22 AUGUSTUS 1923.
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Statistiesche
Beri
*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
8E JAARGANG
WOENSDAG 22 AUGUSTUS 1923
No. 399
INHOUD
Blz.
HET GrONDGEBRUIK IN NEDE1U.AND iN
1921
door
J. ,Smici 734
Derde Herzieningsconferentie in zake de Internationale
Overeenkomst omtrent het Goederenvervoer op Spoor-
wegen II (Slot) door
Jhr. Mr.
P. Elias ………….
736
De houding eener Arbeidsbeurs bij arbeidsconflicten door
W. F.
Detiger …………………………….
739
De Rijksmiddelen …………………………….
741
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
De Balansen der groote Berlijnsche Banken door
Dr.
K.
Singer ………………………………
741
AANTEEKENINGEN:
De Nederlandsche en Nederlandsch-Indische Gulden. 743
De verbinding met Bagdad ………………….
744
INGEZONDEN STUKKEN:
Een ,,eet-meer-brood” campagne in Nederland door
K.
744
MAANDCIJFERS:
•
Postchèque en Girodienst ….
………………..
745
•
Rijkspostspaarbank …………………………
745
Giro-omzet bij De Nederlandsche Bank …………
745
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam …………
745
Overzicht -der Rijksmiddelen …………………
746
STATISPJEKEN EN OVERZICHTEN
–
……………..
746-752
Geidkoersen.
Effectenbeurzen. Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-Secretaris van het weekblad: D.
J.
Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
21
AUGUSTUS
1923.
Ook deze week bleef de geidmarkt ruim.. Wissels
ontbraken geheel; de noteering, die van 2
7
/8
pOt. op
2% pOt. terugliep, was dan ook louter een nominale.
Cali geld werd op 2 pOt. afgedaan.
De noteering voor gelden op prolongatie kwam van
234 op 3 pOt.
–
De balans van de. Nederlandsche Bank vertoont ook
ditmaal eenige wijzigingen ‘an ondergeschikte hetee-
kenis. De post binnenlandsche wissels blijkt met
f
3
millioen te zijn afgenomen. De effectenbeleeningen
stegen van
f 129.8
millioen tot
f
131.8 millioen. Waar
echter de goederenbeleeningen tegelijkertijd van
f 11.1
millioen tot
f
4.2 millioen terugliepen, noteert het
hoofd be]eeningen in totaal
f
5.4 millioen lager dan
verleden week. De vermindering komt voor het groot-
ste gedeelte, voor rekening van de Hoofdbank.
Het creditsaldo van het Rijk, dat de vorige week-
staat had aan te wijzen, heeft weder plaats gemaakt
voor een debetsaldo ten bedrage van ruim
f
650.000.
De metaalvoorraad der Bank bleef nagenoeg op de-
zelfde hoogte. De daling van
f
17.6 millioen, die de
diverse rekeningen onder het actief te zien geven, cor-
respondeert voor het grotste gedeelte met de gelijk-
tijdige vermeerdering van de Post papier op het bui-
tenland, die van
f
34.1 .millioen tot
f
49.5 millioen
blijkt te zijn gestegen.
De biljettencirculatie daalde met
f.8.8
millioen. De
rekening-courant-saldi nanien met
f
1.7 millioen af.
Het beschikbaar metaalsaldo noteert ruim.! 400 mii-
lioen of
f
2.1 millioen hooger dan verleden week.
De toestand op de wisselmarkt bleef deze week heel
onzeker. De verschillen-de politieke gebeurtenissen zijn
-oorzaak, dat de handel zich alleen tt hôt hoogst nood-
zakelijke beperkt,•daai- een ieder den loop der dingeü
wenscht af te wachten: Veel succes heeft de Belgische
regeering met haar maatregelen tot steun nog niet ge-
had, vooral toen nog bekend werd; dat de onderhan-
delingen over de Fransche leening niet zulk een vlot
verloop hadden. Van -11;60 -liep de koers’ met groote
fluctuaties terug tot 11,0734, waarna een reactie tot
11,30 volgde. Het slot bleef echter aangeboden.
In den aanvang der week. viel. – en héduidende
hausse-beweging in den kers ‘van de – Reichsmark
waar te nemen. Voor Engelsche en Amerikaansche
rekening werden hier aanzienlijke bedragen opgeno-
men. Deze hausse was natuurlijk voor Duitschland een
welkome gelegenheid om Marken af te zetten, wat tot
gevolg had, dat de koers weder snel teruglie-p (gisteren
zelfs weder tot 0,4234).
Veel last ondervindt -de handel in Marken ook van
de maatregelen der Duitsche Banken voor te laat bin-
nenkomende’bedragen, wat natuurlijk, omdat men op
-de post en vooral op de telegraaf niet rekenen kan,
herhaaldelijk voorkomt. Volgens de laatst ontvangen
berichten wordt voor vertraagde betalingen, behalve
de debet-rente van 32 pOt., een provisie -van minstens
1 pOt. per dag belast. –
LONDEN, 18 AUGUSTUS
1923.
Nadat de geidmarkt bij den aanvang der week be-
trekkelijk ruim geeest was, nam ‘tegen Dondeidag
de vraag belangrijk toe; te betalen belistingen en
spoorwegdividenden en ook ,,window-dressing” wa-
ren hiervan de oorzaak. Daggeld, aanvankelijk
2
pOt.
en lager, bedong tegen het midden der week 234 tot
3 pOt.; zelfs zijn er zaken gedaan â 314 pOt., doch
leenen bij de Bank kon vermeden worden. Des Vrij-
dags, kwamen sommige banken wederom als geldgd-
vers in de markt en de vraag kon â 234 pOt. bevre-
digd worden. Zevendaags geld bleef 234 pOt.
De vaste toon -der geldmarkt beperkte de toch al
zeer kalme zaken
–
in wissels.
2-mnds. prima bankaccept 3-3 pOt.
3-mnds. idem
3311e_34 pOt.
4-mnds. idem
3511”% pOt.
6-mn-ds. idem
,33/_37%
pOt.
734
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
HET GRONDGEBRUIK IN NEDERLAND
IN 1921.
In 1921 is hier te lande eene landbouwtelling ge-
houden. Zij betrof de sterkte van den veestapel en
het grondgebruik, d.w.z. het aantal grondgebruikers,
de grootte van hun grondgebruik eiï het voorkomen
van eigendom en pacht. Het verslag der veetelling
verscheen reeds in no. 1 van den jaargang 1922 der
Verslagen en Mededeelingen van de Directie van den
Landbouw. Dat in zake de telling betreffende het
grondgebruik verscheen eenigen tijd geleden als No. 2
van den jaargang 1923 van genoemde publicatie.
Het is laatstgenoemd verslag, waaraan de volgende
beschouwingen zullen zijn gewijd.
De statistiek van het grondgebruik is een der
jongste onderdeelen van de landbouwstatistiek. Met
het samenstellen van statistieken van den veestapel
is men reeds in de eerste jaren van de l9de eeuw
begonnen. Deze statistieken stonden in verband met
de veebelasting, die van 1800-1844 wel niet ieder
jaar, maar toch
vrij
geregeld geheven werd.
De Gemeentewet van 29 Funi 1851 belastte de
gemeentebesturen met het verzamelen van statistische
gegevens in zake den landbouw ten behoeve van het
gemeenteverslag, dat krachtens art. 182 van genoemde
wet jaarlijks door B. en W. moest worden uitge-
bracht. Het betrof hier niet alleen gegevens betref-
fende den veestapel, maar ook in zake andere onder-
deelen van den landbouw, inzonderheid de oppervlakte,
beteeld met verschillende akkerbouwgewassen en de opbrengst daarvan. Omstreeks het jaar 1880 kwamen
daarbij gegevens in zake het grondgebruik. V5ôr ge-
noemd jaar bestaan daaromtrent, althans voor zoover
mij bekend is, geen officieele statistieken.
Tot 1904 werden alle gegevens op landbouwgebied
jaarlijks verzameld. Te beginnen met 1905 besloot
men daarmede echter op te houden en alleen jaar-
lijks te behandelen die onderdeelen der landbouw-
statistiek, waarbij,
zooals
bij
de geteelde gewassen,.
van jaar tot jaar groote verschillen aan den dag treden. Dit is in den regel niet het geval bij den,
veestapel en in nog mindere mate.
bij
het grond-
gebruik. Op grond hiervan en mede met het oog op
den omvangrijken arbeid, welke eene goede statistiek
betreffende deze beide onderdeelen eischt, werd be-
sloten haar slechts om de tien jaren samen te stellen
en dan ook eene völledige telling te houden. De eerste telling had plaats in den voorzomer van
1910. De tweede zou dus plaats moeten hebben ge-had in 1920. De buitengewone tijdsomstandigheden
waren echter oorzaak, dat zij een jaar later werd
ter hand genomen.
Wat is nu het resultaat der telling in zake het
grondgebruik, welke zich uitstrekte tot alle personen,
die 6 Are of meer bouwland, grasland of tuingrond
(woeste grond of bosch telde dus niet mee) in ge-
bruik hadden?In hët geheel werden geteld 361392
peisonen tegen 275905 in 1910, welk verschil echter
voor het grootste deel hieraan moet worden toege-
schreven, dat in 1910 de niet in den land- en tuin-
bouw hun hoofdberoep vindende personen slechts zijn
geteld, voor zoover zij 1 HA. land of meer gebruikten.
De getèlde personen
zijn
als volgt te verdeelen:
1921
1910
Landbouwers ….. …. …
163.075
148.844
Tuinbouwers …………
18.800
15.488
Landarbeiders ……….
76.185
86.099
Buiten den land- of tuin-
bouw hun hoofdberoep
hebbende personen…..
103.332
25.474
361.392
275.905
De 361392 in 1921 getelde grondgebruikers hadden
samen in gebruik 2001249 HA. bouwiand, grasland
en tuingrond, waarvan 1035506 HA. in eigendom.
en 965743 HA. in pacht.
Nu zou het verkeerd
zijn
van al :die grondge-
bruikers te zeggen, dat Izij,i een land- of tuinbouw-
bedrijf exploiteerden. Wil men dus een juist inzicht
hebben in de bedrijfstoestanden, dan doet men goed
de kleine grondgebruikers buiten beschouwing te
laten, hoe nuttig ook voor bepaalde doeleinden het hebben van een statistisch overzicht van die kleine
grondgebruikers mag zijn. In verband daarmede komt
het
mij
voor, dat het – mede om niet al te uit-
voerig te worden – wenschelijk is, mij hoofdzakelijk
te bepalen tot de eigenlijke bedrijven, d.i. tot het
grondgebruik van 1 HA. en meer. Dit is bovendien
noodzakelijk, wil men vergelijkingen maken met de
uitkomsten van vroegere opnemingen, daar deze niet
verder afdalen dan tot 1 HA. Toch moet ik op-
merken, dat onder de
bedrijven
van 1-5 ]E{A. ônge-
twijfeld een zeker aantal voorkmen, die geen zelf-
standig bedrijf uitmaken, maar den grondgebruiker
verplichten een meer of minder belangrijk deel van
zijn inkomen aan andere bronnen – in den. regel
landarbeid in dienst van anderen – te ontleenen.
Aan den anderen kant
zijn
er in den tuinbouw een
aantal
bedrijven
kleiner dan 1 HA., die wel een
zelfstandig bestaan opleveren en toch niet mee wor-
den gerekend.
Het aantal
bedrijven
nu van 1 HA. en meer be-
droeg in 1921: 221649 tegen 209172 in 1910.
Onderstaande staat geeft, mede in vergelijking met
de opnemingen van 1904 en 1888 aan, hoe de ver-
deeling is over de verschillende groottenklassen.
Bedrijven met:
1921
1910
1904
1888
1-5 HA.
112.607
109.620
92.693
74.589
5-10 ,,
48.945
41.439
34.798
34.088
10-20
34.509
30.821
29.797
30.004
20-50
22.692
23.798
22.005
22.422
50-100 ,,
2.646
3.278
3.089
3.558
100
en meer
250
216
184
217
Totaal….
221.649
209.172
182.566
164.878
Ook wanneer in aanmerking wordt genomen,
dat in 1888 vermoedelijk een deel der tuinbouw-
bedrijven niet is meegeteld, hetwelk inzonderheid
invloed zal •hebben gehad op het cijfer betreffende
de
bedrijven
van 1-5 HA., dan
wijzen
bovenge-
noemde cijfers op eene langzame vermeerdering van
het aantal bedrijven. Voor een deel is dit een gevolg
van de toeneming der oppervlakte cultuurgrond,
voor een ander deel van het eenigszins kleiner wor-
den der bedrijven. Dit laatste proces leidt er toe,
.dat het aantal
bedrijven
boven 50 HA. voortdurend
slinkt en dat beneden 20 HA. toeneemt, terwijl het
aantal van 20-50 HA., vrij constant blijft.
Bepalen
wij
ons tot eene vergelijking
der
cijfers
over 1910 en 1921, dan blijkt, dat
bij
eene totale
vermeerdering van 6 pOt., het aantal
bedrijven
van
1-5 HA. is toegenomen met 2.7 pOt., dat van
5-10 HA. met 18.1 pOt., dat van 10–20 HA. met
12 pOt. Het aantal
bedrijven
van 20-50 HA. daaren-
tegen is verminderd met 4.6 pOt., dat van 50-100 HA.
met 19.3 pOt.,
terwijl
men bij de bedrijven van 100
en meer HA. weer eene toeneming ziet van 15.7 pOt.
Het aantal, dat – tot laatstgenoemde groep behoort,
is echter zoo klein, dat toevallige oorzaken hier eene
groote rol kunnen spelen.
Bij de tellingen van 1910 en 1921 .heeft men de
beschikbare gegevens tevens zoo kunnen verwerken,
dat een overzicht wordt verkregen zoowel van de
oppervlakte, die door alle bedrijven samen als van
die, welke door elke groottenklasse wordt geëx-
ploiteerd. –
In 1910 hadden de 209172 grondgebruikers met
1 H.A. en meer land samen in exploitatie 1909713 HA.
of gemiddeld ruim 9.1 HA. ieder. In 1921 gebruikten
de 221649 getelde grondgebruikers samen 1958185 HA.
of gemiddeld ruim 8.8 HA. ieder.
Deze cijfers
wijzen
dus, evenals de boven geplaatste
tabel, op eene kleine verplaatsing in de richting van
het kleine bedrijf, al is die verplaatsing misschien
van minder beteekenis dan velen wel meenen.
Bij de beoordeeling van deze cijfers dient voorts
22 Augustus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
735
wel te worden bedacht, dat de oppervlakte niet altijd
een juiste maatstaf is ter bepaling van de grootte
van het bedrijf. Een bedrijf van betrekkelijk kleine
oppervlakte in den intensieven tuinbouw kan als
onderneming meer beteekenen dan een landbouw-
bedrijf, dat eenige keeren zoo groot is.
Onderstaande staat geeft de in 1921 door elke
groottenki asse geëxploiteerde oppervlakte aan, als-
mede het percentage, daf deze oppervlakte uitmaakt
van de in totaal bij alle grondgebruikers met 1 HA.
en meer land in gebruik zijnde oppervlakte.
G-roottenklassen
Geëxploiteerde oppervlakte
HA.
En
O/
van het totaal
1-5 EA ………
274.327
14,01
5-10
, ………338.345
17,28
10-20
,………475.939
24,30
20-50
,………665.988
34,01
50-100 , ………162.267
8,29
lø0enmeer.. ……..
41.319
2.11
Totaal ………..1.958.185
100,-
Eene vraag, welke inzonderheid de aandacht ver-
dient, is: Hoe zijn de bedrijven van verschillende
grootte over de onderscheiden deeleua des lands ver-
deeld? In dit opzicht bestaat er vrij veel verschil, dat inzonderheid uitkomt, wanneer men in plaats
van de provinciale cijfers beschouwt de cijfers, voor
de landbouwgehieden. Over deze landbouwgebieden
vooraf een enkel woord.
In aansluiting aan de intertijd door Staring ont-
vorpen indeeling naar wat deze Landbouwstelsels
noemde, zijn een elftal jaren geleden de provinciën
ingedeeld in landbouwgebieden, in totaal 83. De
grenzen van icder gebied zijn zoodanig getrokken,
dat zooveel
mogelijk
de landbouw er een bepaald
type vertoont.
Gelijksoortige
gebieden zijn weer
samengevoegd tot groepen. Zoo kreeg men voor het
geheele land de volgende zes groepen van landbouw-
gebieden: 1. Zeeklei met akkerbouw en gemengd
bedrijf; 2. rivierklei met gemengd bedrijf; 3. weide-
streken op klei en veen; 4. zandstreken; 5. veen-
koloniën; 6. tuinbouwgebieden.
In de volgende tabel nu is aangegeven, welk per-
centage van de door de bedrijven van 1 HA. en
meer, geëxploiteerde oppervlakte in elke groep van
landbouwgebieden in 1921 viel op elke groottenklasse.
Grootten.
Zee- Rivier- Weide- Zand- Veen- Tuinb.
klassen
klei
klei streken streken
kol.
geb.
1-5 HA. 7,75 19,03
6,91 20,88
8,47 25,52
5-10
. 7,51.
18,24
11,63
27,47
13,39
1,6,13
10-20
13,49 21,57 29,16 28,42 30,78 24,18
20-50
45,36 29,15 48,14 18,51 42,68′ 29,13
50-100
22,05
10,89
3,32
2,52 ‘ 3,83 .
3,54
100 enmeer,,
3,84
1,12
0,84
2,20
0,85
1,50
Totaal. . 100,– 100,- 100,- 100,- 100,- 100,-
Zooals deze cijfers
doen zien, overwegen op de zee-
klei de grootere bedrijven. Naast die van 20-50 HA.,
welke ruim 45 pOt. der totale oppervlakte beslaan, neemt ook de groep van 50-100 HA. eene aanzien-
lijke plaats in met ruim 22 pOt.
Bedrijven
boven
100 HA. komen hier meer voor dan in elke andere
groep van gebieden, terwijl de
bedrijven
van 1-5 HA.
en ook van 5-10 HA. eene zeer ondergeschikte plaats
innemen.
Op de rivierklei is eene meer
gelijkmatige
ver-
deeling der bedrijven over de verschillende grootten-
klassen. Naast vrij groote bedrijven komt hier ook
veel kleinbedrijf voor.
In de weiclestreken
zijn
zeer kleine en zeer gioote
bedrijven betrekkelijk schaars. Bijna de helft valt in
de klasse van 20-50 HA., terwijl ook de groep van
10-20 HA. sterk vertegenwoordigd is. In de zandstreken speelt het kleinbedrijf eene be-
langrijke rol. Ruim 75 pOt. der bedrijven is hier
kleiner dan 20 HA.
De veenkoloniën vertoonen veel overeenkomst met
de weidestreken. Men vindt hier een overwegend groot
aantal matig groote bedrijven, v,’at nog beter zou
uitkomen, indien de klasse van 20-50 HA. werd ge-
splitst. 20-25 HA. toch is hier evenals in de weide-
streken eene .veel voorkomende grootte.
Dat in de tuinbouwgebieden veel
bedrijven
van
kleine oppervlakte voorkomen, ligt voor de hand.
Daarnaast vindt men vooral weidebedrijven van
matige grootte.
Een belargrijk doel, dat men met de telling trachtte
te bereiken, was het constateeren van de verhouding
tusschen de exploitatie door eigenaars en door pach-
ters.
Bij de vroegere jaarlijksche opnemingen stelde het
verzamelde rnateriaal slechts in staat tot het maken
van eene verdeeling der grondgebruikers in eige-
naren en pachters. Hierbij doet zich echter de
moeilijkheid voor, dat vele grondgebruikers zoowel
eigen als gepacht land exploiteeren. Men was steeds
gewoon – en het kan ook bezwaarlijk anders -,
deze moeilijkheid in dien zin op te lossen, dat wie
meer land in eigendom gebruikt dan in pacht, als
eigenaar werd beschouwd, en wie meer gepacht dan
eigen land exploiteert, als pachter. Een volkomen
juist beeld van den toestand
krijgt
men zoodoende
echter niet.
Dank zij het vollediger materiaal, waarover men
bij de tellingen van 1910 en 1921 de beschikking
•kreeg, heeft men toen de bewerking zoodanig doen
plaats hebben, dat naast de indeeling der grond-
gebruikers in eigenaars en pachters, ook eene sta-
tistiek werd verkregen van de oppervlakte, welke
door die grondgebruikers in eigendom en in pacht
werd gebruikt. Deze statistiek, die, naar men zal
zien, van de andere indeeling niet onbelangrijk af-
wijkt, geeft ongetwijfeld een veel beter beeld van
den toestand. Bepalen
wij
ons tot de grondgebruikers
met minstens 1 HA., clan blijkt, dat van de 221649
grondgebruikers 124159 of 56.02 pOt. eigenaar en
97490 of 43.98 pOt. pachter waren. Van de dooi’
deze grondgebruikers geëxploiteerde oppervlakte werd
1016.123 HA. of 51.89 pOt. in eigendom en 942062 HA:
of 48.11 pOt. in pacht gebruikt. Rekent men ook
de grondebruikers met minder dan 1′ HA. mede,
dan was 51.74 pOt. van den grond in eigen gebruik
en 48.26 püt. gepacht.
Eene vergelijking met vroegere opnemingen levert
het volgende resultaat:
Grondgebruikers met minstens 1 HA.
Eigenaren Grond in eigen
in
0/
exploitatieino
0
1888 ……..
58,5
–
1904 ……..
54,4
–
1910 ……..
50,8
47,17
1921 ……..
56,02
51,89
Uit deze cijfers blijkt, dat’ van 1888 tot 1910 eeue
sterke vermindering van de exploitatie door eigen-
geërfden en dus toeneming van het pachtwezen viel
waar te nemen. De cijfers voor 1921 geven echter
het omgekeerde te zien; toeneming der eigen exploi-
tatie en vermindering van de pacht. Dit verschijnsel
verdient zeer de aandacht. Het is ongetwijfeld het
gevolg van de oorlogsjaren, toen vele grondbezitters-
verpachters er door de hooge landprijzen toe werden
gebracht, hun grond te verkoopen. Inzonderheid
gingen vele Belgische eigenaren, die belangrijke be-
zittingen hadden in Zeeland en Noordbrabant, daar-
toe over. Menig pachter zag zich zoodoende ge-
dwongen zijn bedrijf te koopen met dikwijls veel
hypotheek, wat ongetwijfeld hij den teruggang der
conjunctuur niet onbedenkelijk is.
Intusschen is het wel waarschijnlijk, dat wij bier
met een tijdelijk verschijnsel te doen hebilen. Reeds
thans doen zich, althans in sommige streken, tee-
kenen voor, die wijzen op eene toenemende zucht om
land voor geidbelegging aan te koopen, eene zucht,
waaraan de gedachte aan de
mogelijkheid
van de
daling van den gulden wel niet geheel vreemd zal
zijn.
736
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
Hieronder volgen enkele cijfers, waaruit blijkt, in
welke provinciën de tdeneming der eigen exploitatie
vooral viel waar te nemen.
Van cle door de bedrijven van minstens 1. 11A. gébruikte
oppervlakte was in eigen exploitatie in
0
/0.
1921
19 1. 0
Groningen
04,98
68,56
Friesland
31,62
26,82
Drenthe
54,73
56,43
Overijssel
68,37
67,96
Gelderland ……
59,03
56,28 Utrecht
49,98
42,94
Noord-Holland
49,04
41,47
Zuid-Holland.
.
41,97
34,35
Zeeland
40,62
26,80
Noord-]3rabant,
58,69
52,42
Limburg
53,47
47,63
Nederland
51,80
47,17
In twee provinciën: Groningen en Drenthe, nam
de eigen exploitatie af. In alle anderen zien wij toe-
neming, die bijzonder sterk is in Zeeland (van
26.89 püt. tot 40.62 pOt.) Zuidholland (van 34.35 pOt.
tot 41.97 pOt.), Noordholland (van 41.47 püt. tot
49.04 pOt.) en Utrecht (van 42.94 pOt. tot 49.98 pOt.)
Dit zijn ook juist de provinciën, waar, evenals in
Friesland, het pachtwezen zeer veel voorkomt.
•
Er is een verschijnsel, dat bij de beoordeeling van
de beteekenis van het pachtwezen in het oog moet
worden gehouden. In verschillende streken komt het
vrij algemeen voor, dat eigengeërfde boeren, inzon-.
derheid de grootere onder hen, zoo zij stil gaan
leven, hun bedrijf aan een der kinderen verpachten.
Deze verhouding is bij de samenstelling van boven-
vermelde statistieken als pacht beschouwd. Toch is
zij daarmede niet
gelijk
to, stellen. In menig opzicht
zou uit een landhuishoudkundig oogpunt het door
kinderen van ouders gepachte land als eigen land
moeten worden beschouwd. Met het oog daarop is
naar deze pachtverhouding een speciaal onderzoek
ingesteld, hetwelk tot resultdat had, dat in 1921 eene
oppervlakte van 123854 HA. of 12,82 pOt. van al
het verpachte land door kinderen van ouders was
gepacht. Voegt men deze oppervlakte bij het eigen
land, dan komt men tot eene totale door eigenaren
geëxploiteerde oppervlakte van 1159360 HA. of
57.93 pOt. •in plaats 51.74 püt. der bij alle getelde
grondgebruikers in gebruik zijnde oppervlakte, zooa] s
hierboven werd opgegeven. .
Terwijl bovenstaande beschouwingen hoofdzakelijk
betrekking hebben bp de bedrijven van 1. HA. en
meer, zoo moge daaraan nog een en ander wordn
toegevoegd met betrekking tot den tuinbouw en het,
grondgebruik door landarbeiders, omdat de kleine
grondgebruikers, voor zoover zij niet buiten den land:
en tuinbouw hun hoofdbestaan vinden, hiertoe he-
hooren. Landbouwers met minder dan 1 HA. komen
niet voor.
Onderstaande staat geeft een overzicht van de in
.
1910 en in 1921 getelde tuinbouwers:
1921
1010
met
0,05–
0,15
11-i.
576
53l
0,[5—,25
4]4
.
457
0,25-0,50
1.297
1.149
0,50—.1.
2.046
2.569
1-2
5.330 4.746
2-3
3.323 2.587
3-5
2.663
2.098
5-1
0
1.342
1.021.
10
en meer..
409
327
Totaal …. …….
8.800
15.483
Het aantal eignaren bedroeg in 1910 5586 of
36.07 pOt en in 1921 8868 of 47.13 pOt.
In 1910 bedroeg de totaal geëxploiteerde opper-
vlakte 35138 HA., waarvan 14255 HA. of 40.57 pOt.
in eigendom. In 1921 werd door de 18800 tuin-
bouwers in totaal gebruikt 44968 HA., wtarvan
22453 HA. of 49.93 pOt. in eigendom. Men ziet hier
dus ook eene vermeerdering der eigen explditatie..
Ten slotte volgen nog enkele cijfers betreffende
het aantal landarbeiders met grondgebruik:
1921
1910
met
0,05_ 0,15 IF[A.
15.613 16.094
0,15-0,25
10.234 10.018
0,25-0,50
14.751
16.425
0,50-1
17.560 19.487
1-2
111.478
15.386
2-3
.
4.367
5.782
3-5
2.182
2.007
Totaal ……..
76.185
86.099
Zooals men ziet is het aantal landarbéiders-grond-
gebruikers verminderd, inzonderheid dat van hen
met 1 HA. en meer land. Het is niet uit te maken,
in hoeverre de’ vermindering et gevolg is van het
afnemen van het aantal landarbeiders in het alge-
meen dan wel van het toenemen van het aantal
landarbeiders zonder grondgebruik van beteekenis.
De moeilijkheid om .eene scherpe scheiding te trek-
ken tusschen landarbeiders en andere arbeiders, als-
mede tusschen landarbeiders en zelfstandige land-
en tuinbouwers kan intusschen ook zeer wel van
invloed zijn geweest.
J. SMID.
Vo orburg.
DERDE 1iERZIENING5CNjJ’ER JNTIE IN –
ZAKE DE INTERNATIONALE OVEREEN-
KOMST OMTRENT HET GOEDEREN-
VERVOER OP SPOORWEGEN.
H.
(Slot).
13o.
Toe te passen tarieven en te volgen route.
Dit is één der moeilijkste punten, waarover de Con-
fereuti.e te beslissen heeft gehad. Het aan de beraad-
slagingen ten grondslag gelegde voorontwerp bevatte te dzen aanzien weinig meer dan de oude bepalingen,
welke hierop neerkomen: het aanwijzen ‘van de
te vol-
gen route
wordt aan den afzender overgelaten (met
dien verstande, dat de spoorweg onder zekere voor-
waarden de zend ing over een andere dan dedoo.r de:n
afzender aangewezen route mag vervoeren); bij ge-
breke van een routevoorschrift des afzenders, moet de
spoorweg de route kiezen, di.e hem het voovdeeiigst
voor den afzender toeschijtt; voor de gevolgen, van
laatstbedoelde keuze is cle spoorweg slechts dan aan
sprakelijk, indien hij zich aan grove nalatigheid heeft schuldig gemaakt {art. 6 (1) sub letter ii.
Deze regeling heeft ‘het gebrek, dat zij niets zegt
omtrent de
toe te passen tarieven
en de aansprake-
lijkheici van den spoorweg te dien aanzien.
Op initiatief van Oostenrijk heeft de Oonfrentie
de vraag ouder de oogen gezien, hoe in do vorenbe-doelde leemte zou kunnen worden voorzien. Het re-
sultaat is een stel bepalingen, waarin men getracht
heeft cle
ge/secte
materie zdo volledig mogelijk te re-
gelen. Gezien cle vele schakeeringen, clie zich voor-
doen, ko:n het niet anders of men moest vervallen in
een niet geheel onhederikeli,jke casuïstiek en aan een-
voud van conceptie verliezen wat men aan grootere
rechtszekerheid won. i)e meerderheid der delegaties
– daaronder odk cie Noderlal].dlsche – heeft gemeend
over dit bezwaar te moeten heenstappen. –
De nieuwe regeling bepaalt in hoofdzaak het vol-
gende:
irLdlieu cle afzender op den vrachtbriol de te volgen route
heeft voorgeschreven, worden de vervoerskosten over die
route berekend;
indien de afzender op den vraclithrjef slechts de toe te
passen tarieven heeft voorgeschreven, past de spoorweg die tarieven toe, voorzoover het voorschrift voldoende is ter be-
paling van de stations, tnsschen welke de verlangde tarie-ven rijn toe te passen.
De spoorweg zoekt onder de routes,
over welke deze tarieven, op den dag, waarop cle overeen-komst van vervoer wordt afgesloten, gelden, die uit, welke
Item het voordeeligst toeschijnt voor den afzender;
irtclien de door den afzender gegeven aanwijzingen niet
voldoende zijn ter volledige bepaling vati de te volgen réute of de toe te passen tarieven, alsmede in geval van tegenstrij-
dige aanwijzingen, kiest de spoorweg cle route of de tarie-
22 Augustus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
737
ven, clie hem het voordeeligst.toeschijnen voor den afzender.
Hij geeft altijd gevolg aan de aanduidingen
01)
den vracht.
brief in zake de stations, waar de formaliteiten voor de
douane enz., moeten worden vervuld en zooveel mogelijk, aan de’ overige aanwijzingen van den afzender;
voorzoover de spoorweg in cle gelegenheid is rechtstreek-
sche internationale tarieven toe te passen, geeft hij aan
deze de voorkeur;
in de gevallen, waarin de spoorweg te kiezen heeft lus-
schen verschillende tarieven of verschillende, routes, is hij
voor cle gevolgen dier keuze sleckts aansprakelijk, indien hij
zich heeft schuldig gemaakt aan opzet of grove nalatigheid; de spoorweg mag, onder dezelfde voorwaarden als thans,
van het door den afzender gegeven routevoorschrift afwij-
ken.
14o.
Leveringstijd.
Nieuw zijn o.a. de volgende bepalingen:
Voorzoover een spoorweg gebruik maakt van zijn
recht om in sommige, in de Overeenkomst opgesomde
gevallen den no.rmalen leveringstijd te verlengen, zal
de verlenging steeds
in geheele dagen
worden uitge-
drukt. (Dit is gedaan omde berekening van den leve-
ringstijd te vereenvoudigen).
erleugingen van blijvenden aard (b.v. voor trajec-
ten te water of over landwegen) moeten in de tarieven worden opgenomen; verleogingen van tijdelijken aard
(bv. wegens abnor-malen toevloed van goederen) moe-
ten, alvorens in werking te kunnen treden, gepubli-
ceerd worden.
De loop van den leveringstijd wordt opgeschort ge-
durende het onderzoek van den inhoud, gedurende de naweging en natelling door den spoorweg, gedurende
het oponthoud, veroorzaakt door een nadere aanwij-
zing des afzenders en, voor wat zendingen levende
dieren betreft: gedurende het oponthoud dezer die-
ren op de stations waar de dieren worden gedrenkt,
gedurende een oponthoud, veroorzaakt door een poli-
tiemaatregel en gedurende het veeartsenijkundig on-
clerzoek.
1)
15o.
Toestand der goederen; inpakking.
De Conferentie heeft een nieuwe bepaling opgeno-
men, die den spoorweg het recht geeft om, bij de aan-
nerning ten vervoer van eenig goed, dat duidelijke tee-
keuen van beschadig.ng
vertoont, te eischen, dat zulks
op den vrachtbrief u.itdrnkkelijk worde vermeld.
Nieuw is verder een hepahng, welke zegt, dat de
wijze van i.npakking zich heeft te richten naar de
tariefhepalingen en reglementen van den spoorweg
van vertrek. Aanleiding tot het opnemen dezer bepa-
ling was de opmerking der Nederlandsche delegatie,
dat, nu voortaan
alle
kostbaarheden op denzelfden
voet als gewone handelswaar ten vervoer zullen ziju
toegelaten. (Zie vorig art:ilcol onde.r
,,Vervoe.r van kost-
baarheden”),
maatregelen behooven te worden getrof-
fen opdat de Spoorweg een wijze van inpakking kun-iie eischen, waardoor zijn risico (gevaar voor diefstal
uit de colli!) tot een minimum wordt teruggebracht.
De thans aan den spoorweg gegeven bevoegdheid
om afgifte van een
afzonderlijke
verklaring aan het
afzendingsstation wegens niet of onvoldoende ver-
pakt zijn van goederen [art. 9 (2)1 te eischen, komt
te vervallen; volstaan zal kunnen worden met een
desbetreffende verklaring op den vrachtbrief.
Voor uiterlijk iichtbare gebreken der verpakking,
clie
niet op
den vrachtbrief zijn vermeld, zal de af zen-
der vootaan, .niet slechts bij kwade trouw zijnerzijds
aansp:rakelijk zijn [art. 9 (3) oud.], maar ook, wanneer
het bewijs dier gebreken op eenigerlei wijze door den
spoorweg wordt geleverd.
iGo. Vervuilen der douane formaliteiten.
De Conferentie heeft beloto:ri tot wijziging der hepa-
1)
i)e volgende, hij deze gelegenheid mede opgenomen, op-
selioitingen, kunnen in zooverre niet als
nieuw
worden be-
schouwd, als zij reeds thans (als ,,algemeene adclitioneele
bepalingen”)
in de
internationale tarieven
voorkomen; to.
opschorting gedurende den tijd, die noodig is voor het ver-
vullen der douaneformaliteiten;
2o.
opschorting gedurende
een stremming van het vervoer, welke niet aan de schuld
van den spoorweg is te wijten.
lingen in zake het vervullen van de c[oua.neformali-
teiten
ter plaatse van best en’i.n
–
cing.
De tegenwoordige
Overeenkomst bepaalt, dat, bij aankomst van het goed
op het station van bestemming, ‘de geadresseerde
(tenzij in den vrachtbrief het tegendeel is bepaald)
het recht heeft de douaneformaliteiten te vervullen,
terwijl, indien d.i.e formaliteiten noch door den ge-
adresseerde noch door een daartoe door den afzender
in den yrachtbrief aangewezen derde worden ver-
vuld, de spoorweg
verplicht is,
er zich mede te be-
lasten [art. 10 sub (5)1.
De voornaamste wijziging is deze, dat laatstbedoelde
verplichting
van den spoorweg komt te vervallen en
vervangen wordt door een
recht
van den spoorweg om
de douaneformaliteiten te vervullen, indien deze, bin-
nen een termijn, vast te stellen door het vooi den spoor-
weg van aankomst geldende Reglement, niet door den
geadresseerde, of door een ‘gemachtigde des afzenders
vervuld zijn geworden.
1)
De spoorweg heeft dit recht
slechts, zoolang de geadresseerde den vrachtbrief niet
in ontvangst heeft genomen.
2)
De vervanging van de
verplichting
des spoorwegs
door een
recht is
gegrond op de volgende overwegin-
‘gen: in de eerste plaats is het vervullen der douane-
formaliteiten door den spoorweg niet altijd in het
belang van den geadresseerde; deze kan er dikwijls
zelf op doelmatiger wijze voor zorgen, ‘of wel hij kan
b.v. het goed zonder vrijmaking willen doorzenden.
Anderzijds kan het feit, dat de geadresseerde niet on-
middellijk van zijn recht om de douaneformaliteiten te
vervullen gebruik maakt, er op wijzen, dat de afleve-
ring der zending op bezwaren, zal stuiten; de spoor-
weg heeft er zeker geen belang
bij,
door het voorschie-
ten der rechten zijn risico nog te vergrooten. Uit een
en ander volgt, dat de oude regeling veelal zoowel in
?t nadeel van den afzender, als in dat van den spoor-
weg was.
l’ïo.
Uitoefening
van de uit de overeenkomst van
verv oer voortvloeiende rechten door dan geadres-
seerde.
Volgens de tegenwoordige Overeenkomst kan de gc-
a’Jressee.r•de
na de aankomst van het goed ter bestem-
min gsplaats op
eigen naam de uit de overeenkomst
van vervoer voortvloeiende rechten tegenover den
spoorweg doen gelden, tegen vervulling zijnerzijds van
de verplichtipgen, welke die overeenkomst hem op-
legt [art. 16 sub (2)]. Hieruit vloeit, strikt geno-
men,
2)
voort, dat, indien het goed bv. ond,e:rweg var-
loren gaat (en dus niet ter bestemmingsplaats aan-
komt), de
geadresseerde
den spoorweg niet kan aan-
spreken. Dit kan voor den geadresseerde zeer onaan-
genaam zijn, met name wanneer hij icooper van het
goed is en den koopprijs reeds betaald heeft, in welk
geval men dikwijls ziet, dat de
afzender,
die zijn geld
binnen heeft, zich niet de moeite getioost, zijnerzijds
den spoorweg aan te spreken. Ten einde aan dezen
misstand een- einde te maken, heeft de Conferentie be-
sloten, de bestaande bepaling in dien zin te wijzi-
gen, dat de geadresseerde zijn rechten ook dân kan
doen gelden, wanneer de termijn, na afloop waarvan
het goed door den rechthebbende als verloren kan
worden beschouwd, is verstreken zonder dat de zert-
ding ter hestemmingsplaats is aangekomen. (Volgens art. 33 der oude Overeenkomst kan de rechthebbende
het goed als verloren beschouwen indien de aflevering
Deze laatste voorwaarde dient om den geadresseerde in
elk geval gelegenheid te geven zelf voor het vervullen der
douaneformaliteiten te zorgen.
Indien de geadiresseerde den vrachtbrief in ontvangst
heeft genomen, is (Ie overeenkomst van vervoer afgewikkeld
cii kan dus van cei.i
recht
des spoorwegs om cle douanefor-
inaliteiten te vervullen, geen sprake zijn. Hoogstens kan hij
er in toestenimen in deze als lasthebber van den geadres-
seerde op te treden.
Enkele rechtscolleges hebben een mouw aan de zaak
gepast, door de woorden ,,na aankomst van het goed ter he-
stemmingsplaats” zÔö op te vatten, alsof er stond: ,,nadat
het goed ter bestemmiiigsplaats had behooren aan te ko-
nice.”
738
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22
Augustus 1923
niet heeft plaats gehad binnen 30 dagen na afloop
van den leveringstijd; volgens de nieuwe Overeen-
komst worden aan dien termijn van 30 dagen zooveel
malen 10 dagen toegevoegd – hoogstens echter 30
dagen – als andere Staten dan die van vertrek en
van bestemmingbij het vervoer zijn betrokken).
180. Betaling van de vrachtgelden.
Volgens de tegenwoordige Overeenkomst worden
de vrachtgelden, indien zij
niet betaald zijn
bij het ten vervoer aanbieden van het goed, geacht ten laste van
den geadresseerde te zijn [att. 12 sub (1)]. Hieruit
kan afgeleid worden, dat, ook wanneer een zending
franco is
verzonden, doch het station van vertrek ver-
zuimd heeft de vrachtgeldeia te innen, deze nietten
laste van den afzender, doch van den geadresseerde
komen. De door de Conferentie aangenomen nieuwe
redactie (,,De vrachtprijzen. en andere kosten,
die de
afzender
niet
blijkens vracht brief voorschrift voor
zijn rekening heeft genomen,
worden geacht ten laste
van den geadresseerde te zijn”) sluit de vorenbedoelde
interpretatie uit.
lOo. Achteraf geconstateerde onjuiste tarieftoe-
passing.
Evenals in de oude Overeenkomst [art. 12 sub (4)1
wordt bepaald, dat het te weinig gevorderde bijbe
–
taald en het te veel ontvangene teruggegeven moet
worden. Nieuw zijn de volgende bepalingen:
Indien de spoorweg ontdekt, dat
te veel
in rekening is ge-
bracht, moet hij, voorzoover het te veel hétaalde 0.50 frc. per
vrachtbr.ief overschrijdt, den belanghebbende hiervan ambts-
halve in kennis stellen en zoo spoedig mogelijk voor terug-
betaling zorgen. Is
te weinig
in rekening gebracht, dan is, indien de ge-
aciresseerde den vrachtbrief niet in ontvangst neemt, de af.
zender tot bijbetaling verplicht. Heeft de geadresseerde tien
vrachtbrief in ontvangst genomen, dan is de afzender slechts ten opzichte van
ciie
kosten tot bijbetaling verplicht, op wel-
ke zijn frankeeringsvoorschrift betrekking heeft; overigens
komt de bijbetaling ten laste van den geadresseerde.
Voor de ingevolge dit artikel verschuldigde sommen is,
voorzoover zij 1.0 trams per vraclitbrief overschrijden, een
interest van
6
pCt. te betalen, ingaande op den dag, waarop
bij tien spoorweg wordt gereclameerd of, indien geen recla-
inc wordt ingediend, op den dag waarop de rechtsvordering
wordt ingesteld.
20o. .Remboursern,enten
(oud art. 13).
Nieuw is de bepaling, dat cle spoorweg, indien hij
het binnen drie maanden nadat de geadresseerde het
remboursernent heeft betaald, voor uitbetaling aan
tien afzender zorgt, een interest van 6 pCt. verschul-
cligd is, te rekenen van den afloop van vo:rerigenoem
;
,
den termijn af. –
21o.
Nadere aanwijzingen des afzenders
(oud
art. 15).
De belangrijkste wijziging is deze, dat de spoorweg niet verplicht i.s zich aan een door den afznder gege-
ven nadere aanwijzing te honden, .indibn door die aan-
wijzing het hestemmingsstation wordt gewijzigd en
de waarde van het goot1 naar alle waarschijnlijkheid
niet voldoende is om cle vervoerskosten, waarmede de
zending bij aankomst te.r nieuwe bestemming belast
zal zijn, te dekken, tenzij die kosten onmiddellijk wor-
den voldaan of daarvoo
1:
zekerheid wordt gegeven.
22o.
S’toornis van het vervoer
(oud art. 18).
Nieuw is o.a. de volgende bepaling:
Indien cle afzender, nadat hij van den spoorweg de mede-cieeling heeft ontvnagen, dat er een vervoersstoornis is, niet
binnen een redelijken termijn uitvoerbare instructies geeft,
zal
gehandeld ivordbn overeenkomstig de voorschriften, die
hij
den Spoorweg,
01)
Wiens lijnen de goederen aangehouden
zijn, van kracht zijn voor het geval dat de regelmatige
af le-
vering
verbindèrd is. (Dit komt hierop neer, dat cle goede-
ren voor rekening en risico van dec afzender in bewaring
gegeven kunnen worden aan ccii derde en na afloop van zelceren termijn – bederfelijke goederen zelfs daclelijk –
verkocht mogen worden).
23o.
.Regelnratige aflevering verhinderd.
Evenals thans [art. 24 sub (1)] moet het station
van aankomst den afzender in dit geval onmiddellijk
om instructies laten vragen. Nieuw is de bepaling,
dat, indien de geadresseerde, na eerst de zending te
hebben geweigerd, zich alsnog aanmeldt om de goede-
ren in ontvangst te nemen, deze hem worden afgele-
verd, tenzij het station van aankomst inmiddels an-
dere instructies van den afzender heeft ontvangen.
Het is waar, dat dit tot moeilijkheden
kan
leiden, in-
dien, nadat de aflevering aan den geadresseerde heeft
plaats gehad, blijkt dat de afzender, wiens instructies
gevraagd zijn, iets anders had gewild; de Conferentie
is echter van de overweging uitgegaan dat de door
haar aangenomen regeling de doelmatigste is omdat
de ervaring heeft geleerd, dat de afzender bijna altijd
den oorspronkelijk weigerachtigen geadresseerde
tracht te bewegen op zijn weigering terug te komen.
24o.
Aansprakelijkheid van den spoorweg.
Van de wijzigingen, die de bepalingen in zake cle
aansprakelijkheid van den spoorweg hebben onder-
gaan, is de meest principieele in dit artikel reeds be-
handeld, t. w. do beperking van do aansprakelijkheid
voor verlies of beschadiging van goederen, waarvoor
de afzender het ,,belang bij de levering” niet heeft
aangegeven, tot een maximum-bedrag van 50 goud-
francs per kilogram bruto. (Z:i.e hot vorig artikel on-
der het hoofd ,,Vervoer van kostbaarheden”).
Eveneens is reeds de aandacht gevestigd op de ver-
lenging van den termijn, na afloop waarvan de goede-
ren als verloren mogen worden beschouwd. (Zie het
vorig artikel onder het
hoofd
,,Uitoefening van de uit
cle overeenkomst van vervoer voortvloeiende rechtjr& dooi den geadresseerde”).
Van de overige min-of meer principieele wijzigin-
gen en aanvullingen – te talrijk om hier alle te wor-
den vermeld – zijn de volgende de belangrijkste
in. Wanneer de bedragen, welke als grondslag voor
cle berekenin.g ‘der door den spoorweg te betalen ver-
goeding dienen, in een andere muntsoort zijn u.itge-
drukt dan in die van don Staat op wiens gebied cie
betaling wordt geëischt, geschiedt de herlei’ding in
de muntsoort van dien Staat volgens den ten tijde en
ter plaatse
der betaling
gei’denden koers.
2o. De tegenwoordige Overeenkomst bepaak, dat
in alle gevallen, waarin de schade door boos opzet
of grove nalatigheid van den spoorweg is ontstaan,
voile schadevergoeding
– dus ook vergoedingder ge-
derfde winst – kan worden gevorderd [art. 411. Vol-
gens den niettwen tekst zal de spoorweg hierbij niet
vertIer behoeven te gaan, dan tot betaling van het
dubbele
der in gewone gevallen te betalen vergoeding.
De gedachtengang der Conferentie is deze geweest:
de afzender, die goederen van zeer hooge waarde ver-
zendt, zonder de:n spoorweg door aangifte van het
,,beiang hij de levering” op ‘die hooge waarde opmerk-
zaam te maken, heeft het aan zichzelf te wijten, in:
dien hij verlies lijdt; het gaat niet aan, den spoorweg
tot betaling eener enorme schadevergoeding te ver-
plichten, indien bv. een beambte een pakje steelt,
omtrent we]ks hooge waarde tien spoorweg niets he-
kencl was.
3o. . Art. 42 van de ‘oude Overeenkomst bepaalt, dat
de rechthebbende interest a 6 pCt: over de als scha-
clevergoeding vastgestelde som kan vorderen, welke in-
terest loopt van den dag af, waarop de vorder:ing
(d.w.z. de
gerechtelijke
vordering) van schadevergoe-
ding gedaan is. :Do nieuwe Overeenkomst kent den
belanghebbende eveneens 6 pCt. interest toe, doch laat
de interest loopen van den dag af, waarop de rechtheb-
])ende
bij den spoorweg recla.mee’rt
en alleen dân, wari-
neer geen reclame wordt ingediend, van den dag der
gerechtelijke vordering af.
4o. De nieuwe Overeenkomst zegt, dat elke ten
onrechte ontvangen schadevergoeding moet terugbe-
taald worden, terwijl in geval van bedrog de spoor-
weg bovendien recht zal hebben op betaling van een bedrag, gelijlc aan dat, hetvelk ten onrechte is uitge-
keerd.
22 Augustus
1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
739
25o.
Spoorwegen, tegen welke rechtsvorde?ingen
lcuflflen worden ingesteld.
Volgens art. 27 sub (3) kan de op de internationale overeenkomst gegronde rechtsvordering slechts wor-
den ingesteld tegen den eersten spoorweg, tegen den-
gene,
die het laatst het goed met den vrachtbrief
heeft overgenomen,
of tegen den spoorweg op weiks
net de schade is ontstaan.
De nieuwe Overeenkomst begint met te zeggen, dat
reehtsvorderingen tot terugbetaling van een inge-
volge •de overeenkomst van vervoer betaald bedrag,
slechts tegen den spoorweg, die dat bedrag heeft ge-lieven en rechtsvorderingen betrekking hebbende op
remhoursementen slechts tegen den spoorweg van ver-
trek kunnen worden ingesteld. Dan volgt:
De andere rechtsvorderi ngen, welke op cle overeenkomst
,,van vervoer gegrond
zijn,
kunnen slechts worden ingesteld
,,tegen den spoorweg ven vertrek, tegen
den spoorweg van
,.besternming
of
tegen dec spoorweg op welks lijnen het feit,
,,dat tot de rechtsvordering aanleiding geeft, zich heeft voor-
,,gedaan.”
Deze wijziging is dâârom belangrijk (en gunstig
voor de verzenders) omdat voortaan de spoorweg van
bestemming ook dhn gerechtelijk zal kunnen worden
aangesproken,
wanneer deze het goed en den vracht-
brief niet
heeft
ontvangen.
(Die spoorweg heeft in
(lat geval verhaal op de overige spoorwegen).
26o.
Toepassing van het nationale recht.
1)e Conferentie heeft een nieuwe bepaling aangerio-
men, welke zegt dat, in alle gevallen, waarin de Over-
eenkomst niet voorziet, cie wetten en reglementen
gelden, die voor het interne verkeer van eiken Staat
van toepassing zijn.
21o.
Herziening van de Overeenkomst.
De afgevaardigden der contracteerende Staten zul-
len voor cle herziening der Overeenkomst, op uitnoo-
digi.ng van cle Zwitsersche Regeering, samenkomen
uiterlijk vijf jaren na het in werking treden van de
door de laatste Conferentie aangen omen wijzigingen.
Een Conferentie kan reeds eerder worden bijeengeroe
–
pen, indien ten minste een derde der contracteerende
Staten hiertoe het verlangen te kennen geeft.
fuli 1923.
2. ELj,,s.
DE HOUDING EENER ARBEIDSBEURS
BIJ ARBEIDSCONFLICTEN.
e
r
k
g
e
vers
en werknemers als bedrjfsgenooten
– en vooral als georganiseerde bedrijfsgenooten –
erkennen tegenwoordig vrij algemeen het nut en de
noodzakelijkheid eener georganiseerde arbeidsbemid-
deling voor hun bedrijf. Alleen kan er nog verschil
van meening bestaan over de vraag, wie de arbeids-
bemiddeling dient te organiseeren en te leiden: één
der belanghebbende
partijen;
het bedrijf als geheel,
dus werkgevers en werknemers te ramen; ôf de buiten
de directe belangen dier groepen staande Overheid.
Een der voornaamste redenen nu, die pleiten voor
bemoeiing der Overheid met de organisatie der arbeids-
markt, is de volstrekte neutraliteit der openbare
instelling tegenover den belangenstrijd der partijen.
Die neutraliteit is dan ook de voornaamste peiler,
waarop het gebouw der openbare arbeidsbemiddeling
rust. Die onpartijdigheid raakt zoowel de gezindheid
tegenover den eenen werkgever en tegenover den
anderen, of tegenover den eenen arbeider en den
anderen, als bovenal de gezindheid tegenover de werk-
gevers als groep en tegenover de werknemers als groep.
In ons vorig artikel hebben
wij
de neutrale houding
der arbeidsbeurzen tegenover den loonstrijd behandeld.
Waar gewoonlijk de hedrijfsconfiicten voortvloeien
uit arbeidsvoorwaarden-geschillen, is het duidelijk,
dat aan de houding der arbeidsbeurzen, zoowel tegen-
over de loonmarkt als tegenover den bedrijfsstrjd
hetzelfde beginsel ten grondslag moet liggen: ont-
houding van elke handeling of niet-handeling, die
een der
partijen ten koste der andere direct of indirect
ten voordeele zou kunnen komen.
In de beginjaren van het bestaan der arheidsbeurzen
zocht men de oplossing van het vraagstuk der neu-
traliteit ook met betrekking tot arbeidsconflicten in
de verst doorgevoerde passiviteit. Of er een staking
dan wel een uitsluiting heerschte, een klant was voor
de arbeidsbeurzen een klant, die bediend moest wor-
den. Men heeft dit standpunt echter moeten verlaten,
omdat praktisch deze passiviteit neerkwam op de
meest onneutrale inmenging in het conflict.
Bij
sta-
kingen leverde de arbeidsbeurs den werkgever net
zooveel onderkruipers als er maar te
krijgen
waren
en
bij
uitsluitingen hielp de beurs, door de uitge-
slotenen aan ander werk te helpen, de strijdenden
door den moeiljken tijd heen en maakte hun het
volhouden van den strijd gemakkelijker.
Toen kwam men in zooverre aan de geopperde
bezwaren tegemoet, dat de arbeidsbeurzen wel is waar
bleven bemiddelen, maar beide
partijen
in kennis
stelden van het conflict, d.w.z.
bij
een staking werden
de te bemiddelen arbeiders ingelicht, bij een uit-
sluiting kreeg de patroon mededeeling van het feit,
dat eventueel
bij
hem te plaatsen arbeiders uitge-
sloten waren
bij
een anderen werkgever. Dit standpunt,
het eerst in Duitschland ingenomen, werd vrijwel
overal elders overgenomen. Praktisch is dat ook het
meerendeels aanvaarde voorschrift hier te lande. In
landen, waar
wettelijke
regeling van deze materie
bestaat, is genoemd beginsel wettelijk vastgelegd,
voor ‘t overige treft men een clausule van deren aard
in de verordeningen der meeste arbeidsbeurzen aani’).
Toch leert men de
praktijk
te dezer zake niet uit
de betrokken bepaling. De praktijk is overal dezelfde.
Ingeval van arbeidsconflicten staat de bemiddeling
voor betrokkenen feitelijk stop. Zoowel, omdat het
in de betrokken verordeningen opgenomen beginsel
van doorbemiddelen strikt genomen niet neutraal is
(ook in strijd met het karakter der arbeidsbeurs als
hedrijfsinstelling), als omdat in de
praktijk
toch
niet bemiddeld wordt, is er de latere jaren een streven
ontstaan, om het beginsel der onthouding dan ook
maar legislatief vast te leggen.
Amsterdam heeft zulks gedaan door opname van
art. 5 der Verordening luidende:
,,De arbeidsbeurs verleent haar bemiddeling niet tot het
plaatsen van werkzoekenden bij een werkgever, van wien
haar bekend is geworden, dat in zijn bedrijf of onderneming
een werkstaking of uitsluiting heerscht. Aan in die werk-
staking of uitsliti ting rechtstreeks betrokken werkzoekenden,
voor zoover haar bekend, wordt door de arbeidsbeurs geen bemiddeling verleend gedurende den duur van het arbeids-conulht. Den betrokken werkgever of werknemer wordt de grond voor deze weigering der bemiddeling medegedeeld”.
Omdat in ons land de arbeidsbemiddeling geen
wettelijk geregelde Rijkszaak is, de gemeenten nog
autonoom
zijn
ook op dit gebied, heerscht er in de
verordeningen geen uniformiteit in de desbetreffende
kwestie. Er
zijn
verschillende gemeenten, die het
Amsterdamsche voorbeeld gevolgd hebben, de meeste
houden zich echter aan de oude, ook door de Staats-
Commissie over de Werkloosheid aanbevolen bepaling
van ,,doorbemiddeleu met mededeeling aan betrok-
kenen van het conflict.” Maar hoe ook de formeele
bepaling luidt, in de praktijk wordt bij arbeids-
conflicten toch niet bemiddeld, omdat het niet kan.
Dat een arbeidsbeurs, die
bij
staking en uitsluiting
blijft bemiddelen, onder welke bijkomstige bepalingen
ook, strikt genomen niet neutraal handelt, is reeds
meermalen betoogd. En aan de logische werking van
dat betoog is o.i. geen ontkomen. Vooral als wij
vooropstellen, dat de arbeidsbeurzen haar taak op-
vatten zooals het hoort en zooals de werkgever mag
vergen; dat zij de werkgelegenheid opzoeken en er
naar streven zooveel mogelijk bemiddelingen tot stand
1)
Een korten tijd heeft men in i)uitschland de al of
niet bemiddeling der arbeidsbeurzen willen afhankelijk
stellen van arbitrale berechting in het conflict, maar dit
denkbeeld heeft daar te lande en allerminst elders wortel
kunnen schieten.
740
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
te brengen. Door het intercommunale en internati-
onale contact der arbeidsbeurzen, kan het den in
strijd zijnden werkgevers mogelijk worden gemaakt,
veel
gemakkelijker
en op veel grooter schaal, werk-
lieden van buiten de eigen plaats te betrekken dan
hun zonder hulp der openbare bemiddelingslich amen
mogelijk zou zijn. Bij een conflict zou de arbe:idsbeurs
de strijdende arbeiders zooveel mogelijk aan werk,
zij het ook buiten hun vak, künnen helpen, de stakings-
steun -der vakorganisatie zou tot een minimum beperkt
kunnen worden, de strijd zou daardoor veel langer
gerekt kunnen worden dan anders
mogelijk
ware. En
gewoonlijk wint in deze zaken degeen di.e den strijd
‘t langst kan volhouden. Elke daad of onthouding
der arbeidsbeurs, die een der partijen te dezen op-
zichte ten goede komt, is niet neutraal. Immers de
staking of uitsluiting schept een oorlogstoestand en
ieder, die een der beide vijanden welke hulp ook
verleent, zij het ook maar in moreelen zin, oefent
invloed uit op het conflict, is niet meer neutraal.
Anders is het dunkt ons moeilijk te zien. Bovendien,
formeel en juridisch genomen is hulp der arbeids-
beurs ook daarom een ongeoorloofd ingrijpen, omdat
staking en uitsluiting naar gangbaar juridisch begrip
op zich zelf geen ontslag beteekenen. De dienst-
verhouding is niet verbroken (alleen de uitoefeniijg van het dienstverband is onderbroken); er zijn geen
vacatures noch ontslagenen.
Dit wat aangaat het principieele der kwestie. De
praktijk evenwel wijst nog meer aan, dat doorgaan
met bemiddelen, zij het ook onder mededeeling van
het conflict aan betrokkenen, niet onpartijdig is,
integendeel, dat
bij
zoodanige houding der aibeids-
beurs de werkgever winnen kan, de arbeider slechts
verliezen. Immers de werkgever kan eischen, dat de
arbeidsbeurs met haar intercommunale en interna-
tionale verbindingen de werkwilligen voor hem overal
vandaan haalt, dat zij zich actief in zijnen dienst
stelt om arbeiders te werven. De ervaring leert, dat
patroons, die anders geen gebruik maken van de
bemiddeling der arbeidsbeurzen, in geval van con-
flicten het eerst bij haar
zijn.
De mededeeling aan
de betrokken arbeiders van het bestaan van het
conflict zal op zich zelf hen niet van het werk
afhouden, integendeel, het feit, dat de arbeidoheurs
voor den werkgever blijft werken, geeft aan de onder-
kruiperj moreelen steun. Voog de rest heeft de
werkgever het in de hand den schroom van den
werkwillige te overwinnen door hooge bonen te geven,
al was het alleen maar tijdens den duur van het
conflict. Als dus de wederpartij uit eigen macht zulks
niet kan verhinderen, kan de werkgever plaats-
vervangers voor de stakers en uitgeslotenen koopen
en de arbeidsbeurs kan hem daarbij goede diensten
verleenen. Hij heeft zelfs recht dat van haar te
vorderen.
Hiertegenover staat, dat de arbeidsbeurs de stakende
of uitgesloten arbeiders aan werk mag helpen, zelfs
buiten hun vak. Alleen gehiedt de neutraliteit dan
weer, dat
zij
den werkgever, bij wien ze zulk een
staker plaatsen kan inlicht omtrent ‘s mans reden
van werkloosheid. En honderd tegen een, dat na die
informatie de man niet aangenomen wordt. De prak-
tijk van genoemd neutrale beginsel is dus, dat de
patroon via de beurs wel geholpen kan worden, als
hij maar geld genoeg bezit om de solidariteit der
arbeiders te breken en dat de werknemer via de beurs
buitenwerk blijft, omdat geen collega-werkgever hem
na de verplichte kwalificatie als staker zal aannemen,
wat zonder inmenging der beurs mogelijk wel zou
geschieden. De inmenging der beurs met haar ,,neu-
trale” mededeeling stelt den man positief in het
nadeel, terwijl de patroon van de hulp der beurs
niet anders dan voordeel kan hebben. Deze neutra-
liteitsleer gaat van deze fout uit, dat ze een beginsel
bouwt op de niet te loochenen
juridische gelijkheid
van partijen, maar vergeet, dat i.c. alles beheerscht
wordt door de meest
mogelijke
economische ongelijk-
heid.
Trouwens, dezelfde aanhangers der onderha-
vige neutraliteitsclausule erkennen zonder uitzon-
dering, dat gewoon doorbemiddelen stellig een par-
tijdige daad der beurs zou zijn. Hoe in de ogen
derzulken de bloote mededeeling van het conflict aan
partijen verandering kan brengen in het wezenlijke standpunt der beurs, hebben wij nooit begrepen. In
wezen verandert er toch niets. En in de oogen der
arbeiders, die van al te juridische hetoogen weinig
begrijpen, blijft het doorbemiddelen
gelijk
staan met
het leveren van onderkruipers, dat
zij
niet anders
kunnen beschouwen dan als een arbeiterfeindliche
daad. Men moet hier niet tegen aanvoeren: praktisch
loopt de zaak niet zoo’n vaart, want de werklieden
gaan toch de plaatsen van stakers of uitgeslotenen
niet innemen. ‘t Gaat i.c. over het principe en dat
brengt mede, dat wel
degelijk
verkwilligen geplaatst
worden als de tegenstand der strijdende arbeiders
zwak genoeg is. Of het niet geschiedt, ligt aan de
machtsontwikkeling der strijdende
partij,
waardoor
het principe geen effect kan sorteeren, maar waar-
door dan in
•
de
praktijk
dit in de- verordeningen
neergelegde beginsel ook zoo onwaarachtig wordt.
In de verordening belijdt men dan een beginsel,
wetende dat er in de praktijk toch niets van terecht
komt. –
Het standpunt der volstrekte onthouding past aan
het beginsel, dat
wij
met betrekking tot de loon-
kwestie hebben ontvouwd. Als de arbeidsbeurs niet
bemiddelt beneden de collectief vastgestelde of gang-
bai’e arbeidsvoorwaarden; dan volgt daar logisch uit,
dat ze ook niet bemiddelt als over die arbeidsvoor-
waarden de
strijd
is ontbrand. Bovendien, als in-
stelling van en voor het bedrijf kan de arbeidsbeurs
toch ook
moeilijk
anders dan haar deuren sluiten
voor het geheele bedrijf of het gedeelte van het be-
drijf, -waar tengevolge van een confl-ict de boel stil
ligt. Praktisch valt er niet te bemiddelen. Elke be-
paling omtrent wel doorgaan met de bemiddeling
wordt in de
praktijk
tot éen paskwil. Waarom de
fictie dan volgphouden. Men heeft de arbeidsbeurs
te zien als een instelling van werkgevers en werk-
nemers. En nu staat het voor ons wel vast, dat
indien
werkelijk
de beurs door deze partijen beheerd
werd, haar werk bij conflicten, algemeene of parti-
eele, onmiddellijk voor de strijdende partijen zou
ophouden. In het geval, dat in weerwil van het
conflict de zaken toch blijven draaien, beteekent dat,
dat de machtspositie der arbeiders te zwak is, dat
de organisaties de arbeiders niet in de hand hebben,
dat de patroon genoeg aanbod kan krijgen. Maar
als de situatie zoo is,
krijgt
hij ze even genoegzaam
buiten de arbeidsbeurs om als via de arbeidsbeurs
en krijgt de hulp der arbeidsbeurs bij het requireeren
der plaatsvervangers wel een sterken – schijn van
partijdigheid, van hulp aan den sterkeren werkgever
tegen de zwakkere tegenpartij. Als omgekeerd de patroon geen andere arbeiders kan krijgen, dan is
dat een gevolg van de machtspositie der vakorgani-
saties, van discipline onder de arbeiders, van sterk
solidariteitsgevoel. En zou men nu denken, dat de
werkgever, die onder geschetste omstandigheden de
arbeiders buiten de beurs om niet kan
krijgen,
ze
wel zou
krijgen
door bemiddeling dezer openbare
instelling. -‘t Staat voor ons vast, dat ook in dit ge-
val inmenging der beurs volkomen noodeloos en
nutteloos is en alleen maar als gevolg kan hebben
inboeten aan vertrouwen
bij
een der partijen.
Dat is niet het geval bij onthouding van alle be-moeiïng. Werkgever en werknemer komen dan in
gelijke conditie te staan. De een
krijgt
via de beurs
geen arbeiders, de ander geen werk. Eerst moet de
strijd, uitgevochten worden, dan pas kan het orgaan
der arbeidsmarkt weer fungeeren. –
Zonder nader in te gaan op de termen staking en uitsluiting, dient hij deze beschouwing wel voorop
22
Augustus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
741
te staan, dat niet elk individueel relletje kan be-
schouwd worden als den georganiseerd arbeidsconflict.
En bovendien is van het onderhavige vraagstuk ge-
heel afgescheiden te houden de kwestie van het uit
openbare kassen verleenen van steun aan leden van
stakende organisaties. Dat is een probleem apart,
waarop wij thans niet zullen ingaan.
Amsterdam, Juli 1923.
W. F. DETIOER.
DE .RIJKSMIDDELEN.
In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht van de opbrengst der Rijksmiddeleu over
de maand Juli 1923, vergeleken met de overeen-
komstige cijfers van Juli 1.922.
Wat de oorlogswinstbelasting betreft, valt, evenals
de vorige maand, te constateeren, dat in de af-
geloopen maand meer aan ontheffingen is verleend
dan aan aanslagen is ingevorderd. De totaalopbrengst
van de oorlogswinst- en verdedigiiigsbelastingen be-
draagt thans
f
1.147.232.124 Met inbegrip van de
opceuten ten behoeve vanhet leeningfonds – behalve
die op den suikeraccijns, welke geen verzwaring van
belastingdruk medebrachten – is in totaal een som
van
f
1.475.794.853 ontvangen uit belastingheffing,
die haren grond vindt in de buitengewone omstandig-
heden.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand
f
34.656.686 op, tegen
f
41.323.732 in Juli
1922 en vertoonen mitsdien een achteruitgang van
f
6.667.046. De totale opbrengst in de afgeloopen
in aand overtrof de’raming met een bedrag van f868.769.
De opbrengst over de. eerste zeven maanden van
1923, den tabaksaccijns medegerekend (welke in die
maanden
f
9.822.032 opbracht) bleef
bij
de opbrengst over de overeenkomstige maanden van 1922 (toen de
tabaksaccijns
f
1.910.281 opbracht)
f
5.081.605 ten
achter, terwijl de raming met een bedrag van
f
16.768.936 werd overschreden.
In
vergelijking
met Juli 1922 vertoonden in Juli
1923 de grondbelasting, de personeele belasting, de
bier- en de tabaksaccijns en de suceessierechten een
hooger opbrengstcijfer. Voorts is over de geheele lijn
een achteruitgang te constateeren.
De meest
belangrijke
teruggang is •die van de
inkomstenbelasting. Van
f
12.144.864 liep dit middel
terug op
f
8.093.482, alzoo een achteruitgang yan
f
4.051.382. Over de eerste zeven maanden bedraagt
de teruggang ruim
7112
millioen. Bij vergelijking
van de ontvangsten uit dit middel over de eerste
zeven maanden van dit jaar met de ontvangsten
over de overeenkomstige maanden van het vorig jaar,
moet gelet worden op de bedragen, zooals die zich
als volgt over de verschillende dienstjaren splitsen:
Jan. t/m. Juli1922 Jan. t/m. Juli1923
192011921 ……
f
6.263.185
f
2.011.913
192111922 ……,, 72.117.954
,, 13.399.764
192211923
. . .
,,
116.153
,, 55.514.084
De grondbelasting blijft vooruitgaan. De afgeloopen
maand geeft eene hoogere opbrengst van
f
36.569
te zien. De vluggere invordering is van deze toename
de oorzaak.
Evenals de vorige maand heeft de personeele be-
lasting zoowel de raming als de opbrengst in Juni
1922 overschreden. De eerste werd met een bedrag
van
f
728.325 overschreden, terwijl de laatste werd
overtroffen met een bedrag van
f
594.663.
De dividend- en tantiêmebelasting, die sinds Novem-
ber 1922 achteruit loopt, afgescheiden van de abnor-
maal hooge opbrengst in de maand Februari 1923,
leverde de vorige maand
f
188.194 meer op. Thans
is er weder een achteruitgang van f 393.846 te boeken.
Ten slotte is, wat de directe belastingen aangaat,
nog te vermelden een
belangrijke
achteruitgang van
de vernaogensbelasting. Van f 587.818 in Juni 1922
is deze belasting thans tot
f
298.024 gedaald.
In het algemeen kan geconstateerd worden, dat
van de directe belastingen de grondbelasting en de
personeele belasting vrij goed vloeien, al kan de
laatste de raming nog niet bereiken, voor zooveel de
totaal opbrengst over de eerste zeven maanden betreft.
Behalve den bier- en den tabaksaccijns, zijn alle
accijnzen beneden de opbrengst van Juli 1922 gebleven.
a
t
den bieraccijns betreft, kan geconstateerd worden,
dat het biervcrbruik toeneemt. Ook de totaalopbrengst
van dit middel in de eerste zeven maanden van dit
jaar bewijst dat: zoowel de raming als de opbrengst
in de overeenkomstige maanden van het vorig jaar
werden met meer dan 4 ton overschreden. Tegen-
over de gestadige toename van het bierverbruik, staat
een afname van het verbruik van gedistilleerd.
De afgeloopen maand bracht de gedistilleerdaccijns
f
1.191.163 minder op dan in Juni 1922. Dat de
tabaksaccijns toenam met
f
570.182 vindt wellicht
zijn oorzaak in de vermindering van fraude, nu de
tabakswet strenger wordt toegepast. Een bepaalde
reden voor den teruggang van de overige accijnzen
kan niet worden opgegeven. De
suikeraccijns
ver-
minderde met f 1.237.417, de wijnaccijus met
f
5,438,
de zoutaccijns met
f
23.173 en de geslachtaccijns
met f 44.723.
.Dat de vooruitgang van de registratierechten in
de vorige maand geen bewijs was voor de verbe-
tering in het zakenleven, bewijst wel de achteruitgang,
die ook deze maand weder is te constateeren. Dit
middel daalde van f 1.804.377 tot f
1.590.583. De zegel-
rechten liepen terug van
f
1.576.782 ôp
f
1.371.055.
I)e wisselvallige successierechten hebben
f
273,572
meej ingebracht dan het vorig jaar; de raming wordt
met een bedrag van
f
344.428 overtroffen.
De invoerrechten, die vôôr de Ruhrbezetting meer-
dere malen een vooruitgang gaven te zien, zetten
hun teruggang sinds eenige maanden voort. Leverde
Juni 1922
f
2.878.881 voor de schatkist op, thans
is een opbrengst van
f
2.442.344 te boeken. De sta-
tistiekrechten en de loodsgelden namen respectievelijk
af met
f
19.679 en
f
9.277. De algemeene malaise
speelt hier natuurlijk een groote rol. De belasting
op de gouden en zilveren werken bracht wel meer
op dan het vorig jaar
(f
70.035, tegen
f
68.552); de
raming ad
f
75.000 werd nog niet bereikt.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE BALANSEN DER GROOTE BERLIJNSCIIE BANKEN.
Dr. Kurt Singer te Hamburg schrijft ons:
De balansen der groote Duitsche banken voor het
kalenderjaar 1922 zijn met nog grooter vertraging
dan gewoonlijk verschenen; de laatste eerst in Juli
1923. Zij bevatten nog minder en dit mindere is nog
ondoorzichtiger dan gewoonlijk. Desniettegenstaande
zijn
zij
ook thans nog interessant. Zij toonen n.l. aan,
dat de politiek der banken in het afgeloopen jaar
een zeer energieke zwenking gemaakt heeft en dat hun financieele toestand geheel anders beoordeeld
moet worden dan in de eerste jaren na het formeele
einde van den oorlog. De effectenbeurs schijnt dit
sedert maanden geweten of bespeurd te hebben, toen
zij begon de bankaandeelen als ,,Sachwert-Papiere”
te behandelen en hen op een koerspeil te brengen,
dat hen tot den rang van ,,Valuta-Ersatzwerte” scheen
te verheffen.
De veranderingen, die zich gedurende 1922 in de
activa en passiva der groote banken hebben voltrok-
ken, kunnen uit de gepubliceerde balansen weliswaar
slechts door aanwending van indirecte methoden op-
gespoord worden. De
cijfers
zelf
zijn geweldig, stom en veelbeteekenend glimlachend als een rij sphinxen,
aan welke hybridische wezens wij wel niet zonder grond herinnerd worden: in de balansen komt toch
sedert het begin van de inflatie geen enkele post
voor, waarin niet goudwaarden en papierwaarden zijn
samengesmolten en wel op zoodanige
wijze,
dat zij
op geen manier te scheiden zijn.
742
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
• Laten wij in de eerste plaats vststelln, dat in
December 1922 de waardedalingsfactor van de mark,
gemeten aan den dollarkoêrs, rond 1700 bedroeg;
gemeten aan de Duitsche groothandeisprijzen rond
1500 en gemeten aan de prijsstijging in den klein-
handel rond 600. In Juni 1923 bedroegen deze getallen
26.000, 20.000 en 7000; begin Augustus 240.000,
180.000 en 70.000. Gedurende het jaar 1922
zijn
dol-
larkoers en groothandelsindex rond verveertigvoudigd, van welke
stijging
verreweg het grootste gedeelte in
het tweede halfjaar viel. Nog in Juni bedroeg de
dollarindex 117, de groothandelsindex 100 en die van den kleinhandel 50.
Indien men de balanscijfers van de Deutsche Bank,
de Diskontogeselischaft, de Dresdner Bank, de Darm-
stiidter und National Bank, de Oommerz- und Pri-
vatbank en de Mitteldeutsche Kreditbank samentelt,
met de zwakke hoop, dat ondanks de zoo verschil-lende methoden van halansopniaking uit de totalen
zekere ontwikkelingstendenties te onderkennen vallen,
dan
krijgt
men voor eind 1922 een totaalbedrag van
beschikbare middelen ter hoogte van 1650 Milliard
Mark en vooi eind 1921 ter,
hoogte van 122 Milliard
Mark. Derhalve nauwelijks een stijging tot het veer –
tienvoud. Deze sômmen
zijn
als volgt samengesteld:
in fnillioenen Mark.
eind
192.
eind
1922
Gestort Kapitaal ……….
2.580
3.712
Open reserve …………..
2.110
14.798
Crediteuren ………. ……
115.570
1.623.225
Accepten ……………….
1765
8.438
Van de
mogelijkheid
haar eigen kapitaal te ver-
hoogen hebben de zeven banken slechts in zeer be-
scheiden omvang gebruik maakt. Het nominale kapi’-
taal vertoont een stijging van nog niet 50 pOt.; ook
in het eerste halfjaar 1923 hebben zij slechts voor 1 milliard aan nieuw kapitaal uitgegeven. Deze emis-
sies hebben tot zeer lage koersen plaats gevonden,
zoodat de open reserves slechts tot het zevenvoud
gestegen zijn. De banken hebben er
blijkbaar
de voor-
keur aan gegeven hun aandeelhouders waardevolle claims inplaats van hooge dividenden uit te keeren. Dat de post accepten zich
nauwelijks
heeft vervijf-
voudigd kan beschouwd worden als een teeken hier-
voor, dathet.bankaccept, dat vôôr den oorlog door
sommige critici als een in
zijn
groei ‘bijzonder ge-
vaarlijk instrument voor ons bankwezen beschouwd
werd, voorloöpig slechts een zeer kwijnend bestaan
leidt. Tegen den groothandelsindex omgerekend komt
men voor eind 1921 slechts op 50,4 miljoen, eind,
1922 slechts op 5,7 millioen ,,Goldrechenmark”. Ge-
durende een zoo sterke inflatie behoeft men nu een-
maal geen uitbreiding van de credietbasis met behulp
van het bankaccept.
Het zou bedenkelijk kunnen schijnen, dat ook de
crediteuren slechts tot het vijftienvoud van den stand
van eind 1921 gestegen
zijn,
indien mén zich niet
herinnerde, dat deze Post ook goudm’ark-crediteijren
omvat, welker tegoed in Reichsmark uitgedrukt een
gansch anderen invlôed op de balanscijfers zou hebben
dan thans. Slechts twee banken zijn bereid geweest,’
over de hoogte dezer goudrekeningen mededeelingen
te doen. De Berliner Handeisgeseilschaft voert per.
eind 1922 28,6 millioen ,,goudmark” op; omgerekend
tegen den dollarkoers van einde 1922 is dat 51.480
millioen Reichsmark, d.w.z. tweemaal zoovel als het
huidige totaalcijfer der ‘ciediteuren. Deze verhouding
zal men weliswaar niet mogen generaliseeren, aan-
gezien de Berliner Handelsgesellschaft, die het steeds
heeft versmaad zich een net van depositokassen te
scheppen, slechts een bijzonder gering depositover-
keer heeft.
Bij
de Deutsche Bank bedraagt het totaal
der crediteuren eind 1922 over de 600 milliard, bij
de :Dresdner Bank 327, bij de Diskontogeselischaft
279 en zelfs
bij
de Cornmerz- und Privatbank 106
milliard.
De laatste nu deelt mede, dat zij op den dag der
balansopmaking 55,17 millioen go udm arkcrediteuren
had, welk bediag tegen den koersan dien dag om-
gerekend gelijk staat met meer dun 99 milliard papier-
marken, d.w.z. bij evenveel als het totaal der opge-
voerde crediteuren. Indien men, om althans een ruwe
schatting te maken, aanneemt, dat d& toestand hij
de grootere banken evenzoo is, dan komt men toch
nog tot goudmarkrekeningen ter hoogte van 825 mil-
lioen goudmark op het einde van 1922.
Aangezien het ons niet bekend is, tegen welken
koers de goudnaarkrekeningen in de balansen zijn
opgenômen, is het ook niet mogelijk de hoogte van
de crediteuren in Reichsmark te bepalen. In geen
geval kunnen zij hooger zijn dan het totaal in de
balansen opgevoerde bedrag. Hieruit blijkt tenminste,
dat het totaalbedrag (ier crediteuren niet grooter is
dan het tweevoud van de opgevoerde som en derhalve
niet meer dan het achtentwintigvoud van de per eind
1921 opgevoerde crediteuren, ondersteld natuurlijk,
dat de toestand bij de Oommerz- und Privatbank en
bij de overige groote banken dezelfde is. Het uitleen-
vermogen van de banken zou dan nog, steeds aan
Dollar- of groothandelsindex gemeten, in den loop
van 1922 met ongeveer 25 pOt. verminderd zijn. Hierbij
is aangenomen, dat per eind 1921 geen goudmark-
rekeningen bestonden. Het is echter duidelijk, dat
deze veronderstelling niet mag gemaakt worden. Der-
halve wil het schijnen, dat de vermindering van het
uitleenvermogen grooter is geweest dan uit boven-
genoemde
cijfers
zou
‘blijken, al zou
zij
niet zoo cata-
strophaal zijn als uit de gepubliceerde cijfers zonder
meer zou zijn af te leiden. Hierbij moet nog een
andere factor in aanmerking worden genomen, die
de positie van de banken. in een duidelijker licht
stelt: bij toenemende inflatie hebben alle betaalmici-
delen en ook de girotegoeden bij de banken de nei-
ging hun omloopsnelheid te verkorten; minder pseudo-
mythologisch uitgedrukt: de klanten der banken
vertoonen als alle bezitters van betaalmiddelen de
neiging met minder groote kassen zich te redden.
Noodzakelijk is het dus niet, dat tegenover de relatief
verminderde sommen der girotegoeden ook een even-
redig vernaindeici uitleenyermogen der banken staat. Wahneer de passiefzijde der halansen alles bij elk-
ander genomen ons niet veel meer kan vertellen, dan dat het den’ grooten banken in 1922, vergeleken met
1921, waarschijnlijk gelukt is, hun economische macht
temiddén van de verarmde Duitsche volkshuishouding
betrekkelijk te handhaven, vertoont de actiefzijde in
al haar ondoorichtigheid veel meer. Terwijl onder
de activa het vorig jaar de wissels en schatkist-
promessen vooraan stonden, waarop in de tweede
plaats de debiteuren en. eerst in de derde de saldi
bij banken volgden, vormen deze laatste eind 1922
verreweg den meest betèekenenden post, gelijk uit het volgende overzicht blijkt.
(in niillioenen Mark)
1921
1922
Saldi bij banken
•
13868
688.506
Wissels en schatkistpromesseu
53138
354.001
Beleeningen
5.922
17063
Voorschottenp goederen
.
4.933
84.238
Eigen Effecten …… . …….
746
1.277
Syndicaten ………………
591
1525
Aandeelen in banken ……..
739
1.092
Debiteuren
35017
405.720
Deze tegoeden bij banken, waarvan aangenomen
mag worden, dat zij grootendeels uit tegoeden in
het buitenland bestaan,’ hebben zich in
,
1922 ver-
tweeënveertigvoudigd en zijn dus wat sterker toege-
dan de Mark, gemeten aan den Dollar, in waarde
gedaald is.
Bij
sommige banken overtreft de ver-
meerdering deze laatste aanzienlijk: bij de Deutsche
Bank bedraagt de vermenigvuligingsfactor 73, bij
de ‘Berliner Handeisgeselischaft 68, bij de Dresdner
Bank 53. Het hoogst is zij bij de Mittel-
deutsche Oreditbank, het laagst bij de Oommerz-und Privatbank. Conclusies met betrekking tot de
goudwaarde dezer tegoeden vallen noch uit de ge-
22 Augustus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
743
publiceerde getallen voor 1922, noch uit hun ver-
meei-dering vergeleken bij de cijfers voor 1921 te
trekken. Indien men aanneemt, dat de tegoedén tegen
den wisselkoers van den dag van aanschaffing zijn
opgevoerd, dan kan een krachtige stijging in 1922
zoowel wijzen op een aanzienlijke vermeerdering in
het eerste halfjaar, als op een geringe vermeerdering
in het tweede. Een minimumwaarde verkrijgt men
door omrekening tegen den waardedalingsfactor van
den dag van balansopmaking. Op deze wijze ver-
krijgt men voor alle 7 banken te zamen 393 millioen
goudmark. Aangezien in September de waardedaling van de Mark, steeds aan den Dollar gemeten, gemid-
deld’ slechts een vijfde van die in December bedragen
heeft, moet de goudwaarde van de buiteulandsche
tegoeden van deze 7 .banken op minstens 800 millioen
goudmark, waarschijnlijk echter op 1000 â 1200 mil-
heen geschat worden. Dit resultaat klopt tamelijk
w’el met de hierboven gegeven schatting van de
crediteuren in goudmarken. Indien men in aan-
merking neemt, dat deze goudtegoeden der Corn-
merz- und Privathauk, wier goudmarkcrediteuren
aan genoemde schatting ten grondslag gelegd werden,
veel minder zijn toegenomen dan
bij
de grootere
banken, dan zal men zeker ook moeten aannemen,
dat de stijging der goudmarkcrediteuren in 1922 hier
langzamer heeft plaats gevonden dan bij gene, ver-
ondersteld natuurlijk, dat niet een zeer veel grooter deel dan hij de andere banken van deze crediteuren
door goudmarkdebiteuren gedekt is geworden. Aan-
gezien het zwaartepunt van de zaken dezer bank in
hare betrekkingen tot het Hanseatische bedrijfsleven
ligt, dat in meerdere mate en voor alles vroeger dan
het binnenland tot de goudrekeningen is overgegaan,
is zoodanige toestand niet onwaarschijnlijk.
De mogelijkheid, wij zouden willen zeggen de
waarschijnlijkheid bestaat, dat eind 1922 de buiten-
landsche tegoeden der Duitsche banken eenige hon-
derden millioenen grooter waren dan hun goudcredi-
teuren. Einde 1912 voerden 156 Duitsche banken 690
millioen Mark aan kasmiddelen op. Deze post om-vatte bankbiljetten en tegoeden bij de Reichsbank,
zoowel als goudvoorraden, doch geen buitenlandsche
wissels en eerstgenoemde post was gewoonlijk de
grootste. De zeven groote banken zijn er dus in ge-
slaagd een grootere valutareserve te verzamelen, dan
het totaal der Duitsche banken vôôr den oorlog aan
volwaardige munt heeft bezeten. Zij hebben gemeend
slechts op een zoodanig fundament de functies te
kunnen blijven vervullen, die hun in de Duitsche
volkshuishouding toevallen en hun aandeelhouders
voor vervluchtiging van hun eigendom te kunnen
vrjwaren.
De Reichsbank heeft deze ontwikkeling naar het
schijnt met groote lijdzaamheid aangezien, ofschoon
zij op haar rug werd gefinancierd. :l3evorderd heeft
zij haar waarschijnlijk zeer tegen haar eigen zin door
haar laksche discontopolitiek. Zij heeft hiermede
bereikt, dat het schatkistpapier, dat door banken was
overgenomen, grootendeels
bij
de Reichsbank is terug-
gekeerd en dat ook particuliere wissels steeds meer
denzelfden weg inslaan, waarmede aan de inflatie
een nieuwe prikkel wordt gegeven. Bij de zeven groote
banken heeft zich de post wissels en schatkistpromessen
in den loop van 1922 nauwelijks verzevenvoudigd; bij de Disconto Geselischaft, cle Dresdner Bank en
de Berliner Handelsgeseilschaft niet eens vervijf-
voudigd. Bovendien valt niet eens met zekerheid vast
te stellen, of deze post ook geen cleviezen omvat.
Merkwaardig klein is ook de stijging der debiteui-en,
nauwelijks tot het twaalf voud en van de voorschotten
op effecten en aan de beurs, nauwelijks tot het drie-
‘oud. De voorschotten op goederen zijn tot op het
zeventienvoud gestegen. Indien hier geen groote af-schrijvingen hebben plaats gevonden, dan beteekent
dit met het oog op de prijsstijging tot het veertig-
vond een sterke daling van de beleening van goederen-
voorraden. Bijna onveranderd – want wat beteekene
in een inflatiejaar als achter ons ligt stijgingen van
eenige dozijnen procenten – zijn de posten eigen
effecten, syndicaten en deelneming in banken. Deze
posten hebben in de bankbalausen slechts nog een
symbolische beteekenis. Bij de Dresdner Bank komt
dit zeer duidelijk tot uiting, doordat deze den post
syndicaten tot op 1 Mark heeft afgeschreven. De
Darmsthdter und Nationalbank is haar daarbij ge-
volgd en heeft dezelfde gedragslijn aangenomen ten
opzichte van de eigen effecten. In goudmarken uit-
gedrukt drukt op dezen Post voorloopig een groot
verlies; in papiermarken beteekent hij een krachtige
stille reserve.
Ook van de verlies- en winstrekening kan niet
veel meer gezegd worden dan dat zij geheel van sym-
bolischen aard is. De zeven banken voeren een bruto-
winst van 82,9 Milliard (het twintigvoud van 1921)
op en keeren dividenden uit ter gezamenlijke hoogte
van 7,25 Milliard, het negentienvoud van 1921. Zij
keerden deze dividenden echter grootendeels in Juli
uit, toen deze 7,25 Milliard volgens den duurte-index
omgerekend een bedrag van nog niet eens een half
millioen ,, Goldrechenm ark” representeerden.
De banken zijn nu eenmaal, gelijk de meeste Duit-
sche naamlooze vennootschappen, autonome onder-
riemingen geworden, die hun taak niet daarin zien,
hun aandeelhouders hooge divideuden uit te keeren,
doch de behaalde winst, waarvan slechts een zeer
klein gedeelte in de gepubliceerde cijfers wordt op-
gevoerd, ter versterking van de onderneming zelf
aan te wenden. De droom van den directeur van de
naamlooze vennootschap, die ook de droom van
Valther Rathenau was, is vervuld, dank
zij
de inflatie,
die het den banken mogelijk heeft gemaakt, de aan-
deelhouders door claim-geschenken in een goed humeur
te houden. Neemt de inflatie eenmaal een einde, dan
zal het ook met deze geschenken uit zijn. Het zou
echter geen verwondering behoeven te baren, indien
iets van den geest van deze autonomie-episode in
de nieuwe economische periode zou blijven bestaan.
Hamburg.
Kun’r S:NoEIt.
AANTEEKENINGEN.
De Nederlandsche en Nederla’rtdsch-
1
n di s c h e G u 1 d e n. –
Aan de wisselkoersen
van Neclerlandsch-Indjö op Nederland gedurende het
boekjaar 1 April 1922-31 Maart 1923 wijdt ‘de Pre-
siclent der Javasche Bank in zijn dezer dagen hier te
ande ontvangen jaarverslag de volgende beschouwing:
Bij den aanvang Van het boekjaar was de koers op Hol.
land voor
T.T. 993/
4
, dank zij den steun, dien De Javasche
Bank heeft kunnen geven tot instandhouding van cle
pan-
teit van den 1.nLischen gulden. Deze noteering kon tot on-
geveer half Mei worden gehandhaafd, toen de positie van
De Javasehe i3ank niet langer gedoogde voortdurend deii-
zeifden steun te verleenen. De koersen stegen toen tot
97,
oni later
97Yi
te uoteeren niet een langzame neiging om
in
de maanden Augustus en September weder op
9SY
4
te ko-
mei,. Een potselinge vraag voor remise van gelden, die hier
vroeger nog waren aangehouden, deed (Ie noteening
01)
Hol-
land w’eder
OP 97Y2
komen, om einde van het jaar
98
te no-
teeren. Het verdere verloop van het boekjaar geeft in die
koersen geene verandering.
Waar, zooals iii mijn vorig verslag uitvoerig is uiteenge-
zet,
2)
De Jav-asche Bank hij hare metaalbewegiiig niet ge-
heel vrij is, kan zij ook de koersen
0
1
)
Holland niet meer
geheel belieerschen.
iniimers, De Javasche Bank kan het eenmaal aan De Ne-
derlandsche Bank afgegeven metaal eventueel, wanneer zij
dat i.ioodig- heeft, niet meer terugkrijgen en moet dus van-
neer zij tijdelijk middelen in Nederland behoeft, haar toe-
vlucht nemen tot het beleenen van te Amsterdam aanwezige
gouden standpenningen en daarbij dient zij rekening te hou-
tien met haar metaalsaldo en ei-op bedacht te zijn dat zoo
itoodig te kunnen aanvullen.
hieruit volgt dus, dat aan andere factoren in de wissel-
‘) Verg.
p. 613
van deze)) Jaargag.
2)
[Vei-g.
p. 781
vat den vorigeti jaarga eg. – Red.1
744
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
markt een ruime gelegenheid wordt gegeven de koersen op
Holland te beïnvloeden. i)e arbitrage heeft dikwijls Vrij spel.
lIn den tijd vOOr 1919, toen de koers Batavia/Ainsterdam
slechts zeer geringe afwijkingen van de speciepariteit kon
vertoonen, steeg eb daalde bv. cle koers i3atavia/1,onden al
naar gelang cle koers Amsterdam/Londen steeg of daalde;
(leze stand van zaken is
.
trouwens in het licht van de bij cle
Wet geregelde mc uteenh eid tussehen Indië en Nederland
de eenig logische, doch heeft een einde genomen, sedert de
vroeger bestaande zekerheid voor De Javasche Bank, dat
saldi in Nederland le allen tijde in metaal konden worden
omgezet, vervallen is. Thans echter is het verband tussehen cle koersen Batavia/Londen en Amsterdam/Londen verbro-
ken; de koers Batavia/Londen wordt in de eerste plaats be-
heerscht door de koersenop Londen in de Oostersche bank-
plaatsen.
De koers Batavia/Amsterdam, welke vOOr 1919 de prak-tisch onveranderlijke factor vormde voor de berekening van
de koersön van Indië op landen btnten Nederland, is nu
geheel van functie veranderd en is het elastisch stootblok
geworden, hetwelk de schokken opvangt, ontstaan door de
afwijkingen tusschen de koersen Betavia/Londen en .Am-
sterciam/Londen.
De noteering Batavia/Amsterdarn
zal
in de toekomst ook
nog beheerscht worden door de groote bedragen, die Indië
naar Nederland heeft te rernitteeren voor dec dienst der.
buitenlandsche schuld. Het zal evenwel nietnoodig zijn alle
betalingen, bestemd voor dec dienst der leeningen in Ame-
rika en Engeland, via Holland te bewerkstelligen; deze
remises zouden bij een gewijzigde organisatie even goed di-
rect van uit Neclerla.ndseh-Indië kunnen geschieden en
daardoor zon de koers Batavia/HoIl and ongetwijfeld gunstig
worden beïnvloed.
Een andere factor, die de wisselmarkt te Batavia kan be-heerschen, wordt gevormd door de transacties die door en-
kele banken op touw worden gezet, ten einde door ready
verkoopen
01)
het buitenland, gedekt door forward inkoopen,
op een goedkoope wijze tijdelijk geld naar Nederlaiidsch-
ilndië te trekken. Waar echter cle export uit Nederlandsch-
Indië zeer groot is
cii
die uitvoer voor het toekomstige
jaar iii vergelijk niet het vorige door de hoogere exportprij-
zeji van cle producten zeker met 50 pOt. zal toenemen, is het
niet uitgesloten, dat, mede in aanmerking genomen de steun,
dien De Javasche Bank daaraan nog kan geven, de normale
pariteitskoersen van Indië op Nederland weder zullen wor-
den bereikt. Deze steun, dien De Javasche Bank ook tot dus-
verre kon verstrekken, dank zij de faciliteit haar door De
Nederlandsche Bank verleend om tot ccii bedrag van
f 20.000.000,—
aan gouden tientjes te kunnen beleenen tot
een rente van 3 pCf. pa
., heeft haar in dit boekjaar
f
248.635,17 gekost, zijnde het bedrag, hetwelk zij aan De
Nederlandsche Bank aan rente over op gouden tientjes voor-geschoten gelden heeft betaald.
Besprekingen niet een Directielid van i)e Nederlandsche
Bank hebben er reeds toe geleid, dat ruimere faciliteiten aal)
De Javasche Bai.ik ten aanzien van het bedrag der goudbe-
leeningen zullen worden verleend.
In het 95ste boekjaar werd in totaal door De Javasce
Bank een bedrag van
f
102.000.000,— naar Nederland over-
s
gemaakt.
Merkwaardig is wel, dat cle T. T. koers Batavia/Londen,
die van 11.90 bij het begin van het boekjaar eerst geregeld
terugliep tot 11.65, zich daarna langzaam tot 12.10 heeft
kunnen herstellen, terwijl de koers op Londen te Amster-
dam niet hooger dan 11.90 kon komen.
De verbinding met Bagdad. –
Vôdr den oorlog bestond er voor den Bagdadspoorweg groote
belangstelling. Als een uiting van Duitschiands impe-
rialistische politiek werd de vordering, welke deze
baan maakte, met aandacht in de wereld gevolgd.
Na den oorlog schijnt de publieke belangstelling voor
deze en andere lijnen, die nog weinig geëxploiteerde
gebieden in het groote verkeer zullen opnemen, eenigs-
zins ingeslapen te zijn. Gebrek aan kapitaal maakt,
dat de kans op uitvoering der plannen is afgenomen
Soms ook zijn de locale omstandigheden, door het
oorlogs-verloop en de besluiten in de verschillende
vredesverdragen neergelegd, zoodanig gewijzigd, dat
aanleg van vroeger geprojecteerde
lijnen
niet ‘meer
wordt gewenscht, of de spoorweg op zichzelf niet
meer een bijzonder karakter heeft.
Dit . laatste is in zekeren zin ook wel het geval
met de Bagdadbaan, vroeger een ,,topic” om aan de
grooté buitenlandsche pers bijna dagelijks stof te
geven. Nu leet men er zelden iets over. Toch blijft
het feit gelden, dat er weinig steden
zijn,
die een
merkwaardiger ontwikkeling der vervoermogelijkheid
in de laatste tien jaren laten zien dan Bagdad.
In 1913 was de aangewezen weg nog van Basra
minstens
vijf
dagen .de Tigris op per stoomboot, of
.
van Syrië uit ongeveer drie ufeken met kameel of
wagen. In het begin van 1914 zag Bagdad voor het
eerst den spoorweg in bedrijf, toen de Duitsche lijn
naar Samarra werd geopend (noordelijk van Bagdad).
Zes jaar later hadden de Engelschen de
lijn
naar
Basra gereed en duurde de reis van daar naar Bag-
dad nog slechts 30 uur.
Nu verder was het nietde locomotief maar de môtor,
die Bagdad dichter bij Europa bracht. Vanaf het
najaar in 1921 werd reeds door de ,,Royal Air Force”
geregeld tusscheu Bagdad en Caïro gevlogen, meestal
in twee dagen. De reisafstand Bagdad—Londen werd
hiermee tot 18 dagen teruggebracht. Maar deze dienst
was niet
Vrij
voor het passagiersverkeer, zoodat voor
een anderen, vervoerdienst nog plaats bestond.
In het voorjaar van 1922 begon een geregelde
autodienst van Aleppo naar Mosoel (aan de Tigris)
en verder
zuidelijk
naar Schergat; de Badadljn is
van Samarra tot hiertoe voortgezet. In de toekomst
zullen ook Aleppo en Mosoel pel spoor verbonden
zijn; het kaartje voorkomende in het vorig nummer
geeft aan, dat de baan reeds van Aleppo tot Nisibin
gereed is. Sedert werd met de auto’s tot Bagdad door-
gereden. Er wordt in hoofdzaak van Fordwagens
gebruik gemaakt, berekend op 4 passagiers. De afstand
:Bagdad—Aleppo wordt in 3 á 5 dagén gereden. In Aleppo bestaat spoorwegverbindiog met Beiroet of
Alexandrette. De reis i3agdad—Londen kan aldus in
15 dagen worden gedaan, tegenover
.
28 dagen per
mailboot naar Basra ‘(Perzische golf).
Een ondernemende firma wil evenwel – naar de
Manchester Guardian weet te berichten – van 1)amas-
cus (gemakkelijk per spoor van uit Beiroet te bereiken)
dwars door de
woestijn
naar Bagdad met auto’s gaan
rijden, dus een aanzienlijk kortere route dan via
Mosoel. De dienst zal eerlang geregeld worden aan-
gevangen, er wordt twee dagen over den afstand
gedaan. De wagens zullen in convooien rijden. Bij
ieder convooi zal een ververschingswagen
zijn.
Langs
dezen weg zal Bagdad vanuit Londen in tien dagen
te bereiken
zijn.
Het voorbeeld, door Oitroën met het
experiment van den rit door de Sahara gegeven, zal
dus navolgingen vinden, die een ongehoorde.verkorting
van het verkeer over lange routes tot stand zal
brengen.
Aan Fransche
zijde
wordt,
blijkbaar in concurrentie
met den Engelschen automobielendienst, een lucht-verbinding tusschen Beiroet en Bagdad overwogen.
Een Fransche luchtverbinding van Parijs naar Kon-
stantinopel en Athene is reeds in bedrijf. Geheel
door de lucht zal de reis van West-Europa dan in.
vijf dagen gemaakt kunnen worden. Het isolement
van de Kaliefenstad zal weldra een Arabisch sprookje
zijn geworden. – H.
INGEZONDEN STUKKEN.
EEN ,,EET-MEER-BROOD” CAMPAGNE IN
NEDERLAND.
Geachte Redactie!
In Uw blad van den 8sten Augustus komt eene
beschouwing voor over de
,,Eet meer brood” campagne in Amerika. Veroorloof mij naar aanleiding van de opmerkingen
van den schrijver er de aandacht op te vestigen,
dat ook in Nederland eene ,,Eet meer brood” campagne
bezig is zich te ontwikkelen. Dit feit zal den Heer H.
vermoedelijic’ evenzeer bekend zijn. Daar
mij
echter
een tegenstelling trof tusschen onze Nederlandsche
en de Amerikaansche campagne, ul. in het uitgangs-
punt,’ acht ik het weergeven van – mijne inzichten
22 Augustus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
745
over de eerstgenoemde actie niet ondienstig.
De Nederlandsche campagne gaat uit van een
gecombineerde groep meelfabrikanten en bakkers,
mogelijk ook nog van andere in het brood- en meel-
bedrijf geïnteresseerden.
Het streven is, om door propaganda te bereiken,
dat ons Nederlandsche volk meer brood zal eten,
waardoor er dus meer werk komt voor de maalindu-
strie en tegelijkertijd voor de bakkerijen. Zooals
bekend is sukkelen beide groepen aan overproductie,
eensdeels misschien, omdat de uitbreiding der bedrij-
ven
in
en
na
den oorlog door bepaalde omstandig-
heden wat te forsch is aangepakt en anderdeels
tengevolge van onderconsumptie, vergeleken althans
met het verbruik van brood vôôr den oorlog. Deze
onderconsumptie is niet gemakkelijk in
cijfers
uit te
drukken en daarvoor ontbreken mij ook de gegevens.
i)e conclusie, dat zij bestaat, kan worden getrok-
ken uit diverse mededeelingen van vakmenschen. Er
zijn dan ook wel enkele feiten. te noemen, die ook
buitenstanders logisch zullen voorkomen. In de eerste
plaats wordt verondersteld, dat men aan het eind
van de oorlogsperiode genoodzaakt was naar andere
eetwaren om te zien door het zeer krap toegemeten
broodrantsoen en de consument dus meer aan andere
kost gewende. De jaren, onmiddellijk volgende op de
oorlogsjaren brachten natuurlijk al spoedig een
belangrijke wijziging, maar de ontzettend hooge
meel- en bloemprijzen waren in den eersten
tijd
een
groote belemmering.
Een tweede factor, die vooral in de laatste jaren
van meer beteekenis kan worden geacht, is het feit,
dat vooral de handarbeiders meer speciaal in de
industrie en in de steden, ten gevolge van den korteren
werktijd minder brood consumeeren. Het komt nu
minder voor dan voorheen, dat de maaltijden in
fabrieken en werkplaatsen in de schafturen worden
genuttigd en wat was voor dergelijke maaltijden
beter geschikt dan een aantal boterhammen? Er
worden nog wel andere oorzaken genoemd, o.a. de
verhooging van den levensstandaard, ten gevolge
waarvan de aandacht meer valt op vleeschwaren,
kaas, eieren e.d. waardoor dus ten deele het brood
wordt verdrongen en de gewoonte om meerdere warme
maaltijden per dag te nemen; maar of deze feiten
thans nog van overwegenden invloed blijven is zeer de vraag.
Wel was er één feit, dat in dit verband kan
worden genoemd en dat in den herfst van 1922 en
de eerste helft 1923 een grooten terugsiag gaf aan de brood- en meelbedrijven, ni. de overvloed van goede
en goedkoope aardappelen.
Uit een en ander blijkt tevens wel het groote
onderscheid in bedoeling tussehen de Nederlandsche
campagne en de Amerikaansche. De laatste wil in
‘t kort gezegd, dat meer graan wordt opgegeten om
de boeren tegen redelijke prijzen ervan te ontlasten,
terwijl wij hier een streven zien om de consumptie
van brood weer in de oude banen (en wellicht nog
nieuwe) te voeren, door te propageeren het bijzonder
voordeel verbonden aan het broodgebruik tegenover
andere voedingsmiddelen. Dit streven kan slechts
worden toegejuicht, omdat het brood zeker een der
goedkoopste en rationeelste voedingsartikelen is. ,,Het brood” hier bedoeld als verzamelnaam voor
alle broodsoorten, niet alleen dus het witte brood
van gebuilde tarwe, z.g. tarwebloem, gebakken, maar
ook wel
degelijk
het brood van ongebuilde tarwe en
rogge, het prachtige Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche
tarwebrood, en het eveneens uitstekende, voedzame
en smakelijke Geldersche, Friesche (e.d.) zwarte rogge-
brood. Economischer voedingsmiddel dan deze laatste
soOrten bestaat er niet; meestal gaat het graan direct
van den boer naar den molen of meelfabriek in het-
zelfde district, wordt daar gemalen volgens een zeer
eenvoudige en snelle methode, bereikt den bakker
zonder veel vervoerkosten en is reeds spoedig ter
verorbering gereed, zonder dat de huisvrouw er dan
nog kosten of moeite aan behoeft te besteden. Het
proces ter verkrjging van het fijnere witte brood
is omslachtiger, maar toch niet zôé kostbaar – daar
alles op groote schaal gaat – dat de grootere
voedingswaarde van deze soort, niet ruimschoots
tegen den kostprijs zou opwegen.
Wanneer door de actie dus kan worden bereikt,
dat de meelfabrieken, molens en bakkerjen volop
belast kunnen werken, dan is niet alleen een groote
tak van industrie daarmede gebaat, maar ook ons
geheele volk, dat meer nog dan voorheen zal leeren
inzien, dat het brood in welken vorm dan ook, het
goedkoopste en beste voedingsmiddel is, en in de
eerste
plaats dient te komen, niet in de tweede of
derde.
U,
M.
de Redacteur, beleefd dankend voor de ver-leende plaatsruimte
K.
MAANDCIJFERS.
POSTOHEQUE EN GIRODIENST.
Maart
1923
11
Maart
1922
Aantal
1
Bedrag
11
Aantal
1
Bedrag
Aantal rekenin-
97.706
–
64.889
–
gen op
u0
……..
Stortingen …….
)
127.133.544
1
105.499.574
Overschrijvingen:
‘-962.154
G61.39S
bijgeschreven
J
388.188.803
J
317.737.691
afgeschreven
1
383.007.972
79.52 L972
Afschrijvingen
695.1 1.9
‘471.185
wegens chèques.
J
192.305.842
J
318.013.965
Totaal tegoed reke-
niughoudersopu°.
–
234.057.081
–
192.446.216
RLTKSPOSTSPAARBANK.
JULI
1
1921
1
1922
1
1923
f
10.666.849
f
11.024.173f
11.281.647
Inlagen …………
Terugbetalingen
. . .
,,
9.432.558
10.411.331
9.395.120
Tegoed der inleggers
,,
275.867.155
285.828.484
294.09 1.067
Nom.
bedr. der uitst.
staatsschuldboekj es
,,
43.631.750
45.278.550 44.458.200
Spaar bankboekj es:
op ultimo ………
Aantal nieuw uit.
gegeven
9.230 10.284
10.361
01)
ultimo
………
Aantal
geheel
af-
betaald
7.910
7.573
7.131
Aantal in omloop
op ultimo
1.913.675
1.927.527
1.942.095
GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSCHE BANK.
Juli
1923
Juli
1922
Posten
1
Bedrag
Posten
1
Bedrag
Voor reke- ninghouders
64.956 fl.954.647.000 52.326 f 1.771.103.000
waarvan door
de 11.-bank
plaatselijk
. 40.495 ,,1.627.043.000 28.195 ,, 1.381.359.000
Ter voldoe-
ning van
Rijksbelast.
4.855
5593.000 2.522
9.293.000
GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM.
Maart 1923
April 1923
Posten
Bedrag
Posten
Bedrag
Ontvangen en
betâald:
in contanten
.
32531
f 15.128.495
28547
f 13.400.874
door over-
schrijving
1).
124956
,,
70.252.471
123446
,,
72.758.035
Particuliere
rekeninghoud.
183332),,
29.811.621
18593
2
),,
27.593.021
Saldo te goed
part. rek. u°
–
,, 20.214.707
–
20.567.173
Deposito’s voor
een jaar vast.
2051
,,
8.499.000
2086
2
),,
8.318.300
1)
lnclusieve
verrekeningen
tusscnen gemeentediensten,
zijnde pl.m.
f
6.170.741,34
per maand.
2)
Aantal.
14.15
11.42*
2.54t
13.99 11.61
2.547,
14.-
11.53
2.54
5
18
13.90
11.38*
2.54s,
14.–.
11.
2
7*2.54
13.88
11.05
2.53%
14.40
11.75
2.54
71
8
14.45 11.18 2.53+* 14.65 11.69
2.54s1
48.-
48.-.
2.48%
te Rottérdam.
746
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
OVERZIORT DER RIJKSMJDDELEN.
(In Guldens).
Juli
1923
Sidert
1
Januari
1923
Overeen-
komstige
periode
1922
Directe belastingen.
Grondbelasting
…….
2.756.456
11.077.548 10.824.387
Personeele belasting
2.744.992
9.564.845
7.136.392
Inkomstenbelasting
.
8.093.500 71.164.664
78.699.312
1.313.664
8.282.873 7.045.464
Dividend- en tantième-
Vermogensbelasting
289.794
6.020.865
10.178.603
Açcijnzen.
3.102.764
23.102.124
23.947.515
45.654
1.048.195
1.313.277
3.461.012
28.618.831
34.377.664
99.660
821.541 797.687
503.718
2.806.574
2.384.994
belasting
………….
793.991
5.924.586
5.325.214
Tabak
.
……………
1.383.072
9.822.032
1.910.281
Suiker
…………….
Wijn …………………
Bier
………………..
Geslacht
…………….
]3elast. op speelkaarten
5.916
53.480
44.086
Gedistilleerd ………..
Zout
…………………
1 stdirecte belastingen.
..
1
1.371.055
2
10.225.525
3
10.335.562
1.590.583 10.906.698 11.929.086
Successierechten……
27.714.394
23.826.083
Invoerrechten
2.442.347
19.810.072
22.139.886
Gouden en zilver. werken
Zegelrechten ……….
70.035
540.172 515.460
Registratierechten …….
Essaailoon ………..
3
..844.428
80
604
637
Statistiekrecht ………
1.930.162 1.945.195
Belasting ……………
…….
6.440
334.91 5
353.98 1
Mijnen
………………..
248.5
.
28
127.360
11.317.053
1.108.998
Donseiness
…………..
Staa.tsloterij
…………..
9.455
419.819
417.363
Jacht en visscherij
116.582
172.618 194.600
235.600
1.604.163
1.614.231
253.284.353
258.365.958
Loodsgelclen
………….
Totaal……….34.656.686
1)
Hieronder begrepen
f
198.683 wegns zegelrecht van
nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten,
enz.
(Beursbelasting).
2)
Idem
f
1.862.259.
3)
Idem
f
1.350.01.9.
BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN-
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.
ju
t
1923
.
Sedert
1
Januari
1923-
Verdedigingsbelasting Ja . . .
86.838
1.805.029
Verdedigingsbelasting Ib
393.920
6.234.612
–
Verciedigingsbelasting II ..
2.325.709
19.664.991
2.806.467 27.704.632
Oorlogswinstbelasting ……..
min. 1.066.791
13.447.794
OPOENTEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.
,
.
1923
Sedert
1
Januari
1923
Overeen-
komstige
periode
1922
Directe belastingen.
552.301
2.223.151 2.169.445
Personeele belasting
490.927
1.859.054
1.402.017
Inkomstenbelasting
2.232.653 20.334.193 22.576.058
Vermogensbelasting
72.565
1.504.626
2.494.486
Dividend en tantième.
Grondbelasting
………
433.509
2.733.348
2.325.003
Accijnzen.
620.553
-4.6.20.425
4.789.503
belasting …………
209.639 262.655
Gedist. (binn.- en buit].)
34
.6.10!
2.861.883 3.437.766
Suiker …………….
Wijn ……………..9.131
Indirecte belastingen.
Zegeli-echtvanbuitl. eif
24.4011
183.520
70.175
Totaal …..
4.782.141
36.529.839 39.527.108
SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND.:
PERSONEELE-, INKOMSTEN-EN VERMOGEN S-
BELASTING SEDERT 1 JANUARI 1923.
Dienstjaren. Grond.
belasting.
Personeele
belasting. Inkomsten. belasting.
Vermogens-
belasting.
1919120
194
1920121
1.071
34.464
2.011.912 25.980
1921122
18.857
342.305 13.399.764
77.945
1922123
1.555.067
3.740.053
55.514.084
5.909.587
1923124
9.502.553 5.448.023
238.904
7.159
Totalen..
11.077.548
9.564.845
1
71.164.664 6.020.865
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BAN KDISCONTO’S.
(Disc. Wissels. 4 18Juli ’22
Zwits. Nat. Bk. 4
16 Juli ’23
‘Bel.Binn.Eff. 4
18Juli ’22
N.Bk.v.Denem.
6 1Mei ’23
Vrsch.inR.C. 5
18Juli ’22
ZweedscheRbk 41
1Juli ’22
Javasche Bank… 31
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 6
1Mei
’23
Bankvan Engeland 4
5Juli ’23
Bk. v. Tsjecho.
Diiitsche Rijksbk. 30
2Aug.’23
slowakijë…
4*28Mei
’23
Bank v. Frankrijk 5
11 Mrt. ’22
N. Bk. v. O’rjk 9
2Sept.’22
Belgische Nat.Bnk. 522Jan.’23 Hong. Bank..12
25Apr. ’23
Fed. Res. Bank N.Y.
4*2
1
Feb.
’23
Bank
v. Italië.
5*
11
Juli
’22
Bank van Spanje.. 5
23 Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 6
OPEN MARKT.
Dato
1
Amsterdam
Londen
Part.
disconto
Berlijn
Part.
1
N.York
Cali.
‘Part.
1
Prolon-
1
disconto
gatie
1
(3 mnd.)
disconto 9i3c. monet,
18 Aug. ’23
2518
1)
2%
1)
3
°1
–
–
4% _51)
13-I8A. ’23
2
5
1_
7
1
2%_3
331%
–
–
4_5
6-11
,,
’23
2
7
13l1
2113%
–
–
4%_5%
30J.-4A.
1
23
3_%
2%.3%
–
–
4_6%
14-19 A. ’22
–
13%211
2%..18
–
–
3-33
15-20 A. ’21
–
3% -4%
4%
_71
–
–
5-6
20_24Jli’14
2%3%
2%%
2%
18/
4
2%
t)
Noteering van
17
Augustus.
WISSELKOERSEN.
Van veel beteekeisïs waren de omzetten op de wissel-
markt deze week niet. Het Pond Sterling was voortdurend
aangeboden van 11,62%, liep de koers tot 11,57% terug.
Dollars met weinig variatie 2,541/
s
_2,54%. Ot.iclanks de aangekondigde maatregelen tot steun liep
de Belgische Frank van 11,62% tot 11,07% terug; slot
11,30, doeh. eerder latend. De koers van den Pranschen
Frank bleef tanielijk wel gehandhaafd, 14,1234-14-14,15.
Vindt dit zijn oorzaak in steun te Parijs? Zwitserland blijft
Pliti. 46,-.
De Markeukoers liep na een opwaartsche beweging tot
boven
f 1
(het millioen) regelmatig terug tot
f
0,42%. Oos-
ten rijk onveranderc1 0,0036.
Van de Skaudinavische koersen blijft de Deeusche Kroon
haar rijzing voortzetten (47,30). Kristiattia verbeterde tij-
delijk tot 42,35, waaraan de berichten aangaande de leening
tvel het hunne zullen hebben bijgedragen; het slot kwam
weder 01) 41,35. Stockholm bleef circa 67,65. Spanje bleef
flauw, pIm. 34,35. Ook in den Lirekoers zat niet veel be-
weging (10,87%); evenzoo Tsechokronen (7,43). Buenos
Aires liep nog iets verder terug (82). Lei’s in het mid-
dcii der week sterk aa.tigebodeit (1,02) ; slot beter
.
(1,07). 21 Augustus 1923.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
1
Londen
1
Berlijn
Weenen
1
Parijs Brussel New
1
1
1
•)
•) York”)
13 Aug. 1923 11.62* 0.000074 0.0035
14
,,
1923
11
.
62
* 0.00009
2
* 0.0035
15
,,
1923 11.62* 0.000090 0.0035
16
,,
1923 11.60 0.000077* 0.0035
17
,,
1923 11.591 0.000066 0.0035
18
,,
1923 – – –
Laagste d.w.’ 1 1.57k 0.000055 0.0035
Hoogste,,,,
1
11.63* 0.000107* 0.0037
10 Aug. 1923
11
.60* 0.000065 0.0035
3
,,
1923 11.6
2
*
0.00Ô2
Vs
0.0035
Muntpariteit 12.10 59.26 50.41
‘) Noteering te Amsterdam.
‘j
Notee
t)
Particuliere opgave.
Da a
Stock.
holm
)
Kopen-
hagen)
Chris-
Zwitser-
Spanje
tiania)
land)
1)
Batavia
1)
telegrafisch
13 Aug. 1923
67.75
46.80
41.50
46.10
34.20
96%
14
1923
67.90 46.80 41.85
46.-
34.40
96%
15
,,
1923
67.80
47.30
42.25
46.-
34.65
96%
16
,,
1923
67.80 47.40
42.35
46.02*
34.50
969
17
1923
67.75
47.30
42.-
46.07*
34.35
9634
18
1923
–
–
– –
34.371
96s_97
L’ste cl. w.
1)
67.45
46.40 41.10 45.90 34.20
96
ll’ste
,,
,,
1)
68.10
47.70
42.45
46.30
35.-
9634
10 Aug. 1923
67.50 46.50
41.25
46.20
34.60
2
9634
3
,,
1923
67.65
46.35
40.75 45.45
35.90e
96_%
Muntpariteit.
66.67
66.67
66.67
48.-
48.-
100
S)
Noteering te
AmBterdam.
t)
Particuliere
opgave.
2)
Noteering
van
11 Aug.
9)
Idem
van
4 Aug.
22 Augustus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
747
KOERSEN TE NEW YORK.
D
Q
a
CaisleLond.
(in $per)
1
Zicht Parijs
(in ci,. p.frs.)
j Zicht Berlijn
(in ci. P. Mrk.)
1ZichtAm3lerd,
(in ci,. P. ‘gid.)
18 Aug.
1923
4.55.75
5.22
0.000025
39.38
Laagste d. week
4.55.75
5.22
0.000025
39.30
Hoogste
,,
4.57.-
5.55
0.000040
39.38
11 Aug.
1923
4.57.124
5.67
0.000030
39.37
4
,,
1923
4.57.12
5.84
0.000089
39.33
lVEuntpariteit..
4.86.67
19.30
23.81y,
4031
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
4Aug.
1923
11Aug.
1923
13118 Aug.’23
1
Laagste Hoogste
18Aug.
1
1923
Alexandrië.
.
Piast. p.
£
97151,
9715132
9716182
97151
33
97151
3,
*Bangkok…
Sh.p.tical
1110
1110
1110
1110
1110
B. Airesl) ..
d. p.
$ 40
1
1
8
3931
8
38V
4
393%
3871
8
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
11411
11411
1
114
11431
16
1141/
3e
Constantin.
.
Piast. p.
£
780 795 795
835 823
Hongkong ..
id. p.
$
212*9132
2135132
213
2/331
9
21331
Lissabon’)
. .
d. per Mii.
23132 281
33
211
9
2
31
2
31
16
Peset. p.
£
32.40
33.321
33.40
33.90
33.60
d. per $
24.26 24.26 24.26
24.26
24.26
Montevideo
1)
id.
39
38y,
38 39 38
Madrid …….
Mexico …….
Montreal …
$
per
£
4
.67+*
67
K
4.66
4.68
4.66k
Kr. p.
£
155h 155k
1551.(
157
15551
8
Praag ……..
R.d.Janeiro
1)
d. per Mii.
5818
571
53
58/,,
5
K
58
1i6
Rome …….
Lires p. £
10581
8
1074
105112
107v
106K
Shanghai …
8h. p. tael
310
310718
310K
31131
8
31071
8
Singapore…
id. p. $
21381182
21431
8
214
1
1
82
21431
je
214
1
/
8
Valparaiso’).
peso p. £
37.00 36.50
36.40
36.70
36.70
Yokohama .
.
Sh. p. yen
21131
8
211211
32
21151
8
21137116
21125132
– r,.oersen der vooratgaancie dagen. ‘1 ‘lelegralssci transtert.
2)
90
dg.
NOTEERING
VAN ZILVER.
te
Londen
N. York
te
Londen
N.York
18Aug. 1923.. 31
6271
8
19Aug. 1922.: 34′
69
11 ,,
1923.. 31
1
18
63
20Aug. 1921.. 38.;
6171
9
4
1923..
30718
6251
9
20 Juli 1914.. 24i51
54i1
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 20 Aug. 1923.
Activa.
Binnenl.Wis-j E..bk.
f
44.126.148,03
sels, Prom.,’ B.-bk. ,, 34.259.857,23
enz.in disc.t Ag.sch. ,, 60.708.323,08
f
139.094.328,34
Papier o. h. Buitenl. in disconto
–
Idem eigen portef. .
f
49.501.643,-.
Af Verkocht maar voor
de bk. nog niet af gel. ”
–
40.501.643,-
Beleenin
g
en
fl.-bk. f 25.6 12.402,18
mcl. vrsch. B..bk. , 11.726.915,13
in rek.-crt. Ag.sch. , 98.758:256,03
op onderp.
f
136.097.573,34
Op Effecten…….
f
131.849.273,4 OpGoederenenSpec.
,,
4.248.300,-
136.007.573,34
Voorschotten a. h. Rijk…………….,,
654.573,66
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.240.250,- Muntmat., Goud .. ,, 525.553.903,83
f
581.794.153,83
Munt, Zilver, enz.. ,, 11.006.694,25
Muntmat., Zilver .. ,, –
Effecten
592.800.848.08
Bel.v.h.Res.londs
.
f
5.973.480,24
id.van
i,’,
v.h. kapit. ,,
3.969.006,62
9.942.486,86
Geb. en Meub. der Bank …………….
rekeningen
………………
,,
67.712.984,52
f
1.000.804.437,80
Passiva.
Kapitaal ……….. ……….. ……
f
20.000.000,-
Reservefonds …….
……………..
5.999.469,43
Bijzondere
reserve ……………….
..
9.000.000,-
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
930.714.700,-
Bankassignatiën in omloop ………..
,,
1.366.188,32
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f
–
saldo’s:
Anderen,,
27.704.696,10
27.704.696,10
Diverse
rekeningen ………………
,,
6.019:383,95
f
1.000.804.437,80
Beschikbaar metaalsaldo ………….
f
400.152.835,35
Op de ba8is van
9/
metaaldekking ……
208.195.7-1.8,47
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop dan waartoe de Bank gerechtigd ie’.
,, 2.000.764.175,-
NED. BANK 20 Augustus 1923
(vervolg).
Voornamst,e posten in duizenden guldens.
Bank
,lnaere
Data
Goud
Zilver
–
1
opeischbare
b.ljetlen
schulden
20 Aug.
1923 ……
581.794
11.007
930.715 29.071
581.793
10.870
939.468
30.357
6
,,
1923 ……581.793
10.748
951.022 28.133
30
Juli
1923 ……
581.794
10.934
947.432
36.759
13
,,
1923 …….
23
,,
1923 ……581.794
10.821
932.540
31.210
21
Aug. 1922 ……
.
605.955
8.717
958.173
43.098
22 Aug. 1921 ……605.969
10.681
993.146
53.758
25
Juli
1914……162.114
8.228 310.437
6.198
Toiaal
1
1
Hiervan
1
Beschik-
t
Dek-
Data
bedrag
t
Schatkist-
1
Ble.
i
baar
1
king,-
disconto’s
1
prome,sen
rechtstreeks
1
ningen
1
1
Metaal.
1
saldo
1
percen-
1
iaoe
20 Aug. 1923 139.094
–
136.098
400.153
62
13
,,1923
142.124
–
141.487
398.005
61
6
,,
1923′ 142.916
–
139.317
396.016
61
30 Juli
1923′ 140.607
21 Aug. 19221 185.129
–
149.313
395.195
61
23
,,
1923 140.370
–
35.000
152.940
399.171
61
22 Aug. 1921 223.122
70.700
98.587 152.855
413.678 406.528
60
50
25 Juli
1914
e
67.947 14.300 61.686
43.521
1
)
54
‘) Op
de basis van
2/
metaaldekiclng,
Uitidebekendmakingvanden M i n i s t e r
van Finan-
c i
ë n
blijkt,
dat
uitston’den
op:
–
13
Aug. 1923
r
20
Aug. 1923
Aan schatkistpromessen.
f2l3.38O.000,_
f2O9.38O.000,_
waarv.directbij Ned. Bk
–
–
Aan schatkistbiljetten .
,220.9 71.000,-‘
0.97 1.000,-‘
Aan zilverbons
……..
…27.721.425,-
27.475.645,50
Onder de vlottende schuld
is
begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
,,148.395.000,-
,,1
40.506.000,-
VoorschotaanGemeenten
30
Juni 1923
31
Juli1923
voordoor]Ttijkvoorhen
,,
42.427.860,97
,,
40.452.561,61
te heffen Jak. belasting)
13 Aug. 1923
20Aug. 1923
Tegoedv. d. Postc. &G. dst
,,l
06
.
442
.031,87I
,,106.442.031,87
1)
Waarvan f37.056.000 vervallen
op of
na
1
April 1927.
JAVASCHE
BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
De
‘samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Data
Goud
Zilver
Eo
i
‘
biljet’ien
Andere
opeischb.
schulden
Beschikb.
metaal-
saldo
11Aug.1923
15
‘
.250
266.000 1105.500
140.950
4
,,
1923
222.250
262.500 1103.500
149.050
28 Juli 1923
213.750
261.000
1
107.000
140.150
7 Juli 1923
‘153.631
61.489
272.138
82.729
144.790
30 Juni1923
149.102
61.456
264.495
84.137
141.452
23
,,
1923
156.07161.372
264.468
80.852
149.009
12
Aug.1922
144.375
52.753
275.559
95.879
123.475
13Aug.1921
207.875
19.741
306.536
144.401
137.800
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172 12.634
4.842
2
Data
Dis-
1
Wissels,
1
huilen
t
–
1
Belee-
ir-
scholien
1 1
Divers
1
C
3
Dek-
king,-
conto’s
1
N.-ind.
1
ningen
aan het
Ibetaalbaarl
Gouv.nem.
1
1
lage
1
reke.
1
nngen
1) 1
percen.
11Aug.1923
17910
7.100
58
4
,,
1923
158.430
1.700
61
28 Juli1923
165.480
10.100
**a
58
7 Juli1923 36.159
29.922
69.747
12.124
19.554
61
30Juni1923 35.855
28.735
68.147
12.985
19.782
60
23
,,
1923 35.760
28.338
65.795
5.424
19.813
63
12Aug.1922 33.415
30.708 112.810
–
21.437
53
13Aug.1921 37.187
24.147 104.726
34.198
31.327
50
25 Juli1914
7.259
6.395
47.934
6.446
2.228
44
‘) Sluitpost activa.
8)
Basis
2
/s metaaldekking.
CURA(;AOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
—-
Data
Metaal
Circu-
Dis.
schollen
Diverse
Diverse
latie
conto’s
aan de
reke.
reke.
kolonie
ningcn
1)
ningen
9
1 Juli1923
663
1.411
t
81
365
1 Juni
1923
664
1.333 1 128
332 1
733
152
1 Mei
1923
664
1.281 1 127
373
721
208
1 April
1923
664
1.277
127
306
669
157
T Maart
1923
663
1.215
128
286
667 1
134
1 ‘Juli
1922
682
1.221
92
341
780
309
748
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
BUITENLANDSCHE .BANKSTATEN.
–
BANK VAN ENGELAND
Vocrnaarnste posten, onder bijvoegig der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Data
Metaal
Circulatie
–
Currency Notes.
–
Bedrag
1
Goudd.
1
Go,s. Sec.
15 Aug. 1923
127.644
124.829
291.035 27.000
246.919
8
1923
127.646
126.091
294.101 27.000 249.926
2
1923
127.641
126.622
291.745
27.000
247.728
25 Juli
1923
127.640
125.717
289.049
27.000
244.810
16 Aug. 1922
127.408
124.361
98.927
27.000
256.745
22 Juli
1914
40.164
1
29.317
–
–
–
Data
Gov.
1
Sec.
Other
1
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
1
1
Dek-
kings-perc.
t)
15Aug.’23
45.836
69.120
10.417 109.021
22.565
1
18,89
S
’23
46.784
68.724
10.428
108.318
21.305
17,94
2
’23
45.899
69.921
12.784
105.759
20.769
17,52
25 Juli ’23
45.634
70.556 10.463 109.384
21.673
18,08
16Aug.’22
42.629 79.618
14.169
111.588
21.596
17,17
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
523
‘) Verhouding tueschen Reserve en Deposite.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voorunaim.ste posten,. onder iijvoeging der Darleheus- kassenscheine, in millioenen Mark.
Data
Metaal
Daarva,,’
Goud
Waa,v.
160 Buit!.1
Icirc.bkn
1
1
Kassen-
–
sc,çeine
1
Circulatie
1
Iperc.
1
Dek-
kings-
22
7
Aug.
‘23125.050
596
90
2.568.526 62.326.692
4
31 Juli
’23
24.412
596
90
3.987.474 43.594.738
9
23
,,
’23
24.531
616
110
3.444.804
31.824.821
.11
15
,,
’23
22.071
657
110
3.160.983
25.491.739
12
7 Aug. ’22
1.026
1.005
50
13.340
198.464
7
23 Juli
’14
1.691
1
1.357
–
65
1.891
93
Wissels
kassenscheine
1 Rek. Crt.
1
Totaal
Handels-
1
Schatkist-
1 Totaal
wissels
papier
uitgegeven
104.987.129
25340.241 79646.888 35043.52312600.000 2600.000
72066.322 18314.292 53752.030 27857M77 3999.500 3987.500
53027A75 13930.412 39096.763 20402.161 3456.800 3444.800 40971.288 11061.138 29910.150 16927.077 3173.100 3161.000
220.3751
9.980
210.395
36.759
26.4701
13.325
751
: 751
944
– 1 –
‘)
Onbelast. Bovendien
verpand op 15 Juli 1923 204.9 miii., op 23Juli
1923 245.5 miii., op 31 Juli 1923 245,5 milI., op 7 Aug. 1923 245.5 miii.
2)
Dekking
der circuiatie door metaal en
Kassenscheine.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten In duizenden
franes.
Waarvan Te goed
Butt.gew.
Data Goud
In het
Zilver
In het
voorsch.
Buitenland Buitenland
old. Slaat
16Aug.’23
5.537.913
1.864.345
294.212
565.019
23.400.000
9
’23 5.537.893
1.864.345
294.074
564.846
23.400.000
2
’23
5.537.882
1.864.345
293.918
565.049
23.700.000
16Aug.’22
5.530.714
1.948.367
285.577 577.975
23.500.000
23 Juli’14
4.104.390
–
639.620
– –
Wissel,
Uit
g
e.
stelde
2dec-
1
Bankb
1
II-
Rek.
arti-
Cr1.
P
1
Rek.
1
Cr1.
s., Wissels
ningen
jetten
culleren
1
Slaat
s’
2.404.536
18.805
2.110.104
37.265.406I1.952.0451
14.787
2.470.255
18.815
2.151.165
37.426.071I2.011i.25
16.971
g
3.035.555
18.919
2.087.839
36.929.32412.262.507
16.556
1.952.196
34.700 2.154.871
36.221.3402.229.497
58.547
1.541.980
–
769.400
5.911.910j
942.570
400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaa.m.,te posten in duizenden trance.
1
Metaal
Beleen.
t Beleen.
Binn.
Rek.
Data
mcl.
van
1
van
wissels
Ct,cu-
Cr1.
i
bulten!,
bulten!.
1
prom. d.
en
lalle
partic.
saldi
vorder.
1
provinc.
beleen.
16 Aug.’23350.195
84.653
480.000
1105.090
7.061.497
147.811
2
,,
’23t350.897
84.653
480.000
1082.752
7.034.935
114.894
26
Juli’231350.926
84.653 480.000 1044.094
7.016.947
168.477
17 Aug.’221333.007
84.6531480.000
586.583 6.427.057
250U
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Goudvoorraad
FR.
Zilver
Notes in
Data
Totaal
Dekking
in het
dc.
circu
–
bedrag
F. R. Notes buiten!.
lalie
1 Aug. ’23 3.109.666 12.114.757
-..
84.058 2.187.729
25 Juli ’23 3.113.551 2.1 18.785
–
86.454 2.194.871
15 ,,
’23 3.099.720 2.104.132
–
83.702 2.216.994
2 Aug. ’22 3.071.424 2.265.574
131.260 2.140.121
–
Goud- Algem.
–
.
Totaal
Gestort
Dek-
Dek-
ata
isse 5
. ,
Deposilo s
Kapitaal
kings
kings-
–
perc.
1)
perc.
2)
1 Aug. ’23
989.067 1.944.551
109.497
1
75,25
77,3
25 Juli ’23
937.403 1.896.567
109.629
76,10
78,2
18 ,,
’23
988.950 1.942.521
109.714
74,5
76,5
2 Aug. ’22 550.296 1.885.023
105.589
76,31
79,6
t)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito. ‘) Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
–
FED. RES. STELSEL.
Voornaanste posten In duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
1
bij de
–
Totaal
l
1
Waarvan
time
–
banken
gelden en
F.
R banks
1
deposito’s
1
deposits
beleggingen
I
–
25
juli
’23
772
11.715.7261
1.355.902115.188.222
3.964.432
18
’23
772
11.762.0321
1.398.984115.300.956 3.980.513
11
,,
’23
773
11.852.8651
1.423.879115.427.897 3.967.571
26Juli
‘221
794
10.740.272j
1.386.457114.658.059
3.515.379
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een .overzioht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
EFFECTENBEURZEN.
–
Amsterdam, 20 Augustus 1923.
Bijna gelijktijdig met het nieuwe antwoord van Balclwin
n:l.R Frankrijk en België is het Ministeiie-Cuno gevallen
en is de Begeering-Stresem;
–
tnn aan het bewind gekomen.
En wellicht nooit te voren hebben cle internationale bent-
zen zoo sterk onder den invloed gestaai.i van cle politieke ge-
beurtenissen als in cie achter ons liggende week, toen zoo-
wel
01)
het gebied der algemeen binnetilandsche als op dat
der buitenlaucische politiek gebeurtenissen zich hadden voor-
gedaan, waarvan de clraagwijclte nog niet kon ivorden ge-
fl1eteli en waaraan allerlei hoopvolle verwachtingen werden
vastgeknoopt. In den aanvang scheen het ii’erkelijk, alsof
de foncitenmarkten bereid waren het reeds zoo lang bestaan-
de scepticisme to laten varen en de. plaats in te ruimen voor
een niet overdreven optimisme. De aanleiding hiertoe was
in ieder geval aanwezig. Ten aanzien van de internationale
verhoudingen beschouwde men het antwoord van den En-
gelschen l’rime-Minister zoodanig, dat het nbgmaals ruimte
bood om tot een Frausch-Engelsch vergelijk te komen en
zelfs gaveii de pers-commentaren in het begin reden te ge-
boven, dat men in Frankrijk, juist in verband met cle
nieuw opgetreden Duitsche Regeering, het oor zou willen
benen aan cle Engelsche voorstellen. Weliswaar was mcci er
zich ter dege van bewust, dat ook in het allergunstigste ge-
val nog zoet- lange tijd met het tot staudkomen eerier dol i-
nitieve overeenkomst zou zijn gemoeid, doch men was ge-
neigcl, cle eerste stappen die afgelegd zouden worden, op den
langen, z66 lang onbetrederi, w’eg reeds als een uiterst hoop-
vol teeken te beschouwen.. En met betrekking tot de binnen-
lanclsche verhoudingen in Duitschlancl hebben de krachtige woorden van dcii beer Stresemann en de iiiet minder krach-
tige politiek, clie ten aanzien van allerlei tarief- en belas-
tiug-verhoogirigen in het vooruitzicht werd gesteld, het
denkbeelci doen post vatten, dat eindelijk bij – onze Ooster-
buren een richting zou worden ingeslagen, die ten slotte
naar gezonder verhoudingen zou moeten leiden.
Helaas is n;t, verloop van enkele dagen reeds niet veel
van deze optintistisehe gevoelens bestand gebleken tegen
dcii geweldigen stroom van tegen-tendenzen, die friet deze
gevoelens is opgekomen. De tegemoetkomende houding van
de Fransche Regeering heeft nog geen vaste vormen aan-
genomen; zelfs is men spoedig begonnen te twijfelen aan de
mogelijkheid van eenige toenadering. En in Duitschland
zelve is in de intérne toestanden in het geheel geen wijzi-
ging ingetredlen. De inflatie is niet stop gezet en deze oor
–
zaak van voortdui
–
ende waardevermindering van het ruil-
22 Augustus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
749
nhid(1e1 heeft de aanvankelijke daling iii cle prijzen der bui-teulandselie betaalmiddelen weder in het tegendeel doen ver-
keeren, zoodat het niveau aan het einde der bcrichtsperiode
nauwelijks iets 1aer is dan in het begin. Welk een om-
vang de inflatie heeft genonen, kan wellicht, naast de
uitbreiding der biljetteucirculatie, liet best worden gede-
nionstreerd door dcii groei van de vlottende schuld van het
i)uitsche Rijk. Deze is per 17 Augustus (de juiste cijfers
zijn nog niet bekend) toegenomen tot 220 biljoen
iiark. Op zichze]ve zegt dit nog niet zooveel, doch liet
wordt veelbeteeketiend, indien men cle cijfers vail eenigen
tijd geleden hiermede vergelijkt. In milliarden Marken be-
droeg de vlottende schuld in Januari 1922 270,3, in Juni
1922 311,6, in December 1922 2092,8, in Januari 1923
2781,3, in :P’cbrtiari (begin der Ruhrbezettiug) 4628,2, in
Maart 8273,7, in April 10.291,2, iii Mei 12.901,1, in Juni
24.926,2, in Juli 57.848,7, op 10 Augustus 117.282,4 en
thans 220.000. Nog meer dan de omvang, treft hier het
tempo van aanwas. En nu heeft men weliswaar van de
nieuwe Begeeriug niet verwacht, dat reeds claclelijk het roer
radicaal zon wordeic omgelegd, doch men is toch stellig te-leurgesteld in de hoop, dat er een ook nog zoo geringe ver-
ancieriug ten gunste direct merkbaar zou worden. Zelfs
cle aangekondigde tarief- en belasting-verhoogingen, aange-
nomeu, dat zij practisch doorgevoerd kunnen worden, drei-
gen een nieuwe ge1d-catatrophe te veroorzaken, doordat zij alle prijzen opdrijven en de geldscbaarscbte nog meer
voelbaar zullen maken. Tot welke verwarde verhoudingen
men reeds in Duitschlancl is gekomen, met betrekking tot
de onzekerheid aangaande het prijsniveau wordt vel hieruit
bewezen,
dat op de diverse Duitsche beursplaatsen vaak zeer
groote verschillen tusschen cle koersen van buitenlanilsche deviezen bestaan. Op Vrijdag van cle afgeloopen week no-
teercie b.v. cle dollar te Berlijn 3,20 millioen Mark, tegen
4,20 millioen in Frankfurt. [ii een dergelijken chaos bloeit
natuurlijk de speculatie welig en nu de gunstige verwach-
tingen onitrent het kabinet-Stresemaun niet dadelijk in
vervulling zijn gegaan, is de tijdelijk onderdrukte hausse
weder met nieuwe kracht opgekomen.. De koersen aard de
Duitsche effectenbeurzen worden thans ieeds over liet alge.
nieen met inill ioeucu procenten aangeduid.
Te 😛
ci.
r ij s is de stemming ter beurze na het bekend wor-
dcii
V:Ill
het Etigelsche antwoord slechts weinig veranderd. Wel is de tendens iets minder vast geworden, doch tot noe-
uiien.swaardigc fluctuaties heeft (lit toch geen aanleiding
gegeven. Te miccler, waar cle koers van den Franschen
Irrane zich vrijwel heeft kunnen handhaven. Het kan niet
worden dntkend, dat de Uegeeriug alles doet, om te trach-ten het Frauic-nivean op peil te houcleu, althans voor zou-
verre dit gaat zonder diep ingrijpende economische maat-
regelen. Allerwegen, worden statistieken en berichten ver-
spreid, clie het, volgens de Fransche Regeering, ongemoti-voerde van de jongste daling iii het licht stellen. Overigens
heeft het ter bcnrze eelt goeden it:idruk gemaakt, dat het be-
roep op Frankrijk, door de Belgische B.egeering gedaan
tot steun
‘;t,l.i
den ]3elgiscben Franc niet vergeefsch is ge-
weest. Bovendien zijn er ook nog andere oorzaken, die de
fourdsenmarki hebben gestimuleerd. De prijs van het brood
is verlaagd, terwijl het algemeen prijsniveau van den groot-
handel een lichte daling te aatischouwen heeft gegeven. Voorts is veel aandacht geschonken aan de sterk toege-
nomeui productie van de Fransche mijnen, welke voor het
eerste halfjaar 1923 18 millioen ton heeft bedragen tegen
slechts 2Y, miljoen ton voor le overeenkomstige periode
van het vorige jaar. Deze niaterieele feitec, tezamen met de
‘ervaehtingen, cicit ten slotte in de buitenla.ndsche verhoti-
dingen een weg zal worden gevonden, die overeenkomt
met cle verlangens van de. huidige Begeering, hebben de
reeds gereleveerdc kalnie, doch in den grond toch vaste
stemming teweeg gebracht en kunnen handhaven.
Te L en de
ci
zijn cle omzetten buitengewoon klein ge-
i’eest. in de City is mcii nog het meest gevoelig voor de
gevaren, clie vooral in de toekomst uit cle tegenwoordige
verhondingeti kunnen ontstaan. Mcii staart zich daar niet
blind op enkele voordeeleti van tijdelijken aard, die ook
(h’oot-Brittaiii.iië thans uit de verwarde situatie tÈekt, zoo-
als de sterk gestegen productie voor export iii de grondstof-
fen-industrie (steenkool, ijzer, staal), doch heeft ook de volle
aandacht voor cle malaise, die in cle overige bedrijven, clie
aticlers de grondstoffen verwerken (textiel-nijverheid, ma-
chi ite-fabrieken, scheepsbouw) bestaat. Het verldoozen-cijfer
blijft als ccci dreigende waarschnwiug zichtbaar in den
vorm van zeer groote bedragen aan ondersteuning uit de openbare kas. Onder deze omstandigheden is het aanbod
des .heeren Balciwin goed te begrijpen, al zijn er ook som-
migen in Engeland, clie cle opoffering nog te groot vinden.
i)och cle meerderheid van het Engelsche volk oordeelt een
opoffering van circa 550 millioen, zooals die wordt bere-
kend, als niet te zwaar, indien hiermede edn weakeljke we-
reldvrede kan worden verkregen en de normale interna-
tionale handels-betrekkingen kunnen c’orden hersteld. Meer
en meer echter begint men aan de mogelijkheid van een spoe-
dige oplossing te twijfelen ; aanleiding tot ccii scherpe re-
actie is er ter benrze niet, doch waar de stimuleerende fac-
toren ontbreken, is QOk op de fonclsenmarkt een stemming
van malaise overheerscherid geworden.
Te
N
e w Y o r k is de beurs over het algemeen vast ge-
weest. Nu blijkt, dat president Coolidge de stappen van zijn
voorganger zal volgen, zijn heel wat onzekerheden uit den
weg geruimd. 1-lierbij komt, dat cle berichten uit de nijver-
iteid nog steeds gunstig luiden, in hoeverre deze eeniger-
mate geforceerd worden, is thans nog niet te bepalen. Het
aantal onuitgevoerde orders vai.s de Steeltrust, dezen graad-
meter der industrieele bedrijvigheid, neemt voortdurend af,
doch men heeft aanhoudend getrachf deze onunsj’.igo b-
richten minder ernstig te doen ini’erken door reeds dadelijk
hij cle publicatie de bekendmaking er aan vast te koppelen,
dat bin]ien zeer korten tijd een toename wordt verwacht.
De naaste maanden – zullen moeten leeren in hoeverre hier
werkelijk spra.ke
is van een tijdelijke inzinking, die wellicht
niet het seizoen voor een gedeelte samenhangt, dan wel van
den aanvang van een minder krirchtige bloeiperiode. in-
middels heeft cle beurs van Wallstreet haar blijmoedigheid
behouden en konden de meeste koersen aanmerkelijk inon-
teeren.
T e n o n z e n t heeft zich de daling voor
belegpingswmir-
den doorgezet. Het is moeilijk te zeggen, waaraan deze hou-
ding voor onze eerste-klasse fondsen toe te schrijven is,
doch algemeen neemt men ter beurze- aan, dat de vrees voor
de handhaving van het niveau van den Gulden op de ive-
reldniarkt een niet onbelangrijke rol speelt. Gelijktijdige
:iankoopeu van dollar-waarden zouden hierop kunnen wij-
zeil. Inmiddels is dit niet de eerste keer, dat deze oorzaak
een reactie op de beleggingsutarkt heel t veroorzaakt. Zon-
wel op grond van deze overweging, als in verband met het
sterk verlaagde peil waarop Nederlandsehe Staatsfondsen
zijn gearriveerd, is reeds een gering herstel ingetreclen. Bui-
teulandsche staatspapieren werden slechts in geringe mate
verhandeld.
13 Aug. 17 Aug. 20
Aug.
Pui
of
daling.
6
ol
o
Nederland 1922 …. 101
100
,
51,
6
100318
–
10/
s
5
o,’
o
,,
1918 . – . –
93
15
1
9 Oy,
90
– 3l51
4Y
2
1
0
,,
1916 . . . – 89X
88y
2
88l1
– 1
3
18
4
oi
o
,,
1916 – – . – 8 3y
4
8111
2
81 y
4
—2
3y
2
olo
,,
. – . – 77
77
76
_
3
oj
,,
. – . –
6691,66
65k’
– 31,6
2X
0
/o Cert. N. W. S. …… 567/
s
5611
56
V4
–
sis
7
0/
Oost-Indië 1921 . . . – 102I1
1
101
1.01f4- –
0
110
6
o/
,,
1919 – . –
9971,
6
967
9671
8
2
9
1,
5
010
,,
‘
1915 . . – – 93
–
93
–
5 o,
o
Rusland 1906
4
3;ç
–
–
111
3
4 °/o
Rusl. bij flope & Co
33,(
–
3o1 – ‘
18
4 ol. Japan 1899 …….. 67y
2
6 9y
4
68
+ 1
5
0/
Brazilië 1895 ……481(
–
48
,
18 –
1
18
8
0
/0
San Paulo 1921
97
12
1i6
97%
–
–
6.
0
/0
Amsterdam 1920
1000/
4
1014 –
+ 4
7
0
/0
Rotterdam 1920
10201
8
‘ –
–
De aandeelenmarkt was over het algemeen vast.
Binnen-
landse/te i’iidnstrieele waarden,
vooral clie, waarin kort ge-
leden cle lief tigste teruggang te constateeren is geweest, zoo-
als Gouda kaarsen, Jurgens-waardèn, el,z. konden zich aan-
onerkeli,jk herstellen, mede in verband niet de verwachting,
dat cle Duitsche concurrentie door de hooge belastingen daar
te lande zal worden bemoeilijkt.
l’etroleicinwaardcn
bleven gezocht, niet alleen voor aan-
dccliie Koninklijke Petroleum Mij., clie voor l’arijsche reke-
ning uit de markt werden genomen, doch ook voor aanclee-
leri Geconsolideercle, in verband met geruchten omtrent een
introductie dezer aandeelen te Parijs.
De
C-icltwin
–
narkt
w’as
073
regelmatig, zonder veel in teres-
san te bijzonderheden.
Vast gestemd, doch niet uiterst geringen handel, bleven
rubber- en taba/csaandeelen.
In cle laatste (lagen is de prijs
van rubber op. cle markt van Londen vrij stabiel geble-
ven. Ter beurze is Onen van meeuing, dlat het Stevenson-uit-
voer-systeem, te za.men met de wereld-malaise in handel en
industrie, tot een vrij onveranderd prijsniveau voor het
ruwe product zal voeren.
13 Aug. 17Aug. 20Aug.Rijzing
of
daling.
Amsterdamsche Bank
115h 114
114h —1
Incasso Bank …………89
–
–
–
Koloniale Bank ……….135k 133I1
135
K —1
Nedflandel-Mijcertv.aand. 1]8y
2
11501
8
115k – 3
750
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
13 Aug. 17 Aug. 20 Aug.krl5
0f
Rotterd. Bankvereeniging..
9071
8
9081
8
– –
Amst. Superfosfaatfabriek.
33
33 33
+ %
Van Berkel’s Patent ……
32% 32%
3334
+
1%
Gouda Kaarsen
……….
61
69
70
+
9
HoIl.Draad-enKabelfabriek
53
52%
53
+ %
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand.
38%
44% 44%
+
6
pr. aand.
49%
55
55%
-t.-
5
Leerdam Glasfabrieken ….
32%
–
30%
–
2
Philips’ Gloeilampenfabriek
224%
227% 234
+
9%
Vereenigde Blikfabrieken..
98 98%
98%
+ %
Vereen.ChemischeFabrieken
33%
–
34
+ %
CompaniaMercantilArgent.
451
8
7%
–
+
2
51
8
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
139
140%
142%
+
3%
Handelaver. Amsterdam….
397%
388%
392
–
5%
Handeisverg. Reiss
&
Co….
24%
–
25%
+ %
Int. Crediet- en Handeisverg. Rotterdam-
.’-. .:.:. :…
175
172%
174
–
1
–
Linde
Teves
&
Stokvis ….
55
–
57%
+
2%
Tels
&
Co’s Handel-Mij
4%
–
4%
Redjang Lebong Mijnb.-Mij.
100
95%
98
–
2
Gecons.
Hou.
Petroleum-Mij.
116
120%
121%
+
5%
Kon. Petroleum-Mij. ……
327% 330%
335
+
7%
Orion Petroleum-Mij…….
Afgest. Aand.
22%
23%.
23%
+ %
Amsterdam-Rubber-Mij …..
147
145%
14671s
–
18
–
NederL.Rubber-Mij.
……
74%
–
74%
Oost-Java-Rubber-Mij.
….
218% 220
221
+
2%
Deli-Batavia Tabak Mij.
..
292
292
293
+
1
Deli-Maatschappij
……..
272
278
279
+
Senembah-Maatschappij
..
242g
240%.
242
–
Scheepvaartaendeelen
konden zich
herstellen,
vooral
voor
cle Indische lijnen. Na de heftige reactie van
de laatste we-
ken, waren cle voorcieelige koersverschillen
in vele
gevallen
niet onbelangrijk.
13Aug.17
Aug. 20 Aug.’
0
Holland-Amerika-Lijn
72%
74
76
+
3%
,;
,,gem.eig
64
69
66
+
2
Hollandsche Stoomboot-Mij
14%
1551
8
17%
+
3%
Java-China-Japan-Lijn
61
60 62
+
1
Kon. Hollandsche Lloyd
8
6%
– –
1%
Kon.
Ned.
Stoomb.-Mij …..
43%
47
48%
-j-.
49/
,
Konink.Paketvaart-Mij.
104
3
1
8
106 107
+
25/8
Maatschappij Zeevaart
54%
—
–
Nederl. Scheepvaart-Unie
94X
2
98%
99,18
+
e818
Nievelt Goudriaan …….
69
71 75
±
6
–
Rotterda.mscheiloyd ……
101
105%
111%
—
10112
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
123
123%
130
+
7
,,
,,
,,Noordzee”
27%
–
–
De
Amerikaanschc nsa.rlct
was opgewekt van toon
in aan
sluiting aan New York.
13Aug.
17 Aug.
20 Aug°
Americ. Smelting
&
Refining
58%
5971
8
-60
+
1%
Anaconda Copper
……..
83
1
8/
16
82%
8313116
–
18 .,
Studebaker Corp
.
……..
105
108%
110
3
1
8
+
581
8
Un. States Steel Corp.
….
89%
911/,
94
1
+
5318
Atchison Topeka ……….
102%
10281
8
102%
+ %
Ene
………………..
l27/
12%
13
+
1
18
–
Southeru Pacific ……….
89
89
71
16
90118
+
1118
Union Pacific
…………
131
v/s
133%
136
+
411
Int. Iliërc. Marine orig. gew.
681
8
6%
–
+
18
-.
,,pref.
21
21% 21%
+ %
De
geidmarkt
bleef ruim; prolongatie doorgaans 3 pCt.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
21 Augustus 1923
De positie der tarwemurkt is gedurende de afgeloopen
week niet noemenswaarclig veranderd. De Noord-Amerikaan-
selie markten staan vrijwel op hetzelfde niveau als een
week geleden. De noteeringen te Winnipeg geven niet veel
steun aan de geruchten, dat de oogst in Canada ernstige
schade zou hebben geleden, ofschoon de laatste raming op
eene mindere opbrengst van 18.000.000 bushels wijst dan
verleden jaar. Ook de opbrengst der zomertarwc in de Ver-
eenigde Staten geeft minder gunstige resultaten en alle
vroegere clienaangaaude berichten blijken juist te zijn ge.
ss’eest. N;carntute het oogsten voortselirijdt, komt ersstige schade aan het licht en naar gemeld wordt, is er veel tarwe
van een licht natuurgewicht. Een eis ander zou zeer veste
tarwemarkten in Chicago en Winuipeg ten gevolge moeten hebben, echter de geringe koopkracht van Europa, alsmede de concurrentie van Argentinië en Australië ziji:s factoren,
clie een sterke rijzing van cle Amerikaan sche markten tege
houden. Van Argentinië blijven de berichten veelbelovend
luiden. Het weder schijnt daar gedurende de ploeg- en zssai-
periode buitengewoon gunstig te zijn geweest en zooals ge-
meld wordt, is de bezaaicle oppervlakte ca. 15 pCt. grooter
dan verleden jaar. De termijnmarkt te Buenos-A is
–
es geeft
een lichte verhooging te zien tegen de vorige week. Van
Rusland werd tot dusver nog van geen aanbod van tarwe
gehoord.
Engeland toonde in de afgeloopen week wat meer belang-
stelling en er werden verschillet.ide ladingen Argentijiisclie
zoowel als Australische tas
–
we uit de markt genomen. Naar
het Continent waren cle zaken van minder beteekeuis.
Duitschland is nog steeds als kooper uitgeschakeld. België
en Nederland bepaalden zich tot regelmatige kleine aankoo-
pen van stoomende Plata-tarwe. Noorcl-Amerikaansche-
en Canadeesche soos-ten zijn voor deze landdn te duur.
Omtrent cle positie van rogge valt niet veel bemoecligends
te zeggen. De vraag voor dit artikel blijft slecht, hetgeen
echter om dezen tijd van het jaar een telkens sveclerkeerend
verschijnsel is, daar de verschillende Europeesche landen
clan hun eigen oogsten vrijwel binnen hebben. In het Noor-
delijk deel van ons land schijnt echter de kwaliteit der
logge vrij slecht te zijn en zoocloende alleen als veevoeder gebruikt te kunnen worden. Van deze streken was dan oolc
in de laatste dagen. eenige vraag voor goede buitenlanclsche
soorten bemerkbaar, alhoewel de te bedingen prijzen zich
i’er onder buitenlandsche pariteit bewegen. In het centrum
en het Zuiden blijkt de kwaliteit echter zeer goed te zijn.
Het aanbod van Russische rogge is op het oogenblik nihil.
Voor Plata-maïs was de vraag in cle afgeloopen week veel beter en mede onder den invloed van kleinere verschepingen konden (Ie prijzen aan merkelijk verbeteren. Wel isvaar was
Antwerpen af en toe nog zeer concurreerend met aldaar
disponibele maïs aan de niarkt, echter te :Rotterclmn aan-
gekomen en gewachte partijen konden tot volle vrsagprijzen
geheel plaatsing vinden, zoodat zich geen voorraden op-
hoopten. Het aiuibod van stoomende partijen is vrij gering.
Ook voor Augustus belading bestond goede vraag cii er
kwamen flinke afdoen ingen tot stand. Amerikaansclie
Mixed-maïs
01)
aflacling wordt niet meet aangeboden. Dis-
ponibelc vindt geregeld afzet tot hooge prijzen in vel-ge-
lijking tot Plata-maïs. Afrikaansche soorten kalm niet wei-
nig onizct. Van den Donau werd voor het eerst sedert lan-gen tijd weer dén. en ander gedaan iii Gnlfox-inaïs, welke tot billijke prijzen verhandeld werd. Ook. in Novorossisk-
lnnïs kwamen eenige zakën tot aan]okkelijke prijzen tot
stand.
Goedkoope soorten gerst, zooals Algiers en Tunis, moch-ten zich iii stijgende belangstelling verheugen. Van de zijde
der consumenten bestond aanvankelijk een tegenzin tegels
deze soorten, Inasir naarmate cle :sankomende partijen van
goee kwaliteit blijken te zijn, neemt de vraag toe en er
kwamen clan ook geregeld zaken tot stand, terwijl aanico-
mende pastijen vlot koopers vinden. Amenikan.nsche soorten
kalm met af eis toe eenige zaken. Donau en Hussische wei-
lig aangeboden. Voor haver blijft de belangstelling zeer ge-ring. Lijnzaad was levendig gestemd. De verschepingen van
Ai
–
gentinië wai
–
en zeer klein en daar consumenten zich ge.
durende cle laatste weken van ascukoopen onthouden had-
den, ontstond een levendige vraag, zoowel voor olie als voor
zitacl, waarbij groote zaken tot stand kwamen.
Zie voor den staat volgende pagina.
SUIKER.
De stentniing aali dc suikermarkten blijft over het alge-
meen lusteloos. De gröote Juni- en Juli-afscepingen van
Java, waarvan een groot gedeelte nog koopers moet i’in-
clan, oefenen nog steeds ccii deprimeerenden invloed uit.
.]’n A m e r i k a blijft cle consumptie beneden cle verwach-
ting..De versnieltingen in cle Atlantische havens bedroegen
gedurende de laatste week slechts 38.000 tons tegen
84.000 iii het jaar claarvoren. Spot Centrifugals daalden
vals dc. 6,15 tot deS, 75
0851
op d.c. 5,81 te sluiten, terwijl
de noteeringeu
01)
cle termijnmarkt te New York zich
815
volgt bewogen –
September ……dc 4,40
3,96
4,-
Decembei- ……
..4,05
3,87
3,93
Muart – ………….47
3
:
38
3,46
Cubasuiker werd tot dc. 4,— c. & 1. New York verhan-
deld en de lattste berichten melden eene betere vraag voor
gericfîincerd. Tot dusver zijn Cnbahouclers met cle dalende
illarkt meegegaan en bespeurt men van cle zijde van Ame-
rika nog geen vraag naar buitenlandsche suiker (Java’s).
Wellicht zuullei.s reeds de eerste aanvoeren van den Euro-
peesclicii bietoogst dlisponibel zijn, wanneer eindelijk de
steeds voorspelde behoefte aan imruportsuiker in Amej-ika in-
treedt.
22 AugusFus 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
751
Noteeri.ngen.
.
Locoprjzen
te
Rotterdam/Amster(lam._______
Chicago
Buenos Ayi’es
Soorten
20Augustus
13Augu3lus
21
Augustus
Data
1
1923
t
1923
192
1
Tarwc
1
Mars
Havei
t
Tarwe
1
MaTs
1
1
Lijnzaad
Ta
rwe
*
1)
11,75
Sept. Sept.
Sept. Sept.
Sept.
Sept
11,80
12,25
Rogge (No. 2 Western)
1)
8,- 8,-
10,-
18Aug.’23
993i
79
37118
11,05
8,50
1
21,30
Maïs (La Plate) ……..)
176,- 178,-
208,-
11
,,
’23
99y,
77
35
18
1
10,85
8,35
20,45
Gerst (48 11. malting) . . .2)
171,-
167,-
185,
18Aug.’22
1009f
5918
30%
11,70
7,65
19,25
Haver (381b.Whitecl.).
.1)
9,30 9,50
9,30
18Aug.’21
116y
4
52
7
18
323f
1 18,30
1
)
8,75
21,50
Lijukoeken (Noord.Ameri.
18Aug.’20
257i1
145l1
68’1
24,-
9,56
26,30
kavan La Plata-zaad)
1)
11,_
10,60
13,25
20 Juli’14
82
561
8
36
9,40
5,38
13,70
Lijuzaad (La Plata) . . .
.8)
407,-
387,-
1
405,-
”
Aug.
1)
p. 100 KG.
2) p. 2000
KG.
) per
1960 K(1.
*)
Nr. 2 Hard/Bed Winter
Wheat.
AANVOEREN in toius van 1000 KG.
Rotterdam
Amsterdam
I
Totaal
Artikelen.
12118Augustu31
Sedert
Overeenk.
1923
1
1922
12118
.4ugustus(
• Sedert
Ooerenk.
1923
.1
Jan.
1923
tijdvak
1922 1923
1
Jan.
1923
tijdvak
1922
14.629
472.422
686.682
–
31;086
25.976 503.508
713.658
9.052
295.599
136.990
–
485
–
296.084
136.990
Tarwe ……………..
–
9.937
9.555
–
–
–
9.937-
9.555
Maïs
…………….•
15.352
370.764
656.325
1.427
52.804 69.765
423.558
726.090
.
Rogge
………………
Gerst ……………..
2.490
133.135
97.599 2.200
10.042
3.597 143.177 101.196
Boekweit
………………
Haver
…………….935
51.194
82.415
–
533
50
51.727
• 82.465
Lijnzaad …………..1.
..889
90.723
105.162
–
48.156 59.992
138.879
165.154
Lijukoek …………..3.352
.
1
140.758
78.052
–
1
–
1.547
140.758 79.599
Tarwemeel …………1.304
55.230
33.416
–
3.924 4.954
59.154
38.370
Andere meelsoorten
….
–
1
1.344
6.552
• –
1
–
2.615
1.344 9.167
De laatste 0 u b a-statistiek luidt:
KOFFIE.
1923
1922
1921
Tons
Tons
Tons
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuri’ng & Zoon, Kolff
Weekontvangsten 13 Aug. ’23
17.003
49.630
26.655
& Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk).
Tot. sedertlDec. ’22-13Aug.’23 3.301.680 3.591.114 3.066.838
Noteeringen en voorraden.
____________
Rio
Santoo
Aantal werkende fabrieken
1
‘
Weekexport
13 Aug. ’23
37.509
99.565
58.996
Data
Wisse/koe,,
Voorraad
Prij3
________
Voorraad
N’14
Totale exporti Jan.-13 Aug.’23 2.822.854 3.080.117 1.725.954
Totale voorraad 13 Aug.
1
23
478.832
548.610 1.358.330
De berichten uit de Europeesche bietsuikerlanden luiden
18 Aug. 1923
816.000
20.150 1.336.000
22.000
55
116
gunstig voor den oogst en uit D u i t s e h 1 a n cl komt eene
‘
11
,,
1923
848.000
19.125
1.310.000
1
21.000
57 182
raming van 1.600.000 tons voor dat land, tegen eene pro-
4
,,
1923
828.000
19.475
1.305.000 119.500
5181
ductie van 1.483.000 tons verleden jaar, toen cle aanplant
18 Aug. 1922
1.808.000
1
15.400 2.610.000
19.500
7
grooter was.
In E age 1 a n d liepen de prijzen verder achteruit en is
Ontvangsten.
stoomende witte Javasuiker tot 2116 c.i.f. U.K. te koop en
Ri0
1
Santos
Augustus afscheep ongeveer sh. 1/- lager. De groote rai-
Data
1
Afgeloopen Sedert
1
Afgdoopen
1
Sedert
1 inadeurs verlaagden den binnenlandschen prijs met sh. 1/-
voor Granulated en met sh. 1/6 tot sh. 2f- voor Cubes.
1
week
1
Juli
t
week
1
luit
18 Aug. 1923. . . .1
68.000
535.000
1
181.000
1
1.232.000
Ook in F r nu kr ij k is de stemming bom, gedeeltelijk
ten gevolge van den gedurig dalenden wisselkoers. 18 Aug. 1922… .
68.000
446.000
128.000
837.000
De Java-markt, waar de pogingen tot het vormen van
een Trust van Chineesche en Japansche houders van suiker
mislukt zijn, bewoog zich eveneens in eene dalende rich-
KATOEN.
ting. Superieure
witte
Javasuiker
werd
tot
f
13,50
en
Marktberioht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
f
13,25, No. 16 en hooger tot
f
13,- en
f
12,75 verhan-
Manchester, d.d. 15 Augustus 1923.
deld.
Voor
November/December-levering
wordt
ongeveer
Amerikaansche katoenprijzen zijn
deze
week
zeer
be-
25 c. tot 50 c. meer betaald, invloed door weerberichten en speculanten. Rapporten leg-
De
af schepingen
van
Java gedurende
Juli
bedroegen
gen er den nadruk op, dat gebrek aan regen den oogst be-
332.000 tons tegen 248.000 tons verleden jaar. Van eerst-
nacieelt en prijzen zijn dientengevolge ongeveer een halve
genoemd kwantum gingen 184.000 tons naar Europa en
penny per pond hooger. Verkoopen komen slechts in ge-
Port-Saïd voor orclei’s, tegen 123.000 tons a. P.
ringe mate voor en de vraag zal waarschijnlijk nog meer
Op de termijnmarkt in o n s 1 a xi d konden zich de Augus-
verminderen, doordat de Fecleration geadviseerd heeft ook
tus- en September-noteeringen wegens het geringe aanbod
gedurende de maand September 50 pCt. korter te werken,
goed handhaven. Voor Augustus bewoog zich de prijs tus-
behalve de gewone vacantiedagen. Egyptische katoen toont
stien
f
26,75 en
f
27,50, voor September tusschen
f
24150
weinig verandering en verkoopen zijn slechts matig.
en
f
25,-. Voor November/December werd eerst
f
22,25 be-
Hoewel er deze week een goede vraag is naar Amen-
tld en sloot Je markt op
f
22,25 .verkoopers en
f
22,-
kaansche garens, klagen spinners, dat de geboden prijzen
koopers. De weekorizet op de termijnmarkt bedroeg onge-
voor mule cops in de lagere en middennummers ongeveer
veer 2000 tons gedurende de afgeloopen week. Voor aan-
een penny per pond te laag zijn. Ringgarens, zoowel cops
gekomen en spoedig aankomende Javasuiker
was
meer
als bundelgarens, worden weinig gevraagd. In Extrahards
vraag te bespeuren en de prijzen varieerden tusschen
f
27,-
zijn enkele goede zaken gedaan. 40er en 44er mule worden
en
f
27,50.
niet verkocht. Getwijnde garens worden voor het binnen.
NOTEERINGEN.
land nog iets gevraagd, voor het buitenland in het geheel
niet. In Egyptische garens gaat evenmin iets om. Spinners
Londen
Amste,.
New
York
96pCt.
doen hun best betere prijzen te offreeren, doch hebben wei-
Tate, Whtte lava Amer. Gra-
Data
dam
per
f.o.b. per
nulatedc.i.f.
Centri.
nig succes. Voor Indië was er een goede vraag naar 80/2 en
Cube
1
No.
/
Aug.
Aug. Aug.
fugals
100/2, evenals naar gemerceriseerd getwijud garen,
doch
tegen veel te lage biedingen. Gezengde garens, zoowel voor
binnen- als buitenland, toonen geen verbetering. De export-
Sh.
Sh.
$ ets.
16Aug.’23
f26
6019
1816
321_
1
)
5,78
cijfers over Juli van den Board of Trade geven den toe-
9
,,
’23 ,,2534
6019
1916
321_ 1)
6,15
stand zeer goed weer: vergeleken met die van de over-
16Aug.’22 ,,247/
5919
2016
2414
5,25
eenkomstige maand van het vorig jaar zijn zij bijna 50
16Aug.’21 ,,35
6316
201_
3016
4,86
pet. lager.
4 Juli ’14
11182
181_
”
–
–
3,26
Prijzen in de doekmarkt zijn deze week vaster en het
1) Nom.
752
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Augustus 1923
verschil tussehen vraagprijs en bieding is weer grooter ge-
worden. Toch js de stemming meer hoopvol en aanvragen
van de meeste markten zijn gezonder. In het bijzonder
zendt Indië veel varieerende aanvragen, hoofdzakelijk in
lichtere goederen. China heeft evenmin voorraden meer, en
hoewel niet geheel in de markt, zendt het hier en daar enkele
mooie aanvragen in. De toestand is vrijwel onverandérd,
daar fabrikanten slechts een zeer klein percentage konden
accepteeren tegen zeer lage prijzen. Elke veTbetering is
daarom meer schijnbaar clan werkelijk. De vraag is echter
beter dan ooit en geeft goede verwachtingen voor de toe-
komst.
•
RUBBER.
De stemming was de afgeloopen week weer tamelijk flauw
en prijzen zijn langzaam’afgebrokkeld. Er iszeer weinig
omgegaan.
1)e slotnoteeringen op de termijnmarkt zijn:
einde voorafgaande week:
Prima Crêpe
Augustus 8234 ct.
………… 80 ct.
September 82
,………….. 80
Oct./Dec.. 83
,.
………… 85 ,,
Smoked Sheets Augustus 82
,………….82
September 8234 ,………….. 82
Oct./Dec.. 8434 …………..86
20 Aug. 1923.
–
COPRA.
De markt was deze week zeer vast gestemd. Het eerste-
hands aanbod blijft zeer gering, terwijl consimenten wat
meer belangstelling toonen.
De markt sluit met de volgende noteeringen:
Ned. md. f.m.s. stoomend ……..
f
28,6234
Oct./Dec ………
29,-
20 Aug. 1923.
1
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
1
Koper
l’
Data
OPCT
1
1
1
Slandaardl
1
Electro-
Tin
Lood ‘
Zink!
20 Aug. 1923..
64._/_
70.216
186.216
24._/_
32.51_
13
,,
1923..
64._/_
69.151_
182.716 24.216
31.101_
3
,,
1923..
64.101_
71.15/
181.101_
24._/_
31.51_
30 Juli 1923..
65.151_ 72.101_
185._/_
24.716
–
31.1216
21 Aug. 1922..
63.1716
70.51_ 161.51_
24.151_
31.101_
20 Juli 1914.
.
61._/_
1
145.151_
19._/_
1
21.101..
VERKEERS WEZEN.
GRAAN.
t
1
Ati. Kust
San Lorenzo Peiro.
J
Odessa
Ver. Sloten
Data
grad
Rotte,’-
1 Londen1 Jam
Rotte,- Bristol Rotte,.
1
Enge’.
Rdam
dam
t
Kanaal
1
dam
1
land
13-18 Aug. 1923
–
15/32
2,12k’
–
1819
18/9
6-11
,,
1923
–
1/6
2
2,10
1
–
19/6
1816
14-19 Aug. 1922
– –
1134
3
219
231_
231_
15-20 Aug. 1921
–
–
519
519
–
3819
Juli 1914
11 d.
713
1/1134
1/1134
121_
121.
1)
$
per ton kolen.
2)
Per ton d.w. °) Am. cents per
100 lbs.
KOLEN.
.Card&
Oostk. Engeland
Data
Bordeaux
Genua
Ç°[
li
1
Plata
Rotte,-
1Golhen.
Risk,
13-18 Aug. ’23
51101
913
101_
1413
418 616
6-11
,,
’23
5110
9/3
101_
14/71
418
61734
14-19 Aug. ’22
71_
111101
1313 1513
519 716
15-20 Aug. ’21
–
1616
141_
151_
.
619
1016
Juli1914
fr. 7,—
71
7
713
1416
312
41_
DIVERSEN.
Data
West
Europa
West
Europa
stock
West
Europa
West
Europa
(salpeter)
13-18 Aug.
1923..
2216 361_ 351_
351_
6-11
•,,
1923..
2316 3613
351_ 351_
14-19 Aug.
1922..
19110
261…
301.
32/734
15-20 Aug.
1921..
301_
–
–
–
Juli
1914..
1416 1613
251,
2213
Graan Petrograd per guarter van 496 Ibs. zwaar, Odessa per
unit, Ver. Staten per quarter van 480 Ibs. zwaar.
Overige noteeringen per ton van
1015
KO.
RIJN VAART.
Week van 12-18 Augustus 1923.
De aanvoeren van zeezijde van kolen en erts voor den
Rijn waren evends in de voorafgaande week belangrijk. De
beschikbare scheepsruimte daarentegen schaarsch, zoodat
de vraag naar schepen groot bleef. –
De daghuur voor Hollandsche schepen varieerde van
334-4 ets. per ton, terwijl voor Duitsche schepen 3 ets.
per ton en per dag werd betaald voor reizen naar de Rijn-
stations en 234 ets. om
te vletten voor de stad.
De waterstand bleef vallend, toodat slechts op 1,7011,75
M. afgelacten werd.
Het sleeploon was ‘genoteerd volgens het 60 ets. tarief.
INKLARINGEN. DORDRECHT/Z WIJ NDRECRT.
Landen van
Juli 1923
Juli 1922
Aantal
schepen
N.R.T.
Aantal
schepen
N.R.T
herkomst.
Binneni. havens
6
2.351
–
–
Groot-Brittannië
5
864
–
Danzig
6
2.128
Denemarken
1
607
– –
België
3
1.364
– –
Frankrijk
6
3.900
–
–
Portugal
2
1.515
–
–
Totaal….
29
12.729
–
–
Nationaliteit
Nederlandsche
6
3.900
–
–
Britsche
5
1.152
–
–
Duitsche
16
6.920
– –
Belgische
1
70
–
–
Fransche
1
687
–
Totaal
29
12.729
–
–
(Gerard
Mauritz.)
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
Wilton’s MachinefabriekenScheepswerf
ROTTERDAM
–
Scheepsbouw . en Machinefabriek
Speciale inrichting voör reparatiën van eiken omvang,
Vier droogdokken met 1ichtvermogen tot
46000
ton
Dwarshelling
Drijvende kranen metlichtvermogen tot
120
ton
Telefoon: 7303 en 7304 •
. ‘
.
Telegramadres: ,,WILTON” Rotterdam