Ga direct naar de content

Jrg. 7, editie 361

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 29 1922

29 NOVEMBER 1922

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch-Statistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

7E JAARGANG

WOENSDAG 29 NOVEMBER 1922

No. 361

INHOUD
B)z.

DE RIJKSUITKEERING
AAN
DE GEMEENTEN door
Mr. Dr.
E..
van

Ketnich Ver8chuur ……………………
..
1024
De Geldtheorie van. Mr. Marchant door
Prof. Mr. Ant.
vanGun

………………………………
1026
Redelijke Loonen door
Dr. Ir.. J. van llettin.ga Tromp..
1028
Centralisatie van den geheelen Rijksgetdverzedings- en
Spaardienst door
Dr. M. van ilaafton,
met naschrift
door
A.
W.
Kymmeil ……………………….
1029
Londensche Correspondentie

……………………
1032
AANTEEKENING:
De
Nationale Bank van Oostenrijk door
Dr. Karl
Mautner ………………………………
1033
OvERzIcHT VAN TIJDSCHRIFTEN
………………….
1034
MAANDCIJFERS:
Handelibeweging over de maand October
1922

….
1035
STATISTIEKEN
EN
OVERZICHTEN
……….

1036-1042
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wiss&koersen. Goederenhandel.

Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruine.
.4s8istent.Redacteur voor het weekblad: D. J.
Waneink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon. Nr. 3000. Postchèque- en giroreken4n.g
Rotterdam No. 8408.

Aboninementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 20,—. Buitenland en Koloiviën f 25,-
per jaar. Losse wttmmers 50 cents.

Leden en don.atev,rs van het Instituut on.tvan.gen
het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de a.bonn’s, leden en cknzateurs kosteloos,
voor zoover daarom.trent niet anders wordt beslist.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing
bij
abo’tvn.e-
ment volgens tarief. Administratie van abonsiementen
en advertenties: Nijgh & van Ditrn.arr’s Uitgevers.
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Gra.venhage.

8 NOVEMBER 1922.

De geidmarkt is in den loop dezer berichtsweek

langzamerhand iets verder verruimd, zoodat op de

laatste dagen particulier disconto voor 3
5
/s pCt. ge-
makkelijk plaatsing kon vinden. Bij de opening van

de nieuwe week is deze gemakkelijke stemming echter

in verband met de nadering van de ultimo geheel
omgeslagen en moest weder 3% pOt. en ook wel

37% pOt. worden toegestaan. De prolongatienoteering

liep regelmatig terug tot 3% pOt., maar was reeds

Zaterdag weder vaster.

*

*•
*

Na zich gedurende de laatste twee maanden met

kleine schommelingen rondom ‘de
f
220 millioen te

hebben bewogen, blijkt de post binnenlandsche wissels

op de balans van de Nederlandsche Bank thans weder

?t
o
t beneden de
f
200 millioen te zin. eruggeloopen;

op den heden verschenen weekstaat wijst hij een

totaalcijfer aan van
f
104,6 millioen. De verminde-

(ring laat zich bijna geheel verklaren ui.t aflossing van

‘schatkistpapier; het bedrag der rechtstreeks bij de

Bank geplaatste schatkistpromessen liep in de afge-

loopen week van
f
70 millioen tot
f
44 millioen terug.
Het hoofd beleeningen vertoont een geringe stijging

j(f
0,7 millioen in totaal) het renteloos voorschot aa

het
Rijk
liep van
f
13,7 millioen tot
f
13,2 millioen

terug. De zilvervoorraad nam in de afgeloopen week

met bijna
f
1,4 millioen af; een vermindering, die wel

‘verband zal houden met de vermunting der rijksdaal-

4ers tot nieuwe guldens. De kleine daling van den

post papier op het buitenland correspondeert bijna ge-
heel met de
gelijktijdige
vermeerdering van het hoofd

Iiverse rekeningen onder het actief.

De biljettencirculatie vertoont wederom een daling,

ditmaal van
f
11,8 millioen. De rekening-courant
saldi liepen van
f
41,1 millioen tot
f
25,6 millioen

terug. Het beschikbaar metaalsaldo steeg met
f
4,3

,millioen.

*

*
S

De schommelingen op de wisselmarkt waren deze

.iveek niet zoo hevig als de voorgaande weken. Over

het algemeen was de stemming echter weder flauwer,
vooral in de tweede helft der week en zoowel marken

itis franken liepen weder vrij snel terug.

LONDEN, 25 NOVEMBER.

De geidmark is gedurende de afgeloopen week be-

langrjk ruimer geweest dan tijdens de voorafgaande

periode, de teiades der laatste dagen was evnwel

weer een weinig vaster. De daggeldprijs fluctueerde
•an 2 tot 1 pOt.; in het algemeen behoefde niet meer

tlan 1% pOt. betaald te worden, tegen .welken prijs

ook zevendaagsch geld verkrijgbaar
was.

De wisselmarkt, waar het aanbod wat sterker was,

heeft de geidmarkt gevolgd, zoodat de koersen ietwat

terugliepen:

2-maands prima bankaccepten 2/—% pOt.

,,

,,

,,

21-34

,,

,,

,,

2 %—°/
6-

,,

,,

,,

2
11
1
1
6___13
/10
pOt.

1024

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29
November 1922

DE RIJKSUITKEERING AAN DE

GEMEENTEN.

Toen de heer De Geer aanstonds na de aanvaarding

der portefeuille van Financiën een Staatscommissie

voor de regeling der financieele verhouding tusschen
Itijk en gemeenten in het leven riep, geschiedde dit

met de uitgesproken verwachting dat deze commissie zoo tijdig met haar advies gereed zou komen, dat met

1 Januari 1923 het geheele vraagstuk definitief zou

zijn geregeld en de nooduitkeering aan de gemeenten
dus tot de jaren 1921 en 1922 zou kunnen worden

beperkt. Niet alleen is deze verwachting ijdel geble-
ken en zal men ook voor 1923 zich met eenc noodrege-

ling moeten blijven vergenoegen, zelfs omtrent deze

noodregeling heeft de commissiè niet zoo tijdig der

Eegeering van advies gediend, dat
de
gemeentebestu-
ren
bij
het ontwerpen der begrootingen voor 1923 kon-

den weten wat zij van het Rijk te wachten hadden. En

het meest teleurstellend is wel, dat de verwachte de-
finitieve regeling, tenzij de Regeering thans zelf dé
taak der Commissie overneemt, ten miaste tot het jaar

1927 verschoven wordt en de financieele verhouding
tusschen
Rijk
en gemeenten dus nog, gedurende min-
sfens vier jaren door eene haifsiachtige en hoogst on-
bevredigende formu]e zal worden beheerscht. Dit

jarenlange uitstel is te meer te betreuren, nu uit het
ii de memorie van antwoord betreffende Hoofdstuk 1

der Staatsbegrooting voor 1923 afgedrukte voorloopig

advies der commissie blijkt, dat zij de definitieve op-
lossing wenscht te zoeken in eene richting, die vrij-
wel algemeen de eenig juiste wordt geacht. Na em-

stige overweging toch verklaart de commissie tot de overtuiging te zijn gekomen, dat voor de financieele

verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten de
meest bevredigende oplossing kan worden verkregen,
indien als grondslag voor de Rijksuitkeering worden
genomen de uitgaven, welke geacht kunnen worden

door de gemeenten meer in het algemeen belang te

worden gedaan. Berustte nu ook de door de commis-
sie voorgestelde overgangsregeling in hoofdzaak op

dezen juisten grondslag, het voorloopig uitblijven der
definitieve regeling ware
gemakkelijker
te aanvaarden.

De commissie echter acht haar denkbeeld slechts on-

der zekere voorwaarden practisch voor uitvoering vat-

baar en één dezer voorwaarden bestaat hierin, dat de
gemeentelijke begrootingen en rekeningen alle naar
gelijke voorschriften worden opgemaakt en zoodanig
zijn ingericht, dat zij een zoo juist mogelijk beeld
geven van de ten laste der gemeente komende kosten
van alle diensttakken afzonderlijk. Over de ongenoem-

‘de voorwaarden valt niet te twisten; dat de wèl ge-
noemde conditio sine qua non zou moeten zijn om het
juiste beginsel, dat de commissie huldigt, aansto!xds

ih toepassing te brengen, mag ernstig worden betwij-
feld. Z66 overzichtelijk zijn de gemeentelijke begroo-
tingen en rekeningen ook thans wel, dat het mogelijk
is, voor elke gemeente te komen tot het vaststellen
van bepaalde groepen van uitgaven, die niet in het
gemeentelijk belang als zoodanig, doch in het alge-
meen Rijksbelang worden gedaan. Volstrekte nauw-
keurigheid in den zin van volledige scheiding tus-
schen uitgaven van specifiek gemeentelijk en van
algemeen belang zal toch, ook wanneer de voorwaarde
der commissie in vervulling zal zijn gegaan, evenmin
als nu uitvoerbaar wezen. Men denke slechts aan. d
uitgaven van algemeen bestuur. Trouwens eene alge
2

heele vergoeding aan de gemeenten van alle meer in
het algemeen belang gedane uitgaven ligt ongetwijfeld
ook als definitieve regeling niet in de bedoeling der
commissie. Beperkingen en correcties zullen ook in
haar nog noodzakelijk zijn. Maar dan bestond er toch te minder bezwaar om nu dadelijk reeds het juiste be-
ginsel aan de overgangsregeling ten grondslag te
leggen. De werking dier regeling in de practijk had
dan tevens waardevolle gegevens kunnen leveren voor
de definitieve oplossing van het vraagstuk.

De door de commissie voorgestelde regeling bestaat

uit twee onderdeelen, een dat geldt voor alle gemeen-

ten, en een dat alleen geldt voor die gemeenten, wier
financieele toestand een nooduitkeering rechtvaar-
digt. Bepalen wij ons voomloopig tot het eerste.

Volgens het advies der Commissie zal de Rijksuit-keering krachtens de wet van 24 Mei 1897, te begin-

nen met die over het jaar 1923, vervallen en zullen de
gemeenten over elk der jaren 1923 tot en met 1926 als

Rijksuitkeering ontvangen een bedrag gelijk aan het-
geen wegens kosten van krankzinnigenverpleging in

het jaar, waarover de uitkeering loopt, zuiver ten

laste der gemeente is gebleven, doch niet hooger dan
hetgeen te dier zake over 1921 zuiver door de ge-

meente is gedragen, benevens een bedrag, gelijk aan

de helft der jaarwedden van den Burgemeester en
den gemeente-secretaris in het jaar waarover de uit-

keering loopt. Is het totaal dezer beide bedragen lager

dan de som, waarop de gemeente in het betrokken

jaar aanspraak had kunnen maken ingevolge de arti-

kelen 1 tot en met 9 der wet van 24 Mei 1897, dan
ontvangt
zij
bovendien een bedrag gelijk aan dat ver-
schil.

Halfslachtig noemde ik deze regeling. Zij is dit in
de eerste plaats, omdat het juiste beginsel: de uitga-

ven meer in het algemeen belang gedaan als grond-
slag der uitkeering te. nemen, slechts voor één be-
paalde soort van uitgaven wordt toegepast, ni. voor de
kosten van krankzinnigenverpleging. Ook deze eenige

toepassing van het juiste beginsel geschiedt weder op
halfslachtige wijze. De werkelijke kosten over ieder

jaar toch worden slechts vergoed, voor zooveel zij niet
hooger zijn dan hetgeen te dier zake over 1921 door

de gemeente is gedragen. Het beperken van deze ver-
goeding tot de uitgaven over 1921 is zuiver willekeu-

rig en heft de beteekenis dezer uitkeering goeddeels
op. Het zijn in hoofdzaak de kleine gemeenten, aan
welke deze uitkeering ten goede komen zal. Juist die
gemeenten echter worden door de kosten der krank-
zinnigenverpleging bovenmate gedrukt. Enkele geval-

len van krankzinnigheid, die zich in den loop van een

jaar voordoen, kunnen het geheele gemeentelijk bud-
get hopeloos in de war sturen. Doen zich nu in de
jaren 1923-1926 in eene gemeente zoodanige geval-
len voor boven het aantal armlastige krankzinnigen

dat in 1921 op haar kosten werd verpleegd, dan zal

die gemeente geen aanspraak op hooger vergoeding
kunnen maken. Intusschen zal de uitkeering ter zake
van krankzinni genverpleging voor verschillende klei-
nere gemeenten eenige verbetering brengen boven den
bestaanden toestand. De groote gemeenten, welke aan
krankzinnigenverpleging wel alle minder zullen uit-
geven dan zij ingevolge de wet van 24 Mei 1897 van
het Rijk ontvangen, zullen door de vergoeding der
kosten van krankzinnigenverpleging niet worden
ge-
baat. Immers – en zie hier weder eene halfslaehtig-heid – deze vergoeding wordt vastgekoppeld aan de
wet van 1891, welke de commissie begint met te doen
vervallen, maar die zij zelfs bij de op geheel ander
beginsel berustende vergoeding voor krankzinnigen-
verpleging terstond weer in toepassing brengt. Zij
doet dit in zeer euphemistische bewoordingen. Is het
totaal, dat eene gemeente ter zake van krankzinnigen-
verpleging en jaarwedden van Burgemeester en Se-
cretaris ontvangt, lager dan de som waarop zij inge-
volge de wet van 1891 aanspraak had kunnen maken,
aldus de commissie, dan ontvangt zij bovendien een
bedrag
gelijk
aan dat verschil. Minder euphemistisch
uitgedrukt: aan gemeenten, die voor kosten van
krankzinnigenvérpleging minder uitgeven dan zij vol-

gens de wet van 1897 zouden ontvangen – en dit
geldt voor alle grootere gemeenten – wordt ter zake
van krankzinnigenverpleging niets uitgekeerd. De in
naam vervallen wet van 1897 blijft als tot nu toe het
bedrag der haar toe te kennen
Rijksuitkeering
bepa-
len. Het eenige juiste beginsel, dat in de regeling der
commissie is aan te treffen, wordt op eene zoo half-
slachtige en willekeurige wijze toegepast, dat er vrij-
wel niets van overblijft, .

29 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1025

• Behalve de tot nu toe genoemde bedragen wil nu
de commissie aan de gemeenten, indienen voor zoover

dc financieele toestand zich afspiegeie.nd in den druk

der
plaatselijke
b1astingen daartoe aanleiding geeft,

als nooduitkeoring toekennen een bedrag, dat voor
het jaar 1923 in geen gemeente zal overschrijden het
verschil tussehen het totaal der genoemde bedragen

cn de uitkeering welke die gemeente over 1922 ont-

vangt.

In dit onderdeel van de ontworpen regeling wordt

de wet van 1891 ni.et genoemd. Dat zij intussehen

ook hier inderdaad den grondslag der uitkeering Vormt,

is
duidelijk.
Immers blijkens het bovenstaande vor-

men de genoemde bedragen, althans voor de grootere
gemeenten juist het bedrag, vaarop zij volgens de
wet van 1897 aanspraak zouden hebben. De uitkeering
nu, door de áemeenten over 1922 ontvangen, is even-
eens op den grondslag dier wet berekend. Ingevolge
de wet van 12 November 1921 (Staatsblad nr. 1173)

toch is over het jaar 1922 de Rijksuitkeering volgens
de wet van 1897 voor gemeenten met hoogen belas-
tingdruk met een zeker percentage tot een maximum
van 100 pOt. verhoogd. Het verschil tusschen de ge-
noemde, door alle gemeenten te ontvangen, bedragen

en de uitkeering over 1922 kan dus hoogstens gelijk
zijn aan het bedrag der uitkecring volgens de wet van

1897. De geheele nooduitkeering aan de zwaarst be-
laste gemeenten zal dus neerkomen op een zeker per-
centage over de uitkeeriug volgens de wet van 1897
en wel ten hoogste 100 pOt. Ziedaar het eigenlijke
rcsuitaat, door de Staatscommissie in meer dan een
jaar arbeids bereikt. De wet van 1897, die een vast
bedrag per inwoner op willekeurige grondslagen vast-

stelde, die met toeneming van de gemeentelijke uit-
gaven, ook met die, welke voor het Rijk worden ge-

(laan, geen rekening houdt, de wet die sinds jaar en
dag algemeen als onbilljk wordt beschouwd, die wet wordt in naam ingetrokken, maar inderdaad als Vrij

wel een.ige maatstaf aangelegd voor de berekening der
Rijksuitkeering aan de gemeenten over de komende
vier jaren. Een minder bevredigende oplossing is

riauwlijks denkbaar.

Dat, afgezien nu van het onjuiste beginsel, waarop

de voorgestelde nooduitkeering iiist, het bedrag, dat
ook de meest noodlijdende gemeenten ten hoogste zul-
len kunnen ontvangen te eenenmale onvoldoende is,
staat wel vast. De Commissie motiveert met geen enkel
woord, waarom zij het totaal der Rijksuitkeering tot
1.00 procent boven de uitkeering ingevolge de wet van
1891 beperkt. Volgens het ontwerp van wet, door de
heeren. De Geer, Treub en Van den Tempel in 1920
ingediend, zou een verhooging tot 300 pOt. mogelijk
worden gemaakt en het onvoldoende van 1.00 pOt. is
herhaaldelijk met cijfers aangetoond. En dan kondigt
de Staatscommissie reeds thans voor 1924 eenige kor-
ting aan op het in 1923 beschikbaar te stellen bedrag!

Zeer onbevredigend is ook de maatstaf, waarnaar
de aanspraken der gemeenten op eene nooduitkeering
zullen worden bepaald. Gemeenten waar het totaal van
dc gemeentelijke inkomstenbelasting en de gemeen-
telijke opeenten op de Rijksinkomstenhelasting, de
personeele belasting en de vermogensbelasting 5 pOt.
bedraagt van het belastbaar inkomen, berekend vol-
gens de kohieren der Rijksinkomstenbelasting, zullen
naar het oordeel der commissie in geen geval voor
eenige nooduitkeering in aanmerking behoeven te
komen, terwijl de volle nooduitkeering
bij
een druk
van meer dan 10 pOt. zou kunnen worden toegekend.
Voor tusschenliggende gevalleii wil de commissie een
schaal ontwerpen waarbij al naar de belastingdruk
toeneemt klassen worden gevormd welke resp. 10,

25,
40,
55,
10, 85 en 100 pOt. der maximale nooduit-
keering ontvangen.

Dat de zakelijke heffingen krachtens deze formule
geheel buiten aanmerking zullen blijveli, trekt aan-
stonds de aandacht. Zij drukken toch evenzeer op de
iflgezetenen der gemeente als de door de commissie ge-
noemde belastingen en het is dan ook allerminst dui-

delijk, waarom deze laatste als eenigemaatstaf wor-

den genomen. Geheel ondenkbaar is het niet, dat het,
stelsel der commissie gemeenten ertoe zou kunnen
brengen, een billjker geachte verdeeling der lasten

prijs te geven en alles op de
plaatselijke inkomstenbe-

lasting te leggen teneinde aanspraak op de nooduit-

keering te
verkrijgen
of bestaande aanspraak te ver-

grooten. Doch dit daargelaten, is niet tegen het

geheele systeem, dat de Rijksuitkeering uitsluitend

door de hoogte der
gemeentelijke
belastingen wordt

bepaald, deze hoogst ernstige bedenking in te bren-

gen, dat aldus een premi op het opdrijven der be-
lastingen en der uitgaven tevens wordt gesteld?

Schromelijk on.billjk is het toch ook dat eene gemeente
met eene zeer draagkrachtige bevolking en die dus

zonder al te veel bezwaar een hoog totaal aan belas-

tingen heffen kan, de nooduitkeering zal incasseeren, hoewel zij wellicht door uitgaven van meer algemeen
belang slechts matig wordt bezwaard en hare hooge

inkomsten voor allerlei zuiver plaatselijke, misschien

betrekkelijk overbodige doeleinden besteedt; terwijl • daartegenover een gemeente velker bevolking oider
‘den zwaren druk der malaise gebukt gaat en door om-
vangrijke werkloosheid wordt getroffen, hoewel zij
aanzienlijke bedragen voor uitgaven van Rjksbelang

• moet opbrengen, aan haar lot wordt overgelaten, een-
voudig en alleen omdat de geringe draagkracht van
hare bevolking haar dwingt, zelfs het noodzakelijke na te laten om het totaal der belastingen beneden d
door de Staatscommissie aangegeven doch voor haar

onbereikbare grens te houden. Een niet te onderschat-
ten bezwaar tegen de voorgestelde regeling ligt ook
hierin, dat het Rijk nog jaren lang zal kunnen
voortgaan, nieuwe lasten op de gemeenten te leggen
zonder eenigen waarborg dat deze daartegenover eene
rechtmatige vergoeding zullen genieten. Men zou
‘ eenige kolommen van dit weekblad kunnen vullen
1
met een overzicht van de uitgaven, die in de laatste jaren vail Rijkswege den gemeenten zijn opgelegd.
Wetten maken en besluiten uitvaardigen op kosten’

van anderen is welhaast een beproefd stelsel van
staatsbeleid geworden. Welk een gevaar hierin gelegen
is, wordt door den tegenwoordigen Minister van Fi-
nanciën zeer goed ingezien. In de rede, waarmede hij
de Staatscommissie installeerde, formuleerde hij dit
gevaar zeer juist als volgt: ,,De zaken van alge-
• meen Rijksbelang, die zonder voldoende schadeloos-

4
stelling aan de gemeenten ter geldelijke heharti-
ging werden overgelaten,
zijn
toegenomen, met het
noodlottig gevolg eenerzijds, dat gemeenten van
t
bepaalde ligging en sociale structuur in zer
groote moeilijkheden kwamen, anderzijds dat liet
gevaar toenam, dat de gezamenlijke publieke uitgaven
de algemeene draagkracht te boven gingen, in zoover
i de macht, die de uitgaven decreteerde, veelszins een
andere was .dan die haar te financieren kreeg.” Zoo.

‘is het inderdaad. Voor een behoorlijk financieel be-
‘leid is onmisbare voorwaarde, dat het lichaam dat de
uitgaven voteert ook de middelen aanwijst, waaruit, deze zullen worden gedekt. Het zal ongetwijfeld de
mogelijkheid van beduidende bezuiniging op het totaal,
der overheidsuitgavén aanmerkelijk verhoogen, indien
ook het Rijk gedwongen zal zijn de financieele con-
1
sequenties van zijne maatregelen behoorlijk onder, het
‘oog te zien en niet meer als thans deze als quantité
4′
négligeable zal kunnen beschouwen, omdat de lasten toch door de gemeenten worden gedragen. Ook daar
;

om is het zoo wa&r, wat de Minister in zijne zelfde
rede in een ander verband heeft uitgesproken, dat

• eene doeltreffende regeling van de financieele . ver-
houding tusschen het Rijk en de gemeenten zeer wel
tot eene verschuiving van lasten leiden kan, die niet
eene algemeene verzwaring, eer het tegendeel beduidt,
en dat een offer voor ‘s Rijks schatkist aan dit doel
besteed, uit een ander gezichtspunt behoort te worden
bezien dan een offer, hetwelk de gezamenlijke publieke

uitgaven opvoert.

Niet hot gemeentelijk belang alleen, ook het Rijks-

1026

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 November 1922

belang, de geheele economische positie van ons land

zijn bij eene spoedige definitieve en op billijke grond-slagen berustende regeling van de financieele verhou-

ding tusschen Rijk en gemeenten nauw betrokken.
Ons nog vier jaren lang te laten voortsukkelen met
eene noodregeling als door de Staatscommissie ont-

worpen, kan niet anders dan tot schade van de ge-
meenschap zijn. Onrechtvaardig niet alleen, ook on-
economisch is die regeling. Zij verhindert eene juiste

afbakening der financieele gestie van Rijk en ge-
meenten tegenover elkaar. Zij zou leiden tot voort-
zetting van de ruïneuze politiek van Rijkswetgever
en Regeering om besluiten te nemen zonder zich

scherp rekenschap te geven van derzelver financieele

gevolgen, daar immers de kosten op de gemeenten

worden afgewenteld. Zij zou de gemeenten veeleer
prikkelen tot opvoering dan tot vermindering der be-

lastingen. Het is allerminst denkbeeldig, dat het uit-

stellen van eene billijke definitieve regeling voor de bevolking in haar geheel bestendiging van onnoodig
zwaren belastingdruk beteekent.

De tegenwoordige Minister van Financiën heeft het

als Kamerlid in 1921 uitgesproken, dat een herzie-
ning van de financieele verhouding tusschen het Rijk

en de gemeenten in bui4en gewone mate urgent is;
dat met de terhaiidneming van die herziening geen
oogeublik langer mag worden gedraald, maar dat zij,

ook bij de grootst mogelijke voortvarendheid,
niet binnen enkele maanden
haar beslag zal kunnen krij-
gen en daarom in afwachting van beter een voorloo-

pige maatregel behoort te worden genomen, onbevre-digend, doch bestemd om
binnen zeer korten tijd
te
verdwijnen. Het is niet aan te nemen, dat de bewinds-

man, die zoo sprak, zich er bij neer zal leggen, dat

nog vier lange jaren een voorloopig stelsel zou gelden,
dat elken redelijken grondslag mist. Allen, die het
groote belang en de buitengewone urgentie eener be-
vredigende oplossing van het vraagstuk beseffen, zien

een spoedig en krachtig ingrijpen van den Minister
van Financiën met vertrouwen tegemoet.

Groningen.

E. VAN KETWICH VERSCHUUR.

DE GELDTHEORIE VAN MR. MARCHANT.

In de ,,Opbouw” van October jl. en in zijne rede in
de Tweede Kamer op 8 November jl. heeft Mr. Mar-chant een nieuwe geldtheorie verkondigd welke, om-
dat
zij
allicht indruk maakt op het groote publiek,
wel waard is even te worden bezien.
Mr. Marchant meent dat het vraagstuk veel te ge-
leerd is opgezet; alles komt hierop neer, zoo zeide hij:
,,Wanneer ik papieren betalingsbeloften uitgeef, wis-sels ga teekenen, is de waarde van die wissels afhan-
kelijk van
mijn
vermogen en van
mijn
werkkracht.
Ziedaar waar het op aankomt. Zoo is het met een volk
precies hetzelfde. Wanneer een Rijk papieren beta-
lingsbeloften uitgeeft

en het papiergeld is niets
anders
1) –
is de waarde daarvan afhankelijk van het
vermogen, dat er achter zit”. . . . ,,Dat’ is eenerzijds
het reëele vermogen, het bezit der productiemiddelen,
maar het is ook het ideëele vermogen, de gegevens om
kapitaal te reproduceeren, de volkskracht.” Ziedaar
de geldtheorie van Mr. Marchant. Hij laat er dan nog
op volgen: ,,De achteruitgang in vermogen in pro-
ductieve kracht is algemeen, is een wereldverschijn-
sel, omdat kapitaal is vernietigd, improductieve uit-
gaven zijn gedaan en er is ingeteerd, omdat de repro-
ductie stilstond en bovendien de levende krachten
zijn verzwakt. Alleen, in bepaalde landen is dit alles
meer
ingrijpend
geschied dan in andere landen; dat
zijn de valutazwakke landen, die dus in vergelijking
met andere nôg dieper zijn gezonken.” Uit het bovenstaande moet worden opgemaakt, dat
Mr. Marchant de oorzaak van de daling van de valuta
van een land hoofdzakelijk zoekt in de verarming, in
den achteruitgang in rijkdom (werkeljken en poten-tieelen) van dat land. Ik zeg hoofdzakelijk, want hij

1)
Cursiveering van mij; v. G.

legt in ,,De Opbouw” ook verband tusschen de
hoe-
veelheid
betalingsbeloften, welke een land heeft uit-gegeven en de waardevermindering der betalingsbe-

loften; bij stijgenden rijkdom zou het teekenen van
steeds meer betalingsbeloften bedenkelijk zijn.

Al dadeljk doet zijn betoog vragen rijzen. Op wiens
betalingsbeloften en op wiens rijkdom heeft Mr. M.
het oog? Op die van den Staat of op die van de natie?
Ik vermoed, dat hij bij de, betalingsbeloften op die

van den Staat en wellicht van de Circulatiebnk het

oog heeft, en ik vermoed, dat hij daarnaast den rijk-
dom van de
natie
bedoelt. De vergelijking met een
particulier persoon gaat dan al dadelijk hinken. Dat
bij een particulier er direct verband is tusschen de
waarde van
zijn
betlingsbeloften (zijn wissels en
zijn promessen) eenerzijds en
zijn
vermogen en pro-
ductieve kracht anderzijds, spreekt vanze1f; vooral het

verband met het vermogen is duidelijk, want daarop
kan men executeeren.

Het verband tusschen betalingsbeloften van den Staat en den rijkdom van de natie is echter minder
direct. Men kan zich een volk denken, weiks vermo-
gen reëel en potentieel zijn betalingsbeloften in het
tieuvoudige of meer overtreft en waarvan toch de hetalingsbeloften in waarde dalen, omdat het een

Regeering heeft, die voldoende belastingheffing om

de een of andere reden achterwege laat en die steeds
meer leent.
1)

Maar hierin is niet mijn hoofdbezwaar tegen het
betoog gelegen. Dit ligt in het gelijkstellen van het
papieren geld met de andere betalingsbeloften. Of

men papieren geld wel een betalingsbelofte kan noe-

men van het oogenblik af, dat het oninwisselbaar is,
2)

schijnt zeer twijfelachtig. Schatkistwissels en obliga-
tiën van leeningen op langen termijn zijn beloften
van betaling van
geld (in
het land circuleerend wet-
tig betaalmiddel). Papieren geld zelf bevat ‘slechts

de belofte van den Staat, dat hij zelf het in betaling

zal nemen en dat hij het als betaalmiddel zal erken-
nen als er betaling mede wordt gedaan (of althans
aangeboden), dus als iemand het gebruiken wil om
een geldschuld af te doen. Papieren geld ontleent
verder zijn waarde grootendeels aan
het feit,
dat men
hoogstwaarschijnlijk anderen zal bereid vinden in de
plaats daarvoor een zekere hoeveelheid goederen of
diensten in ruil te geven. Garandeeren kan de Staat
zulks moeilijk, want hij kan niemand tot eenigen ruil
dwingen (al beproeft hij het soms door maatregelen, als wij in de crisis wel zagen, en die gewoonlijk niet
veel bereikten).

,Wanneer papieren geld met andere betalingsbelof-
ten van den Staat, b.v. met obligaties in de leeninigen
of met schatkistpromessen, op édn
lijn
ware te stel-
len, dan zoude het ten eenen male onverklaarbaar
zijn, dat men voor een bankbiljet van
f
1000 of voor
zilverbons tot dat bedrag (niet rentegevende beta-
lingsbeloften dus) een 5 pOt. obligatie van
f 1000 no-
minaal, die elk jaar
f
50 aan rente afwerpt, kan koo-
pen en
dan nog geld terugkrijgt,
wijl zulk een obliga-
tie maar
f
900 of 930 kost (al naar de leening, tot
welke zij behoort). Ware dat denkbaar als het papieren geld niet een geheel andere beteekenis had dan de be-
loften van dan Staat tot betaling van geld?
De grootere waarde, welke in het bovenstaande ge-

Aldus België vÖÔr den oorlog.
En dat is het practisch ook bij ons, al is nimmer door den Minister van Financiën gebruik gemaakt van de wet, die hem sedert Augustus
1914
machtigt om het bankpa-pier oninwisselbaar te verklaren. Wie bankpapier ter in-
wisseling aanbiedt, krijgt guldens (waarvan het zilver niet
veel meer waard is dan een halve goudgulden)
of
zilver-
bons, en wie zilverbons ter inwisseling aanbiedt, krijgt
baukpapier
of
guldens. Goud krijgt men nooit en dat is het
eenige internationale ruilmiddel; slechts, als men dat
krijgt, al is het dan maar, evenals vÔÔr den oorlog, zoodra
de buitenlandsche wisselkoers boven pari loopt, kan er
van werkelijke inwisselbaarheid, van voldoening van de
vordering in het bankbiljet en de zilverbons gegeven,
sprake zijn.

29 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1027

val het papieren geld heeft, is eenvoudig het gevolg
van het feit, dat men met bankbiljetten op elk

oogenblik overal betalen kan wat men koopt, maar
(lat men dat zelfde niet kan doen met eenstaats-
obligatie of een schatkistpromesse; die stukken

moet men eerst in geld omzetten – en veelal in een
geringer bedrag aan geld dan er in vermeld staat –
als men er iets anders voor koopen wil. Het bank-

biljet en de zilverbon
zijn
geld, de obligatie en de

schatkistpromesse zijn een toezegging van geld.

Indien de Nederlandsche Staat tekorten van eenige

honderden millioenen op zijn begrooting had, doch steeds Nederlanders of vreemdelingen bereid vond
om aan den Staat tegen laugloopende betalingsbelof-

ten geld te leenen, dan zoude het Nederlandsche geld
darcloor langen tijd geen gevaar loopen iets van zijn
koopkracht in te boeten. Als daarentegen cle Staat
zijn begrooting zoo ingekrompen mocht hebben, dat

er geen tekort meer was, maar de Regeering zette daa:rna het innen der belastingen stop en vond de

Nederlandsche Bank berei.d om haar jaren achter-

een telkens
f
100 millioen voor te schieten, op haar

beurt het geld daarvoor vindende door de biljetten-
pers, dan zonde ons geld niettegenstaande de groote

inkrimping der staatsuitgaven spoedig zeer sterk in

kobpkracht dalen.
Nu kan men. zeggen: de Regeering zal tot die af-

keurenswaardige methode om aan geld te komen tot
ckking der staatsuitgaven. niet overgaan dan, wan,-
neer zij geen kans meer ziet m&ér belastingen te hef-
fen en ook niet om het geld op een noemenswaarden
termijn anders dan bij de Nederlandsche Bank te
benen; en dit zoude ik grif toestemmen, maar het
gaat om de vraag, of geidbederf alléén een gevolg
is van verarming, alleen in kan treden als het volks-

vermogen en de productieve volkskracht verminderd
zijn en dit spreek ik tea zeerste tegen.. Geidbederf kan
zich voordoen, al is de Staat alleszins solvabel. En
geldbederf kan uitblijven al is het vertrouwen in de
olvabiliteit van een Staat niet groot, indien maar

gezorgd wordt, dat het geld zich automatisch op waar-
de kan houden door afvloeiing naar en toestrooming uit het buitenland, gelijk v66r den oorlog in alle be-
schaafde landen van Europa het geval was. Rusland
heeft onder bedorven geld geleden., terwijl het buiten-

land gaarna aan Rusland geld leende,
nits de lening

maar
niet in binnerilandsch Russisch geld afgesloten

behoefde te worden,
doch afgesloten werd in ponden

guldens of goudroebels. Rusland hoeft destijds van
die bereidwilligheid van het buitenland om geld te
verstrekken gebruik gemaakt, om zijn binnenlands
circuleerend gold langzamerhand in orde te brengen,

d.w.z. op vaste verhouding tot pondon en goudroebeis.
Voor dien tijd was Rusland een voorbeeld van een
land, velks betalingsbelofteu hun volle waarde had-
den, terwijl zijn binnenlands circuleerend geld bedor-
ven was, d.i. aan koopkracht verloren had. Van het
tegenovergestelde, al is het zeer wel denkbaar, is min-
der gemakkelijk een voorbeeld uit de practijk te geven.,
omdat het voor de hand ligt in den tegenwoordigen
tijd, dat een Regeering, die moeilijk aan geld kan ko-
men, door belastingen (wijl die reeds hoog opgevoerd zijn of het volk arm is) of door leenen (wijl men in de
solvabi]iteit in het land niet sterk gelooft), spoedig zijn toevlucht zoekt in fabricage van meer geld als
middel om de uitgaven te kunnen doen. Men tracht dan den schijn van solvabiliteit te bewaren door de
coupon.s van zijn betalingsbeloften te voldoen; maar
de werkelijke solvabiliteit verdwijnt, wijl men betaalt
met geld dat voortdurend in koopkracht daalt. (Aldus
Duitschiand en Oostenrijk, die hun coupons nog be-

talen).
Natuurlijk houdt ook de waarde van het geld van
een land meestal verband met den rijkdom vami een
land, maar het verband is niet direct. Slecht beheer
van het staatsfinanciewezen, opdrijving der uitgaven
tegenover de belastingen, die men kan, wil en durft
heffen, kan de waarde van het geld veel méér doen

dalen dan de rijkdom en welvaart van het land op

zichzelf medebrengen. Maar meestal doet dan het geld-
hederf er weer het zijne toe, om den rijkdom en. wel-

vaart te doen verminderen, omdat geidbederf vermogen
verschuift van den eenen burger naar den ander en
door beide partijen die verschuiving verschillend wordt

opgevat.
Hij
toch, die cle rente van zijn vorderingen,
welke hij in geld ontvangt, in koopkracht ziet dalen,
tracht zich voorshands niet te hekrimpen, hoopt op
beter tijden; de ander daarentegen, die de beteekenis

van zijn schulden tegenover zijn bezit en van de rente,

die
hij
te betalen heeft, tegenover zijn productie, ziet verminderen, (en dus rijker wordt) houdt zullcs voor
winst in zijn bedrijf gemaakt en verteert grootendeels

vat feitelijk geen inkomen is, maar vermogen van
anderen hem door het geldhederf toegeschoven. Zoo

ontstaat per saldo in tQtaal meer verteririg, welke
het volk snel naar een geringeren welvaartstoestand voert. Duitschiand is hiervan alweer een voorbeeld.

Niet de 7 milliard goudmarken aan dollars en goede-

ren (schepen, kolen, mijnen, vee, enz.) aan de over-winnaars uitgeleverd, hebben het Duitsche volk aan

den rand van den hongersnood gebracht – het Duit-

sche volk
kreeg
vermoedelijk voor een veel grooter be-
drag
van
het buitenland in ruil voor de bijna niets
kostende papiertjes, welke het bij tientallen van mii-
liarden wist te doen aannemen, en voorshands behou-

den, door andere volkeren – maar wèl het in bijna
alle opzichten lustig verder leven vèrre hoven zijmi
krachten, in verblinding omtrent zijn werkelijken ach-
teruitgang.en de oorzaak daarvan, het voortgaan met
verteren door de groote massa op bijna denzeifden

voet, door een kleinere groep op veel geringeren voet,
en door een niet klein aantal op veel hoogeren voet.
En zulks terwijl men zich tegelijkertijd veroorloofde
veel minder te werken, waar veel harder werken ware
noodig geweest voor een gelijke productie als v66r
den oorlog, omdat men nu slechter geoutilleerd was
én met sterk uitgeputte natuurkrachten zich moest

behelpen.
Ik houd Mr. Marchants geldtheorie – met hem –

voor zeer eenvoudig, maar tevens voor hoogst onvol-
ledig en onjuist. Niemand zal hem tegenspreken, dat
het van belang is voor het op peil houden van de
koopicracht van den gulden, dat de productie wordt
opgevoerd (mits er niet evenredige toeneming tegen.-

over sta van de vertering). De productie bevorderen,
dat is ook: aan de productie niets in den weg leg-
gen, wat haar belemmert, de verteringen verminde-
ren, dat is ook: niets doen wat de vertering bevor-
dert, maar wel wat haar belemmert. Indien een en
ander in voldoende mate kan geschieden zonder de

‘ol]cskra’ht ook maar tijdelijk te doen teruggaan —
en dat zal wel mogelijk zijn
– dan
wake men

tegen dien teruggang; als het niet zonder een
tijdelijicen teruggang mogelijk is, dan desnoods met
een tijdelijken teruggang van de volkskracht. Ook

een particulier, die zich in moeilijkheden heeft ge-
bracht door de teekenen des tijds slecht te verstaan,
moet wel eens tijdelijk meer werken cii minder ver-
sterkende middelen nemen dan wenschelijk ware om
zijn physieke en intellectueele krachten op peil te hou-
den, ja te doen toenemen. Hij rekent er dan liever
op later de schade in te halen, dan te blijven door-

sukkelen met gevaar
op
den duur
te hard te zullen

moeten werken en te weinig versterking te zullen
kunnen opdoen. Ik geloof dat de Nederlandsche natie
nog niet ernstig voor dit dilemma staat. Verlenging
van den arbeidstijd zal in de meeste gevallen de ar-
beiders lichamelijk niet schaden, minder verteren zal
de meesten, die meer dan het noodige hebben, voors-
hands oolc niet in kracht doen achteruitgaan, vaak
het tegendeel. Geringere verzorging, tijdelijk, van
hoogere cultuurbelangen, zou natuurlijk de opgaande
lijn der geestelijke volkskracht tijdelijk in een vlakke,
misschien in een lichtelijk dalende doen overgaan.
De vraag is, of deze volkskracht hierdoor op den
duur erger zou geschaad worden dan door een lang-

durig gesukkel van de materieele welvaart.

1028

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

29
November 1922

Met den mooien eisch: ,,wij willen niets dan
blijven
stijgen,
materieel en cultureel”, komt er niet wi
materieel aan een inzinking lijdt, deels dôor wereld-
gebeurtenissen, deels door een poging tot een steile;
opwaartsche vlucht, toen het al moeite gekost zoude
hebben 0])
dezelfde hoogte té blijven.

Tijdig den werkelijken toestand onder de oogen

zien, dat alleen kan voor een scherpe daling behoeden.
De oorzaken van de daling van de koopkracht van het geld
zijn
zeker vele en zij zijn ingewikkeld. Ook

bij hevige ziekte van een mensch zijn er altijd vele
subsidiaire oorzaken, die vaak met den dag wisselen.

Maar dat is geen reden om minachting te hebben
voor de pogingen om de groote oorzaken te trachten
uit te vinden en te verk]aren en te trachten de mid-delen aan te
wijzen
om die oorzaken buiten werking
te stellen of te voorkomen. Socrates zeide, dat hij

alleen wist, dat hij niets wist. Edele bescheidenheid!

Maar hij was daarom bij de gioote vragen, die hij be-

sprak niet tevreden met oppervlakkige schijnverkla-
ringen, doch zocht naar de diepere oorzaken der ver-
schijnselen.
ANT. VAN GIJN.

REDELIJKE LOONEN.

De beschouwingen, aan hovenstaand onderwerp door
den heer Triebels gewijd in het nummer van de

E. S. B. van 15 November 1.1, geven mij aanleiding
daarover ook iets in het midden te bLengen.

Met de stelling van den heer T., dat algemeene

definities omtrent redelijke bonen voor de practijk
voorshands geen waarde hebben, maar dat de redelijk-

heid van bonen vergelijkenderwijs moet worden be-

paald, ga ik accoord. Dat een goede loonvergelijking
echter niet zoo gemakkelijk te maken is en dat daar-

voor een betrouwbare, uniform ingedchte statistiek

beschikbaar moet zijn, gebaseerd op de werkelijke ver-
diensten (uur-inkomens), ook dât is mijne meening.
Ik heb datzelfde onlangs dan ook nog betoogd in ,,de

Telegraaf” (van 26 Sept. ’22) bij een bespreking van

do spoorwegloonen en ik heb, voor zoover mij moge-

lijk, medegewerkt om vergelijkbaar materiaal te ver-
krijgen door in het jaarverslag van het Gemeentelijk Arbeids-Bureau van Amsterdam cijfers over de uur-
inkomens der gemeente-werklieden, op te nemen, op
gelijke wijze als de Metaalbond die verzamelt.

Uit die cijfers, toevalligerwijs in hetzelfde nummer
van E.
S.
B. besproken als waarin het artikel van den
heer T. voorkwam, blijkt, dat de verhouding van het
uuriii komen. van de gemeentelijke geschoolde arbei-
ders en dat van de metaalindustrie niet zoo ongunstig
is als door den heer T. werd aangenomen eerstge-
noemd inkomen bedroeg ni. niet
f 1,
maar
f
0,94.
Blijkt inderdaad op 1 Januari 1923, dat het uurinko-
men der geschoolde metaalarbeiders tot
f
0,75 zal zijn
gedaald, dan is het uurinkomen der gemeentelijke
vaklieden dus niet 33 pOt., zooals verondersteld werd,
maar 25 pOt. hooger. Zou de loondaling in de metaal-
industrie nog verder doorgaan, dan wordt dit percen-
tage natuurlijk in den loop van 1923 weer grooter
echter zal, hoewel de vaste weekloonen der gemeente-
arbeiders voor het ‘jaar 1923 zijn gegarandeerd gewor-
den, het uurinkomen op 1 Juli waarschijnlijk met
5 cent dalen, indien dan de 48-urige werkweek wordt
ingevoerd.

Maar, al is het dan geen 33 pOt., dat het uurinko-
men der gemeente-werklieden duurzaam op 25 pOt*
of dergelijk hoog percentage boven het uurinkomen
in de particuliere bedrijven zou blijven, zal ik, zeker niet verdedigen en, naar ik vermoed, zullen de orga-
nisaties van de gemeentewerklieden dit evenmin doen.
Wat echter in het oog gehouden moet worden is dit,
dat evenals de heer T. nu een zekere traagheid tot
daling van het overheidsloon constateert, deze traag-heid inde.rtijd evenzeer aanwezig was, toen de bonen
iii het particuliere bedrijf snel stegen. Toenmaals
schreef ik (in ,,Sociale Voorzorg”, Maart 1920)
,,In dezei wedloop zullen de arbeiders in openbaren
dienst noodwendig al meer en meer de achterblijvers vor-

(100.
De gemeente zal als werkgeefster immer het meest
serilpuleus zijn, de looiisveriioogingen aan hare werklieden
direct door belasting- en (bij de bedrijven) tariefsverhoo-
gingen op de burgerij te verhalen.”

Dit citaat sloeg op de vergelijking van de bonen

van de arbeiders in openbaren dienst met’die van
,,het” particuliere bedrijf, een vergelijking, die de

heer T. nu ook weer maakt. Ik wees er destijds echter
i op, dat ook in het particuliere bedrijf groote en

hinderlijke loonverschilien bestonden; verschillen niet

berustende op meerdere of mindere prestatie of capa-
citeit, maar die eenvoudig het gevolg waren van een
geslaagde boon actie.

,,Niettemin blijft het”, zoo schreef ik in datzelfde artikel,
,,eeu uit een sociaal oogpunt onzinnige toestand dat –
althans tegenwoordig, nu elke loonsverhooging in een meer
dan evenredige prijsverhooging op het publiek drukt – een
groep werklieden in het een of ander vak een Ioonsverhoo.
ging eigenlijk eerst kan waardeeren zoolaug het anderen
groepen
niet
gelukt een daarmee overeenkomstige loonsver.
hooging te bedingen. l)e arbeidersk]asse geeft zich danrvan
nog niet zoozeer rekenschap, maar feit is het, (at haar
loonstrijd hoofdzakelijk via de werkgevers een
onderlinge
strijd is: vak tegen vak, bedrijf tegen bedrijf.”
1)

Dit leidde mij er toe de vraag op te werpen, en vraag, die cle lezing van het artikel van den heer
Triehels weer deed oprijzen, of het niet mogelijk zou

zijn te komen tot meer gestabiliseerde loonsverhou-
dingen,, een zeker verband te vestigen niet alleen tus-
schen de bonen in openbaren dienst en die in het pal-

ti.culiere bedrijf, maar ook tusschen de bonen in de

particuliere bedrijven onderling. Dit laatste vooral en

in cle eerste plaats. Want eerst als daarvan wezenlijk
sprake is, kan – en dan zal ook spoedig – de door

den heer T. aangegeven methode van vergelijking
door middel van booniijneii toepassing vinden.

Thans is dat nog niet wel mogelijk. De heer T.
moest nu dus wei volstaan met ,,eeuvoudigheidshalve”
aan te nemen, dat de boonbijn van de ‘geschoolde werk-

lieden uit alle of de voornaamste particuliere bedrij-ven te Amsterdam ongeveer samenvieb met de door

hem geteekende loonljn voor de metaalarbeiders. IDeze onclerstelbing is echter web eenvoudig, maar niet deug-
delijk;
zij
berust niet op de werkelijkheid. De heer T.
geeft daai.voor ook zelf al een verklaring:

,,Bescliottweu wij nu het particuliere loon afzonderlijk”,
zoo mçrkte hij immers even te voren op, dan zal men de
]oondaling het eerste waarnemen bij clie bedrijven of be-
clrijfstakken, welke het meest aan de inwerking van inter-
nationale economische krachten zijn blootgesteld.
Dit
is het
geval bij die bedrijven, welke op export zijn aangewezen of
voor de binnenlandsche markt werken aan artikelen, die
aan internationale concurrentie onderhevig zijn. Tot zulk
een bedrijfstak behoort o.a. de metaalnijverheid.”

Men gevoelt, dat de orgakisaties van het overheids-
personeel, waarmede in overleg het gepeentebestuur
de bonen regelt, nimmer de redelijkheid zullen erken-nen, dat hun bonen, die, zooais ik boven opmerkte, in
een voor boousverhooging gunstigeu tijd achterbleven,
nu juist speciaal zich moeten richten naar de bonen

in dien tak van nijverheid, waar de economische
krachten het eerst en het hevigst boondaling bevor-
derden.

Wil de heer T., wat ik hoop dat zal gebeuren, in de door hem aangegeven richting wat bereiken, dan zal
hij dus voorloopig de vergelijking met de openbare

diensten kunnen baten rusten en zich tot de onder-linge vergelijking van bonen in de diverse particu-
liere
bedrijven
bepalen; dan komt de rest van zelf wel.
Er zijn ook al zoo nu en dan pogingen ge-

1)
Tot een gelijkvormige conclusie komt het ,,Handels-
blad” (nummer van
18
November
1.1.)
bij een beschouwing
over een algemeene loondaling: ,,Werden plotseling alle
bonen verlaagd, dan zou de arbeider hier waarschijnlijk
slechts zeer weinig van bemerken, daar dan tevens de koop-
kracht van die bonen zeer spoedig verhoogd zou zijn. Wor-
den echter geleidelijk de bonen verlaagd, dan komen cle
grootste nadeelen hiervan neer op de hoofden van hen, die
het eerst in deze verlaging berusten. Iedere groep, clie het
oude boonniveau nog eenigen tijd weet te handhaven, doet dit
ten koste van clie groepen, wier bonen reeds verlaagd zijn.”

29 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1029

daao om tôteeii beter loonverband te komen. Zoo werd
bv. in het nog geldende collectief contract in de
typogiafie in Nederland, ingegaan in Januari 1920,
bepaald, dat wanneer de minimumloonen der metaal

bewerkers, bakkers, meubelmakers, kleedermakers,

timmerlieden en sigarenmakers z6édanig zijn ver-
hoogd, dat het voor de grootste groep geldende mini-
mumloon in de meeste van die vakken Loven het

niveau der typografen uitsteekt, dit reden zal kunnen
zijn voor een evenredige verhooging van het gecon-
tracteerde minimumloon der typografen.
1)

Wordt dit onderlinge verband meer gepreciseerd en

in overeenkomsten vastgelegd – zoo noodig door
den wetgever gesteund -, dan wordt het overleg
tusschen werkgevers- en werknemersorgan isaties zeer

vergemakkelijkt en zal men spoediger tot resultaten
komen. Het gaat dan meer om de hoogte van één
norm. Op die hoogte zal de toestand van de export-
bedrijven natuurlijk van grooten invloed zijn; deze
zullen den toon aangeven, maar de absolute loonhoogte

zal toch niet uitsluitend door deze bedrijven kunnen
worden bepaald. Zou d.e toestand in die bedrijven zoo
ongunstig zijn, dat zij bij betaling der bonen, welke

voor alle andere bedrijven redelijk zijn, niet kunnen
werken, dan kan er reden zijn, deze bedrijven, bij wijze
van maatregel tot voorkoming van werkloosheid, tij

delijk van overheidswege te hulp te komen, zoodat zij
het loonpeil kunnen handhaven. Desgelijks deed ook

de Engelsche regeering, waardoor het jongste conflict
in de mijnen een gezonde oplossing kreeg. Dit is beter
dan een rechtstreeksche ondersteuning van verklooze

arbeiders.
Wil het particuliere bedrijf op zoodanigen steun in

moeielijke
tijden
rechtmatige aanspraak kunnen ma-

ken, dan zal het goed doen, voor normale tijden de
zorg voor de werklooze arbeiders op zich te nemen,
zooals ik vroeger al eens in dit tijdschrift (nummer
van 26 October 1921) aanbeval. De kosten der werk-
loosheidszorg behooren als een element van een rede-lijk loon te worden beschouwd. De gemeente Amster-dam heeft dit al eenige jaren geleden ingezien en haai
gemeentelijke arbeidersreserve georganiseerd, welke
werkloosheid onder de gemeente-arbeiders zoo goed als
geheel uitsluit en die toch economisch werkt; haar kosten bedragen nog niet 1 pOt. van de werkelijke
loonuitgaven een cijfer, dat verre achterbiijft bij dat
voor ziekengeld (3 pOt.), voor vacantie (4,5 pOt.) of
voor pensioen (12 pOt.). Ook op deze punten kan naar
gelijkheid tusschen particuliere en overheidsbedrjven worden gestreefd. De voorsprong, die de arbeiders in
overheidsdienst hier voorloopig hebben, zal echter

buiten de loonvergelijking moeten blijven. De voorzitter van ,,Oentraal Overleg” wijde aan het
verkrijgen van een vast boonverband in het particu-

liere
bedrijf
nu allereerst zijn krachten. In gemeen

overleg met de werklieden-centrales valt hier veel te
bereiken, kan door gezonde ordening veel strijd, veel
stagnatie en zorg worden voorkomen, kan het vage
begrip ,,redeljk loon” tot realiteit worden gebracht.

Amsterdam, 24 Nov. ’22. J.
VAN HErrINGA
TROMP.

CENTRA J1ISATIE VAN DEN OEHEELEN
RIJKSGELDVERZENDINGS- EN
SPA ARDIENST.

In het nummer van 20 September jl. heeft de heer
G. A. Kessier eenige beschouwingen gewijd aan de
centralisatie van den postchèque- en girodienst,
welke in voorbereiding is. Het uitvoerige naschrift,
waarvan de directeur van dien dienst, de heer A. W.
Kymme], bedoeld artikel heeft voorzien, deed mij de
hoop koesteren dat, indien de redactie van dit blad misschien nog aan eenige verder strekkende denk-
beelden over centralisatie plaatsing zou willen ver-
benen, de desbetreffende autoriteiten wellicht bereid gevonden zouden worden om ook daarover hun oor-

deel kenbaar te maken.

[Verg. ook pgn. 248, Jaargang 1920 van dit Tijd-schrift. – Red.]

De Nederlandsche Staat heeft in hoofdzaak drie

diensten, waarmede zij aan de behoeften van het pu-
bliek tot verzending en bewaring van gelden tegemoet
komt: den dienst der postwissels, den postchèque- en

girodienst en dan dienst der Rijkspostspaarbank. De

beide eerste dienen voor het verzenden, de beide laat-
ste voor het bewaren van gelden.

Het ligt nu voor de hand om de vraag te stellen,

of het nuttig en noodig is, dat voor elk van beide

functies een tweetal diensten tegelijk en naast elkan-

der in werking is. Daar de postchèque- en girodienst

de verzendingsfunctie met de postwissels en de spaar-

functie met de postpaarbank gemeen heeft, kan men
de vraag dan natuurlijk ook zoo inkleeden, of het geen

aanbeveling zou verdienen om postwissels en post-
spaarbank radicaal af te schaffen, en den geheelen

rijksgeldverzendings- en spaardienst te centraliseeren

bij den girodienst.

Wil een dergelijke centralisatic doorgevoerd kun-

nen worden, dan zal laatstbedoelde instelling op één

belangrijk punt wijziging dienen te ondergaan. Bij een

algemeen geldverzendingsinstituut kan men namelijk

niet verlangen dat allen, die geld over te maken heb-
ben aan een ander, de gironummers van de geadres-

seerden weten, zooals dit
bij
den tegenwoordigen rijks-

girodienst wordt vereischt. Het kan immers zeer wel

mogelijk
zijn,
dat de geadresseerde in het geheel geen
gironummer heeft. Men zou hieraan wel tegemoet
kunnen komen door aan alle inwoners van ons land een
gironummer te geven, maar voor een goed verloop

van den dienst is het noodig, dat slechts zij een reke-
ning openen, die daarin werkelijk een gemak voor

hun administratie zien, en dat niet allen noodge-
dwongen in de boeken worden ingeschreven, die eens een enkele maal een kleine geldzending ontvangen en
deze terstond plegen te komen toucheeren; en nog
veel minder de talloozen, die nimmer iets met den
rijksgeldverzendings- en spaardienst uit te staan.

hadden, maar met het oog op toekomstige mogelijk-heden toch allen terstond geregistreerd zouden moe-

ten worden.

Nu is een girodienst, die aan het publiek het ge-
bruik van gironummers niet voorschrijft, en dan ook

geen
lijsten
van girohouders, die geraadpleegd moeten

worden, publiceert, ten onzent wèl bekend. Het Giro-
kantoor van Amsterdam heeft dit stelsel van zijn

oprichting af gevolgd, en er zal wel geen rekening-
houder zijn, die wenscht dat Amsterdam zich het rijk
in dit opzicht tot voorbeeld zal stellen.

Volgens het Amsterdamsche systeem kan men een
girobiljet inzenden ten behoeve van een, ieder, wien
ook, en waar ter wereld ook woonachtig, zonder te

vermelden of de geadresseerde al dan niet rekening-

houder van het Girokantoor van Amsterdam is. Dit
laatste wordt ten kantore nagegaan. Blijkt
bij
de be-

handeling, dat de geadresseerde rekeninghouder is, dan
volgt gewone gireering. Is dit laatste niet het geval,
en woont de geadresseerde buiten Amsterdam, dan

wordt het bedrag hem door het Girokantoor op kosten van den afzender overgemaakt, welke kosten voor het
binnenland gewoonlijk tot nihil worden gereduceerd,

doordat het gemeente-girokantoor steeds gebruik
maakt van den postchèque- en girodienst en van bank-
giro. Woont de geadresseerde niet-rekeninghouder te
Amsterdam, dan ontvangt hij bericht, dat het hem
toegezonden bedrag aan het Girokantoor te zijner be-
schikking ligt. Tegen overlegging van deze kennis-

geving kan hij het bedrag aan het Girokantoor gaan
innen, en in zooverre speelt dit stuk dus dezelfde
rol als een postwissel. Het bevat echter tevens con
formulier, waarbij de geadresseerde kennis geeft, dat

hij rekeninghouder van het gemeentelijk Girokantoor
wenscht te worden, en wanneer hij dit stuk ondertee-

kent, en het ongefrankeerd in een van de vele ge-
meentelijke girobussen doet, dan wordt hij terstond als rekeninghouder ingeschreven en ontvangt hij te
gelijk met een (gratis verstrekt) giroboekje een ken-

1030

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 November 1922

nisgeving, dat het bewuste bedrag als eerste storting
op zijn rekening is geboekt.

De postgirodienst zou nu dit Amsterdamsche stel-
sel in hoofdzaak moeten overnemen.

Dat de werkzaamheden van den rijksgirodienst daar-
door moeilijker worden, is wel aanstonds duidelijk,
maar als voordeel staat daar dan ook tegenover, dat

de dienst der postwissels en die der postchèques ge-
heel buiten werking zou kunnen worden gesteld.

Zooals de zaken op het oogenblik geregeld zijn kun-

non geldverzendingen door de rijksdiensten het best
geschieden op de volgende wijze:

De rekeninghouder betaalt. aan den rekening-
houder per girobiljet.

De rekeninghouder betaalt aan den niet-rek-
ninghouder per postchèque.

De niet-rekeninghouder betaalt aan den reke-

i.iinghouder per stortingsbewijs.
De niet-rekeninghouder betaalt aan den niet-

rekeninghouder per postwissel.
Een eerste gevolg van deze ingewikkelde regeling

is, dat het publiek de beste wijze van geldverzending

voor de diverse gevallen niet voldoende kent, en daar-
door door den Staat
dikwijls
slecht en onbillijk wordt
bediend. Groote financieele instellingen, die toch wei

alle een postgironummer hebben, ontvangen nog da-

gelijks postwissels, waaraan een gulden of meer voor
porto is besteed, terwijl de verzending per stortings-

bewijs voor een stuiver had kunnen plaats hebben.

Men kan nu wel zeggen, dat dit meerdere porto een in
deze tijden broodnoodige extra bate voor het rijk is,

maar het gaat toch niet aan, dat het rijk den dienst,

dien het aan den één voor een stuiver bewijst, door den
ander, die op dit gebied niet zoo goed op de hoogte is, zonder de minste aanleiding met een gulden laat

betalen.

Een tweede gevolg van de bestaande regeling is,

dat de ten gerieve van de rekeninghouders ingestelde

postchèques den geheelen postchèque- en girodienst

bij de niet-rekeninghouders geducht impopulair ma-
ken. De zwarigheid schuilt hierin, dat het gewone
publiek niet bekend is met het advies-systeem, en her-

haaldelijk vruchteloos tracht de chèque te innen,.

voordat het advies van uitbetaling op het betrokken postkantoor is ontvangen. Die ontvangst wordt niet

zelden vertraagd, doordat velen hun chèques, die im-

mers aan toonder, en niet aan order zijn gesteld, on-
sangeteekend verzenden, maar dan het advies eerst
posten, nadat zij hebben vernomen, dat de chèque den
geadresseerde in goede orde heeft bereikt. Men zou
de reden voor deze vertraging kunnen wegnemen door
de
mogelijkheid
te openen om de chèques niet alleen

aan toonder, maar ook aan order te stellen, doch ik
herinner mij op een voorstel in dien geest aan den
vroegeren directeur van den postehèque- en giro-
dienst onder meer ten antwoord te hebben ontvangen,
dat men het gebruik. van postchèques voor geadres-
seerde niet-rekeninghouders niet al te gemakkelijk
moest maken, daar men dan voor hen een prikkel weg-
nam om zich als rekeninghouder op te geven. Het pu-
bliek zou dus geen ongelijk hebben, als het de post-
chèques met den naam van pestchèques bestempelde.
Dat dit woord de stemming van sommigen niet on-
juist weergeeft, blijkt wel uit de speciale advertentie,

waarbij de uitgever van het Maandblad voor het Boek-
houden in elk nummer opnieuw uitdrukkelijk ver-

zoekt, om geldverzendingen te zijnen behoeve nimmer
per postchèque, maar steeds per postwissel of per
aangeteekenden brief te doen plaats vinden.
Aan den eenen kant laat men dus het publiek op de postkantoren rustig dure postwissels verzenden
aan rekeninghouders, in plaats van het juist hier
door
duidelijke
affiches en door het beschikbaar stel-
len van een
lijst
van rekeninghouders met de voor-
deelen van den postchèque- en girodienst vertrouwd
te maken; aan den eenen kant ook neemt men het
publiek voortdurend tegen zich in, door het te nood-
zaken de voor niet-rekeninghouders meestal onaange-

name postchèques in ontvangst te nemen; en aan den
anderen kant geeft men voortdurend handen vol geld
uit aan advertenties in alle mogelijke bladen, om het

publiek toch maar op de voordeelen van den post-
chèque- en girodienst opmerkzaam te maken.

Bij het bo’ven door mij aangegeven vereenvoudigde
stelsel komt deze tegenstrjdigheid vanzelf te verval-

len. Van postwissels en postchèques is dan geen spra-
ke meer; allen, die door middel van het rijk en zonder

gebruik te maken van aan geteekende brieven geld te
verzenden of te ontvangen hebben, komen daarbij van-
zelf op een aangename
wijze
met den rjksgirodienst
in aanraking, en iedere geldverzending en iedere geld-
ontvangaf door niet-rekeninghouders is dan automa-

tisch een reclame voor aansluiting bij den girodienst.

Alle kosten voor reclame-advertenties zouden dan
evenzeer komen te vervallen als de kosten van het

drukken van lijsten van rekeninghouders.

De vier verschillende betalingsgevallen van zoo-

even worden in dit stelsel tot twee teruggebracht, na-

melijk:
1 en 2. De rekeninghouder’ betaalt aan den reke-

ninghouder en aan den niet-rekeninghouder op vol-
komen dezelfde wijze met een girobiljet. Hij behoeft

niet te weten, of de geadresseerde al dan niet aan-
gesloten is.

3 en 4. De niet-rekeninghouder betaalt aan den re-

keninghouder en aan den niet-rekeninghouder op vol-
komen dezelfde wijze met een stortingsbewijs. Hij be-

hoeft niet te weten, of de geadresseerde al dan niet
aangesloten is.

Men kan hierbij de stortingsbewijzen zelfs nog ver-

vangen door girobiljetten van het postkantoor van
storting, zoodat men voor den geheelen dienst slechts

één soort van formulier noodig heeft. Er zouden dan
blanco girobiljetten verkrijgbaar dienen te worden
gesteld. De niet-rekeninghouder A in de gemeente X,

die geld wil verzenden aan den persoon B in de ge-
meente Y, zou dan aan het postkantoor te X in plaats
van den tegenwoordigen postwissel of het tegenwoor-
dige stortingsbewijs een girobiljet moeten aanbieden,

waarbij de directeur van het postkantoor verklaart te

gireeren aan B te Y het op het biljet vermelde bedrag.
A stort het geld en ontvangt daarvoor reçu. Het giro-
biljet gaat naar den gecentraliseerden rjksgirodienst,
die nagaat of de geadresseerde B al dan niet rekening-

houder is. Blijkt dit wel het geval, dan wordt het bil-
jet op de gewone wijze behandeld. Is de geadresseerde
B echter geen rekeninghouder, dan wordt het bedrag gegireerd naar de rekening van het postkantoor te Y,

die aan B de bovengenoemde kennisgeving zendt, dat
het bedrag ten postkantore te
zijner
beschikking is.

Deze wijze van betaling per storting door middel
van een girobiljet is reeds
bij
het Girokantoor van
Amsterdam in zwang. Er zijn in alle deelen van de
stad winkeliers, die zich bereid hebben verklaard om
door middel van een bord duidelijk kenbaar te maken,
dat zij stortingen voor het Girokantoor in o4tvangst
nemen, en men koopt hier voor zijn storting als het
ware een girobiljet, waarmede de winkelier-agent
door intermediair van
zijn
eigen rekening, maar on-
der vermelding van de
werkelijke
herkomst van het
bedrag, betalingen verricht aan ieder dien men maar
wil. Ten aanzien van het accepteeren van stortingen vervullen zij dus voor den gemeenteljken girodienst de rol, die boven aan de postkantoren is toegedacht.

Misschien zal iemand de opmerking maken, dat er in
het bovenstaande wel wat al te korte metten gemaakt
is met de postchèques, daar deze toch niet alleen voor
geldverzendingen, maar ook voor het doen van con-
tante betalingen dienen, en als toonderpapier ook een
ander karakter hebben dan postwissels en girobil-
jetten.
Wanneer men er echter inderdaad toe overging om
het gebruik van girobiljetten ook toelaatbaar te stel-
len voor het overmaken van gelden aan niet-rekening-
houders, en wanneer wij in verband met de doör den

29 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1031

heer Kessier besproken centralisatie reeds binnenkort
te wachten hebben, dat de adviezen van alle chèques

eerst naar het hoofdkantoor te ‘s Gravenhage moeten
worden opgezonden aleer de uitbetaling kan plaats

vinden, dan komt het voor den niet-rekeninghouder
vrijwel op hetzelfde neer, of hij bij wijze van contante

betaling een girobiljet of een chèque ontvangt. Het
girohiljet zou hij in zijn geheel moeten posten, om

clan te wachten, totdat het postkantoor ter plaatse hem
bericht, dat het geld aldaar te zijner beschikking ligt.

Van de chèque zou hij het advies moeten posten, of,
als het hem zelf niet ter hand is gesteld, rpoeten
hopen, dat zijn debiteur dit tijdig post, om dan van

tijd tot tijd eens
bij
het postkantoor te gaan infor-

meeren, of het advies aldaar reeds is aangekomen, zoo-

dat het geld hem kan worden uitbetaald..
Een verschil is alleen nog maar, dat men bij het girobiljet geen bewijsstuk in handen houdt, en bij
de chèque wèl, maar dit zou desnoods te ondervan-
gen zijn doordat men de girobiljetten nog van een

extra strook voorzag, die met het biljet mede ingevuld
en geteekend kon worden, en door dengene, die het
stuk in ontvangst neemt (zooals vroeger een chèque),
ingehouden kan worden, als hij het overige gedeelte
van het biljet in de brievenbus doet. Dat het gebruik
van girobiljetten inplaats van chèques geen bezwaren
oplevert, blijkt weer uit het feit, dat het Girokantoor
van Amsterdam op deze wijze werkt. Wie bij het doen

van inkoopen in Amsterdamsche winkels van
zijn
ge-

meentelijke girorekening gebruik maakt, kan overal
met girobiljetten terecht. Deze zijn zoo ingericht,
dat zij naar keuze van den geadresseerde kunnen die-
nen voor overschrijving of voor inning van contanten,
en dus ook voor opneming van contanten door den

rekeninghouder zelf.
De vorige directeur van den postchèque- en giro-
dienst hechtte veel waarde aan de omstandigheid, dat
de chèques toonderpapier waren. Uit een daarover ge-

voerde correspondentie bleek
mij
zijn verwachting, dat

de chèques, alvorens ingewisseld te worden, eenigen

tijd in circulatie zouden
blijven
en aldus de rol van

betaalmiddel zouden vervullen. Ik kan mij moeilijk
voorstellen, dat een noemenswaardig aantal personen
chèques uit de tweede hand in betaling zal aannemen
met de daaraan verbonden kwade kans het stuk op
hun beurt slechts door een gang naar het postkan-
toor kwijt te kunnen raken, of met de kans moeilijk-

heden te loopen door het niet of niet tijdig inzenden
van het advies. Wie een chèque uit de eerste hand ont-
vangt, kan haar door zijn relatie met den afgever dik-

wijls niet weigeren, doch wie een chèque uit de
tweede hand krijgt aangeboden heeft in zijn onbe-

kendheid met den afgever altijd een kostelijk excuus
om zich voor het accepteeren van een zoo ongewenscht
betaalmiddel te verontschuldigeri.
Alles te zamen genomen geloof ik, dat niemand het
verdwijnen van postchèques en postwissels zal behoe-
ven te betreuren, en dateen algemeen stelsel van rijks-
geldverzending, dat inplaats van met vier verschil-
lende formulieren slechts werkt met stortingsbewij-
zen en girobiljetten, of liever nog met girobiljetten
alleen, het publiek ten zeerste zou gerieven, en er
daardoor ook bijzonder veel toe zou bijdragen om den
rijksgirodienst nog meer populair te maken dan deze

thans reeds is.

Een van de groote belangen, die het rijk bij een toe-
name van die populariteit heeft, is gelegen in de om-
standigheid, dat daardoor steeds meer gelden aan den
rijksgirodienst ter bewaring zullen worden toever-
trouwd. En zoo komeii wij dan ten slotte vanzelf tot
de vraag, of het voor den staat voordeelig kan zijn
om er twee geheel gescheiden geidbewaringsinstituten
naast elkaar op na te houden, namelijk den rijksgiro-
dienst en de rjkspostspaarbank.
Moet de staat een dubbel stel gebouwen, een dub-
bel stel ambtenaren, een dubbel stel administraties blijven bekostigen, uitsluitend om den én gelegen-
heid te geven
zijn
geld te doen bewaren tegen 2, en

den ander tegen 2,64 ten honderd? Om voor den één

de af- en
bijschrjvingen
te constateeren op papier-
tjes, die los worden toegezonden, en voor den ander
op strookjes, die door den postambtenaar stevig in

een boekje worden vastgeplakt?
Er zullen voor het gescheiden voortbestaan van

beide diensten wel eenige argumenten aan te voeren

zijn. Zoo valt bijvoorbeeld niet te ontkennen, dat het
systeem van boekjes meer op den spaarzin werkt
dan het systeem van losse papiertjes. De kleine man,

die den girodienst nooit voor geldzendingen noodig

heeft, en er uitsluitend een spaarbauk in ziet, heeft

can de stukken, die hij thans bij inlagen en terug-
betalingen ontvangt, veel te weinig houvast. Maac

men zou zoo noodig voor hen, die dit verlangen.
afzonderlijke spaarrekeningen kunnen openen, die

buiten het eigenlijke giroverkeer worden gehou-
den, en waarop alleen inlagen en terugbetalingea

mogen plaats vinden, indien
bij
de aanbieding van
de voor den gewonen girodienst benoodigde stuk-

ken tevens een door den girodienst verkrijgbaar te
stellen boekje wordt overgelegd, waarin de inlagen

en terugbetalingen worden aangeteekend op de wijze,
waarop dit thans in de spaarbankboekjes geschiedt.

Zoo zullen ook eventueele andere bezwaren, welke
men tegen een vereeniging van rjkspostspaarbank

en rijksgirodienst mocht bedenken, wel onder-
vangen kunnen worden. En als dit niet geheel het
geval blijkt, dan zullen zij toch zeker niet opwegen
tegen de groote voordeelen, welke de vereeniging van
den postwisseldienst, den postchèque- en girodienst
en de rijkspostspaarbank tot één algemeenen rijks-
spaar- en girodienst zullen opleveren. Die voordee-
len schijnen mij toe vooreerst te bestaan in een
rechtstreeksche besparing op de totale kosten, en
vervolgens in het vereenvoudigen en veraangenamen
van den geheelen dienst voor het publiek; dit laatste
zal dan veroorzaken, dat de stroom van nieuwe reke-
ninghouders sneller gaat wassen, zonder dat er on-
kosten voor reclamedoeleinden worden gemaakt, en
dat er een sterkere toename komt in de deposito’s,

waarover het Rijk de beschikking krijgt.
Wanneer ik mij als leek van deze voordeelen een te
groote voorstelling mocht maken, dan sta ik daarin stellig niet alleen, en als bevoegde autoriteiten hun
meening over bovenstaande denkbeelden, die ongetwij-
feld reeds bij velen uit het publiek zijn opgekomen,
kenbaar willen maken, dan zal ‘het hun niet ontbreken
aan waardeering voor hun moeite en aan belangstel-
ling voor hun beschouwingen.
M. VAN HAAFTEN.
*

*
*

De zaak, welke de heer van Haaften behandelt, een-
tralisatie van den geheelén Rijksgeldverzendings- en
spaardienst, is ongetwijfeld waard voor het publiek
nader behandeld te worden. In het gezicht van de een-
tralisatie van den girodient kan aan andere ingrij-

pende veranderingen in het systeem evenwel moeilijk
worden gedacht. Het is van het hoogste belang, dat
bij de verandering van het stelsel de
bijna
80.000 reke-
ninghouders ononderbroken de beschikking over hun
saldo behouden en dat vereischt inspanning van alle krachten. Heeft de centralisatie eenmaal haar beslag

gekregen en is de administratie op het nieuwe systeem
ingegroeid, dan wil ik gaarne op het onderwerp te-
rugkomen en mijn denkbeeden daarover kenbaar ma-
ken. Ik zal mij daarom thans beperken tot enkele

korte aariteekeningen.
Samenvoeging van postspaarbank en girodienst is
destijds bij de voorbereiding van het wetsontwerp, dat
tot invoering van den girodienst heeft geleid, reeds
overwogen. De toenmalige Regeering heeft gemeend
aan eene gesplitste dienstuitvoering’ de voorkeur te
moeten geven, omdat de girodienst met de bewaring
en het rentegevend maken van spaargelden niet in
direct verband staat, daar de girodienst een ander
doel beoogt dan het bevorderen van sparen. De Staten-
Generaal hebben zich daarmede vereenigd.

1032

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

29November 1922

Afschaffing van den postwisseldienst en ovcrbren-

ging van het werk bij den girodienst, heeft naar mijne

persoonlijke meening veel aantrekkelijks door de ver-
eenvoudiging in het gebruik der formulieren. Bij in-
voering van den girodienst was die overbrenging

evenwel niet mogelijk, omdat de nieuwe dienst eerst

moest ingroeien. De postwisseldienst zou dan vanzelf

slinken en zoo langs natuurlijken weg worden gegaan

in de richting, welke de heer van Haaften wenscht.
De vraag of thans die natuurlijke ontwikkeling moet
worden geforceerd meen ik wegens de ongeschiktheid
van het tijdstip voorloopig ontkennend te moeten be-

antwoorden. Men spanne bovendien de verwachting
omtrent de bezuiniging niet al te hoog, omdat de be-

doelde overbrenging een zeer groote ui.tbreiding van
het giropersoneel ten gevolge zou hebben. Immers tot

op zekere hoogte kan gesproken worden van eene ver-

plaatsing van werk. En van eene vermeerdering in

zooverre als van alle opdrachten tot betaling, dus
wat tegenwoordig zijn
alle
stortingen,
alle
overschrij-
vingen,
alle
chèques en
alle
postwissels, ten girokan-
tore zou moeten worden nagegaan, of de begunstigde
al dan niet rekeninghouder is. Ik denk daar niet ge-
ring over.

Het doet mij ten slotte genoegen, dat de heer van

Haaften in het algemeen niets dan goeds van den
girodienst heeft te zeggen. Eene uitzondering hierop

maakt hetgeen hij mededeelt over de postchèques, die,
moet men hem gelooven,
bij
het publiek niet in een al
te goed blaadje staan. Hij schrijft dit onder meer toe

aan de omstandigheid, dat dikwijls het advies tot uit-
betaling niet aanwezig is en meent dat hierin al veel
zou zijn verbeterd, als de chèque ook aan order kon
worden gesteld.

De centralisatie biedt ook op dit punt de gelegen-
heid deze verandering, welke door velen gewenscht
wordt aan te brengen, welke gelegenheid hoogstwaar-
schijnlijk door de Regeeriug niet ongebruikt zal wor-
den gelaten.
A. W.
KYMMELL.

LONDENSCHE CORRESPONDENTIE.

De Labour Party en hei nieuwe Par-

lement; het Kabinet en het schadever-
goedingsvraagstuk; Mr. Crammond en

Mr. Gouclenough over dit onderwerp;
de betalingsbalans over 1922.

Onze Londensche correspondent schrijft ons d.d.
25 Nov. 1922:

The new Parliament has met and it is already pos-
sible to see that it will be a very different affair to
the last one. The Speech from the Throne was
eer

tainly almost colourless; the Government would
review again the remedies for unemployment under-
taken by the last Government; there would be legis-

lation in connection with the ban to Austria: the
Irish Bill would go through in the short term
contemplated before the House adjourns. But the
interest does not lie in this very modest début, but

in the changes in the Lab our Party. The left

wing has already scored a great point by getting Mr.
Ramsay MacDonald elected as Chairman of the Party,
whilst the Party itself has been recognised as the
Official Opposition. By both of these events the
prestige of the party in the country has risen, in
spite of the obvious attemps of the right press to

play off the trade-union element against the intel-
lectuals. Mr. MacDonald is an old hand at the Par-
liamentary game: a great orator and an educated

man, he will form an admirable leader, and will be
able to hold his own left wing followers in much

close.r order than would have been the case had the
party leadership been retained in the hands of Mr.
Clynes. But the party has yet to be tested in the
rough and tumble of parliamentary life: it has begun
with a greater stock of credit and a much better

representation than was the case before, but there
are dangers ahead. There has been something of a

tendency among the new-comers in the House to rebel
at parliamentary usage and custom and to regard

the whole institutjon as rather played out. It is im-
possible not to recognise, however, the very real

spirit of devotion to an ideal which inspires the

Scottish Lahour members: they evidently recognise

that they have a great volume of public feeling

behind them in their coristituencies, and they are determined to effect changes in the national life.

Their hopes are likely to be disappointed, but at any
rate, they will restore life to the House of Commons,
and in this wa
y
revive a real political life in the
country.

Mr. Bonar Law has begun by adhering to his
refusal to meet the deputation from the unemployed

who have been marching up to London, on the ground

that he intends to leave each Department to settle its

own affairs in the first instance. It is impossible for
the Premier to deal with everything himself, and he
does not intend to try. His case is a strong one, but
it is weakened by the fact that he has consented to

receive a deputation from the Miners Federation: if

one, why not the other? The official Labour amend-
ment to the Address deals with unemployment: it is
a good card to play, since it gives an opportunity to

deal at large with the whole foreign policy of the
Government, .especially in regard to the matter of

Reparations. It is dear from a little noticed passage

of arms in the House yesterday, that the official
policy of dealing with the problem of unemployment
is to extend the facilities given under previous acts

to guarantee capital: the late Government desired to
extend the limit from £ 25 mills. to 150 mills., and

this the new government apparently intends to Carry
out. Meanwhile, we should like to know more of the

attitude of the new Premier to t h e R e p a r a t i o n s
1 s s u e: a day has been promised for the discussion
of this matter, and the Independent Liberals intend
to raise the question of inter-Allied debt in debate,
but of Mr. Law’s views we know nothing. Yet there
is very littie time before the Brussels Conference, if

it is to meet at the time originally fixed: and there
are already rumours that the Government has given
way to the French policy in order to get French

support against the Turk. 1f this is really so, thiugs
look blacker than they have done for some time, for

the City has been hoping that something would Come

out of all the talk about stabilisation. Of course, if
any ban raised for this purpose is to be seized by
the French, as M. Poincaré seems to threaten, we
may as well give the whole matter up at onee.

Meanwhile, two more speeches have been made by
City men on this issue. Mr. C r a m m o n d of the
British Shareholders Trust, has been pleading for a

cutting dowu of the Reparations Bill to
£ 1.000.000.000. In order to give Germany time to get
her finauces in order, there is to be an international
ban of £ 200.000.000 to be guaranted by the Allies.

The usual plea is made for the cancellation of the French debt, but the speech shows an advance iii
that it also demands the withdrawal of the Armies
of Occupation. Mr. Crammond also gives an estimate

of the Balance of Indebtedness for the
y e a r which may interest your readers.

On the Credit side:

Miii. £
Exports

…………………….
720
Re-Exports

………………….
100
Excess
of
Buiiion Experts ……..
10
Interest …………………….
150
Shipping …………………….
90
Commissions ………………….
50
Foreiga capital investecl here ……
50

£ 1170

On tho Debit sicle:

Miii. £
Imports

…………………….
95o
Invisib]e [n.tports
Capital Invested abroad ……..
150
Interest
011
foreign held capital here

65

1165

29 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1033

The net effect is, as he says, that after meeting

all current engagernents this country will be in the
position of increasing our foieign investments by

sorne £ 100 millions, Mr. Orammond thinks that we

shail not get back to our former state of prosperity

unless we so organise our economic position as to be

able to invest some £ 300 millions a year abroad, as
we used to do.

Mr. Goodenough, of Barclay’s Bank has been

speaking on the Reparations question. Ee acèepts the
inevitability of devaluation in Gerniany, and points
to the fact that a panty value of considerably above

the present exchange rates would be economically

possible, and yet leave the German Government in a

position to increase the volume of currency to pro-

vicle for trade purposes or to meet the present emer-
gency.

Stabilisation is the immediate requirement, and
for this the balancing of the Budget is the first con-

clition. There is to be a Oommittee of Supervision,

to be appointed with the assent of the German
Government: The length of a moratorium is to

depend on the German Government satisfying this
Committee, and, further, the amount of the repa-

rations debt is not to be altered for the time being. Any alterations in the total are to be deferred until

the new Supervising Committee has made suggestions

to this effect. On other subjects there is very littie
to say.

The Government bas so far recognised its obli-
gations to the depositors in McGrigor’s Bank as to
come to their assistance to the extent of 10/- in the
pound, though this measure of relief does not apply
to those of the depositors who had not Army af fi-
1 iations.

The trade position remains substantially un-
cbanged: news from the heavy iron and steel
districts is better, but against this must be set the

renewed weakness in the cotton districts. In th
wooilen trade, much satisfaction has been caused by
the news that the Americans are bidding for the me-
dium wools, the price of which has not been in line

with the fine wools. The Democratie victories in the
United States have naturally roused much interest
hete: though it is impossible to hope that the tariff
will be altered for some time to come.

AANTEEKENINGEN.

De Nationale Bank van Oostenrijk. –
Dr. Karl Mautner te Weenen schrijft ons:
1)

Gelijk bekend hebben verschillende factoren, laat-
stelijk de overeenkomst te Genève, het tot stand
komen der Nationale Bank vertraagd. D volksver-

tegenwoordiging van Duitsch-Oostenrijk heeft thans
echter op 14 November ji. de statuten definitief
goedgekeurd.

De nieuwe bepalingen vertoonen belangrijke afwij-
kingen van het oorspronkelijke ontwerp van Juli
1922, hetgeen hoofdzakelijk een gevolg is van den
invloed van buitenlandsche bankinstellingen en de
delegatie van den Volkenbond.

liet aandeeienkapitaal bedraagt slechts 30 millioen goudkronen en niet zooals aanvankelijk het plan was
100 millioen Zwitsersche francs.’ De financieele com-
missie van den Voikenbond achtte een bedrag van
30 millioen, gezien de grootte en het economisch leven
van Duitsch-Oostenrijk, toereikend. Dit inzicht werd
door vele Duitsch-Oostenrjksche theoretici en prac-

tici gedeeld, evenals de meening, dat een te groot
aan deelen kapitaal moeilijk rendabel gemaakt kan
worden. Immers dit heeft tengevolge dat de bank-
directie zich wellicht genoodzaakt kan zien trans-
acties te financieren, welke voor een centrale bank
ri:iet solide genoeg zijn.

In overeenstemming met het advies van de finan-

‘) Verg. pglls.
778
ee 946
van
dezen jaargang.

cieele commissie van den Volkenbond ‘) vervalt de
ooispronke1jk gedachte staatsgarantie voor de en-

aantastbaarheid van het aandeelenkapitaal en het
dividend.

Dc bank moet zich coiistitueeren, zoodra het kapi-

taal volteekend en voor de helft gestort is. Binnen
o
maanden na de constitueering moet de rest van het
kapitaal worden gestort.

De bepalingen betreffende het opperste bestuurs-

college van de bank, den ,,G-eneralrat” hebben tame-lijk vèrstrekkende veranderingen ondergaan. Het aan-

tal leden buiten den president werd verminderd tot

13. Zij worden allen door de algemeene vergadering
gekozen, zoodat het recht van de regeering om een

deel der leden van den ,,Generalrat” te benoemen,
vervallen is. Hierin komt ten duidelijkste het streven
om den invloed van den staat uit te sluiten tot uiting,
hetwelk in ‘t bijzonder de wensch was van de buiten-
landsche banken. Hun wensch evenwel om ieder een
stem in den ,,Generalrat” te verkrijgen, een aan-

spraak, die door alle politieke partijen uit overwe-
gingen van eigenwaarde werd bestreden en door de
Duitsch-Oostenrijksche banken werd gekenmerkt als
een eenzijdige bevoorrechtirig der buitenlandsche
banken, is niet vervuld.

Om ,,Ueberfremdung” te voorkomen heeft men be-

paald dat hoogstens 4 buitenlanders lid van den
,,Generalrat” mogen zijn. Deze bepaling kan evenwel
zeer gemakkelijk ontdoken worden door de keuze van
Oostenrijkers, die hun instructies uit het buitenland
ontvangen.

Nieuw is ook de bepaling dat hoogstens 4 leden
van den ,,Generalrat” zitting mogen hebben in liet
bestuur van een andere bank. Hierdoor wil nien ver-

mijden, dat de politiek der centrale bank in te sterke
mate beheerscht wordt door de belangen der particu-
liere instellingen. In dci. ,,Generairat” moet steeds

een vertegenwoordiger van de industrie, den handel,

de nijverheid, den landbouw, de arbeiders en de spaar-
banken zitting hebben.

De Regeering heeft dus op den gang van zaken
van de bank alleen daardoor invloed, dat zij het recht

heeft den president van den ,,Generalrat” te benoe-
men. Terwijl deze echter volgens het eerste statuten-
ontwerp een algemeen recht van veto ten opzichte
van de besluiten van den ,,Generalrat” had, werd

dit recht bij de nieuwe regeling tot slechts enkele
gevallen beperkt. Overigens neemt de ,,Generalrat”
zijn besluiten bij meerderheid van stemmen.
Het- eerste- statutenontwerp werd het meest ingrij-

pend veranderd wat betreft het dekkingssysteem der
bankbiljetten en het verbod om den staat practisch ongedekt crediet- te verschaffen. –
– Voordat de bankbiljetten zullen kunnen worden in-

gewisseld tegen metaal en na dit tijdstip, zullen ver-
schillende dekkingssystemen gelden. •Voor dit tijdstip

moet de bank nl. te allen tijde 25 millioen goudkro-
nen hebben uitstaan in de voornaamste bankplaatsen

van Europa en Amerika. Slechts wanneer 8 ,,General-
riite” hiertoe besluiten mag bovenstaand bedrag wor-

en verminderd, doch ten opzichte van een dergelijk
besluit mag de President zijn reeds te voren genoemd
recht van veto uitoefenen.
De irei.plichting om bijna het geheele kapitaal van
de bank in het buitenland te houden is een concessie

itan de wenschen van de buitenlandsche -banken. Deze
hadden zelfs gewenscht dat het geheele kapitaal in
het buitenland zou blijven en dat het slechts bij een-
stemmig besluit van den ,,Generalrat” naar Duitsch-
Oostenrijk zou mogen worden overgebracht. De ware
borzaak van dezen wensch was wellicht de overwe-

ging dat, indien noodig, het kapitaal van de bank ge–
makkelijker, in beslag kan worden genomen, wanneer
het in het buitenland gehöuden wordt, dan wanneer
het zich in het binnenland bevindt. Officieus werd
evenwel verklaard, dat het van, belang zou zijn voor

1)
Zie
pag. 963 van dezen jaargang.

1034

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

29 November 1922

het aanzien en het crediet van de bank, indien aan

dezen wensch werd voldaan. Deze officieuze meening

is evenwel nooit bevestigd.

Afgezien daarvan, dat steeds 25 millioen goud-

kronen in het buitenland moeten verblijven, moet de
biljettencirculatie als volgt door den metaalvoorraad
der bank gedekt zijn:

In de eerste 5 jaren voor 20 pOt.

tweede 5

24

derde 5

28

daarna

33V

Hierbij valt op te merken, dat niet alleen de eigen-

lijke biljettencirculatie maar ook alle andere direct

opeischbare schulden op deze wijze door metaal moe-

ten zijn gedekt. Deze verplichting boet evenwel een

gedeelte van haar beteekenis in, doordat van de

direct opeischbare schulden een bedrag
gelijk
aan het

voorschot van de bank aan den staat niet in metaal

behoeft te
zijn
gedekt. Dit voorschot omvat de schat-

kistbiljettei, welke zich tot dusverre in het bezit van
de Oostenrijksch-Hongaarsche bank bevinden en die

door de nieuwe bank moeten worden overgenomen.

Volgens de laatste balans van de Oostenrjksch-Hori-
gaarsche bank (van 7 November 1922) is het be-

drag dezer schatkistbiljetten ongeveer 1400 milliard

kronen. Het totaal bedrag voor welks dekking de bank

eigenlijk moest zorgen bedroeg op genoemden datum

ongeveer 3158 milliard, waarvan dus ongeveer 44 pOt.

van metaaldekking wordt vrijgesteld. Achter deze

1400 milliard schatkistbiljetten staat evenwel hoog-
stens het zeer geringe crediet van den staat en staan

in geen geval eenige reëele waarden.

Bij den voor dekking dienenden metaalvoorraad
worden ook vreemde valuta’s en wissels opgeteld. In

dit opzicht heeft men echter het oorspronkelijk ont-werp verbeterd. Thans mogen alleen die valuta’s en
wissels als dekking worden gebruikt, ,,die niet onder-
hevig zijn aan buitengewone koerssehommelingen”.

Hierdoor – en door andere middelen – wil men o.a.
de stabiliteit van de waarde der biljetten, welke

immers met die der dekking ten nauwste verband

houdt, bevorderen.
Deze nieuwe bepaling is te
belangrijker,
daar de

Nationale Bank van Oostenrijk steeds in de eerste

plaats de beschikking zal hebben over valuta’s en
wissels van de omgelegen landen, wier betaalmiddel

op eenige kleine uitzonderingen na juist aan bijzon-
der groote waardeveranderingen onderhevig is.
De waarde van vreemde betaalmiddelen en wissels

zal aan het eind van ieder jaar op grond van den ge-
middelden koers van het laatste halfjaar worden

vastgesteld.
Naast de dekking door metaal, valuta’s en wissels moet de dekking bestaan uit overeenkomstig de sta-

tuten gedisconteerde wissels.
Nadat de ban1biljetten tegen metaal kunnen wor-
den ingewisseld mogen de
gezamenlijke
verplichtin-
gen van de bank hoogstens het drievoud van den

metaalvoorraad bedragen; normaliter moet de dek-king zelfs 40 pOt. bedragen. Bereikt men dit laatste
percentage niet, dan moet de bank een
bij
dalende dek-
king progressief
stijgende
biljettenbelasting betalen.

Het oorspronkelijke belastingvrije contingent van 500

milliard is
bij
de herziening van het statuut ge-
schrapt.
Om de soliditeit van de uit te geven biljetten te

verhoogen werd thans ook bepaald, dat noch de staat
noch de districten of gemeenten bij de bank voor-
schotten mogen opnemen, indien zij niet de tegen-
waarde der verkregen bankbiljetten in goud of wissels
verstrekken. In het oorspronkelijk statutenontwerp
had men een dergelijke bepaling slechts voor den
staat gemaakt, zoodat men de
mogelijkheid
van uit-

gifte van ongedekte biljetten niet geheel uit de we-
reld had geholpen.
Het blijkt nergens, wanneer de bank beginnen moet
haar biljetten tegen metaal in te wisselen. Bij de

wet wordt alleen bepaald, dat men hiertoe moet over-

gaan, wanneer de schuld van den staat aan de bank

zal zijn verminderd tot
30
millioen goudkronen en
een nieuwe wettige verhouding van munteenheid tot

muntmetaal wordt vastgesteld. Onder de huidige om-
standigheden vertegenwoordigen 30 millioen goud-

kronen ongeveer 450 milliard papierkronen, terwijl

op het oogenblik de staatsschuld aan de bank onge-

veer 1400 milliard papierkronen bedraagt.

Het biljettenprivilege der bank loopt tot eind 1942.

Over het algemeen mag men wel zeggen dat het

flieuwe statuut grooter soliditeit waarborgt dan het
oorspronkelijke en dat het ook de
mogelijkheid
be-

perkt, dat de bank een instrument wordt van de

financieele politiek van het rijk.
Dr.
KARL MAUTNER.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

Sociale Voorzorg. – Amsterdam, Septem-
ber 1922.

Prof. Dr. J. A. Veraart,
Economische wetenschap
en sociale politiek; Dr. Ir. J. van Hettinga ‘J’rnp,

De werkloosheidsverzekering in nood;
Prof.
Dr. A.
van Gijn,
Internationale regeling van arbeidsvoor-
waarden; H. Ch. G. J. van der Mandere,
Wettelijke
regeling van bemiddeling in of beslechting van ai-
beidsgeschillen (slot).

a n k-A r c h i v. – Berlijn, 1 September 1922.

Dr. Reichardt,
Zum Gesetz über den Verkehr mit
aus1.ndischen Zahlungsmitteln vom 2. Februar 1922;
Dr. R. Hauser,
Industrie-Finanzierung;
Dr. W. Koep-
pel,
Die Novelle zum Körperschaftssteuergesetz vom
8. April 1922;
Prof. Dr. R. Lief mann,
Zum 100 jahri-
gen Jubilaum der Socité Générale de Belgique;
Dr.
Petric h,
Valutazinsechulden und ihre Erstattungs-
fihigkeit nach dem Reichsausgleichsgesetz;
Dr. Ber-
nic/cen,
Die Bezugsrechtssteuer;
B. Wolf,
f,
Die Talon-
steuer auf Gewinnanteilscheinbögen.

1 d e m. – Berlijn, 15 Sejtember 1922.

M. Schiff,
Gefahren des Handels in auslandischen
Noten;
Dr. J. Breit,
Neues zum Verrechnungsscheck;
Polster,
Die Eintragung von Sicherungshöchsthypo-
theken für Firmenkredite;
Dr. Joh. Rosentreter,
Oesterreich-Ungarische Vorkriegsanleihen.

Geographical Journal. – Londen, Octo-
ber 1922.

H. L. Shuttleworth,
Border countries of the P&in-
jab Himalaya;
E. A. Reeves,
The evidence of a true
north and south directive force in the atmosphere;
8. Ray,
A note
011
Reeves’s experiment; Photographs
from the Mount Everest expedition;
A. R. H.,
The
International Geographical Union; D. W. F.,
Dolo-
mieu and De Saussure;
A. E. Young, Two
new map
projections.

Tijdschrift voor Economische Geo-
g r a p h i e. – ‘s Gravenhage, 15 Augustus 1922.
H. Kool,
Zürich als industriecentrum.

1 d e m. – ‘s Gravenhage, 15 September en 15 Octo-
ber 1922.
Prof. Dr. H. Blinic,
De Pacific in haar economisch-
geographische opkomst en tegenwoordige bteekenis.

D e 1 n d i s c h e G i d s. – Amsterdam, 1 October
1922.

H. Ch. G. J. van der Mandere, De willekeur van
den Indischen fiscus en van de Indische belastingwet-
geving;
R. Bircicenhauer,
Bezuiniging in Neder-
landsch-Indië;
H. R. Roelf sema,
Grepen uit den In-dischen Archipel, (van Java naar het Oosten);
in-
sider,
Bezuiniging.

Technik und Wirtschaft. – Ber]i.jn, Sep-
tember 1922.
Zörner,
Bilan z und Steuerrecht;
Freitag, Die Roh-
stoffversorgung der deutschen Papierindustrie.

29 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1035

MAANDCIJFERS.

HANDELSBEWEGING OVER DE MAAND OCTOBER 1922

(volgens de groepen der naamlijst van goederen, opgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.)

Invoer
Uitvoer
Saldo Invoer
Saldo Uitvoer
Groepen
Gewicht

1

Waarde
Gewicht

1
Waarde
Gewicht
Waarde Gewicht
1

Waarde

K.G.
Gulden
K,Q.
Gulden
K.G.
Gulden
K.G.
Gulden
1 Dieren en dierlijke
producten
14.182.834
8.616.510
55.324.927
30.117.054


41.142.093
21.500.544
II Plantaard.

voort-
brengselen
230.616.144
40.869.452
208.437.407 15.622.030 22.178.737
25.247.422


Illa Mineralen,metalen
en

niet in andere
groepen

opgeno-
men fabrik. daarv.

1.183.403.314
32.878.152
333482.763′
9.248.533′
849.920.551
28.629.619


Ilib Gouden en zilveren
munt en muntmat
867
100.405 13.340
12,329.564


12.473
12.229.159
IV Meel en meelfabri-
24.032.032 3.826.532
28.319.222 4.786.682


4.287.190
960.150
V Chemische produc-
ten,

geneesmidde-
len, verfwaren en
kleurstoffen
29.687.801
4.776.332
8.863.947
3.618.313 20.823.854
1.158.019


VI OIie,hars,was, pek,
teer en distillatie-
producten van teer;

katen

…………..

fabrikaten van deze
stoffen, n. a. g.
63.338.265 7.971.816 34.716.014
2

11.783.959′
28.622.251


3.813.143
VII Hout en fabrikaten
van hout en derge. lijke stoffen; meu-
belen, v.a.s …….
221.069.910
16.882.588
3.543.835
599.152
217.526.075
16.283.436


VIII Huiden, vellen, ie-
der, lederwerk en
schoenwerk
2.163.589
4.063.383
2.204.340
2.810.381

1.253.002
40.751

IX Garens,

touw

en

.

touwwerk, weefsels
en stoffen, kleede-
ren en modewaren
8.960.708
27.186.104
4.013.503
10.806.894
4.947.205
16.379.210


X Aardewerk, porse-
lein,

pottenbak-
kerswerk,

gebak-
ken steen en andere
kunsteteen
33.588.893
1.656.950
8.095.304
750.104
25.493.589
906.846
– –
4.214.490
1.073.410
2.353.770
547-574
1.860.720
525.836


XI Glas ……………
7.583.539
2.923.870 22.839.642
3.629.737

15.256.103
705.867
XII Papier …………
XIII Voedings- en ge-
notmiddelen,

niet
genoemd in de groe-
pen 1,11, IV en VI
35.517.472
12.475.836
32.287.929
10.729.683
3.229.543
1.746.153


XIV Rijtuigen, voertui-
.
gen, vaartuigen en
luchtvaartuigen
6.750.518
3.414.316
370.745 473.619 6.379.773
2.940.697


XV Andere

goederen
dan gebracht onder
de groepen

1 tot
en met XIV
16.516.638
18.029.191 9.098.301
6.479.293 7.418.337
11.549.898


1.881.627.014 186.743.847
753.964.989124.332.572
1.127.662.025
62.411.275


Totaal ……..

Waarvan Goud en Zilver,
al of niet gemunt (op-
genomen ingroep III)
867
100.405
13.340
12.329.56411

12.4731
12.229.159

OVERZICHT van
de waarde
van den
In- en Uitvoer
voor
elke maand
van het loopende
jaar
en de
drie daaraan
voorafgaande
jaren, met
uitzondering
van Munt
en Muntmateriaal, in guldens.
5)

Invoer
Uitvoer
Maanden
1919 1920
1921
1922
1919
1920
1921
1922
1)

2)
1)
2)
1)

2)
1)

2)
Januari
75.073.388
256.207.615
214.136.278
152.495.668
.

41.321.453
135.932.785 115.835.310
86.106.447
Februari ……
106.229.028
233.591.043 170.369.270
152.353.594
44.543.205
113.309.645 120.956.498
84.204.248
148.758.852
187.916.138
213.830.220
180.328.7631
52.660.723 68.210.466
107.204.662
112.879.875
April

……..
189.565.086
203.592.812 195.772.602
167.451.702
50.827 142
99.448.337
108.819.697
92.729.841
257.009.336
298.514.162
168.114.951
194.080.257
96.168.708
170.393.137
93.818.710
108.423.679

Maart ……….

Juni

……..
258.183.821
345.402.373
188.559.719
150.899.735
126.270.353 179.478.445
120.815.908 100.680.880
Juli ……….
274.264.390

..

314.861.366
170.674.007
163.863.700 133.623.129 177.114.162
101420.129
104.572.575

Mei

…………

Augustus

….
313.403.619

..
..

..

267.956.122
186.640.179
178.807.927
163.771.619 130.018.883 142.544.083
99.442.892
September ….
298.107.886 317.368.670
197.271.439 164.616.506
162.131.110 165.965.569
135.749.765
115.612.131
October

……
319.833.079
337.338.332
179.043.171
186.643.4421
214.577.467
148.140.438 114.694.641
112.003.008
Tot.

Jan.—Oct.
2.240.428.485 2.762.748.633
1.884.411T6
1.691.541.294 1.085.894.909
18.011.867
1.165.859.403
1.016.655.576
November

….
296.351.809

..

270.811.334
175.806.364

171.171.804
156.557.011
106.623.879

December

….
288.958.920
298.867.123
180.000.903
.
154.241.692
156.922.833
97.115.318

Totaal ….
2.825.739.214 3.332.427.090 2.240.219.103

1.411.308.405
1.701.491.7111.369.598.600

1) Hieronder zijn
niet begrepen
de bunkerkolen
voor Ned. schepen.
2)
hieronder
is niet begrepen
de bunkerolie voor Ned. schepen.
)
in de Statistiek
over December
1919 zijn de
bedragen vermeld
niet
inbegrip
van gouden en
zilveren munt
en
muntmateriaal.

1036

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 November 1922

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. *** beteekerit: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N
d
(Disc. Wissels. 4 18Juli ’22 Zweeds.R.ksbk 5
10Mrt.’22
Bk Bel.Binn.Eff.4
18Juli
’22 Bk.v.Noorw.. 5
17Aug.’22
tVrsch.inR.C. 5
18Juli
’22 Zwits. Nat.Bk..34
2Mrt. ’22
Bk. van Engeland 3
13Juli
’22 Belg.Nat.Bk.5-54 19Mei
’21
Duiteche Rijksbk.. 1014
Nov. ’22
Bank v. Spanje 54 18Mei ’22
Bk. van Frankrijk 5
11 Mrt. ’22
Bank v. Italië 6
20Mei ’20 Oostenr. Hong. Bk. 8
2Sept.’22
F.Res.Bk.N.Y. 4
21Juni’22
Nat. Bk. v. Denem. 5 25Apr.’21
Javasche Bank 34
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part. Parijs Part.
N. York
CalI-
J,j
1

Prolon.
disconto
1

gatie
disconto
disconto
disc.
monet,

25 Nov.

’22
3513
3
11
1
2/9
4
8
1
5513 1)
20-25 N. ’22
3513_314

3
1
1-4
2113-19
4_3/

4-6
13-18

’22
38/_71
331
4
_4
2113_B/g

4…31
381_511

6-11


22
116_

8
3’/-4
211,-1
4_3

5-6
1
1

2 1-26 N. ’21
3112_4112
37/4
4_51

22-27 N. ’20
3
3
1
418
61
4_613

6-7

20.24Juli’14

a
‘ie

1
2’/._
3
/
2
1
1_
8
1
2f
3
-/
3

2814
513712
1)
Noteering van 24 November.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen bleef deze week weder vrij stationnair. Ook in dollars waren de koersschommelingen zeer gering. Meer
beweging was er weder in franken en marken. Aanvan-
kelijk was de stemming nog vast; Parijs werd een oogen-
blik weder voor 19,35 verhandeld, maar daarna begon men
in te zien, dat de stijging voor de franken buiten alle ver-houding stond tot de door de regeering geboden steun en
alras liepen de koersen weder snel terug. Ook marken kon-
den zich op het hooge koerspeil niet langer handhaven en
werden heden voor 3,15 verhandeld. Skandinavië vrijwel
onveranderd; ook in Spanje niet veel beweging. Daaren-
tegen was Zwitserland zeer onzeker. Dinsdag werd op
48,05 verhandeld; maar dit stroovuur was spoedig ge.
bluscht en verder werd voor omstreeks 47,20 afgedaan.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D cia
Londen
,
Parijs
‘1
Berlijn
‘1
Weenen
‘)
Brussel
)
New
York”)

20 Nov. 1922..
11.404
18.074
0.039 0.0037
16.94
2.54k
21

,,

1922..
11.424
18.774
0.04024 0.00374
17.55
2.531
22

,,

1922..
11.404
18.05
0.0405
0.00374
16.674
2541
4

23

,,

1922
11.404 18.174
0.0394
0.004
17.76
2.53
7
1
s

24

,,

1922..
11.404
18.1740.0355
0.004
16.774
2.54
25

,,

1922
11.414
18.15
0.0355
0.00374


Laagste.d.w. ‘)
11.394
17.75
0.0345
0.003 16.60
2.531
Eoogste ,,

,, ‘)
11.424
19.35
0.0450
0.004
18.20
2.541
18 Nov. 1922
11.404
17.75
00365
0.00374
16.70

2

2.54
Ii

,,

1922..
11.384
16.35
0.03124
0.004
15.38′
255
iIuntpariteit.
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48

‘) Noteering te Amsterdam. ‘) Noteering te Rotterdam.
t) Particuliere opgave.
t) Noteering van 17 November.
5)
Idem van 10November.

Dat.
Stock-
holrn’)
Kopen-
hagen’)
Chris.
tianla’)
Zwitser-
land’)
Spanje
1)
Batavia
t
)
telegrafisch

20 N.ov. 1922
68.25
51.30
46.75
47.25
38.90
974-974
,,

1922
68.20
51.45
46.60
47.974 38.90
974-974
22

1922
.68.20′
51.50
46.50 47.40
38.90,
974-974
23

1922
68.10
51.40
46.30
47.25
38.95
974-974
24

,,

1922
68.20
51.45
46.60
47.25
38.90
974-974
25

,,

1922
68.25
51.45 46.65
47.224
38.90
974-974
1’ste d.w.’
l
)
67.90
51.10
46,-
47.10 38.85
97
1
1
H’ste,,

)
68.50 51.55
‘46.90
48.05
39.-
9731

18 Nov. 1922
68.50
51.40
46.80 47.10
38.874
971/4_113

11

,,,

1922
68.60 51.45
47.25
46.65
38.80
97
1
/-‘/
kluutpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
48.-
100

‘) Noteering te AmBterdam.
t)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Dain
CableLond.
(in
$
per.€)
1
Zid,tParijs
(in cI&p.frs.)(in
1
Zicht Berlijn
ct. P. Mrk.)
1ZichtAmsterd.
(in ets. p. gid.)

25 Noyemb.1922
4.50.25
7.15
0.011
39.41
Laagste d. week
4.49.-
7.11
0.011
39.30
Hoogste
,,

,,
4.49.50 7.40
O.Oi”/
39.45
18 Novemb.1922
4.48.12
6.97
0.01
7
1
33

39.30
11

,,

1922
4.46.50
6.43
0.01
1
/
39.16
Muntpariteit ..
4.86.67
19.30
23.81’/
40/

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en

Noteerings. 11 Nov. 18Nov. 20125 Nov.22 25Nov.
Landen

eenheden

1922

1922 Laagste
1
Hoogste
1
1922

Alexandrië,.
Piast. p. £
97/
1
448
.112
144813,

9713132
97131

97131
97131

‘B

Aires
1
). .
d. p. $
44
1
1

44151 44381

Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
1131
114
113/
9

114
1/3’/
Hongkong ..
id. p. $
215
3
1
2/4
9
/
1s

214
1
1
3

214
7
1
s

24
1
/
Lissabon . . ..
d. per Mii.
28/4

21
2
9
/
32

2314
21
Madrid

….
Peset. p.
29.39 29.28
29.22

29.40 29.32k
‘Montevideo
1

d. per $
435/s
43
1
1
43118
4331s

Montreal.. ..
$ per £
4.451/2
4.47+ft
4.47113 4.5013
*R.d.Janeiro.
d. per Mii.
6
1
1
61
61

6
111
1
89
6
25
1
32

Lires p. £
1001
971/
94

98
1
1
94
3
1
8

Shanghai. . ..
Sh. p. tael
312/
311
1
1
311
1
1
a

3/2
7
/8
311
7
18

Rome

…..

Singapore

..
id. p. $.
214
7
1
32
1214
3
1,
6

2141
3

2
33

214
5
1
*Valparaiso..
pesop.0
36.30
1 36.70
36.40

37.80 36.90

121129132
Yokohama ..
Sh. p. yen
212
1
1
33

:211
28
1
32

21128133

212
• Koersen der voorafgaande
dagen.

‘)
Telegrafisch
transfert.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te
Londen

te
New York
25 Nov.

1922

,,

.
32
7
/
3
6
64
1
1
2

18

1922

. ,
.

32
11
1
64
1
8
11

.,

1922
321
64/
26 Nov. 1921
3718
27 Nov.

1920

. .
4911
76
20 Juli

1914

..
241,’
5411

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 27 November 1922.

Activa.
Binnenl. Wis-( H.-bk.
f
93.468.563,82
sels, Prom., B.-bk. ,, 38.100.547,57
enz. in disc.!, Ag.sch. ,, 63.055.318,59 .
f
194.624.429,98
Papier o. h. Buitenl. in disconto


Idem eigen portef..
f
75.166.250,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgei.

75.l66.,250-
Beleeningen { H.-bk.
f
25.020.392,78
mcl. vrsch.
in rek.-crt. B.-bk. ,, 8.065.389,67
op onderp. Ag.sch. ,, 80.156.591,06

f113.242.373,51

Op Effecten …… f 102.749.029,08
OpGoederen en Spec.,,_10.493 344,43

113.242.373,51
Voorschotten a. h. Rijk ……………. ..

13.320.825,03
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.310,-
Muntmat., Goud ….525.550.137,91

f581.789.447,91
Munt, Zilver, enz..

7.562.666 16
Muntmat., Zilver..

Effecten


,,

589.352.114,07

Bel.v.h.Res.fonds..

t’

5.621.200,18
id. van ‘/lv.h.kapit.,,

3.980.270,12
9.601.470,30
Geb.enMeub. der Bank …….. . …….
..4522.000,-
Diverse rekeningen

………………..
30.098.312.15

f1.029.837.775,04

Passiva.
Kapitaal

……………

……….
t’

20.000.000,-
Reservefonds

.. ………………..
,,

5.660.599,75
Bijzondere

reserve ……………….
,

1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop …………
964.194.765,-
iankassignatiën in omloop ……….
..918.565,69
Rek.-Cour. ), Het Rijk
t’


saldo’s:

J Anderen ,,

25.638.981,28
25.638.981,28
Diverse

rekeningen

………………..
11.749.281,99

(1.029.837.775,04

t

29
November.
1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

1037

NED. BANK 27 November
1922
(vervolg).
DE SURINAAMSCHE BANK.

Beschikbaar metaalsaldo

f

390.506.06439
Voornaaimste posten in duizenden guldens.
op
de basis van
21

nietaaldekking …..,

1 92.355.602,


Minderbedragaanbankbiljetteninomloop
Andrc

1
Data

Metaal

Circulatiel opet3chb. IDl3conto’3l Div. rkc-
dan waartoe de Bank gerechtigd is.
.
,,
1.952.530.320,-

I3chc’ldcn

1

1
ntngen’)

Verschillen in. d. vorig. weekst.
:

Mcc,

Minder
Disconto’s

27.147.806,41
21 Oct.1922.. .
.

1254

1.704

967

1.185

473

Biiitenlandsche wissels

958.332,-
14

1922.
. .

1.236

1.743

649

1.167

458,

30Sept. 1922..
.

1.271

1.846

752

1.159

483
Beleeningen

……….662.693,73
7

1922

1.251

1.843

621

1.165

456

Zilver

1.372.672,42
23

,,

1922

.. 1

1.277

1.718

894

1.158

464
1
Bankbiljetten ……

. .

11.804.520,-
16

,,

1922….1.277

1.772

868

1.194

483

Part. Rek.-Crt. saldo’s.
.

15.424.946,68
220ct.

1921 ,.
..I

1.508

2.014

1.008

1.932

217
Voornaamsteposten in duizenden_guldens.
23 Oct.

1920.
. .
.J

1.053

1.025

897

1.805

483

25Juli 1914

.

645

1.100

560

735

396
ank-
Andere
Data
Goud
Zilver
,jte

oi
eischbore
schulden
‘)
Sluitpost der activa.

.

.
27

Nov.

1922 …….
581.789
7.563
964.195
26.558
20

1922 ……
581.789
8.935 975.999
43.075 BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
13

1922
581.789
8.908
992.741
35.071
581.789 8.854
1.007.026
32.474
BANK VAN ENGELAND.

581.789
8.915 994.242 24.023
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

…….
6

1922, ……

605.969
8.614
1.021.065 32.649
in duizenden pond sterling.
30 Oct.

1922…….

28 Nov.

1921 …….
29 Nov.

1920 ……

25

Juli

1914
…….

636.141 20.171
1.078.032
90.169
j

Currenq, Notc3.
162.1 14
8.228 310.437
6.198
Data
Metaal
Circulotte
j-
Bedrag
Goudd.
Gat,. Sec.

Data Totaal
1

bedrag

Hiervan

1

Schatki3t-
t
1

Belee-

t
Be3chiC-
baar
1

Dek-
1

king-
22 Nov. 1922
127.445
121.407
1

287.209
27.000
244.128
disconto’
prome3sen
3
1

rechl3treeks
1

ningen

1
1

1
Metaal-
saldo
1
percen-
1

lage
15

1922
8

,,

1922 127.441
127.438
121.902 122.519
287.843
288.847
27.000
27.000
244.755
245.732
27 Nov. 1922 194.624

44.000

113.242

390.506

59
1

1922
127.435
123.159
287.993 27.000
244.930
20

,,

1922
1
221.772

70.000

112.580

386.214

58
25 Oct.

1922
127.433
121.886
287.170
27.000
244.253
13

19221 227.958

75.000

114.552

384.440

57
18

,,

1922
127.435
121.690
289.338 27.000
246.618
6

1922
1
23
4
.5721

80.000

118.561

382.047

57
30 Oct.

1922t 214.9791

65.000

119.485

386.355

58
23 Nov. 1921
128.438
123.306
311.687
28.500 274.482
24 Nov. 1920
124.113 127.965
349.284
28.500
318.461
28 Nov. 19211278.6181

90.000

117.763

403.099

58
29 Nov. 19201 182.935
1

47.000

264.131

421.877

56
22 Juli

1914
40.164
29.317
– –

25 Juli

19141

67.9471

14.300

61.686

43.5211)

54

Data
Gov.

1
Other
1

Public

1

Other
Reserve
Dek-
kings.
i)
Op de basis van
lis metaaldekking.
Sec.
Scc.
Depos. Depos.
perc.
1)
Uit de bekencimaking van den M
i
n
i
ster v a n F i na n-
ci
ë
n blijkt, dat uitstonden op:

22Nov.
1
22

49.865

66.841

16.040 1107.375

24.488

19,84
15

’22

49.968

66.143

12.855 1109.506

23.989

19,60
8
,,

’22

49.091

67.883

16.1921106.425

23.368

19,05
20
No
v.

1

27Nov.
1922

1
Aan schatkistpromessen..

f456.880.000,-

(460.380.000,-
1

’22

50.665

68.190

15.034

108.845

22.726

18,34
waarv. direct bij Neci. Bk.

,,
70.000.000,-
1,,
44.000.000,-
25 O’
t.
1
22

47.654

71.435

15.201

110.180

23.996

19,14
Aan schatkistbiljetten
..,,
195.063.000,-
1
,,195.000.000-
18

1
22

46.058

68.836

12.218

109.167

24.196

19,92
,,
Aan zilverbons

………..30.936.605,-

,,
30.833.214,-

Onder de vlottende schuld
is
begrepen:
23 Nov. ’21

50.314

83.572

15.601

124.083

23.582

16,88

Voorsch. aan de Koloniën
1
,,312.478.000,-
1
,313.635.000,-
24Nov.’20

52.401

74.107

17.989

105.315

14.598

11,83

22Juli ’14

11.005

33.633

13.735

42.185

29.297

521

Voorschot aan Gemeenten}I

30
September

1

3.17
October

voor door Rijk voor hen
1

93.437.267,-
1

9399.513,-
‘)
Verhouding tussehen Reserve en Deposits.
te heffen Ink. belasting
20
Nov.

27
Nov.
Tegoed v.d.Postch.&G.dstl71.297.578,-
1

71.297.578,-
DUITSCHE RIJKSBANK.

JAVASCHE BANK.
Voc.rnaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
kassenscheine, in duizenden Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen-
scheine
Circulatte
Dek.
t
king,.

ken cijfers der aaatste
weken
zijn_telegrafisch_ontvangen.

Bank.
Andere
Be,chikb.
Data
Goud
Zilver
biljetten
1
opetschb.
metaal.
Iperc.
1)
schulden
saldo
15
Nov.
’22
1.066.555
1.004.848
51.113.171
582.105.055
9
18 Nov.1922
21 i250
266.000
119.500 134.150
7

’22
1.071.992
1.004.852
49.122.674 517.036.199
10
11

,,

1922
212.000
270.000
123.000
133.400
31

dit.

’22
1.067.996 1.004.853
41.026.323 469.456.818
9 4

,,

1922
213.000 265.000
126.500 134.700
23

’22
1.059.934
1.004.854
39.338.089
409.973.301
10

21 Oct. 1922
150.110

55.184 267.718
113.182 129.815
14

1
22
1.051.414 1.004.854
31.420.080 374.506.332
9

14

1922
151.134

55.016
270.254
112.525
130.220
7

1
22
1.044.445
1.004.855
22.848.430
344.171.631
7

7

1922
151.681

54.980
269.454
115.197
130.404
15
Nov.
’21
1.009.230
993.710
5.233.273
95.186.123
6
19Nov.1921
162.060

25.844 288.073
85.920
113.578
15
Nov.
’20
1.098.504 1.091.653
20.812.620 63.104.938
35
20Nov.1920
224.445

8.793

1

375.404 205 344
117.201
23 Juli

’14
1.691.398 1.356.857
65.479
1.890.89,51
93
25Juli1914

22.057

31.907
110.172
12.634
4.8422
2)
Dekking der
circulatle
door metaal
en Kassenschelne.
Vi,sd,,
1
Voor.

Data
t
Wtssels

kings.

Rek.
Cel.
Da,lehenskassenscheine

taal

1
In kas
hij de

uitgegeven

Retchsbank

Data
Dts.
conto’,

betaalbaa,I

hutten
N..fnd.
Belee-
1
nngcn
schotten
aan het
Gouv.nem.
ningen ‘)
percen-
lage

18Nov.1922
17800
20.800

55

11

1922
185.000
24.000e
.*
54
15
Nov.
1922
753.823.303 212.209.335
65.000.000 51.100.000
4

1922
184.000
23.300e
CCC
54
7

..

1922
637.372.589
150.649.076
55.000.000 49.100.000
31 Oct.

1922
578.356.761 140.779.259
55.100.000 41.000.000


21 Oct. 1922
37.193

28.1641 106.675


28.698
54
23

1922
482.302.075
112.161.295
53.400.000 39.300.000
14

,,

1922 36.761

28.3481 108.506

28.324
54
14

1922
453.370.290
116.112.702
45.600.000 31.400.000
7

,,

1922
34.450

28.229 109.865

30.065
54
1922
399.616.122 87.390.199
37.000.000 22.800.000
19Nov.1921
36.185

19.640

115.210
22.873
5.358 50
20 Nov.1920
29.329

24.661

122.866 140.320
43.130
40
15
Nov.
1921
105.049.694
20.869.1191

12.361.400
5.144.000

1
15
Nov.
1920
52.558.944
16.697.864
33.528.100 20.761.900
25Juli1914
7.259

6.395

47.934
6.446
2.228
44
t)
Slultpost activa.
2)
Basis
2
15 metaaldekking.
2)
Creditsaldo.
23 Juli

19141
750.8921 943.964]

1038

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 November 1922

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.

Waarvan

Te goed

BuiL gew.
Data

Goud

in het

Zilver

In het

voorsch.

Buitenland

Buitenland old. Staat

23 Nov.’22
5.533.764
1.897.967
288.521
571,586
22.600.000
16

’22
5.533.650
1.897.967
288.356
571.857 23.000.000
9

1
22
5.533.365
1.897.967
288.082
571.724
23.700.000
2

’22
5.533.264
1.897.967
287.980 569.786
23.900.000

24Nov.’21
5.524.043
1.948.367
279.072 611.039
24.500.000
25 Nov.’20
5.491.697
1.948.367
264.856
599.212
26.600.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

Uitge.
1
Belee.

Bankbil-

Rek. Cr1.

Rek.
Wissels

stelde

Parti-

Crt.

Wissels

“i’g

jetku,

culieren

Staat

2.483.6151 30.545 2.260.000 35.789.28112.222.131 62.336
2.259.710

30.690 2.145.577 36.321.24612.064.681 19393 2.170.3761 30.850 2.193.847 36.914.69112.081.697 50.851
c
2.642.1911 30.989 2.096.716
36.847.66912.207.991
19.848

2.287.510! 64.117 2.212.134 36.336.27512.508.796 54.301
13.279.5191 428.003 2.018.453 38.806.73313.639.893 287.335

1.541.9801

1
769.400j 5.911.9101 942.5701400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden 1 ranci.

Metaal 1 Beleen. t Beleen. 1 Binn. 1

Rek.
Data

1
mcl.
1
van
1

van

t
wissels
1

Circu.
1
bulten!. 1 buiten!.
J
prom. d.
1

en

1

lalle

1

1
saldi
1
vorder.
1
p,ovinc. 1 heleen.
1

1

partic.

23 Noy.’22’338.560 84.653480.000 840.758 6.593.901 298.159
16

’22 337.995 84.653 480.000 859.808 6.621.467 158.263
9

1
22 337.548 84.653 480.000 891.475 6.627.455 164.689
2

’22
336.384 84.653 480.000 923.899 6.660.648 150.945
24 Nov.’21 324.990 84.653 480.000 550.845 6.127.136 275.104
25Nov.’20 350 752 84.653 480.000 764.18415 845.802 1.081.964

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

1

1

F.R.
Ziloc:

Nolea in
cle.

circu.
laite

8 Nov. ‘221
3.080.755
12.165.1191

1
130.527’2.340.074
1

,,

‘221
3.078.249
1
2.192 804
1


1133.69612.309.265
25 Oct.

‘221
3.085.083
1
2.191.588
1


1126.83512.298.536
18

,,

‘221
3.086.813
2.234.734
1


1127.38412.315.437

9 Nov.
‘211

2.816.299
11.846.326

1144.48412.420.831
12 Nov. ‘201
2.008.678
11.352.545
77.2441
17 1.33313.328.985

1

Goud-
1 Algem.
Data
Wiasda
Totaal
Gestort
1

Dek-
1

Dek.
Deposlloa
Kapitaal
1

kings
1

kings.
1
perc.


1
perc.
0)

8 Nov.
‘221
899.068
1
1 862.688
1
106.355
1
73,3
1
76,4
1 ,,

‘221 848.422
1
1.914.248
1
106.292
1
72,9

76,0
25 Oct.
‘221
727.090
1
1.841.770
1
106.277
1

t
77,6
18 ,,

‘221 767.914

1.956.107 1 106.327
1
72,3
1
75,2

9 Nov. ‘211 1.335.652
1
1.726.865
1
103.120
1
67,9
I
71,4
12 Nov. ‘201 3.072.604
1
2.447.041

98.847
J
38,8

42,1
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito.
5)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Totaal
1
Reserve
1

Waaroan
Data

Aantal
1
uitgezette

hij de

Totaal
time
banken
1
gelden en F. R. bank.,

deposito’s

deposlt.,
beleggin gen

1
Nov. ’22

786 ‘11.274.786 1.400.091 15.051.881 3.642.103 25 Oct. ’22

787 11.248.908 1.345.743 15.039.667 3.618.187
18

’22

787 11.304.869 1.465.215 15.201.769 3.593.373
11 ,, ’22

787 11.118.446 1.440.372 14.936.787 3.579.652

2Nov.’21

808 11.398.359 1.247.699 13.423.590 2.987.820
5Nov.’20 823 16.952.336 1.335.235 14.057.981 2.816.595

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 27 November 1022.

Het internationaal aspect van de beurzen is gedurende
de juist achter ons liggende week wel heel erg troosteloos
geweest. Of er viel buitengewoon groote lusteloosheid te
constateeren, Ôf de tendens was direct omlaag gericht.
Ook hier moet natuurlijk weder een uitzondering voor de
Duitsche beurzen worden gemaakt, waar de omvang der
zaken en het verloop der koersen nog steeds worden vat-
gesteld in directen samenhang met de fluctuaties van de
buitenlandsche betalingsmiddelen. Op de overige beurzen
echter, waar men niet zoo direct rekening behoeft te hou-
den met dezen factor, hebben andere overwegingen sterker
de aandacht getrokken. In de eerste plaats was het wel de
conferentie te Lausanne, die tot commentaren heeft uit-
gelokt en deze waren niet steeds van de meest opgewekte
soort. Weliswaar lekt vanuit de conferentiezaal niet veel
tot publiek en beurs door, doch algemeen neemt men aan,
dat het langen tijd zal duren, alvorens men, indien al,
tot een bevredigende overeenkomst zal geraken. En dit
legt onwillekcurig een zekeren druk op de neiging van liet
groote publiek iets in de richting van den beursli’andel te
ondernemen. Voorts was het de onzekerheid aangaande de
besluiten, die op de aanstaande conferentie van Brussel
ten aanzien van de Duitsche schadeloosstelling zullen
worden genomen, die er toe medewerkten een algemeene
stemming van afwachten te doen voortbestaan.

Zooals gezegd, heeft de beurs te B e r 1 ij n zich ook thans
weder aan de algemeene tendens onttrokken. De wissel-
koersen op het buitenland bewogen zich in opgaande rich. ting en hiermede ging een zelfde beweging van het koers-peil gepaard. Het bekende indexcijfer is dan ook gestegen
van 2331 tot 2534. Behalve cle buitenlandsche wisselkoer-
sen echter was het ook de veel ruimere geldmarkt, die
grooten invloed heeft uitgeoefend op de geneigdheid van
het publiek zaken te doen. De schaarsclite aan binnenland. sche betalingsmiddelen is vrijwel uit den weg geruimd, nu
gedurende de laatste weken de Reichsbank bij herhaling circa 50 milliard mark aan nieuw geld in eirculatie heeft
gebracht. Hierbij komt, dat de eenigszins beperkte variaties
in buitenlandsche deviezen niet een iederen dag omvang-
rijker bedrag in marken voor de betaling noodig maken.

Dit wil echter niet zeggen, dat nu ook de rentevoet dien-
overeenkomstig is gedaald. Integendeel. Een normaal raken-
crediet kost op het oogenblik ten minste 25 pCt. per jaar
(d.w.z. dat de beleexiingsvoet van de Reichsbank, ver-
meerderd met 2 pCt. ‘s jaars en met 1 pCt. provisie per maand in rekening wordt gebracht). Het is echter geen
zeldzaamheid, dat veel en veel
meer
wordt gerekend. Zelfs heeft de Berlijnsche ,,Stempelvereinigung” thans den maat-
regel genomen een interest van 30 pCt. ‘s jaars op effecten-
beleeningen te heffen, officieel omdat men het speculeeren
op onderpand zooveel mogelijk wil tegengaan.
De markt te P a r ii s heeft zich zoo goed als geheel kun-
nen herstellen van den funesten invloed, dien de daling van
den franc op deze beurs had uitgeoefend. Dat beteekent
echter niet een verhooging van het koerspeil voor de aan
cle beurs verhandelde effecten. Het behoeft nauwelijks te
worden gezegd, dat eerder een daling is ingetreclen, een
daling echter, welke volkomen gezond mag worden genoemd
en die dan ook met vreugde is begroet. Het valt op het
oogenblik nog niet te zeggen, of het herstel en de relatieve
stabilisatie van den franckoers inderdaad het gevolg zijn
geweest van de maatregelen door de Fransche Regeering
genomen en van het vertrouwen, dat over het algemeen
nog in Frankrijk bestaat om de eigen schatkistbiljetten
als geldbelegging te accepteeren. Evenmin is het thans
reeds duidelijk, waaraan de plotseling opgekomen reactie
te wijten zou zijn. Dit staat echter wel vast, dat het ener-
giek ingrijpen van het Fransche Gouvernement en het
aanvankelijk succes, dat dit ingrijpen met zich heeft ge-
bracht, het vertrouwen in het Fransche betaalmiddel sterk
heeft doen groeien.
In de eerste plaats waren natuurlijk ,,Valuta”-fondsen
ongeanimeerd gestemd, met, als voornaamste representatie,
aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschappij. Staatsfond-
sen echter konden zich vrij aanzienlijk herstellen.
De markt te L o n d en was wel de meest lustelooze van
alle. Er was hier geen enkele afdeeling, die teekenen van
grooter levenskracht heeft gegeven, tenzij hier worden ge-
noemd de markten voor Argentijnsche en Brnziliaansche
Sporen, welke echter geen overwegencien invloed op de rést
van de beurs konden uitoefenen. Naast Lausanne waren het
hier de thans bekend geworden definitieve cijfers van de
verkiezingen, die deprimeerend hebben gewerkt. Er is ul.
uit gebleken, dat Labour niet eens zoo heel veel bij de
Conservatieve Partijen achter is gebleven en dat het alleen

Data

29 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1039

aan het ouderwetsche kiessysteem is te danken, dat laatst-
genoemden een zoo sterke meerderheid in het Parlement
hebben behaald. Het is dan ook de vraag, of de Regeering
in staat zal zijn een zoo krachtige doelbewuste politiek te
voeren als aanvankelijk in haar bedoeling heeft gelegen
en in liet vooruitzicht waarvan de City en de Beurs hoop-
vol gestemd zijn geweest.
De beurs te N e w Y o r k was gedecideerd flauw. Zelfs
in de soorten, waarvan de slotkoersen naar Europa vor

den geseind en waarvoor gewoonlijk de belangstelling niet
het grootst is, vonden belangrijke omzetten plaats tot zeer
veel lagere koersen. Een bepaalde oorzaak voor deze ten-dens is niet zoo gemakkelijk aan te duiden. Waarschijnlijk
is het, dat meer en meer de invloed van Europa in Wall-
street een rol begint te spelen. Dit is begonnen met de
bekende uitspraken van de American Bankers’ Convention
en het heeft zijn weg door het geheele land genomen, met
het gevolg, dat het publiek wat schichtig is geworden en
den chaos van Europa reeds als een infectie in liet tot
nu toe gezonde monetaire lichaam van de Unie begint te
beschouwen. Een andere verklaring is niet licht aan te
nemen, waar de industrieele bedrijvigheid in de Vereenigde
Staten nog geen teekenen van vermindering begint te ver-
toonen en de oogst zeer bevredigende resultaten heeft op-
geleverd.
Te o n z e n t zijn vrijwel alle afdeelingen buitengemeen
stil geweest, hoewel de ondertoon als geheel vast was te
noemen. Voor
Staats fondsen
en andere beleggingswaarden
was de tendens vrijwel geheel onveranderd, met uitzonde-
ring van Braziliaansche waarden, die in aansluiting aan
Londen gevraagd waren.

20 Nov.
24
Nov. 27 Nov
Riizing of

daling.
6

Nederland 1922 ……
99’/
9991
9931
+
11

5

010

,,

1918

……
88
15
/
je

89/

881
9
71

(16
4
1
12
010

,,

1916

……
88
87
28
1
21

877/
_
1
,
l

4

0
10

1916

……
8l’/
81
1
1
2

81
112
+
114

3
/1
0
/0

,, 73
72e1
4
_1
4
3

o/

0
611
61
7
1
4

61
7
1
,

211
2
0/

Cert. N. W. S.

………
5l’/
51113

51112

71

7

o/

Oost-Indië 1921 ……
l0l
1
/ 101
101
:

118
6

°/o

,,

1919

……
96
1
1
96118
+
°
/ie
5

010

,,

1915

……
93
93
93
4

ol
o
Oostenr. Kronenrente
2112

3
+
11

5

o/,
Rusland 1906

………
48/
411
51/4
+
11

4

0/
t
,
Rusi. bij iope
&
Co.
411′
16
41j
16

411

31

4

ol
o
Japan

1899 …………
68/8


5

°Io
Brazilië

1895

………
49
8
/
4

50’18
+
11
1
8

8

0
/0
San Paulo

1921 ……
91
3
/
t

9118

91112

11,
6

o/
Amsterdam 1920 ……
100
8
/
8

10011,

100
1
1
11
1
8

7

ol
o
Rotterdam

1920 ……
102h/

1021
+
1
1

Van cle locale af deelingen is in de eerste plaats de aan-
(lacht op de
petroleummarkt
gevallen door de zeer onge-
animeerde houding van het hooftlf ouds. Deze was het
direct gevolg van verkoopen voor Amerikaansche rekening
en van het inkrimpen van de markt te Parijs. Daarentegen
waren Roemeensche oliewaarden eerder aan den vasten
kant in aansluiting aan het verslag van de Orion Petroleum
Maatschappij, dat een dividend van 60 pCt. op de aan-
deelen aankondigde (weliswaar in Roemeensche Lei, doch
het effect was toch vrij gunstig) en dat de hoop vestigde,
dat ook de Astra Romana (en derhalve de Geconsolideerde 1 [ollandsche Petroleum Maatschappij) binnenkort met een bevredigend verslag en een dito dividend te voorschijn zou
komen.
Naast de petroleum-af deeling is de
rubbermarkt
naar
voren getreden, in de eerste plaats door het bericht, dat een
proc1d6 zou zijn gevonden, door de toepassing waarvan het
mogelijk zou worden latex in vloeibaren toestand te ver-
schepen. Indien dit procédé werkelijk op groote schaal zou
worden toegepast, spreekt het vanzelf, dat de kosten van
le rubberondernemingen zeer aanzienlijk zouden kunnen
dalen. Inmiddels is bekend geworden, dat latex slechts voor
enkele fabrikaten in dien vorm kan worden aangewend; de
besparingen, uit het nieuwe systeem voortvloeiend, zullen ltis wel binnen enge grenzen beperkt blijven. Naast dezen
factor, clie inmiddels ter beurze spoedig uitgewerkt was,
heeft echter het feit van de groote stabiliteit van den
rubberprijs op de wereldmarkt een veel grooteren invloed
uitgeoefend. Tevens werd bekend, dat eenige contracten
op langen termijn waren afgesloten voor levering van rub-
ber tegen zeer winstgevenden prijs. Een en ander veroor-
zaakte voor deze afdeeling ter beurze een uiterst vaste
stemming.
Vast eveneens waren
suikerwaarden
en aandeelen iu
Cultuurbanken in verband met de goede verkoopberichten
van de V. J. S. P. en de groote belangstelling, die op de

suikermarkt voor het product blijft bestaan. De omzetten
echter bleven uitermate gering.

De markt voor
bankaandeefen
was vrijwel onbewogen,
ondanks de recente mededeelingen van de directie der Hol-
landsche Bank voor Zuid-Amerika. Klaarblijkelijk was men
van oordeel, dat het ongunstige nieuws reeds in den koers
van het aandeel was verdisconteerd.

20Nov. 24 Nov. 27

Amsterdamsche Bank ……125
8
/
t
1241/
4
1241/t – l’/a
Incasso

Bank
………………
96’/8


Koloniale Bank
……………
13l8/
13218
13311
+ 1814
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
135 134
1
1
2

134
1
1
8

Rotterd. Bankvereeniging
911
4



Amst. Superfosfaatfabriek
361

36

81
4

Van Berkel’s Patent
………
37
3511

l’J
Gouda Kaarsen

……………
76/
4

773/4
76
– 114
Holl.Draad- enKabelfabriek
74
73
7311
– 31
Jurgens’Ver.Pabr.gew.aand.
39114
44
40
1
1
-t–

7
1,
pr. aand.
56
59118
593/4
+
38/4
Leerdam Glasfabrieken
……
44/
3

41718

4141

311
t

Philips’ Gloeilampenfabriek
246
248
1
1
247
+ 1
Vereenigde Blikfabrieken…
95
94314



lj
Vereen.ChemischeFabrieken
36


Compania Mercantil Argent.
3511t
33
8
/
9

32
1
1,

21
4

Cultuur-Mij.
cl.
Vorstenland.
157
159
15
97
18
+
218
Handelsver. Amsterdam……
361
1
/
2

364
36511
+
38/4
Handelsverg. Reis
& Co …….
25’/ 231
223/3

21
Int. Crediet- en ilandeisverg.
Rotterdam

………………
1621/
2

164814

+
2’/
Linde Teves
&
Stokvis
……
72’/

72114

72

Tels
& Co’s
Handel-Mij…….
5 6 6
1
1
1

+ 1113
Redjang Lebong Mijub.-Mij.
104
102 103
1
1

1
1
2

Gecons. Holi. Petroleum-blij.
128
1
1
2

127 127
1
/
2


Kon. Petroleum-Mij.
………
4 17
1
1
2

408’/
404112

13
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand.
3711
37
1
1,
39
±
1113
Steaua Romana Petroleum
Mij.

Afgest. Aand.
33
1
1


Ainsterdam.Rubber-Mij ……
106
7
/
8

10718
110
4-
31
8

Nederl.-Rubber.Mij.

………
571/
4

571/2
59112
+
2
1
1
4

Oost-Java-Rubber-Mij .

……
160
1561/
4

161
+ 1
Deli-Batavia Tabak Mij.


270
26611
s

270
Deli-Maatschappij

…………
2231/
4

2181
4

220

3
1
1
Senembah-Maatschappij


3091
306 303

68/

Evenmin bezorgde de vergadering van Tels & Co’s Han-
del-Maatschappij, die gedurende de achter ons liggende
week plaats vond, eenige sensatie. Integendeel konden de
betrokken aandeelen nog iets in koers verbeteren.

Tabakswaarden
bleven verlaten.

De
scheepvaartafdeeling
kon ook geen belangstelling van
beteekenis tot zich trekken. Het koersverloop der betrok-
ken aandeelen was uiterst gering.

20Nov. 24
Nov.
27
Nov

nR
of
dalin
g

Holland-Amerika-Lijn

……
1l7’/2
115
11511,

2
,,gem.eig.
103
100
1
1
—21
Hollandsche Stoomboot-Mij
2411

2611,

+
2
Java-China-Japan.Lijn
……
70 70
68

2
Kon. Hollandsche Lloyd
16116
15114

1518

15116
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …….
601/,

58


21/,
Konink.Paketvaart-Mij.


83’/2

821
84
4
11
Maatschappij Zeevaart
……
57’/


Nederl Scheepvaart-Unie
90
1
12
891
90
– 11
Nievelt Goudriaan …………
100
100
100
Rotterdamsche Lloyd………
121
119

+
2
Stoomv..Mij ,,Nederland”

127
1
1
8

12511
4

125
1
1
8

+
2
,,Noordzee”
34

De
Amerikaanscha markt
was flauw, volkomen in over-
eenstemming met de aanwijzingen van Wallstreet.

20Nov. 24Nov.
270
Riizin of
daling.
Americ. Smelting
&
Refining
55

1
8
511
5118
2
Anaconda Copper

…………
99
8
/
4

96
94

5/
4

Studebaker Corp.

…………
131’/
130
1
1
2

125

61
3

Un. States Steel Corp.
……
l07’/
16

106 104
1
18

Atchison Topeka ……………
107
3
/
105
104
3
1
4

—3
Ene

………………………..
121/
4

1151 8
111/2

5′
Southern Pacific ……………
94
1
/8
92
8
1
92

2
11
9

Union Pacific
………………
l47
1
/
145
1
1
143

414
Int. Merc. Marine eng. gew.
1218
12’/8
11
18
/
ii
_131
ljO
pret.
50
50/9
4761s

21

De
geidmarkt
bleef stabiel, doch niet al te ruim; prolon-
gatie circa 4 pCt.

1040

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 November 1922

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

De invloed van de nieuwe oogsten van het Zuidelijk half-
rond, iii liet i)ijzo]lder die van Argentinië, doet zich hoe
langer hoe meer gevoelen. Ook in de afgeloopen week ver-
den tamelijk veel zaken in Argentijnsche- en Australische
tarwe gedaan, en daar dientengevolge de vraag voor Noord-
Amerikaansche tarwe verminderde, is het niet te verwon-
deren, dat de stemming aldaar ook flainver geworden is.
Ofschoon men nog niet van een débacle kan spreken, zijn
toch de prijzen gevoelig lager. Op 27 November sluit Chi-
cago voor de December-termijn $ 1,15% tegen $ 1,18% een
week geleden. In Winnipeg vinden wij ongeveer een ge-
lijke daling, namelijk van $ 1,05a/8 tot $ 1,01%. De uitvoer
van Noord-Amerika was ook in de afgeloopen week bij-
zonder groot en het is wederom Italië, dat een ongewoon
groot gedeelte daarvan tot zich trekt, doch ook alle andere
landen van Europa nemen groote hoeveelheden tot zich,
met uitzondering wederom van Duitschland. De kwantiteit
rogge, die naar Duitsclilaud verscheept wordt, neemt even-wel toe, doch niettegenstaande de Diutsche regeering regel-
matig kooper blijft voor rogge, zijn de prijzen ook van dit
artikel nog meer gedaald dan voor tarwe, namelijk van
88% tot 82 dc. Dit is in zooverre merkwaardig, daar
Noord-Amerika vrijwel geen concurrentie heeft, aangezien
(le exportianden van het Zuidelijk halfrond zoo goed als
geen rogge producren. De weerberichten uit Noord-
mierika waren gunstig voor de nieuwe wintertarwe, ter

wijl ook vanuit alle andere landen slechts gunstige berich-
ten ons bereiken. Wat betreft Australië, schijnt het moei-
lijk tot een definitieve schatting te komen. Merkwaardig
is, dat Noord-Amerika het beste op de hoogte schijnt te
zijn van de opbrengst van den A.ustralischen oogst.
Ook voor m a ï s was de stemming in de afgeloopen week kalmer, daar vooral Noord-Amerika met den nieuwen oogst
wat dringender áarL de markt komt. Waar de prijzen van La Platama.ïs gedaald waren tot Vrij belangrijk onder cle
Noord-Amerikaansche prijzen, is dit prijsverschil wederom
opgeheven, hetgeen niet belet, dat de meeste Europeesche
markten aan La Platamais nog de voorkeur geven. De
vraag voor La Platarnaïs is evenwel ook eenigszins afge-
uomen, daar de meeste markten zeer goed voorzien zijn.
Ook in Ii a v e r en ge r St was het een kalme week. De
prijzen bleven in verhouding tot de andere granen vrij
goed gehandhaafd. Argentinië verrast door zeer kleine ver-
schepingen vaji 1 ij n z a a d; daar volgens de statistiek cle oogst reeds geheel verscheept zou zijn, en er toch nog ge-
durig belangrijke hoeveelheden afgeladen werden, had men
er feitelijk niet meer op gerekend, dat de verschepingen
vO6r den nieuven oogst nog aanmerkelijk zouden afvallen.
Nu dit toch plaats vond, toonen de prijzen vooral voor
oude oogstaflading eene verbetering. De vraag althans in
Europa is evenwel zeer gering.
Ma r kt e ii i n N e d er 1 a n d. Ook hier waren de

Noteeringen.

Chicago
Buenos .4yres

Data
Tarwe
Mats
Haver
Tarwe
Mars
Lijnzaad
Dec. Dec. Dec.
Dec.
Dec. Dec.

25Nov.’22
116
69
1
/
421
4

11.60
7,80
18, –
18

,,

’22
120/
4

71e1s
44114
11,90
7,95
17,60
25Nov.’21
112
41
/2
11,90

7,55
16,80
25Nov. 20
169
1
1
2

65
44
17,55
1)

9,15
18,75
25Nov.’19
223
133
1
/
2

15,30
7,10
25,-
1)

20Juli’14
82
5681
s

36
1
/
9,40
5,38
13,70

1)
per 1ebruari

grMnmarkten zeer kalm gestemd. Iii tarwe kwamen slechts
weinig afcloeningen tot stand. Voor r o g ge was dé vraag
gering en daar verschillende onverkochte partijen op de
markt zijn, daalden de prijzen mede ten gevolge van de aan-
zienlijke verlaging in Amerika regelmatig. Ook cle mais-prijzen liepen terug. Voor M i x e d m a ï s kwam er voor
directe levering wel een betere stemming, daar cle vraag
zeer voldoende was; toch zijn er nog verschillende ouver-
kochte partijen iii voorraad. La Platamaïs was zeer prijs-
houdend, doch met slechts geringen omzet. Voor
li
nv er
en g e r s t was de vraag al heel gering. Dit geldt ook voor
1 ij n zaad, waarvoor de verhouding nog steeds slecht blijft.

SUIKER.

In A in e r i k a liepen de noteeringen gestadig op en varen de cijfers bij de opening en aan het slot der ver-
slagweek (Ie volgende: Spot Centrifugals 5,65/78; Decem-
ber 3,84/95; Maart 3,38152; Mei 3,51164 en Juli 3,64/77. Tot
deze prijzen vonden flinke verkoopeii in New York plaats
en is (le onverkochte voorraad op Cuba zeer klein.

De Cci b a-statistiek luidt:
1922

1921

1920
tons

tons

tons
Weekootvangsten 18 Nov… 11.000 24.000 1.678
Totaal sederti Jan.-18 Nov. 3.871.000 3.309.860 3.548,041
Aantal werlcende fabrieken – – –
Weekexpoit 18 Nov…….44.000

62.000

16.789
Totaal sedert 1 Jan.-18 Nov. 3.739.000 2.256.740 3.567.930
Totale voorraad op 18 Nov. 108.860 1.032.326

265.857

Ook de overige wereldmarkten waren ten gevolge van
de vaste berichten int Amerika zeer vast gestemd.

E n ge 1 a ii d kocht geraffineerde bietsuiker als ook witte
Jnvasuiker, zoowel disponibel als November/December af-
scheep tot oploopende prijzen, terwijl zich ook andere
Europeesche markten weder voor Javasuiker interesseeren.
Op J a v a bleven prijzen voor disponibele suiker op het.
hoogste niveau der afgeloopen week gehandhaafd cci vonden
hiertoe transacties plaats. Uit den nienwen oogst kwamen
verdere zeer groote afdoeningen tot stand op de oude basis
van
f
12% voor Superieur, terwijl voor No. 16 en Mus-
covados de verkooplimiet
f
% verhoogd en dus
01)
resp.
f 11%
en
f 11%
gebracht werd. Ook deze verhoogde prij-
zen werden reeds betaald. De afschepiugen in October be-
droegen 122.000 tons tegen 261.000 tons verleden jaar. De
onverkochte voorraden in de tweede hand, vooral van witte.
suiker, zijn belangrijk.
II
ie r te 1 a u de opende de markt kalm, doch werd
spoedig eene vaste stemming merkbaar, die zich uitte in goeden koopinst. In den loop der week stegen de prijzen
ongeveer met
f 1.
De noteeringen sloten ongeveer op

f
23% voor November;
f
23,12% voor December en
f
23%
voor Maart. De omzet bedroeg ongeveer 2200 ton s.

Locoprijzen te Rot-terdaim/Amsterd.am.

s
oor
en
,
27 Nov.
1922
20 Nov.
1922
28 Nov.
1921

Tarwet

……………
1
)
13,75 14,25
14,-
Rogge (No. 2 Western)
1)
11,70 11.90 12,50
Mais (La Plata)

……
2
)
198,-
198,-
186,-
Gerst (48 lb. malting)

2)
198,-
198,-
207,-
Haver (38 1h. whitecl.)..’)
11,30
11,75 12,75
Lijukoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad”)
13,85
13,75
18,-
Lijnzaad (La Plata)..

,3)
408,-
412,-
370,-
1)
p. 100 K.G.
2
1 p. 2000 K.G.
3
1 per 1960 K.G.
) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Art,kelen.
19125 Nov.
Sedert Ove,eenk.
19125 Nov.
Sedert
Overeenk.
1922
1921
1922
1 Ja,,. 1922
tijdvak 1921
1922
1 Jan. 1922
tijdvak 1921

13.154
1.021.919 1.373.048

34.509 38.592
1.056.428 1.411.640
18.563
317.862
141.584


1.831
317.862
143.415
Boekweit…. ……….
543
11.375
7.852



576
11.375
8.428
Maîs

…………….
881.507
920.645
1.800
85.441
93.737
966.948
1.014.382

Tarwe ………………
Rogge

………………
….

2.781
141.960
236.228
4.546
8.749
146.506
244.977
5.296
101.662
69.489

50
4.285
101.712
73.774

Gerst

………………

Lijnzaad …………..4.202

37.
.809

164.228
143.333
1.120
71.764
110.241
235.992
253.574

Haver

……………..

3.445
115.611
102.884

1.547
29.023
117.158
131.907
Lijnkoek ……………
3.546
59.101
52.888
911
6.360
4.549
65.461
57.437
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten ..
154
9.111
37.542

2.615
1.950
11.726
39.492

29 November 1922

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

1O4 1

NOTEERINGEN.


Londen
New York
White Java
Amer. Gro-
Amster.
96pCt.
Data
dam per
Tales
job. per
nulated c.I.f.
Centri-
Nov. Cubes
No.
/
Novemb./December November

Sh.
Sh.
Sh.
$
ets.
21
Nov.
’22
f23
8
1
5

561—
1916
2313
5,65
14

,,

’22
,221
4

571—
1813
2313
553
21 Nov. ’21
,,21
7
/
5516
1819
2013
411 21 Nov. ’20,,

1001—
431—

5,76
4Juli
’14,,11
1
1
181—
– –
326

KATOEN.

Noteering voor Loco-Katoen.

(Middilag Uplands).

25 Nov.’22
18Nov. ‘22111
Nov. ’22!25 Nov. ’21
26 Nov.’20

New York voor
Middling

..
25,62e 25,70e
26,35 c
18,30e
15,85e
New Orleans
voor Middling
25,70e
25.25e
26,37e
17,50e 15,50c
Liverpool voor
Fy Middling
114,85 d
1

14,97 d
2

15,65 d
8

12,04 d
12,73 d

Ont.vangBten in- en uitvoeren van A!mer.ikaansohe (havens.
(In dulzendtallen balen)

1
Aug. ’22
Overeenkomstige perioden
tot
25 Nov.’22
1920-21

1919-20

Ontvangsten Gulf-Havens..
2700 2084
1989

11

Atlant.Havens
565
767
515
Uitvoer naar Gr. Brittannië
684
579
637
‘t Vasteland.
1394
1655
971
Japan etc…


Voorraden in duizendtallen
24 Nov.’22
25 Nov. ’21
26 Nov. 20

Amerik. havens ……….
1197
1450
1357
Binnenland …………..
1475
1520 1366
.

112
23
New York

……………-
.

426 386
New Orleans ………….-
Liverpool

……………
686 889 874

1)
24 Nov. ’22.
2)
17 Nov. ’22.
8)
10 Nov. ’22.
M-arktberieht van de il-eeren Sir Jacob Behrens & Sons,

Manchester, d.d. 22 November 1922.
Het Census Bureau publiceerde gisteren het vijfde Gin-
nersrapport, waaruit bleek, dat het totaal aantal balen
geginde katoen van den Amerikaanschen oogst van dit jaar
tot den 15den 8.870.000 balen heeft bedragen. Dit komt
overeen met 7.274.000 balen verleden jaar en 8.915.000 balen
in 1920. Enkelen meenden, dat deze cijfers een grooteren
oogst zouden doen verwachten dan men eerst geloofde, ter-
wijl anderen van de tegenovergestelde meening waren. Ten gevolge daarvan zijn de fluctuaties zoowel in Liverpool als
op de Amerikaansche markten Vrij belangrijk geweest, hoe-
wel ten slotte de noteering niet veel veranderd is en prij-
zen nog iets lager sluiten dan een week geleden. Daar het
zachte weer in de katoendistricten nog voortduurt, mag
men bovendien wel een behoorlijke toperop verwachten.
Men verwacht algemeen, dat de Egyptische oogst vrij
belangrijk grooter zal zijn dan de Regeeringsschattingen, zoodat prijzen dan ook gedaald zijn, terwijl de aanvoeren
ook groot blijven.
De vraag naar garens van Amerikaansche katoen is zeer
gering, zoodat men zelfs pogingen doet om den werktijd
nog verder in te krimpen. Het is voor Spinners zeer moei-
lijk om bij de vaste katoenmarkt verhoogingen door te voe-
ren, terwijl biedingen van koopers bij elke daling ook on-
middellijk verminderen. Zelfs de tegenwoordige verkleinde
productie kan slechts tot verliesgevende prijzen verkocht
worden. Koopers in het binnenland hebben den laatsten
tijd wat meer belangstelling getoond voor ringboomen, die
over het algemeen ook goedkooper zijn dan croptwist, ter-
wijl zij hun inslaggarens hoofdzakelijk uit voorraad knopen.
Contracten voor latere levering komen slechts sporadisch
voor, daar de koopers op de overzeesche markten nog
lagere prijzen schijnen te verwachten en dus zoo weinig
mogelijk koopen. De vraag naar bundelgarens is dan ook
zeer miniem en in Indië heeft men een geheel ander idee van de prijzen, die men kan betalen dan verkoopers hier. In Egyptische garens gaat slechts weinig om en er wordt
alleen iets gekocht voor binnenlandsch gebruik. Prijzen
zijn wel verlisgevend, doch over het algemeen is de toe
stand in deze spinnerijen beter dan daar waar Amerikaan-
sche katoen wordt gebruikt.
De doekmarkt is zeer kalm doch vast. De toestand is
zeer ongunstig voor de producenten en er gaat slechts heel
weinig om. Met het oog op de financieele moeilijkheden op
de meeste overzeesche markten is iedereen het er wel over
eens, dat prijzen van nianufacturen zoo laag mogelijk ge-
steld moeten worden om ten minste nog te trachten tot
zaken te komen, doch door de geringe vraag moeten vele
fabrikanten korteren tijd werken, waardoor de productie-
kosten opnieuw verhoogd worden, zoodat bijna alle fabri-
kanten dan ook tot verliesgevende prijzen verkoopen. aet
is bovendien ook nog zeer de vraag of de tegenwoordige
oogst wel voldoende znl blijken te zijn voor de consump-
tie. Ook zijn zilverkoersen zeer flauw, waardoor de koop-
kracht van China en andere markten opnieuw vermindert.
Door de vaste katoenprijzen wordt het verschil tusschen
kostprijzen en verkoopprijzen op de overzeesche markten
steeds grooter, waardoor de moeilijkheden om nieuwe orders
af te sluiten ook weer vermeerderen.

15 Nov. 22Nov.
Oost. koersen.
14 Nov. 21Nov.

Liverpoolnoteeringen

T.T.op Indië …. 113
8
1
4
1
13fl
F.G.F.Sakellaridis 19,25 18,50 T.T. op Hongkong 215

214
1
1
G.F. No. 1 Oomra 9,90 9,65 T.T. op Shanghai. 312
1
1
312

KOFFIE,

(ModecLeeling van de Makelaars
G.
Duuring &
Zoon, KoHl
& Wi-tkaim-p, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijdeudijk).

Noteeringen en voorraden.

Dato
Rio
Sonto,
Wisselkoers
Voorraad
P,u.
Voorraad

25 Nov.
1922
1.559.000
16.875
2.169.000
21.900
6
27
1
32

18

,,

1922
1.596 000
17.300
2.193.000
22.000
71133

11

1922
1.577.000
17.575
2.238.000
1)
61/
25 Nov. 1921
1.805.000
12.725
2.984.000
15.600
71/1

Ontvangsten.

Rio

Santos
Dato
Afg
eloo pen Sedert Afgeloopen Sedert
week
1
1 Juli
1
u
1
1 Juli

25 Nov. 1922…. 67.000
1
1.474.000 183.000 3.078.000
25 Nov. 1921….

84.000

1.906.000

182.000
1
3.631.000
1)
Niet genoteerd.

THEE.

(Opgave van den makelaar J.
van Eck.)

Bericht van den afloop Theeveiling op 23 November 1922.

Aanbod in veiling bestond uit:

Heden:

4374, 8412, 20/4 kn. Java thee
3989

.

,, Sumatra thee
324

1014 ,, ex voorgaande veil.
370

,, voor hand, rekening.

Totaal.. 9057, 8412, 3014 kn. thee.

24 November 1921:
10152, 120/2, 2014 kn. Java. thee
7297

,, Sumatra thee
162

,, ex voorgaande veiling.
560

,, voor hand. rekg.

Totaal.. 18171, 12012, 20/4 kn. thee

Aanbod 1 Januari jl. tot heden

idem 1921 idem 1920
15 veilingen 15 veilingen 13 veilingen

Java thee -139231 kn. 250439 kn. 217584 kn. Sumatrathee 39290 ,,

31051 ,,

14007
voor Hand.rek. 4984 ,,

3525 ,,

8474

Totaal ……….183485 kn. 285015 kn. 240045 kn.

Gem. per veiling.. 12232 kn. 19001 kn. 18460 kn.

De veiling had een zeer vast en vlug verloop, met flinke
– biedingen.
Door koopers werd meer op kwaliteit gelet dan in voor-
gaande veiling, wat de schijn verwekte, alsof de biedingen
eenigszins onregelmatig waren.
De Java Oranje Pecco’s bedongen van tax. tot 11 ets.,
een partijtje 17 ets., Sumatra Oranje Pecco van tax. tot
7 ets. daarboven.
Pecco had een zeer goede markt, en het kwam eenige
malen voor, dat deze sorteering een beteren prijs bedong
dan de Oranje Pecco van hetzelfde merk.

1042

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29
November 1922

be
prijzen
waren

van

3 tot 9 ets. hooger, ook bij deze
METALEN.
was Java iets meer gezocht.
Loco-Not,eeringen te Londen:
De Java

Pecco Souchon’s met grooter kwaliteitsverschil

Data
Ij
zer
cle,,.
Koper
Ti,
Lood
1

Zink
dan de Sumatra’s maakten een beteren prijs, van 2 tot 10
ets.. de laatstgeiioemde van 3 tot 6 ets.
No. 3
1
Standard

Van Souchon’s en Gebroken Souchon’s, zoowel Java als
Sumatra waren

de prjen

gemiddeld

S ets.

hooger, met
27 Nov. 1922
nom.
61.15/_I 174.151- 26.51-
36.1716
uitzondering van een poar partijtjes, die met 10,
11
en 15
20

1921..
nom.
63.716
1178.101-
26._/_
38.51-:
ets. boven taxatie werden afgedaan.
13

1922..
nom.
63.151-1
182.716
26.51-
39.216
Ook bij de Gebroken sorteeringen kwam de kwaliteit be-
6

1922
.
nom.
63.716
1197.101-
26.-/-_
37.151-
ter tot haar recht, betaald werd voor Java Gebroken Pecco
28 Nov. 1922
oom.
67.716
1163.101-
25.1716
26.716
van 3

tot 16

ets., voor Sumatra

gemiddeld 6 ets. boven
20 Juli
1914

.
5114
16.-/_
145.151-
19.-/-
21.101-
taxatie.

Werden de Java Gebroken Oranje Pecco’s van 2 tot 17cts.
VLRKEERS WEZEN.
hooger afgedaan, voor Sumatra was de laagste prijs 2, de
hoogste 10 ets. meer dan 2 November jI.
.

SCHEEPVAART.
Gebreken thee boekte een avanee van 10 tot 11
ets.
GRAAN.
Slechts de
2:ij4
kn. Witpuut Tjiastana werden opgehou-

Pelro-
Au.
Kust
San Lorenzo
den, benevens de 370 kn. No. 5173182, aangeboden voor Han-
delaars rekening, walirop het hoogste bod 76 ets, was.


Data
grad
Londen

R
Odesso
otte,-
Ver. Staten

Rotte,.
Bristol
In de volgende veiling op Donderdag 14 December ek.
R’dam
dam
Rotte,-
1

Enge.
zal waarschijnlijk worde;

aangeboden door H.H. Importeurs
dam
Kanaal
dam

J

land
circa 3500 kn., en voor Handelaars rekening 6600 kn., waar-
bij een partijtje China thee.
20 25 Nov. 1922

15

e.
1

316

2816

2816
13-18

,,

1922

141
c.’

2111

271-

271-
21-26 Nov.
1921

41- c.

41-

20/-.

201-

COPRA.
22-27 N,v.
1920

9/-

916

501-

501-

Juli

1914

11
d.

713

1111
1
1,

1111
1
1,

121-

121-
De
markt was deze week zeer vast gestemd, het aanbod
was voortdurend gering, terwijl er goede comsumptie vraag was.
KOLEN.

De noteerin gen zijn:
Cardifi
Oostk. Engeland

Java f.m.s. stoomend

…………..
f

28,121,
December/Februari afl…

28,25
Dato

dam

bur
g

1

Bordeaux
1
Genua
1

5id
1

Pl
a
t
a

27 November 1922.

20-25 Nov. ’22

719

1018

1214k 1216

516-

81-
13-18

,,

’22

7171

1113

1216

1216

5/11

81-

RUBBER.
21-26
Nov. ’21

716

141-

161-

1919

517
1
1

9/-
22-27 Nov. ’20

201-

251-

201-

301-


De markt verkeerde in de afgeloopen week in kalme
Juli

1914
fr.
7,—

71-

713

1416

312

4/-
stemming en groote fluctuatiën kwamen

niet voor.

De
grondtoon blijft echter vast.
DIVERSEN.

Noteeringen luiden:
Bom kag
Birma
Vladioo-
Chili
einde voorafgaande week:
Data
i

West
1

Europa
West
Europa
siock
West
West
Europa
Prima Crepe Nov./Dec. ..

66

et.

……….

64’/sct.
________________________
1

(ds,.)
(rijst) Europa
(salpeter)
Jan./Maart

67’/,

11

66
April/Juni

69’12

..

……….

67′!,

,,
20-25 October.. 1922..

271I1

281-

351-

32/-
Sm

,,ked Sieeta Nov.lflec.

6611,

,
.84’/i ,,
13-18

,,

1922..

2716

271-

32/6

321- ,,

,,

Jan./Maart 88

,,

……….65

,,’
21-26 November
1921..

201-

351-

37/6
33

April/Juni

69

,
.67

,,
22-27 November 1920..

651-

901-
27 November
1922
1
Juli

1914..

1416

1613

251-

2213
1)
Amer. cents p.
100 lbs.

KONINKLIJKE STEARINE KAARSENFABRIEK GOUDA

GOUDA

GOUDA KAARSEN

NACHT-, THEE- EN SCHEMERLICHI.

STEARINE

KAARSENPIT

OLEÏNE

CHEMISCH ZUIVERE EN ALLE ANDERE SOORTEN GLYCERINE

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

Wilton’s MachinefabriekenScheepswerf

ROTTERDAM

Scheepsbouw en Machinefabriek
Speciale inrichting voor reparatiën van eiken omvang

Vier droogdokken met lichtvermogen tot
46000
ton

Dwarshelling

Drijvende kranen met lichtvermogen tot 12oton

Telefoon: 7303 en 7304

Telegramadresi ,,WILTON” Rotterdam

Auteur