Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1690

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 28 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Fconomisch*vStatistische

Berichtën’

ÂLGEMEËNWEEKBLAD’VOOR HANDEL, NIJVERI-IEID, FINANdIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 28 SEPTEMBER 1949

No: 1690

INHOUD:

S

Blz.

De

artikelen van deze week

……………….
767

Sommaire,

summaries

………………………
767

De reële druk van de buitenlandm schuld van Indo-

nesië

door

G.

A.

Kessier

………………….
768

De

voorgenomen

belastingherziening in

België

en

Nederland

vergeleenmêt ,die in Frankrijk
door

Prof.

Dr

P. J.

A.

jdriarti

…………………
769

Effectenzuivering in Wst-Duijsland
door Dr W. H.

C.

Schukking

…………
.
.
,.

………………
771

liet

inflatieverschijnsel

in

het.

Verre

Oosten

door

Mr D. J.

Hulshoff

Ppl

…………………….
773

,,Ten dienste van de consument” door C. A. A. van

Lutteroelt

…..
– ………………………….
775

I n g e z o n d e n

s t’uk:

Jietalingsbalaiisevenwicht

en

devaluatie,

door

Mr

F.

de
Stoppetaar,
met naschrift
YOU
Mr Jr Kymmell
………
777

Aantekening:
liet vierde verslag van de Ncderlande Regering bet’rcffendo
71e

working’ van

het

E.R.P
……………………..
779

Een stem iii.t liet bedrijfslei’en:

Dc

invloed van (ie

devaluatie

01)

liet bedrijfsleven

door
Prof.

Dm’ J.

1
1
.

lenDoesschate

………………….
780

In te rn a t i o n1e

o.t It ie
S:

Dc vooruitzichten voor enkele goederen

…………….
780

Geld-

en

kapitaalrharkt …….. . ………………
781

S t a t i s t i e k e n
Bonkstateii

………………………………….
782
Stand

van

‘s Rijks

I(as

…….
….
:
……………….
782
Wisselkoersen

…………………………………
782

DEZER DAGEN

tracht men zichzelf te hervinden. De scène is als die op een
glijbaan, nadat de voorste glijder gestruikeld is. In de
landen, die met hun valuta achter.het Pond Sterling aan
zijn ge.tuirneld, tast men voorzichtig, naar de eventueel

opgelopen kneuzingen; een half oog heeft men ook reeds
voor’ de conditie van anderen.
De Trade’ Union Council, de centrale der Engelse vak-
verenigingen, gedraagt zich na de val ongeveer als het

wijfje van Klompertje: ,,Het speet haar niet van de
eiertjes, maar wel van de ‘mooie doek”. Devaluatie acht

zij niet verkeerd om de handeling op zichzelf, maar omdat

daardoor in de reeds gesleten sluier van eenstemmigheid
over de loonpblitiek meer scheuren zullen komen.

Intussen heeft de Britse Regering zich tot het Parle-

ment gewend, met het verzoek te verklaren, dat zIj geen
misstap heeft begaan. 1-let ziet er naar uit, dat zij zal
worden opgevangen; waarbij de vraag blijft, of dit plicht-
matig dan wel met enig handgeklap voor de geleverde
prestatie zal geschieden.

Hoe voelen de overigen zich? De Fransen hebben een
glissando uitgevoerd, ‘maar terughoudend en met enig
vermaan: ,,I’ve had plenty of,practice” the Kpight said
very gravely, ,,plenty öf practice”. Die er’varin”g heeft
er toe geleid, dat men een waarschuwend geluid vooraf
waardeei’t.

En ve’Çder is de toestand merkwaardig gelijk aan die,
beschreven door Ilildebrands schipper, ‘in de onderaardse
chietblaasb’alg: ,,Jë ziet niks niemendal als Egyptische
duisternis”., Waarin geoefende ogen thans turen naar
expôrtelasticiteiten en de reële ondergrond.

Dt hebben de Zwit’sers oôkgedaan: zij chijnen het
toch’stille gedeelte van het toiristenjaar te gaan gebruiken,
om te zien, hoe liet hun – en wellicht ook degenen die de
stap gewaagd hebben vergaat. Aan het nadenken is
men ook nog in’Argentinië. Doch daar waarschijnlijk”alleen
‘over het devaluatiepercentage. De goüden tandaard

is inmiddls reeds verwisseld voor, de nationale’ rijkdom
.als reële basis voor. de muntcrculatie.

Eén. lahd, dat gaarne deielfde laagte als de vrst gede-
valueerden’ zou willen bereiken, blijkt aan, niet geheel
onverwachte, parachutes t’e hangen. West’Duitslndi’ieeft
zich een devaluatie voorgesteld, die de hoge Commis-
sarissen, tot hun eerste, tegélijk fundamentele, beraad
heeft geioerd; zij staan ineens voor de’vraag, of’in tuits-land de indruk kan worden g’ewekt,, dat de bestuurders
erslechts’zijn om met’ liet remijzer tê werken.

Remmen, term ‘mèt een Aubbele- betekenis. Het, kan
reddend werken, het kan vooruitgang blokkeren. In beide
gevallen moet men de situatie nauwkeurig kennen. Dit
is niet het geval ten aanzien van het bereikte op de Ronde
Tafel Conferentie. Dat er remmingen geweest zijn, staat
wel vast; dat zij de voortgang nog niet blijvend hebben
gestuit, egeneens. Evenieer hoe omziâhtig het tasten
blijft naar een gezamenlijke weg.

Op het hoogste niveau blijft dit ook het geval; opnieuw
zijn in Lake Success voorstellen tot herverzekering van de
wereldvrede gedaan. Het vele vallen’ en opstaan heëft

de burger een zekere bedaardheid gegeven; slechts het
bestaan van een atoombom meer of minder breekt enigs-
zins door deze immunisatje.

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch.. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries.

-.

Redacteur-Secretaris: C. van den Berg.

Plo. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELG1Ë:
J. E. Mertens;

Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

0

Nederlandsch Indische Handelsbank, N.Y.

Amsterdam

Rotterdam

‘s.Gravenhage


AIIeBank

en Effectenzaken
Oir
1000MOTIEF

sp

ZEEROUDE

GENEVER

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘s.Gravenhage

ADMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT.BELLEYUESTRAAT 2, TELEFOON 5340

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afscbrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

C. MASTENBROEK

Ben. Molendijk 14 – Goudswaard

• BEDRIJFSADMINISTRATIE

• B0EKHOUDINGEN

• BELASTINGZAKEN

BELASTINGCONSIJLTATIE-
BUREAU

A.

L. F.

Leverington
Koninklijke
Alle belastingzaken
‘Jederlandsche

Medewerkers:

Boekdrukkerij
E. J. de Boer, Oud-Insp. d. Bel. D. Sweepe, Oud-Ontv. der Bel.

H. A. M.
Roelunts
N.
A. Schol,
Mr Dr Steinmetz, Bel. Jurist.

Schiedom
Adviseur voor Accountancy:
W. A. Breuning,

Lid

Nederl.
Broederschap

v.

Accountants.

te Uelmersstraat
95

A’dam
Telefoon
85508.

T
,

28 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

767

DE ARTIKELEN VAN
DEZE WEEK.

G. A.
Kesser,
De . reële druk ç’an de buitenlandse schuld

oan Indonesië.

Door prijsstijgingen op de wereldmarkt en door devalua-
ties vertegenwoordigen de door Indonesië van Nederland

ontvangen leningen en credieten ter waarde vanin totaal
î 2.090 mln, uitgedrukt in guldens van 1938, thans nog

slechts een waarde van 1855 mln, eveneens in guldens van
1988. Dit betekent, dat in feite reds 59 pCt van de oor-

spronkelijke schuidverplichting van Indonesië jegens Ne-
(Ierland is verdwenen.

%
Prof.
Dr P. J.
A. Adriani,
De oorgenornen belastingher-

ziening in België en Nederland oergeleken niet die in
Frankrijk.
Teneinde inzicht te krijgen in de onderlinge verschillen
van de drie belastingstelsels wordt nagegaan, of de be-

lastingheffing geheel of in hoofdzaak is gericht op de per-
soon van de belastingplichtige of dat zij is gericht op de
opbrengsten, öntstaan in het belastingheffende land.

De nieuwe Franse wet doet het belastingstelsel dicht tot
dat van Nederland-naderen, ook zoals het na de Belasting-herziening 1949 zal gelden, waarbij de inkomstenbelasting

is gericht op de persoon. In België ligt het zwaartepunt
van de belasting, volgens het nieuwe ontwerp, niet bij
de persoon, doch bij de in België ontstane opbrengst.

Dr
W. H. C. Seliukking,
Effectenzuioering in West-Duitsland.

Door de 6orlog en de splitsing van Duitsland is het
Duitse effectenbezit in wanorde. Menig bezitter heeft geen
tastbaar bewijs van eigendom. De , ,Wertpapierbereini-

gungsgesetz”, clie 1 October a.s. in werking treedt, wil hierin
voorzien. Aangezien deze wet ook voor buitenlandse eige-
naren geldt,’verdient het mogelijk aanbeveling, gelijktijdig

met de Duitse effectenzuivering, in ons land een regeling
te treffen, met behulp waarvan kan worden aangetoond,
dat effecten uit oud Nederlands bezit afkomstig zijn. Ver-
der is het raadzaam de handel in Duitse fondsen in Amster-
dam weder open te stellen.

Mr D. E. Hulshoîf Pol,
Het inflatieoerschijnsel in het Verre

Oosten.

De inflatie in het Verre Oosten heeft, door verschillende
omstandigheden, een ernstig karakter aangenomen. In
het bijzonder wordt gewezen op de invloed, welke van het
tekort aan rijst – waarvan de prijs in hoofdzaak de kosten
van levensonderhoud bepaalt – uitgaat op het algemene
prijs- en loonniveau. Doordat dQ kosten van levensonder-
houd veelsterker zijn gestegen dan de prijzen van de export-
producten, zijn reeds enkele cultures en andere bedrijven
in moeilijkheden gekomen. Herstel van orde en rust, slui-
tende begrotingen eii sterkere devaluaties dan in West-
Europa zullen noodzakelijk zijn om het evenwicht te her-
stellen. –

C. A.
A. van Luttervelt,
Ten dienste aan de consument”.

Op het Congres van de Internationale Kamer van Koop-
handel werd veel aandacht besteed aan het distributie-
vraagstuk. Te veel bemoeit de Overheid zich nog, volgens
de Kamer, met de distributie, waarvan een goede organi-
satie van zo grote betekenis is voor de consument. Op grond van een proefonderzoek kwam de Kamer tot de
conclusie, dat de stelling, dat de distributiekosten te hoog zijn, bij de huidige stand van kennis niet voldoende is ge-‘

fundeerd. –

SOMMAIRE.

G.
A. Kessler, L’importance réelle de la dette extérieure en
Indonésie.

A la suite du renchérissement des prix sur le marché

mondial et par suite des dévaluations, 59 p.c. de la dette

primitive de l’Indonésie envers les Pays-Bas a disparue.

Prof. Dr P. J. A.
Adriani,
La renision des impôts en Bel-

gique et aux Pays-Bas comparée au réginie appliqué
en France.

La nouvelle bi française relative au régime des’impôts
se rapproche. fortement du système néerlandais, et il en
sera de même lorsque les modifications seront introduites
par la revision 1949, qui vise t grever la personne de l’impôt

sur Ie revenu. En Belgique, d’après le nouveau projet,

le poifit cardinal du régime fiscal n’est, non point Ja per-
sonne, mais son revenu acquis en Belgique.

Dr W. H.
C. Sehukkhig,
L’assainissement du marché des

titres en Allernagne occidentale,

Une bi par laquelle on veut régler et assainir le marché
des titres allemands sera mise en vigueur t partir du ier

octobre. Les étrangers,. également, doivent prouver leur
droit t la propriété des titres allemnds, de sorte que
des mesures nécessaires doivent êtr& jirises.

Mr
D. J.
Hulshoff Pol,
L’inflation en Extréme Orient.
Eu égard au caractère grave de l’inflation en Extrême
Orient il est indispensable que la dévaluationdesmon-

naies y soit plus forte qu’en Europe occidentale. Le retour
t l’ordre, t la sécurité et t l’équilibre des budgets sont
dautres nécessités.
1

C. A. 4.
van
Luttervelt,
,,Au seraice du consoininateur”.
A la suite d’une enquête, la Chambre Internationale
de Commerce a conclu, t la lumière des données actuelles,
que les frais dê distribution ne sont pas trop élevés.

SUMMArUES.

G.
A. Kessler,
The actual burden of Indonesia’s foreign debt.
As a result of increased prices on world markets and
devaluations 59 per cent. of the original deht cominitments
of Indonesia towards the Netherlands is already gone. –

Prof. Dr P. J.
A. Adriani,
The contemplated tax-reaision
in Belgium and the Netherlands compared with that
in France.
The new French law bi-ings the system of taxation close
to that of the Netherlands, also after application of the
1949 tax-revision, whereby the income-tax will be brought
to bear on individuals. In Belgium, according to the new
scheme, the gravity of taxation is not centred on indivi-
duals but on revenue originating in the country.

Dr W. H.
C. Schukking,
Purge of stocks and shares in Wes-
ten Gerrnany.

A law regulating the disorderly position of stocics and
shares held by Germans will become operative on October
ist. It will also apply to foreign holders of German secu-
rities.

Dr D. J. Huishofi Pol,
The phenomenon of inflation in the
Far East.

In view of the seriousness of the infiation in the Far’
East restoration of peace, balancing budgets and a greater
extent of devaluation than in Western Europe are neces-
sary.

C.
A. A.
van Luttervelt,
,,At the seraice
of
the consuine,-“.
From a trial-investigation the International Chamber

of Commerce concluded that the cost of disti’ibution is
not too high.

768

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Septembér 1949

DE REËLE DRUK VAN DE BUITENLANDSE
– SCHULD VAN INDONESIË.

De totale schuldenlast van Indonesië is sedert 1938

nominaal gestegen van ca f 1.300 mln tot meer dan f 6

mrd per September 1949. In tegenstelling tot de situatie

van voor de oorlog, toen nagenoeg cle gehele schuld be-
stond uit; schuldverplichtingen tegenover het buitenland,

i.c. Nederland (ter. vereenvoudiging wordt aangenomen,

dat de Indische staatsleningen zich zowel vroeger als
thans geheel
.
, in handen van deviezeningezetenen van

Nederland.bevinden), zijn in de huidige schuidpositie van
Indonesië tot zeer belangrijke bedragen binnenlandse

– schuidverplichtingen, begrepen. Ruwweg kan worden

gesteld, dat de binnenlandse schuld momenteel f 2.700

mln beloopt, terwijl de sch1d tegenover het buitenland
meei’ dan f 3.300 mln bedraagt. -.

Van deviezenoogpunt uit’ bezien bestaat tussen de

binnenlandse schuld en de buitenlandse schuld uiteraard
een groot verschil. 1-loewel de binnenlandse schuld, indien

zij te hoog zou oplopen, ernstige problemen kan doen

ontstaan, kan de nakoming van de binnenlandse schulden-
dienst door de Staat ‘toch in wezen worden gezien als een

kwestie van overheveling van nationaal inkomen ‘binnen
het land zelf. De buitenlandse schuldendienst daarentegen
stelt het land voor de noodzaak een gedeelte van het na-

tionale inkomen aan het buitenland af te staan. Wanneer

men de vraag stelt, of de huidige schuldenlast van Indo-

nesië voor het land als bijzonder zwaar dient te worden aangemerkt en in welke – verhouding deze schuldenlast

staat tot die van voor de oorlog, dan. dient dan ook in
de eerste plaats te worden gezien naar de schuldvei’plic,h-
tingen van Indonesië tegenover het buitenland.

Het is duidelijk, .dat men voor de beoordeling van de

buiténlandse schuldenlast van Indonesië niet eenvoudig-

weg kan volstaan met te, constatereu, dat deze schuld
sedert 1938 is toegenomen van ca f1.300 mln tot meer

dan f 3.300 mln per September 1949. Deze nominale
cijfers kunnen immers niets zeggen ,aangaande de druk,

welke de buitenlandse sl’u’ldëndien’st op de Indonesische
economie legt.

De nakoming van de- schuldendienst tegenover het
buitenland kan ‘voor een land als Indonesië-‘ slechts ge
schieden uit de deviezenpr’venuen van de export. Naast

de nominale omvang van de schulden dient derhalve
voor de bedordeling van de druk,welke deze op de Indo-
nesische economie leggen
j
tevens in aanmerking te worden
genomen het algemene prijspeil van de Indonesische
producten.. op de buitenlandse afzetmarkten enerzijds, en de ïuternationale koerswaarde van de valuta, waarin
de ,buitenlandse, schulden’ zijn uitge’di’ukt, anderzijds.

Als maatstaf ‘ioor het prijsniveau van .de Indonesische
producten op de buitenlandse afzetmarkten zal hier

w’orden uitgegaan van het indexcijfei’, van’ de kosten
van levensonderhoud in de Verenigde Staten, dat momen-teel ten opzichte van 1938 ca 168 bedraagt. Hiërtegen zou
kunnen worden aangevoerd, dat een belangrijk Indo-
nesisch ixportproduct als rubber momenteel in de Ver-

enigde. Staten slechts prijzen maakt, welke’ niet meer
dan 10 pCt boven het niveau van 1938-liggen. Mede in
aanmerking nemende, dat anderzijds de meeste overige
Indonesische exportproducten momenteel in het buiten-

land kunnen worden afgezet tegen’prijzen, wélke; in dollars
uitgedrukt, belangrijk meer zijn gestegen dan de kosten

van levensonderhoud in de Verenigde Staten (de ‘prijs-
indexvoor. tin bedraagt ongeveer 240 en die voor copra
ca 1180); voidt gemeend, dat als algemeen gemiddelde de kosten van levensonderhoud in de Verenigde Staten
in deze toch een bruikbaar uitgangspunt vormen.

ylrat betreft de internationale koerswaarde van’ de
valuta, waarin de buitenlandse schuldverplichtingen vn
Indonesië zijn uitgedrukt, dient om’ te beginnen te worden

geconstateerd, dat deze schuldverplichtingen voor het

overgrote gedeelte id Nederlandse guldens luiden. :Naast

de ,,oude” schuld van Indonesië jegens Nederland ad ca

f1.300 mln, heeft de Nederlandse Regering sedert de
capitulatie van Japan nog eens minstens f1.700 mln

ter beschikking van Indonesië- gesteld, zodat het totaal

van de .schuldverplichtingen van Indonesië tegenover

Nederland thans minstens f 3 mrd bedraagt. De overige

buitenlandse ‘schulden van Indonesië representeren groten-
deels schuldverplichtingen tegenover de Verenigde Staten,
-luidende in U.S.-dollars (het’ gaat hier om een bedrag
van in totaal circa
S
120 mln).

Uitgaande van een depieciatie van de Nederlandse

gulden ten opzichte van de dollar in de jaren 1938 tot

en met 1940 van ca 3 pCt, gevolgd door een officiële waarde-
vrlagin’in April 4945 vn 29 pCt, waarna dan- dezer

dagen opnieuw is gevolgd een devaluatie van ongeveer
30-‘ pCt, waardoor de huidige dollarkoers in Nederland

thans f3,80 bedraagt,. tegenf 1,82 in 1938, kan nu op

eenvoudige wijze worden berekend in welke verhouding de huidige buitenlandse schuldenlast van Indonesië staat
tot die in 1938.

Een schuldenlast van f 3 mrd Nederlands courant
represen

teei’t bij de huidige dollarkoers van f 3,80 een
dollarwaarde van’ ‘790 mln. Telt men’hierbij de S 120 mln

aan ov’elige schuhl van Inçlonesië tegenover het buiten-

land, dan resulteert als dollarwaarde voor de huidige
buitenlandse schuld van Indönesië een bedrag van $ 910
mln, hetgeen, in aanmerking genomen de stijging van

de kosten van levensonderhoud in de Verenigde Staten

met 68 pCt, uitwerkt op $ 540 mln,’in dollars van 1938.

Hiertegenover moet dan worden gesteld, de buitenlandse
schuldenlast van Indonesië in 1938 ad f 1,300 mln Neder-
lands courant, hetgeen uitwerkt, hij een dollarkoers van

f 1,82, op $ 715 mln, in dollars van 1938 Uit deze be-

rekening blijkt, dat de druk van de huidige schuldenlast
van Indonesië op de Indonesische economie – in weerwil van de nominaal zeer veel hogere cijfers dan die in 1938

– slechts 4ngeveer 76 pCt bedraagt van de druk, welke de
buitenlandse schuldverplichtingen in 1938 voor de Indo-
nesische. economie betekenden.

lIet is duidelijk, dat dit wellicht verr,ssende resultaat, behalve in de algemene stijging van de in dollars uitge-drukte ‘wereldmarktprijzen, niet in de laatste plaats zijn
verklaring vind t in de achtereenvolgens doorgevoerde
devaluaties van de Nederlandse gulden, welke voor Indo-

nesië, als gevolg van het feit, dat het merendeel van de
buitenlandse schuldverplichtingen van Indonesië in Neder-
lands courant is uitgedrukt, -in feite neerkwamen op een
gedeeltelijke kw’ijtschelding van de schuldverplichtingen tegenover Nederland.

Hieronder zal worden’ getracht de uit de hierboven
bedoelde prijsstijging en devaluaties voortgevloeide reële
verlichting van de- schuldenlast van Indonesië tegenover
Nederland nader in cijfers uit te ‘werken.

Flierbij.zal een onderscheid worden gemaakt tussen het
effect van genoemde factoren op de ,,oude” schuld van Indonesië jegens Nederland ad f 1300 mln enerzijds en
de invloed van een en ander op de na dè oorlog aan Indo-nesië verstrekte nieuwe credieten ad meer dan f 1.700 mln
anderzijds.

Wat de reële druk uit hoofde;vah de vooroorlogse schuld
ad f 1.300′ mln betreft, deze onderging, in de periode

1938/April 1945 in de eerte plaats een verlaging als.gevolg
van de algemene stijging van de in dollars uitgedrukte
wereldmarktprïj zon, welke’ stijging, uitgaande wederom

van de kosten van levensonderhoud in de Verenigde
Staten, kan ‘worden gesteld op 28 pCt. De hieruit reul-
terende schuldverlichting, uitgedrukt in guldens van 1938,

werkt uit op ca f 280 rriln. Vervolgens dient in aanmerking
te worden genomen de devaluatievan April 1945, als
gevolg waarvan de dollarwaarde van de gulden op 69 pCt
werd gebracht van die van 1938 (ter vereenvoudiging is
hierbij dus tevens inbegrepen de geringe depreciatie van

28 September 1949

ECONOMISCH-STAT ISTISCHE BÉRICHTEN

769

de gulden in de jaren 1938/1940 aI 3 pCt. De verlichting, welke de reële schuldenlast als gevolg van deze wdarde-

verlaging van de gulden onderging, werkt uit op ca f 320

mln (guldens van 1938). Vervolgens de periode April 1945/
September 1949 in ogenschouw nemende, valt wederom

in de eerste plaats te denken aan de gevolgen’van de

verdere stijging van de in dollars uitgedrukte wereld-
marktprijzen, welke, op basis van de kosten van levens-

onderhoud in de Verenigde Staten, kan worden gesteld
op 31 pCt. De verlichting van de re’ële druk van de voor-

oorlogse schuld van Indonesië, welke hieruit voortvloeide,
werkt uit op ca f 170 mln, uitgedrukt in guldens van 1938.
Tenslotte moet rekening worden gehouden met de zojuist

voltrokken devaluatie van de Nedërlandse gulden met

301 pCt, welke andermaal heeft geleid tot een aanzien-

lijke verlichting va’n do reële schuldenlast en wel met een
bedrag van ca f 160 mln (guldens van 1938). In totaal
heeft derhalve, wat betreft de vooroorlogse schuld van

Indonesië jegens Nederland, een ,,kwijtschelding” plaats-

gevondn tot-een bedrag van ongeveer f930 mln, uit-
gedrukt in guldens van 1938, zodat nog slechts overblijft

een in vooroorlogse guldens uitgedrukte schuld van

f 370 mln, hetgeen neerkomt op een vermindering met
71 pCt.

liet zojuist genoemde bedrag van f 370 mln, in guldens

van 1938, kan natuurlijk ook rechtstreeks worden afgeleid
b
uiL het nominale cijfer .van de ,,oude” schuld van f1.300

mln, door hierop toe te passen de prijsstijgingsindex van
de kosten van levensonderhoud in de Verenigde Staten

t.o.v. 1938 van 68 pCt en voorts rekening te houden met
de waardevermindering van de gulden t.o.v. de dollar
sinds 1938 met ruim 52 pCt, zoals deze tot uitdrukking

komt in de stijging van de dollarkoers van f 1,82 tot f 3,80.

– Wat de door Nederland na de oorlog aan Indonesië in
de periode Augustus 1945 tot September 1949 verstrekte
credieten ten helope van nominaal minstens f 1.700 mln
Nederlands courant betreft, kan het volgende worden
opgemerkt. Deze credieten werden Verstrekt in een periode,
gedurende welke dein dollars uitgedrukte wereldmarktprij-
zen, waarvoor als maatstaf wederom zal worden uitgegaan
van de kosten van levensonderhoud in de Verenigde Staten,
stegen van 128 tot 168, waarbij 1938 = 100. Aannemende,
dat de wereldmarktprijzen in dezë periode gemiddeld

148 pCt van die in 1938 hebben bedragen en rekening
houdende met de in deze periode gegolden hebbende
officiële dollarpariteit van de Nederlandse gulden, welke,
zoals hierboven reeds werd opgemerkt, 69 pCt beliep
van die in 1938, kan de in guldens van 1938 herleide

waarde van de door Indonesië opgenomen f1.700 mln
wordeh gesteld op f 790 mln. Deze credieten ter waarde
van f 790 mln (guldens van. 1938) vertegenwoordigen
thans enwel een aanzienlijk geringere schuldenlast
voor Indonesië, en wel als gevolg van de in génoemde
periode opgetreden verdere stijging van de in dollars
uitgedrukte wereldmarktprijzen enerzijds, en de korte-
lings plaatsgevonden hebbende devaluatie van de Neder-
landse gulden anderzijds. De prijsstijgingsfactor, welke
bij een stijging van het indexcijfer van de kosten van

lvensonderhoud in de Verenigde Staten van 48 tot
168, kan worden gesteld op 13 pCt, heeft geleid tot een

reële schuldverlichting, uitgedrukt in guldens van 1938,
van ca f 90 mln. De devaluatiefactor ter grote vah 30-j pCt
werkt vervolgens uit op ongeveer f 215 mln. In totaal
is derhalve de in guldens van ‘1938 uitgedrukte schulden:
last van Indonesië uit hoofde van door Nederland na de
oorlog verstrekte credieten f 305 mln geringer, dan het-
geen in guldens van 1938 uitgedrukt door Indonesië w’eÏd
genoten, zodat resteert een ,,nieuwe” schuld ter waarde
van (guldens van 1938) f 485 mln, neerkomende op een
,,kwijtschelding” van 881 pCt.

lIet zojuist genoemde bedrag van f 485 mln in gul-
dens van 1938, kannatuurlijk evenzeer rechtstreeks wor-

den afgeleid uit •het huidige nominale cijfer van de
,,nieuve” schuld’ van 11.700 mln, door hierop de hir-
boven genoemde prijstijgingsfactor van 68 pCt, alsmede
het waardeverminderingspercentage van de gulden t.o.v.
de dollar van 52 toe te passen. –

Bovenstaande cijfers zijn in de hieronder volgende
tabel overzichtelijk samengevat.

De schuldeerhouding .Aïederland_Indones ië

(in mln guldens)

oude schuld nieuwe
schuld
t taal

1.
Nominale stand per Sept.
1.300 1.700
3.000
Z.
Waarde op het

moment
1949

………………..

van dispositie, uitgedrukt
ici guldens van 1938

. .
1.300
790
2.090
3. Waarde

per

Sept.

1949,
uitgedrukt in guldens van
370 485 855

L Plaatsgevonden verlichting
in guldens van 1938

. . . . –
930
305
1.235

nI.
door:
.
wereldmarktprijsstijging
1938—April 1945
280
280
1938

………………..

J.
devaluatie April 1945.
. .
320

320
wereldmarktprijsstijging
April 1945-Sept. 1949

.
170
‘.

90
260
1.
devaluatie Sept.

1949.
. .
160
215 375

[‘otaal (in guldens van 1938)
930
305
1.235
1.1.
in pCt van 2
(71 pct)
(38k pct)
(59 pCI)

– Resumerende kan worden geconstateerd,, dat de om-
standigheden ertoe hebben geleid, dat de door Indonesië

van Nederland ontvangen leningen en credieten ter
waarde, uitgedrukt in guldens van 1938, van in totaal
f 2.090 mln, thans nog slechts een schuld van Indonesië

aan Nederland vertegenwoordigen van, eveneens uit-
gedrukt in guldens van 1938, f855 mln, derhalve’ slechts
41 pCt van de door Indonesië oorspronkelijk genoten
waarde.

Amsterdam,

Drs G. A.
KESSLER.

DE VOORGENOMEN BELASTING-

HERZIENING IN BELGIË EN NEDERLAND

VERGELEKEN MET DIE.JN FRANKRIJK.

In mijn vorige artikel
1
) wees ik op hetgrote beIan van de’ belastingherzieningen, welke in België en Nederland
aanhangig zijn gemaakt. Worden de belastingstelsels nader
tot elkaar gebracht, of gaat de ontwikkeling in tegenge-stelde richting? Zoals ik daar reeds opmerkte, is het ge-
wenst deze ontwikkeling te zien in verband met de jongste
ontwikkeling in Frankrijk. Het is uitde aard der zaak niet
mogelijk de vele problemen, welke zich hier voordoen, te
bespreken. Ik’wil alleen trachten de beginselen te be-
naderen, om dan iets nader in te gaan op de belasting der
vennootschappen, speciaal die onder firma en de naam-
loze.

Eerst iets over Frankrijk. Evenals in België bestond de
inkon’istenbelasting uit cédulaire belastingen, geheven van
verschillende soorten van opbrengsten. Het verschil.was,
dat België de inkomsten indeelde in drie groepen: 1. in-
komsten van de gebouwde en ongebouwde grondeigen-

‘) Zie: ,,De belastingstelsels van Belgiê, Nederland en Luxem-
burg’S in ,,E.-S.B.” van 14 September 1949, bie. 728.

fl

IF
770

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 September 1949

dommen, 2. inkomsten van de roerende kapitalen en 3.

bedrijfsinkomsten, doch Frankrijk acht cédules kende,

waarvan er zes geregeld waren in de , ,Code général des

impôts directs”, terwijl de beide andere waren behandeld

in de Code des valeurs mobilières”. Frankrijk en België
kwamen daarin overeen, dat naast deze cédulaire belas-

tingen een belasting wordt geheven van het gehele inko

men. In België is dat de aanvullende personele belasting,

in Frankrijk was het .,l’impôt général sur le revenu”.
Hieronder zal blijkn, dat het zwaartepunt ligt, resp. lag,

bij de cédulaire belastingen.
Er is een belangrijk verschil met Nederland, waar de

verschillende
opbrengsten
niet afzonderlijk worden belast

en de gehele belasting van het inkomen is samengebracht

in één belasting, geheven van het gehele inkomen.

1-Jet Franse decreet van 9 December 1948, nr 48-1986,
gewijzigd bij wetten van 31 Juli 1949, (Loi nr 49-1033 en

nr 49-1035) heeft met ingang van 1 Januai’i 1949 de zes

cédules, die waren opgenomen in de ,,Code général des

impôts directs”, de ‘twee opgenomen in Titel III van de

,,Code des valeurs mobilières” èn de ,,impôt général
SUF

le revenu” afgeschaft. Afgeschaft werden—kort gezegd –
de belastingen, geheven van de hedrijfswinst, van de

agrarische winst, van tractementen en pensioenen, van
inkomsten uit niet-commerciële beroepen, de grondbe-
lasting, gebouwd en ongebouwd en de belastingen op de

,,valeurs mobiliè’res” en op de ,,créances,dépôts etcaution-

nements”. –
De Franse belastingbetaler moet zich echter niet te zeer

vei’heugen, want tegelijkertijd werden ingesteld: ,,un impôt

SUF
le revenu des personnes physiques” en ,,un impôt

sui’ les bénéfices ou revenus des sociétés et autres pel’-

sonnes morales”.
Dit is een belangrijke stap in de richting van het Neder-
landse stelsel, waar immers eveneens naast de natuurlijke

persoon, die voor zijn gehele inkomen wordt belast, de
naamloze vennootschap enz. wordt belast voor de gehele

winst. Hieronder zal op enkele punten woi’denondei’zOcht
hoevet’ de ontwikkeling in Nederlandse richting gaat, doch

al dadelijk valt een belangrijk verschilpunt op: de inkom-
stenbelasting van de natuurlijke personen wordt in Frank-
rijk gesplitst iii: 1. een evenredige belasting van de van
ouds bekende opbrengsten en 2. een progressieve surtaxe

van het gehele inkomen.
Het Belgische ontwerp gaat in dezelfde richting en kent
evenals de bestaande wet: 1. cédulaire belastingen, evenals

vroeger van de opbrengst van oni’oerend goed, de mobiliën-
belasting en de bedrijfsbelasting en 2. een aanvullende
personele belasting, geheven van het gehele inkomen.
Het dadelijk naar voren komend verschil met Frankrijk
is, dat de cédulaire belastingen niet zijn beperkt tot de
opbrengsten van natuurlijke person,en, zodat de belasting dci’
NV. in het systeem der cédulaire belastingen is opgenomen.
Een afzonderlijke belasting van de N.V., zoals in Frankrijk

en Nederland, bestaat niet.

1-let komt mij ,’oor, dat, om een inzicht te ki’ijgeii in de

werking van het Franse en Belgische stelsel, de onderlinge
verschillen, en de verschillen met het Nederlandse stelel,
in de eerste plaats twee vragen moeten worden beant-
woord: 1. waar ligt het zwaartepunt der belasting, bij de

cédulaire belastingen, of bij de belasting van het
gehele

inkomen? en 2. welke Qpbrengsten worden in de cédulaire

belastingen belast, die welke vloeien naar het land waar de belastingplichtige woont of die welke ontstaan in het

belastingheffende land?
Men kan de heide vi’agen ook samenvatten: is de be-

lastingheffing geheel of in hoofdzaak gei’icht
dp
de persoon

van de belastingplichtige, zodat belast wordt de koôpkracht
die – waar ook ontstaan — naar hem toevloeit? Is dus
de splitsing tussen cédulaire en algemene inkomstenbe-
lasting enkel een kwestie van tarieven, of heeft die split-

sing een diepere zin? Ligt daai’in opgesloten, dat de belasting

ten dele wordt geheven van de koopkracht, die binnen de

grenzen van het belastingheffende land ontstaat, moet
men hiei’ dus zieri’om het algemeen te zeggen, een belas-
ting op de resultaten der productie’in het helastingheffende

land, onverschillig of de daar ontstane koopkracht vloeit

naar iemand, die in dat land woont, onvei’schillig ook of

die rechthebbende een natuurlijke persoon of bijv. een
vennootschap is?

Eerst dus moeten de tarieven worden bezien.
Frankrijk.
Van bijzonder belang is de bepaling (art. 65),

dat’ alle opbrengsten worden getotaliseerd en met één

tarief worden belast, met uitzondering van de ,,valeui’s

mobilïères”, voor zover deswege reeds proportionele be-

lasting is ingehouden. Daarmede verdwijnt de differentiatie

in de tai’iëven der verschillende cédules, waardoor bijv.
vermogensinkomsten zwaai’der werden belast dan arbeids-

inkomsten. Op die differentiatie werd steeds gewezen ter

verklaring van het verschijnsel, dat, andei’s dan bij ons,
een vermogensbelasting kon worden gemist.

Het tarief ‘bedraagt 18 pCt. Toch zijn er afwijkingen in

het tarief. Als de berekening niet boven f t’s, 10.800 komt,
wordt de belasting niet geheven. Tot frs 48.200 is er een
vermindering met
1
/
3
van het verschil tussen de berekende belasting en frs 10,800. Voor tractementen en pensioenen
e.d. beneden de frs 200,000 geldt slechts het halve tarief.
Hierbij moet nog worden opgemerkt, dat tot nader te be-

palen datum de.tractementen enz. niet in de pi’oportionele

belasting worden belast, doch dit raakt het systeem nièt.
De progressieve surtaxe, geheven van het gehele
inkomen, loopt van 10 pCt tot 60 pCt (boven de frs 3 mln).
België.
liet Belgische ontwerp is anders. Daar is wel
differentiatie in de tarieven, niet alleen in de drie groepen

van opbrengsten, doch ook binnen sornnige gi’ocpen.

De grondbelasting is 8 pCt, met reductie voor grote
gezinnen en odrlogsinvaliden.
De mobiliënbelasting is als regel 18 pCi, doch er’zijn

zeer veel reducties.
De bedrijfsbclasting heeft volgens het ontwerp een pro-

gressief tarief, oplopend van frs GO tot frs 27.000 over een

opbrengst van frs 150.000. liet meerdëre wordt belast
met 25 pCt. Ook hier zijn velè schakeringen. Reductie
wegens gezinslasten komt ook hier voor.
De aanvullende pei’sonele belasting is progressief. Vol-

gens het ontwerp loopt deze van
I
pCt tot 20 pCt (voor
inkomens boven frs 1 mln).

De tweede algemene vi’aag is: welke is liet object der
verschillende onderdelen der inkomstenbelasting in terri-
toriaal opzicht? Wederom is een vergelijking tussen de

nieuwe Franse ,wet en het Belgisch ontwerp van belang.
Echter valt in dit opzicht wel zeer de aandacht op de Bel-

gische regeling. In het ontwerp toch wordt dadelijk in
art. 2 het beginsel op de voorgrond gesteld. Behoudens
de nodige afwijkingen worden belast de inkomsten uit
onroerend en roerend vermogen en de bedrijfsinkomsten
,,produits ou recueillis en Belgique”, ook al woont de i’echt-
hebbende niet daar. Verder worden belast dezelfde inkom-
sten, toekomende aan personen woonachtig in België,
,,produits ou i’ecueillis A l’étranger”. Als men nu bedenkt,
dat de aanvullende personele belasting ‘alleen wordt ge-lieven van natuurlijke personen, die in België wonen, of

althans met dat land op de in de wet omschreven wijze verbonden zijn, dan wordt het systeem reeds duidelijk.
Immers, in de cédulaire belastingen worden belast
alle
opbrengsten, welke
ontstaan in België, onverschillig of ze
worden genoten door personen of door lichamen, onver-schillig ook, of ze in België blijven of toekomen aan een
buitenlander. Daai’naast staat dan de progressieve belas-
ting van het gehele inkomen, toekomend aan in België
wonende natuurlijke personen.
Hierbij moet nog in acht worden genomen, dat de hier-

r

28 September 1949,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

771

boven genoemde differentiatie der tarieven soms mede-

brengt een verlaagd tarief voor Belgische inkomsten, toe-
komend’ aan een buitenlander en voor buitenlandse in-

komsten toekomend aan een inwoner van België. Ik wijs
bijv. op de mohiliënbelasting welke wordt teruggebracht
op 8 pCt voor rente van gelden, gedeponeerd in België

door een buitenlander; op de bedrijfsbelasting, die wordt

verminderd tot op een vierde voor winsten, gerealiseerd

en belast in het buitenland.
Ik heb getracht zo beknopt mogelijk een overzicht te

geven van het. systeem. De techniek, speciaal de inhouding

aan de bron,heb ik buiten beschouwing gelaten. Toch doet
deze techniek afwijkingen ontstaan van het systeem, daar de inhouding aan de bron, waarbij dus de debiteur van de
opbrengst de belasting aftrekt en aan de fiscus afdraagt,

geheel territoriaal werkt.

Dat spreekt sterk in Frankrijk, waar het territoriali-

teitsbeginsel ten aanzien van de proportionele belastingen
wordt toegepast voor zover de heffingen aandobron plaats-

vinden. De heffing aan de bron wordt in Frankrijk toege-

past op tractementen, pensioenen, lijfrênten, dividenden
e.d., rente van obligaties, premieloten enz. Van belang is

de bepaling, die heffing aan de bron voorschrijftook voor
door een buitenlander in Frankrijk verkregen opbrengst
van een ,,profession non comrnerciale”. Daarnaast moet
nog worden opgemerkt, dat de natuurlijke personen voor
de ,,bénéfices industriels en commerciaux” ii” Frankrijk
met de proportionele ,belasting worden belast voor de
,,entreprises exploitées en Franc’.

Na dit overzicht is het mogeiijVna te gaan-of en in
hoeverre de ontwikkeling in Frankrijk, België en Nederland
in dezelfde richting gaat. De vennootschappen laat ik
daarbij voorlopig buiten beschouw’ing.
De nieuwe Franse wet is dichtgenaderd tot het stelsel,

dat in ‘Nederland geldt en dat ook na de Belastingherziening
1940 zal blijven gelden. De inkomstenbelasting wordt ge-
richt
01)
de persoon
en wel de natuurlijke jersoon. In beide
landën bestaat naast de belasting van het
gehele
inkomen
van de natuurlijke personen, een belasting van ,,het in-komen” van lichamen. De splitsing in Fi’anki’ijk in een
evenredige en een progressieve belasting heeft geen prin-

cipiële betekenis. Trouwens, ook Nederland kent die in de
dividendbelasting.
rçj
is er verschil: cle dividendhelasting
is (in cle meeste gevallen) voorheffing van de inkomsten-
belasting, zodat deze daar in mindering wordt gebracht;
in Franki’ijk staan de evenrdige en de progressieve be-
lastingen naast elkaai’; ze voi’men samen
de
inkomstenbe-
lasting. Een tweede verschil vormt de grondhelasting, die
in Nederland los van de inkomstenbelasting staat, in
Fiankrijk een onderdeel vormt van het gedeelte der in-
komstenbelasting, waarvoor -een evenredig tarief geldt.
Tenslotte valt het op, dat de heffing aan de bron in Frank-
rijk veel verder gaat dan bij ons, wat in territoriaal opzicht
belangrijke gevolgen heeft. Nederland belast door buiten
landers in Nedem’land

verwoi’ven inkomsten alleen aan de bron: indien ze vallen onder de loon- of dividendbelasting
en ,kent daarnaast de belastingplicht van buitenlanders
wegens in Nederland ontstane inkomsten uit bedrijf, be-
roep enz., onroerend goed, hypothecaire vorderingen,
w’instaandelen, pensioenen enz. (art. 39 besluit inkomsten-belasting). Nederland past daarop het progressief tarief toe
(behalve bij de dividendbelasting), Frankrijk het evenre-

dige. –
– , Het Belgische stelsel is anders. Het zwaartepunt der
belasting ligt niet bij
de persoon,
doch bij de in België

ontstane
opbi’engst.
Zo is het thans en zo zal het blijven,
volgens het ontwerp. Hier ligt het ggote verschil met
Nedem’land. Men vergelijke slechts de percëntages van de
Belgische
aan eullende
personele belasting met de Neder- -. landse tarieven. De uit het buitenland naar België 1eiende
inkomsten.,w’orden ook in België belast me de evenredige
belasting, doch veelal met een laag tarief. Nederland past

op buitenlandse inkomsten het progressieve tarief toe,

doch geeft reductie wegens dubbele belasting en wel op
deze wije, dat de hoogste percentages van de progressie
blijven gehandhaafd. Inkomsten in België, verworven door

een buitenlander, worden in België op de gewone wijze
belast met de evenredige belasting; Nederland past de

progressie toe. De grondhelasting is in België één der
/

evenredige belastingen; in Nederland staat de naast de
inkomstenbelasting. De vennootschappen lopen in België

in h’et systeem mede; Nederland Icent de vennootschaps-

belasting. De differentiatie der tarieven maakt in België

een vermogensbelasting o’erbodig; Nederland kan die
niet missen naast de, het inkomèn als eenheid tm’effende,
inkomstenbelasting. –

Dit zeer beknopte en tot de beginselen beperkte over-
zicht d6et enige vragen rijzen en wel:
is het, gezien de economische positie van Nederland,

gewenst het zwaartepunt der belastingheffing te leggen
l)ij
depersoon,
dus op de inkomsten, die naar Nederland
vloeien? Dat is het stelsel, bij voorkeur toegepast door
crediteurlanden;

een inkomstenbelasting, in hoofdzaak gericht op de
inkomsten, die binnen het land dntstaan, opent gelegen-
heid om de heffing aan de bron op ruimer schaal toe te
passen. Zou dat gewenst zijn?;

is het gewenst inkomsten van buitenlanders te belasten

met een pm’ogressief tarief?

De belasting der vennootschappen geeft ook tot enige
vragen aanleidin. Deze vragen zullen in’ een volgend

nummer worden behandeld.

Amnserdam.

P. T. A. ADRIANI.

EFFECTENZUIV14ING IN WEST-

DUITSLAND.’

Als een belangrijke-maatregel voor het econ6mnisch her-
stel, waam’aan thans in West-Duitsland met kracht wordt
gewerkt, kan cle voorziening worden heschouw’d, v’elke
binnenkort ten aanzien van het Duitse effectenhezit zal

woi’den getroffen. In de verhouding van de eigenaar tot
zijn effecten is al. in Duitsland een ‘merkwaardige chaos
ontstaan. Niet alleen hebben vele personen bij oorlogshan-
delingen hun effecten verloren of deze hij evacuatie moeten
achterlaten, doch, tengevolge van de verdeling van Duits-

land in twee economische gebieden, kwam men bovendien
voor de situatie te staan, dat de inwoner van het ene gehi ccl
de beschikking over zijn in het andere gebied liggende,
effecten niet meer kon uitoefenen. ,

Een IYestduits affidaeit.

De oplossing van een probleem als hierboven vermeld,
waarbij met talloze technische factoren rekening moest
wom’den gehouden, eiste een omvangrijke voorbereiding.
1-lierop kon uiteraard de effectenbezitter niet wachten.
Zo heeft men al spoedig na de capitulatie van 1945’onder-
zocht, in hoeverre de effectenhandel in West-Duitsland
kon worden hervat. Hierbij trad aan de dag, dat ruim
80 pCt van het totale Duitse effectenbezit te Berlijn in het.
,,Girosammeldepot” was geconcentreerd, of aldaar in de
centrale ,,Streifbanddepots” der banken werd bewaard.
In de West-zône was dus slechts een klein gedeelte van het
totale effectenbezit bij de banken of bij de eigenaren zelve
aanwezig. Het was van belang, dat tenminste in dit deel
zo spoedig mogelijk kon worden gehandeld. Hierbij’moest
ei’ voor worden gewaakt, dat deze fondsen, welke reeds oor-
spronkelijk in de West-zône aanwezig waren, niet werden
vermengd met elders verloren of ontvreemde stukken. Hier-
toe werd voorgesèhreven, ‘dat een officiële’handel in deze

t

772

ECONOMISCH-STATISTISCHE” BERICHTEN

28 September 1949

tastbaar (greifbar) aanwezige stukken slechts mocht plaats-
vinden, indien zij van een affidavit, een zgn. ,,Lieferbar-
keitbescheinigung”, waren voorzien. Dit affidavit mocht

een bankinstelling slechts afgeven, nadat zij had vastge-

steld dat het stuk, hetzij sedert 1 Januari 1945 bij een
Westduitse bank in depôt had gelegen, hetzij sedert ge-
noemde datum onafgebroken aan dezelfde persoon had

toebehoord of in beurs- of bankverkeer van een dergelijke

eigenaar was verkregen.

De Qindingrjke effeetenhandel.

Met bovenstaand resultaat was men niet tevreden. Ook

het veel grotere aantal bezitters van ,,Girosammeldepot”-

waarden en , ,Streifbanddepot” (Berlijn) -waarden moest
zo veel mogelijk worden geholpen. Zo ontstond in het

officieuze bank- en heursverkeer een speciale vorm van

effectenhandel in practisch alle waardèn, berustende in

bovengenöemde depôts, zij het met één belangrijke restric
;

tie, nl. dat bedoelde waarden door de eerste verkoper

destijds door bemiddeling van een VlTestduitse bankinstel-

ling moesten zijn verkregen. Bij deze officieuze handel

heeft zich de usance gevestigd, dat de koper bij aankoop

afstand doet van ieder regres, dat hij tégen de verkoper

wegens onvoldoende nakoming der leveringsverplichtingen
zou kunnen uitoefenen. De levering heeft plaats door

eenvoudige overschrijving in de depôtboekhouding van

de banken. De koper voi’dt daarin op stukkenrekening
gecrediteerd voor het gekochte bedrag aan inschrijving

van een bepaald fonds inhet ,,Girosammeldepot” resp.

voor het gekochte recht op een bepaald fonds uit een

,,Streifbanddeot” (Berlijn). De zaak om een ,,goed adres”
te verkrijgen is hierbij uiteraard van groot belang.
Bovengenoemde officiële en officieuze handel vinden
plaats in effecten, welke zijn uitgegeven zowel door ven-

nootschappen met zetel in de West-zône, als ook door

vennootschappen zetelend in de Oost-zône. Daarbij doen
,Girosammeldepot”-waarden 20-30 pCt disagio en ,,Streif-
banddepot” (Berlijn)-waarden ca 50 pCt disagio ten op-

zichte van de officiële koersen. Het grotere disagio voor

stukken, behorende tot de ,,Streifbanddepots” (Berlijn)
vihdt zijn grond in het algemeen verspreide gerucht, dat

een belangrijk aantal dezer stukken op onregelmatige wijze
daaruit zou zijn verdwenen en zijn weg naar het buitenland
zou hebben gevonden.
Is met behulp van bovenvermelde praktijkmaatregelen

de Duitse effectenhandél weer een goed eind op streek
gekomen, verboden bleef nog de handel in:

aandelen en obligaties I.G. Farben,
buitenlandse effecten,

Duitse staatsfondsé’n, aandelen Rijksbank en obliga-
ties uitgegeven door de spoorwegen en posterijen.

Hetverbôd van handel in I.G. Farbenwaarden hangt
samen met de voorgenomen maatregelen tot deconcentra-
tie van dit concern.

De effectenzuiQering.

Om de effectenbezitter toch wederom in tastbare vorm
een bewijsstuk van zijn recht te verschaffen is het ,,Wert-
papierbereinigungsgesetz” uitgevaardigd, dat op 1 Oc-
tober a.s. in werking treedt 3). De wet sluit nauw aan bij ‘hetgeen in de voorafgaande

jaren door de practijk van de effectenhandel tot stand is
gekomen. Zo laat zij de effecten, welke in West-Duitsland
tastbaar aanwezig zijn en thans (of alsnog binnen vier
maanden) van een , ,Lieferbarkeitsbesch einigung” zijn
(worden) voorzien, buiten de voorgeschreven erkennings-
procedure. ‘

1)
,,Gesetz zur Bereinigung des Wertpapirwesens”; zie ,,Oeffent-
licher Anzeicher” van 3 September 1949 Nr 79. Deze wet geldteigen-
lijk alleen voor de Bizône; voor de Franse zône en West-Berlijn
zijn echter gelijkluidende wetten uitgevaardigd. Nu cle Bonds-
regering tot stand is gekomen, zal de ten uitvoerleggingder wetten
uit een centraal punt geschieden.

Alle andere gerechtigden tot Duitse effecten dienen

echter door middel van bewijsstukken hun recht op die

effecten waai te maken, ook indien, zoals bijv. bijhouders

van Duitse effecten hier te lande, de stukken zelf reeds
geruime tijd bij de eigenaar, resp. zijn bankinstelling be-

rusten. Evenals bij onze effectenregistratie heeft men ook

in Duitsland in verband met de uitzonderlijke omstandig

heden een middenweg gekozen tussen de bescherming

van de oorspronkelijke eigenaar en de verkrijger te goeder

trouw. Om eerstgenoemde meer dan gewoonlijk te bescher-

men, wordt aan laatstgenoemde in bepaalde gevallen een

aanvullende bewijslast opgelegd.

De Duitse effectenzuivering wordt niet via een centraal
apparaat afgewikkeld. De uitgevende instellingen dienen

hun uitstaande effecten op te geven aan een bank. Zij zijn
daarbij vrij in hun keuze. Deze bank treedt voor dat fonds

dan op als ,,Prüfstelle”, bij welke de aanmeldingen der

effectenhouders worden geconcentreerd. Men hoopt op

deze wijze het overgrote deel,der aanmeldingen, waarbij

zichgeen complicaties voordoen, binnen twee jaar te con-

troleren en af te werken. Geschat wordt, dat liet hier gaat
om RM-aandelen tot een bedrag van 17 mrd en,RM-ohli-

gaties tot een bedrag van 10 mrd, met een totaal van 40

mrd stukken. Hierin zijn de Duitse staatsfondsen en semi-
staatsfondsen niet begrepen. Deze blijven buiten de zuive-

ringsregeling.

Ook op obligaties, luidend in buitenlandse valutas

(,,Auslandbonds”) is hogergenoemde wet niet van toepas-

sing. Hiervoor komt eennadere wettelijke regeling.

Aanmelding, bewijs en erkenning.

Alle effecten, w’elke niet zijn voorzien of alsnog kunnen
worden voorzien van een affidavit, worden direct hij de

inwerkingtreding der wet, dus op 1 October a.s., ongeldig.
Om zijn rechten te handhaven dient men deze aan te mel-
den. Welke effecten kunnen worden aangemeld, zal van

officiële Duitse zijde worden gepubliceerd. Uiteraard komen

hiervoor alleen effecten, uitgegeven door vennootschappen
met zetel in West-Duitsland, in aanmerking. De aanmelder

dient zijn recht te bewijzen met authentieke stukken,

bankverklaringen of andere bewijsmiddelen. Aangetoond
moet worden, dat hij sedert 1 Januari 1945 eigenaar van
het effect is, of dit nadien in beursverkeer of onder alge-
mene titel van een dergelijke eigenaar heeft verkregen. Is dit bewijs geleverd, dan zal zijn recht als ,,nachgewiesen”

worden aangemerkt. Kan liijhijv. ten gevolge van oorlogs
schade geen voldoende bewijsstukken overleggen, dan kan
zijn geval, indien voldoende begin van bewijs aanwezig is,

als ,;glaubhaft” worden aanvaard. Inandere gevallen
wordt het verzoek tot erkenning afgewezen.
Enkelvoudige aanmeldingen (waarbij dus geen zgn.
kortsluiting optreedt) worden getoetst door dé reeds
bovenvermelde , ,Prüfstelle”. Ingewikkelde gevallen (bijv.
dubbele aanmelding van eenzelfde nummer) en alle aan-,

meldingen uit het buitenland moeten door ,,Wertpapier-kammern” worden behandeld, welke voor deze speciale
gelegenheid bij de Duitse rechtbanken worden gevormd.
Blijken er meer aanmeldinken te zijn binnen gekomen,
dan er effecten door de uitgevende instellingen zijn opge-
geven, dan worden eerst de rechten van die aan melders
toegewezen, die deze ten volle hebben kunnen bewijzen.
Het wordt daarna pro rata verdeeld onder de aan-

melders, die hun claim slechts ,,glaubhaft” hebben kunnen
maken.

De toewijzing der erkènde rechten geschiedt door in-
schrijving op ,,Sammelurkunden”, welke bij nieuw opge-
richte , ,Wertpapiersarnmelbanken” zullen berusten. Des-
gewenst kunnen voornoemde inschrijvingen later in defi-titieve stukken worden omgewisseld.

In de wet is nadrukkelijk bepaald, dat de bestemming,
te geven aan en eventueel ,,manco”, nader wettelijk
zal worden geregeld.
– 1

28 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN –

773

Effecten in buitenlands bezit.

Buitenlandse houders van tastbaar in West-Duitsland

aanwezige effecten worden door de wet op dezelfde voet
als ingezetenen van West-Duitsland behandeld. Eerstge-
‘noemden dienen dus, voor zover,dit nog niet is geschied,
binnen vier maanden bedelde stukkè van een ,,Liefer-

barkeitsbescheinigung” te laten voorzien en wel ongeacht

of de uitgevende instelling in de West- 0f Oost-zône hâar
zetel heeft. hiermede is de geldigheid dezer stukln ver

zeked.
Ingewikkelder wordt het, wanneer de Duitse effectn
zich in het buitenland bevinden. Volgens de algemene regel zouden deze, aangezien zij niet van een affidavit

zijn voorzien, op 1 Octobet

1949 ongeldig worden. Deze

krasse maatregél heeft men gèlukkig niet willen nemen.

In par. 48 der w’et is bepaald, dat voor bedoelde stukken,
na aanmelding, alsnog een affidavit kan worden verkregen,

voor zover wordt aangetoond, dat zij reeds op 1 Januari

1945 in het buitenland waren gedeponeed.
In
dit geval

moeten de effecten dus w’el worden aangemeld. Dit bete-
kent, dat zij ook de volledige toetsings- ,en erkennings-
procedure dienen te doorlopen, waarmede uiteraard ge-

ruime tijd kan zijn gemoeid. Een bepaalde gedragslijn is
op dit punt echter nog niet vastgesteld. Uitvoeringsvoor-
schriften kunnen hierover worden verwacht. Inmiddels
•heeft, naar ons werd medegedeeld, het ComitéDuitse

Fondsen: dat onlangs door de Vereeniging voor denEffec-
tenhandel ter behartiging van de behingen van Nederlandse
houders van Duitse fondsen werd opgericht, deze en andere

kwesties, welke zich hij de
Sr
es
td
u
it
se
effectenzuivering

voordoen, reeds met de Duitse instanties besproken.
Ook de buitenlandse houders van inschrijvingen in het’
,,Girosammeldepot” en van waarden, liggende in- een
,,Stréifbanddepot” in de Oostzône, kunnen hun rechten
aanmelden, mits het een fonds betreft, dat werd uitgegeven
door een vennootschap met zetel in de West-zône. Bij
aanmeldingen als deze, waarbij veelal de nummers der
effecten niet bekend zijn, zal de bewijslevering grote moei-

lij kheden kunnen medebrengen, aangezien depôtopgaven
per Bi December 1944 in vele gevallen niet meer’ uit Duits-
land zijn doorgekomen. Verondersteld mag echter worden,

dat ook een depôtuittreksel van de bemiddelende Neder,-
landse bank of commissionnair per genoemde datum als
bewijsstuk zal worden aanvaard.
Uit het voorgaande volgt, dat het Nederlandse bezit
aan effecten, uitgegeven door vennootschappen met zetel
mde Oost-zône, bij de onderhavige effectenzuivering
practisch onder tafel vklt, waarbij het in dit geval Van
minder belang is of de stkken hier te lande aanwezig

zijn, of dat het ,,Girosammeldept”- of. ,,Streifhand-
depo t” (Berli.j n) -waarden betreft. Het merkwaardige
is, dat dit in ‘West-Duitsland niët het geval is. De aan-
wezige stukken zijn aldaar van een affidavit voorzien
en in al deze effecten w’ordt, mits de depôtwaarden via
een Westduitse bankier staan geboekt, dagelijks ter beurze

(zij het officieus) gehandèld.
Wij vragen ons dus af, of het niet, nuttig zou zijn om
hier te lande voor bedoelde effecten gelijktijdig met
de Duitse effectenzuivering een regeling te treffen door
hen bijv. van een speciaal affidaiit te voorzien, waarmede

later kan worden aangetoond, dat zij uit oud Nedërlands

bezit afkomstig zijn.

Ook oeer handel te A,nsterdan?

Op de effectenbeurs te Frankfurt a.-M. is men veelal
van mening, dat de handel door de ,,Wertpapierbereini-
gung” slechts korte tijd zal worden gestagneerd.
acht het aldaar zeer goed mogelijk om, zodra de details
der voorschriften bekend zijn, aanvullende regelingen’voor

de officieuze handel te treffen, waardoor ook deze op korte
termijn weer doorgang zou kunnen vinden.
Nu het er steeds meer op gaat gelijken, dat West-Duits-
land uit- haar economisch isolement wordt vrij gemaakt

en daarmede de mogelijkheden voor transfer van kapitaal-

revenuen naar het buitenland en het toelaten van investe-
ringen uit het buitenland ongetwijfeld naderbij

zijn-ge-
komen, verdient liet o.i. aanbeveling sterk te overwegen

om ook te Amsterdam de handel in Duitse fondsen v’eder-
om open te stellen.

Amsterdam.

Dr
W. 11. C. SCI-fUKI ING.

HET INFLATIEVERSCHIJNSEL IN HET..

-.
VERRE OOSÏEN.

De ernstige inflatie, die na de wereldoorlog in Noord-
Amerika en in West-Europa merkbaar was, heeft ver-

schillendeoorzaken. Deze zijn reëel van aard (tekorten-in het aanbod van

de goedereh als gevolg van de ôorlog,
stakingen, die de productie belemmeren, scherpe beper-
kingen in de invoer), of monetair (tekorten op de staat-

begrotingen en een conjuncturele hausse als in de Ver-

enigde Staten merkbaar is). Bedoelde inflatie heeft de
aandâcht afgeleid van een’,soortgelijke situatie in het

Verre Oosten, welke ook door reële en monetaire oorzaken
werd teweeggebracht, doch. een reëel ernstiger karakter
heeft aangenomen en allen, die met Aziatische problemen
te – maken hebben, grote zorgen geeft. 1

loeveel erger de
toestand ginds vergeleken bij die in onze naaste om-
geving is, blijkt uit een vergelijking van de kosten van

levensonderhoud. – –
Het indexcijfer van deze koten (1937 = 100) was in
de eerste maanden van 1949 als volgt:

Verènigde Statn van Ame- ‘

Luxembur

………….
302
rika
………………
165

Nederland

…………..
214
(voeding alleen
193)

(voeding alleen
244)
Canada

….. . ………. –
157

Noorwegen

…………
163
(voeding alleen
192)

.

(
vOQ.1iflg
alleen
155)
BelgiO

. ‘ …………..
376

Portugal
…………….
2

10
Denemarken
…………
172

Zwed6n

…………..
160
Bizône van Duitsland

. 143

(vo&ding alleen

1 26) –
Franse zône van Duitsland
137


Ierland – ………….’
186

– (voeding alleen
187) .,

Natuurlijk zijn er daarnaast ook landen met een hoger
gestegen kostenpeil, zoals de onder Russische contrôle
gebrachte landen of landen, die direct aan de Russische
invloedssfeer grenzen en daarvan de reactie ondervinden, doch de meeste hiervan zijn voor het Europese productie-
proces van weinig of geen betekenis. Ook zijn er nog
enkele andere landen, w’aar het indexcijfer hoger is, zoals
Frankrijk, -waat’ het op 2.012staat, Italië op’4.985 (voeding
6.164), Spanje op 468 (voeding 614), doch men kan zeggen,
dat het peil in de nonïiale landen meestal ten hoogste
op- het .tweevoud van dat van v66r de oorlog staat.
In Zuidoost-Azië is dit geenszins het geval. Neemt
men daar de normale landen, dan is het peil van de kosten
van levensonderhoud daar veel hoger, zoals in India 293
(voeding 320); Pakistan iets lager; Ceylon 257 (voeding
296); hong Kong 522 (voeding 657); Japan, dat weliswaar
een der oorlogsverliezers is, doch direct na de oorlog
onder ordelijk Amerikaans beheer kwam te staan, 468,
(voeding 391), doch zulks op basis van Aug. 1946 –
Maart 1947 = 190 ende Philippijnen 385 (voeding 403).
Daarnaast kunnen landen worden genoemd, waar de
binnenlandse onrust extra-prijsverhogend heef t gewerkt,
omdat door de ordeverstoringen de productie en distri-
butie van de goederen werd belemmerd. Als voorbeelden
kan men noemen Burma, waai’ de index op 364 stond
(voedsel 413), Inddchina 4.089 (voedsel 4.289), Indonesië
1.318 (alleen voeding), terwijl eindelijk in een land als,
China, w’aar een grote chaos heerst, de index astrono-
mische cijfers heeft bereikt. Hieruit blijkt wel, ‘hoeveel
ongunstiger

de situatie in Zuidoost-Azië is, vergeleken
bij Noord-Amerika en West-Europa.
De groothandelsprijzen, die overigens de invloed van

de prijzen der internationale goederen sterker ondergaan
dan de-kosten an levensonderhoud e’n daardoor in minder

11

774

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 September 1949

scherpe mate de prijsverschillen tussen de verschillende
landen weergeven, vertonen eenzelfde beeld.

De indexcijfers (1937 = 100) waren in de eerste maanden
van 1949 als volgt:

Verenigde Staten van Ame-

Nederland …………..
271

rika ………………
182

Noorwegen

…………
180
Canada

…………….
186

.Portugal …………….
241
België

…………….
378

Zweden

…………..
189
1)enemarken …………
219

Zwitserland

…………
201
Ierland

………..
– . . . . 233

Engeland

…………..
208

Hogere cijfers hadden alleen Frankrijk, 1.874; Italië,
5.945 en Spanje, 413. Daartegenover zijn in Zuidoost-
Azië de indices:

India

…………..
376

China

astronomische

Pakistan

…………
358

Indochina
. . 2.088
cijfers

Indonesiê
. . 507

(uitvoer-
Japan

…………..
16.577

(1938 – 100)

producten
Korea

…………..
70.338

653
(invoer-
producten)

Het rijsttelw, t.

.

Men zou, gedachtig itan de evaring, dat de Oosterse
landen als grondstoffenproducerende gebieden in hausse-

tijd een hoog prijsniveau hebben (hoger dan de meer
stabiele industrielanden) en in depressietijd evenzo sterk
dalende prijzen vertonen, er toe kunnen komen, in voren-

bedoeld verschijnsel een normaal symptoom te zien.

Terwijl bijv. in de depressie der dertiger jaren de export-

prijzen der tropische producten met grote vaart omlaag-

snelden en dus een sterk deflationistische aanpassing
noodzakelijk maakten, ,voor zover niet tot depreciatie
van de munteenheid werd overgegaan, zou het tegen-
woordig hoge prijsniveau kunnen worden geaccepteerd

met zijnlicht- en schaduwzijden (en vooral zijn lichtzijden)

als iets onvermijdelijks, dat nu eenmaal met een na-
oorlogse situatie gepaard gaat. Zo gunstig is het echter
niet gesteld en de situatie bergt verschillende grote ge-

varen in zich, omdat de prijsstijging van de verschillende

producten weer uiteenloopt en bijzonder hoog is ten

aanzien van de rijst, welke een allesbeheersende invloed
op de productiekosten heeft.

Dit treedt aan de dag als men de indexcijfers van de
groothandelsprijzen der verschillende tropische producten
met elkander vergelijkt. Het blijkt dan, dat de stijging
van de index voor rijst groter is geweest dan die van de
exportproducten naar West-Europa en Noord-Amerika,
waarvan de welvaart der ondernemingscultures en van
een deel der bevolking afhangt. Rijst is het voedingsmiddel
hij uitnemendheid, dat bepalend is voor de kosten van
levensonderhoud en de lonen en daarmede ook voor de
productiekosten der ondernemingen, welker lage productie-
kosten en dus concurrentievermogen van vôôr de oorlog
mogelijk werd gemaakt door de lage Aziatische lonen.
Afgaande op de indexcijfers van de groothandels-

prijzen in de Verenigde Staten van Amerika, die
verreweg het volledigst zijn, is het veelvoud van de prijzen
van de verschillende producten op ultimo 1948 in ver-houding tot die in 1938! als volgt:

rijst

…………
ruim
3
katoenzaadolie ……..
2,5
rubber

…………
1,2
lijnzaadolie

……….
3,25
ruwe suiker……….
2
sajoboonolie

……..
3
thee (cijfers van
Ceylon)
2,25
.
koffie

…………..
3,5
tin

………………
2,5
katoen

…………..
3,5
petroleum

……….
2 S 2,5
houtsoorten

……..
4
runderhuiden
2,25
cacao

…………..
4
copra

…………..
6

Na 1948 zijn nog verschillende van deze prijzen gedaald
(copra is thans ongeveer ‘iermaa1 zo hoog) en in elk ge-
val staat wel vast, dat er tamelijk weinig tropische export-
producten zijn, waarvan de prijsstijging boven die van de
rijst is uitgegaan. De situatie is nu zo, dat de bevolking
in de verschillende Aziatische landen sterk toeneemt
en dat de productie van de rijst, die nu nog veel te laag
is, zeer waarschijnlijk geen gelijke tred met de bevolkings-

toeneming kan houden. Wanneer men in – aanmerking

neemt, dat de meeste Aziatische exportproducten voor

West-Europa en Noord-Amerika, waarvan de bevolking
niet zo sterk toeneemt, het verzadigingspunt beginnen te

naderen en dus wel een prijsverlagende tendentie zullen
gaan yertonen, dan wordt wel duidelijk, welk eenscherpe

tegenstelling tussen de rijstprijzen en de prijzen der andere
artikelen valt te verwachten. Doch dit betekent dan

tevens • een achteruitgang van de rentabiliteit der onder-

nemingsexportcultures en van het levenspeil dergenen, die bij de bevolkingsexportcultures zijn betrokken.

Andere inflatie-oorzaken

Er zijn natuurlijk ook andere inflatie-oorzaken. In de

eerste plaats de oorlogs- en na-oorlogsverwoestingen en
verwarringen, zoals in Burma, Malakka, Indonesië, de

Philippien, Indochina, Japan en China hebben plaats-

gevonden, terwijl de ordeverstoringen en bevolkings-

verplaatsingen, welke met de scheiding tussen India en
Pakistan gepaard gingen, ook een extra-prijsopdrijvende

invloed uitoefenden. Daardoor werd immers de productie

belemmerd, doordat arbeiders zich door intimidatie niet

durfden melden en doordat de arbeidsiust van de werken-
den zelf achteruitging. Ook ondervond de

verplaatsing
der producten moeilijkheden, zodat zij in onvoldoende

mate in handen van de consumenten kwamen. Deze
troebelen zijn grotendeels nog steeds niet opgehouden

en teisteren nog verschillende van deze landen, met

de nadelige consequenties daarvan. Zolang in de be-trokken landen de rust en orde niet zijn hersteld, kan

van een krachtige deflatie moeilijk sprake zijn. -1-let is
daarom zo geruststellend, dat Nederland en Indonesië
dezer dagen tot een voorlopige bvereenstemming zijn
gekomen, welke, naar wij hopen, tot een definitieve

regeling van de onderlinge betrekkingen zal leiden.
Daarnaast zijn er de ernstige begrotingstekorten, die,

zoals bijna overal elders, de Zuidoostaziatische landen in
de eerste na-oorlogse jaren hebben geteisterd. In enkele

landen, waar rust h’?erst, is het begrotingsevenwicht
hersteld. Dit is bijv. het geval met Pakistan en Ceylon.

In andere landen, waar weliswaar orde bestaat, doch de
oorlogsontwrichting te ernstige sporen heeft ‘nagelaten,
zoals in Japan, of nog binnenlandse troebelen heersen, zoals in Burma, China, Indonesië en Inclochina, is van
een sluitend budget nog geen sprake. Hier moet op dat
gebied nog veel arbeid worden verricht. Zo lijdt Indonesië

nog aan zeer ernstige begrotingstekorten, waaraan hoe
eer hoe beter, een einde moet worden gemaakt.

Een inflatoire invloed heëf t- ook de omstandigheid,
dat bijna alle landen in het Verre Oosten, omdat zij een
sterk passieve handelsbalans hebben, een meer of minder
scherpé deviezen- of invoerrestrictie, of beide hebben
moeten invoeren. Een vrijlating van de deviezenverhan-

deling en invoer zou zonder twijfel tot een sterke depre-
ciatie van het ruilmiddel leiden, waardoor een aanpassing
aan de hoge prijzen in het binnenland zou plaatsvinden
en dit binnenlands prijspeil zelfs zou worden gepasseerd.
M.a.w. zou vermoedelijk de buitenlandse koopkracht
van de betrokken valuta’s nog minder worden dan de
binnenlandse en daarmede het binnenlands prijspeil weer
een stimulans naar boven krijgen. Men heeft het daarom
in de meeste landen (uitgezonderd in China en tot op
zekere hoogte in Japan) over een andere boeg gegooid,
in het algemeen aan de bestaande buitenlandse koers
vastgehouden en getracht een deflatieproces tot stand
te brengen door zo krachtig mogelijke stimulering van de

productie (o.a. de voedseijoductie), vermindering van
een aantal invoerrechten en pogingen tot het sluitend
maken van de overheidsbegrotingen. Dit deflatieproces
is echter door de hierboven genoemde oorzaken (het
nog steeds onoverbrugbare rijsttekort, de ernstige oorlogs-
schade, de troebelen en de niet zo spoedig weg te werken
begrotihgstekorten) vrijwel nergens gelukt. A1leen -de

28 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

775

Philippijnen vormen een uitzondering, dank’zij grandiose

schenkingen en credieten van de Verenigde Staten van

Amerika, doch ook hier is het deflatieproces niet vol-
doende doorgezet. In verband hiermede is men verplicht

geweest een min of meer scherpe invoer- en deviezen-
contingentering toe te passen, waardoor echter langs een

omweg evenzeer het prijspeil werd hooggehouden.
Binnen het kader van de invoerbeperkingspolitiek doet
zich nog een andere factor voor, welke de prijsopdrijvende

invloed verergert. De Zuidoostaziatische landen hebben
vooral een grote vraag naar kapitaalgoederen om de

tijdens de oorlog versleten machines e.d. aan te vullen
en zich krachtig te-industrialiseren, doch zijn daardoor
verplicht zich ten aanzien van de in te ‘voeren consumptie-

goederen (inclusief artikelen, die min of meer het karakter

van comfort dragen) zoveel mogelijk te beperken. Door
de invoerbeperkingspolitiek aldus in te richten, dat de
voorrang wordt gegeven aan kajitaalgoederen, worden in verschillende landen, zoals India, de Philippijnen en

Indonesië, de kosten van levensonderhoud nog eens extra hoog gehouden.

Eerste moeiijkheden met de cultures en andere bedrij9en.

Uit het bovenstaande kan gemakkelijk de conclusie
worden getrokken, dat de situatie ten aanzien van de
productiekosten in het Verre Oosten zeer moeilijk is en
ongetwijfeld veel bezwaarlijker dan in de Westeuropese
landen. De toestand zal nog erger worden, wanneer een
verdere prijsdaling van tropische exportproducten op-
teedt. Dit kan worden verwacht, omdat de tot voor
kort bestaande verkopersmarkt meer en meer bezig is
te veranderen in een kopersmarkt. Reeds zijn enkele
cultures en andere bedrijven in moeilijkheden gekomen.
Dit wordt medegedeeld omtrent de bedrijven van de
thee, suiker, oliën, oliezaden, katoenen textielgoederen
en juteweefsels in India. De prijzen hiervan zijn veel
hoger dan de prijzen van dezelfde producten in concur-
rerende vreemde landen. Zo bieden de Amerikaanse
landen oliezaden en oliën tegen lagere prijzen dan India
in Europa aan en kon van de in 1948 voorgenomen export
van 350 mln yards fabrieksmatig vervaardigde textiel-
goederen slechts 167 mln worden-uitgevoerd. De markt
van Iran is voor India’s textielgoederen verloren gegaan.
Nu is deze ongunstige ontwikkeling weliswaar ten dele
het gevolg van de dikwijls slechte kwaliteit van de In-
dische ,productenk en de uitvoerrechten (die thans echter
practisch zijn opgeheven), dochde hoge kostprijzen zijn
ongetwijfeld een zeer belangrijke oorzaak.

Iets dergelijks is ook bekend geworden met betrekking
tot de rubbercultuur in Ceylon, waar door de gestegen
lonen de productiekosten zo zeer omhoog zijn gegaan,
dat de Ceylonse Regering heeft besloten 175.000 acres
van het totaal areaal van 637.000 acres – d.i. 28 pCt
om te zetten in rijstland en bosland, of te gebruiken voor
de uitbreiding van dorpen. Ook de Assam thee-onder-
nemingen in India klagen over de hoge kosten en enkele
hebben de strijd moeten opgeven.. De export van copr
in de Philippijnen is de laatste tijd om verschillende re-
denen, wo. de hoge productiekosten, sterk achteruit-
gegaan. In Indonesië wordt het bestaan’ van verschillende
ondernemingen en de export van. bevolkingsproducteni,
als rubber, specerijen en copra, slechts mogelijk gemaakt
door een exportpremie in de vorm van een inducement of
door de verstrekking van rijst en textiel aan ondernemingen
tegen lage prijzen. Een en ander wordt begrijpelijk als
men er op let, dat de kosten van levensonderhoud in de
verschillende plaatsen van Indonesië, die, als gezegd,
hoofdzakelijk door cle rijstprijzen worden beïnvled, meer
dan het tienvoud van die van 1938 bedragen, terwijl de
groothandelsprijs van de rubber 1,7-maal zo hoog is, die
van tin 2,7-maal, die van thee 4-maal, van kapok 5-maal, yan copra 7,6Lmaal, van damar 4,6-maal en die van koe-
huiden 10-maal. –

Conclusies.

Het bovengaande leidt tot de slotsom, dat in Zuidoost-
Azië spoedig een en ander moet worden gedaan om in
financieel-economisch opzicht ordeop de zaken te stellen.

Rust en orde zullen moeten worden hersteld en de be-
grotingen moeten sluitend worden gemaakt, doch hier-

mede is de taak niet volbracht, omdat de kosten van

levensonderhoud reeds te hoog zijn gestegen en door het

voorlopig blijvend rijsttekort onvoldoende kunnen worden

gedrukt. In verband daarmede sal vroeg of laat tot de-
valuatie van de meeste valuta’s moeten worden over-gegaan, teneinde de buitenlandse koopkrachtdaarvan
in overeenstemming te brengen met de binnenlandse en

dus de rentabiliteit van de exportcultures op een behoorlijk

peil te brengen of te houden. In dit verband krijgt de door

de Amerikanen gewilde devaluatie van de Westeuropese
vluta’s ten opzichte van de dollar een bijzondere bete-
kenis. Nu deze tot stand is gekomen, is een devaluatie
van de Zuidoostaziatische valuta’s evenzeer te verwachten.

Het ware zelfs wenselijk, dat deze devaluatie groter
wordt dan de Westeuropese, omdat niet alleen de duur-
zame afzetmogelijkheid naar de Verenigde Staten, doch
ook die naar West-Europa moet worden bevorderd.

s-Gravenhage.

Mi 1) T. HULSHOFF POL.

,TEN DIENSTE VAN DE CONSUMENT”.

Tijdens het midden Juni te Quebec gehouden twee-
jaarlijkse Congres der Internationale Kamer van Koophan-
del
1
) werd aan het distributievraagstukaandachtgeschon-
kèn op een wijze, welke duidelijk getuigt van de grote,
door de bestuursorganen dier. Kamer daaraan gehechte,
betekenis. Een dergelijk blijk werd trouwens niet voor
de eerste maal gegeven: de instelling van de ,,Commission
Internationale pour l’Etude de la Distribution”, betrek-kelijk kort na de wapenstilstand, gaf daaraan evenzeer
uitdrukking
2)
.

Tijdens het Congres werden enige plenaire en groeps-
bijeenkomsten voor dit problemencomplex gereserveerd
terwijl tijdig vooraf enige ontwerp-resoluties van de zo-
juist genoemde Commission het licht zagen, evenzeer
als een aantal tijdens het Congres ter discussie gestelde
zeer lezenswaardige brochures. Paul Nicolas, hoofd-
redacteur van het bekende Franse tijdschrift ,,Vendre”,
schreef ten behoeve van de betrokken sub-commissie der
,,Ciped” een brochure over het onderwerp ,,Marketing
Research; development, methods and applications”.
De heer Michel David, secretaris van het ,,Centre d’Etude
du Commerce” te Parijs, nam het grootste deel enen
brochure onder de naam,,Distnibution Statisties, essential
or useful to trade and industry” voor zijn rekening.

Bijzonder instructief is ook met’ name een geschriftje:
,,Trends in Business Training, an international Survey”,
samengesteld onder leiding van Mevrouw Charlotte Billard, directrice van het zo juist genoemde studie-
centrum. –
De 16 Juli jl. gehouden plenaire bijeenkomst werd
geopend met een redevoering van de heer Emile Bernheim.
De overige sprekers inleidende, zeide deze inmiddels afgetre-
den voorzitter, die als directeur van één der grootste Brussel-
se warenhuizen met de practijk ten volle is vertrouwd, dat er
wellicht nauwelijks enig ander studie-object bestaat met
betrekking waartoe de grote massa zo weinig interesse
heeft getoond in zaken, die haar zo nauw en zo recht-
streeks raken. Het

yas de beruchte crisis van 1929, die
de alarmklok luidde en meer dan enig betoog van weten-

‘)
Zie: ,,Het twaalfde Congres van de Internationale Kamer
van Koophandel” door Dr E. D. de Meester in ,,E.-S.B.” van
21 September 4949, blz. 754.
.9
Zie voor de verdere voorgeschiedenis: ,,Het distributievraag-
stuk in de Internationale Kamer van Koophandel”, door Drs C.
A. A. van Lultervelt, in ,,E.-S..” van 46 en 23 Juni 1948, resp. blz. 470 en 490.

776

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 September 1949

schappelijke zijde de grote betekenis van een doelmatige

distributiestructuur in het licht stelde. De ïn het geding

zijnde problemen – zo vervolgde de voorzitter – zijn

allerminst eenvoudig, doch hun, die daaraan hun aan-
dacht wijden, staat een nobel doel voor ogen: het op-

voeren van het levenspeil der grote massa door de voor

de consumenten noodzakelijke goederen te hunner be-

schikking te stellen op de plaatsen en op de wijze, welke het meest met hun wensen stroken en tegen de, naar ver-

houding van de bijkomende dienstèn, laagst mogelijke
prijzen. De handel heeft ten deze een dienende taak en

nimmer mag bij onderzoekingswerk op dit terrein uit

liet oog w’orden verloren, dat het belang van de consument

voorop staat; vandaar het dëvies van het Congres: Con-
sumer first!”. Men behoeft zich op deze doeltelling slechts

kort te bezinnen om tot het inzicht te geraken, dat het
beoogde, ideaal alleen dan te verwezenlijken zal zijn,
indien ook de grote massa der distribuanten daarin wordt

betrokken, anders gezegd, indien de resultaten uler onder-
zoekingen worden uitgedragen onder de kleine en middel-
grote bedrijven in alle geledingen van het distributie-

apparaat. liet is ook p grond van deze overtuiging, dat
de ,,Ciped” hij herhaling aandrong op de vorming van
studiegroepen van hij het distributïeproces betrokken

ondernemingen ter uitwisseling van ervaringen, de zgn.

,,groups for exchange of experiences”. Met name in de
Verenigde Staten werden met dit instituut waardevolle

resultaten verkregen. In dezelfde richting wijst het streven

naar de vorming van inkoopcombinaties van detaillisten.

Eén der grondbeginselen,, waaraan Kamer en Com-
missie ook op dit terrein vasthouden, is de rotsvaste
overtuiging, dat een Vrije economie de beste waarborg
vormt voor een doelmatige goederenomloop. In de in-

leiding tot haar resoluties met betrekking tot het distri-

butievraagstuk maakt de Kamer dan ook met leedwezen
gewag van de ook thans nog op ruime schaal aanwezige

en veelal uit de oorlogsjaren daterende vormen van inter-
ventie van overheidswege met het bedrijfsleven. De on-
vermijdelijkheid van vele dier overheidsbemoeiingen in
een tijd’ van oorlogseconomie erkennende, dringt zij

andermaal aan op een spoedig herstel van de bedrijfs-
vrijheid. Dit onderwerp stond ook bij de debatten .in liet
centrum der belangstelling. De heer Burton (Canada)
constateerde een tijdens de laatste dertig jaren allerwegen
tot uitdrukking komend streven naar wat hij roemde:

,,the fetisch of security”, als het enige sociale en economi-
sche beginsel .van betekenis. Spr. daarentegen legde . een
geloofshelijdenis af in het beginsel van de vooruitgang, welke
slechts kan worden verkregen als een vrucht van wed-

ijver en mededinging. Deze nu maken het dragen van
risico’s onvermijdelijk en dit op zijn beurt veronderstelt mislukkingen, evenzeer als successen. Reeds tijdens de
opstelling der hier gecommentarieerde iesoluties was bij

de zo juist vermelde passage van Nederlandse zijde een
voorbehoud gemaakt. in de redactiecommissie nam nl.
de Nederlandse delegatie destijds unaniem de hier te lande
tot gemeengoed geworden vestigingswetgeving voor de

detailhandel in bescherming, welke, gelijk toch wel alge-
meen wordt erkend, een krachtige uitwerking ten goede
heeft gehad. Ten Congresse wérd hierover uitgeweid door
Prof. Dr J. F. ten Doesschate, die nog eens duidelijk de
strekking dier wet in het licht stelde. Ongetwijfeld zal het

betoog van deze hooggeleerde spreker er toe hebben bij-
gedragen een beter begrip voor deze wetgeving te wekken,
welke beoogt de vakbekwaamheid der detaillisten op te
voeren en niet, gelijk in den vreemde vaak blijkt te worden

verondersteld, een rechtstreekse bescherming van ge-
vestigde belangen. Was er hier derhalve sprake van een
verschil in visie, wèl zal ongetwijfeld ook in ons land

âlgemeen de stelling kunnen worden onderschreven, dat
de Overheid zich er nimmer toe mag lenen bepaalde
groepen in haar eigenbelang te beschermen, ten
profijte van bepaalde andere vormen van verkoops-

plaatsen (warenhuizen, eenheidsprijszaken, enz.). Derge-

lijke vormen van overheidsbemoeiing, aldus betoogde

de Canadese kleihhandelaar, de heer Burton, plaveien

de weg naar de statische maatschappij, waar weinig
risico zal zijn, maar dan ook een zeer geringe productie

en dienteuigevolge een zeer beperkte voorziening. Voor-

uitgang kan slechts worden bereikt bij aanarding van

risico, door het lokaas van de winst, de vrees voor mis-

lukking en de bevrediging van het succes.

Een andere gedachte, welke als een- draad door vele

beschouwingen ten Congresse liep, was het verschil

in geaardheid tussen productie- enerzijds en distributie-

sfeer anderzijds. In de zuivere productiebedrijven schrijdt

de techniek nog steeds voort. De volle aandacht is en

blijft er geconcentreerd op betere werkmethoden, grootst

mogelijke efficiëncy, tijd- en bewegingsstudies en wat

dies meer zij. Te dien opzichte blijft de distributie – het

werd reeds vaker geconstateerd
3)
bij de voortbrenging

schromelijk ten achter beheerst gelijk zij wordt door

factoren van traditie, traagheid enz. De heer Bernheim

herinnerde aan de wezenlijke oorzaak van dit zo belang

rijke verschil in ontwikkelingstempo, t.w. de omstandig-

heid, dat bij distributie en consumptie veel meer dan
op het terrein der productie de mens als factor in het
geding is. hier komt bij, zo vervolgde de president, dat

al diegenen in wier belang de producenten toch uiteinde-

lijk slechts werkzaam zijn, t.w. de consumenten, in tegen-
stelling tot hen, die hun belangen moeten dienen, niet in

groepen, kongsi’s e.d. zijn verenigd. 1-her ligt een schone

taak, zo sloot de voorzitter zijn interessant betoog af,
voor al diegenen, die op dit terrein naar een betere maat-
schappij wensen te streven: laten wij de gelederen sluiten
voor een kruistocht ter verdediging van de belangen der

consumenten! -.

Tot slot van deze beschouwing mogen thans nog enige
grepen worden gedaan uit de ruim 5 bladzijden druks
beslaande resoluties van de ,,lnternational Commission

on Distribution”, opgesteld tijdens haar in de maand
Mei van dit jaar te Parijs gehouden laatste bijeenkomst,

gelijk deze door het Quebecse Congres ongewijzigd werden

goedgekeurd.
Het distributie.ajparaat kan zijn taak slechts dân
behoorlijk vervullen bij een terugkeer tot een systeem
van onbeperkte mededinging. Een dergelijk systeem is

niet te verenigen met maatregelen, welke uitsluitend ten doel hebben bepaalde verkoopsvormen te handhaven en
zal leiden tot een kostenbesparing en de elirninatie
van overbodige – tussenschakels. liet voorbehoud, dat
van Nederlandse zijde bij deze stelling werd gemaakt,
kwam boven reeds ter sprake.

Evenzeer moet, zeer uitzonderlijke schaarstetoestan-
den buiten beschouwing gelaten, ernstig bezwaar worden
gemaakt tegen een kunstmatige beïnvloeding van het
prijsmechanisme.


De neiging van de Stadt om op de stoel van het
particuliere bedrijfsleven te gaan zitten vormt één der meest bedenkelijke belernnieringen voor een gezonde

ontwikkeling op dit terrein.


4: Nodig is een nauw contact, een betere .verstand-
houding én een grotere mate van wederzijds vertrouwen,
tussen producenten en hen, die op het terrein der distri-

butie werkzaam zijn, o.a. door een nauwgezette afgrenzing
van beider functies.
5. Met nadruk dringt de Internationale Kamer aan
op een d&elmatige voorlich-ting aan de kleinere distributie-
bedrijven, waarbij zij als middelen noemt de vorming
van studiegroepen in de zin als eei’der vermeld, alsmede de bevordering van colléctieve marktonderzoekingen en
ander researchwerk door vakorganisaties.
3)
In dit verband moge worden verwezen naar: ,,Eenige gegevens
betreffende de koopgewoonten van huisvrouwen’, door Drs C. A.
A. ‘van Luttervelt, in ,,E.-5.B.” van 12 Juni 1935, blz. 511. Men
zie tevens een tweetal artikelen , ,Consumenten-oeconomie” in de
Nieuwe Rotterdamsche Courant” van 25 en 26 Augustus 1934.

28 September 1949

ECONOMISCHS1zATISTISCHE BERICHTEN

777

Een verbetering en uitbreiding der officiële en semi-

officiële statistieken op het gebied van le goederenomloop
vormt een belang van de eerste ‘orde, evenzeer als een

streven naar uniformiteit in de nomenclatuur en de tijd-

stippen van waarneming. (Reeds werd opgemerkt, dat

aan dit onderwerp een afzoiderlijke brochure door de

,,Commissie” vrerd gewijd).
Van even primordiale betekenis is de bevordering
der vakopleiding van allen,’die in het distributie-apparaat

werkzaam zijn, me’de ter bevodéring van de zakenmoraal.

De Kamer
,
spreekt haar vreugde uit over de te dien op-

zichte door de nationale, zowel als internationale opdit
gebied gespecialiseerde lichamen reeds bereikte resultaten
en roept de landelijke organisaties der Kamer op alle
pogingen in die richting krachtig te ondersteunen.
Tenslotte hechtte de Kamer, zij het andermaal

met een voorbehoud van Nederlandse zijde, haar goed-
keuring aan een resolutie van de sub-commissie, ,,Structure
and cost of distribu’tion”, haai’ onderzoekingen. op het

terrein van de vergelijkende structuurbeschrijving voort

te zetten, teneinde te trachten mede langs die weg te
geraken •tot een beter inzicht in de prijsvorming. T-let zo

juist
bedoelde
voorbehoud, waarover ten Congresse ook

Pi’of. – ten Doesschate kwâm te spreken, beoogde uit-
di’ukking te geven aan de aan Nederlandse zijde bestaande
scepsis tav. de mogelijkheid langs deze w’eg tot voor de practijk waardevolle resultaten te komen.. De om-
standigheden waaronder, en de wijze waarop de goederen

ter beschikking van de verbruikers worden gesteld –
aldus de aan deze reserve ten grondslag liggende gedachte-
gang—lopen van land tot land, meer nog dan van tijdvak
tot tijdvak,wel dermate uiteen, dat liet niet wel donlijk
kan worden geacht uit een min of meer geschematiseerde
vergelijking van distributiestructuren, resp. de daarmede
corresponderende distributiekosten in de verschillende
eindprijzen -te geraken tot de in wezen toch beoogde
gevolgtrekking, welke vorm van het distributie-apparaat
universeel als dë meest doelmatige moet worden be-
schouwd.
9: Verwacht mag worden, dat het zo juist besproken
punt, met name als gevolg van het te dien aanzien door
enige Nederlandse sprekers ingenomen standpunt, in de
volgende bijeenkomsten van de ,,Ciped” een hernieuwd
onderwerp van besprekingen en overleg zal uitmaken.
Daarentegen bestond volledige unaniniïteit t.o.v. de
wellicht meest saillante conclusie der laatstvermelde
sub-commissie, met de weergave waarvan dit verslag
afgesloten moge worden. Tot goed begrip hiervan diene,
dat de in het geding zijnde sub-commissie op internationale
schaal en proefonderzoek had verricht naar de structuur van en de prijsvorming in de handel in confectie-heren-

overhemden
4
). Terugziend op de resultaten der desbe-
treffende enquête concludeerde het Congres in de vol-
gende hewoordingen, welke hier ter meerdere duidelijk-
heid in de originele tekst mogen worden overgenomen:
,,Bearing in mmd the difficulties encountered during the
course of the above mentioned inquiry, and pending the
receipt of statistical information of sufficient weight,
the International Chamber of Commerce must deprecate
the uttering of any pi’econceived statement that the cost
of distribution is too high and expresses the opinion that
any such staternent is, in the present state of kiowledge,’

without support”.

‘s-Gravenhage.

Drs 0. A. A. VAN LUTTE1
1
VELT.

Zie voor ‘de keuze, van dit proefartikel: ,,IIei distributie-
vraagstuk in de Internationale’ Kamer van Koophandel” tap.

INGEZONDEN STUK. .

BETALINOSBAiANSEVENVICLET EN DEVALUATIE

Mr F. de Stoppeaar te ‘s-Gravenhage schrijft ons:

Het’ artikel van MrJ. K3mmell onder bovenstaande

‘)
Geschreven vôÖr de devaluatie1 Red.

titel in ,,E.-S.B.” van 10 Augustus ji. geeft mij aanleiding

tot de volgende opmerkingen.
Bij het vraagstuk van een devaluatie’ zijn, behalve

financiële, en, economische overwegingen, die althans
nuchter en zakelijk kunnen worden,bezien, ook.nog poli-

tieke factoren in het spel, waardooi niet altijd gezond
verstand, maar meer machtsverhoudingen de doorslag

geven. Door’de politieke factoren wordt deze — overigens

toch reeds niet eenvoudige kwestie nog meer gecompli-

ceerd eii onberekenbaar.

Zeker is, dat wij – na de bevrijding – reeds te lang in

dromenland hebben geleefd, o.a. door het vasthouden

aan de verwachting van een prijsverlaging op grote schaal
voor importgoederen. Voorts zou het gewenst zijn, dat
spoedig een beslissing in deze w’ordt genomen teneinde

de steeds weer opduikende speculaties dooi’ het vasthouden

van grondstoffen en goederen te doen eindigen.

Ik geloof echter niet, dat een waardevermindering van
de gulden tegenover de dollar een afdoende oplossing biedt

voel’ ons chronisèh dollartekort.

Wij moeten toch aannemen, dat de thans beschikbare,
dollars hoofdzakelijk woi’den aangewend voor inderdaad

noodzakelijke
aankopen van kapitaal- en consumptiegoe-

deren en de eerstvolgende jaren deze aankopen oôk nog
noodzakelijk blijven.
Bij een waardevermindering van de gulden tegenover
de dollar kunnen al reeds rnindei’ goederen worden gekocht’,

hetgeen – wanneer deze lagere invoer uitsluitend in de

consumptiesector tot uiting komt – tot ,een lagere levens-
standaai’d moet voeren. In zekere mate zal aan een ver-
laging daarvan ook wel niet zijn te ontkomen en is zij –
gezien de algemene verarming van ons land – ,00k nood-
zakelijk. ‘Wanneer echter bovefldien nog zou moeten wor-den bezuinigd op het oorspronkelijk voor import uitgetrok-
ken bedrag, zou dit wederom een verlaging van de levens-
standaard met zich brengen; wil nu de opzet van de Mar-
shall-hulp niet in gevaar worden gebracht dan bestaan
voor deze verlaging tenslotte grenzen, die niet ongestraft

kunnen worden overschreden.
Deze vermindei-ingen zullen dus waarschijnlijk niet

alléén kunnen worden verhaald op de aankoop van con-
sumptiegoederen doch zullen zij, althans ten dele, ook op
de aanschaffing van bijv. machines ed. moeten worden ge-
vonden. Daaruit vloeit logisch voort, dat onze industrie
haar productieplan zal moeten herzien en.daarmecle tevens

haar exportprogramma; de consequentie daarvan is weer,
dat de vurig begeerde verhoging van de export niet alleen
niet kan worden bereikt, cl,och zelfs het huidige niveau –
hetzij door te weinig, hetzij dooi’ verouderde en versleten
machines – misschien niet eens zal kunnen worden ge-
handhaafd.

Evenmin kan – naar mijn mening – een devaluatie
redding brengen ten aanzien van onze export. Immers,
wie zal kunnen aangeven hoe groot de tijging van de thans
nog betrekkelijk geringe export naar Amerika, na een
devaluatie, zal worden?

Ligt de prijs voor – bij uitstek Nederlandse – artikelen,
die in Amerika afzetgebied vinden of zouden kunnen vin-
den, te hoog? Zo ja, naar welke soort artikelen moet dan
de mate van devaluatie zichrichten? Flebben defabrikan-
ten ovei’igens reeds alles gedaan om de export te doen
slaken?

Zou. verder hij een devaluatie, waardoor de noodzakelijke
importgoederen duurder worden,.hier te lande niet worden
getracht een loonsverhoging door te voeren, met als gevolg
arbeidsonrust en tenslotte toch weer duurdere productie?

Zullen de Amei-ikaanse bedrijfsleiders en de Amerikaanse
arbeidersleiders, o.a. met het oog op eventuele toeneming

van de werkloosheid, geen afweermaatregelen eisen, met,
als gevolg,- hogere invoerrechten?

Zullen de andere Europese landen, die evenzeer met het-
zelfde probleem te kampen hebben, op dit gebied niet de-
zelfde maatregelen toepassen en wat zal er dan terecht

778

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 September 1949

komen van de Nederlandse export, voor zover deze be-
trekking heeft
op
goederen, die ook door andere landen
kunnen worden geleverd?

Moet, na alle, dikwijls met grote moeite, opgebrachte
heffingen ineens, w’aarvan de opbrengst maar al te snel
‘verdwijnt, nu nogmaals een greep worden gedaan naar

de nog resterende vermogens, die door een devaluatie

toch veelal in hun reële waarde worden aangetast?
Op al deze punten zal mi. toch eerst een positief ant-

w’oord moeten worden verkregen, alvorens een devaluatie,

uit economische en financiële overwegingen, verantwoord en noodzakelijk lijkt.

Volledigheidshalve wil ik, zij het met nog grotef schroom

dan bij het voorgaande reeds het geval was, nog even in-
gaan op één politieke factor.

Een oud Engels gezegde luidt: jt is the fault of the

Dutch of giving too little and asking too much”. Wat

moeten wij echter denken van een berichtje in de dagbla-
den, dat Engeland van plan zou zijn aan Amerika
0e.

voor te stellen de invoerrechten daar te lande voor
Britse

goederen te verminderen?
, ,,Vragen staat vrij” wordt
waarschijnlijk gedacht, doch dit zou blijk geven van weinig

égards ten opzichte van de moeizaam op gang komende

Europese samenwerking en verder van weinig werkelijk-

heidszin (evenals destijds het plannetje het goud in fort
Knox beschikbaar te stellen). Een tegemoetkomen door

Amerika aan een dergelijk verzoek lijkt immers weinig

waarschijnlijk en zon toch ook geen volledige oplossing
bieden, zolang Engeland niet meer de tering naar de nering

weet te zetten, hetgeen bij de huidige politieke constellatie

blijkbaar nièt voor uitvoering vatbaar is. Vermoedelijk
zal dan een eventuele devaluatie van het pond sterling
opnieuw aan de orde. komen met wellicht een

daarop volgende devaluatie van cle gulden. Politieke

belangen hebben dan echter de economische doorkruist.

lIet is wel zeer te betreuren, dat de toenmalige Neder-

landse Regering destijds ons economisch (en politiek) w’el
en wee zo nauw heeft verbonden aan de Britse belangen;

dit bezwaar klemt te meer nu de nadelen van een onver-

antwoord experimenteren door de Labour-Regering zich
in Engeland – evenals elders – meer en meer gaan

openbaren.

Naar mijn mening kan een blijvende oplossing alleen
geleidelijk worden bereikt door een intensieve intei’natio-
nale samenw’erking – in de eerste plaats van de Europese
landen. lIypernationa1e gevoeligheden en te cng6 politieke

(logma’s dienen op zij te worden gezet. Evenals hij de Bene-
lux elke bedrijfstak, gaat in cle Europese samenwerking
elk land nog te veel te rade of het er zelf—op korte termijn
– beter van wordt, zonder daarbij het belang van het
geheel – speciaal voor de toekomst – in het oog te hou-den. Het gaat er nu niet meer om of A,op het ogenblik
wat meer kan verdienen dan B, maar om te voorkomen,
dat de gehele Europese samenleving, niemand uitgezonderd,
afglijdt naar het niveau van een pigmeeënstam.
Met een Overheid, die niet alleen in haar uitlatingen;
doch nu ook eeis in feite, zowel op financieel gebied als
01) het gebied van nieuwe experimenten, natigheid weet
te betrachten, met een bedrijfsle,ren, dat, samenwerkt o.a.
door gezamenlijk researchwerk, gezamenlijke propaganda
en gezamenlijke ontsluiting van nieuwe afzetgebieden,
dooi’ een verhoogde arbeidsproductiviteit en door een
0fl-

belemmeid handels- en betalingsverkeer, moet Nederland,

ondanks alle tegeiislagen van de laatste jaren, er weer boven

op kunnen komen.
Ik ben mij er van bewust, dat in de laatste zinsnede geen

nieuwe gezichtspunten worden geopend. In
,
de praktijk

blijkt echter, dat de uitvoering dezer punten – mede als
gevolg van gebrekkige voorlichting – nog zeer .veel te
wensen 6′,ror1aat. Ook voor de vakverenigingen ligt hier
op het gebied van een onomwonden, objectieve voorlich-
ting nog een zeer noodzakelijke en vruchtbare taak te

wachten.

Naschrift.

Naar aanleiding vaii i’ietbetoog van de heer de Stoppe-

laar moge ik nog hèt volgende opmerken.

Dat devaluatie het probleem varÇ het betalingsbalans-
evenwicht met één slag zal oplossen, zal nooit iemand be-

weren. Ditzelfde geldt echter eveneens tav. die talloze

andere middelenç welke worden aanbevolen. En zullen
samenwerking, zovel internationaal als nationaal, op ge-

bied van reclame, i’esearch, afzet, exploitatie etc. meer
helpen?

Ik geloof er niets van. Vergeleken met devaluatie zijn

dit nog maar lapmiddeltjes. De Marshall-hulp (inclusief

trekkingsrechten) bedraagt voor Nederland meer dan

f1 mrd per jaar; dat betekent, dat Nederland ongeveer

8 of 9 pCt van het nationale inkomen cadeau krijgt. Nie-

mand heeft de illusie, dat in 1952 &eze achterstand zodanig

zal zijn ingehaald, dat Nederland het huidige levensniveau

zelfstandig en zonder hulp zal kunnen continueren. Een

verlaging zal nodig zijn en het gaat erom in anticipatie

daarop vast die maatregelen te nemen, welke een verlaging

J3ewerkstelligen zonder tezeifdertijd elke prikkel tot ex’port-
verhoging weg te nemen of kans op werkloosheid te ver-

groten.
Deze prikkel kan alle’en zijn de mogelijkheid van winst.

De prikkel voor de export moet worden gevormd door de
mogelijkheid, dat de export meer opbrengt dan afzet in
het binnenland. De 10 pCt dollarpremie was een

eerste bescheiden stap. Op de resultaten van samen-

werking in de zin zoals door de heer de Stoppelaar aanbevo-
len, onder aansporing of druk van de Overheid hebben wij
nu al zo lang tevergeefs gewacht. Een eenvoudiger prikkel
is nodig: winst. Devaluatie stimuleert déze prikkel.
Het scepticisme over de devaluatie van de heer de

Stoppelaar berust m.i. ook alleen op een zekere tegenzin

in de gevolgen ervan, welke men als een reële verarming
moet beschouw’en. De door hem aanbevolen middelen,
evenals de 10 pCt premie betekenen inderdaad geen ver-

arming. Maar juist daarom zal devaluatie wél en al die

nog intensieve samenwerking niét noemenswaard het

hetalingsbalanstekort helpen elimineren.
Dat daarnaast andere middelen, wo. een zekere cleflatie
of consumptieverminclering door verhoging dci’ indirecte belasting, eveneens noodzakelijk blijven voor Nederland,

geloof ik stellig.
‘s-Gi’avenhiage.

air J. KYMSIELL.

AANTEKENING.

JIE’E’ VIE1II)E VEHSLA(+
VAN
0E NEDERLANDSE
]tEKIiIN(4
JJETREFL’ENDE DE
WEJt1cINO
VAN
lIET E.R.P.

liet vierde
1)
,,Progress Report” van de Nederlandse

Regering, gedateerd 15 Augustus 1949, bestrijkt het
tweede kwartaal van dit jaar. Aangezien zowel de toe-
wijzing van de in het kader van het E.R.P. door de Ver-
enigde Staten verleende hulp, als ook de programmering

in O.E.E.C.-verband telkens voor de periode, overeen-
komende met het Amerikaanse fiscale jaar – 1 Juli t/m
30 Juni – plaatsvindt, wordt in dit verslag een ver-
.gelijking geifiaakt tussen het door Nederland voor 1948/’.49
ingediende programma en de realisering daarvan.
Zoals gewoonlijk, vangt ook dit verslag aan met een
kort overicht van de belangrijkste, met de O.E.E.C.

verbandhoudende, gebeurtenissen gedurende de verslag-
periode. Een belangrijk deel van de werkzaamheden
van de O.E.E.C. had betrekking op het ontwerpen van
een nieuw stelsel voor het inter-Europese betalingsverkeer
en op het treffen van maatregelen, waardoor het handels-

verkeer tussen de deelnemende landen zou kunnen wor-

‘)
Een overzicht van de inhoud van het eerste, het tweede en het
derde verslag vindt men resp. in E.-S.B.” van 29 December 1948,
blz. 1035, in ,,E.-S.B.” van 23 Maart 1949, blz. 237 en in,,,E.-S.B.”
van 29 Juni 1949, blz. 519. –

28 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

779

den verruimd. Zoals bekend, -werd op 29 en 30 Juni ji.
tav. het inter-Europese betalingsverkeer in de vergade-
ringen der Consultatieve Groep van Ministers en van de

Raad van de O.E.E.C. te Parijs overeenstemming bereikt.
Voorts werd de Consultatieve Groep het eens over een

voorstel, dat de deelnemende landen terstond stappen

zullen ondernemen tot het afschaffen van quantitatieve

importbeperkingen. V66 1 October a.s. zullen de landen

moeten ‘rapporteren, welke maatregelen zij unilateraal

hebben genomen en welke zij in de toekomSt dienaan-
gaande nog denken te nemen.

Wat de Amerikaanse zijde van het E.R.P. betreft,
deelt het verslag mede, dat in het Congres gedurende de
verslagperiode dewet werd behandeld, waarbij de ,,Fo-

reign Assistance Act?’ werd gewijzigd en waarin de gelden
voor het fiscale jaar 1949/’50 werden geautoriseerd. In

de gewijzigde wet komen o.a. geen bepalingen.meer voor,
welke de E.C.A. er toe dwingen een deel van de hulp in
de vorm van leningen te verstrekken. Van gi’oot belang

is, aldus het .,,Progress Report”, dat de doelstellingen
van het E.R.P. werden uitgebreid met de,woorden: ,,to
encourage the unification of Europe”.

Na een bespreking van de procedure-aangelegenheden,
,,strategic materials”, de technische hulpverlening enz.,gaat
het verslag over tot een opsomming v,an de onder het
E.R.P. ontvangen goederen en diensten. Voor het tweede
kwartaal van 1949-werd door de E.C.A. aan Nederland
een bedrag van $ 97,5 mln aan directe hulpverlening
voor besteding in het dollargebied – aankopen in de
Bizône mogen daarmee niet worden gefinancierd – toe-
gewezen. De totale toewijzingen aan Nederland gedurende
de eerste 15 E.R.P.-maanden beliepen, zoals uit onder-staande tabel blijkt, $ 504 mln. Daarnaast ontving Ne-
derland gedurende 1948/’49 voor een totaal bedrag van
$ 83,0 mln aan l.rekkingsrechten, waarvan 100 pCt per ultimo Juni 1949 was gebruikt. Van de door Nederland
verleende trekkingsi’echten ad $ 11,3 mln was per ultimo
Juni $ 11,1 mln, of 98 pCt gebruikt.

Aan Nederland toegewezen bedragen. 000r besteding in de
dollararea
1).

(in mln dollars)

Periode
Lenivgen
Schenkingen
Totaal

1948 2e kw…
25
80
105
3e kw…
23,75
7125
95
4e kw…
31,25
98,75
130
1949

ie kw…
49,50
27,0
76,5
2e kw..

1)
97,5
97,5
Totaal

. .
129,5 374,5
504,0

‘) Excl. Bizonia.
‘) In het tweede kwartaal 1949 zijn geen bedragen meer als leningen
toegewezen.

In totaal was pel ultimo Juni jI. voor een totaal bedrag
van $ 343,4 mln aan E.R.P.-goederen ingevoerd, waarvan
S 77,0 mln aan broodgranen en $ 26,7 mln aan oliën en
vetten.

Voorts zij vermeld, dat op 11 Juli 1949 met de Verenigde
Staten overeenstemming is bereikt inzake de aanwending
van f 240 mln van de ,,local currency account” •voor
financiering van het in cultuur brengen van de Noord-
Oost-polder (f 30,3 mln), voor de bouw van woningen
in verwoeste gebieden (f 181,8 mln), voor ontwikkeling van de landbouw (f 17,5 mln) en voor de wederopbouw
van Walcheren (f10,4 mln); aanendingefï, die, daar het
projecten betreft, die reeds in de begroting van 1948
waren opgenomen, in monetair opzicht , neutraal” kunnen
worden genoemd. –

De opschorting van,de hulp aan Indonesië duurde in
de verslagperiode voort; slechts financiële afwikkeling
van de reeds verleende steun vond plaats.

Hoofdstuk IV van het verslag behandelt de economische ontwikkeling in Nederland in verband met de Amerikaanse

hulpverlening. Hierin wordt o.a. het voor 1948/’49 inge-
diende programma vergeleken met de behaalde resultaten.

Hierbij dient te worden opgemerkt, dat het te Parijs
ingediende prbgramma slechts bestaat uit een in- en uit-

voerprogramma, aangevuld door schattingen van een
aantal overige posten van de betalingsbalans. Teneinde echter een dergelijk programma te kunnen opstellen en
de implicaties daarvan voor de Nederlandse volkshuis-

houding te overzien is van Nederlandse zijde een verder-
gaand overzicht opgesteld, dat kan worden beschouwd

als achtergrond voor het te Parijs ingediende programma
en als richtsnoer voor het te voeren economisch beleid.
Een letterlijke tenuitvoerlegging van dit richtsnoer
heeft echter, gezien

liet feit, dat de structuur van het
economisch leven geenszins in een star kader kan worden

gevangen, nooit in het voornemen gelegen. Dit in aan-
merking nemende kan men
7
6
als richtsnoer gehezigde
cijfers gebruiken, teneinde de feitelijke ontwikkeling te toetsen aan de ontworpen programma’s.

Onderstaande tabel maakt eerr dergelijke vei’gelijking
mogelijk met betrekking tot in- en uitvoer. De programma-

cijfers zijn op C.B.S.-basis gebracht; hiel’bij dient echter,
o.a. doordat de verdeling van de cif-fob-verschillen over
de diverse landen in de practijk grote moeilijkheden op-
levert, met een onzekerheidsmarge rekening te worden
gehouden.

Vergelijking oan het lVeclerlandse in- en uilQoerprogramma

poor het jaar 19481’49 en de realisering daarr’ah.

(in mln guldens)

Programma

Realisering
Landen:
Invoer
1
Uitvoer
1
Invoer
1
Uitvoer

NIct-tleelneinendc
landen, W.o
2.432
847
2.034
771
Verenigde

Sta-
970
122 872
95
,Canada en

New-
ten

………..

Foundland
….
140
16
99
12
Overig

Weste-
lijk halfrond

.
485
103
405
97
Niet-deelnemen-
de landenvan
liet

sterling-
gebied
233 193
134
144
Overige niet-deel-
mm. landen

.
604
413 524 423
Deelnemende lan-
(10(1
‘),

w.o
2.555 2.139 2.663
2.051
1.Deejn.

landen
sterlinggebied
. . .
-.

70$
629
Overige,

mcl.
overzeese

ge-
biedsdelen

. . .
– –
1.955
1.422
Nederl.

overzeese
gebiedsdelen

.
379
281
520 356
Alle landen
5.366 3.267 5.217 3.178

‘) In het programma kwam een onderverdeling naar deelnemende landen niet voor.

Uit bovenstaande tabel is, aldus het ,,Progress Report”,
de conclusie te trekken, dat de overschakeling van de
invoer uit de dollararea naar de deelnemende landen zich,
wat Nederland betreft, op een nog verdergaande wijze
heeft gerealiseerd, dan in het programma was voorzien.
Voorts heeft – in totaal genomen – de verwezenlijking
van het gedeelte van de invoer, dat door uitvoer kon

worden gedekt, aan de verwachtingen beantwoord, daar
blijkens het programma was voorzien in een dekkings-
percentage van 60,88, terwijl tenslotte een percentage
van 60,91 werd bereikt.
Naast deze en andere vergelijkingen bevat het verslag
in hetzelfde hoofdstuk een uitgebreid overzicht van de
economische ontwikkeling van Nederland geduretide de verslagperiode. In het algemeen kan worden opgemerkt,
dat de tendenties, welke in verige verslagen tot uitdrukking
werden gebracht, zich ook ditmaal hebben voortgezet.

De Nederlandse economisôhe ontwikkeling voltrekt zich
in geleidelijke banen, terwijl, voor zover in enige opzichten,

m:n. wat betreft consumptie en monetaire toestand,

780

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 September 1949

van een kentering kan worden gesproken,deze kentering
slechts als gunstig kan worden aangemerkt.

De productie heeft zich over het geheel genomen nage-

noeg op dezelfde wijze ontwikkeld als men zich hij de
indiening van het programma had voorgesteld. In het

bijzonder mag het hoge cijfer voor de metaalnijverheid

als verheugeid worden gekeismerkt. 1-let realiseringscijfer

voor de bruto-investeringen beloopt, op basis 1947 = 100,
volgens voorlopige schatting 140; het programiacijfer
voor dezelfde periode was 125.

Vergelijking tussen de Qolume-indexcijjers oan de indusiriële

productie voor het fiscale jaar 19481’49 en het programma.

(1938 = 100)

Programma
1
Realisering

Bouwmaterialen
98
102
Chemische producten.
. . . .
112
108
77
77
166
163 83
83
129
1 35

Kleding

………………
Huiclen

en

Ieder

……………

……………………
Papier
123
116

Mijflbuw

…………………

113
.
113

Metaalnijverheid

…………..

openbare nutsbedrijven
155

154
Textiel

……………………

Voedings- en genotmiddelen

. . .
104
103
Totaal md. (excl. houwnijverh.).
120
s

120
Totaal

md.

(excl.

bouwnijvcrh.,
mijnbouw en openb. nutsbedr.)
118
119

De consumptieve uitgaven, gecorrigeerd voor prijs-

verschillen en berekend per hoofd der bevolking bereikten’ – op basis 1947 = 100 -.- het cijfer 106, een overschrijding
van het programmacijfer met 2 punten. 1-let is inmiddels

van..groot belang – aldus het verslag – te melden, dat

het hoogtepunt voor de consumptieve uitgaven is over-
schreden; in de eerste zes maanden van 1949 nl bleven

zij bij die over de overeenkomstige, periode van 1948
ten achter. Deze bevredigende ontwikkeling kon worden

bereikt zonder dat van overheidswege een rechtstreekse

druk op de consumptie behoefde te worden uitgeoefend.

Dit wettigt de hoop, dat de na-oorlogse spanningen uit de
Nederlandse volkshuishouding aan het verdwijnen zijn.

EEN STEM UIT HET BEDRIJFSLEVEN:

DE INVLOEI)
VAN
DE
DEVALUATIE
OP 11EV
BEDRIJFSLEVEN.

De Nederlandse industrie heeft in het aan de devaluatie
voorafgaande jaar, afgezien van enkele uitzonderingen,
vrijwel op topcapaciteit gewerkt. 1-Toe verheugend men
dit, én voor het nationaal product èn voor de werkgelegen-
heid enerzijds mag vinden, het betekent anderzijds, dat
van de thans genomen monetaire maatregel op ‘zichzelf
geen quantitatieve productievergroting van enige bet’eke-nis kan worden verwacht. De uit dezen hoofde verwachte
verbetering in de betalingsbalans zal dus veeleer afkomstig

moeten zijn van verschuivingen. Export naai gebieden
met thans eveneens gedevalueerde valuta’s zal plaats

maken voor export naar gebieden met niet, of minder
gedevalueerde valuta’s, terwijl overigens export in de plaâts
zal kunnen komen van binnenlandse consumptie. Het
komt waarschijnlijk voor, dat in deze richting wel -resul-
taten zullen worden geboekt.

De kostprijs zal uit hoofde van duurdere import van
sommige grondstoffen en voedingsmiddelen en ook door
repercussies daarvan op andere kostenfactoren een neiging
tot stijgen vertonen, waarbij ‘van erninent belang zal zijn
wat er met de prijzen van enkele basisproducten, zoals
kalen, cokes en kracht gebeurt. In de landen, die niet of
weinig hebben gedévalueerd, zullen betere opbrengsten

voor de Nederlandse producteim worden verkregen, al

blijft af te vachten
hoe•aldaar
het prijspeil op de devalua-
ties, die elders plaâtsvonden, zal reageren.

De in gang zijnde industrialisatie, die toch al grotere
kaitalen vereist dan overeenkomt met de relatie tussen

het aanbod van kapitaal en dat van arbeidskracht, zal

grotere guldensbedragen vergen dan voorheen, hetgeen
van nadelige invloed zal zijn op het concurrentievermogn

ten opzichte var eerder gebouwde installties. Daar staat
echter voor het bedrijfsleven tegenover, dat misschien de

emissiemarkt iets gemakkelijker zal wordei. In dit verband

blijven maatregelen, welke het aanbod van risicodragerd
kapitaal kunnefi levorderen, uitermate gewenst, terwijl
daarnaast risico-aanvaarding door van nature niet-risico-

dragend kapitaal te vergemakkelijken ware.
Het nioet niet uitgesloten worden geacht, dat uit de

devaluatie enige spanning op sociaal gebied zal voort-

vloeien, aangezien de. kostèn van levensonderhoud in brede

lagen van de bevolking marginaal worden geacht. Een
eventuele yerdei’e stijging van deze kosten zou dus cdnse-
quenties kunnen hebben.

Tenslotte zullen, nkar het zich laat aanzien, bedrijven,
welke zich met in hoofdzaak internationale handel bezig-

houden, van de devaluatie een stimulans ondervinden.

t.D.

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE VOORUII’ZICJLTEN VOOR ENKELE GOEDEREN.

De F.A.O. heeft een rapport gepubliceerd, getiteld
World outlook for individual commodities”, en gedateerd
15 Augustus j.l., dat een indruk geeft van de vermoedelijke

ontwikkeling van de productie, de consumptie en de prijzen

vami landbouw-, vis- en bosproducten. De inhoud van dit
rapport, dat is gebaseerd op de verschillende plannen in de
diverse landen, zal, voor zover hij betreft granen, rijst

vlees, oliën en vetten, suiker, katoen, wol . en koffie,
hieronder kort worden samengevat. De wereldproductie van
brood- en Qoedergranen
bleef
in 1949 beneden de overvloedige oogst van 1948. De
consumptiebeperkingen werden gedurende 1948/’49 in de
meeste landen afgeschaft of verminderd, hetgeen er toe bijdroeg, dat de invoervraag, ondanks de grote oogsten,

bleef gehandhaafd. Indien de productie van Noord-Amerika
in 1950 overeenkomstig de plannen wordt verlaagd en

de programma’s van de andere landen, die over het
algemeen een verhoging der productie beogen,
worden uitgevoerd, dan zal – vooropgesteld, dat de
weersomstandigheden normaal zijn – de wereldvoorraad

aan het einde van liet oogstjaar 1950/’51 slechts weinig
zijn toegenomen.

De rijstproductie bleef, hoewel de met rijst bebouwde
oppervlakte in 1948/’49 3 pCt’ boven de vooroorlogse
lag, 2 pCt beneden vooroorlogs niveau. De exportprijzen
van rijst zijn momenteel zo hoog, dat zelfs de geringe
voor export bestemde hoeveelheden moeilijk verkoopbaar
zijn: De rijstirnpom’terende landen hebben plannen ter

verhoging van de productie ontworpen, de exporterende
landen zullen trahten hun productie voor export op té

voeren. Tenzij echter- de hoge exportprijzen worden ver-
laagd, zal de situatie in 1950/’51 w’elliöht zo zijn, dat
enkele landen onverkoopbare’ voorraden hebben, terwijl
and1’e met een tekort hebben te kampen.
De oleesproductie lag in 1948 in de Verenigde Staten

35 pCt hoven vooroorlogs niveau, terwijl ook’ in Zuid-,
Afrika van een belangrijke stijging sprake was. De pro-

ductie .in Zuid-Amerika en in Qceanië ves-schilde slechts weinig van de vooroorlogse; de Europese bedroeg slechts
60 â 65 pCt van die van voor de oorlog. Voor 19491’50
wordt slechts een geringe toeneming verwacht, maar
voor 1950/’51 zijn de verwachtingen, vooral in Noord-
Amerika, hoger gespanimen. De infernationale handel in
vlees zal vermoedelijk, daar aankoopcontracten domi-

28 September 1949

ECONÖMISH-STÂTISTISÔHE BERICHTEN

781
II

hOIN

neren; slechts weinig door het Amerikaanse conjunctuur-
beloop worden beïnvloed.
De productie van
oliën en petten
bereikte.weer ongeveer
.het vooroorlogs peil. De dollarprijzen zijn sterk gedaald,
doch de vraag van niet-dollargebieden neemt nog steeds
toe. 1-let ziet er naar uit, dat de exporteerbare hoeveel-

heden in 1950/’51 sterker zullen toenemen dan de invoer,

hetgeen een verdere druk op de dollarprijs zal uitoefenen.

T-let jaar 1949 is een keerpunt in de na-oorlogse
suiker-
geschiedenis. Door de oogst van 1948, beschikbaar’ voor

consumptie in 1948/’49, steeg de wereldproductie met
meer dan 2 mln ton boven vooroorlogs peil en werd er
een einde gemaakt aan de, in 1942 begonnén, periode

van een suikertekort. VTare het niet, dat de E.C.A. van
1 October 1948 tot31 Mei 1949 $ 141 ipin voor aankoop

van suiker ter beschikking stelde, dan zou de voorrakd –
vooral op Cuba – in 1949 veel te groot zijn. Waarschijn-
lijk zal het aanbod in 1950 nog iets groter zijn, vooral

met het oog op het voortgezette pfoductieherstel in het

Verre Oosten. Het feit,dat de nationale plannen in 1950/’51
een grotere uitvoer dan invoer beogen, wijst op de nood-

zakelijkheid, dat de Regeringen deze pl&nnen nog eens
in overweging nemen.
In 1948/’49 overschreed de katoenproductie voor het

eerst na de oorlog de consumptie.. In de Verenigde Staten daalde de consumptie met 17 pCt t.o.v. het vorige seizoen

en de prijzen vielen aldaar tot subsidieniveau. In Egypte
daalden de prijzen eveneens. De consumptie zal wellicht
in 1949/’50 een verdere daling te zien geven, echter zonder
verdere drastische prijsveranderingen, terwijl de voor-
raden aan het einde van het jaar waarschijnlijk ‘aanzienlijk
zullen stijgen.

De wolconsumptie, speciaal die van fijneresoorten,
overschreed de productie en de aan het einde van de
oorlog bestaande voorraden zijn practisch uitgeput. De prijzen van fijne wol waren in Mei jl. bijna 31-maal zo
hoog als de gemiddelde van 1934/’38 en ondanks de sterke
daling in de Amerikaanse invoer handhaafden zich de

wolprijzen. Een verdere daling van de Amerikaanse
consumptie in 1949/’50 en mogelijk in 1950/’51, tezamen

met de verwachte geleidelijke stijging van de wereld-
productie, zal slechts kunnen dienen om vraag en aanbod
in evenwicht te brengen.

Het koflieverbruik overschrijdt eveneens de productie
en deze situatie zal waarschijnlijk aanhouden in de ko-

mende twee jaren, tenzij de algemene economische toestand
slechter wordt. De voorgenomen matige productiestijging
gedurende 1950/’51 zal wellicht geheel worden opgenomen
dôor de zich uitbreidende vraag.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Wie verwacht n’ocht hebben, dat de aanzienlijke deva-
luatie onzer munteenheid, waarbij de dollarkoers hier te
lande-met 43 pCt steeg en de koers van de Belgische franc

met 25 pCt omhoog ging, een aardverschuiving op de geld-
en kapitaalmarkt tengevolge zou hebben, is bedrogen
uitgekomen.

Een gevoel van, berusting, dat hier dingen gebeurden, waartegen verzet noch ontwijkingspogingen zin hadden,
heerste allerwegen. De Regering ging hierin voor, door
te verklaren, dat zij, hoewel niet ‘zonder bedenkingen,
gemeend had niet anders dan Engeland te kutinen
handelen.

t

Bij het publiek was van een neiging banktegoeden in
bankbiljetten om -te zetten geen sprake. Ditmaal bleven
ook zonder de vëlgemeende raad van een Minister vah

Financiën zich rustig te bedde te bêgeven, de hoofden

blijkbaar koel en zag men terecht geen heil in het omwis-
selen van bankgeld in papiergeld.

In verband hiermede was er voor de banken geen enkele
reden hun liquiditeit op te voeren en bleef de geldmarkt
ruim. Bij overigens kleine omzetten overwoog de vraag
naar schatkistpapier zelfs enigermate, waardoor de meeste
noteringen een daling te zien gïtven: –

Van het kortlopend papier werden Octoberpromessen
tegen het einde der week op
11/16
pCt aangeboden, terwijl
zij een week tevoren nog op If pCt waren verhandëld.
Voor Januari- en Februaripapier werd
1/j8
pCt geboden
of
/16
pCt minder dan de vorige week. Ook zesmaandspro-
messen waren goedkoper te krijgen, nl. op 1pCt (vorige
week 1
5
/
16
pCt).

Tegen het einde van de verslagweek demonstreerde de

gemakkelijke situatie zich ook in de callg’eldrente, die op
Vrijdag van 1 tot
I
pCt werd verlaagd. Zeer opmerkelijk
was wel de wijze, waarop de kapitaalmarkt en met name

de aandelenmarkt op de devaluatie reageerde. 1-let gezônde

verstand overheerste hier in zeer sterke mate. De tijden,
dat het publiek zich, onder het uitspreken van toverformu-

les als ,,instand houden van koopkracht”, ,,waardevaste

belegging” en dergelijke in aandelenbelegging stortte, zijn
blijkbaar voorbij.

Evenmin als men in Vlîallstreet ,,zum Tode betrübt” is
bij depressieverwachtingen, is men in Amsterdam thans
door de devaluatie in
4
een ,,himmelhochjauchzende” stem-
ming gekomen.

Van de drie beursdagen der week was alleen de eerste
zeer vast. Reeds direct bleken er echter grote aantallen

gelimiteerde verkooporders aanwezig te zijn, zij het dat de
limits vrij hoog waren, waardoor een excessieve koers-
stijging werd verhinderd. De index van industrie-aandelen
bedroeg die dag 241,2, tegenover op de laatste beursdag
vôÔr de devaluatie 234,5. –

Reeds Donderdag en meer nog Vrijdag, ging het publiek
op verlaagde limites tot vinstnemingen over en de indus-
trie-index eindigde daardoor op 237,6.

Bijzondere belangstelling genoten de Indonesische

fondsen, welke ook vrijwel niet deelden in de koersdaling
der beide laatste beursdagen. Niet alleen een gunstiger
beoordeling van de opbrengsten der Indonesische wereld-
marktproducten, doch ook een groeiend optimisme om-
trent de Nederlands-Indonesische samenwerking speelt
hierbij een rol. –

De aandelenomzet bedroeg gedurende de verslagweek,
welke drie beursdagen telde, f8,2 mln, tegenover f 9,2 mln

gedurende de voorgaande week (vijf beursdagen).

Tot-de weinigefondsen, welke tengevolge van de deva-
luatie zeer aanzienlijk stegen, behoren de dollarleningen.
Algemeen was nl. gerekend op.een devaluatie van ca 20
pCt, corresponderend met een dollarstijging.van 25 pCt,
welk laatste percentage zoals bovenvermeld thans 43
bedraagt. Het feit, dat het omrekeningsgetal van de dollar
voor effecten thans is verkoogd ot f 3,80 per dollar maakt,
dat de index van de ontwaarding van de gulden voortaan
niet meer dagelijks in de effectenprijscourant zal prijken.
De guldensobligaties ondervonden vrijwel geen enkele
invloed van de devaluatie.

De veranderingen, welke de koersen per saldo. onder-
gingen gedurende de devaluatieweek, blijken tenslotte
uit de volgende tabel:

16
Sept.
23 Sept.
’49
’49

II1(lexcijf ers.

Algemeen

………………
165,6
170,4

Industrie

………………..
234,5 237,6

Baiiken

………………….
130,3
131,4

Indonesië

……………….
(34,4
69,5

Verplichtingen

Voorschot,

door

13e

Nederi.
Bank N.V., verstrekt


Voorschot,

door. De

Neder-
landsche

Bank

N.Y.

In
rekening courant

verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljett.en

in

omloop
fl771.052.300,—
t
1760.052.300,-
Schatkistpromessen

bij

lie
_

Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge

Overeenkomst
van 26 Februari 1947

– . . .
,,1800.000.000,
,,1800.000.000,-
Sclsatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
15.571,8 mln W,O. garantie
Bretton’ Woods / 804

mln
,,4767.800′.000,—
,,4805.400.000,-


Muntbiljetten in omloop .

. .
,,

134.328.011,—
134.623.634,-
Schuld op ultimO

Juli

.1949
aan de gemeenten wegens

Daggeldleningen

…………..

aan

baar

uit

te

keren
,,

105.861 .086,17
105.861.086,17
Schuld

in

rek. courant

aan:

belastingen

……………

Suriname

…………..-.

,

4.279.385,89

4.279.385,89
Ned.

Antillen

…………
lIet Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

……………
,,

13.476.566,63
15.348.716,46

Indonesië

…………………………….

Het

staatsbedrijf der

P.,

T.
,,

347.657.200,48
314.429.165,85
Andere

staatsbedrijven

. . . .
,

87.260,84

87.260,84

en T.

………

.

….
….

Schuld

aan diverse instellin-
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist

……………
,,210,4.
1
43.563,
73

,,2141.059.779,80 °-

OFFICIËLE WISSELKOERSEN VAN DE NEDERLANDSCI{E BANK.
Uitbetaling en cheques.

Land
Munt
per
Aank.
Verk.

Australië

……
£
België
Frs.
100 f

7,59
t

7,61
Brazilië
Cruz
100
20,54
20,67
Canada

T.T.
,
– –

$
$
,,

3.44*
. 3,46k
schr
$
$
344
3,46k
t
100
Denemarken

– – . –
Kr..
100
,,

54,86
,,

55,16


Egypte

……..
£ £

Curaçao

………

Mk

100
Franki’ijk
Frs

..

100
,,

1,084
‘1,088
Finland

———

Engeland
£
£
,,

40,63
,,

10,65
Hongarije
Forint
100
India en Pakistan
Rup.
100
Indonesië

… … .’
t
100
Joegoslavië

– . .
Dinar
400
Luxemburg ——
Frs
100
,,

7,59
,,

7,61
Noorwegen

. – . – .
Kr.


100
,,

53,05
,,

53,33
Oostenrijk
ScSi.
100
100
Esc.


100
,,

13,15
,,

13,28
Spanje
Peseta
100
Spanje Reiskoers
Peseta
100

Polen

………..Zloty
Portugal ………

Suriname

f.


100
Tsjechoslowakije Kr.
100
,,

7,58
,,

7,62
£T
ET
Ver. Staten T.T.
$
$
,,

3,79*
,,

3;80
schr.

$
$
,,

3,786
,,

3,80*

Turkije

………

Zuid-Afrika

– – –
£ £
Zweden
Kr.
100
,,

73,25
,,

73,66
ZwItserland

. . . –
Frs
100
,,

87,60
,, 88,-

782

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 September 1949

16 Sept.
23 Sept.
‘.19
‘119

Aandelenkoersen.

A.K.0.

………………..
188+
194

Unilever

………………..
255
252

Philips

………………….
243+ 245+

Koninklijke

………………
314+
325+

Amsterdam Rubber

……….
137
149+

H.V.A
.

………………….
154

,
172

]i.A.L.

…………..

……..
166 179

Obligatiekoersen.

Nedel’l.

dollarlening

……….
111/16
136+
1)

-+
pCt 1947
97+
977/8

3 pCI

invest.cei’t
…….
97
15
/
16

2+ PCI N.V.S.

……

‘)

95%, omgerekend

01)
oude noteringswijze.

80″/
80±

STATISTIEKEN.

.1)11
NE1)EJ.tLANI)SCHE
BANK.
Tel.korte balans op 26 §eptember 1949.

Âctiva.

I-Ioofdbank

t
mess

I

Bijbank

,,
br
c
u
.

ie e

Agentsch.,,

1.000
1

II)

ISCOII 0


t

1.000,—
‘)
Wissels,

schatkistpapier

en

schulclbrlevefl,
door de Bank gekocht (art

15, onder 40, van

de

Bankwet

1948)

…………..
..-
Scbatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 ….,,
1.800.000.000,-

Voorschotten ( Tfoofdbank
t

135.732.593,61 ‘)
in rek. crt

1
op
onderpand

Bijbank

,,

1.178.437,40
(mci. beleflin-
1
gen)

1.
Agenisch.,,

5.731.040,34

t

142.642.071,35
Op effecten

enz-……….141.759.679,75
1)

882.391,60
Op goederen en celen

..,,
1)

142.642.071 35
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet

1948)

………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947

…………………………..
1.
500
.
000
.
000,—

Munt en muntmateriaa.
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……t

61 2.11 3.597,76
Zilveren munt enz…..9.457.058,67
621.570.656,43
Papier op het buitenland

t

332.074.100,-
Tegoed hij correspondenten
in

beip builenlanh]

…….193.288.990,34
Buitenlandse betaal-
2.554.476,73
middelen

…………

..

,,

527.917.567,08
Vorderingen in guldens.op vreemde circulatle-
banken en soortgelijke instellingen

……
301.372.418,0
5

Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en

voorzieningsfofidS

…………..
120.923.245,05

Gebouwen

en

inventaris

………………..
Diverse

rekeningen

………………..
2
.
000
.
000
,

158.119.873,19
..
t

5.174.546.831,15

Passlva.

Kapitaal

…………………………..
ReservefondS
……………………..
f
20
.
000
.
000
,

..15.333.335,71
Bijzondere

reserves

………………..
•,,

61.674.999,18
Pensioenfonds ………………………
..22.709.185,45
VoorzieningsfOndS

personeel

in

tijdelijke
1
.
499
.
667,79

dienst

………………………………..
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..,,
74.243.000,-
Bankbiljetten

in

omloop

(nieuwe

uitgifte)
,, 2.966.007.260,–
Bankassigflaties

in omloop

…………..
..78.836,52
Itekening courant saldo’s
‘5
Rijks Schatkist
.
……

t

380.974.605,34
‘s Rijks

Schatkist

bij-

zondere rekening….

351.140. 158,92
..
Geblokl6eerde saldo’s ..,,

2.269.443,36
Saldo’s

van banken in
Nederland

………….82.47.429,56
Vrije saldo’s van vreein-
de circulatiebanken en
soortgelijkeinstelliogen ,,

501.811.750,65
Andere vrje’saldo’s……435.069.
441
,
06

1.753.512.828,89
Crediteuren in vreemde geldsoort
8.584.9 18,45
Diverse

rekeningen

………………..
..250.902.799,16

t

5.174.546.831,15

‘)
Waarvan

schatkisipapier

rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen

….
t


)
Waarvan aan Indonesië (Vet van 15
Maart 1933,

Staatsblad no. .99)

……..
..34.259.225,-
Circulatie der door de Bank namens de
5
aa
ti
fl
h
e
t
vCrkeergebfachtem1mtb1’Jetten
,,

33.603.747,50
STAND VAN
‘8
RIJKS KAS.

– V
0
r d e r i n g e n

7Sept.1949

31 Aug. 3949

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Neclerl. Bank N.V.
t

409.856.416,77
f

439.576.071,22
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij

de

Bank voor Neder-
.

15.826,17
815.814,76
Kasvordei’ingen

wegens

ere-
dietverstrekking

aan

het buitenland

…………..
Daggeidlening

tegen

onder-
pand………………
— —

landsche

Gemeenten

……..

Saldo

der postrekeningen van
,,

271 .333.817’15
,,

262.105.333,08
Voorschotten

op ultimo Juli

…….

1949

aan

de

gemeenten

Rijkscomptabelen

………

wegens

aan

haar

uit

te
keren belastingen


Vordering in rek, courant op:
Indonesië …………….
1443.366.757,02
,,144 1.245.816,87
Suriname

…………..
31.390.403,55
,,

31.390.403,55
— —
Het Algemeen Burgerlijk Pen-


Ned. Antillen

………………..

Het staatsbedrijf der

P.,

T.

….

sioenfonds

………………….


enT……..

……

…………..
Andere staatsbedrijven én In-
stellingen

……………..
396.794.786,55
,,

396.811.778,55

Bij de Ned. Spaarbankbond te Amersfoort is gelegenheid
tot plaatsing van een

ECONOOM

volledig bekend met. het beleggingsvak en .met, belang-
stelling voor researchwerk, ook op bedrijfseconomisch
gebied.
Sollicitaties, onder opgave van verlangd salaris en onder
inzending van een .pasfoto, te adresseren: Pieter Both-
laan 1, Amersfobrt.

VOOR KANTOOR OF

*

BEDRIJF

Vraag, en aanbod inzake Kan-
)oorbehoeften, Brandka sten,’ Machines, Gebouwen, Indu-
strie-térreinen, enz.

Te koop’aangeboden:

– een partijtje gebruikte
houten

ARCHIEFKASTEN,

kwarto model. Benevéns
een in goede staat ver-
kerend
,,Edison Dick”
cyclostyle apparaat. Br.
onder no. ESB 1521, bur.
v. d. blad, Postbus 42,
Schiedam.

Adverteer in

deze rubriek.

Aan dit nummer

is een inlegvel

toegevoegd van

DE WESTER

BOEKHANDEL.

*

Niéuwe Biinenweg 331B
te Rotterdafl

Tas verschenen!

Actueel!

DR F. M. WIBAUT

Economische

bednifs-

organisatie

Tweede druk

met een voorwoord

– van, prof. dr

H. J. Witteveen

f 1,50

Verkrijgbaar bi)

Uw boekhandelaar

VENNOOTSCHAP

met uitgebreide commerciële, industriële
en financiële belangen, zoekt een

ASSISTENT VAN

DE DIRECTIE

Deze functionaris moet de directie op
vele gebieden kunnen vertegenwoordigen
en tevens in staat zijn leiding te geven.
Gevraagd wordt een behoorlijk inzicht
in bedrijfséconomische vraagstukkèn. De

functionaris wordt
oveseenkomstig zijn.
betekenis gehonoreerd. Candidaten zul-
len eventueel worden uitgenodigd voor
een psychologisch onderzoek op 21
October 1949 door de NEDERLAND-
SCHE STICHTING
VOOR
PSYCHO-
TECHNIEK,Wittevrouwenkade
6 Utrecht.

Elgenh. geschreven .,br. met
you.
InlichtIngen
I
over op’. en’


practijk, onder vermelding van leeftijd, en godsdienst en
vergezeld ven twee pevfotg’s (van voren en opzij) aan Adv.
Bur. ALTA. Utrecht. v66r
1October
as. In linkerbovenhoek
van br. env. en op de foISs
=
no. Esb. 2497, naam en adres.

Bij het
GEMEENTELIJK GÂS-, ELECTRICI-

TEITS- EN AUTOBUSBIDDRIJI
1

((.
E.B.R.U.) te

UTRECHT
kunneiz vor .onmiduielljke indienst-

treding worden gepiatst:

i’
– .•.

. 4.

1. een electrotechnisch ingenieur

met grondige ervaring
‘bp’
het g

bied vari de

distributie van e1ectricitit.

:

-.

II. een jongingenieur of econoom

met aanleg en zin, voor techtiisch-economische

problemen (kostprijsberekeningen, tarieven, e.d.).

Salarisgrenzen, exilusief kindertoesiag, yoor

functionaris: 1.
f
6.060—f 8.580; U.
f
3.540-

f4.980 of t 5.136—f 7.056, afhankelijk van erva-

ring.

Sollicitaties op gezegeld papier, met
,
volledige

inlichtingen, referenties, vermelding van betrek-

king waarnaar gesolliciteerd wordt en vergezeld
van foto in te zenden bij de Directeur binnen 14

dagen na verschijning van dit blad.

Persoonlijke kennismaking eerst na oproep: –

.4

TER PROV. GREFFIE VAN NOORDHOLLAND
kan aan de
verificatie-afdeling
worden geplaatst
een

ADJUNCT-ACCOUNTANT
Salariagrenzen:
f
2.640—f 5.940 met 15 één-
jaarlijkse verhogingeti van
f
220. (De mogelijk-
heid bestaat, .dat deze salarisgrenzen binnenkort
zullen worden gebracht op
1
3.600—f 6.240).
– Aanstelling boven het minimum is mogelijk.
Vereisten: Eindexamen H.B.S. 5-j. c. of daar-
mede gelijk te .stellen opléiding en het bezit van
het Staatspraktijkdiploma of de akte M. 0. Boèk-
houden ofz Handelswetenschappen A, dan wel
Doctoraal examen Economie. Voorts ervaring op
het gebied
dezr
accountantscontrôle. Sollicitatie-s vôÔr 16 October a.s. te richten aan
de Commissaris der Koningin in de Provincie
Noord-Holland tè Haarlem.
Bezoeken alleen na oproeping.

GEPENS. ASS. RESIDENT

42 jaar, laatstelijk van Batavia, op eigen verz. uit dienst
ontslagen, gew. res.
of.
f.
vlieger, rej5r. figuur, goed organ.
vermogenen talenkennis, ged. oorlog toegev. als res.-majoor
aan Am. resp. Austr. leger. nekt werkkr.
in binnen- of
buitenland.
Brieven onder No. ESB 1519, Postbus 42, Schiedam.

N.V. PHILIPS’ TËLECMMUNATIE INbUSTRIE

v/hJe4erIall4he Sciutoestelleu

briek

HILVERSUM

Alle Communicatie-apparatuur op het gebied van

Radio – Lijjntdefonie – Automatische telefonie

/

T1
Ç&tMfhj

FIAT 500 GEVRAAGD,

1

1

‘1

alleen in

prima

staat;
Door gebruik te maken van
evt. in ruil tegen Morris

1
deze rubriek, bereikt
12, 4 p.
Sedan. Br. onder
U
de particulieren
no. ESB
1522,
bur. v. d.

1
blad, Postbus
.42,
Schie-
RECHTSTREEKS

dam.

DEZE WEEK:

DE NEDERLANDSE HANDEL

EN DE DEVALUATIE

FINANCI1LE INSTELLING

bijna 50 jaar te ‘s-Gravenhage gevestigd, wil, tegen een
nader overeen te komen vergoeding, haar ervaring en
organisatie ter beschikking stellen van

BEDRIJFSFENSIOENFONDSËN e.d..
voor de beöordeling en administratie van hypothecaire leningen, enz. Br. onder no. ESB 1520, bur. v .d. blad,
Postbus 42, Schiedam.

*
Iedere weék zeer veel nieuwe gevraagde offertes

– en aanbiedingen van binnen- en buitenland.

Plaats voor export een aanbieding in de rubriek

TRADE OPENINQS.

Abonnementsprijs f15.— per Jaar

KON. NED. BOEKDM)KKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM

Economisch – Statistisché

-.

Berichten

Adres vor ‘Nederland: Piet’r d Hoochstnlat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en” Adminiëtratie 38040, Giro, 8408. .,
Bank;ers: R. Mees en Zognen, Rotterdam. . .
Redactie-adres voor Bélgiê: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent. Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel. –


BUITENPLAATS

TE HILVERSUM

TE .IOP

Zeer gunstig gè1ègen TrreIn 4. ha. -Modern huis’.
dienstwoningen, garage, moestuin, kassen, etc
Alles In utzonderjijk goede staat.
Inlichfingen’
1

J. VAN DER SMIT,
&
ZOON
HILVERSUM’

SECRETARIS
van

BED RIJ FSO RGAN ISATIES

besch. over eigen kantoor te ‘s-Gravenhage kan zich

belasten met. secretariaatswerkzaamheden op Commer-
cieel, Techn. en
Soc.
terrein. Ervaren personeel aanwezig.
Er. onder no. ESE 1518, bur.
V. d. bi., Postbus 42, Schiedam.

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 3 Oct. a.s. in het bezit te

zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland t
26,—
per jdar;
voor België/Luxemburg Belg. francs 465 per jaar, te voldoen door
storting bij de Banque de Cor,Smerce te Brussel ./ op haar Belgische
postgirorekening no 260.34.

Overieese gebiedsdelen (per zeepost) f 26,—, overige landen f 28,-
per jaar.

Abonnementen kunnen ingaan met eik nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor, Wesizee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven zz, Schiedam (Telefoon
-69300, toestel 6). Advertentie-tarief f
0,40
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
j o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf voz redenen te weigeren..

Losse nummers 75 cents, resp, 12 B. francs

Auteur