rijk te
kort mag doen
Intusschen is het ongetwijfeld waar, dat da confe-rentie slechts vruchtbaar werken kan en vertrouwen
inboezemen, wanneer er eenige zekerheid bestaat, dat
geen eerste-ministers er toezeggingen zullen doen, die
zij niet houden kunnen. Men kan in het onderhavige
geval aan Baidwin dus met recht verwijten, dat hij
met de inter-imperiale samenwerking een gevaarlijk
spel heeft gedreven. Maar men kan van zijn opvol-
gers niet verwachten, dat zij om verwachtingen, door
hem opgewekt te vervullen, eei stelsel zullen gaan
invoeren, dat hun voorkomt met de belangen van
hun eigen land
strijdig
te zijn. Het eigenaardige van
het geval is, dat Baidwin niet gedacht schijnt te heb-
ben, dat Bonar Law’s belofte van 1922 hem het nako-
men van zijn beloften ter conferentie verbood. Hij
heeft aan cle dominion-premiers het uitdrukkelijk
voorbehoud niet gemaakt, dat zijn preferentie-politiek
eerst nög door de Engelsche kiezers zou moeten wor-
den goedgekeurd. Pas nadat het besluit van de con-
ferentie onvoorwaardelijk bekend gemaakt was, kwam
Baldwin met de rest van het protectie-program, de
rest, die met Rijkspreferentie niet te maken heeft,
en daarover heeft hij de verkiezingen laten loopen.
Vandaar dat er onder de dominion-premiers waren,
die het plotselinge ontbindingsbesluit dadelijk met
leede oogen zagen. De Rijksconferentie ging nog v66r
ze goed en wel voorbij was in verkiezingsgerucht te
loor, en toen de resultaten van de verkiezingen be-
kend werden, bleken dè resultaten van de conferentie
erin ten ondergegaan. Smuts’ ergernis, al was ze in-
constitutioneel uitgedrukt, was dus begrijpelijk ge-
noeg.
En natuurlijk is in de domirtions, vooral zooals ik
al aanwees, in Australië, ieuw-Zeeland en Zuid-
Afrika, de teleurstelling, dat men de voorgestelde
preferentie nu toch zal moeten missen, scherp. Smuts
hoopte, dat boomgaarden de plaats van de goudmijnen,
als die uitgeput raken, zouden kunnen innemen., was
Zuid-Afrika maar eenmaal voor zijn ‘vruchten zeker
van de Engelsche markt. Vruchten, wijnen, visch,
‘t was toch nog zoo heel belangrijk niet, ‘t werd ook maar voor een begin aangezien. En nu men het zon-
der zal moeten stellen, ontbreekt het in de dominions
niet aan verstandige menschen, die hetoogen, dat het
niet aangaat om over kwesties van dezen aard de
samenwerking met het moederland te bederven. Ja,
wij hebben nu uitingen van de Australische en Nieuw-Zeelandsche pers te lezen gekregen, waaruit blijkt, dat
de opinie in die landen volstrekt niet zoo eensgezind’
protectionistisch is als men hier ten tijde van de
conferentie wel meende, — of beter gezegd, dat men
er de bezwaren voor Engeland van een protectionis-
tische politiek zoo slecht niet inziet. Er is, blijkt nu,
op het beleid van Bruce en Massey vrijwat kritiek ge-
oefend. Men heeft het afgekeurd, dat zij zich in een
binnenlandsche Engelsche kwestie zoo onomwonden
partij hebben gesteld. Men ‘is er zich niet onbewtist,
dat het eigen protectionisme met dat van het moeder-
land moeilijk te verzoenen is: want de jonge indus-
trieën van de dominions (vooral van Canada) willen
tegen de Engelsche industrie zoo goed als tegen an-
dere beschermd worden en staan hulpeloos zonder
bescherming. Men weet er ook, dat men zich be-
zwaarlijk beroepen kan op de preferentieele rechten.,
die men aan Engelschen invoer al toestaat, want be-
halve dat die in de meeste gevallen niet zooaauzien.-
lijk zijn dat de Engeische producten er tegen de
binnenlandsche een kans door krijgen, men staat toch
bij Engeland in het krijt, zoolang dat de kosten van
cle Rijksverdedigi.ng bijna geheel op zijn schouders
draagt. lIet prikkelcie de liberalen hier niet weinig,
dat Brucc en Massey, toen zi,j in het land waren,
01)
vrij hoogen ‘toon een tegenprestatie voor die oude
preferenti.eele rechten. eischten. Er blijkt nu, dat zij
zoo sprekende zich ook aan do afkeuring van hml eigen
pers bloot stelden.
Dit alles neemt niet weg, dat de conferentie-
methode een klap heeft gehad en dat voor het oogeil-
blik de goede verhoudingen binnen het Rijk lijden
onder onaangename con troversies en. poie.rniekcn.
Daar heeft het beginsel van Rijkspreferentic trou-
wens altijd aanleiding toe gegeven, maar het is dit-
maal toch vooral do breuk in cie contin uïte.it van
cle
Londenscho politiek, waar cle ellende vandaan komt.
Het gaat nu zoo ver, dat er in Australië over gepraat
wordt om een toleonventie met eenig ander land te
sluiten, — Vrij hersenschimmige plannen overigens,
want men ziet niet goed, dat Frankrijk of de Veree-
nigde Staten (die twee worden genoemd) zich om Au-
stralischen invoer veel opofferingen zouden getroosten.
En erger misschien nog clan de tarievenkwestie is de
kwestie van Singapore. Het schijnt nu wei vast to
slaan, dat do regeering van Macdonal,d met de uit-
voerilig van dat plan niet zal voortgaan. Iets anders
was nauwelijks te verwachten, want niet alleen de
arbeiderspartij, maar ook de liberalen hadden zich zoo
sl:eili.g tegen de verkwisting en het provocatief ka-
rakter van de onderneming uitgelaten, dat het kabinet
met een geduchte rehell:ie in het Lagerhuis te rekenen
gehad zou hebben, als het den tegenstand van Lord
Beatty niet had aangedurfd. Maar tegelijk is het
zeker, dat dit besluit een hoogst onaangenamen in-
druk in Australië zal maken en het is heel wel mo-
gelijk, dat Bruce, die voor geen klein gerucht ver-
vaard is, daar openlijk uiting aan zal geven.
In ieder geval is dus op cle twee groote punten van
prefereute en verdediging het werk van de confe-
rentie ongedaan gemaakt. En nu wat het derde groote
punt, van een gemeenschappelijke buiteniandsche po-
litiek, aangaat? Daar heeft de conferentie niets tot
stand gebracht. Niets blijvends althans. Zij heeft een
gelegenheid geschonken tot uitwieling van gedach-
ten over clan te volgen koers, maar ook daar heeft de
verandering van personen, die er zoo vlak op gevolgd
is, het nut ervan grootendeels uitgewischt. En aan
de machinerie tot het plegen van overleg tussehen de
conferenties in heeft deze conferentie niets toege-
voegd. Een middel om de dominions op het practische
clageli.jksche beleid van de buiteniandsche zaken van
het Rijk eenigen invloed te geven, heeft zij niet ge-
vonden. Zooals voorzien was, wilden de dominions zelf
van geen gevoimachtigde vertegenwoordigers in Lon-
den weten: dat laat hun naijver op hun zelfstandig-
heid niet toe. In de practijk is het nôg altijd zoo, dat
cle regeeriug van het moederland de bui.tenlandsche
politiek voor heel het Rijk voert.
Daarover is sedert de conferentie in de koloniale
pers heel wat geschreven. Ten deele in een berusten-
den geest. Zoolang wij, is dan’ gewoonlijk de rede-
neoring, nog zoo weinig bijdragen in cle kosten van
de Rijksverdediging, kunnen wij niet verwachten, dat
men veel aandacht zal schenicen aan onze wenschen op dit gebied. Ten dccle echter oolc in een geest van
verzet. Niet alleen. cle Hertzogieten in Zuid-Afrika, ookde Australi.sce arbeiderspartij (nu in de opposi.-
tie) vestigt de aandacht op de gevaren, waarin de
buiteniandsche politiek van Engeland de dominions
kan meesieepen. Een leider val) die partij heeft ge-
zegd, dat de volgende Australische verkiezingen zuilen
loopen over de vraag :,,v erkeert Australië on verrnij-
delijk in oorlog, als Engeland een oorlog verklaard
heeft?”
Dit zijn ernstige kwesties. Zij zijn vermoedelijk (hel
is van hier uit moeilijk te bepalen) nergens heel
acuut. Maar deze conferentie en haar naspel hebben
een ongerust gevoel gewekt, dat er geen constitdt.i-
oneele organen bestaan om ze naar behooren te behaii-
2 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE 9ERICHTEN
313
delen, liet vertrouwen, dat dc Rijksconferentie daar-
toe voldoende is of zal kun nen worden, heeft een
schok gekregen. Of deze stemming constructieve ge-volgén zal hebben, daarvan kan op dit oogenb].ik nie-
mand
nog iets zeggen. P.
ÇvL.
Londen, 9 Maart 1924.
Naschrift. Daar een ongeval met de verzending
de publicatie van mijn brief vertraagd heeft, kan ik
in dit naschrift nog iets opmerken over het Singapore-
debat, dat gisteren in het Lagerhuis gevoerd is. In-
derdaad heeft de Regeering liet oorlogshavenplan ge-
schrapt, en inderdaad heeft Bruce geëischt dat zijn
protest daartegen gepubliceerd zou worden. De con-
servatieve oppositie in liet Lagerhuis heeft niet na-
gelaten den Regeeringte verwijten, dat
zijde
dominions
autocrati sch” behandeld, ja ,,beleedigd” heeft. Dat
0
1
)
haar eigen leider, Baidwin, de verplichting rustte
de verbintenissen, die men ter Rijksconferentie was
aangegaan, niet lichtvaardig aan een algemeene ver-
kiezing bloot te stellen, kon zij nu natuurlijk moei-
lijk toegeven. Ongetwijfeld maakt het een eigenaar-
digen indruk, dat een politiek nog maar onlangs
door de vergaderde eerste-ministers goedgekeurd, nu
door cle Eiigelsche Regeering alleen geschrapt wordt.
Als men dat ,,autocratisch” noemt, verliest men ech-
ter uit het oog, dat die politiek wel een algemeene
Rijkspolitiek mocht heeten, maar dat zij, als steeds,
bijna geheel uit de schatkist van het moederland
betaald moest worden.
Een opmerkelijk incident in de discussie was de
mededeeling van Thomas, den minister van Koloniën,
dat hij telegrammen ontvangen had van de leiders
der arheiderspartijen in Australië en Nieuw-Zeeland,
om zich van de protesten van hun eerste-ministers
te dissocieeren. Dit is inderdaad openlijke en demo-
cratische diplomatie, maar in den omgang tusscheii
soevereine staten zou niet meer noodig zijn om een
twist van de vinnigste soort te verwekken. In de
onderlinge verhoudingen van het Britsche Rijk zijn
de vormen en gebruiken minder scherp omschreven
dan tusschen de leden der internationale gemeen-
schap. Maar men kan zich toch moeilijk voorstelleia,
dat de toorn der heeren Bruce en Massey door deze
herinnering aan hun mogelijke opvolgers gekalmeerd
zou zijn. P. G.
26 Maart.
MAANDCIJFERS.
RIJKSPOSTSPAARBANK.
:l?EBRUkRI
1
1922
1
1923
1
1924
f
10.789.073f
10.092.440f
11.469.274
Inlagen …………
Terugbetalingen
.
..
,,
8.744.002
8.873.579,,
1.0.412.771
Tegoed der inleggers
op ultimo ……….
2S0.788.173
298.903.482
300.131.801
Nom. bedr. der uitst.
statsschuldboekjes
op ultimo
………
,,
44.908.650
33
45.198.550 45.023.550
Spaarbankboekjes:
gegeven
10.625
2.571
11.538
Aantal nieuw uit-
Aantal geheel
af-
betaald
7.884
13.720
8.025
Aantal in omloop
op ultimo
1.928.520
1.939.899
1.963.264
GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSCHE
BANK.
Februari 1924
Februari 1923
Posten
I
Bedrag
Posten
I
Bedrag
Voor reke-
ninghouders
56.310
f2.1I0.652.000
52.076
f
1.773.425.000
waarvan door
de
11.-bank
plaatselijk
37.245
,,1.888.993.000
31.256
1.469.328.000 Ter voldoe-
ning van
Rijksbelast.
6.519
,,
10.921.00011
2.780
26.162.000
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
N d jBel.Binn.
Disc.Wissels. 5
24Jan.’24
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli ’23
Bk
Elf. 5424
Jan.’24
N.Bk.v.Denem. 7
17Jan. ’24
Vrsch. inR.C. 6424
Jan.’24
ZweedscheRbk 54
8Nov. ’23
Javasche Bank … 34
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 7
9Nov. ’23
Bank van Engeland 4
5Juli ’23
Bk. v. Tsj echo-
Duitsche Rijksbk. 10
29Dec.’23
slowakijë. … 64
9Mrt. ’24
Bank v. Frankrijk 6 17Jan. ’24
N. Bk.v.O’rijk 9
2Sept.’22
Belgische Nat. Bnk. 6
14Feb.
’24 Hong. Bank. ..18
5Juli ’23
Fed. Res. Bank N.Y.
4421 Feb. ’23
Bank v. Italië.
541iJnli ’22
Bank van Spanje.. 5
23 Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 6
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
i
Part.
1
disconto
1
Berlijn
1
Part.
Prijs
Part.
N. York
Cali-
Part.
1
Prolon-
disconto
1
gatie
13
mnd.)
1
disconto
disc.
money
29 Mrt. ’24
415
4%_5
3
i-
/18
–
–
5
2
24-29 M. ’24
47/_5
4
_5
3_8/
–
–
3_5
17-22
’24
47/5
4%.5
I3-i1
–
–
2
1
1_3%
10-15
’24
/8
4%_S h
1
31
/s_
S
/ia
– –
4_%
26-31 Al.
’23I2’/_35/
3%_%
I2I/8_i,
–
5_6X
27M…1A.’22145/
8
14-Y,
13-K
– –
20_24Jli’14131/
s
_i/
16
2%_3%
2
%_%
2
1
4_
2%
1%_2% 1)
Noteering van 28 Maart.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Op de wisselmarkt is de rust weder hersteld. Aan de hef-
tige fluctuaties van de Franken is na Maandag een einde
gekomen. De reactie van 15.50 tot 14.70 werd Dinsdag nog
iets grooter, zoodat voor 14.50 werd afgedaan, maar later
werd de koerf Vrij wel gestabiliseerd op 14.80
l
14,85. Lon-
den was eveneens veel kalmer, de grootste schommeling
was van 11.61 ‘tot 11.64<. Ook in Dollars kwam niet veel
verandering; meestal werd omstreeks 2.70% genoteerd. Van Skandinavië was ])enemarken beduidend vaster; het kon ca.
2 pCt. verbeteren, daarentegen was Christiania nog al
sterk aangeboden. Zwitserland onveranderd; Buenos Aires
flauw. Madrid zeer gezocht
;
geopend op ca. 35 werd aan
liet einde der week 36.20 betaald. Ook Praag was zeer vast.
Sedert maanden bewoog zich de koers op ca. 7.80. Zater-
dag werd 8.20 betaald. Java nog iets vester 96
5
/8_7/
8
.
1 April 1924.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Londen Berlijn4) Weenen Part/s Brussel New
Data
S
)
)
)
5*)
York)
24 Mrt. 1924
11
.
654b0
.
00061 4
1
0.00381/
8
! 15274
1
12.04 2.71
25
1924 11.6340.00061 0.00381/
8
1
14.55 11.414 2.70+
26
1924 11.604 0.00061 0.00381/
8
14.574 11.544 2.70
8
7
27 ,,
1924 11.624 0.00061 0.0038/8 14.75 11.68
2.70
1
4
28
1924 11.644 0.000644 0.0038
14.871 11.69 2.7014
29 1924 11.6340.000604 O.0038′, 14.85 –
Laagsted.w.’ 11.59 0.000591 0.0037% 14.45 11.374 2.70
Iloogste,,,,
1
11.66 0.00062 0.0038% 15.50 12.20 2.71a,j
.22 Mrt. 1924 11.63
7
0.000614 0.0038
14.30 11.4742 1.705/
8
2
15
1924 11.564 0.00061 0.0038
12.771 10.30
8
2.69
rsluntpariteit 12.10 59.26
6)
50.41
48.- 48.- 2.48y
5) Noteering te Amsterdam. 5*) Noteering te Rotterdam.
1 Particuliere opgave.
2 Noteering van 21 Maart ’24.
2)
Idem van 14 Maart.
4 Gulden per milliard Mark.
5)
Gulden per 1110 Mark.
D ta
Stock-
holm)
Kopen
hagen)
Chris-
tiania’)
Z7zt
ser
•
Spanje
Batavlal)
telegrafisch
24 Mrt.
1924
71.60
42.50
37.10
46.80 35.15
96
1
18_71
8
25
1924
71.65 42.85
37.-
46.75
34.90
965187/8
26
,,
1924 71.60.
42.80
36.R5
46.724
35.15
96
5
/_.7/
27
,,
1924
71.55 42.85 36.90
46.774
35.60
,
965Is_7/
28
1924
71.60 42.85 36.90
46.874
35.80
96
5
/8_7/
8
29
‘
1924
71.70
43.- 37.-
46.90 36.15
96
1
/_
7
/
L’ste d.
w.
1)
71.30
42.10
36.70 46.65 34.90
961/
8
H’ste
,,
,,
1)
71
1
80
43.40 37.30
46.95
36.20
967/
8
22 Mrt.
1924
71.30
43.10
37.15
46.75
35.271
96%_s
15
,,
1924
71.-
41.80 36.30
46.75
35.-
96aj_j
&Iuntpariteit.
66.67 66.67 66.67
48.- 48.-
9651
8
Ing te Amsteraam.
1)
l”articuliere opgave.
314
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 April
1924
29 Maart
1924
4.29.87
5.48,
0.00022
36.99
Laagste d. week
4.29.37
5.37
0.00022
36.86
Hoogste
,,
,,
4.30.37
5.48
0.00022
36.99
22 Maart
1924
4.28.50
5.33
0.00022
36.91
15
,,
1924
4.28.62
4.75
0.00022
37.06
kluntpariteit..
4.86.67
19.30
23.8134
1)
40’/,-
2)
In ct. per Mark.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen
en
Noteerings-
15
Mrt.
22
Mrf.
24129
Maart
’24 129
Mrt.
Landen
eenheden
1924
1924
1
Laagste
l
Hoogstel
1924
Alexandrië.. Piast. P. £ 97151
97151
32
975/
39
9715/
59
Bangkok… Sh.p.tical 1/10
1110II
1/10
1/1034
]
1
101
1
B. Airesl) ..
d. p. $
42
7
(
1
1
425,
4234
91’32 4231
Calcutta
– . . .
Sh. p. rup. 1/4
1
/
1/434
1/49/
as
1/418/
o
1/4
11
/
Constantin.
.
Piast.p. X,
837k
8271/
2
820
840
827,34
Hongkong ..
Sh. p. $
2/434
214i/
1 a
2/434
2145/
214
7
/10
Lissabon
1)
. .
d. per Mii.
123133
1%
l/a
li1/
1e
134
32.15
33.25
32.35
Mexico …..
d. per $
2934
292/
3
29
30
2934
Montevideo
1)
id.
4234
43y,
423%
431/2
435/
Madrid ……Peset. p.
£
33.24
33.00
Montreal
…
$
per
£
4.43
,
1
8
4.42
..
4.3934
4.42
3
/
8
4.401,
141
14834
143
34
R.d.Janeiro
1)
d. per MiL
63/
s
6
7
/
33
6
2
/
32
634
6
9132
981/
8
100
98
2
L
9
/
32
Praag … …..Kr. p.
£
148s/
148
Shanghai
… Sh. p. tael
313’18
3133
3/2%
3/35
313
Rome ……..Lires p.
£
99%
Singapore…
id. p.
$
214
5
1
33
2145/
9
2/41/
33
2/4
3
/16
2/4
3
1
33
Valparaiso
2
). peso p.
£
43.50
44.60
42.40
44.40
42.40
Yokohama .. Sh. p. yen
1/’1H
1/1134
1/T5
1/118/8
11113/
8
*
Koersen der voorafgaandedagen.
1)
Telegrafisch transfert.
2)
90 dg.
NOTEERING VAN ZILVER.
te Londen
N. York
te Londen N. York
29 Maart 1924. .
333/16
638%
31Maart1923.. 328%1)
68
22
1924..
3334
64
1 April 1922..
337/
6
658/
9
15
,,
1924..
337/
la
6334
20Juli
1914..
2418/,
541/3
1)
Noteering van 29Maart 1923.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 31 Maart 1924.
Activa.
Binuenl.Wis.1H.-bk.
f
151.701.841,01
sels,
Prom.,
1
B.-bk.
42.559.223,11
enz.in
disc. Ag.sch.
59.923.861,71
f
254.184.925,83
Papier o. h. Buitenl. in disconto
–
Idem eigen portef.
f
23.412.257,-
AfVerkochtmaarvoor
debk. nog niet afgel.
j,
23.412.257,-
Beleeningen
H.-bk.
–
36.455.349,81
mcl.
vrsch.
B.-bk.
,
17.310.788,91
in rek-crt.
Âg.sch.
,,
op
onderp.
103.766.776,04
f
157.532.914,76
Op
Effecten……..
f
151.9923
Op Goederen en Spec. ,,
5.534.1192,38
157.532.914,76
Voorschotten a. h. Rijk…………………
,
12.437.823,06
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud …….
f
56.240.100,-
Muntmat., Goud
.. ,,
512.897.416,38
f
569.I3.5I6,38 Munt, Zilver, enz..
9.267.118,67
Muntmat. Zilver ..
Effecten
,,
678.404.635,05
Bel.
v.
h. Res. fonds
.
f
5.988.677,31
id.van i,v.h. kapit.
,,
3.999.605,89
9.998.283,20
Geb.en Meub. der Bank ………………….,,
5.000.000,-
Diverse rekeningen
,,
40.669.530,29
f
1.090.640.369,19
Passiva.
Kapitaal
………………
……………
f
20.000.000,-
Reservefonds
………………………,,
5.999.469,43
Bijzondere
reserve
……………….,,
9.000.000,-
Bankbiljetten in omloop
…………..,,
1.018.013.975,-
Bankassignatiën in
omloop
………..,,
1.968.731,55
Rek.-Cour.
Het Rijk
f
–
saldo’s:
t
Anderen
17.317.314,49
17.317.314,40
Diverse rekeningen
.-. …. . . .-. … .
. ……,,
18.340.878,72
f
1.090.640.369,19
Beschikbaar metaalsaldo
. .. .-. …….. …
f
370.379.072,45
Op de ba8is van s/
metaaldekking……
,,
162.919.068,24
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,,
1.851.895.360,-.
NED. BANK 31 Maart 1924
(vervolg).
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Bank-
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
Goud
Zilver
biljetten
ib.I
ks
p
ch
e
ulden
etaal-
Ikings
l
saldo
perc.
31 Mrt.
1
241569.138
9.267
1.018.014
19.286
370.379
56 24
19241581.711
9.777
978.408 28.082 389.369
59
17
’24
581.711
9.708
985.005
20.247
389.780
59
10
,,
’24
581.711 9.915
999.070 23.576
3833.508
58
3
’24
581.716
10.321
1.015.446
44.263
383.850
57
25 Febr. ’24
581.718
11.051
984.085 25.328
390.297
59
3 Apr. ’23
581.7901
6.706
964.584
56.775
383.528
58
3 Apr. ’22
605.9531
5.567
1.002.479 41.888
401.908
60
25 Juli
’14
162.1141
8.228
310.437
6.198
43.521
1
:
1
54
1
Totaal
Hiervan
1
Papier
1
Data
1
bedrag
chatkist-
ker
o
htstreeksi
Belee-
1
op
het
D,se
°
Idiscot ,messen
ningen
1
1
buiten-
land
9
)
ningen
31 Mrt. 1924 254.185
78.000 157.533 23.412 19.670
24
1924 233.403
65.000 143.561 23.968 39.036
17
1923 247.019
82.000 131.434 23.182 42.868
10
1924 253.945
84.000 131.939
1
24.243 43.024
3
1924 254.491
87.000 147.453 22.286 44.263
25 Febr. 1924 229.358
49.000 142.205 24.760 41.530
3 Apr. 1923 147.834
11.000 158.323 113.332 34.014
3 Apr. 1922 203.201
58.500 134.295 41.862 1 85.660
25 Juli 1914 67.947
14.300
61.680 20.188
509
1) Op de basis van
2/5
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.
‘
8
RIJKS SCHATKIST.
De Minister van Financiën maakt om. bekend:
1
24Maart1924
1 31
Maart
1924
dat uitstonden
aan schatkistpromessen
f387.420.000,-
f394.120.000,_
waarv.direct bij Ned.Bk. ,, 65.000.000,- ,, 78.000.000,-.-
aan schatkistbiljetten. ,,189.325.000,-
1
,,190.142.000,-
1
aan zilverbons ………, 31.513.419,50 ,, 31.400.057,-
Tegoed v.d.Postch. en Gdst.
bij ‘s Rijks Schatkist.. . 2,
1
06
.5
58
.
196
,
53
I ,,106.558.196,53
Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aandeKoloniën
130.640.935,63
01
132.996.628,17
VoorschotaanGemeenten’ 31
Januari
1924
29
Februari
1924
voordoorRijkvoorhen,, 79.927.393,67 ,, 715.790.423,26
te heffen lak. belastingJ
Voorschotaan rek. houders
24Maart1924
31
Maart
1924
v. d. Postch. en
Girodst.l,,
89.420.174,53 ,, 91.544.802,73
1) Waarvan
f
37.056.000 vervallen op of na 1 April 1927.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De i’Iinister van Koloniën maakt bekend:
22
Maart
1914 1 19
Maart
1924
Voorschot uit ‘s Rijks
kas aan N.-I ………
.f120.745.229,89
[112.010.881,55
Ind. Schatk.prom. in omi.
79.100.000,- ,, 79.100.000,-
Voorsch.Jav.Bk.aanN.-I.
7.900.000,-…
14.200.000,-
Muntbiljetten in omloop. ,, 40.400.000,-
40.500.000,-
1) Tegoed van Ned.-lndit bij de Javasche Bank.
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste wekeri zijn telegrafisch ontvangen.
Data
Goud
Zilver b
2
lt
ije
en opeischb.
schulden
saldo
29Mrt. 1924
223.250 257.000
83.500
1
221924
,,
223.250 258.000
85.500
154.550
15
19
24
1
,,
219.250
261.500
71.000
152.750
23Feb.1924
259.674
79.659
147.425
15.362
64.152
16
,,
1924
152.874 63.806
262.718
‘
78.056 149.349
31Mrt.1923
161.014
60.666
261.357
109.766 148.182
1Apr.1922
152.136
39.377
261.396
81.588
123.578
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842e
Wissels,
Voor-
.
iverse
Dek-
a a Dis-
buiten
Belee-
schotten
kings-
conto’s
N.-Ind.
ningen
ajli. Gou-
g e)
percen-
betaalb.
vernem.
tage
29Mrt. 1924
140.780
14.200
”
66
22
1924
136.040 7.900
65
15
,,
1924
133.540 3.800
66
23Feb. 1924
3.111
18.690
63
34.749
16
,,
1924
34.620
18.827
77.815
5.7773
18.120
64
31Mrt. 1923
36.367 31.727
60.183
8.775 38.858
60
1Apr. 1922
36.150
19.276
90.150
2.909
21.207
55
25 Juli 1914
7.259
6.395 47.934 6.446 2.228
44
1)
Sluitpost
activa.
2)
Basis
215
metaaldekking.
3)
Creditsalao.
KOERSEN TE NEW YORK.
1
CableLond. ZIc/llParij3′
LtcflI DCfllJfl
IZjchfAmsjerd.
(In$ per
Data
1
(in
$
,
,
er)
I(in cI.p.frs.)1
ii,,,
,,
q jJ(in
c13.
P.
gid.)
2 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
315
DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data Metaal
C rdu-
latie
Andere
opeischb.
schulden
Discont. Div. reke-
ningen’)
23 Febr.
1924..
1.196 1.433
654
1.100 440
16
1924..
1.187
1.437 642
1.105
435
9
,,
1924..
1.170
1.531
605
1
1.092
473
2
1924.
.
1.170
1.567
629
1.097
469
26 Jan.
1924..
1.175
1.442
835
1.099
1
407
24 Febr.
1923..
1.190
1.616 925 1.202
454
25 Juli
1914..
645
1.100
560
735
1
396
1)
Sluitpost der activa.
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.
Data Metaal
irculatie
II
Currency_Notes
Bedrag
I Goudd.
I Gov. Sec.
26 Mrt. 1924
128.105
125.403
281.538
27.000 236.867
19
,,
1924
128.105
124.905
281.046
27.000
236.321
12
1924
128.098
125.042 280.591
27.000
235.908
5
1924
128.102
126.020
279.952
27.000 235.117
28 Mrt. 1923
127.505
124.437
285.616
27.000
241.294
22 Juli
1914
40.164
1
29.317
– – –
1
Dek-
Gov.
Other
Public
1
Other Reservel kings-
Data
Sec.
Sec.
Depos.
j
Depos.
oerc. s
26 Mrt. ’24
48.167
1
72.145
1
26.983
100.507
22.453
1
17,61
19
’24
48.357
76.748
23.997
105.795
22.950 17,68
12
’24
48.182
72.158
19.271
105.597
22.807
18,26
5
?24
49.402
70.246
12.758
110.460
21.832 17,71
28 Mrt. ’23
48.354
79.812
35.678
97.030
22.819 17,19
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
3
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in billiarden (duizenden billioenen)
Mark.
Data
Metaal
D
Waarv.
b.Buitt.
K
Circulatie
Dek-
kings-
oud
22 Mrt. ’24 0,9 0,464 0,021
6.186 606.511
1
15
,,
’24 0
2
9
.
0,464
0,021
.
9.103
613.176
2
7
’24 0,9 0,464 0,021
9.263 612.868
2
29 Febr. ’24 0,8 E 0,465 0,021
9.539 587.875
2
23 Mrt. ’23 4,2 1,005 0,050
0,988e
4,956e 20
23 Juli
1
14 1,7 1,357
–
0,0658
1,9
8
93
Wissels
Der! , kas.
Renten-
Rek.
sensch.
Totaal Handels-
SI
Schatkist. sci,e Courant’ Tot, uit-
wissels I papier
gegeven
1.574.101 1.574.101
–
84.082 1.239.701 6.200
1.431.236 1.431.236
–
37.917 1.119.214 9.100
‘
1.284.298 1.284.298
—
35.260 1.067.696 9.300
1.165.649 1.165.649
–
15.591
951.775 9.600
6,566
4
2,282
4,284
–
2,254e 1,001
0,7518
0,751e
–
–
0,9448
–
1)
Onbelast.
2)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.
S)
In milliardeti. 4)lti billioenen.
5)
Waan’, in Rentenniark,uitgedruktin
papierni. op 29 Februari 667.216 billiard; op 7 Mrt. 759.124 bill.; op 15
Mrt.
867.787 bill.; op 22 Mrt. 977.557 bill.;
(;)
Idem: op 29 Febr.
301.266
bill.; op
7 Mrt.
359.500
bill.: op 15 Mrt. 401.399 bill.; op 22 Mrt. 447.155 bill.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten ja duizenden franes.
Waarvan
g
Buit. geiv.
Data
Goud
in het
Zilver
h
voorsch.
Buiten!.
B
l ajd. Staaf
27Mrt.’24
5.541.7961
1.864.321 297.967
579.469 22.700.000
20
’24 5.541.6401.864.321 297.822 578.254 22.900.000
13
’24 5.541.488 1.864.321 297.694 565.957 23.000.000
29Mrt,’23 5.536.252 1.864.345 291.521
595.982 23.100.000
23 Juli’14 4.104.390
–
639.620
– —
–
Uite-
.
Rek. Crt.
Rek.
Wissels
stelde
elee-
ankbil-
Parti-
Crt.
Wissels
ningen
jetten
culieren
Staat
5.360.123
12.219 2.480.186
139.949.581
3.223.1921 18.795
‘
5.071.168
12.374 2.474.834 39.905.981 2.896.493 56.957
4.499.765
12.400 2.481.346 39.929.862 2.405.797 17.051
2.684.908 24.471 2.059.778 37.187.869 2.040.598 25.387
11.541.980
–
1
769.400 5.911.910 942.570 400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.
Beleen.l Beleen,
Binn.
Rek.
Data
I
Metaal
mci.
.
van
Ivorder.I
1
van
wissels
Circa-
I
Crt.
buitenl.
buit.l.
1
prom.d.
en
latie
partic.
saldi
provmnc.
beleen.
27 MrL’24
358.503
84.653
480.000
1812.76217.651.704
368.282
20
’24
358.928 84.653
480.000
1763.93417.580.429
321.368
13
’24
358.479 84.653
480.000
1723.01217.622.205
280.684
6
’24
359.372
84.653 480.000
1765.19117.651.830
287.662
29 Mrt.’23
345.220
84.653
180.000
859.29316.884.334
174.365
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD.AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Goudvoorraad
F. R.
Data
_____________
Zilver
1
Notes in
Totaal
L)ekking
7Ti’T
etc.
circu-
bedrag
F. R. Notes
buiten.l.
1
latie
12 Mrt. ’24
3.130.082
2.095.797
–
105.758 2.010.595
5
,,
’24
3.116.763
2,098.699
–
106.059 2.019.773
27 Febr. ’24
3.122.747 2.151.193
–
106.993 2.022.301
20
,,
’24
3.125.497
2.161.763
–
111
.
917
1
2
.
023
.
783
14 Mrt. ’23
3.078.294 2.126.875
–
1
18.27512.24
2
.9
0
2
Gaud-
1
Algem.
Data
Wissels
Totaal
Gestort Dek-
1
Dek-
Deposito’s
Kapitaal
kings-
1
kings-
____________
perc.’i
1
perc.
2
)
12 Mrt. ’24
726.015
2.018.850
110,836
77,7
80,3
5
,,
’24
748.045
1.986.026
110.831
77,8
80,5
27 Febr. ’24
794.900
1.985.831
110.880
77,8
80,6
20
,,
’24
749.602
1.951.551
110.862
78,6
81,4
14 Mrt. ’23
838.475 1.995.789
108.483
72,6
75,4
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opetschbare
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
1
Reserve
bij
de
Totaal
I
Waarvan
1
time
banken
i
gelden en
beleggingent
16.383.574
___________
1
F. R. banks
deposito’s
1
deposits
5 Mrt.
‘241
758
1.409.988135.492.890l
4.194.0112
27 Febr.’24I
759
116
.
374
.
40
31
1
1,475,202
4.183.680
20
’24
758
116.420.7881
1.398.030115.536.3761
4.175.980
13
‘241
759
116.419.5491
1,41 1*221
~
1.416.333115.6li1.0741
4.132.239
7 Mrt.
‘231
777
16
.3
3
7.
7
3
0
1
1
.
4
03.0
1
4
1
5.340.982l
3.855.553
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
BANKSTATEN,
KWARTAALSGEWIJZE OPGENOMEN.
I. BANK VAN SPANJE.
(In ntillioenen Pesetas.)
Data
Goud
Zilver
Slaat.,.
fond.
je,,
t)
Dis.
conto,
en
0 ClCCfl.
Clrcu.
lat,,
Rek. Cri.
8 Maart1924..
2528,1 653,2
713,6
2005,6
4353,7
1002,4
1
,,
1924..
2528,1
659,0
716,4
1982,3
4323,2 995,6
23 Febr.
1924..
2528,1 656,7
720,6
2008,5 4321,8
1034,9
16
,,
1924..
2527,9
653,5 717,6
2053,5
4358,1
1042,8
9
1924..
2527,7
651,3
719,6
2115,1
4387,2
1039,1
2
1924..
2527,6
656,2
716,8
2088,2
4353,2
1045,1
26 Jan.
1924..
2527,7
654,7
718,0 2113,1
4336,2
1049,9
19
1924..
2527,7 652,5
717;5
2124,9
4357,1 1037,2
12
1924..
2527,7 647,9 716,8
2168,9 4382,7
1032,7
5
1924..
2527,7 647,2
777,8
2198,7
4387,5
1062,3
29 Dec.
1923..
2527,7 648,9 721,5
2136,0
4338,1
1051,3
22
.
1923..
2527,7 651,6
718,9 2121,1
4288,9
988,7
15
,,
1923..
2527,6 650,8
717,4
2089,2
4272,9
973,5
10 Maart 1923.,
2525,4
653,0 779,0
1676,8
4106,2
1054,4
11 Maart 1922..
2519,0
631,6
940,0
2127,4
4195,9
1100,4
24 Juli
1914..
543,5
726,81
494,4
783,8
1919,0
497,9
1)
Inclusief & schuld van de schatkist in rek.-crt.
316
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2
April
1924
VI. BANKBUREAU VAN TSJECHOSLOWAKIJE,
verbonden aan het M,nsterie van Financien.
(In millioenen Tsjechoslow. Kronen).
II. ZWITSERSCHE NATIONALE BANK.
(In millioenen Franes.)
olo
oua t i,er
Done-
hen,-
kassen-
sc/,eine
Di,.
con1os
en
Be!een.
Circu-
lalie
Rek.
Cr1.
15
I’.Irt.
1924..
536,2 93,8
11,9
292,6
849,1 78,5
7
,,
1924..
536,2
92,5
11,9
296,3
860,6
61,2
29
Feb.
1924..
536,3
92,4
11,9
297,7 878,2
49,7
23
1924..
536,3
91,7
11,9
278,2 827,5
67,5
15
1924..
536,4
90,8
11,9
294,9 837,0
87,4
7
,,
1923..
536,8
89,8
11,9
314,7
860,0
79,8
31
Jan.
1924..
536,9
89,1
11,9
327,6
884,1
74,2
23
1924..
537,0
88,6
11,9
306,4
843,6
91,6
15
,,
1924..
537,1
86,9
12,1
329,9
870,1
88,9
7
1924..
537,1
85,6
15,1
410,5
921,5
111,3
31
Dec.
1923..
537,1
90,7 15,8
443,9
982,0
104,9
1923..
537,2
86,1
17,6
351,5
926,8
61,6
15 Mrt.
1923..
532,6
105,8
11,9
521,8
856,3 299,3
15
leErt.
1922..
546,1 108,0
17,6
347,0
800,4
197,8
23 Juli
1914..
180,1 18,9
–
107,8
267,9
105,2
Vond,
op d Data
Oosier
Hou1
Bank
7 Mrt.
1924
1009
29 Feb.
1924
1009
23
,,
1924
1009
5
1924
1009
7
1924 1009
31
Jan.
1924
1009
23
1924 1009
15
1924
1009
7
1924
1009
31 Dec.
1923
1009
23
1923
1009
15
1923
1009
7 Mrt.
1923 1009(
7 Mrt.
1222 1009(
Buukhiliettten
!n.
–
Ir.
r,0
.
Dis.
conto’,
Bv/ee,
ningen
•
Vordc.
ringen
op hel
kuilen!.
Clrcu-
latie
Rek.
Cr1.
868,7 855,7 682,8
8310,5
685,0
,0
755,0
769,1
836,5
8506,5
576,5
,0
680,8
751,7
892,0 8047,8
940,2
,0
702,4
765,1
983,0
8219,3
876,4
r,o
706,1
895,4
1051,7
8545,4
810,0
,0
730,3
779,9
1126,4
8810,1
728,1
,0
730,0 782,8
1224,4
8341,5
1148,7 ,0
776,9
842,7 1243,8
8648,1
1015
3
4
,0
937,8
948,3 1235,9
9067,1
1004,2
7,0
1045,3 952,2 1236,3
9598,9
966,0
,0
873,7
862,4
1220,3
8979,2
992,1
,0
803,3 858,3
1280,0
8940,6
1140,0
1,7
696
3
4
.1257,4
1
474,7
8788,3
1156,5
1,7
1547,3
1484,5j
381,9
10468,9
396,1
rekenin-ert.-sa1di en schatkistbons.
III. NATIONALE BANK VAN DENEMARKEN.
(In millioenen Kronen.)
Data
Goud
Zilver
Vo
g
rde.
rinen
kuilen!.
Dl,-
conto’s
en
Bv/een.
Cincu-
bOe
Rek.
Cr1.
29 Feb. 1924..
209,6
11,0
16,4
485,1 450,1
81,9
31
Jan. 1924..
209,6
8,4
15,8
475,4
446,2
79,4
31
Dec. 1923..
209,6 6,4
13,0
465,5 472,6
78,9
28 Feb. 1923..
228,2
4,4
3,7
404,4
447,9
70,5
28 Feb. 1922.
–
228,3
4,2
21,0 434,1 440,8
124,3
30 Juni 1914.
.
75,6
6,6
19,8 95,6
159,8
4,8
IV. ZWEEDSCHE RIJKSBANK.
(in millioeiien Kronen.)
Data
Goud
Vorde.
ringen
1
op het
1
kuilen!.
‘
1
Sloot,.
1
fond.
sen
1
Di,-
1
conto,
1
en
8e/een.
1
1
Ctrcu.
1
lalle
Rek.
C,i
15Mrt.’24
271,4
26,7
81,2
401,8 514,8
188,1
8
’24
271,4
27,9
84,1
391,7
508,7
190,9
1
’24
271,5
26,0 89,4 402,3 531,0
190,3
23 Feb.24
271,6 29,9
85,3
369,6 474,1
207,9
16
’24
271,6
25,1 94,2
380,8
403,4
210,8
9
’24
271,7
37,2 84,1
379,1
494,5 213,6
2
’24
271,7 36,6
88,1
400,5
517,7
218,0
26Jan.’24
271,7
33,9 95,9
384,2
468,2
252,8
19
’24
271,7
35,3
109,5
406,0
483,9
275,1
12
’24
271,8
30,1
115,3
427,8 496,2 281,5
5
’24
271,8
38,0 115,4
475,4
528,1
304,5
29 Dec.’23
271,8
40,8
115,5
487,0
559,7 299,6
22
,,
’23
271,9
44,2
111,0
493,8
547,1 310,5
17 Mrt. ’23
273,7
102,4
127,4
344,1
525,9 268,1
18 Mrt.’22
274,4
96,3 53,2
544,3
568,7
352
3
9
25 Juli’14
105,8
115,6
28,0
92,4
206,2
68,2
V. BANK VAN NOORWEGEN.
(In millioenen Kronen.)
Data
Goud
Vorde-
ringen
op hei
buiten!.
Effecten
Dis.
conto,
en
Be!een.
Circu-
balie
Rek.
Cr1.
15 Mrt.
1924..
147,3
20,2
9,0
417,2 364,8
112,1
7
,,
1924..
147,3
18,3
9,0
421,3
365,9
112,3
29 Feb.
1924..
147,3
16,0
8,8
423,8
368,9
110,9 22
1024..
147,3
16,0
8,8
414,3
359,4 110,4
15
1924..
147,3
16,1
8,8
442,1
357,1
110,4
7
1924..
147,3
14,8
8,8
447,8 359,3
114,5
31
Jan.
1924..
147,3
15,2
8,8 447,1
364,7
109,7 22
1924..
147,3
16,1
8,8
441,7 361,7
106,1
15
1924..
147,3
16,8
9,0
444,9
367,3
106,4
7
1924.
.
147,3
16,5
9,0
460,6 379,4
109,8
31
Dec.
1923..
147,3
16,7
9,1
480,0
395,9
114,2
22
,,
1923..
147,3
17,0
9,1
453,0 407,2
76,5
15 Mrt.
1923..
147,3
24,9 9,4 453,6 352,9
172,7
15
leErt.
1922..
147,3
47,0
10,1
432,9
368,1 153,3
22 Juli
1914..
52,4
65,7
8,9
79,3
120,8
10,7
VII. OOSTENRIJKSCHE NATIONALE BANK.
(Voornaamste 1)OSteu in millioenen Kronen).
Data
Goud
Buiten!.
goud.
Wisse/s
Dis-
conto
en
Be!een.
b
,ljcllen
Sc/,alk,sf. C,rcu!atie
Rek.’- Cr1
l5Mrt.’24
105.612
4085.168
1623.869
2526.756 6864.020
1275.679
7
’24
105.536
4423.636
1703.987
2531.324
7946.170
612.041
29 Feb.
1
24
105.536
3921.594
1737.334
2532.379
7364.441
558.800
23
,,
1
24
105.536
3920.399
1693.341
2532.379
7292.106
585.801
15
,,
’24
105.491
3815.084
1546.567
2532.379 6827.643
774.091
7
,,
’24
105.301
3806.010
1362.669
2532.379
6650.311
734.225
31Jan.’24
91.274 3811.148
1253.109
2533.434
6735.109
536.982
23
.,
’24
92.407
3892.240
1176.903
2533.434
6349.207
920.751
15
’24
92.098 4055.290
1158.614
2533.434
6491.574
906.714
7
’24
93.050
4274.644
1250.437
2533.434 6809.630
864.192
31Dec.’23
83.177
3832.132
1325.380
2534.490
7125.755
649.424
23
,,
’23
84.007 3591.998 1247.794
2534.490
6840.627 615.83e
15
,,
’23
81.072
3528.506
1143.424
2534.490 6682.070
603.992
l5Mrt.’23
85.142
1266.107
686.023 2550.159 4258.053
326.560
VIII. HONGAARSCHE BANK.
(Voorïiaamste posten in millioenen Kronen).
Data
Gouden
kuilen!
goud.
Wisse!,
Zi-
ver
Di,co,,ids
en
Be!eenin gen
Circubolie
Rek.. Cr1.
7 Mrt.
1.924
23,5
0,6
767.612
1414.286
222.853
29 Feb.
1924
23,5
0,6
780.494
1278.437
164.838
23
1.924
23,2
0,6
792.797 1145.235
227.572
15
1924
22,8
0,6
758.427
1153.304
157.719
7
,,
1924
23,4
0,6
699.972
1118.437
129.947
31 Jan.
1924
23,5
0,6
663.640
1084.677
105.481
23
1924
23,1
0,6
625.359
985.022
143.158
15
1924
23,0
0,6
608.560
957.677
118.439
7
1024
22,7
0,6
583.039 939.489
107.859
31 Dec.
1923
22,8
0,6
583.051
931.337
.
84.791
23
1923
22,8
0,6
500.225
901.039
104.641
15
1923
22,8
0,6
578.726 874.648
108.594
7 Mrt.
1923
22,8
0,6
62.284
75.697
0.660
7 Mrt.
1922 12,9
0,6
‘
25.193 26.903
2.525
IX. ZUIDAFRIKAANSE RESERVEBANK.
(Voormamste posten in duizenden Ponden.)
Ljala
Goud en
..,Ou
cerl.
conto,
en
be/een.
I
Dis-
,
Woon-
van
ep.-
papier
Circu-
olie
Rek.-
rl.
Mge-
meen
t
ings
penc.)
23
Feb.
1924..
10.652
6.403
250
10.319
5.678
67
16
1924..
10.652
5.916
–
10.401
5.117
09,1
9
,,
1924.
–
10.652
5.994
–
10.652
4.950
68,7
2
.
1924.
–
10.652
6.297
–
11.008
4.898
67,4
26 Jan.
1.924..
10.652
5.719
–
10.582
4.780
69,9
19
1924..
10.652
5.600
–
10.583
4.664
70,5
12
1924..
10.652
5.946
250
10.888
4.704
68,9
5
1024..
10.652
6.406
500 11.247
4807
66,9
29
Dec.
1923..
10.652
6.498
500 11.334 4.813
66,5 22
1923..
10.652 6.091 500
1.0.916
4:852 68,3
15
,,
1923..
10.652
5.960
750
10.572
5.073
68,8
S
1923..
10.652
6.032
750
10.622
5.095
68,5
1
1923..
10.637
5.976
750
10.741
4.912
68,7
24 Feb.
1923..
10.523
5.355
1.300
9.731
5.237
71,1
25 Feb.
1922.,
5.1021
3.300
2.200
–
.
7.366
69,2
)
vernourTieg goun, gouacert. en pasmunt tegenover opeiselbare
schulden: bankbiljetten
en dep sito’s.
2 April 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
317
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam,
31
Maart
1924.
Het juinisterie-Poincard is waarlijk niet al te lang in
retraite geweest; nauwelijks enkele dagen, nadat het op een
ondergeschikt punt de nederlaag had geleden, is het terug-
gekeerd, klaarblijkelijk versterkt en beter in staat den
stoot van de aanstaande verkiezingen op te vangen. Op enkele der internationale beurzen, met name te Berlijn,
heeft het bericht van den val van Poincaré een stimulans
tot een zeer optimistische houding gegeven, welke natuurlijk
onmiddellijk in het tegendeel is omgeslagen, toen het verder
verloop van zaken bekend is geworden. Het is echter de
vraag, of deze uitbarsting van vreugde wel gerechtvaardigd
is geweest en ingegeven door een klaar besef van den
toestand.
De hoofdrichting van een nieuwe Fransche regeering zou immers naar alle waarschijnlijkheid dezelfde zijn gebleven;
liet verschil zou alleen gevormd zijn doordat hij verwisseling
van bewind een minder groote homogeniteit en, waarschijn-
lijk, een minder krachtig doorvoeren van de reeds opge-
maakte plannen te verwachten zou zijn geweest.
In ieder geval echter is aan dergelijke bespiegelingen
door den loop van zaken spoedig een einde gemaakt. De
beurs te B cr1 ij n heeft dan ook opnieuw een ongeanimeerde
stemming aan den dag gelegd. Het vooruitzicht op een
vermindering van de beursbelasting heeft er niet toe bij-
gedragen een levendiger handel te voorschijn te roepen.
Vermoedelijk zal de beursbelasting voor aandeelen worden verminderd van
3
tot 1/, pCt. voor cliënten en van
0,60
tot
0,40
pOt. voor den beroepshandel. De regeering heeft
als voorwaarde voor deze hervorming gesteld, dat ook de
bankiers-provisie moet worden verlaagd en ivel met de helft
van de tot nu toe geldende tarieven. Hoewel hiertegen nog
wordt geprotesteerd, is het te verwachten, dat deze regeling
ten slotte zal worden doorgevoerd. Zelfs na de verlaging
der belasting blijven de kosten uit dezen hoofde, vergeleken
bij die van vOör den oorlog (toen b.v. het beurszegel voor
aandeelen slechts
3110
pro mille bedroeg) nog buitengewoon
hoog. Men is echter in Duitschiand wel gewend geraakt niet
andere verhoudingen te rekenen; desniettemin is het niet
te verwachten, dat de tegemoetkomende houding van regeering
en bankiers den handel zal verlevendigen, zoolang de tegen-
woordige toestanden op financieel en economisch gebied
blijven bestaan. Hoofdzaak blijft nog steeds het crediet-
vraagstuk. De RijksbaBk weigert bv crediet te verleenen,
als niet bewezen wordt, dat de buitenlandsche betaalmid-delen, ivelke de aanvrager mocht bezitten, zijn of worden
gerealiseerd. Op zich zelve is dit natuurlijk een niet oji-
billijke eisch, doch, aan den anderen kant, deelt de Rijksbank
in de laatste dagen voor de voornaamste deviezen slechts
1 pCt. van de aanvragen toe. Dit werkt natuurlijk het
aanbod zeer sterk tegen, zoodat velen er de voorkeur aan
geven, bij de particuliere banken geld op te nemen tegen
zeer hooge i
–
entevergoeding. Die hooge i
–
entekosten verlagen
de rentabiliteit der bedrijven en oefenen een druk op het
koerspeil der fondsen; tegelijkertijd worden effecten ge-
realiseei-d voordat men tot verkoop van de kostbare buiten-landsche betaalmiddelen zijn toevlucht neemt. Eén en ander
vormt ccii gereede verklaring voo!
–
de matte houding van
de beurs. Bovendien neemt men thans reeds maatregelen
tot betaling van den eersten termijn der rente, die op de
hypothecaire inschrijvingen ten behoeve van de Rentebank
in de eerste
8
dagen van April vervalt. De betrokken taxa-
ties zijn nog niet alle geschied en zeer vele protesten tegen
te hooge aanslagen moeten nog worden behandeld. Neemt
men echter aan, dat slechts circa
2400
millioen goudmarken
definitief zullen zijn aangeslagen, dan vereischt de eerste
rente-termijn ad
3
pCt. ruim
70
millioen goudmark. Dein
verband hiermede te treffen disposities oefenen thans na-
tuurlijk reeds hun invloed op de geldmarkt uit.
De beurs te Pa rij s heeft zich, als gevolg van de grootere
stabiliteit, waarin de Franc zich heeft bevonden, ietwat
kunnen herstellen. Toch is de stemming nog meerendeels
ongeanimeerd gebleven, wijl de tendens van liet betaal-
middel omhoog is gericht, liet is op de internationale
wisselmarkt nog steeds niet bekend,
01)
welke wijze de sta-
biliteit van den Franc precies wordt gehandhaafd. Wellicht,
dat thans een rustperiode is ingetredeii. Een bijeenkomst
van bankiers in Berlijn heeft vastgesteld, dat de Franc-
posities, welke per 31 Maart te liquideeren waren, voor
Berlijn niet meer dan Fr. 33 millioen bedroegen. Nu is
Berlijn wel niet het centrum van de speculatie geweest,
doch in ieder geval is het wel een zeer belangrijke beurs.
plaats en eenigen maatstaf voor den omvang van de specu-
latieve posities verkrijgt men door deze cijfers weL Voor
de toekomstige ontwikkeling zal echter veel, zoo niet alles,
afhangen van de financjeele politiek, welke Frankrijk zal
volgen.Voorloopig zijn in de laatste week zoowel de biljetten-
omloop als de particuliere credietverstrekking van de
Baoque de France toegenomen, doch dit kan in verband
staan met het binnenlandsch prijsverloop, dat thans eerst
de gevolgen van de voorafgegane daling van het betaal-
middel gaat ondervinden. Een goed teeken is het, dat het
voorschot aan den Staat regelmatig afneemt.
Te L o n den is het beursverloop vrij onbelangrijk ge-
weest. Er kwamen eenige realisaties voor, zooals gewoonlijk
het geval is bij een belangrijke staking, doch onrustwekkend
is de situatie geen oogenblik geworden. Wel is er een
geringe daling van de beleggingsmarkt op te merken, het-
geen vermoedelijk in verband staat niet de vrees voor
hooger kosten en voor een algemeen hoogeren rentevoet,
welke het gevolg van de herhaalde stakingen kunnen zijn.
Te New York is de stemming weifelend geweest. De
economische situatie is klaarblijkelijk minder overzichtelijk
geworden. Terwijl aan den denen kant in de verschillende
handels- en bankberichten bij voortduring wordt gesproken
van een gunstigen gang van zaken voor de bedrijven,
komen aan den anderen kant de mededeelingen van het
passeeren van dividend (Ameriéan Can..Comp.), het inkrim.
pen van de bedrijvigheid (automobiel-industrie) etc. Het
passeeren van dividenden kan in verband staan met het
honger loonpeil, dat in de laatste jaren is bereikt, waardror
de rentabiliteit is gedaald. Op zich zelve is dit natuurlijk
geen gunstig teeken voor een evenwichtige ontwikkeling,
doch het verminderen van de productie in de automobiel-
nijverheid, die langzamerhand den der allervoornaamste
industrieën is geworden, wijst veel eerder in de richting
van onbevredigende toestanden. Nog is er geen sprake van
een onrustige stemming, zelfs niet vn het vooruitzicht
op een malaise, doch Wallstreet heeft reeds de consequenties
uit de onzekerheid getrokken, door een minder opgewekte
stemming aan den dag te leggen.
Ten oazent
is de markt gedecideerd flauw geiveest.. Ook
de
beleggingsafcieeiing
kon hieraan niet ontkomen, hoewel
hier de variaties gering zijn gebleven, behalve echter voor
de
44
pCt. obl. Portugal Tabak. Hierin is een scherpe
daling te constateeren geweest in verband met het feit,
dat de coupons, welke feitelijk, naar keuze van den houder,
ook in guldens betaalbaar zijn, doch die reeds sinds langen
tijd in Ponden werden verzilverd, voortaan slechts in
Fransche Francs betaald zullen worden. Hierdoor is tevens
onzekerheid ontstaan aangaande de valuta waarin de
aflossing, welke in
1926
moet plaats vinden, zal geschieden.
Aan den anderen kant is eenige ontspanning voor de
inheemsche fondsen gewekt, door het succes van de Ponden-
leening gemeente Amsterdam te Londen. Nadat de jongste
emissie van
f
10.000.000
6
pCt. obi. dier gemeente aan de
Amsterdamsche beurs geen al te goed onthaal heeft ge-
vonden, heeft het welslagen van de uitgifte te Londen
een zeer goeden indruk gemaakt.
24
Mrt.
28
Mrt.
31
M
r
t
.
Riizing of
daling
6
0/
Nederland
1922
99
990/
5
0
/0
1918 ……87
87t/
4
87o.
-f-
0/16
4
0
/0
1916
87M
87y
4
867j
0/
5
4
0
/0
1916 . – ….
793,
79′
791i8 –
3H
0
/0
,,
..
.. 73y
4
72y,-
–
3
0/
..
.. 62y
4
61
61o1
–
11/
8
2
0
/0
Cert. N. W. S
………519j
51
503,
– 1
7
o/o
Oost-Indië
1921 …..1011
10131
1010/
+
.6
o/
1919 ……96o
96y
4
96
–
5
oj
1915 …..921/
4
92
923
+
i
/
5 o
o
Rusland
1906 …
63
9
6,q
6
K –
4
ij
Rual. bij flope & Co.
8
8
7
,
1
16
–
4
°/o
Japan
1899 ……..637/
s
64y
4
64
+ ‘
5 o
Brazilië
1895 …… 53X
52e/8
51
—2
8
o6,
San Paulo
1921 .. . – 98’/
978/
8
–
– 13
6
O/
Amsterdam
1920…. 100k –
–
7 o
Rotterdam
1920…. 101
—
1017/8
+ 0/
De aandeelenmarkt heeft hoofdzakelijk te lijden gehad
onder de ongeanimeerde stemming voor
petrolennr-aandeeten
en van deze weder voornamelijk voor aandeelen Geconso-
lideerde. De Astra Romana toch zal slechts een dividend
uitkeeren van 100 pCt. terwijl zij zal overgaan tot een
kapitaals-uitbreidiog met 50 pOt. Dit beteekent, dat de zeer
hoog gespannen verwachtingen ten aanzien van het divi-
dend op aandeelen Geconsplideerde sterk teleurgesteld zullen
worden. Het gevolg is geweest een krachtige verkoopdrang,
welke het fonds meer dan
40
pOt. heeft doen dalen. In het
licht van deze feiten bezien, acht men het ter beurze niet
onwaarschijnlijk, dat de voorafgegane daling, welke geheel
aan verkoopen door houders van baisse-posities in Francs
is toegeschreven, althans ten deele is veroorzaakt door
318
ECONÔMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 April 1924
realistities van houders, die ghee1
of
gedeeltelijk
bekend
waren met de plannen aangaande het dividend
op de Astra
Roinuna-aan deelen.
In verband met
deze
voorvallen
zijn
ook
aandeelen
Koninklijke een 15-tal procenten gedaald.
De
Tabak6rnarkt
is de cenige, welke een uitzondering op
de lustelooze houding heeft gevormd. De voordeelige ver-
schillen zijn hier wel niet
groot
geweest.,
doch
over
het
algemeen heeft deze afdeeling zeer goed weerstand
kunnen
bieden, vooral toen de jongste inschrijving
voor Javatabak
te Amsterdam op Vrijdag 28 Maart weder opnieuw had
bewezen, dat de vraag naar tabak nog steeds tenemende is.
–
De
Rubber-afdeeting
had
een
uiterst
onbelangrijk
ver-
1001) bij nagenoeg niet varieerende koersen.
In
Buikeraasdeelen
kwam
gedurende de
geheele
veek
bijna geen
tffaire tot stand; de
richting was
meerendeels
omlaag, totdat tegen het slot
der
berichtsweek
een
licht
herstel kon intreden.
Div oer far dsche indvstrieele aandeelen varen aangeboden;
speciaal voor aandeelen Jurgens ii dit het
geval geweest.
24 Mrt. 28 Mrt.
31 111rt.
g
0
t
dalin
Amsterdainsche Bank
.._ .. 123%
120%
120%
–
22%
Incasso Bank ………….”7
–
–
Koloniale Bank ……….1967/
4
196%
197
+
‘t,,
Ned. Elandel-Mij.cert.vaand.
135
1353/
8
135
Rotterd. Bankvereeniging..
99
–
98
– 1/2
Van B,,rke1’s Patent ……40%
38%
–
–
2%
Gouda Kaarsen
……….27
25
23114
–
3%
full.
Draad-en Kabelfatjriek
513
49%
49y
4
6%
A. Jurgens’Ver.Fabr.g.aand.
597/
8
5514
511/
–
82%
,,
,,
,,
pr. aand.
65%
64%
622/
8
–
271
6
LeerdamGlasfabrieken ….
31%
31%
–
Philips’ Uloeilampenfabriek 255
259% 254%
—%
Vereenigde Blikfabrieken..
106
–
100
—6
VereenCbemj,,che Fabrieken
52
– –
Compania Mercantil Argent.
283
26ij,,
268%
–
28/
8
Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 187%
184%
184%
—
3%
Handelsver.Amsterdam…. 486%
47834
479′
—6%
Handeisverg. Reiss
&
Co.. …
34%
–
34
–
8%
Int. Crediet- en flandelaverg.
Rotterdam
…………197
–
195
—2
Linde Teves
&
Stokvis ….
75%
–
74
–
1%
Redjang Lebong Mijub..Mij. 132
126
125
i/
–
68/
Gecons. HoIl. Petroleum-Mij. 216%
205%
174%
_418%
Kon. Petroleum-Mij. …… 450k
446%
.
435k
–
15
Phoenix Oil …………..90
–
–
Amsterdani-Rubber-Mij ..
143o
144
142%
–
Xendeng Lemboe
……..183%
185
180%
—3
Oost-Java-Rubber-Mij…..215%
219% 214
–
1%
Deli-Batavia Tabak
Mij.
… 336
M6y
4
338
+
Deli-Maatscïiappij
……..361%
362%
367
+
5%
Senemhab-Maatschappij
-. 276%
275
277
+
8%
De
Scheepvaart-a[deeli?lg
was stil; er bestond eenig aan-
bod ‘oor uaiideelen Rotterdamsche Lloyd,
in verband met
ongunstige dividend-verwachtingen.
24 Mrt. 28 Mrt.
31
1Rijzing of
daling
flolland-Amerika-Lijn
88%
89
87%
–
8%
,,gem.eig
7314
75%
72/
2
—
1
Hollandsche Stoomboot-Mij
29%
29%
29%
+
34
Java-China-Japan-Lijn
911/2
– –
Kon. Hollandsche Lloyd
9′
8ti,’,,,
85/8
-%
Kon. Ned. Stoomb.-Mij…….77
77%
77
KoninkPaketvaart-Mij.
135
–
135
Maatschappij Zeevaart
72%
–
–
Nederl. Scheepvaart-Unie
124
122
1221f
–
1
1
/1
Nievelt Goudriaan ……..103
10134
100%
–
2%
Rotterdamsche Lloyd ……132%
12
3i
122
1
i
—10
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
141%
142%
142%
+
1%
,,Noordzee”
..
32
30
—
—2
De
Amerikaansche markt
was vrijwel verlaten
en meeren-
deels lager.
24 Mrt. 28 Mrt.
31 Mrt.R
1g
0
1
Americ. Smelting
&
Refining
647/,,
63
63
1/
18/
4
Anaconda Copper
………71
695/
69
—2
Studebaker Corp.
……..
102
102
102
Un. States Steel Corp.
… ..108t/,
1077/,,
107
1
j,,
–
1
AtchisonTopeka ………..
107
ii/,,,
107t5/
Ene
…………………
26%
255/
–
Southern Pacific ……….95%
959/
+
8%
Union
Pacific
…………142’j,,
1428/
8
1421/
1
+
1/t,,
Int. Merc. Marine orig. gew.
95,,,
8
‘/j6
8%
—
oi,,o
,,
pref.
33%
30% 30%
–
2%
De
ge7c1?narkt
is
iets
ruimer
geworden;
prolongatie
daalde van 5 tot 4% pCt.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
.
1 April 1924.
De markt voor broodgraan was deze week bijna overal
stil met lagere prijzen, vooral tengevolge van flauwe markten
in Noord-Amerika en sterk aanbod uit Argentinië. Te
Chicago was naast de groote Argentijnsche verschepingen
en de groote hoeveelheid tarwe, die in Canada nog voor
uitvoer beschikbaar is, ook de goede stand van de Noord-
Amerikaansche wintertarwe oorzaak van prijsverlaging.
Men is het er nu in de Vereenigde Staten vrijwel over
eens, dat vooral ten Westen van de Mississippi de stand
der wintertarwe zeer bevredigend is en dat daar zelfs het
winterverlies kleiner zal blijken te zijn dan gewoonlijk.
Wel is er nu en dan sprake van schade, die misschien ver-oorzaakt zal worden door de Hessische vlieg, over welker
verschijning algemeen wordt geklaagd, doch zulke berichten
zijn in dezen tijd van het jaar altijd te verwachten en
dienen niet te ernstig te worden opgevat. Ook de schade
in de meer Oostelijk gelegen staten, waarvan telkens weer
sprake is, schijnt niet van beteekenis te zijn, want anders
zou zeker de gunstige stand der wintertarwe niet als een
der oorzaken van de prijsverlaging te Chicago worden ver-
meld. Deze prijsverlaging kwam trouwens in het einde der
week eenigszins tot staan en Chicago was op 31 Maart
zelfs belangrijk honger en het slot was slechts ongeveer % cent
per 60 lbs. lager dan op den 24sten.
Ook te Wiunipeg ondergingen de prijzen nog eenige ver-
laging wegens teleurstellende Europeesche vraag, doch ook
daar trad later een herstel in, waardoor de prijsdaling
sedert 24 Maart werd teruggebracht tot ij, cent per 60 lbs.
Eenigen steun ondervond de markt nog steeds weder van
zaken naar Oost-Azië, waarheen bij voortduring uit Canada vrij belangrijke hoeveelhecen tarwe worden verscheept. Uit
Australië zijn deze verschepingen de laatste week zeer klein
geweest, doch de Oost-Aziatische vraag bestaat nog steeds,
al is zij dan ook niet meer zoo groot als eenigen tijd geleden
het geval was. De vraag in Europa was in de meeste
landen slecht. In Engeland leidden ook deze week weder
zeer groote aanvoeren, benevens verdere omvangrijke wereld.
verschepingen en de zekerheid, dat ook in de naaste toe-komst in Engeland nog zeer veel tarwe zal aankomen, er
toe, dat de molens weinig kooplust toonden. Zooals ge-
woonlijk bij flauwe markten werd bovendien de onder-
neiningslust beperkt door de lagere prijzen; waartoe tarwe
telkens te krijgen was. Dit laatste gold ook voor Argen-
tijnsche tarwe, ofschoon de ternhijnmarkten te Buenos Aires
en Rosario vrijwel onveranderd bleven. Lagere zeevrachten
en de geringe vraag leidden er echter toe, dat in Europa
ook van Argenfijnsehe tarwe de prijs geleidelijk daalde.
Frankrijk bleef nog eenige vraag voor tarwe ontwikkelen
en kocht enkele ladingen en vrij veel parcels van Argen-
tinië en Canada. Ook in Algiersche tarwe werden weder
meer zaken naar Frankrijk gedaan. Van deze uitbreiding
der zaken naar Frankrijk is de verbetering van den
Frankenkoers nog steeds een der voornaamste oorzaken.
Ook Italië deed nog inkoopen van tarwe, doch in de andere
landen van het vasteland was de vraag slecht. Duitsch-
land is zelfs eerder als weder-verkooper van vroeger ge-
kochte partijen aan de markt. Naar België worden wel
tot dekking der steeds zeer belangrijke Belgische tarwe.
behoefte vrij geregeld zaken gedaan, doch deze blijven
binnen beperkte grenzen, terwijl ook in Nederland tarwe
moeilijk te plaatsen is.
Ook voor rogge was de afzet slecht en ofschoon de rogge-
markt te Chicago slechts weinig fluctueerde en geen ver-
dere prijsverlaging intrad, was Amerikaansche rogge toch
slechts tot lagere prijzen en dan nog moeilijk te plaatsen.
In Duitschland werden nu en dan tot prijzen, die zich
vrij belangrijk beneden het Amenikaanscbe niveau bevon-
den, enkele zaken gedaan. Ook voor Russische en Donau-
rogge bestaat den laatsten tijd slechts weinig lelang-stelling, ofschoon in den loop der week houders hun
prijzen geleidelijk verlaagden. Daarbij trad Duitschland
geregeld als wederverkooper op, doch Duitsche houders
slaagden er slechts in enkele gevallen in, zich van
hun partijen te ontdoen. Ook voor rogge namelijk is in
Nederland de vraag zeer onbevredigend. Rusland gaat met
zijn verschepingen van rogge en tarwe voort, ofschoon de laatste twee weken de hoeveelheden weder niet groot zijn
geweest. Een conclusie kan men hierop nauwelijks baseeren,
daar reeds langen tijd de hoeveelheid der Russische ver-
schepingen zeer wisselvallig pleegt te zijn. Ook berichten
uit Rusland omtrent de vooruitzichten van verdere ver-
schepingen in dit seizoen geven weinig houvast, daar zij
sterk uiteenloopen. Het schijnt echter, dat oog vrij veel
•
.ECONOMLSCH-STATIS’rISCHE BERICHTEN
Noteeringen.
. . . –
-hocoptijzen
RotterdamfAmsterdam.
Chicago
Buenos Ayres
. .
s
oorten
j
31 Maart 24 Maart
–
1O4
MarsHaver Tarwe
Mars
I
Lijnzaad
Mi……Mei
April
I
Mei
I
April
29 Mrt.’24 101
76 447/
8
–
10,35
7,95
18,50
22
,,
24 105w
79Ç
48
10,50
8,05
18,65
29Mrt.
1
23 .119
74y
4
44
–
–
11,54
1
8,55
20,72
20Mrt.’22
1131
7
/
s
581/
8
,.
367/
8
‘-
J2,90
–
8,2.0
–
19,70
29Mrt.’21 154k
638/
8
.
417/
8
17,30
1
)
8,35
–
1.4,751)
20 Juli’14
82 56s,
–
36X
9,4Q.’
5,38
.
13,70
1)
Per Mei.
…,
AANVOEREN in tons van 1000 KG.
–
—
Rotterdam
.
–
–
Amsterdam
Totaal
Artikelen.
.
”
.
‘
23/29 j1ait’
‘Se1’e?t
‘
‘Overenk.
23/29 Maart
Sedert
Overeenk.
–
–
1924
1 Jan: 1924
t
ij
dvak 1923
1924
1 Jan. 1924
tijdvak 1923
19 24
1923
Tarwe-
……………-
‘
–
14.428
203.816
202675
–
11.513
14.030
–
215.329 216.705
Rogge
–
.
….
-20.852
143.011
136J 9l
250 1.975
–
144.986
–
.19
1361
Boekweit
‘
………….
6.575
&530
–
–
–
– –
6.575 3.530
..-,
101-
5.892
153.031′
.
186.720
1.400
–
20.291
24.945 173.322
211.665
,
1.602
81.603
37.812
460
9.872 4.127
91.475 41.939
…
5.046 59.926
23.408
–
–
533
59.926 23.941
Mais
………………..
Gerst ………………
6.732 57.302
35.126 5.454
28.042
33.941
85.344
69.067
Haver
………………
5.708
43.243 53.025
–
700
–
43.943 53.025
Lijnzaad …………….
Lijnkoek …………….
.’
Tarwemeel
. .
.’:
2.880
52.443
19.315
405
2.409 2.879
54.852
22.194
Andere meelsoorten .:
.
38
2.181
500
–
–
–
2.181
500
2 April-‘.1924
Data
II
2 April
1923
Tarwe
.
……………..
1
11,75
12-,-
13,25
Rogge (No
2 Western)
•1
9,75
10,-
11,-
‘Maïs (La
Plate)
………
2
229,- 229,- 212,-
Gerst (48 lb.malting)
.
209,-
4)
214,-
4)
182,-
Haver (381b. white clipp.)
1
9,755)
10,25
5
)
10,20
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
1
14,25
14,60
11,50
Lijnzaad (La ‘Plata)
..
. .
390,-
400,-
445,-
1)
per 100 KG.
2)
per 2000 KG.
8)
per
1960 KG.
‘No. 2 ilard/Red Winter Wheat.
>
Donaugerst. 5)
Canada No. 3.
Russisch graan voor uitvoer is bestehid,’ al zullen dan
misschien de stand van den nieuwen oogst, die in het
Oosten en Noord-Westen vrij onbevredigend schijnt te zijn,
evenals ongunstige vooruitzichten voor den voorj aat-suitzaai,
den uitvdea eenigerinate beperken. In het overige Europa
is de stand van het wintergraan wel bevredigend, afgezien van enkeleklachten uit’ Duit’schland. Ook in Britsch-Indië
zijn de vooruitzichten voor de nieuwe tarwe gunstig te
noemen.
1ff
Argentinië blijft het met het binnenhalen van
den oogst, die in liet Zuiden ‘van het land nog niet geheel
is afgeloopen, naar weniich gaan en de aanvoeren naar de
havens blijven voortdurend groot. Zij werden deze week
echter overtroffen door de versch4ingen, zoodat de voor-
raden eenige verlaging ,onde’rgingen. –
Aan de ‘markt voor. voeclergranen trekt. Argentijnsche
maïs meer en meer de. aandacht, omdat zij wegens het
uitstekende i-esultaat van den
–
oogst op zomer-aflading
sterk wordt aangeboden ‘tot’ zeer veel lagere prijzen dan de
voor al]e soorten voedergranen tegenwoordig geldende. Ook
voor spoeçlige verseheping is het aanbod van Argentinië
toegenomen,ldoch, daarvoor wordt een zeer hooge premie
betaald.. Tot prijzen boven. f.200,_ per 2000 Ko. wordt
–
nieuwe I’lata iiiaïs tei- verscheping in dh eerste helft April
verhandeld, terwijl voor’ zomer-aflading de prijs niet hoogei-
is dan ongeveer
f
176,-. Toch bestaat voor de eerderé positie
op het genoemde hooge prijsniveau in verschillende Iliuropee-
sche havens vrij goede belangstelling, omdat Roemeensche
en Russische mais zich goed in prijs weten te hand-
haven en daarin sedert ons vorige bericht geen prijs-
verlaging plaats vond. Te meer verdient dit vermelding,
omdat nu èn dan de maismarkt te Chicago deze week
bepaald flauw was met belangrijke prijsdalingen. Wel
trad later eenig herstel in, vooral op 31 Maart en
liet slot was slechts ongeveer ( dollarcent per 56 lbs.
lager dan een iveek tevoren, doch de lagere prijzen, waartoe
Noord-Amerikaansche mais
Qp,
eenige dagen der week te
krijgen was, leidden toch tot een uitbreiding der zaken
naar Nederland, Duitschland en Engeland. In’ Roemenië
en de overige Oost-Europeesche landen had dit echter zeer
weinig invloed en vooral spoedige partijen vonden tot on-veranderd hooge prijzen geregeld opname, omdat de wer-
kelijk stooinende hoeveelheid
–
klein is. In Engeland werden
enkele ladingen Russische eli Roemeensche mais verhan-
deld, gedeeltelijk voor Scandinavië, terwijl zich ook naar
Duitscbland en vöoi-al.naar. Neddrland.de
vraag uitbreidde
met vrij belangrijke zaken’ in ‘afgeladen prtijen. Daar
echter het vertrekken der’ b6oten uit ‘de Roemeenche
havens wordt vertraagd door tekort aan lading, is in af-wachting van het vertrek de laatste dagen de omzet ge-ringer. De aanvoeren van mais aan de Roeineensche en
Bulgaarsche havens zijn namelijk’klein. Zaken in mais van
Argentinië op zomer-aflading waren wegens den verder
gedaalden prijs- deze week vatgrooter. 1h -Engeland-werden
hierin reeds geruilnen tijd’ meer zaken ged’aan dan op’ het
vasteland en de omzet aan de Engelsche markt onderging
dan ook geen ‘vermeerdering, doch 01) het vasteland o’nt• stond meer belangstelling naar Duitscijland, Nederland en
België, en ook de Noordsche landen traden nu en dan als
kooper op. De terinijninarkten in Argentinië fluctueerden
ook deze week slechts zeer weinig en prijsverlaging vond
aan die markten niet plaats. Op 31 Maart waren de ter-
mijuniarkten te Buenos Aires en Rosario liooger, doch dc
lagere zeevrachten waren de geheele week en ook op
1 April nog oorzaak, dat in Europa de prijzqu geleidelijk
daalden. In Nederlandsch-Indische mais kon zich een vrij
belangrijke handel ontwikkelen, niet alleen naar Neder-
land, doch ook naar andere West-Europeesche destinaties.
De prijzen voor aflading in Maart en April waren dan
ook den laatsten tijd vrij belangrijk gedaald, waardoor liet
artikel meer algemeen de aandacht trok. Naar Nederland
vermeerdercle ook, nadat houders aanleiding vonden goed-
kooper af te geven, de omzet in eerdere posities, vooral wat
witte nlaïs aangaat. Nu in Zuid-Afrika de resultaten van
den nieuwen oogst iets schijnen mee
te
vallen, wordt weder
meer Zuid-Afrikaansche ntaïs van den ouden oogst aange-
boden en de vrij belangrijke omvang van dit aanbod duidt
– er op, dat het overschot niet zonder beteekenis is. De laatste
dagen wetden tot de gedaalde prijzen vrij geregeld zaken
gedaan naar Engeland, Nederland en ])uitschland, zoowel
– in witte als in gele Zuid-Afrikaansche iiiaïs, vooral 01)
April aflading.
Voor ger St, is de vraag slecht. ‘In Engeland bepalen de
zaken zich vooral tot Britsch-Indische gerst, waarin vooral
in het begin der week liet aanbod dringend was, wat ook
voor dit artikel tot vrij sterke prijsdaling leidde. Later
werden echter weder iets hoogere prijzen betaald. Russische
en Donau gerst zijn moeilijk te plaatsen, ofschoon gerst
nu reeds geruirnen tijd goedkooper is dan rnaïs. Enkele
zaken in Russisclte gerst werden echter op 31 Maart
01)
het
verlaagde niveau weder naar Nederland gedaan en ook
eenige paitijen Donau gerst konden worden opgeruimd. De
voorraden Noord-Afrikaansche gerst te Rotterdam beginnen af te nemen, nu van deze gerstsoort voorloopig geen nieuwe
aanvoeren te verwachten zijn.
In haver werden in Engeland meer zaken gedaan en
naast Plata haver werden deze week ook Canadeesche
SO0
r-
ten weder vrij geregeld gekocht. Op het vasteland is de. vraag naar haver echter nog steeds niet levendig. Uit de
Vereenigde Staten wordt een vermeerdering van den haver-
uitzaai van ongeveer 7 pCt. gemeld.
SUIKER,
– In New York hluctueerden de prijzen voor suiker deze
week niet veel. Spot Centrifugals bleven op $c, 6,65 ge-
noteerd, terwijl op de termijnmarkt de openings- en slot-
noteeringen met het daartussehen liggende laagste punt
als volgt waren: Mei 5,02/4,9.5/5,08; Juli 5,08/5,0415,17;
September 5,03/4,99/5,13 en Decehiber 4,55/4,5114,63,-.
Cubasuiker voor prompte en April verscheping werd ver-
320
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 April 1924
handeld tot prijzen tusschen
4,87*
en
5,12*
$c. c. & 1. New
York, waartoe echter geene zeer groote kwantiteiten om-
gingen. Fabrikanten op Cuba houden zich, vooral nu de
spoorwegstaking geëindigd is, nogal gereserveerd en ander
–
zijds koopen Raffinadeurs slechts mondjesmaat in afwachting
hoe de toestand op Cuba zich zal ontwikkelen. Men ver-
wacht echter dat de laatsten binnenkort op ruimere schaal
in hunne behoeften zullen moeten voorzien.
De laatste Cubastatistiek luidt als volgt:
1924
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten 22 Maart’24 191.253 203.791 183.044
Tot, sedert 1Dec. ’23_22 Mrt.’24 1.935.134 1.959.835 1.429.783
Aantal werkende fabrieken ,,
176
177
180
Weekexport 22 Maart ’24.. -.
128.694
141.845
112.911
Tot, sedert 1 Jan.’24-22 Mrt. ’24 1.320.214 1.361.066 692.410
Totale voorraad op 22 Mrt. ’24 614.920 599.669 930.084
In Engeland verlaagden Raffinadeurs de prijzen van
hun product voor alle posities met Sh. 1/
.
.. Ook de Engelsche
Raffinaderijen zijn slecht voorzien van ruwsuiker. De zichtbare voorraden bedragen volgens C. Czarnikow,
London:
194
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Duitschiand 1 Feb. ’24 ……878.000 960.000 694.000
Tsjechoslowakije 1 Mrt 24. – 454.000 352.000 339.000
Frankrijk 1 Mrt. ’24 …….197.000
164.000
130.000
Holland 1 Mrt. ’24……….92.000
163.000
224.000
België 1 Feb. ’24 ……….121.000
107.000
108.000
Engeland 1 Mrt. ’24 ……..201.000
258.900
153.000
Europa…. 1.943.000 2.004.900 1.648.000
Ver. Stat. (Ati. hav.) 26 Mrt. ’24 195.000 209.000 222.000
Cuba 22 Mrt. ’24 ………..615.000 599.000 930.000
Totaal .. 2.753.000 9.812.900 2.800.000
Op Java daalden de prijzen voor disponibele suiker in
verband met de spoedig te verwachten eerste leveringen
van den ditjarigen oogst; de nominale waarde voor prompte
Superieur is nu
f
18,75 en voor No. 16 en hooger
f
18,25.
Herverkoopen van Superieur Mei/Juni levering vonden
plaats tot
fl7.-
a
f 17,25, Juli levering Superieur totf 16,-
It
f
16,25 en No. 16 en hooger tot fl5,50, terwijl Superieur
voor latere levering tot
f
15,75 verhandeld werd. De Trust
weigerde biedingen beneden
f
16.- voor restant oogsten
Superieur.
De markt hier te lande opende in eene vaste stemming
met koopers voor Mei tot
f
33,62* en Augustus tot
f
29,37*
doch later liepen de prijzen door groot realisatieaanbod
ca.
f
1.- tot
f
1.25 terug en was de stemming daarnâ
afwisselend prijshoudend of flauw. Aan het einde der week
trokken verkoopers zich eenigszins terug en sloot de markt
hierdoor en eveneens naar aanleiding van de hoogere
noteeringen te New-York in eene vaste stemming met
koopers tot de volgende prijzen: Mei
f
33,25 en. Augustus
f
29,-. In November/December ging weinig om en onder-gingen de prijzen voor dezen termijn weinig verandering;
de noteering hiervoor was ca.
f
25,25. De omzet op de
termijnmarkt bedroeg gedurende de afgeloopen week 12.000
ton
5.
NOTEERINGEN.
Data
Amster-
dam per
Londen New York
96pCt.
Tates White Java’s
f.o.b. per Cuba’s
96 pCt. c.Lf.
Aug.
Cubes
Centri-
fugals
No. 1
.
Mei/Juni
Maart
5h. 5h.
$
ets.
27 Mrt. ’24
f28i.
64/-
24/3
26/3
6,65
20
,,
’24
,,29li/
651_
25/_
27/9
6,72
27 Mrt. ’23
,,35
6519
28/_ 27/6
7,28
27 Mrt.’22
,,23 51/3
19/_’
.
13/6
3,89
4 Juli ’14
”
11
13
!
$2
18/_
–
–
3,26
COPRA.
De markt was deze week wederom vrij sterk fluctueerend.
Consumenten kochten tot de laagste prijzen, doch trokken
zich later, toen de prijzen opliepen, weer terug.
De noteeringen zijn:
Nederl..Ind: f.m.s. stoomend
f
321/8
April aflading
317/
8
Mei
31
Juni
31
31 Maart 1924.
STEENKOLEN.
De markt blijft onder den druk van de verwacht wordende
werkstaking van de mijnwerkers in Engeland vast. Niet
alleen koopen thans de Engelsche verbruikers zelven om
zoo te zeggen elke vrijkomende hoeveelheid weg, doch ook
het Continent en voornamelijk Italië gaat thans op grootere
schaal deelnemen aan den wedloop om kolen’, aangezien
men zich op het vasteland toch niet zoo geheel durft over
te geven aan de algemeen uitgesproken verwachting, dat
de staking n i e t zal komen. In Engeland zelf is het gevoelefl
vrij algemeen, .dat ze zal komen, doch dan van korten duur
zal zijn.
Westfaalsche kolen komen in groote hoeveelheden binnen
en men mag wel zeggen, dat ze op het oogenblik de Hol-
landsche kolenmarkt beheerschen.
De prijzen zijn:
Northumberland Ongezeef de .. fl
6,50
Durham Ongezcef de ……….,, 16,50
Cardiff Ongezeef de…………,, 19,75 Schotsche Gezeef de ……….,, 16,25
Westfaalsche Vetförder ……,, 17,25
Vetstukken …… ,, 19,25
Smeenootjes .. – ,, 18,50
Gasvlamförder .. ,, 17,25
Gietcokes ……,, 24,50
alles per ton van 1000 K.G., franco station Rotterdam/
Amsterdam. Markt prijshoudend.
1 April 1924.
T
B
Kapitaal en Reserves meer dan £ 13.000.000,-.
Argentinië – Chili – Uruguay –
Peru – Mexico – Barcelona –
Bilbao – Madrid – Vigo – Sevilla –
Valencia.
Bank- en Wisselzaken,
Handelscredieten.
Incasseeren van documentaire
wissels.
Aan- en verkoop van Effecten.
Hoofdkantoor: 62 Old Broad Street, London E.C.
The Anglo.South American Bank Ltd. is ook vertegenwoordigd in de Vereenigde Staten door de Anglo South
American Trust Company, New York (erkend volgens de wetten van den staat New York), in Frankrijk door de
Banque Anglo-Sud Am6ricaine,
SocWfé
Anonyme,
Parijs, en in Brazilië en in geheel Centraal Amerika door haai
zuster-instellingen: The British Bank of South America Ltd. – The Commercial Bank of Spanish America Ltd.