6 JUNI 193
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economi*sch
–
~Statistische
,
Beri
‘schten
–
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
• UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
8E JAARGANG
WOENSDAG 6 JUNI 1923
No. 388
•
INHOUD
BIz.
Mededeelingen van de Centrale Comm. voor de Rijnvaart
498
ENKELE OPMERKINGEN OVER EcoNotisoH ii BEDRIJ IS-
ORGANiSATIE EN 1-JET BINDEND VERKLAREN DER
C0L-
LEC’I’J EVE ARBEIDSOVEREENKOMST IN VERBAND MET
DEN LAN DBÖUW
door
J.
,Said ………………..
499
De Bevolkingstoeneming en het gevaar voor Permanente
Werkloosheid in Nederland door
J.
Gerrifss ……..
501
Grootbanken en Middenstaudsbankwezen door
Mr. Dr.
1V. 3L 1,11 ………………………………….
503
:Let Middenstandsbankwezen door C.
Philips……….
504
BUITENLANDSCH Ii uIJILI1IVER KING:
–
De I?ransche begrooting door Prof.
Bertrand Nogaro
505
Enkele hoofdlijnen uit de lersche Staatsinrichting.
II. Zui4-Ierland door
Dr.
T. E.
Gregorp ……..
506
AANTEEKENINGEN: 1)e Oostenrijksche Maandbegrootiugen …………
507
OVERZIOII’I’ VAN TIiI)SCII lIFTEN
…………………
508
MAANDCIJFERS:
•
Emisies in Mei
1923
………………………..
509
Giro-kantoor der Gemeente Atnsterdani ………..
509
Productie der Kolenmijnen ………………….
509
TAT1STIE10EN EN OVERZICHTEN
…………….
509-516
Geldlçoerseu.
Effectenbeurzen.
Wisselkoeisen.
Goederenhaudel.
Bankstaten.
lT
er
k
e
e
r
svezen
INSTITUUT
• VOOR ECONOMISCHE GESCHRiFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G.- W. J. Bruin..
Redacteur-Secretaris van het weekblad:
D. J.
Wansjnk.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg iPS, Rotterdam.
Aa.ngeteekende stuk/een: Bijkantoor Ruige Pla4tweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postch.èque- en girorekewi.ng
RotterckrnNo. 8408.
Aboiwementsprijs voor het weekblad franco p. P.
in Nederland f 50,—. Buitenlønd en Kolowiën f 25,—
per jaa/r. Losse wu-rnn’bers 50 cents
Leden en donateurs vÛ.n het In’stit’uut ontvangen
!Let iveekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uit gaande
ontvangen de abonné’s, leden en do’nateurs kosteloos,
voor zoove’r daaroni.tren,t niet anders wordt beslist.
‘Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abon’n,e-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmr’s Uitgevers-
Ma
–
t.tschoppij, Rotterdam,, Amsterdam, ‘s_Gravenhage.
5 JUNI 1923.
In verband met de maandwisseling was de geld-
markt deze berichtsweek aanzienlijk minder ruim. Daar
het aanbod van wissels echter nog steeds buitenge-
woon gering blijft kwam er in de iioteeringen weinig
verandering. Ook de prolongatierente bleef door
de gerige levendigheid ‘van . de effectenmarkt vrijwel
onveranderd en de meerdere geldvraag kwam dan
ook hoofdzakelijk tot uitdrukking in de call rente,
welke opliep tot
4Y4
pOt., tervijl op verschillende
dagen het aanbod geheel ortbrak.
*
* *
‘De post hinnenlandsche wissels op den weekstaat
van de Nederlandsche Bank vertoont een verminde-
ring van
f
17, millioen, welke zich ook ditmaal weder
voor het grootste deel verklaren laat uit aflossing
vin7schatkistpapier. Het totaal der rechtstreeks bij
de Bank geplaatste schatkistpromessen daalde in de
afgeloopen week van f 16
millioen tot
f 2
mii-
lioen
De heleeningen geven, blijkbaar in verband met de
maanciwisseling, een stijging van bijna
f 26
millioen
te zien. Deze
stijging
komt voor het grootste deel
vor rekening van de Hoofdbank en geldt voorname-
lijk – de – effectenbeleeningen. Het renteloos voorschot
aan het Rijk steeg in de afgeloopen week met
f 1,3
millioen, de metaalvoorraad der Bank bleef viijwel
op dezelfde hoogte. De daling van
f,6.1
millioen,
die de post papier op het buitenland te zien geeft,
c”rrespondeert voor een goed deel met de vermeer-
dring van de post diverse rekeningen op de actief-
zijde van de balans, welke in de afgeloopen week
met
f 5,2
millioen
blijkt
te zijn opgeloopen. • –
De biljettencirculatie . steeg met
f
14.7 millioen.
Dé rekenincourant-saldi daalden met
f 6.4:
millioen.
Het beschikbaar metaalsaldo noteert
f
1.8 millioen
lager dan verleden week. – – – –
–
*
*
De daling van den markenkoers maakte ook deze
wëek weder verder voortgang; een oogenblik w’erd voor
0.0031’f
afgedaan. Deze doorgaande flauwe stemming
begint ook den frankenkoers aan te tasten. Althans
de geheele week was de stemming flauw en aan het
einde der week begon een sterke daling in te zetten,
die aan de nu reeds maanden met’ goed suces vol-
gehouden stabilisatie een einde dreigt te maken. –
Biiitengewoon f1 auw was oQk Buenos Aires, dat Vrij –
dag’ voor 87% verkrijgbaar was.
–
LONDEN,
2
JIJNI
1923.
– Toen men er zich op Maandag bewust van werd,
dat er tot Vrijdag geen Treasury :I3iIls vervielen,
werd de geldmarkt belangrijk vaster, mede met het
oog. bp het naderende einde van de maand. Vooral
geld tpt Zaterdag was gevraagd en deed
2-2y2
pOt.
Een klein bedrag werd hij de Bank of England op-
genomen en op Dinsdag moest de markt haar schuld
vergrooten. Nadien kon verder leenen
bij
de Centrale
•I:nstening vermeden worden, daar ankoopen van
Treitsury ]3ills ,,van speciale zijde” in -het tekort
498
ECONOMISCH-STATISTISCHE BFRICHTEN
6
Juni
1923
voorzagen, doch kort crediet was zeer duur; voor.
geld tot Vrijdag werd 3Y4 pOt. geboden en daggeld
varieerde van
2y2
tot 3 pOt.
Op
den laatsten dag van
de maand waren de fluctuaties hevig en de positie
bleef moeilijk, hetgeen met slechts £ 98 millioen Other
Deposits bij de Bank niet te verwonderen
is. Op
Vrij
–
dag werd War Loan dividend uitbetaald, hetgeen de
markt ten goede kwam en daggeld deed dalen tot
1Y2
pOt.’ Zevendaagsch geld deed
1Y2—Y4
pOt.
De discontomarkt was kalm met ietwat flauwere ten-
dens tegen het einde der week.
2-, 3-
en 4-maandiprima
hankaccept 1
15
1
16
_2 pOt. 6-maands id. 2
3
116—pOt
MEDEDEELINGEN ‘VAN DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR DE RIJNVAÂRT..
Verslag van het Bureau over de ,werkzaâmheden
van de Centrale Commissie in’] 922.
De Ceiitrale Commissié voor de 1ijnvat heèft in 1922
tw’ee zittingen gehouden; de eerste in i3.pril-Mei, de tijeede in
December. Haar samenstelling heeft in den loop van het
jaar de volgende veranderingen ondergaan
De Heer Wand, Commissaris voor Beieren der Duitsche
Staten, werd vervangen door den Heer ÏÇoch, Adjunct. Commissaris voor flessen der Duitsche Staten; de Heer
Stiévenard, Commissaris voor België, werd vervangen door
dan Ieer.Brunet; Gevolmachtigd Minister; de Heer Ferraris,
Commissaris voor Italië, werd vervangen door Markies
Pauluci de Calboli, ‘Gezant van Italië; tenslotte verd de
Heer Calonder, Commissaris voor Zwitserland, vervahgen
door den Heer Herold, D recteur der Zwitsérsche Spoorwegen.
Aan het eind, van. het jaar 1922 was de Centrale Com-
missie dus als volgt amengesteld:
Presidnt( de Heer Charguéraud.
de H.H.
de H.R.
Duitsche Staten: Seeliger.
Engeland: Baidwi n. Peters.
Italië:
Paulucci de Calboli
Fuchs.
Sinigalia.
Koch.
Nederland: Van Eysinga.
Wand (Adj.)
. .
Kiöl1er.
Commiss.) ,
Jolles.
België:
Royers.
Zwitserl: 1-lerôld.
Brunet
J. Vallotton.
Frankrijk:
Mahieu.
Secretar.: Hostie.
Dreyfus.
Charguéraud.
Fromageot.
Hartmann.
Berninger.
Volgens Art. 354 van het Verdrag vn Versailles zal de
door de Centrale Commissie te ontwerpen herziening van
de Acte van Mannheim bewerkt moeten worden in over-
‘eenstemming met de bepalingen van de AlgemeeneConventie,
indien deze intussehen van kracht is geworden.
De Algemeene ‘Conventie is tot stand gekomen op een
conferentie -van den
T
o
lk
en
b
on
d, gedurende de maanden
Februari-Maart 1921 te Barcelona gehouden: Sindsdien
heeft een aantal staten. deze conventie geratificeerd, terwijl
andere ziéh van ratificatie onthouden hebben. Deie stand
van zaken heeft ‘een onderwerp van bespreking uitkemaakt
01)
de cnferentie van Genua, welke alle staten heeft uit-
genoodigd zo spoedig mogelijk deze conventie te ratificeeren.
01) •deze Conferentie zijn enkele’reserves gemaakt en wel
door Nederland en Zwitserland.
In de laatste zitting van de ,,Adviseerende en technische
Commissie voor het verkeer en den doorvoer ‘van den
Volkenbond”, begin September te Genève gehouden, welke door den Secretaris-Generaal der Centrale Commissie werd
bijgewôod,’, is de kwestie rijpelijk onderzocht. De ,,Ad-
viseerende en technische Commissie”, heeft het moge
i
ijk
ge’.cht, ‘dat in enkele evalleh misverstanTdén het râtificeeren
of to’etreen bewaarlijk maakten en hierom heeft zij het
wenschelijk geacht, dat de belanghebbende regeeringen en
vöoriiamelijk die ‘Staten welke deelnemen aan de bewerking
derCscheepvaartacte van
1
eenzeliden waterweg van inter-
nationaaLbelaiig, in dit geval alle mogelijke maatregelen
zulln hemen ten einde er zekér van te kunnen zijn, dat
derelij’e misverstanden ‘niet bestan 61 -dat, indien ze
bstaian; mefi.lien zal doen verdwijnen.1 ‘
‘De Centrale’Commissie had de bespreking van dit vraag.
stul.i j5d dagoxde der tweede zitting,van 1922 geplaatst.
.DaCr. eliillende omstandihee de’ Conimissie belet
hebben om tot ‘deze gedachtenwisseling pver te gaan, werd
besloten een en ander tot de eerste zitting in 1923 uit
te stellen.
Dc Commissie heeft de samenstelling van het Secretariaat
gecompleteerd; als leden zijn benoemd de H.H. de I’Espinasse
(Nederland) en Gerlacli (Duitschiand).
De thans in functie zijnde Inspecteurs voor de i{ijnvaart
zijn:
Voor liet district 1 A M. Antoine, Ingénieur des Ponts et
– . Chaussées, Strassbourg.
1 B Herr Oberbaurat Spiess, Karisrulie.
II
III Herr Oberbaurat Degener, Coblenz.
IV Jonkheer-Dittlinger, Den .Haag.
Herr Geheimer Baurat Schmitt te Mainz, Inspecteur.voor
het district II, in September overleden, is nog niet ver-
vangen.
1).
Op 16 Januari 1923 was nog geen inspecteur voor het
Zwitsersche district benoemd.
2)
De ,,Adviseerende en technische Commissie” heeft de Cen-
trale Commissie verzocht, zich op de hoogte te houden van
hare werkzaamheden.
Da betrekkingen tusschen de Centrale Commissie en de
de II. 0.1: T. it. blijven zich op gunstige wijze ontwikkelen.
Eenerzijds. door.
– bezoeken . van het Bureau van de Centrale Commissie aan Coblenz en anderzijds, zoowel door, een be-
zoek. van Baron ..Rolin-Jaequemeyns, Jilopge Commissaris
voor. ‘]3elgië, Afgevaardigde van de II. C. 1. T. R. aan Staats-
burg, als. dboi
–
. bemids1ling van Kolonel
liey,
Afgevaardigde
van de. II.. C. .1. T. R., zijn de beide organismen in voeling
niet elkaar gebleven.
De algemeene ‘ reglementen hebben in den ioop van het
jaar geen veranderingen ondergaan; echter worden belang.
rijke’wijzigingen door de Commissie voorbereid. De Fransche
delegatie had een voorstel aanhangig gemaakt, ten doel
hebbende enkele’ faciliteiten te verleenen voor de verkrjging
van een Rijnsehipperspatent ten aanzien van de leerlingen,
die met vrucht de lessen aan boord van een schoolschip
gevolgd hadden,’ welke schoolmen zich in Frankrijk voor.
stelt’ op den’ Rijn te organiseeren, in verband met het
vormen van Rijnschipperspersoneel. Dit voorstel, dat geenerlei
tgenwerpiug in de Commissie ondervonden heeft, heeft
er toe geleid een volledige hervorming onder het oog te
zieii van de conventioneele en reglementaire maatregelen,
betrekking hebbende op dit onderwerp.
De Commissie heeft te dezen einde in de Decernber.zitting
op grondige wijze het rapport besproken, dat haar was
voorgelegd door het Comité, belast, met de bestudeering
van dit onderwerp. – . –
Anderzijds heeft de ,,Adviserende en technische Com-
missie” de’ kwestie van de ijking der schepen bij de Com-
missie aanhangig gemaakt. Hét, bureau, voor dit doel
bijgestaan door een technisch Öomit,’ is belast ‘gewordan
oni gegevens te vei’ziurielen, welke als basis’ kunnen dienen
van een eventueçle u
j
tbreiding der in werking zijnde
internationale voorschriften.
Besloten i, ‘dat dit’ – Comité evenns ‘de kwestie der
imniat’riculatie bezien’uit’ een’ admjnistratif . oopbnt, zal
onderzoeken. . , .
Naar ‘aanleiding van den wisselkoers heeft de Comissie
een verhooging der gelden, ‘door de Duitsche autoriteiten
voor de. scheepsonderzoekingen geheven, toegestaan. Om
dezelfde redenen is, geen bezwaar gemaakt om de aan de
,,Waarschuwingsposten” verschuldigde gelden te verhooen.
Wat betreft cle interpretatie en de toepassing der alge-
meene Akten en Reglementen, zijn cle moeilijkheden, wat hetref t den voorrang van militaire schepen, opgelost.
De Commissie zal voortgaan met hetvastellen van de
Fransche teksten der algemeene reglementu, zooel als
van die, welke zijn vastgesteld in geljkluidénclen ‘zin door een zeker aantal oeverstaten.
Wat’ de ivé.terstanden betreft zal de Sub-Commissie voor
dcii hydrometrischdn dienst, ivelker werkzaamheden, bestaande
in de eveiitueele voorspelliug der watei-standen. ol5 dc Rijn,
door omstandigheden vertraagd is-geworden, bare onder-
zoekiiigen volgens een bepaailde werkwijze voôrtsetten; de
Centrale Commissie behoudt zich voor naeventueele ver-
kregen resultaten’ deze werkwijze naar waarde te schatten.
De Centrale Commissie heeft zich eveneens voorbereid
01)
een herziening der gelijkwaardige waterstanden.
(S’lot volgt).
Juniiddels is Regierungsbaurat J?abst te Mainz be-
noemd. (Noot van hetSecretariaah)
Inmiddels is i]. Charles -Moor, Ingénieur’Cantonal
dii Citnton de Bale-Ville,.tot inspecteur van het Zwitsserche
district benoemd. (Noot van liet Secretariaat.)
-r’
•—,.!,u’—
‘•- ,- – .- –
6 Juni 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
499
ENKELE O1MERKINGEN OVÉR ECONO-
MISCHE BEDRIJFSORGANISATIE EN HEr
BiNDEND VERKLAREN DER COLLECTiEVE
ARBEIDSOVEREENKOMST iN VERBAND
MET DEN LANDBOUW.
Adam Srnith wijdt in zijn Wealth of Nations een
hoofdstuk aan de oörzaken, waaruit de verschillen
tusschen de inkomsten, welke de onderscheiden tak-
ken van bedrijf afwerpen, voortspruiten. 1-Tij brengt
die oorimkdn tot twee groepen. Töt de eerste die, welke
gelgen zijn in den aard der werkzaamheden: of deze
moeilijk zijn dan wei gemakkelijk, aangenaam dan
wel onaangenaam, in korten tijd zijn aan te leeren
clan wel een langen leertijd vorderen, enz. Dat al naar
den aard van het werk do belooning hooger of lage
is, is alleszins te billijken.
Er werken echter, naar Smith opmerkt, ook andere,
minder goed te rechtvaardigen oorzaken, ni. die, wel-
ke gelegen zijn in maatschappelijke instellingen. Hij
bedoelt daarmede inzonderheid de gilden, die vooral in den iatsten tijd van hun bestaan een middel vorm-
den tot plundering der consumenten.
Smith staat in dit verband uitvoerig stil bij het
verschil, in inkomsten, welke de stedelijke beroepen
opleveren en die, welk door de uitoefening van het
landbouwbedrijf worden verkregen.
Ofschoon de eenvoudige boerenarbeider, zegt hij, door de stedelingen veelal beschouwd wordt als een toonbeeld van domhe:id, zoô weet toch ieder, wiens
levnsomstandigheden hebben geleid tot omgang zoo-
wel met de lagere vollcsklassen van het laid als met
die uit de steden, hoezeer de eerste staan boven de
laatste. Dit staat, naar Smith betoogt, in verband met
de zeer veelzijdige bekwaamheid en vaardigheid, wel ce
de landbouwarbeid van den arbeider eischt en welke
over ‘t geheel vèel grooter zijn dan die, vereischt voor
1
den mechanischen arbeid in vele stedelijke beroepmi.
Vanwaar, vraagt Smith, komt nu het verschijnsel;
dat de stedelijke werkman, die arbeid verricht, welke
lang niet die eischen stelt als de landbouwarbeid, toch
meer verdient dan de landman? Als men de zaken
maar hun vrijen io6p liet, zoo zegt hij, zou dit ver-
schil niet bestaan niet alleen, maar zou de verhouding
tusschen do stedelijke en landelijke bonen wellicht
precies a.ndersôm
zijn
als nu. De oorzaak van den in
zijn tijd bestaanden toestand zoekt hij hiori.n, dat de
stedelijke producenten vereenigd zijn in gilden. Zij
beperkeii de concurrentie, kunnen daardoor de prijzen
opdrijven en door die pri.jsopdrijving hunne inkom-
sten.
Door deze prijs- en löonpoiitiek moet iedere groep
van stedehngen diensten, hem door andere groepen
van producenten in dezelfde stad bewezen, duurder
betalen dan anders het geval zou zijn. Maar daar-
tegenover is iedere groep oolc in staat eigen diensten
evenveel duurder te doen betalen, zoodat de zaak
even lang als breed i.s en bij den ruil tasschen de ver-
schillende groepen binnen de stad onderling niemand
hij deze prijs- en loonpol:itiek wint of verliest. Bij den
ruil met de landbouwers levert zij echter voor de sta-
delingen uitsluitend winst op en het is juist deze
ruil., waa:rop ten slotte de welvaart van de stad steunt.
Iedere stad, zoo vervolgt Smith, heeft den grond-
slag van haar bestaan op het land. De stad betaalt de
door het land geleverde grondstoffen op twee wijzen.
in de eerste plaats door een deel van die g:rondstof-
f en in bewerkten vorm terug te zenden, in welk geval
cle prijs van die grondstoffen is vermeerderd met de
bonen der werklieden en cle winst van hunne werk-
gevers. in de tweede plaats door naar het land te
zendert de in de stad ingevoerde producten van land-
bouw en nijverheid van andere landen of van meer
”erwijderde deden van hetzelfde land, in welk geval
de oorspronkelijke prijs van deze goederen is ver-
meerderd met de bonen der transportarbeiders en de
winsten der kooplieden. In wat wordt verdiend op
den eersten van dé twee takken van ruil bestaat hei
,voordeei, hetwelk de stad trekt van hare nijverheid;
in de verdiente op den tweedon tak het voordeel, dat
haar hinnenlandsche en buitenlandsche handel op:
levert. De bonen dor arbeiders en do winster van
hunne werkgevers ma]cen de totale met beide takken
van ruil gemaakte verdienste uit. Alle regelingen
nu, die de strekicirig hebben, deze bonen en winsten
te verhoogen boven wat zij anders zouden zijn, stelleti
de stad in staat met eene Icleinere hoeveelheid arbeid
het pioduct
vak
eene groote hoeveelheid van den ar
heid van liet land te kôôpe.n. Deze regelingen geven
aan handelaren en ambachtslieden in de stad ccii
voordeel hoven grondeigenaren, luidhouwers en land-
arbeiders en verbreken de natuurlijke gelijkheid, di
anders zou bestaan. De geheele janrljbcsche opbre:ngst
van den arbeidder maatschappij wordt verdeeld tu.s-
schen deze twee deelen der natie. Door de boveitbe-
doelde regelingen wordt een grooter deel gegeven aan de bewoners der stad, dan hun anders ten deel
zou vallen en een kleiner deel aan het platteland.
1-let platteland staat hiertegenover weerloos, daar
de landbouwers niet in staat zijn, door ve.reenig.ing ten
aanzien van hunne producten hetzelfdete doen als de
stedel ingen.
Tot zoover Smith. Zijne beschouwingen hebben be-
trekking op een tijd, die
1y2
eeuw achter ons ligt,
in welke periode de maatschappij een geheel andere
gedaante heeft gekregen. En niettegeustaande deze
verandering klinkt er in het betoog toch een toon,
die ons in den waan zon kunnen biengen, dat Sniith’s
beschouwingen golden vooi dnzen tijd.
Het kwaad, waartegén Smitli te velde trok, ver-
dween met de gilden onder do mokerslagen dei Pran-
sche revolutie. Onder ddn invloed van het modeihe
vereenigingsbeven echter
zijn
in de laatste jaren weer
soortgelijke toestanden ontstaan. Door opzettelijke of
sti.lzwijgende aaneensluiting zijn arbeiders en onder-
nemers, werkzaam in bedrijven, die weinig onderhevig
zijn aan buitenlandsche concurrentie, er moer en meer
in geslaagd, bonen en winsten op een peil te brengen
en te houden, dat niet in eene juiste verhouding staat
tot de bonen en winsten in bedrijven, die moeten
concurreëren op de wereldmarkt. Het gevolg daarvan is, dat de kosten van het leven te hoog blijven, in ver-
houding tot de prijzen op de wereldmarkt en de doo:r
die prijzen bepaalde ‘bonen. En liet is wel zeker, dal;
in die wanverhouding eene der belangrijkste facto-
ren is gelegen, die oorzaak
zijn
van de malaise.
Het zou dus zaak zijn, deze wanverhonding zooveei
mogelijk te bestrijden. Wat zien wij echter gebeuien?
Dat men zich opmaakt om de positie van dé thans
reeds bevoorrechte groepen nog te versterken door
haar den steun der wet te geven. In deze richting
toch gaan ongétwijfeld zoowel de bindendverklaring
der collectieve arbeidsovereenkomst als de puhlielc-
rechtelijke bedrijfsorganisatie.
ik wil hier niet uitweiden over de vraag of de pu-
bliekrechtelijke bedrijfsorganisatie al dan niet dc
cônsequeutie is van de bindendverklaring van het col-
lectieve arbeidscontract. Ten aanzien van den invloed
op de prijzen bestaat er echter tusschen beide rege-lingen groote overeenkomst. De hedrijfsorganisatie
gaat alleen iets verder. De hindendverkiaring van het
collectieve arbeidscontract is, doordien bij de loons-
bepaling de concurrentie voor een groot deel wordt
uitgeschakeld, de eerste stap en de bedrijfsorganisatie,
waarbij ook de concurrentie in zake de ondernemers-
winst aan handen wordt gelegd, de tweede.
De bindendverklaring van de collectieve arbeids-
oereenkomst is zeer actueel geworden, nu de Hoogc
Raad van Arbeid zich met groote meerderheid heeft
uitgesproken in den zin van het bekende rapport van
Commissie XII, ‘waarin op die hindendverldaring
wordt aangedrongen.
Het standpunt, in bedoeld rapport te dezer zake in-
genomen, heeft, zooals bekend is, aanleiding gegeven
tot eene uitvoerige gedachtenwisseling in de kringen
500
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
der industrieele werkgevers. Daarbij viel te constatee-
ren, dat de leiders der van ‘buiten1andshe concurren-
tie geheel of grootendeels verschoonde bedrijven zich
voorstanders betoonden van de aanbevolen wettelijke
regeling, terwijl de leiders der groot-industrie, die op
de wereldmarkt moet concurreeren, er zich tegen ver-
Haarden. In verband met hetgeen hierboven werd op-
gemerkt, ligt de verklaring voor deze verschillende
houding zeer voor de hand.
Uit het rapport van Commissie XII en alles wat
in, verband daarmede is opgemerkt, blijkt wel, dat de
voorstanders der wettelijke bindendverklaring hierin
een middel zien om de rust in het bedrijf te bevor-
deren en aan de arbeiders een meer menschwaardig
bestaan te verschaffen. Eene minderheid, zeggeni.j,
zal dan niet langer de verbetering der arbeidsvoor-
waarden kunnen tegenhouden. Deze bewering keert
in verschillenden vorm telkens terug. Naar het mij
voorkomt, is
zij
echter het meest deugdelijke argu
ment tegen die bindendrerkaring. Zij toch rust op de
verwachting, dat de wettelijke regeling het zal mo-
gelijk maken, de verbetering der arbeidsvooiwaarden
te verhalen op den prijs van het product. Bestond deze
verwachting niet, dan zou er geen grond zijn voor de
klacht, dat de minderheid, die zich niet aan het col-lectieve contract houdt, de meerderheid, die dit wel
doet, schaadt.
Nu zou, indien in alle bedrijven de bonen met
eenzelfde percentage stegen en deze prijsstijging werd
verhaald op de prijzen van de producten, de toestand
voor de arbeiders dezelfde
blijven
en voor de werkge-
vers ook. Beider geldelijk inkomen zou stijgen, doch
het reëele, in goederen uitgedrukte inkomen zou ge-‘
ljk’blijven. Ik heb in de laatote jaren zulks herhaal-
clelijk, uitgaande van de lo’onvorming in het land-
bouwbedrijf, aangetoond. Bij eene dergelijke loon- en
prijsstijging zouden alleen de belangen van schuld-
eischers en schuddenaren betrokken zijn. De schuld-
eischers zouden door de waardedaling van het geld
schade lijden, de schuidenare.n door dezelfde oorzaaic
worden bevoordeeld.
De prijsverhooging met de daarvan afhankelijke
verbetering der arbeidsvoorwaarden is echter slechts
te verwachten ten aanzien van niet aan buitenland-
sche concurrentie onderhevige takken van
bedrijf,
die, naar wij hoven zagen, thans reeds door
opzettelijke
of
stilzwijgende overeenkomsten zich eene bevoorrechte positie hebben weten te verwerven.
De bedrijven, welke wei met dë buiteniandsehe con-
currentie te maken hebben, zullen in de bindendver-
klaring van het collectieve arbeidscontract geen baat
vinden
bij
de verbetering der arbeidsvoorwaarden. In-
tegendeel zal de toestand in deze bedrijven er door
verslechteren. Door de prijsstijging van de producten en diensten der eerstgenoemde bedrijven toch zal het
leven duurder worden, ook voor de arbeiders van de
tweede groep. Het loon van deze arbeiders zal echter niet kunnen worden verhoogd. Toch zullen de groo-
tere kosten van het levensonderhoud en het vorheeld,
gegeven door de eerste groep van bedrijven, de arbei-
ders van de tweede groep met ste.rkeren aandrang
loonsverhooging doen eischen, hetgeen, daar aan dien aandrang geen gevolg zal kunnen worden gegeven, uit
den aard der zaak de rust in het bedrijf zal schaden.
Nu wil het mij toeschijnen, dat meer nog dan de
voor de wereldmarkt werkende industrieën, de land-
bouw de nadeelen van een en ander zal ondervinden.
Er is toch
ongetwijfeld
geen tak van bedrijf, waarin
door den producent zoo weinig invloed kan worden
uitgeoefend op den prijs van zijn product. Met het
oog hierop moet het wel verbazing wekken, dat de landbouw zich tot dusver nog zoo weinig van deze
aangelegenheid heeft aangetrokken.
Te verklaren is dit wellicht uit de weinig beteeke-
nende rol, die het collectieve arbeidscontract tot dus-
ver in den landbouw speelde en in de toekomst naar
alle waarschijnlijkheid ook wel zal spelen. De zeer
eigenaardige verhoudingen in den landbouw leenei’i
zich over ‘t geheel veel minder tot, het sluiten van col-
1 ectjeve arbeidscontracten, dan die in de industrie.
Komt men tot eene wettelijke regeling, dan zal, toch
alleen de bindendverklaring kunnen worden uitge
sproken, zoo eene aanzienlijke meerderheid van werk-
gevers en werknemers in een bedrijf reeds door het
collectieve contract gebonden is. Het is wel niet denk-
baar, dat zoodanige meerderheid in het landbouvbe-
drijf zal worden verkregen. Schijnbaar heeft de land-
bouw met de zaak dus niet te maken. Het gaat ei
echter – dit moet men wel begrijpen – niet alleen
om, of in eigen bedrijfstak die bindendverklaring tot
stand komt, maar vooral ook, of zij plaats zal hebben
in bedrijven, welker producten of diensten de land-
bouwende bevolking, hetzij voor het bedrijf, hetzij
voor haar onderhoud, moet afnemen.
De landbouwers geven met betrekking tot deze aan-
gelegenheid blijk,
to
lijden
aan eene oude kwaal, nl. al te zeer op eigen terrein te blijven, zoodat zij niet
zien, dat op het buiten den landbouw gelegen deel
van het economisch leven maatregelen worden voor-
bereid, waarvan zeer waarschijnlijk in de eerste plaats
de landbouwe.nde bevolking do dupe zal worden.
Resumeerende kom i.k tot cle volgende conclus.iën.
De wettelijke regeling van de hindendverklaring der
collectieve arbeidscontracten zal ongetwijfeld in som-
mige bedrijfstakken strekken tot verbetering der ar-
beidsvoorwaarden en tot bevordering van de rust in
het bedrijf. Deze bedrijven hehooren thans, wat de
arbeidsvoorwaarden betreft, echter reeds tot de be-
voorrechte. In andere, thans reeds minder bevoorrech-
te
bedrijven
zullen wij echter het omgekeerde zien.
De regeli zal leiden tot verslechtering van de ar-
beidsvoorwaarden en strekken tot nadeel van de rust
in het bedrijf. Tot deze bedrijven behoort wel in de
eerste plaats cle landbouw. De tegenstelling i he-
looning van den arbeid, die bestaat tusschen stad en
platteland, zal door de bindendverklaring worden ver-
groot.
– Uit dit laatste oogpunt vooral moet, naar het mij
voorkomt, zoowel de bindendverklaring van het col-
lectieve arbeidscontract, als de economische en pu-
bliekrechtelijke bedrijfsorganisatie, meer worden be-
keken. Adam Smith geeft in zijile bovenaangehaalde
beschouwingen op meesterlijke wijze aan, waartoe bei-
de met betrekking tot de landelijke bevolking zullen
leiden. – J. Sinn.
Voorburg.
[Het is de vraag, of de geachte schrij’er den in-
vloed van verbindendverklaring ;yan collectieve ar-
beidsovereenkomsten en van andere van gilde-elemen-
ten doortrokkdh regelingen op ‘het loonniveau in de
betrokken bedrijven voor on’zen tijd niet te hoog aan-
slaat.
Hij
zelf wijst er reeds op, dat alle bedrijven,
welke voor export werken, er buiten vallen. Ook ech-
ter in andere
bedrijfstakken
zijn de langs deren weg
‘te bereiken blijvende resultaten ongetwijfeld veel
kleiner dan velen, naar het schijnt, verwachten.
Stellig is in het tegenwoordig tijdperk van prijz-
en boondaling het loon in den landbouw sneller ge-daald dan in de industrie, waar de daling der bonen
-voor een deel voorshands bij die in ‘de kosten van levensonderhoud is achtergebleven. Hieraan paart
zich evenwel een toenemende werkloosheid, waaruit
aan den eenen kant wel de grootere stroefheid . van
het aanpassingsproces in de niet-agrarische bedrijven
blijkt, doch tevens ook de onvermijdelijkheid van dit proces’. Dat bindende collectieve overeenkomsten of
dergelijke regelingen dit aanpasingsproces zouden
•
kunnen uitschakelen, is mitsdien
moeilijk
denkbaar.
Trouwens de ervaringen, opgedaan in het drukkers-
bedrijf, een van de bedrijven, die zich het best tot
een dergelijke regeling leenen, geven, sedert de abnor-
male bmstandigheden, die deze proefneming extra in
de hand werkten, wegvielen, aan dergelijke verwach-
tingen weinig steun. – B]
6 Juni 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
501
DE BEVOL1UNÛ9TOENEMING EN HET GE
–
VAAR T/OOR PERMANENTE WERKLO OSHE ID
JN NEDERLAND. )
Zeer belangrijk is voor ons land de vraag, of hier
overbevoiking heerscht. Het vraagstuk is in het af-
geloopen jaar aan de orde geweest in de Vereeniging
voor de Staathuishoudkunde en cle Statistiek en in
de Nationale Vereeniging tegen de Werkloosheid.
Ook van Katholieke zijde is de kwestie onlangs op een
congres behandeld.
De Nationale Vereeniging tegen de Werkloosheid
heeft het. v;raagstuk bezien van uit den gezichtshoe]c
van het werkloosheidsvraagstuk. Men kwam tot de
conclusie, dat ons bevolkingsoverschot zoo mogelijk
moest emigreeren, maar dat daar groote moeilijk-
heden aan verbonden zijn.
Nederland is niet altijd een emigratieland geweest.
Niet alleen had hierheen een trek plaats, welke tot
vestigipg leidde, maar ook was er tijdelijke immigra-
tie, vooral van arbeiders uit Westfalen en Oldenburg.
Er is daarover verschenen een aardig boek van Dr.
J. Tank getiteld ,,:Die J-Iollandsgiinger in Hannover
und Oldenhurg”, (1002). Deze schrijver deelt mede,
dat er in
1761
plm. 21.000 vreemdelingen hierheen
kwamen om te helpen bij de werkzaamheden in den
landarbeid, de veenderij en de walvischvangst. I-[et
aantal der ,,I-Iollandsgiinger” is steeds achteruitge-
gaan. :[ti-1860 bedroeg het volgens Dr. Tack 4
á
5000
en in 1000 4 á 500. In het begin dezer eeuw kwamen
iii. alleen nog de zgn. ha.nneke-maaiers hierheen.
Het verminderde aanbod van vreemde arbeidskrach-
ten had de strekking de werkloosheid onder de Neder-
landsche landarbeiders te verminderen, loondruk te
doen af nemen en zelfs loonstijging te bevorderen.
De oorzaak van de afnemende immigratie is de
groote economische bloei van Duitschland, in het
laatste kwart der vorige eeuw’ begonnen.
In een boek van Dr. B. Bodenstein cii l)r. M. von
Stojenti ii over ,,Der Arbeitsmarkt in Industrie und
Landwirtschaft und seine Organisation” (1900) wordt met cijfe:rs en grafieken aangetoond, dat Duitschiand
na 1890, als gevolg van dien economischen bloei, van
emigratieland immigratieland is geworden.
In de jaren 1811-1880 bedroeg de emigratie ge-
middeld per jaar nog 1.46 per 100 op de totale bevol-
king, in 1008 was dit cijfer 0.32. De immigratie be-
droeg in do periode 1895-1900 ruim 100.000 en i.n
het tijdvak 1904-1908 bijna 191.000 mensehen.
Ook ons land heeft zijn aandeel geleverd in die Duitsche immigratie. Alvorens hierop nader in te
gaan mogen eerst de volgende
cijfers
over onze be-
volkingsvermeerdening worden gegeven:
Volkstelling van:
Aantal
Geiidd. t?e
–
zielen
neming
ler
jaar
1889
……………….
4.511.415
1,18
1899
………………
5.104.1.37
124
1900
………………
5.858.175
1,37
per
100
1,920
………………
6.865.314
1,45
Op 31 December 1921 bedroeg de bevolking van het
Rijk 6.971.430 en op 31 Décember 1922 pl.m. 7.100.000,
di. een toename van 1.75 per 100.
:l)ere toenem:ing werd slechts voor een deel gecompeil-
scerd door de emigratie. Volgens de beroepsstatistiek
der landverhuizers bedroeg zij in de jaren onmiddel-
lijk aan den oorlog voorafgaand:
In 1907: 25.000; in 1008:24.000; in 1909: 35.000;
in 1910: 19.000; in 1911: 24.000; in 1912: 25.000;
in 1913: 25.000.
Volgens de Nederlandsche statistiek waren in 1011
‘
1)
[Door cle Volksuniversiteit te Rotterdam
zijn
in de
aîgeloopen maanden enhele voordrachten georganiseerd over
het werkloosheidsvraa.gstuk. Van de eerste dezer voordrach-
ten, gehouden door ‘dèn heer G. H. Hiutzen, verscheen een
overzicht in het nummer van
28
Maart jl. Bovenstaaud
artikel vormt cle weergave van een clei volgende voordrach-
ten dezer reeks. – Bed.]
hiervan 2600 welgesteld, 12.000 min gegoed en 11000
behoeftig. Zoo blijken dus de economische oorzaken’
wel, zeer sterk tot landverhuizing te hebben genood-
zaakt. Dit is, wel te begrijpen, daar de bevolking in
die jaren met gemiddeld 100.000 zielen jdarlijks toe-
nam.
Uit de cijfers der emigratie
blijkt
voorts het ver-
band met de conjunctuur. De stroom gaat op en heer;
in do bloeijaren 1911, 191.2 en 1913 is liet getal ge-
stegen.
Uit het rapport in 1909 uitgebracht door de Staats-commissie voor den Landbouw, blijkt, dat het platte-
land het bevolkingsovorschot niet heeft opgenomen.
‘[‘en plattelande bedroeg nl. volgens het genoemde
rapport, de bevolkingstoename slechts 3 per 1000, te-
gen 14 per 1000 over het geheele land. Het surplus
ging overzee of naar de groote steden in liet eigen
land, naar de industrie- en tuinbouwcentra. Boven-
dien is èr een tijdelijke trek geweest naar Duitsch-
land, vn]. naar Rijnland en Westfalen. ])ezo trek be-
stond ui.t een trek van gre’nsbewoners, clie dagelijks
de grens overtrokken en uit één van Nederlanders,
die zich
tijdelijk
in t)uitschland gingen vestigen.
Hiervoor moest.’men v66r den oorlog beschikken over
een door den Commissaris dor Koningin afgegeven
nationaliteitsbewijs.
Maandelijks
werden hiervan
2500
á
3500 verstrekt. Het waren hoofdzakelijk bewo-
ners van kleine plaatsen van het platteland, die aan
dozen ‘tijdelijken trek deelnamen. Zij gingen wérkeri
op het land, in de fabrieken en op cle mijnen. Er was
een Duitsche Organisatie, de Feldarbeiterzentrale ge-
sticht, welke hier te lande tal van agentschappen had,’
om vreemde arbeidskrachten, met name Nederland-
sche, voo:r Duitschland te werven. In 1908-1909, –
het laatste jaar waarover desbetreffende cijfers be-
kend zijn – bedroeg liet aantal ingeschreven Neder-
landers 14.191.
Van .Nederlandsche zijde werd voorlichting en lei-ding noodig geacht. Als resultaat van de maatregelen
hiertoe genomen zij vernield, dat ten slotte tot stand
lcwam de Nederlandsche arbeidsbeurs te Oberhausen
als agentschap der Vereeniging van Nederlandsche
Arbeidsbeurzen, welke daar nog nuttig werk verricht.
De tijdelijke trek heeft vaak tot vestiging geleid.
Men sdhat, dat bij liet uitbreken van den. oorlog
125.000 á
150.000 Nederlanders in Duitschland woon-
den.
Ook naar andere landen en werelddeelen had tijde-
lijke emigratie plaats. Uit een rapport van den heer
Van IJ’sselsteyn, toen Directeur-Generaal van den Ar-
beid, bleek, dat jaarlijks 3600 polderjongens tijdelijk
wegtrokken en werk vonden in Hamburg, aan de Oost-
ee, in Chili, in Argentinië, in China, enz.
Dit alles werkte dus mede om de nadeelige gevol-
gen der bevolkingstoeneming te verminderen.
Wat nu den trek naar de groote steden betreft, tus-
schen de toeneming van de bevolking daarvan en de
economische omstandigheden bestaat verband. Vooral
blijkt dit voor Rotterdam en Amsterdam. In eerstge-
noemde stad bedroeg de bevolkingstoename in de jaren
1.910: 2,13 pCt.; 1,911: 2,14 pCt.; 1912: 2,49 pCt.;
1913: 2,79 pOt. In den oorlog daalde dit cijfer be-
langrijk, tot zelfs 0,20 pCt. in 191.8. Daarna was er
weer een stijging tot 2 pCt. in 1020 en in 1921 en in 1922 een daling tot 1,40 pCt. Amsterdam geeft
vrijwel gelijke beweging te aanschouwen.
Uit een telling, welke de Staatscommissie voor de
Werkloosheid in 1912 heeft gehouden, is het voor-
gaande bevestigd. Daarbij bleek, dat van de Rotterdam-
sche havenarbeiders 6.314 te Rotterdam en 7.488 el-
ders’ waren geboren. Het verband tusschen de hevol-
kingstoename en de conjunctuur wordt nog geïllu-
streerd door het feit, dat er te Rotterdam een vrij
nauw verband bleek te bestaan tusschen de toename
der bevolking, in het bijzonder van bootwerkers en de
invoeren ter zee.
Bij den trek van het platteland naar de steden moet
nog worden ond’e:rscheiden de trek van de vrouwen.
502
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
Vôôrden oorlog (in 1911) wareii er in Nederland
0
1)
100 mannen 101,93 vrouwen, doch in de groote steden,
was deze verhouding anders. In Amsterdam bedroeg
het aantal vrouwen in 1911 per 100 mannen 10950,
in Rotterdam 105,51, in Den Haag 11971. In 1920
bèdroeg de verhouding voor geheel Nederland 101,13
vrouwen per 100 mannen, voor Amsterdam 106,91,-
voor Rotterdam 102,49 en voor Den Haag 111,41.
Hieruit blijkt een belangrijke afnemïng, te verklaren
door de gunstiger arbeidsvoorwaarden van de voor-
]aatste jaren. De plaatsen door deze vrouwen in de
steden niet vervuld, zijn, zooals bekend is, voor een
groot deel daarna door Duitsche meisjes ingenomen.
a
t
den trek naar de industriecentra betreft, het
blijkt, dat, indien men de hevolkingscijfers van 1899,
1911, 1920 en 1921 vergelijkt de industriecentra meer
zijn toegenomen dan
,
de geheele bevolkingstoename in
de betrokken perioden, bedroeg. In de jaren van den
oorlog en daarna is deze toename eenigszins vermin-
derd, behalve in het mijndistrict. Eenige
cijfers
mo-
gen dit illustreeren.
Plaatsen:
oename per duizend
1909119201
1921
Enschedé ……………..
436,8
213
20
E[engelo ………………
371
422
20,9
Lonneker ……………..
641
225
6,5
Almelo ……………….
556,7
178
22,5
Heerlen ………………
916,6
1927
32,9
Kerkrade …………….
771,5
627
10,4
le toename van de tuinbouwcentra geeft een eenigs-
zins ander beeld. In het eerste tiental jaren dezer
eeuw was ook daar de bevolkingsvermeerdering rela-
tief grooter dan die van het gelieele Rijk,, doch in en
na den oorlog was de groei dezer plaatsen veel minder
belangrijk.
Hoewel er dus v66r den oorlog een belangrijke emi-
gratie was en nijverheid en scheepvaart, visscherij
en handel bloeiden, waardoor de toenemihg der bevol-
king kon worden onderhouden, zocht men reeds toen
naar een. permanente uitbreiding van arbeidsgelegen-
heid.
Men drong aan op het
droogleg gen der Zuiderzee.
In 1912 werd door de heeren A. A. Beekman en A.
Piate voor de Nat. Ver. tegen de Werkloosheid prae-
advies uitgebracht over den invloed van de droogleg-,
ging der Zuiderzee op de werkloosheid. De conclusie
der praeadviseurs was, dat wanneer de drooglegging
eenmaal voltooid was, daar een bevolking van 200.000
â 250.000 zielen zou kunnen wonen, hetgeen gelijk
staat met de bevoikingstoename van 2 jaar van het
geheele Rijk.
Aangedrongen werd ook op ruimere
ontginning.
In de jaren 1000 tot en met 1918 werden 93.181 HA.
woeste grond ontgonnen, d.w.z. pl.m. zesmaal de op-
pervlakte van de Haarlemmermeer. Na den oorlog werd
het niet meer loonend om te outginnen en werden zelfs
ontgonnen gronden weer braak gelegd, waardoor de
arbeidsgelegenheid verminderde. Bovendien
blijkt
uit
een rapport van de commissie van advies voor de ont-
ginning van woeste gronden, dat in 1918 in ons land
nog 492.639 HA. ,woeste grond was.
Dat de arbeidsgelegenheid ook te verruimen is door verbetering der
afwatering,
volgt uit een rapport van
de directie van den Landbouw, waarin wordt mede-
gedeeld, dat ruim 200.000 HA. vruchtbare grond door
het ontbreken eener goede afwatering onproduktief
zijn, d.i. een oppervlakte
gelijk
staande met die, welke door droogmaking der Zuiderzee is te verkrijgen.
In tegenstelling met den toestand van vddr den
oorlog maken de slechte conjunctuur en de moeilijk-
heid om te emigreeren den toestand zorgwekkender.
De overzeesche emigratie wordt
bemoeilijkt
door de 3
pCt.-wet der Vereenigde Staten. Naar Canada kost de
overtocht ongeveer
f
500,— per persoon. Een van
Rijkswege financieel gesteunde emigratie van eenige
beteekenis naar dat land zou dus honderdduizenden
kosten, aangenomen, dat de Canadeesche regeering
onze arbeiders in belangrijk aantal wil toelaten.
En hoe staat het met den economischen toestand
van de centra binnen onze grenzen, welke vroeger het
bevolkingsoverschot opnamen?
De havenstedert hebben weinig behoefte aan meer
arbeiders. De industrieën te Amsterdam, vooral de
metaal- en scheepsbouwindustrie, hebben veel minder
arbeiders in haar dienst dan vroeger en het zal nog
wel lang duren, eer zij niet alleen de tegenwoordige
wer]cloozen, maar ook nog meerdere daarboven kun-
nen plaatsen. Den Haag heeft door het opheffen van
tal van oorlogsinstituten en door de bezuiniging min-der arbeidskrachten noodig. Er zijn vele werkloozen,
zoodat een belangrijk toenemende trek daarheen niet
zal kunnen plaats hebben.
Ook met de industrie in het algemeen gaat liet nog
niet goed. In de wolindustrie is een voortdurende
werldoosheid. Onze papierindustrie heeft op de we-
reldmarkt een scherpe concurrentie te voeren. De
scheepsbouw in Groningen en langs de groote rivieren
ligt voor een belangrijk deel stil. De jonge chemische
industrie kan de concurrentie van de oude gevstigde
buitenlandsche industrie niet of
nauwelijks
weer-
staan. Ook de glasfabricage gaat het slecht. Eveneens
de baksteenindustrie.
Uit het voorgaande overzicht in grove trekken blijkt,
dat voor verschillende bedrijfstakken niet gehoopt
mag worden op uitbreiding van werkgelegenheid. Er
zijn echter bedrjfstakkfl, waar de werkgelegenheid
in het gunstigste geval niet stationnair blijft maar
waar ze zelfs belangrijk achteruit is geloopen. Tm-
mers talrijke industrieën hebben moeten inkrimpen,
nadat zij in den oorlog zijn uitgebreid. De confectie-
industrie is in den oorlog gegroeid van 14.000 op
23.000 arbeiders. Het is te begrijpen, dat deze boven-
matige toename na het herstel van het internationaal
verkeer zich niet heeft kunnen handhaven., De dia-
mantindustrie, welke voor en tijdens den oorlog meer
dan 10.000 beoefenaren telde, heeft er thans nog
slechts 6000, waarvan er 4900 werken.
De gewone seizoenwnrkloosheid
krijgt
thans door de crisis een karakter van permanente werkloosheid. De
nood za] de menschen naar de steden
drijven
en daar-
door wordt een loondrukkende invloed uitgeoefend,
tegenwerkendo invloeden
terzijde
gelaten.
Onder de tegenwerkende oorzaken is vooreerst do
vakorganisatie der arbeiders. Het ledental loopt wel
achteruit door de werkloosheid, maar er zijn toch nog
een 500.000 georganiseerden. De organisaties zullen
zich niet zonder meer
bij
loondaling neerleggen.
Andere tegenwerkende oorzaken zijn de steunrege-
lingen, de armenzorg, de werkverschaffing, de werk-
loosheidsverzekering en de wachtgeldregeiingen. Bo-
vendien is er nog de normale groei van sommige be-
drijven. Een voorbeeld hiervanis de mijninduistrie.
Hierin werkten op 31 December 1913: 9.115 arbei-
ders, waarvan 16 pOt. Nederlanders en op 31 Decem-
ber 1.922: 26.371 arbeiders, waarvan 80 pOt. Neder-
1 anders.
Men kan ook medewerken tot verruiming der werk-
gelegenheid door.het streven der Vereeniging Neder-
landsch Fabrikaat te steunen. Meermalen had hier te
lande de werkgelegenheid kunnen worden verruimd,
wanneer men bekend vare geweest met het feit, dat
het benoodigde hier te lande evengoed was te ver-
krijgen. Sleur, ongemotiveerde voorkeur, vriend-
schapsbanden met het buitenland, enz. doen nog vele
orders, die in de millioenen guldens loopen, over de
grenzen gaan.
Het voornaamste middel om de nadeelen der be’ol-
kingstoeneming te reduceeren is een positieve wel.-
vaartspolitiek, welke tot doel heeft onze welvaarts-
bronnen zooveel mogelijk tot ontwikkeling te brengen.
Men denke aan: lo. verbetering van liet verkeers-
wezen; 2o. uitbreiding der outginniugen; 3o. verhe-
tering der afwatering; 4o. drooglegging en aanw’in-
rring van land.
6 Juni 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
503
In het bovenstaande werden reeds vele voorbeelden
betreffende deze vier punten gegeven, welke nog door
meerdere zouden kunnen worden aangevuld. Zondet twijfel zal dit alles veel kapitaal eischen en de kopi-
taalvorming is dus een vraagstuk van primaire orde.
Zeker, de financieele toestand van het Rijk is slecht,
maar vele der bedoelde werken zouden door water-
schappen, provinciën en naailooze vennootschappen
kunnen worden uitgevoerd en de ervaring heeft be-
wezen, dat die nog wei kapitaal tot zich weten le
‘trekken.
Dan moge men niet vergeten, dat indien de vlot-
teiide schuld van het Rijk wordt geconsolideerd en de
voorschotten van het Rijk aan Indië en anderen ge-
geven, worden afgedaan, de positie van ‘s Rijks finan-
ciën belangrijk zal verbeteren.
En wat de kapitaalvorming betreft, verliest men
daarbij niet te veel uit het oog, dat er nieuwe insti-
tuten zijn gekomen, rooals pensioenfonds, invalidi-
teitsfonds e.d., die zorgen voor de kapitaalvorming,
welke vroeger veel meer aan particulieren was over-
gelaten?
Evenals in de eerste helft der vorige eeuw de In-
dische revenuen aan het economisch leven zijn ten
goede gekomen, zoo doet zich ook thans weer dit ge-
val voor. De winsten uit de groote cultures zullen-
niet nalaten haar gunstige werking te doen gevoelen.
Hoe dit ook zij, allen zijn het er echter over eens,
dat van een teveel aan kapitaalvorming niet kan wor-
den gesproken en dat er dus zooveel mogelijk gepro-
duceerd zal moeten worden om onze toenemende be
volking de middelen te verschaffen het levensonder-
houd to kunnen vinden.
Zekerheid, dat de inspanning van alle krachten aan
de kapitaalvormig ten goede zal komen bestaat niet,
zoolang niet ingegrepen wordt in het beschikkings-
recht over de opbrengst der productie. Wil men die
zekerheid dan zullen naar mij meening andere maat-
regelen noodg zijn.
J. GERRITSZ.
OROOTBANKEN EN MIDDENSTANDS-
BANK WEZEN.
1)
De redactie van Economisch-Statistische Berichten
heeft ongetwijfeld goed gedaan aan iemand, die met
het Middenstandsbankwezen in het
bijzonder
ver-
trouwd is, ook eens ruimte te geven voor een be-
schouwing. Immers wie van het Nederlandsche
bankbedrijf studie heeft gemaakt, weet, dat de
gezaghebbende uitingen op dit gebied weinige zijn
en dat men
hij
de beoordeeling van wat in deze rich-
ting gepraesteerd is, als buitenstaander voorzichtig-
heid moet betrachten. Het is om deze reden, dat
ik van de opmerkingen van Mr. J. Nolen in het
nummer van 16 Mei j.l. met meer dan gewone be-
langstelling heb kennis genomen, in de hoop langs
dezen weg iets meer te weten te komen omtrent de
algemeene beginselen, die het Middenstandsbank-
bedrijf beheerschen.
Ik moet echter tot
mijn
leedwezen erkennen, dat
de beschouwingen van den heer Nolen, hoe lezens-waard ook, mij ten aanzien van de gekoesterde ver-
wachtingen eenigszins hebben teleurgesteld. Het be-
wuste betoog toch draagt meer het karakter eener
philippica tegen het bestaande grootbankbedri,jf met
zijn provinciale uitloopers, dan dat het ons tracht
vertrouwd te maken met de groote lijnen, waarlangs
de ontwikkeling van het Middenstandsbankbedrijf
zich beweegt. Hetgeen te meer te betreuren valt,
waar ook deze
schrijver
zich niet heeft los kunnen
maken van de even
begrijpelijke
als
eenzijdige
men-
taliteit, welke de gevolgen der wereldmalaise pleegt
te vereenzelvigen met de ,,handelooze” credietgeving
der grootbanken.
De argumentatie van Mr. Nolen laat zich gevoege-
1)
[uierachter volgen
nog
enkele opmerkingen over het
artikel van Mr. Nolen, ons toegezonden door den heer
C. Philips te Zalt-Bommel. – Red.]
lijk in twee gedeelten splitsen. Zijn eerste bewijs-
voering, strekkende tot verklaring van de geleidelijke
ontwikkeling van het Middenstandscrediet (Midden-
standscrediet is wellicht typeerender dan Midden-
standsbankwezen, aangezien de crediethehoef te hier
primair was en het depositobedrijf slechts uitvloeisel)
iicht zich rechtstreeks tegen de grootbanken en de
bankconcentratie. De bankconcentratie heeft ertoe
geleid – aldus Mr. Nolen – dat het crediet aan den
kleinen handeidrijvenden en industrieelen middenstand
in het gedrang kwam. Waren de vroegere plaatselijke
bankiers en kassiers bereid om ook kleine credieten
in overweging te nemen, de geleidelijke verdringing
van deze kassiers door de geaffilieerde provinciale
hankinstellingen heeft hierin voorgoed verandering
gebracht. Het logisch gevolg was, dat de zich ver-
waarloosd gevoelende iiddenstand zich aaneensloot,
ten einde langs coöperatieven weg te verkrijgen, het-
geen hem door de groote credietinstellingen onthouden
werd. Dit bezwaar tegen de bankconcentratie is niet
nieuw. Men vindt het terug in alle vertoogen, die
tegen de grootbanken werden gericht in den loop der
jaren en het laat doorgaans niet na den vereischten
indruk te makén. Er is dan ook zonder
twijfel
eenige
juistheid in. De kapitaalsconcentratie werkt meer in de richting van credietconcentratie dan van crediet-
versnippering. Maar er mag aan den anderen kant
op gewezen worden, dat het juist de’ erkenning der
aanwezigheid van deze tendenz is, welke in het orga-
nisatieproces van het provinciale bankbedrijf aanlei-
ding, geweest is, om aan de provinciale kantoren niet
uitsluitend het karakter van depositokassen te ver-
benen, doch terdege ook de credietverstrekking aan
bedrijven van kleineren of middelmatigen omvang in
het oog te houden. Niets is dan ook minder’ juist
dan alleen op grond van de vormverandering, die het
provinciale bankbedrijf ondergaan heeft, te conelu-
deeren, dat dit een onttrekking van de benoodigde
kapitalen aan het provinciale kleinbedrijf beteekent.
Met stelligheid kan gezegd worden, dat het motief
voor de credietafwijzingen bij provinciale bankfihialen
in de groote meerderheid der gevallen zijn oorsprong
vindt in de kwaliteit van debiteur en onderpand en
slechts zelden in den omvang van het
bedrijf.
En
wanneer hiertegen mocht worden aangevoerd, dat het
gemiddelde crediet
bij
de .Middenstandsbanken toch
kleiner is dan
bij
de provinciale bankfiliaben der
grootbanken, dan kan het antwoord luiden, dat dit
lagere gemiddelde slechts verkregen is door het ver-
leenen van voorschotten aan zeer kleine handeidrijvenden
en winkeliers, waarmede men uit den aard der zaak,
indien geen exorbitante rente of provisie wordt be-
rekend ter goedmaking der hooge administratiekosten,
op de grens van de philantropie is aangeland en het
commercieele elôment
verdwijnt.
In hoeverre nu dit
uit algemeen economisch oogpunt bezien als een
vooruitgang mag worden beschouwd, schijnt aan
twijfel onderhevig.
Ik kom in verband -hiermede tot het tweede argu-
ment, dat Mr. Nolen tegen de grootbanken en ten
gunste’ van het Middenstandsb ankwezen uitspeelt.
Mr. Nolen
verwijt
de grootbanken, dat hare filialen
(resp. de filialen van hare geaffihieerde instellingen)
als de zuigers hebben gefungeerd, die het in de
– provincie beschikbare geld eenvoudig naar de hoofd-
steden overhevelden. Geschiedde dit vroeger ten minste
nog om met het geld uit de eene streek de crediet-
behoeften van een andere streek te bevredigen, in
den laatsten
tijd
maakten de banken minder omslag
en gebruikten
zij
dit liquide kapitaal alleen om groote
internationale handelszaken te financieren en ten
behoeve van het emissiebedrijf. Zoodoende kon het
geschieden, dat bijvoorbeeld de val der suikerprijzen
te Batavia of de loop der wolmarkt te Buenos Aires
oorzaak waren, dat ‘den ûeringdoenden provinciaal
het crediet werd opgezegd,
terwijl
wel het allerminste
wat hem overkwam was, dat hij de risicopremie
504
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
meebetaalde, die het financieel grootbedrijf nood-
zakelijkerwijs in zijn tarieven moest calculeeren.
Tegen deze eenzijdige wijze van voorstellen nu
moet ernstig bezwaar gemaakt worden. Zij is in
hooge mate onbillijk en bovendien zoozeer met de
feiten in strijd, dat men zich met verwondering af-
vraagt, op welke gronden de schrijver deze positieve
meening steunt. Het meest oppervlakkige onderzoek
wijst uit, dat de creditsaldi en deposito’s, waarover
de provinciale bankkantoren beschikt hebben en be-
schikken, wel verre van zonder meer naar de hoofd-
steden te zijn overgeheveld, voor het overgroote deel
aan het eigen credietbedrijf zijn ten goede gekomen.
Dat een provinciaal filiaal of een provinciale ‘bank
op het hoofdkantoor of op de moederiusteiling een
belangrijke vordering had, mag in een uitzonderings-
geval misschien zijn voorgekomen – van een alge-
meenen regel te dien opzichte is naar o.a. ook uit
de bankverslagen blijkt nimmer sprake geweest, zoo-
dat de apodictische beweringen van Mr. Nolen op zijn
zachtst gezegd nader bewijs behoeven. De snelle groei
van tal van provinciale handeislichamen en fabrieks-
ondernemingen, een groei, welke niet minder opval
7
:
• lend is geweest dan idie van de zustêrondernemingen
in de groote steden, ware zeker niet mogelijk ge-
weest, indien de provinciale filialen niet op over-
vloedige
wijze
de benoodigde credieten hadden toe-
gestaan. Men kan dan ook aan deze provinciale
kantoren eerder het verwijt voor de voeten werpen,
dat
zij
het provinciale kleinbedrijf te gul
zijn
tege-
moet gekomen, dan hen van het, tegenovergestelde
te betichten.
En ditzelfde geldt ten opzichte van het emissie-
bedrijf. Ook hier heeft allerminst een bewuste over-
heveling van kapitaal naar de groote steden plaats
gehad. De enkele groote emissies van internationaal
werkende bedrijven,
aan welke emissies uit den aard
der zaak niet alleen door de beleggers in de drie
groote steden, doch door het beleggende publiek in
het gansche land werd deelgenomen, kunnen toch
bezwaarlijk als volstrekt bewijs gelden, dat de ge-
heele tactiek der grootbanken er op gericht is geweest,
om het provinciale kapitaal aan het provinciale
bedrijfsleven te onttrekken. Ware dit kapitaal niet in
groote handels- en industrieele ondernemingen ge-
stoken, dan hadde het wellicht de oude banen opge-
zocht en in economisch zeker niet meer aanbe-
velenswaardige leeningen van buitenlandsche mogend-
heden emplooi gezocht. Het feit, dat enkele der
grootere internationaal werkende ondernemingen
ten slotte aan dd crisis geen weerstand hebben kunnen
bieden, vermag als zoodanig evenmin de principieele
onjuistheid dezer soort van belegging aan te toonen.
als b.v. de annuleering der Russische staatsschuld een
veroordeelend vonnis over alle belegging in staats-
schuld rechtvaardigt.
Maar bovendien – het emissiebedrijf der groot-
banken heeft zich volstrekt niet afkeerig getoond van
de provinciale ondernemingen.-Ik heb naar aanleiding
van Mr. Nolen’s beschouwingen met opzet nog eens
de prospecti naggaan van alle uitgiften, die tijdens
de hoogconjunctuur (tweede helft 1919 en eerste helft
1920)
zijn
verschenen, doch kah slechts tot één con-
clusie komen,
namelijk
deze: dat het aantal kleinere
provinciale ondernemingen te wier behoeve uitgiften
van aandeelen, preferente aandeelen of obligaties
hebben plaats gehad, juist in deze periode merkwaar-
dig groot is geweest. Of ten slotte in de grootere
internationale lichamen dooi’ het Nederlandsche pu-
blik zooveel meer is verloren dan in de veel talrj-
kere provinciale kleinbedrijven, waarvan er hegrij-
peljkerwijs ook velen bij neergaande conjunctuur te
royaal opgezet bleken, is een vraag, die niet zoo
gemakkelijk te beantwoorden valt. Zeker is het, dat
de opvatting, als zou op’ de grootbanken het odium
dezer ongeoorloof de expansie in
zijn
volle zwaarte
neerkomen, niet vrij is van bevooroordeeldheid. Wan-
neer Mr. Nolen ons wil suggereeren, dat de val der
suikerprjzen te Batavia of de loop der wolmarkt
‘te Buenos Aires de intrekking van het provinciale
crediet hebben veroorzaakt, stelt
hij
het pr’oblëem
al te eenvoudig en ziet hij bewust of onbewust alle
andere ‘factoren, die via een geslonken vertrouwen
bij het publiek in een teruggang der vreemde gelden
resulteeren, over het hoofd. Ook gebiedt de recht-
vaardigheid ‘toch te zeggen, dat ‘het ahderzijds aan
hetzelfde grootbanksyteem” te danken is, zoo het
provinciale bankbedrijf zich op enkèle weini.g betee-‘
kenende uitzonderingen na ongerept heeft kunnen
handhaven en de crediteuren voor verliezen bewaard
zijn gebleven. Hoe de Nederlandsche middenstand in
een tijdperk van groote economische malaise voor
de gevolgen van een slinkend vertrouwen hij alle
deelen van het kapitaaibezittende publiek blijvend
kan wordeii behoed, is
mij
niet geheel duidelijk. Het
klinkt zeer fraai om te verklaren, dat de Nderland
sche Middenstand bovenal behoefte heeft aan stabili-
teit, aan de zekerheid, dat hij te allen tijde geholpen
kan worden en dat de hem eenmaal verleende faci-
liteiten gehandhaafd blijven op gelijke condities, doch
deze zekerheid .onderstelt tevens reen bankbedrijf dat
van alle crisisinvloeden onafhankelijk is of-dat onbe-
grensd op de circuintiebank kan terugvallen. Het
blijft wederom een open vraag waarom het Midden-
standsbankwezen, dat ten aanzien van de hoegroot-
heid van zijn opereerend kapitaal toch evenzeer aan
‘de stemming van het publiek is overgeleverd en welks
crediettrekkenden toch waarlijk niet ,,crisisproof” zijn,
aan deze vereischten zooveel beter zal kunnen beant-
woorden dan het bestaande provinciale bankbedrijf.
De heer Nolen houde het
mij
ten goede, maar indien
zijn artikel inderdaad alle bestaansredenen opnoemt,
die de voorstanders van hêt Middenstandswezen ver-
mogen aan te voeren, dan schijnt een zekere twijfel aan de economische noodzakelijkheid welhaast ge-
‘rechtvaardigd. En in ieder geval is die noodzakelijk-
heid niet voldoende aangetoond met een beroep op
de enkele déconfitures, wier oorsprong direct tot een
crisis kunnen worden teruggebracht, zooals de wereld
1
nog nimmer te voren aanschouwd heeft.
Mr. Dr.
W.
M.
W.
HET MIDDENSTANDSBANKWEZEN.
In het artikel van de hand -van Mr. J. Nolen
over ‘bovenstaand onderwerp, voorkomende in de
Be. St. Ber. van 10 Mei, toont de schrijver zich
dermate bekoord door de sociale en ethische be-
teekenis van ‘het door hem geschetste bankwezen,
dat een enkel woord over de practische zijde hiervan
1
wel een plaats daarnaast mag vinden.
Het is
mij
ni. opgevallen, dat credietnemers zich
bij deze instellingen aan zware voorwaarden hebben
‘te onderwerpen, wat betreft dekking, rente-voet en
provisie-regeling, zoodat
zij
in
werkelijkheid een be-
langrijk hoogere rente betalen, dan
bij
een der andere
groote bankinstellingen. Waar nu Mr. Nolen het
winstbewag als voornamen factor uitschakelt, moet
‘men de oorzaak van dit feit in andere factoren
zoeken.
Een dezer factoren kan wellïcht een grooter risico zijn, dat de middenstaudsbanken met hunne credièt-
nemers loopen, doch dan is vervulling van den wensch
van den Heer Oorns. Loeff, hoofddirecteur van de Alge-meene’Oentrale Bankvereenigingvoor den Middenstand,
betreffende beschikbaarstelling van een deel van het
saldo van den Postcheque- en Girodienst ten behoeve
van het middenstaudseredietwezen, niet bevorderlijk voor een gezonde ontwikkeling van dezen dienst.
Ook is het mogelijk, dat deze hoogere rente haar oorzaak vindt in den
vrij
langen
looptijd der credie-
ten, zoodat men daarin een compensatie tracht te
vinden voor het gemis van de baten, die meer be-
weegljke credieten den bankier schenken. Evenwèl is
dit weder niet in overeenstemming met de zinsnede
-t
11
6 Juni 1923
ECONOMISCH-ST4TISTISCHE BERICHTEN
505
11
uit het verslag over 1922 van de Algemeene Cen-
trale Baukverdeniging, waarin men de wenschelijkheid
overweegt den termijn der credieten te bekorten, door
op regelmatiger aflossing aan te dringen.
Het is voor mij dan ook nog een open vraag of
het middenstandsbankwezeu werkelijk zoo’n belang-
rijken socialen en ethischen factor van ons economisch
leven vormt en of vele middenstanders, bij dezelfde
voorwaarden voor dekking als het eigen bankwezen
eischt, niet goedkooper crediet kunnen vinden bij het
oorspronkelijke bankwezen, dat wel allereerst winst-
hejag beoogt, doch dientengevolge ook den prikkel
der concurrentie heeft. C. Puitaps.
Zalt-Bommel.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
])E FRANSCHE BEGROOTING.
Professor Bertrand Nogaro te
Parijs
schrijft ons:
In mijn vorigen brief’) heb ik aangegeven, welke
de algemeene omstandigheden, van invloed op het
evenwicht der Fransche begrooting, waren. Bij den
aanvang van 1923 bedroegen de openbare schulden
iets meer dan 280 milliard francs (282.418 millioen), als volgt samengesteld: schulden met langen looptijd
145 milliard, vlottende schulden en schulden met
korten
looptijd
114 ‘milliard en voorschotten van de
:Bank van Frankrijk 23 milliard. Deze cijfers omvat-ten niet de buiteniandsche staatsschuld, die meer dan
gedekt zou moeten zijn door de vorderingen van den
Franschen staat op het buitenland.
Voor den dienst der staatsschuld werd 12.344 mil-
1 ioen uitgetrokken. De andere uitgaven der gewone
iegrooting wei’den oorspronkelijk op ‘10.834 millioen
geraamd, hetgeen samen 23.178 millioen uitmaakt.
De gewone ontvangsten werden op 19.288 millioen ge-
raamd, zoodat het deficit oorspronkelijk 3.895 ‘mii-
lioen bedroeg. In ieder geval correspondeerde dit te-
kort
vrijwel
precies met de rente der leeningen, aan-
gegaan voor het herstel der verwoeste gebieden en de
pensioeniasten, die logischer wijze opgenomen zou-
den moeten zijn op de speciale rekening van de
,,dépenses recouvrables”.
Een eerste onderzoek van de regeeringsvoorstellen
door de financieele commissies uit de Kamer en den
Senaat gaf aanleiding tot pessirnistische opmerkin-
gen; aanvankelijk raamde men het werkelijk tekort
op 6 á 7 milliarci, dus aanzienljk’meer dai2 het cijfer,
opgevoerd door den Minister van Financiën. Her-
nieuwd onderzoek leidde echter tot aanzienlijk min-
der sombere conclusies en het tekort werd inpiaats van verhoogd, teruggebracht tot 2250 millioen. De
Kamer van Afgevaardigden nam op 20 Februari jl.
met 274 tegen 253 stemmen het amendement Brousse
aan, dat den Minister van Financiën machtigde, dit
gering tekort door nieuwe uitgifte van schatkistbil-
jetten te dekken. Tot zoover was ik in mijn laatsten
brief gekomen, echter niet zonder enkele reserves te
hebben gemaakt ten aanzien der comptabele methoden,
welke deze meer fictieve dan reëele verbetering van
den toestand der Fransche staatsfinanciën ten gevolge
gehad hadden.
Intusschen heeft de senatoriale financieele com-
missie op haar beurt het ‘door de Kamer omgewerkte
ontwerp ter hand genomen en haar rapporteur, de
heer Henri Bérenger, is erin geslaagd het deficit ge-
heel te doec verdwijnen en het te doen omslaan in
een overschot van 382 millioen. Dit resultaat is het
gevolg, zoowel van een vermindering de.r geramdc
uitgaven met 1150 millioen, als wei van een vermeer-
dering van 2800 millioen in de raming der ont-
vangsten.
Het aldus herziene budget ziet er dus als volgt uit:
Ontvangsten 23.135 millioen, uitgaven 22.753 mii-
lioen.
In deze nieuwe poging tot het begrootingseveii-
1)
[Zie liet nummer val,
2
Mei ji., blz. 396. – Red.]
wichi; te geraken is de vermindering van do raming
der uitgaven ongetwijfeld het meest aanvechtbare deel.
Het is waar, dat de algemeene rapporteur van den Se-
naat zich heeft gesteld op den grondslag van het ver-
schil, dat tusschen de geopende credieten en de uitgaven
van de verschillende diensten op 31 Maart ji. gecon-
stateerd is, welk verschil twee milliard beliep. Doch
‘ondanks de zorg, waarmede ieder hoofdstuk is nage-
gaan, bergt deze methode groote gevaren in zich.
In de eerste plaats, omdat het in beginsel niet vol-
doende is, de uitgaven der eerste drie maanden met
vier te vermenigvuldigen om te komen tot de totale
jaarlijksche uitgaven, aangezien deze niet gelijkelijk
over de eerste en laatste maanden verdeeld zijn. Ver-
volgens leven de openbare diensten tegenwoordig
onder het regiem der voorloopige twaalfden en lui-
den de instructies, dat slechts de
onmiddellijk
onver-
mijdelijke uitgaven mogen geschieden. Bovendien
neigt men er in Frankrijk sterk toe, zich allerlei illu-
sies over een bezuinigingspolitiek te maken. Men.
heeft nog al veel gerucht gemaakt over de in Enge-
1
land bereikte vermindering der uitgaven met onge-
veer 100 millioen Pond Sterling, maar men vergeet hieraan toe te’ voegen, dat, om hij benadering reke-
ning te houden met het verband tusschen de, koop
kracht van het Pond en den Franc, m.a.w. een omre-
keningskoers van 50 frs. per Pond aannemend, de
druk op de Britsche belastingplichtigen met een be-
drag van ongeveer 40 milliard francs correspondeert,
hetgeen wil zeggen, dat de openbare diensten in En-
geland over veel grooter middelen te beschikken heb-
ben dan in Frankrijk. De uitgaven der openbare
dienste in Frankrijk overschrijden daarentegen maar
weinig de 10 milliard, welke vrijwel gelijkelijk ver-
deeld zijn tussehen de burgerlijke en militaire (om de
juiste cijfers van het regeeringsontwerp te noemen:
10.834 millioen, waarvan 5799 millioen voor de bur-
gerljke ministeries en 5035 millioen voor de nationale
verdediging).
1).
Men moet dus allereerst verwachten, dat de door
den Senaat aangenomen houding in de eerste plaats
de goede werking van de openbare diensten min of
meer zal belemmeren en dat desondanks zekere on-
‘misbare uitgaven opnieuw en dan- in den vorm van
aanvullingsbegrootingen zullen verschijnen.
De methode, welke aangewend is voor de raming
der ontvangsten is al niet meer avereenkomstig de
klassieke beginselen (regel van het voorlaatste jaar)
en er schuilt waarschijnlijk eenige onvoorzichtigheid
in, van nu af op de verhoogde inkomsten te bouwen,
welke de eerste drie maanden van het jaar vertoonen,
waarop de ontwerp-begrooting betrekking heeft en deze surplussen met vier te vermenigvuldigen. Het
onbetwistbare feit, dat de inkomsten de raming over-
treff en, is op zichzelf een zeer geruststellend ver-
‘schijnsel en kan bijdragen tot de rechtvaardiging van
de zeer •gunstige voorspellingen, welke gedaan zijn
omtrent de toekomstige ontwikkeling der -Fransche
staatsfinanciën.
De inkomstenbelasting heeft, indien men de grond-
belasting erbij optelt, 904.695.900 francs opgebracht
in de eerste drie maanden van het jaar, waardoor de
opbrengst der overeenkomstige periode van het vorig
jaar met 191Y2 millioen francs werd overtroffen. De
opbrengst der indirecte belastingen en der monopolies
heeft 3.928.834.000 francs bereikt, tegen 3.491.565.000
francs gedurende het eerste kwartaal, van 1922, zoodat
de onder deze hoofden ontvangen bedragen met meer
dan 437 millioen de correspondeerende ontvangsten
van 1922 hebben overtroffen. De opbrengst dezer be-
lastingen heeft evenzeer de oorspronkelijke raming
1)
[De schrijver vergelijkt deze Fraasche uitgaven met
de totaalsoin vali het jongste Engelsche budget. Laat men uit dit budget de bedrageii voor rentobetaling ei, oorlogs-
pensioenen weg, cli elintineert men tevens den
in
ont.
vangst en uitgaaf door de begrooting loopenden postdienst,
daii komt
mcii
tot ccii totaal aan uitgaven vau ruim
340
millioen of
17
nnlliird francs. – lIed.]
506
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
der begrooting overtroffen, hetgeen blijkt uit het vol-
gen de. overzicht:
–
Vergelijking met
de oorspronke-
Opbrengst
lijke raming
der hegrooting
Registratie
……………..
777.921.000
+
101.921.500
Zegel
:
…………………………….
165
.
057
.
000
+
18.407.500
Beursbelastisig
.
…………
14.567.000
+
8.422.500
Belasting op rorende goederen
284.593.000
+
43.164.000
luxebelastin
g
…………..
4.706.000
+
871.500
Omzetbe]asting
………….
650.255.000
+
16.737.000
Invoerrechten (uitgezondercl op
suiker
en
zout)
……….
402.883.000
— 184.312.000
Inch
recte belaltingen (uitgezo ii-
–
derd op suiker en zout)
650.154.000
+
139.145.500
Koloniale
waren
………..
48.869.000
+
7.730.000
Zout
………………….
9.435.000
+
1.579.000
Suiker en snecharine
……..
115.893.000
+
25.860.000
Vluchtige oliën en petroleum-
soorten ………………
65.984.000
+ 31.610.000
Beuzolsoorten …………..
2.899.000 –
91.000
De monopol.i.es
hebben gedurende het eerste kwar-taal van het loopende jaar het volgende opgebracht:
Vergelijking met
de oorspronke-
Opbrengst
lijke raming
–
der begrooting
Lucifers
………………
22.288.000
+
199.000
Briketten ………………
375.000
+
79.000
Tabak
………………..
395.975.000
+
7.267.000
Buskruit ………………
12.007.000
+
4.922.000
Posterijen ………………
183.567.000
+ 12.600.000
Telegrafie
…………….
53.976.000
+
9.427.000
Telefonie
………………
66.472.000
+
4.432.000
Diversen ………………
958.000
+
796.500
Ten slotte hebben de buitèngeone heffingen ge-
durende het eerste kwartaal van het loopende jaar
ruim 530.193.100 francs opgeleverd, waarvan onge-
veer 396 millioen zijn oiitvangen uit hoofde van oor-
logswinstbelasting en een weinig meer clan 24 mil-
iion uit liquidatie van voorraden.
Indien men de opbrengst dér gewone middelen, nl
4.959.629.200 francs, optelt bij die der buitengewone,
valt vast te stellen, dat gedurende de eerste drie
maanden van 1923 het totaal der staatsontvangsten
een bedrag van 5.490.421.000 francs bereikt heeft.
Md kan echter opmerken, dat de invoerrechteu
een aanzienlijke inzinking vertoonen. Het is derhalvè
van pas hier op te merken, dat de regeering zich
met dit vraagstuk in bijzondere mate bezighoudt, daar
zij de effectiviteit van de invoerrechten wenscht te
handhaven, zoowel uit fiscaal oogpunt, alsT met het
oog op de bescherming der nationale industrie. In eeti
circulaire van recenten datum, waarop ik naderhand
nog eens hoop terug te komen, heeft de Minister van
Handel aan verschillende vereenigingen van indus-
trieelen en kooplieden de vraag voorgelegd van de be-
taling der douanerechten in goud. Klaarblijkelijk is
het denlcbeeld van den Minister van Handel, door in-
stelling van douanerechten in gouden francs (maar
die voldaan zouden worden in een aantal papieren
francs correspondeerend met den wisselkoers), een-vouclig een douanetarief te
verkrijgen,
dat automa-
tisch met de waarde der ingevoerde goederen varieert.
Te oordeelen naar de publicatie der eerst ontvangen
antwoorden schijnt het, dat op dit punt in de zaken-
wereld- nog zeer weinig heldere denkbeelden bestaan,
maar het schijnt niet, dat men zal komen tot een
gunstige houding voor het onderhavige plan.
Men kn niet ontkennen, dat de -financieele toe-
stand van Frankrijk nog aanzienlijk gedrukt wordt
door de buitengewone begrooting van de ,,dépenses
recouvrables”, waaruit de noodzakelijke voorschotten voor het herstel der verwoeste gebieden en den dienst
der pensioenen worden gedaan. Het totaal der uitga-
‘en uit dezen hoofde bedroeg eind 1922 bijna 100
milliard francs (nauwkeurig 97.140 niiilioe:n), waar-
van 31.619 millioen voor persoonlijke schaden en
53.651 millioen voor schaden aan eigendommen toege-
bracht, vermeerderd met 12.410 millioen interest. De
van Duitschland ontvangen bedragen beliep en op het-
zelfde tijdstip 1780 millioen gouden. Mark, waarvan
af te trelcken zijn 239 millioen door Fïunkrijk krach-
tens de overeenkomst van Spa voorgeschoten, hetgeen
dus een restant laat van 1541 millioen gouden Mark,
een bedrag rdtuweljks gelijk aan de bezettingskosten
(1602 millioen gouden Mark).
Men kan cl is zeggen, dat de last van het herstel
tot dusverre grootendeels op de Fransche schatkist
heeft gedrukt, die hem onder het oog heeft gezien
door een beroep te doen op het crediet van de natie.
De speciale leeningen van het Crédit national heb-
ben – steeds tot 31 December 1922 – 11.614 mii-
lioen opgebracht, de zesjarige obligaties 930 millioeji,
buitenlandsche leeningen ongeveer 1100 millioen en de ,,emprnts des sinistrés” 6406 millioen. Bovendien
zijn 465 millioen betaald door inlevering van Rentes,
terwijl het overige, ongeveer 12 milliard, door rnid-
del van schatkistoeraties verkregen is.
Men kan thans zeggen, dat het voornaamste op dit
gebied tot stand is gebracht, maar de taak is nog niet
afgeloopen en het staat buiten
twijfel,
dat haar af-
wikkeling nog meerdere tientallen milliarden aaci
nieuwe leeningen zal vragen: die op het Fransche
budget zullen drukken, zoolang het niet mogelijk zal
zijn geweest te komen tot.een, zij het ook partieele,
internationale regeling van het schadevergoedings-
vraagstuk.
Ondanks den moeiljken financieelen toestand, waar-
in Frankrijk zich thans bevindt, wil het schijnen, dat
het zwaarste achter den rug is en de reeds zeer be-
moedigende resultaten, die verkregen zijn, ondanlcs
somtijds wel een weinig aanvechtbare financieele me-
thoden, geven geen grond om aan de toekomst te
twijfelen. Niemand ziet de gestegen economische
macht over het hoofd, die
Frankrijk
verkregen heeft
door het weder aanhechten van de departementen vnn
dn
1
,,Haut-R-hin”, den ,,Bas-Rhin” en de ,,Moselle” en van de ontwikkeling van zijn koloniaal rijk.
Welke de gebreken van het Fransche fiscale regiem
derhalve mogen zijn, men kan het de verdienste eener groote veerkracht niet ontzeggen en de inkomsten van
den Franschen Staat zullen niet nalaten te vermeer-deren met de stijging der productie en van de parti-
culiere rijkdommen.
BERTRAN 1)
NocMro.
ENKELE HOOFDLIJNEN UIT DE IERSCHE
STAATSINRICHTING.
II. Zuid-Ierland.
Dr. T. E. G.regory te Londen.schrjft ons:
Terwijl de wet van 1920 in hoofdaak nog onver-
anderd op het Noorden van toepassing is, bepaalt de
wetgeving van 1922 den toestand in het Zuiden. Deze
komt in wezen hierop neer, dat Zuid-Ierland wordt
afgesneden van zijn aardrijkskundigen .basis, dien het
in de Britsche eilanden vindt, terwijl
zijn
positie ge-
lijk wordt gemaakt aan die îan een zichzelf regee-
renden staat.
Het voornaamste punt is, dat ,,Ierland dezelfde con-
stitutioneele positie in de volksgemeenschap, bekend
als het Britsche Rijk, zal hebben, als het Dominion
of Canada, de Commonwealth of Australia, het Domi-
nion of New-Zealand, en de Union of South Africa
met een Parlement, dat wetgevende bevoegdheid heeft
ten aanzien van den vrede, de orde en de goede regee-
ring . van Ierland….en dat het bekend zal zijn als
de lersche Vrijstaat.” –
Art. 2 van het .Vredesverdrag, in welks eerste arti-
kel het zoo juist vermelde voorkomt, bepaalt dan ver-
der de positie van Ierland door vast te stellen, dat
,,de verhouding van den Ierscheu Vrjstaat tot het
Rijksparlement en de Rijksrgeering….gelijk zal
zijn aan die van het Dominion of Canada en dat cle rechtspractijk en het constitutioneel gebruik, die de betrekkingen tusschen de kroon…. en het Rijkspar-
lement eenerzijds en het Dominion of Canada ander-
zijds beheerschen, dit eveneens die met dl.en lerschen
Vrijstaat zullen doen.” .
6
Juni
1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
507
Deze is dus in alle opzichten een souvereine staat
met deze beperking, dat zijn wetten de bepalingen
van liet Vredesverdrag niet mogen overtreden, noch
eenigen regel, waaraan het Canadeesche parlement
zich nog tehouden heeft. Op het terre:in der economi-
scl1e wetgeving is de Oanadeesche Regeering echter
onafhankelijk van het Vereenigd Koninkrijk en heeft
ziî de bevoegdheid, verdragen te sluiten, protectionis-
tische tarieven in te stellen, gericht tegen de rest van
het Rijk, wijzigingen te brengen in het muntwezen en
belastingen te heffen. Vrijheid is dus in wezen ver-
kregen, hoezeer het lersche extremisme of idealisme
een afkeer moge hebben van den band, welke den
nieuwen staat met de rest van het Rijk verbindt.
Als gevolg van deze nieuwe wet werd het noodza-
kelijk de betrekkingen tusschen het Noorden en het
u
Zuiden opniew te regelen. Het noordelijk l’arlement
kreeg één maand tijd om aan het Rijksparlemen.t te
adresseeren, op het einde van welke maand, indien
zoodanig adres was ingediend, de macht van het Zui-
den over liet Noorden, voor zoover zij haar oorsprong
vond in de wet van 1920, zou ophouden te bestaan.
Belangrijker is, dat art. 4 van cle ,,Consequential Pro-
visions Act” een binnenlandsche grens invoerde. Deze
grens is nog niet, naar waarschijnlijk bekend is, defi-
nitief vastgesteld.
Art. 12 van het vredesverdrag bepaalt, dat een
grenscommissie zal worden ingesteld, die de schei-
dingslijn definitief zal vaststellen op grond van de
,,economische en aardrijkskundige toestanden”.
De afwezigheid van een definitieve grens heeft ech-
ter niet verhinderd, dat de in het zoo juist genoemde
art. 4 bedoelde binneniandsche grens is vastgesteld, krachtens welk artikel alle noodige maatregelen ge-‘
troffen mogen worden met betrekking tot in- en uit-
voer van goederen anders dan langs voorgeschreven
wegen en op bepaalde tijdstippen
en tot de plaatsen
waar en de wijze w’aarop de noodzakelijke douane-
formaliteiten vervuld moeteil worden.
De geheele gecompliceerde regeling van gereser-
veerde en overged.ragen diensten en belastingen ont-
breekt iii de wetgeving van Zuid-Ierland; desriiet-
tegenstaande moesten sommige vragen van administra-
tief. belang onder het oog worden gezien. Bij het
Vredesverdrag heeft het Zuiden nl. zoodanig deel van
dë staatsschuld overgenomen met inbegrip van pen-
sioenen, ,,als redelijk en billijk mag worden geacht”,
terwijl de lérsche verplichtingen op dit gebied ver-
minderd worden door de vorderingen, welke Ierland
op Engeland heeft, en waarvan het bedrag, indien
men niet tot overeenstemming kan komen, zal worden
vastgesteld door scheidsrechterlijke uitspraak van een
of meer onafhankelijke personen, burgers van het
Britsdhe Rijk. Art. 9 van het Verdrag regelt de ha
venvrijheid
01)
grondslag van wederkeerigheid, terwijl
art. 5 van de Oonsequential Provisions Act een rege-
ling bevat tot het vermijden van dubbele belasting.
Verder kunnen het Britsche en Iersche stelsel van
ziekte- en invaliditeitsverzekering krachtens art. 6
van dezelfde wet gescheiden worden, hetgeen dan met
zich brengt het overbrengen van Engeland naar Ier-
land der fondsen van verzekeringskassen en delen
daarvan (onder het Britsche stelsel is de verzekerde
al regel lid van een ,,goedgekeurde” verzekeringskas
en geniet hij niet direct uitkeering van den Staat).
Art. 7 van dezelfde wet bepaalt, dat een uitwisseling
van diensten kan bestaan tusschen afcleelingen van
den Britschen en lerschen staatsdienst, terwijl, in-
dien de lersche Vrijstaat een postspaarhank opricht,
een bepaald deel van de activa van de Post Office
Savings Banks aan dën lerschen Vrijstaat zal worden
overgedragen.
De interne constitutioneele regelingen van den
Vrijstaat vertoonen geen trekken van buitengewoon belang, voor zoover het den economischen kant der
dingen aangaat.
Art. 11 van de grondwet verklaart de natuurlijke
hulpmiddelen van den Vrijstaat, voor zoover nog
niet vervreemd, tot staatseigendom. Zij kunnen niet
vervreemd, doch wel in erfpacht uitgegevén worden
en voor zoover zulks geschiedt, voor een niet lange-
:i’en termijn dan 99 jaar, terwijl geen erfpacht op de
oude voorwaarden vernieuwd mag worden.
De grondwet volgt het moderne precedent der Brit-
sche wetgevende macht inzake belastingen, door de
macht te dezen aanzien uitsluitend in handen te leg-
gen van het Lagerhuis. A:rt., 35 bepaalt, dat dit (ni.
de Dail Eireanu) met betrekking tot de ,,Money Buis”
de uitsluitende wetgevende bevoegdheid heeft.
Drie vraagstukken wachten thans in Ierland nog
hun oplossing.
1-let eerste en belangrijkste is het evenwicht in de
staatsfinanciën. De laatste inlichtingen hieromtrent
luiden, dat de lersche Regeering door middel van lee-ningen tot het einde van het begrootingsjaar ongeveer
£ 25 millioen, het deficit, zal hebben te vinden, ter-
wijl verder nog bedragen noodig zullen zijn voor af-
wikkeling van schadeloosstellingen en andere vor-
deringen.
Het tweede vraagstuk is .dat van de toekomstige
tariefpolitiek. Ierland, dat overwegend landbouwland is en dat veel naar dit land uitvoert, behoorde natuur-
lijk een vrijhandelsstaat te zijn, doch als gewoonlijk
ten gevolge van nationalistische agitatie, scbijnt hef
alsof het de rest van de wereld wil nadoen en een industrie vormen, zonder maar eenigszins met de
kosten van deze politiek rekening te houden. In de derde plaats is daar het grondvraagstuk. Een
serie van wetten op dit gebied, waardoor de grond
langzamerhand in de handen van de boeren overging,
vereischt afronding. Deze week werd een nieuwe
Land Act bij het lersche Parlement ingediend, waar-
over de Britsche pers zich in het algemeen met veel
instemming keeft uitgelaten. Het ontwerp stelt voor,
aan koopen van grond in 15 jaar te kapitaliseeren, ter-
wijl betaling zal geschieden in 4 pCt. obligatiën en
verder ook bepaald wordt, dat met 75 pOt. van drie
jâar onbetaalde jacht de koopprijs verhoogd zal
worden.
Intusschen hangt ook nog de grenskwestie. Deze
heeft een economischen kant, aangezien de huidige grens enkele meer belangrijke havens van hun ach-
terland afsnijdt, hetgeen vooral geldt voor Derry en
Belfast. De ideale oplossirg zou natuurlijk zijn een
vereeniging van Noord en Zuid, maar hieraan valt
dp -het oogenblik absoluut niet te denken. Zooals de
dingen thans staan is de econoom wel verplicht te er-
kennen, dat de poging tot het oplossen van liet Ier-
sche vraagstuk is uitgeloopen op het nog meer ge-
compliceerd maken van het bestuur der Britsche eilan-
den, dan dit ooit te voren geweest is.
T. E. GREOORY..
AANTEEKENINGEN.
De Oostenr’ijlcsche Maandbegrootingen.
– Het doel van liet Volkenbondsplan voor het herstel
van Oostenrijk
1)
is om in een tijdperk van twee jaar
de Oostenrjksche staatsfinanciën in eenwicht te
brengen. Gedurende die twee jaar moet derhalve het
nu nog in de stdatshuishouding bestaande deficit
geleidelijk afnemen om in 1925 geheel verdwenen te
zijn. Te dien einde heeft in 1922 de Provisorische
Delegatie van den Volkenbond te zamen met de
Oostenrijksche Regeering een plan opgemaakt, dat
de etappen aangeeft, volgens welke de begrooting in
twee jaren in evenwicht gebracht moet worden. Dat
plan berust op een drastische besnoeiing vin de staats-
uitgaven en een verhooging van de staatsinkomsten.
Voor ieder tijdperk van 6 maanden van de jaren
1923 en 1924 is aangegeven een maximum van de
uitgaven, een minimum van de inkomsten en derhalve
een maximum van het deficit. Voor – het loopende
1)
Over de reconstructie van Oostenrijk vergelijke men
voorts de artt. in de nos. van 8 en 15 November
1922
ee
4
en 11
April en
23
Mei
1923.
fr
508
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
halfjaar (1 Januari—i Juli 1923) zijn de cijfers:
uitgaven 599.760 millioen goudkronen
inkomsten 317.226
deficit
282.534 millioen goudkronen.
*
Deze cijfers zijn berekend op een jaarbasis, d.w.z.
over een tijdperk van 12 maanden. Per maand vloeit
hieruit voort een gemiddelde van:
uitgaven 718.712 milliard papierkronen
1)
inkomsten 380.142
deficit
338.570 milliard papierkronen.
Het zich houden binnen deze grenzen, d.w.z. aan
een maandelijksch deficit van gemiddeld 339 milliard
papierkrohen, beteekende reeds een zware taak voor
de Oostenrijksche Staatsadministratie, als men be-
denkt, dat in October 1922 het maandelijksche dificit
nog bedroeg 572 milliard papierkronen. Desondanks
is het gelukt te
blijven
binnen de grenzen, vast-
gesteld doör de Provisorische Delegatie van den
Volkenbond.
Ter vergemakkelijking van het° uitoefenen der
contrôle wordt voor het begin van iedere maand een
maandbegrooting opgemaakt en onderworpen aan de goedkeuring van den Commissaris-Generaal van den
Volkenbond, Mr. A. R. Zimmerman. Deze stelt in
den loop dier maand niet meer geld ter beschikking
van de Regeering dan het op de maandbegrooting
voorziene deficit bedraagt.
Gedurende het nu loopende halfjaar heeft dit
systeem goed gewerkt. Het deficit op de op deze
wijze vastgestelde maandbegrooting bedroeg voor:
Januari 1923 404 milliard papierkronen
Februari
372
Maart
308
April
,,
305
–
Mei
,,
305
Juni
,, 303
Totaal voor 6 mnd. 1997 milliard papierkronen.
Dit cijfer
blijft
derhalve binnen de grens, vast-gesteld’, door de Provisorische Delegatie, ni. 6 ><
338.570 = 2.031,420 milliard papierkronen.
Op het oogenblik (28 Mei) heeft de Oostenrijksche
Regeering de resultaten van de financieele admini-
stratie gepubliceerd over de eerste 3 maanden van
dit jaar. Daaruit blijkt, dat de financieele uitkomsten
gunstiger ‘zijn geweest dan in de begrooting werd
aangenomen, aangezien het deficit over de maanden
Januari, Februari en Maart 1923 in totaal heeft
beloopen 976 milliard papierkronen. Reeds gedurende
de eerste drie maanden is het deficit derhalve 39
milliard kleiner dan het door de Provisorische
Delegatie vastgstelde gemiddelde (3 X 338,570 =
L015,710).
.
bi
Aangezien de Oostenrijksche administratie uit
zuinigheidsoverweging verschillende uitgaven tot later
heeft verschoven, is een
vergelijking
van de maand-
begrootingen eenigszins gecompliceerd. Het werkelijke
deficit van 976 milliard moet vergeleken worden met
een
cijfer
yan 1032 milliard, voorzien in de maand-
begrootingen.
2)
Het deficit was derhalve 56 milliard
kleiner dan laatstgenoemd cijfer.
Voor het volgende halfjaar (1 J’uli 1923-1 J’anuari
1924) is het maximum maandgemiddelde van het
deficit lager gesteld, nl. op 191 milliard. Daar de
vermindering van het deficit gedurende het loopende
halfjaar zonder ernstige moeilijkheden heeft kunnen
plaats vinden, bestaat er goede hoop, dat lin het
komende halfjaar deze limiet ook niet overschreden
behoeft te worden.
1)
Omgerekend in papierkronen tegen den koers van
1
goudkroon
= 14,380
papierkronen.
2)
Januari …………………………..
405
milliard
Februari
372_ 34
(uitgaven, uitgest. tot Maart) 338
Maart
30834
(uitgaven uitgest. in Februari)
—53
(uitgaven uitgesteld tot April)
……..
289
1032
milliard
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
D e E c o n om i s t. — ‘s-Gravenhage, 15 April
1923.
Mr. A. M. de Jong,
De Engelsche Bauk-Restriction
van 1197, III (Slot);
M. H. Roodschild,
Overbevol-
king en landverhuizing.
‘1he American Economic Review. –
Cambridge, Mass., Maart 1923.
H. R. Seager,
Company Unions vs. Trade Unions;
A. Bergiund,
The Tariff Act of 1922; E. S. Tucker,
Financial argument for federal aid to education: a
criticism;
H. G. Moulton,
Economie conditions in
Europe;
B. M. Anderson Jr.,
‘European firiaricial
situation and remedies;
H. Bruere,
Constructive ver-
sus dollar diplomacy;
1. Fisher,
Stabilizaton of
Europe;
S. S. Garrelt,
Some notes on the relation of
money and
prides;
E. A. Goldenweiser,
Effects of
further gold imports on our banking.
The J’ournal of Political ‘Economy.
— Chicago, April 1923.
E. G. Tugweil,
The life and work of Simon Nelson
Patten;
J. M. ClarJc,
Overhead costs in modern indus’
try;
W. F. Mitchçll,
The liquidity of bank earning
assets;
C. J. Crobaugh,
International comity in
taxation; Ch. 0. Hardy
and
L. S. Lyon,
The theory of hedging;
P. H. Dougla.s,
Labor adjustment;
S. P.
Mcccli.,
Financing business through commercial paper
issues;
L. W. Mints,
Expansion of capital by open
inarket borrowing.
Political Sc:ience Quarterly. — New
York, Maart 1923.
– E. R. A. ,Seligrnan,
The effects of taxation;
E. M.
Earle,
The secret Angio-German convention of 1914
egardiug Asiatic Turkey;
G. Waltas,
J’eremy Ben-
tharn;
R. L. Bueli,
The developmet of anti-Japanese
agitation in the United States II;
T.- Dennett,
Early
Arnerican policy in Korea, 1883—’87;
R. L. Sc/iuyler,
The Britannic question and the American revolution;
W. E. Dodd,
Wilsonism.
Weltwi r ts ch a ftl i ch es Archi v. — Jena,
Januari 1923. *
Dr. W. Notz,
Neuere Entwickiungen in der .Welt-
wirtschaftliehen Stellung der Vereinigten Staaten;
R. A. Bansm Doman,
Wirkungen des Weltkrieges auf
Argentinins Volkswirtschaft, insbesondere auf seine
Wahrungsverhaltnisse;
Dr. Fr. K. Mq,nn,
Wirtsehaft-
liche Organisationsideen der Gegenwart;
Prof. Mr.
A. van. Gijn,
Das Geld als Quelle von Missverstiind-
nissen im internationalen ,G-üteraustausch.
1) i e B a n k. — Berlijn, Maart 1928.
A. La’ri.sburgh,
Was ist Goldwhrung;’
Dr. Fr.
Köhler,
Der Kapitalwert der deutschen Industrie.
B a n k-Ai c h i v. – Berlijn, 1 Maart 1923.
Dr. .Dalberg,
Entwickiung zur ,,Mark-Banco”.
Goldrechnung, G oldbankverkehr, Goldanleihen;
Dr.
H. Friedtiinddr,
Die Bewertungsgrun•dsï.tze des Ka-
pitalverkehrssteuergesetzes hei der Sachgründung und
Fusion;
Dr. Bernicken,
Umwahdlung von Vorzugs-
aktien in Stammaktien und das Kapitalverkehrs-
steuergesetz;
Dr. ‘W. Koepel,
Ist der Bezug junger
Aktien. börsenumsatzsteuerpfiichtig
?Dr. R. Malss,
Die Versteuerung der Unions-Zertifikate.
1 d e m. — Berlijn, 15 Maart 1923.
Do] larschatzanweisun gen des Deutschen Reiches;
D. M. v. Schinckel,
Zur sogenannten ,,Banco-Wah-
rung”;
Dr. L. A. Hahn,
Zur Frage des Gôldrech-
nungs-Bankverkehrs;
Dr. H. A. Simon,
Die Freigabe
des in den U. S. A. beschlagnahmten deutschen Ver-
mögens nach der ,,Winslow Bill”.
The Geographical Jourual. — Londen,
April 1923.
J. E. T. Philipps,
,,Muftmbiro”: The Birunga vol-
canoes of Kigezi-Ruanda-Kivu;
R. L. Sherlock,
The
influence of Man as an agent in geographical change;
W. F. Blake,
Sorne difficulties in flying,round the
6 Juni 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
509
world;
W. M. 1?arnsay,
Geography and history in
Phrygo-Pisi
cli.an giert.
Totaal der emissies in Januari ….
f
86.663,725,-
Februari ..
1
5.757.500,-
Maart
,,
4.765.840,-
April
,,
6.979.250,-
Mei ……,,
8.503.000,–
Algemeen Totaal:.
f
112.669.315,-
Bovendien:
f
40.330.000,- 3m. Schatkistprornessen a
990,31
-,, 6.720.000,- 6/m.
,,
,, ,,
980,85
11.753.000,- 1-j. 4
0/
0
Schatkistbiljetten,,
1000,-
847.000,_ 6-j.4
o/
,,
,,
1000,_
terwijl voorts ook hier te lande gelegenheid bestond tot
inschrijving op de uitgifte van Spokane Flour
Muis
$ 200.000.- 8
0
/0
cum. prei. aand. 9. 100
01.i
GIRO-KANTOOR DER GEM]fENTE AMSTERDAM.
Januari
1923
0
Februari
1923
Posten
1
Bedrag
11
Posten
1
Bedrag
Ontvangen en
1
1
betaald:
1
in contanten
29667
1f
15.530233 ‘ 27863.
1f
13.907.631
door.
over-
1
schrijv
ing i).
2621.2
87.767.399 111462 ,, 57.509.695
rekeninghoud.
17653
2
,1,,
31.670.436
18000
2
,1,,
26.111.655
Saldo te goed
Particuliere
part. rek,
no.
–
18.078.585
–
19.050.621
Deposito’s voor
een jaar vast.
1926
,,
8.157.800
11
1987
2
j,,
8.264.100
1 nclusieve ver rekeningen tusschen gemeentediensten,
zijnde pl.in.
f
18.053.198,.:- per maand.
Aantal.
PRODUCTIE DER KOLENMIJNEN.
(C:egeveis verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)
Tot dusverre werden ouder dit hoofd gepubliceerd gespe-
cificeerde gegevens omtrent elk der mijnen afzonderlijk. De
mijubestuurders blijken er echter bezwaar tegen te maken,
deze te blijven verstrekken, weshalve men in den vervolge
hieronder slechts de totaalcijfers zal aantreffen.
1 April
1 Mei
1 Mei
1923
1
1923
1
1922
Aant. arbeiders bovengronds.
7.657 7.729
ondergronds.
19.777
19.845
Totaal
…………..
27.434
27.574
26.175
Maart
April April
1923
1923
1922
487.758 474.345
367.203 29.830
23.928.
16.732
27
24
23
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.13. *** beteekeut: Cijfers nog niet ontvangen.
GELD.KOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
Ned 1Vrsch.
Disc. Wissels. 4
18Juli ’22
Zwits. Nat. Bk. 3
17Aug. ’22
BkBe
1
.Biflfl.Eff. 4
18Juli ’22
N.Bk.v.Denern. 6
1Mei ’23
in RU. 5
18Juli ’22
ZweedscheRbk 44
1Juli ’22
Javasche Jlank … 34
1Aug.’09
]3ankv.Noorw. 6
1Mei ’23
Bankvan Engeland 3
13Juli ’22
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbk. iS
23Apr.’23
slowakijë…
44283ƒei ’23
Bank v. Frankrijk 5
liMri. ’22
N.]3k.v.Oost.r. 9
2S’ept.’22
Belgische Nat. Bnk.
5422 Jan. ’23
Hong. Bank.. 12
25A1)r. ’23
Fed.Res,BankN.Y.
4421Feb.
’23
Bank
v.
Italië.
5411J111i ’22
Bank van Spanje..5
23Mrt.’23
OPEN MARKT.
Amsterdam
Londen
Berlijn 1Parijs N. York
Dato
Part.
Prolon.
dis::to
Part.
Part.
coil.
disconto
gatie
(3 mnd.) disconto d,sc.
moneg
2 Juni ’23 3% 1)
3% 1)
1151_2 –
– 4%_% 1
28 M.-2J.’23 3%
-5/s
3% –
i4_.2′ –
– 4% -5%
21-26 M.’23 3%51
8
3%_4 11
51
1
_2 –
– 45%
14’l9 ,, ’23 351_94 3%_% 321i
–
-.
29 M.-3J. 22
41
18..
1
,’i 3_%
2%
-i
–
– 46
30M.-4J.’21 481.% 2%_3% 5%_%
–
– 7-8
20_24Jli’14311
8
_81
15
2%_%
2i_
2% 1% .2%
1) Noteering. van 1 Juni.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Ponden n Dollars bleven vrijwelstatiounair niet een iets
flauwer stemming. Daarentegen liepen Parijs en België
vooral acts het einde der week belangrijk terug. De flauwe
stemming voor Marken hield nog steeds aan, zoodat cle
koers oplliettw een laagtepunt bereikte en nu zelfs aanzien-
lijk lager is dan de Kronenkoers. Skaitdinavii3 nver-
anderd voor Zweden eu.Denemarken, kou voor Noorwegen
aanmerkelijk herstellen. Geopend op circa 41 werd aan het
einde der week tot 43,25 betaald. Zwitserland was iets beter
gestemd, waarschijnlijk in verbaticl niet het reizigersver-
keer. Daarentegen was Spanje wat fiauver, cc. 38,75.
i3cieitos Aires opnieuw belangrijk lager; er werd voor 87%
verhandeld, waarna een niet onbelangrijk herstel kon in-
treden. Heden 90Y4-90%. Griekenland opnieuw belangrijk
beter, ea. 8,50
9.
9;-, hetgeen, volgens ontvangen berich-
ten, tot een paniek in Griekenland heeft geleid en tallooze
faillissenieo.iteu heeft veroorzaakt, daar er op de of fecten-
beurs en op de goederenmarkt een geweldige daling in de
prijzen is iugetredeu. –
5 Juni 1923.
,.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
–
Londen
•
Part],
*)
Berlijn
0)
Weenen
0)
Brussel
*0)
New
York”)
28 Mei
1923.
11.82
16.97*
0.00424 0.00364
14
.56*
2.557/
29
,,
1.923.
11.814
16.874
0.00421 0.00364
14.504
2.55o/ 30
,,
1923.
11.814
16.874 0.0042
0.0036k
14.484 2.55%
31
,,
1923.
11.80
16.774
0.00374 0.00364
14.38
2.55%
1
Juni 1923.
1
1.80*
16.62*
0.0034
0.0038
14.22
2.55a/
2
,,
1923.
–
-•
–
–
– –
Laagste d.
w.’
11.791
16.45
0.00314
0.0035
14.124 2.54%
Hoogste
,, ,, 1
11.824
17.-
0.0043
0.0037k
14.60 2.55%
26 Mei
1923.
11.82.
16.90
0.00454
0.0036*
14.51
2.55%
18
,,
1923.
11
.81*
17.02*
0.00524 0.00364
14.67
2.55%
Muntpariteit.
12.10
48.-
59.26 50.41
48.-
2.48%
0)
Noteering te
Amsterdam.
0*)
Noteering
te
Rotterdam.
1) Particuliere
opgave.
D ata
Stock-
Kopen.
Chris-
Zwitser.
Spanje
Batavial)
holm •)
hagen
0
)
Iianïa)
land)
t)
Idegrafisch
U
Mei
1923
68.05
47.30 41.35
46.074
38.85
975/71
29
,,
1923,
68.-
47.25
42.25.
46.074
38.824
975/
s
71,
.30
,,
1923
68.-.
47.30
42.25
46.124
38.75
975/7/
31
,,
1923
68.-
47.20
42.40
46.074
38.70
975/_7/
1
Juni 1923
68.-
47.20
42.65
46.074
38.75
97%
-%
2
,,
1923
–
– – –
38.75
–
L’ste d.
w.
1)
67.90
47.15
41.- 46.-
38.70
97s1
H’ste
,,
,,
1)
68.15 47.45
43.30
46.15 38.90
9771
s
26 Mei
1923
68.10
47.45
41.10
46.05
38.90
97%_%
18
,,.
1923
68.20
47.30 41.75
46-
2
38.87e
9718-7/8
Muntpariteit.
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100
0)
Noteering te
Amsterdam.
1) Particuliere
opgave.
5)
Noteering
van
17 Mei.
5)
Idem van
19
Mei.
MAANDCIJFERS.
EMISSIES
IN
MEI
1923.
Prov. en Gemeentelijke Leeningen.
f
5.940.000,-
zijnde:
Amsterdam
f
6.000.000,-
5
oj
obl.
/1 99
o/.
Industrieele ‘ondernemingen ……,,
247.00,-
zijnde: N.V. B ussumsche Waterleiding Maat-
schappij
/
250.000,
6
0
/0
obi. It
99
o,.
Cultuurondernemingen, Handeisver-
eenigingen en Handeisveun…..,,
395.500,-
zijnde:
N.v:
:randbouw-Maatschap1ij ,,Pasir-
kananga”
f
350.000,-
aand. It
113
0
/0.
Tramweg-Maatschappijen
……..
zijnde:
Oos-Java
Stoomtram-Maatschappij
/
2.000.000,_ 5X
o
obi. it 96 o/.____________________
Totaal
……f
8.503.000,-
Netto productie in tonnen
van 1000 NO. over de
maand……………..
waarvan kolenslik ……..
Aantal normale werkdagen
gedurende de maand…..
510
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
KOERSEN TE NEW YORK.
CableLond. Zicht Parijs Zicht Berlijn 1Zichl Amsterd.
(in ,’ per.) (in
ds.
p.frs.) (in cl. p. Mrk.) (in ets. P. gld.)
2 Juni
1923 4.63.-
6.48
0.0012k
39.19
Laagste d. week 4.62.25
6.48
0.0012k
39.14
Hoogste
,,
4.63.-
6.63
0.00161
9
39.20
26 Mei
1923 4.62.25
6.59
0.0022V
4
39.10
19 ,,
1923 4.62.75
6.61
0.00167
39.13
Muntpariteit. . 4.86.67
19.30
23.81%
403/
59
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen en
Noteerings. 19Mei
1
26Mei 28 Mei/2 Juni ’23 2Juni
Landen
eenheden
1923
1923 Laagste
1
Hoogste
1923
Alexandrië . Pjast. p. £ 97151
33
97161
97
3
5
182
1132 9711/93
Bangkok… Sh.p.tical 1110
1110
1110
1110
1/10
B. Aires’) . .
d. P. $
42M 4251
16
41
41l5/
4161
16
Calcutta .. . . Sh. p. rup. 114
1
1
8
114
1
18
114
3
1
32
11411
8
1141i
Constantin. . Piast.p.,
750
760
670
770
708
1-Ïongkong . . id. p. $
214
7
1
32
2
1
49
91
82 213
5
/
8
214
9
1
21371
8
Lissabon l) . ., d. per Mii. 2111
2
13
1
52
2
5
1
39
21
‘ho
2’31
Madrid ……Peset. p. £ 30.38 30.39 30.35 30.49 30.46k
Mexico …….d. per $ 24.26 24.26 24.26 24.26 24.26
Môntevideo
1)
id. 4251
9
42 41 42(
41
K
Montreal … $ per £
4.72
4.73 4.72k 4.74% 4.73w
I’raag ……
..Kr.p.
155
1
1
8
155
154k 155% 155
R.d.Janeiro
1)
d. per Mii. 531
511132
°
132
5
1io
Rome ……..Lires p. £
95
96%
96
99%
98%
Shanghai … Sh. p.tael 3/23i
3/2% 3/1k
3
1
3
’18
3
I
113
1,
Singapore …
id. p. $ 21431
214
5
1
33
214
1
1
33
214s1 214
3
1
33
Valparaiso
2).
peso p. £ 35.40 34.70 34.80 34.80 34.80
Yokohama .. Sh. p. yen 21171
21131 211111
33
211191
33
21191
56
Koersen der
voorafgaande dajen. ‘) Telegrafisch transfert.
1)
90 dg.
NOTEERING VAN ZILVER.
te
Londen N. York
te
Londen N.Vork
2Juni 1923.. 3171
8
655
3 Juni 1922.. 36111) 71%
26 Mei
1923.. 32111
1
671
4Juni 3921.. 3371
8
57%
19 ,g
1923.. 32%
662V,
20Julf 1914.. 241/
54519
5)
Noteering
van 2 Juni 1922.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 4 Juni 1923.
Activa.
Binnenl.Wis-j H.-bk.
f
47.781.451,55
sels, Prom.,’ B.-bk.
,, 33.111.583,12
enz.in
d isc.1 Ag.sch. ,, 57.339.708,93
f
138.232.743,60
Papier o.h. Buiteni. in disconto
–
tdem eigen portef.
. f
53.518.234,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.
–
53.518.234,-
Beleeningen
H..bk.
f
57.681.725,40
mci. vrscli. B..bk.
8.541.478,09
in rek..crt. Ag.sch.
97.031.893,43
op onderp
0
f
161.255.096,92
Op Effecten …….
f
142.860.940,46
0P Goederen en Spec ..18.394.156,46
161.255.096,92
Voorschotten a. L. Rijk ……………..
13.191.489,33
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.240.390,- Muntmat., Goud .. ,, 525.550.137,91
f
581.790.527,91
Munt, Zilver,
enz..
,,
9.632.936,12
Muntmat. Zilver .. ,,
–
]iffecten
591.423.464.03
Bel.v.h.Res.fonds
. f
5.649.646,93
id.van
1
1.v.h. kapit.
,,
3.966.813,50
9.616.460,43
Geb.enMeub.derBank ……………….
4.522.000,-
Diverse rekeningen ……………….,
40.529.280,82
f
1.010.288.769,13
Passiva.
Kapitaal ……
. …………………
f
20.000.000,-
Reservefonds
…………………..
,,
5.660.599,75
Bijzondere
reserve ……………….
,,
1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
942.909.030,-
Bankassignatiën in omloop ………..
,,
1.331.366,77
Rek.-Cour.
5
Het Rijk
f
–
saldo’s:
‘i Anderen,,
21.592.921,09
21.592.921,09
Diverse
rekeningen ………………
,,
17.119.270,19
fl.O
1
O.
288.7t39,13
Beschikbaar metaalsaldo ………….
f
397.561.213,17
Op
de
basis van
21.
metaaldelcicisog..
. .
,,
204.394.549,60
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is.
,,
1.987.806.065,85
NED. BANK 4 Juni 1923
(vervolg).
Voornaamsteposten in duizenden guldens.
Dato
Goud
Zilver
Bank
–
ou
.jetlen
Andere
opetschbore
scnulaen
581.791
9.633
942.909
22.924
4
Juni
1923 …….
28
Mej
1923 …….
581.79!
9.710
928.044
29.093 581.791
9.450
936.235
33.321
14
1923 ……581.790
7.938
960.476 25.653
1923 ……581.790
7.832
976.722
26.871
22
1923 …….
6
Juni 1922 ……605.890
6.587
1.002.514
36.170
6
juni 1921 ……605.965
12.657
1.027.707 70.372
25
Juli
1914 ……
162.114
8.228 310.437 6.198
Totaal”‘”
Data
bedrog
1
Schatkist.
Belee.
1
disconto’s promessen
ningen
Metaal.
1
percen
rechtstreeks
saldo
tage
4 Juni 1923
138.233
2.000
161.255 397.561
60
28 Mei
1923
155.405
16.000
135.369 399.377
60
22
;,
1923
167.069
25.000
144.109
396.634
61
14
1923
172.082
28.000
142.772 391.806
,
60
7
1923
183.061
37.000
159.622
388.207
59
6 Juni 1922
191.025
7.000
112.424 ,404.065
60
6 Juni 1921
245.063
80.700
174.503
398.268;
56
25 Juli
1914
67.947
14.300
61.686 43.521
2
.)
54
1)
Op de basis van
31
metaaldekking.
TJitdebekeadimakingvanden
M
i n i s t e
r
v a n Finan
c i
ë n
blijkt, dat uitstonden
op:
1
28 Mei 1923
4
Juni 1923
Aan schatkistpromessen
f
324.41O.000,-
f
3
l
3.7
SO
.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk
16.000.000,-
,,
2.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
.
215.86l.000,-,’
,,229.421.000,_1
Aan zilverbons……….
,,
27.068.413,-
,,
27.334.323,50
Onder de vlottende schuld
is
begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
,,272.361.000,- ,,271.937.000,-
Voorschot aanGemeenteni
31 Mrt. 1923
30Apr.1923
voor door Rijkvoor hen ,
97.537.646,93
,,
77.709.420,31
te heffen luk. belastingJ
28 Mei 1923
4
Juni 1923
Tegoedv. d. Postc. &G. dst
,,1
13.653.96i,98I
,,1
13.653.961,9Sf
1)
Waarvan
f
33.653.000 vervallen
op of
na
1
April
1927.
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn tëlegradisch ontvangen.
Data
–
Goud
Zilver
B
,
k-
”
.
jetten
Andere
opeischb.
Beschikb.
metaal.
schulden
saldo
26 Mei 1923
2i.750
265.000
101.000
142.550
19
1923
220.500 268.000
102.500
146.400
12
1923
223.000 271.500
98.000
149.100
28Apr.1923
Ï61.079
60.917
261.989
109.562
148.881
21
1923
160.612
61.177
263.501
110.305
147.737
14
1923
160.605
60.980 266.431
105.903
147.804
27 Mi 1922
153.183
46.977
263.581 71.963
133.693
28 Mei 1921
225.302
14.421
309.339 134.123
151.358
25 Juli1914
22.057
1
31.907
1
110.172
1
12.634
4.842
2
Wissels, Voor-
Diverse
Dek-
Data
Dis.
buiten
Belee-
schotten
reke-
kings.
–
contos
N.-Ind.
ningen
aan het
.
nngefl
percen.
1
betaalbaar
1
1
Gouv.nem.i
lage
26 Mei 1923
167670
–
33.100
59
19
,,
1923
166.520
31.300
00
12
1923
163.310
29.100
60
28Apr.1923 374
29.387
60.951 24.287
24.918
60
21
1923 36.405
29.857
64.028 16.064 32.600
59
14
1923 36.603
30.113
61.511
10.911
38.616
60
27 Mei 1922 33.615
21.001
71.349
7.999 19.016
60
20 Mei 1921 38.504
20.900 103.300
1.8.803
33.031.
54
25 Juli 1914
7.259 6.395
47.934
6.446 2.228
44
1)
Sluitpost activa.
7)
Basis
2
15
metaaldekklng.
DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaanste posten in duizenden guldens.
Data
–
Metaal
Circulatie
opeiscl,b.
schulden
Disconto’s
Div. reke-
ningenl)
5
Tvlei
1923..
1.198
1.730 838 1.173 443
28 April
1923..
1.213 1.720
891
1.175 425
21
,,
1923..
1.198 1.540 1.042
1.179 459
6 hlei
1922..
1.601
2.195
860 1.069 1.164
25 Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
1)
Sluitpost der activa.
1
6 Juni 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
51
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voonnaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in du!aeniden pond sterling.
Data
Metaal
Circulatle
Currency
Notes.
Bedrag
Gouda’.
Gov. Sec.
30 Mei
1923
127.524
124.550 11287.481
27.000
243.085
23
1923
127.527
123.280
287.919
27.000
243.449
16
1923
127.525
123.476
287.416
27.000
242.915
1923
127.522 123.776
287.049 27.000
242.557
3′:Mei
1922
128.881
122.716
298.279 28.500
,
258.177
2,Ju1i
1914
40.164 29.317
–
–
-.
Data
Gov.
Sec.
42.967
Other
Sec.
1
Public
Depos.
1
Other
Depos. Reserve
1
Dek-
1
kings-
1
perc.’
19,06
3’0 Mei
’23
71.256
20.754
98.429
22724
1
13
’23
42.576 69.604
12.577 105.806
23.996 20,27
16
’23
44.131
72.226 15.660 106.723
23.799
19,44
9
23
42.221
(18.614
14.602 102.003
23.496 20,15
31 Mei ’22
47.098 75.359 28.741
101.481
24.615
18,90
12Juli
’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
5201
8
‘)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voorunanuste posten, onder iijvoegiig der Darleheas-
kassenscheine, in millioenen Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Goud
‘
Waarv.
Ibij
Luid.1
1
circ.bkn
ii
1
Kassen-
sc/le!ne
Circulatie
1
Dek-
t
kings’
perc.
33 Mei
’23
15.379
833 203
.
1.718.411
7.586.646
23
15
,,
’23
14.655
842 212
1.725.328
7.1 12.782
24
7 Apr. ’23
14.429 914
224
1.630.250
6.723.103
24
30
,,
’23
14.517
920 217
1.464.270
6.545.984
23
32 Mei
’22
1.022 1.003
50
3.835
144.138
3
33 Juli
’14
1.691
1.357
–
651
1.891
93
Darlehens-
l’V,ssels
assensc
e,ne
Handels. Schatkist- Rek. C,t.
Totaal
In
kas
hij de
Totaal
wissels
papier
uitgegeven Rijks bank
Fo
10.501.878 3550.447 6.951.430 4294.602 1731.000 1.718.Ô00
22
10.116.437 3274.331 6.842.106 4453.7.30 1737.800 1.725.300
‘
0
7″
9.350.270 3088.654 6.261.616 3979.579 1651.800 1.639.200
9.211.0.16 2986.1176.225.899 3854.275 1476.900 1.464.300
159.359
2.889 156.470
29.307
12.922
3.813
751
751 –
944 –
–
Onbelast. Bovendien verpand op 30 April
1923 84.9 miii., op 7
Mei
1923 90.9 miii., op 15
Mei
1923 102.9 miii., op 23
Mei
1923 111.9 miii.
Dekking der circulatie door noetaal en Kassenscheine.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornnainste poaten in duizenden francs.
Data
Goud
Waarvan
In het
Buitenland
Zilver
Te goed
in het Buitenland
Butt.gcw.
voorsch.
old. Staat
31 1V.lei’23
5.537.397
1.864.345
292.360
595.238
23.000.000
24
’23 5.537.242
1.804.345
292.256
596.602
22.600.000
17
’23
5.537.107
1.864.345
292.175
596.840
22.800.000
1Juni’22
5.527.811
1.948.367
284.088 629.659
23.100.000
23 Juli’14
4.104.39Ö
–
639.620
– –
Uitge-
Belee-
Bankbtl-
Rek.
Cr1.
1
Rek.
Parti-
1
Cr1.
–
Wissels
1
nlngen
jetten
culieren
1
Staat
Wissels
stelde
1
2.806.743
20.452 2.129.845 36.740.98012.131.1421 68.639
22
2.4] 3.266
20.478 2.109.507 36.386J38!2.172.885 3,3.534
2.402.226
20.584 2.165.400 36.692.07312.098.752 57.954
2.449.806
38.271 2.253.172 35.982.1012.282.610 20.592
-. 1.541.980
–
1
769.400 5.911.9101 942.570 400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden 8 railes.
1
Metaal
1
Beleen,
1
Beleen.
i
Binn.
t
1
mcl.
1
van
1
van
1
wissels
t
Circu.
Rek.
Data
1
6,,j,j
1
bulten!.
1
prom.
cl.
1
en
t
latie
1
Cr1.
1
saldi
1
eorder.
1
provinc.
1
heleen. t
pa
31 Mei ’23 348.105184.653 480.0001 865.021 6.816.159
1
191.412
24 ,, ’23 348.190 84.653 480.000 851.082 6.779.629 134.607 17 ,, ’23 347.823 84.653 480.000 860.863 6.814.581 140.081
1
Juni’221327.918
84.653 480.000
855.50016.228.502
131.664
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in dui.zenden dollars.’
Goudeoorraad
1
1
FR.
Data
_______________
Zilver
1
t
Notes in
Totaal
Dekking
i•!ï
cle.
1
circu-
__________-
bedrag
F. R Notes
buiten!.
lalie
16 Mei
’23
3.087.885 2.057:135
–
93.166 2.232.999
9
’23
3.088.863
2.059.540
–
92.557 2.241.810
2
’23
3.080.579
2.069.275
–
93.809 2.237.505
17 Mei
’22
3.005.143 2.205.821
–
125.982 2,146.656
Gd-
Algem
Data
Wissels
Totaal
Gestort
ou
Dek-
Dek-
Deposito’s
Kapitaal
kings
kings’
pc.1)
perc.
2
)
16 Mei
’23
978.940
1.993.691
109.273
1
73,06
75,3
9
,,
’23
962.009 1.937.670
109.029
3,9i
76,1
2
’23
1.005.769
1.983.848
108.822
72,98
75,2
17 Mei
‘
22
1
565.819 1.880.045
104.656 74,52
77,6
‘)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden: F. R. Notes en netto deposito. ) Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in 4luizenden dollars.
Aantal
1
Totaal
1
uitgezette
1
i
Reserve
Totaal
1
Waarvan
‘
Data
banken
gelden en
bij
de
1
F. R banks
‘
deposiio’s
time
1
deposits
beleggingen
i
9 Mei ’23
775
11.921.864 1.401.979
15.402.421
3.968.59911
2
,,
’23
775
11.986.124 1.411.596
15.532.593
3.996.290
1
25Apr.
1
23
776
11.839.195 1.367.695 15.410.943
3.988.783
10
Mei221
799
1.0.875.921
1.390.211
14.252.243 3.242.545
Aan het eind
van ieder
kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen ‘bankstaten,
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 4 Juni 1923.
• De geweldige val van de Duitsche Bijksmark, of, om het
juister uit te drukken, cle phenonienale stijging van bui-
tenlancische betaliugsmicldelen te Berlijn, heeft niet alleen
opnieuw aller aandacht op’ de Duitsche toestanden geves-
tigd, doch heeft aan alle beui’zeit het vraagstuk van her-
stel van economische verhoudingen in het debat gebracht.
Merkwaardig mag het zeer zeker worden genoemd, dat aan
den vooravond van (le indiening van nieuwe plannen ‘:n
voorstellen van de Duitsche Regeering, voorstellen nog ovel,
w’aarin vermoedelijk voor het eerst melding zal worden
gemaakt van scherp-omlijude verplichtingen, die de Duit. sche industrie op zich wil nemen, de reactie van het Duit.
sche betaalmiddel zOS heftig is geworden, dat de Mark in
haar val voor het eerst onder het. peil van de Oostenrijk-
sche Kroon is gekomen. Dit feit geeft wel een jiust in-zicht in het vertrouwen, dat men bij onze Oosterburen
koestert ten aanzien der ontvangst, die het nieuwe voor-
stel zal te beurt vallen. Uit puren angst voor een ooiherroe.
[lelijke inddnstortiisg van het eigen geldsysteem, werpt men
zich op buitenlandscho betalingsmiddelen van de meest uit-
eenloopendc soort cii men verhaast do cldbâcle door bui-,
tensporigco aankoopen. Het is in de achter ons liggende
dagen dan ook wel duidelijk gebleken, dat het niet een be-
paalcle groep o’ari.personen is geweest (in tegenstelling met
hetgeen oorspronkelijk werd beweerd) die door hun spe
cnlatie of door andere invloeden een ontijdig einde lsel’beit
bezorgd aan de stabiliseerings-actie val, de Rijksbank; het
is de ontwikkeling, clie 1oct econonoisch leven van Dnitscb-
land, voornamelijk sinds de bezetting van het Roergebied!
lieef t genomen, welke onafwendbaar tot de tegenwoordige
toestanden heeft gevoerd. Geen geldwezen is bestand tegen
een toename van milliarden per w’eek, geen stabilisatie en
geen wettelijke verordeningen kunnen in dit geval aan
een volkomen inzinking perk stellen. Natuurlijk hebben
zich misstnnden gevormd, die cle gebeurtenissen eenigszilis
hebben verbaast en deze kunnen van tijd tot tijd door nieu-
we wettelijke verordeningen, die dan speciaal met het oog
op die bepaalde misstanden in het leven zijn geroepen,
uit den weg worden geruimd. Hierdoor is het ook te ver-
klaren, dat op den laatsten dag der berichtsperiode een
teruggang in de koersen der buitenlandsche deviezen te
Berlijn heeft plaats gevonden in verba’nd met geruchten
omtrent nieuwe deviezen-voorschriften. Indien echter de groncloorzaken niet worden weggenomen, is ook van de
:illersclierpste maatregelen geen heil te verwachten’; Rus-
land is hiervoor wel een sprekend voorbeeld. Ook een be
512
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
roep
01)
vaderlandslievende gevoelens kan in de meeste ge-
vallen niet baten. Teekenend hiervoor is in de eerste plaats
wel cle mislukking van de enkele weken geleden geëmit-
teercie ,,dollai”-leening, doch wellicht nog meer hetgeen
daarna met die dollar-leenng is geschied. Na de aanvail-
kelijke -mislukking toch werd het fonds zelfs boven dollar-
pas-iteit verhandeld, omdat het verschillende voordeelen, als
beleenbaarheid, rente, enz. bezat. Hiervan nu heeft men
gebruik gemaakt om deze dollar-obligaties te verkoopen en
een correspondeerend bedrag aan vreemde valuta’s te kno-
pen, waarbij het verschil tussehen de noteeringen als winst,
zonder eenig risico, kon worden geboekt. De Rijksbank is
ten slotte op het spoor van deze transacties gekomen en
heeft hen onmogelijk gemaakt, door de dollar-obligaties
onder pariteit af te geven.
Een bespreking van de effectenmarkten van Duitschland
zou niet anders kunnen zijn dan een herhaling van de be-
schouwingen der valuta-markten. De fondsen-beurzen toch
hebben zich met hun koers-stijgingen van 100.000 tot
150.000 procenten zeer nauwkeurig aan de deviezen-fluc-tuaties aangesloten. Alleen op den laatsten beursdag isook hier een lichte reactie ingetreden in verband met de boven
gereleveerde geruchten.
Wel in scherpe tegenstelling tot Duitschland staat op.
het oogenblik in Centraal-Europa het andere land, dat als
verliezende partij uit den oorlog is gekomen, ni. Oostenrijk.
De reconstructie-leening, die binnenkort zal worden geëmit-
teerd, zal dit land ontegenzeggelijk verder helpen op den
w’eg van een zelfstandige natie, doch zeer zeker mag niet
worden onderschat, wat Oostenrijk zelve reeds heeft ge-
claan om op dien w’eg te komen. De valuta behoort reeds
gedurende negen maanden tot de meest stabiele van Euro-
pa, het deficit op het budget daalt, de ïnlagen bij de spaar. banken stijgen en de w’erkloosheid neemt voortdurend af.
Duitsehland zal vermoedelijk nog zware stormen te door-
staan krijgen, alvorens het tot een dergelijken opbouw zal
kunnen overgaan. –
De betjrs te P a r ij s kan het best worden aangeduid
met het woord: lusteloos. Bovendien was de grondtoon niet
bepaald vast te noemen, hier echter ook met uitzondering
‘van het slot der berichtsweek, toen de daling van Praiis
een iets levendiger tendens voor btutenlandsche waarden
in het leven kon roepen. Toch zijn er geen bepaalde symp-
tomen aan te wijzen, clie deze lustelooze houding zouden
kunnen verklaren. Integendeel. De cijfers van staats-iokom-
sten en buitenlandschen handel zijn bemoedigend, het ver-
keer op de spoorwegen en in de havens neemt toe, de
crisis in de staal- en ijzer-industrie schijnt geheel over
–
wonnen te zijn en zelfs de berichten uit het Rnhrgebied,
zuiver commercieel beschouwd, kunnen, niet meer zoo pes-simistisch worden geacht. ])at desoudanlcs de stemming ter
beurze bom is gebleven, moet vermoedelijk worden toege-
schreven aan de dieper wortelende overtuiging, dat men,
ondanks alle oogenschijnlijk gunstige resultaten, niet tot
een definitieve oplossing komt.
Ook te L o imd en heeft men meerendeels een afwach-
tende houding aangenomen. Blijkens uitlatingen van goed-
ingelichte industrieelen is het kortstondig voordeel, dat de Ruhr-hezetting heeft bezorgd, reeds lang in zijn tegendeel
omgeslagen, doordat de kosten van steenkool en grond
stoffen verhoogd zijn. Dientengevolge is een nieuwe periode
van stilstand in nijverheid en handel- ingetreden, die wel-
iswaar niet verontrustend werkt, omdat men overtuigd is
van den voorbijgaanden aard, doch die niettemin het effect
heeft den handel op de beurs vrijwel stil te leggen. Een
uitzondering moet hier voor beleggingswaarden worden ge-
vormd; bij ontstentenis van stimuleerende factoren voor
andere fondsen en van een gelegenheid om het vlottend ka-
pitaal in handel, nijverheid of verkeer rendabel te maken,
zoekt men opnieuw belegging in eerste-klasse fondsen; deze
rubriek kon dan ook onveranderd vast blijven. Ook werk-
ten de nog steeds niet tot een resultaat gebrachte onder-
handelingen met Rusland ertoe mede, een afwachtende
houding aan te nemen’; wellicht zal de afname van de han-
dels-omzetten in het algemeen ertoe leiden, dat thans eer-
der op overeenstemming .wordt aangestuurd.
Ook te N e w Y o r k heeft de markt geen onverdeeld
gunstig verloop gehad. Meer en meer schijnt het, alsof de
periode van hoog-conjunctuur den climax heeft overschre-
den. Niet alleen kan dit worden geconcludeerd uit het af-
nemen van het aantal onuitgevoerde bestellingen hij ver-
schillende ondernemingen (voorloopig bij gelijk blijvende ac-
tiviteit), doch ook uit de conflicten tusschen kapitaal en
arbeid, die langzamerhand opdoemen. Thans is dit bijv. het geval in de bouwbedrijven, waar sommige groepen van ar-
beiders bonen verlangen van $14 en meer per dag; zeer
korten ‘tijd geleden heeft men deze nog zonder protest toe.
gestaan, doch nu begint men te aarzelen. Ook hebben de
cijfers van den buitenïandschen handel de beurs veront-
rust. Het saldo-invoer heeft over de maand Maart niet
minder dan $ 60.837.651 bedragen, het hoogste import-
saldo dat ooit in de Vereenigde Staten werd bereikt. ‘Welis-
waar bestond die invoer voornamêlijk uit grondstoffen, als
w’ol, huiden, enz., die in de Unie werden verwerkt, doch
aan den anderen kant hebben dein de Vereen. Staten heer.
schende hooge prijzen natuurlijk als een prikkel tot ver-
hoogden import gew’erkt. De geval-en hiervan worden door
de beurs zeer goed begrepen en men geeft er de voorkeur
aan de zaken op de fondsenmarkt iets kalmer op te zet-
ten en af te wikkelen. Toch bestond ook in de afgeloopen
week in Wallstreet een principieel verschil met de conti-
nentale beurzen. Hier was 6f groote apathie overheerschend,
dl een zich aanpassen aan den toestand, die een volkomen
débî.cle met zich brengt; ten aanzein van New York zou
men hoogstens kunnen spreken van een periode van af-
wachten na een tijdperk van voortdurende prosperiteit.
T e n o
Ii Z
e n t zijn de omzetten ook weder uitermate
beperkt gebleven. Een ingrijpende wijziging van het aspect
der vorige week heeft niet plaats gevonden. Zelfs ‘ niet
voor beleggingswaarden, die bij voortduring vast zijn ge-
bleven. Een verlaging van het rentepeil markeert zich,
welke niet slechts tijdelijk schijnt te zijn, gezien het feit,
dat de gemeente Amsterdam is overgegaan tot conversie van
haar 634 pOt. geldieening in een 5 pOt. obligatieleening.
Weliswaar wordt deze laatste nog onder pan geëmitteerd,
doch een algemeene tendens naar het 5 pCt.-type is duide-
lijk merkbaar. Vah huite,nlandsche staatsfondsen varen
Btilgaarsche soorten goed gedisponeerd in verband met cle
hervatting der couponhetaliug (in papieren Franes).
28 Mei 1 Juni 4 Juni
Rijzing of
daling.
6
o/ Nederland 1922 …. 101n51
1
102
10281in ±
34
5
0
/0
,,
1918 . . . –
95
1
1
9534
+ °/
434
°/o
,,
1916 .. . – 9234
92
7
!
9134
-.84
4
o/o
1916 – . . –
877/
i
8
‘
8691
–
is
334
0
10
11
. . . –
7584
7 »
4
77
‘1
+ .131
8
.
3
0
/0
,,
..
67’1
6834
fl834
+ 111
234
0
/0
Cert. N. W. S. …… 5734
5834
5834 +
34
7
0
/0
Oost-Indië 1921
1025/
8
10251
102i1/ +
‘I
6
0
/0
,,
1919 . . . .
09
15
1 10011
4
10034
+
r111
5
01
,,
1915 . . . .
95
9534
951
14
%
4 °/ Oostenr. Kronenrente 718
–
–
5 o/ Rusland 1906
4
4
,1
8
3% _34
4
Q/
Rusl. bij Hope & Co. 5
–
5
4
0/
Japan 1899 ……..73
7371
+ ‘/s
5
o/ Brazilië 1895 ……503/
8
5134
51
+ 118
8 o1
0
San Paulo 1921. . .. 9918
99
–
–
6 o/ Amsterdam 1920. . . .. 101’1n –
102′ +
‘
/j
7 ol
o
Rotterdam 1920.. .. 104i1
–
1021
8
—134
Op de
aandeelenmarkt
werden meerendeels reacties te
aansc’hou-,ven gegeven, welke dans nog samengingen met
zeer geringe omzetten.
i’dtroleu’rnwaarden
bleven aanvan-
kelijk nog gedrukt door de onzekerheid aangaande het slot-dividend van aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschap-
pij, doch Iconden tegen het einde der berichtsweek iets mon-
teereni, toen berichten omtrent een geringe verhooging van
de olieprijzen uit Amerika werden geseind en toen het
dividend van aandeelen Geconsolideerde werd geddtacheerd.
Technisch werkt dit gewoonlijk in de richting van een ge-
ringe koersverheffing; hierbij kwam thans nog de omstani-
cligheid, dat de Roemeensche Regeering een meer conci
liante houding ten aanzien van petroleum-producenten
schijnt aan te nemen. De overige markten waren
–
alle verlaten, met uitzonde-
ring van de
o
–
ubberafdeeling.
Hier kon eenig herstel intre-
den in verband met de verbetering van’ den prijs van het
product te Londen.
Op de afdeeling voor
indnstrieele aandeelen
trokken de
waarden der Kalis Bagger Mij eenige aandacht; de jaarver-
gadering dezer onderneming heeft aan het licht gebracht,
(lat het verlies, in het jaarverslag genoemd, nog grooter is
geworden.
28 I’,lei
1 Juni
4 Jni
Rijzing
of
dalin
g
.
Amsterdamsche
Bank
129%
12434
12434
–
534
1)
Incasso Bank
…………
93%
–
–
Koloniale Bank
……. …
17234
168
51
16671
8
– 5518
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
13371
13534
13434
+
71
Rotterd. Bankvereeniging.
–
9134
–
92318
+
718
Amst. Superfosfaatfabriek.
40114
– –
Van Berkel’s Patent ……
4771
8
–
47
– 71
8
Gouda Kaarsen
……….
9334
93 92
–
134
–
Hol’!. Draad- enKabelfabriek
69
6734
–
–
1%
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand.
71
66’1
8
6611
8
pr. aand.
71 6734
6734
—3
1)
ex div.
–
6 Juni 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
513
28 Mei
1 Juni
,
4 Juni
Rijzing
of
daling.
Leerdam Glasfabrieken
. .
.
371/
4
40
71
8
40518
+
3s,
Philips’ Gloeilampenfabriek 255%
255 260
+
‘%
Vereenigde Blikfabrieken.. 102
102
–
Vereen.Chemische Fabrieken
40
–
–
+
2
CompaniaMercantil Argent.
14
13
12118
–
1
7
18
Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 183%
1.79%
178818
–
Handelsver.Anjsterdam…. 476
468% 468%
—8% Handeisverg. Reiss
&
Co.
..
2834
29
29%
+
1%
Int. Crediet- en Handelsverg.
Rotterdam
…………182
182
182%
+
34
Linde Teves
&
Stokvis ….
73
7234
–
72%
—34
Tels
&
Co’s Handel-Mij…..8i
–
9
+
34
Redjang Lebong Mijnb.-Mij. 10271
8
101%
–
-118
Gecons. Holi. Petroleum-Mij. 125%
125
,
18
120
–
5%
5)
Kon. Petroleum-Mij .
……
383
371%
376%
–
6%
Orion Petroleum-Mij…….
Afgest. Aand.
31%
307/
8
32
+
i4
Amsterdam-Rubber-Mij
. .
15771
8
16071
8
158
+
18
Nederl.-Rubber-Mij.
. . . …
79
7934
–
+
34
Oost-Java-Rubber-Mij.
…. 217
217 218
±
1
Deli-Batavia Tabak Mij.
.. 314%
309
311
–
3%
Deli-Maatschappij
——–271%
266%
270
–
1%
Senembah-Maatschappij
-; 285%
274%
278%
–
7
1)
ex div.
Scheepvaart-aancicelcn
bleven bom en hadden
onder licht
aanbod te lijden, vooral toen bekend
werd,
dat liet aantal.
opgelegde sbhcpeti in de haven van Amsterdam weder is
toegenomen.
28 Mei 1 Juni 4 Juni
Rijzing of
–
daling.
Holland-Amerika-Lijn
–
110
.
109 108
—2
,,gem.eig
95
94%
–
—%
Hoilandsche Stoomboot-Mij.
26%
2334
22%
—
3%
Java-China-Japan-Lijn
– .
-.
92
81
81
—
11
Kon. Hollandsche Lloyd
..
6%
7′
6
7
1
8
—
18
Kon. Ned. Stoomb..Mij …..
68%
—
6634
–
1%
onink.Paketvaart.Mij.
‘..
112
112%
113
+
1
Maatschappij Zeevart ….
63
—
—
Nederl. Scheepvaart-Unie
– –
11611
8
1167/
8
115
–
Nievelt Goudriaan ……..
105%
102%
100
—5
Rotterdamsche Lboyd ……
125
125%
123
—2
Stoomv..Mij. ,,Nederland” ..
153% 150%
152
.b
– 7.18
,,
,,
,,Noordzee”
. –
33′
–
–
i)e
Amerikaansche af deeling
aan
onze
beurs
vas
zeer
kalm. De invloed van New York en
van de eigen
omgeving oefenden
cmi
remmeniden invloed uit
01)
een
mogelijken
lust
om ii icuwe zakefl te entanieeren.
–
28 Mei
]
Juni
4 Juni
Rijzing of
daling.
Americ. Smelting
&
Refining
62%
64
61
—
1%
Anaconda Copper
……..
96
94%
93
1
—
2
7
/8
Studebaker Corp.
……..
1187/
6
12011/
16
120%
+
1518
Un. States Steel Corp.
….
10134
101
18
99
—
2%
Atehison Topeka ………..
105
104
,
18
10471
—
1
18
Ene
………………..
11%
12%
127116
+
181
16
Southern Pacific ……….
94%
9
’18
94
—%
Union Pacific
…………
1406!
8
14]84.
14171
+
1%
Int. Merc. Marine orig. gew.
9°
116
8
7
18
—
1I
116
,,
,,
,,
,,
pref.
3334
33%
31%
—2
De
geidmarkt
bleef
stabiel;
prolongatie
doorgaans
3% pCt.
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
5 Juni 1923.
In de afgeloopeir week werd cle dalende beweging in de
graanprjzen; die, toen ons vorig weekbericht werd ge-
schreven, juist een aanvang Lad genomen, in snel tempo en
bijna zonder onderbreking, voortgezet. Vooral was dat het
geval voor broodgraau en van 28 Mei tot 4 Juni daalde
voor juli-tarwe te Chicago de prijs 5%, voor September
4% cent per 60 lbs. Winnipeg was minder flauw, doch ook
daar valt voor Juli-tarwe sedert 28 Mei een prijsverlaging
te constateereu van 3 cent. Op 4 Juni, toen Chicago weder
flauw was, bleef Winuipeg echter gesloten. Het sterkst kwam de flauwe stemming in de laatste dagen van Mei
tot uiting in den prijsloop van Mei-tarwe te Chicago, die
op 31 Mei niet slechts haar geheele avans boven Juli ver-
loor, doch zelfs 17/
s
cent daaronder sloot op 112% cent, ter-
wijl in midden en einde April de prijs nog 126 cent had be-
dragen. De voortgezette prijsverlaging in de eerste dagen
van Juni heeft-nu den prijs voor Juli-, zoowel als Septem-
ber-tarwe gebracht op 108%, een niveau, dat sedert begin
December niet meer was voorgekomen en 12% pCi. bene-
den einde April. Øok rogge onderging sedert ons laatste
. bericht nog een gevoelige prijsverlaging en staat nu ruim
20 pCi. lager dan in April. Kou de vorige week in Argenti-
nië de tarweprijs zich nog handhaven, geholpen door den
dalenden Pesokoens, deze week trad ook daar op het Noord.
Amenikaansche voorbeeld een verlaging in, die van 28 Mei
tot 4 Juni 30 it 35 centavos per 100 KG. bedroeg. De alge.
meene prijsverlagingen voor broodgraan mogen op reke-
ning wonden gesteld van dezelfde oorzaken, die wij reeds
de vorige week aanvoerden. Te zinnen en in verband met
gunstige oogstberichten in. in- en uitvoerlanden was het
vooral de statistische positie, die haar invloed doet gelden.
Langen tijd hebben de Noord-Amenikaansche markten zich
(i7daraan weinig gestoord, doch nu in veel landen de voor-
uitrichten wijzen op grootere oogsten dan in het vorige
jaar, in Noord-Amerika een tarwe-opbrengst verwacht
wordt, die vrijwel overeenkomt met den oogst van 1922,
nu Europa, vooral Duitschland, steeds meer aan koopkracht verliest, de gezamenlijke uitvoenlanden het nieuwe seizoen
zullen ingaan met een zeer groot overschot van den oudlen
oogst, en tegenover al die baisse-gunstige factoren geen
voldoende tegenwicht te vinden viel, nu kon prijsdaling
niet langer worden tegengehouden. Ook waren de wereld.
verschepingen van tarwe deze week gr
.
pot, vooral door toe-
doen van Noord-Amerika, waardoor de vermindering in de
Argentijüsche verschepingen zich niet liet gevoelen. Van
dle ruim t millioen quarters, die uit Noord-Amerika ver
–
den afgeladen, ging weder een flinke hoeveelheid naar Brit-
sche havens en Italië kreeg weder een groot aandeel. Naar
dit land en het Vereenigd Koninkrijk tezamen was 3/5 der
Nooid-Amerikaansche tarweverschepingen bestemd. Toch
bestond in Engeland nog vrij goede vraag naar spoedige
tarwe en tot dalende prjzén werd daarheen een goede om-
zet bereikt, terwijl ook Frankrijk voortging tarwe te koo-
pen, waartoe het koude, vochtige weder, dat in West-
Europa de ontwikkeling der oogsten tegenhoudt, heeft mco-
gewerkt. Ook in België bestond wegens kleine voorradlen
en den niet te grooten aanvoer nu en dan goede vraag, .of-
schoon de daling van den Frankenkoers de zaken bemoei-lijkt. Nedefland kocht minder dan in de voorafgaande we-
ken. Dat, ondanks de nog vrij bevredigende, Europeesche
vraag de prijsdaling in de invoerlanden niet werd gèstuit,
was het gevolg van voortdurend dringend aanbod uit Cana-dIa, Argentinië en Britsch-Indië, vooral vau spoedige tarwe
en de overtuiging in Europa, dat ook bij uitbreiding der
vraag, dat stei-ke aanbod meer dan voldoende zal blijven.
Ook begonnen de zaken in Noord-Afnikaansche tarwe, waar-
in haar Frankrijk zakeii op Juli-aflading werden gedaan.
1-let Britsch-Indisehe aanbod verminderde niet, toen dezer
dagen de officieele raming der opbrengst met 4 millioen
quarters werd verlaagd en op ongeveer 49 millioea quar-
ters werd gebracht. De verbetering der Noord-Amerikaan-
sche vooruitzichten was daarvoor van te groote beteekenis.
Zeer optimistisch is daarbij de bekende expert Snow, die de
opbrengst der wintertarwe naar de gegevens van 1 Juni
schat op 612 millioea bushels, tegen een werkelijke op.
brengst in 1912 van 586 millioen. Andere particuliere ra-
mingen zijn weliswaar lager, doch de verwachting, dat
minder wintertarwe zal worden geoogst dan in het vorige jaar, schijnt geheel voorbij te zijn. Wel is dat nog het ge-
val met de zomentarwe der Vereenigde Staten, doch sle
vermindering, die de heer Snow verwacht, bedraagt slechts
enkele percenten, veroorzaakt door den achteruitgang der
bezaaide oppervlakte, die toch wel een feit schijnt te zijn
geworden in tegenstelling met Canada, waar tevens de voor-
uitzichten zeer gunstig zijn en het gewas zich goed ontwik-
kelt. Voor een raming van de opbrengst der zomertarwe is
het echter nog zeer vroeg en nog kunnen groote veranderin-
gen intreden. Hetzelfde geldt voor Europa, waar het ongun.
stige weder reeds zijn invloed doet gelden en uit vele ban-
dIen klachten worden vernomen over teveel kou en regen.
In rogge werden ook deze week weinig zaken gedaan.
Duitseliland dat geeti tarwe kocht, toonde ondanks de zoo
sterk gedaalde prijzen, ook weinig belangstelling voor rogge
en slechts in de allerlaatste dagen kwamen weer enkele za-
ken op Juli-aflading van Noord-Amerika tot stand. Ook
Nederland toonde weinig kooplust, ofschoon bij den gedaal-
den prijs de consumptievraag daar vel iets toeneemt. De
verschepingen van Noord-Amerika waren klein en konden
daar slechts in zeer geringe mate meewerken tot vermins-
dering van den overvloedligen, zichtbaren voorraad. Een
groot gedeelte der verschepingen was bestemd voor Scan-
dinavië.
Voor muis was de vraig in de meeste Europeesche landen slecht met groote Argentjnsche verschepingen en nog groo-
tere aanvoeren in de Argentijnsehe havens, waardoor do
voorraden aldaar sterk toenamen. Het aanbod van La Plata-
maIs, vooral in spoedige posities is dan ook dringend en
overvboedig en, terwijl de termijnmarkt te Rosario op 4
514
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
6 Juni 1923
S
Noteeringen.
Chicago
Buenos Ayres
Data
Tarwe
1
Mars
Haver
Tarwe
Mars Lijnzaad
Juli
Juli
juli
Juni
Juni
Juni
2Juni’23
110
78s1
405/
3)
11,50
8,25
21,30
26 Mei
1
23
116w
1)
77’/1)
41
1)
11,80 8,30
21,20
2Juni’22
118h
617,
38
12,45
7,65
20,30
2Juni’21
140%
67 42
18,05
2
)
8,10
2
)
17,05
2Juni’20
226
175k
93
22,75
10,30
27,45
20Juli’14
82
56r1
36X
9,40
5,3.8
13,70
1)
Per Mei.
2)
Per Juli.
3)
Per
jnui.
AANVOEREN in t
Rotterdam
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
4 Juni
28 Mei
6 Juni
Soorten
1923
1923
1922
T
arwe
*1)
13,25
13,50
14,-
Rogge (No. 2 ‘Western)
1)
9,60
10,-
13,-
Maïs (La Plate)………
2
)
216,-
217,-
195,-
Geist (48 16. malting) …
2)
176,-
180,-
224,-
Haver (38 Ib. White cl.)
.1)
10,15
10,30
11,50
Lijukoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
1)
11,25
11,- .
16,40
Lijnzaad (La Plata) . . .
3)
437,
442,-
432,-
1)
p. 100 KO.
2)
p 2000 KC.
3)
per 1960 KG.
*)
Nr. 2 Hard
1
Eed Winter Wbeat.
0515
van 1000 KG.
Amsterdam
Totaal
Artikelen.
1
‘
,
,
,
27 Mei12 Juni
1
Sedert
1
Overeenk.’
27Mei12 Juni
1
Sedert
Overeenk.
1923
. 1 Jan. 1923
tijdvak 1922
j
1923
1 Jan. 1923
1
tijdvak 1922
1923
1922
Tarwe ……………..
13.920
288.711
400.236
7.860
25.671 26.216
314.382
426.452
3.791
184.833 35.081
–
485
–
185.298 35.081
–
5.157
8.74S
– – –
.
5.157
8.748
Mais
o 666
256.872
453.853,
3 ISO
41.527
53.704
298 399
07 557
Rogge
……………..
Boekweit
…………….-
1.420
87.507
53.617
. –
7.062
2.505
94.569 50.122 34.532 43.400
–
533
50
35.065
43.450
Lijnzaad …………..
..
1.090
60.924
71.772
–
44.002
50.771 104.926 122.543
Gerst ………………
Haver
……………..372
7.460 97.743
64.143
–
–
1.547
97.743
65.690
Lijnkoek ……………
696
.
30.300 24.139
–
3,864
3.743
34.164
27.882
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten
–
717
4.639
–
–
1.740
717
6.379
Juni onveranderd sloot tegenover een week tevoren eu
Buenos Aires slechts 5 centavos per 100 KG. lager, onder-
gingen de prijzen in Europa met weinig zaken eenige ver
dere prijsverlaging, nadat in de vorige week de prijs daar
reeds gevoelig was gedaald. In Engeland was cle vraag naar itiaïs slecht, Duitschiand koopt nauwelijks, ook naar Neder-
land werden na de levendige zaken der vorige week geen
nieuw’d inkoopen van eenigen omvang gedaan en het was
eigenlijk slechts België, waar nu en dan tot de dalende
prij-
zen en ondanks den telkens weer lageren Frankenkoers
een goede omzet werd bereikt, zoove1 in spoeclige posities
als op aflading. Zoo werd te Antwerpen aan dc Londensche
markt een lading La Plata-maïs per September/Ocotober ge.
kocht. Ook voor Zuid-Alrikaansche, mais brokkerde cle prijs
geleidelijk af, doch een uitbreiding der zken, die den laat-
sten tijd in omvang alnamen, bracht dat niet teweeg. Noord
Amerika laadde ook deze week weder weinig rnaïs af. Na de flauw’e markten, van de vorige week trad te Chicago een be-
langrijk herstel van den maïsprijs in, tengevolge van kleine aanvoeren, vooral aan de kust, den zeer kleinen, zichtbaren
voorraad en ongunstig, te koud weder voor de nieuw uit-
gezaaide maïs. Op 4 Juni sloot Chicago voor Juli 3% cent
p’ 56 bs. en voor September 1% cent hooger dan op 28
Mei. Voor den eersten termijn is daarmee de geheele ver-
laging der laatste twee wekeil i’eer ingehaald, doch Sep-
tember bleef achter en terwijl deze termijn in April meestal
beogen stond dan Juli en in Mei zich al]engs een deport
begon te ontw’ikkelen, dat echter 1 cent niet te boven ging,
staat September nu 3
3
/
8
cent beneden Juli. De betere, Noord-
Amenikaansche stemming voor maïs laat zich in Europa
‘nog niet gevoelen, doch gezien den grooten invloed, dien
Chicago op cle graanmarkten der wereld pleegt uit te oct e-
zien, zou oi)danks het sterke Argentijnsche maïsaanbod bij
voortgaande, vaste markten te Chicago, de stemming voor
voedergraan aan de Europeesche markten wel eens kunnen
omslaan. Voorloopig ziet. het daarnaar echter niet alleen voor La Plata-maïs, doch vooral voor gerst en haver nog
niet uit. Beide zijn flauw met dalende prijzefl en teleur.
stellende vraag. Met gerst is nu ook Rusland weer aan de
uicirkt en,cle Donau blijft geregeld afladen, terwijl uit Noord.
Afrika de verschepingen spoedig zullen aanvangen en naar
Frankrijk en Engeland reeds nu en dan zaken tot stand
kdmeci. Alle zaken in gerst gaan echter sleepend, vooral ook
omdat Duitschlarid niet koopt.
N e d e r 1 a n d. Tarwe was deze week minder levendig
dan in vorige weken. De flauwe markten der uitvoerianden
hielden den kooplust binnen beperkte grenzen. Voor Noord-
Amerikaansche rogge is tot de sterk gedaalde prijzen iets
meer vraag, doch van beteekenis is de omzet allerminst. Ook
voedergranen w’aren deze week mbeilijk te plaatsen. In
maïs, zoowel van Noord- als van Zuid-Amerika, overtreft
het aanbod cle vraag, ofschoon toch Nooncl-Amerikaansche mais door. verschepers niet dringend wordt aangeboden. ‘De
prijsverhooging van de laatste dagen te Chicago had tot
nog toe geen invloed en mixed mais wordt beneden Amen-
kaansche pariteit verhandeld. De groote hoeveelheden stoo-
mende La Plata-mals drukken de markt en hondén den
kooplust tegen, zooclat daarin deze geheele week de omzet
teleurstellend was. Iets betere vraag bleef bestaan voor loco maïs en zoowel Galfox, aangevoerd van Antwerpen, als In-
dische soorten, trokken eenige belangstelling en ook d9
aankomende Noord-Amerikaansche mais vindt, hoewel lang-
zaam plaatsing. Gerst was flauw, vooral door wegens dcii
dalencien Frankenkoers steeds lager, aanbod uit België,
waardoor ten slotte vrij geregeld de zaken in Donaugerst
van Antwerpen werden gedaan, gedeeltelijk direct voor bin-
nenlaudsche destinaties, doch te Rotterdam gaat de verkoop
slecht. Ook wordt weder laden de gerst van Rusland ge-
kocht. Haver was stil met lagere prijzen, doch geringen
omzet.
SUIKER.
Volgens F. 0. Licht heeft in D u i t s uh 1 a n d het koude
en vooral regenachtige weer in Mei niet alleen cle zuive-
ring der bietvelclen van onkruid, doch ook den groei der
jonge plantjes zeer tegengewerkt. . Men. verlangt dan ook
thans naar eene periode van droog en warm weer, indien
de komende 5 maanden gunstig weer geven, mogen de voor-
uitzichten van den nieuwen aanplant hoopvol genoemd won-
den. De bodem is ten minste meer dan voldoende bevoch-
tigd en de jonge aanplant staat er over het algemeen goed
voor. Echter verkeereu de bietvelden niet in dien staat van
cloorwerking met kunstmest als vÔdr den oorlog. De reeds
ineen genoemde slechte betalingswijze, waarmede de boeren
hadden genoegen te nemen, veroonloof de hun niet zich de
noodige meststoffen aan te schaffen. Dit feit mag bij eene
beoondleeling van den mogelijken oogst niet uit het oog ver-
lonen worden. Wat het beetwortelareaal betreft, zoo blijkt
uit een rondvraag aan de fabrieken, dat dit met 6 pCt. is
achteruitgegaan vergeleken bij verleden jaar.
Ook in Tsjechoslowakije verlangt men, na de vele
regens in Mei, naar droger veer, teis einde met het on-
kruid-wiecleu te kunnen beginnen, terwijl de planten zelf
wat meer warmte noodig hebben. Volgens de ,,Pnager
Zuckermarkt” is de met bieten beplaute oppervlakte in ver-
gelijkiug met verleden jaar als volgt:
1923
1922
Toename
Bohemeir .. . – 113.520 :El:.A.
96.151 H.A.
18,07 pCt.
Moravië ……68.490
,,
59.889
,,
14,36
Silezië
2.514
,,
2.163
,,
16,23
Slowakye .. . .’
34.962
,,
.
26.388
,,
32,49
Totaal
219.486 H.A.
184.501 H.A.
18,0 pCt.
Bij deze officieele cijfers is niet in aanmerking genomen
de verbouw van z.g. ,,Spekulatie-bieten”, welke eventueel
het cijfer voor areaal, zeer zou kunnen verhoogen. –
In Duitsch.Oostenrijk bedraagt het areaal vol-
gens het antwoord op een rondvraag bij de fabrieken 12.600
H.A. tegen 11.563 H.A. verleden jaar, hetgeen eene toe-
6 Juni
1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
515
name van ongeveer 9 pQt. beteekent, terwijl voor
o n-
ga r ij e door (le fabrieken cle volgende cijfers werden ge-
geven:
1923
1922
1921
41.250
29.800
32.029 H.A.
Voor J o ego-S 1 av i 6 wordt het areaal geraamd op
29.925 iLA. tegen 24.745 het vorig jaar, hetgeen eene toe-
name vau ongeveer 21.pCt. zôu beteekenen.
Ook in Fr a n k r ij k ver1agt men- om dezelfde redenen
als. bovengenoemd naar droger en warmer weer.
Dc zichtbare voorraden zijn volgens F. 0. Licht:
-«
1923
1922
1921
Tons
Tons
Tons
Duitschland 1 April ’23 –
– 735.891. 495.014 584.222
Tsjechoslowakije 1 Mei ’23
197.879 1.94.979 389.227
Frankrijk 1 April ’23
148.134 104.868 200.457
België 1 Mei ’23
50.487
55.651
92.048
Holland lMei ’23
75.897
94.425
90.514
Engeland 1 Mei ’23
312.855 333.110 419.480
Totaal in Europa..
1.521.143 1.278.047 1.775.948
Ver. Staten v. N.-Am. 2 Mei ’23 226.305 228.186 207.015
Cuba (alle havens) 19 Mei ’23
733.277 1.114.850 1.312.243
Totaal.. 2.480.725 2.621.083 3.295.206
In A m e r i k a fluctueerde de markt ook deze week,
hetgeen uit onderstaande cijfers blijkt:
Openings
. laagste
slotnoteering Spot Cciitiifugals – –
8.28
8.03
8.03 $ c.
Juli …………..6.46
6.16
6.21
September………..
6.57
6.23
6.32
December …………6.01
5.73
5.80
Maart …………4.78
.4.48
4.54
Er werden deze week ongeveer 25.000 touis’ Cubasuiker
verkocht tot prijzen dalende van 6.43 tot $ c. 6.13 f.o.b.
De 0 u b astatistiek is als volgt:
1923
– 1922
1921
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten 26 Mei ’23
58.783
80.253
90.472
Tot. sedert 1 Dec. ’22-26 Mei ’23 2.981.370 2.826.227 2.035.736
Aantal werkende fabrieken
11
51
139
Weekexport 26 Mei 23
83.151
97.506
51.604
Totale export 1 Jan.-26 Mei’23 2.272.467 1.783.608 1.312.803
Totale voorraad 26 Mei ’23
708.909 1.085.396 1.347.754
terwijl over het geheele eiland hevige regens worden gerap-
porteerd.
– De oogst zal oiigevee.r 3.650.000 tons opbrengen.
Uit J a v mc werd geen nieuws gemeld. De markt bljf
pijshondçnd,, hoewel houders iets gemakkelijker gestemd
schijneu. .
e markt h:i e
e la ii de opende flauw met prijzen
als volgt:
Mei/Juni f41,50, Aug. f 38,25, Nov/Dec. f 30,12,
tot welke prijzen echter tevergeefs werd aangeboden. Door
het steeds lager afkomen der noteeringen te New York lie-
pen prijzen hier nog meer terug en waren de noteeringen in
den loop der week voor:
Mei/Juni f 39,50, Augustus
f
36,25, December f 29,
om aan het einde der week in eene kalme stemming met
onderstaande prijzen te sluiten:
Juni f 38,37/38,6234, Augustus f36,-, 1)ecember f28,50.
De omzet gedurende de afgeloopen week bedroeg 4800 ton s.
NOTEERINGEN.
Amsier-
•
Londen
New York
96pCi.
Whiie Java
Amer. Gra.
Data
dom per
Juni
Tatea
Job. per
nuløted c.lJ
Ceniri..
Cubes
No.
/
Juni/Juli
Juni
fuga/s
Sh..
Sh.
$
ets.
11Mei’23
f38I
1
/j
701_
2711k 37/-
8,03
24
,,
’23
,,41
711_
291_
371_
8,28 ‘)
31 Mei
1
22
,,241’/
5219
1816
…….
20/711
2
4,29
311lei ’21,,
–
6316
221_
321_
4,50
4 Juli
’14j,,11
13
1
32
18′
– –
3,26
1)
Laten.
Marktberioht van de Heeren Sir JkOOh Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 30 Mei 1923.
Sedert
OUS
laatste bericht zijn prijzen van -Amerikaansche katoen weer gestegen
CLL
zijn thans ongeveer 1Y
2
d. hooger
daui voor 14 dagen. Deze stijging is hoofdzakelijk het gevolg
van slechte weerberichten, waardoor in sommige districten
opnieuw geplant moest worden en .00k door dekkingsaan-
koopert. Egyptische katoen is over het algemeen
4
d. duur-
der iii sympathie met Ainerikaaiische, terwijl verkoopeum van
beide soorten niet heel belangrijk zijn.
Over de garenmarkt is na de vacantie nog weinig nieuws
te vermelden, terwijl men in cle, spinnerijen van Amerikaan-
sche katoen ook voorloopig door zal gaan om cle andere
week stil te zetten. Verkoopen schijnen voor çops over het
algemeen gering te zijn, doch de vraag naar ringboomen is wat beter en Spiiiners noteeren meestal 1 cl. duurder, doch koopers zijn huiverig deze verhooging te volgen. Voor ge.,
twijnde garen s is de bliingstelling al heel geiing, doch in
Egyptische’
COS
gaat nog al wat om, hobfdzakeljk voor
binnenlauidsch gebruik. In medio garens voor Calcutta zijn
verleden week eenige orders geplaatst, doch op het oogen-
blik zijn de biedingen ‘eer te laag om tot zaken te komen.
Voor buiidelgarens is de vraag zeer gering.
In de doekmarkt is de stemniing na cle vacantiedagen be-
paald opgewekter. Prijzen zijn vaster en biedingen van
overzeesche koopers worden meestal niet geaccepteerd. Ook
van China zijn cle briehten beter en van deze markt komen
verschillende aanvragen binnefl. Ook voor stapels, waarin
to.t nu toe weinig was omgegaan. Er zijn ook aanvragen
aan de markt van Indië, Zuid-Amerika en andere markten, maar over het algemeen zijn de biedingen wel te laag. Het
zal nog wel eenige dagen duren, voordat men precies kan
zeggen, hoe de markt zich ontwikkelen zal, daar koopers
nog niet veel neiging toonen cle hoogere prijzen te volgen,
terwijl vei-koopers bijna algemeen zeer vast gestemd zijn.
16 Mei
30Mei
Oost.
koerçen.
15Mei
29Mei
Liverpoolnoteeringen.
T.T.op Indië
1/4k 1,4k
F.G.F.Sakellarides ‘15,70 16,40 T.T. op Hongkong 2/4
i/3
214
G.F. No. 1 Oomra 8,50 9,15 T.T.op Shanghai 33
1
1 31311
Noteerug voor LocoKton.
(Middling Uplands).
1
2Juni23 26
Mel’23119
Mei’23) 21uni’22
1
21unj’21
New Yrk voor
Middling … 27,40e 28,65e 27,15e 21,35 c 12,85e
New Orleans
voor Middling 27,50e 28,-e 26,25e 20,50e 11,75e
Liverpool voor
.
Fy Middling l 16,06 dl 15,60 d
2
, 14,84 d° 12,18 d
8,06 d
1)
‘1
Juni 1923.
2)
24 Mei 1923.
3)
18 Mei 1923.
Ontvangsten in- en uitvoeren vajn Amerikaansche havens.
(In clulzendtallen balen)
1
Aug. ’22
Overeenkomisige perioden
tol
2JunI’23
1921-22
1920-21
Ontvangsten Gulf-Havens.
4492
4131
4631
AtlantJ[avens
1128 1643 1473
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1243 1531
1523
–
,,
,,
‘t
Vasteland.
3207 3745
3083
Japan….
Toorraden
in
duizendtallen
2Juni23
2Juni’22
3Juni’21
383
857 1616 441 696
1391
Amerik. havens
………..
217
141
Binnenland …………..
New York
……………86′
176
456
New Orleans ………….99′
Liverpool
……….
277 863
1010
1
)
zoMei
KOFFIE.
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkamp, Leouiard Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk).
Noteeringen en voorraden.
Rio
1
Sanios
Dato
–
Prijs Prijs
Wisselkoers
Voorraad
No. 7
Voorraad
No. 4
2 Juni 1923
833.000
22.075 1.240.000
23.100
5251
26 Mei
1923
856.000
22.475
1.373.000
23.400
19
,,
1923
857.000
20.775
1.382.000
23.400
5
13
1
32
2 Juni 1922
1.639.000
15.650
2.782.000
18.700
791
,
Ontvangsten.
Rio
J
Sanios
Data
Afgeloopen Sedert
–
Afgeloopcn
–
Sedert
week
1
‘1 Juli
week
1
1 Juli
2 Juni 1923
..
25.000
1
2.444.000
41.000
1
6.430.000
2Juni 1922
.
…
23.000
3.557.000
116.000
7.928.000
516
ECONOMISÇH-STATISTISCHE, BERICHTEN
6. Juni. 1923
COPRA.’
De markt was deze week zeer flauw gestemd. Van tijd
tot tijd was het aanbod bepaald zeer dringend, doch stoomend
goed blijft nog steeds tamelijk schaars:
De noteeringen zijn:
Java f.m.s. dichtbij stoomend… tot f
32,25
Maart/Mei afi ……. ,, ,, 31,62
April/Juni ,…….. ,, ,, 31,373.
4 Juni 1923.
METALEN.
Loeo-Noteeriigen te Londen:
Data
1
Koper 1 Electro-
Tin
Lood
Zink
1
Standaard
1
4Juni1923..
67.716
73.151_
197.216
25.151_
31._/_
28 Mei
1923..
65.101_
74._/_
197.216
25.151_
31._/_
1.8
,,
1923..
67.151_
77.1.0/_
196.1716 25.1716
30.1216
14
,,
1923..
66._/_
76.101_
202.1216
26.716
31.1716
6Juni. 1922..
.
63.5/L.
70.101_ 154.1716 24.1716
28.216
20 Juli 1914..
61._/_
145.151_
19._/_
21.101_
VERKEERS WEZEN.
VRACHTENMARKT.
Gedurende de afgeloopen week is er geen verbetering in
de vrachten gekomen en zelfs is de toon overal weer iets
lager gestemd. Wel was er gedurende een paar dagen een
vermeerderde vraag naar .booten van .La Plata en van deze
rivier en van Baha Blanca werden een tiental booten be-
vracht, doch de vraehteii bleven op ongeveer hetzelfde ni-
veau, nI. 251’6 tot 27/6 voor 15-25 Juni can.celling.
Er zijn tal van booten, welke Juni af lading kunnen ge-
,
ven en veel zal van den toestand van de graanmarkt in
Europa afhangen of de vrachten hooger of lager zullen
gaan. De laatste dagen was de graanmarkt flauw en de
vraag naar booten al zeer gering. Voor Augustus/Septem-,
ber aflading is een boot van up-river afgesloten tegen 21/6.
Van Noord-Amerika zijn weer slechts een paar booten
bevracht niet steenkolen tegen $ 2,10 naar Antwerpen
1-lamburg range en $ 3,— naar Algiers of Oran, terwij
$ 2, betaald werd van Baltimore naar Duinkerken. Volle
ladingen graan werden niet afgesloten.
Voor hout van Newfouudlancl naar het Bristol Channel
werd 42/6 betaald met de optie Westkust Engeland 45/- en
Oostkust 47/6 met. 13 Juni-ligdagen.
_In het Oosten is voldoende ruimte beschikbaar en zijn
de ‘iaehten zwak. Het géldende cijfer is ongeveer 27/6 voor
deadweight van Bombay.
Vande Middellandsche Zee bleven de vrachten ongeveer
op hetzelfde niveau.
De uitgaande kolenvrachten van Engeland veranderen
weini
.
g. Naar La Plata werden booten afgesloten tegen 13/6
tot 14/., ‘terwijl naar Genua voo’r een groote boot 10/. werd
betaald.
GRAAN.
Pelro-
Odessa
Au. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo
Data grad
Londen/
Rotte,.
t
—
Rdam
dom
Rotte,.
Bristol
Rotte,-
1
Enge-
dam
Kanaal
dam
land
28M.-2 Juni 1923
–
1
191_
2
2,10
l
–
2614
26/4′
21-26 Mei
19231
–
1
1914
2
2,20
1
–
2617 2617
29M.-3 Juni 19221
1
–
13e
8
41_
2716
2716
30M.-4 Juni 19211
–
1
–
613
613
5416 5416
Juli
1914j
11 d.
‘7/3
11114
1111k
121_ 121_
KOLEN.
Cardifi
Oosik.
Engeland
Data
Bordeaux
Genua
Port
Pa.
er-
en.
,
—
28M.-2 Juni 23
518
1016
1017
i3,7
51_
—
.69
21-26 Mei
’23
519
111_
1319
1412
513 619
29M.-3 Juni’22
6/7t
2
10/6
1313
13141
•5y5
713
3011L-4 Juni’21
–
1716
–
– – –
–
Juli1914
fr. 7,—
71_
713
1416
312 41_
DIVERSEN.
1 Bombau,
1
Birma
1
Vladivo-
1
Chili
Data
1
West
1
wt
1
stock
1
West
1
Europa
1
Europa
1
Wesr
1
Europa
(d.
w.)
1
(rijst)
1
Europa
1
(salpeter)
28 Mei-2 Juni
1923..
2613
3216
351_
3216
21-26 Mei
1923..
‘
2613 3216
351
3216
29 Mej-3 juni
1922..
1719
2616
351_ 301_
–
30 Mei-4 Juni
1921..
2216
351
–
351_.
Juli
1914..
1416 1613
251_
2213
1)
$
per ton kolen.
2)
per ton d.w.
8)
Ani. cents per 100 lbs.
Graan Petrograd per quartcr van
496 lbs.
zwaar, Odessa per
unit, Ver. Staten per quarter van
480
Zbs.
zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1015 KG.
RIJN VAART. –
–
Week van 26 Mei-2 Juni 1923.
De aanvoeren van zeezijde waren gering en bestouden
hoofdzakelijk uit kolen en eenige ertsbooten.
De voorhanden zijnde Hollandsche en Duitsche’ scheeps-ruimte bleef schaarsch.
De waterstand was iets wassend. Naar- den Bovenrijn
werd op ca. 2,40 M. afgeladen.
De daghuur voor Hollandsche schepen naar de Rijusta tions varieerde van 2 tot 2Y
4
ct.
Voor schepen van kleiner kaliber werd in sommige geval-
len 2Y2 ets. betaald.
Daghuur voor Duitselie en Hollandsche schepen voor erts
naar de Ruhrhavens . resp.
1
1
1
2
en
1%
ct., tei
–
wijl er ook in
enkele gevallen in ]astvracht werd gecharterd h
f
0,50/0,60
niet
1,4
en lostijd. Het s]eep]oon werd genoteerd volgens
het 55 h 60 ets. tarief.
ADVERTENTIËN.
The An 9rlo-SouthAmerican Bánk, Ltde
-‘ Kapitaal en Reserves mèer dan £ 13.000.000,—.
Argentinië – Chili – Uruguay – Peru
Mexico – . New York –
,
Parijs –
Barcelôna – Bilbao – Madrid – Vigo
–
Sevilla – Valencia.
Bank- en Wisselzaken,
Handelscredieten.
Incasseeren van documentaire
wissels.
Aan- en verkoop van Effecten.
Hoofdkantoor: 62 OldBröad Street, London E. C.