Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1689

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 21 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

• &
tsche

Be’ri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOÔR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN ÈN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 21 SEPTEMBËR 1949

No. 1689

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F;deVriei.

RedacteurSecretar: C. van den Berg..

Plv. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VÔOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

INHOUD:
Blz.

De artikelen van deze week

………………….
747

Sommaire,

summaries

………………………
747

De devaluatie van de gulden

………………..
748

Enige aantekeningen bij de economische aanbevelin-

gen van Straatsburg
doorDr J. L. F. van Essen
749

De voor het uitheemse bedrijfsleven van belang zijnde

belastingen in Indonesië
door Mr D. J. Huishof f

Pol………..
.
………………………..
751

Het twaalfde Congres van de Internationale Kamer

van Koophandel
door Dr E. D. de Meester …….
754

Aantekeningen:
Dc Mflhioenennota
door L.

Al.

Koyck
………………
759
De Noordwesteuropesc havens in 1949
door H. A. Beusekamp
759

Een stem uit het bedrijfs 1 ev en:

1-Eet

nieuwe

handeisverdrag

Ncderlaiul—’%Vest-Duitsland
door

Mr

II.

F.

van

Meer

……………………..
760

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
761

S t a t is t ie ken:

Ilankstaten

………………………………….
762
1rnissies

in

1949

…………………………….
763
fl-e kolonpositie van Nederland

……………………
,763

DEZER DAGEN

worden we bedolven. Men wordt geprest zijn denken te
richten op het economische, dat volkomen overheerst.
De andere zijden van het maatschappelijk leven worden weggedrukt tot randproblemen. Dat niet alleen onder de
druk van devaluatie eii millioenennota.

Men spreekt niet zoveel van de vleespotten, als ze goed
gevuld zijn. De reminiscenties aan de oologseconomie
mogen materieel in dit opzicht de laatste jaren verbleken,
de leegten, die zij intern en in de internationale economie sloegen, zijn niet gevuld. Ondanks de bereidwi1lig toege-

voerde hulp, werd het merkbaar, dat de Europese ketel
begon droog te koken.

Het tekort aan dollars, de harde muntspijs, is algemeen.
Het sterkst was het te bespeuren aan John Bull, ,,dien
mijnheer, eenszoo dik, en nu tot een geraamte afgekloven”,
om een sinister beeld van Piet Paaltjens te gebruiken.

Sir Stafford Cripps heeft dit aan de Engelse bevolking
uiteengezet; eveneens dat daardoorr een devaluatie ten opzichte van de dollar met dertig procent noodzakelijk
was; evenzeer, dat dit, zo het al met hard werken meer brood, voorlopig vooral duurder brood betekende. Een
bevolking, die langzamerhand in gehardheid. bezwaarlijk
met de prinses op de erwt kan worden vergeleken, moet
trachten de nieuwe scherpe kanten en hoeken opnieuw te
verduren. –

Zo viel de eerste munteenheid; kort daarop volgde de
bekendmaking van hun devaluatie door andere landen,
,,and thick and fast, they came at last, and more, and more
and more”. Onder de kleine volgers, die de grote noders
gehoor gaven, was Nederland, met gemengde gevoelens.
De Nederlandse ministerraad heeft daarbij letterlijk
gedaan, wat hij niet laten kon: men is meegelopen, zover
als het moest. Nu staat men voor de berg van bezwaren;
is het pad gevonden, dat daaroverheen uit de woestijn
voert?
.
Of komen wij niet verder dan de ,,Walrus and the
Carpenter”: ,,They wept like anything to see such quan-
tities of sand”.

Eén ding kan daarbij ditmaal kracht geven. Felle en
krachtrovende discussie, zoals over de devaluatie in 1986,
kan ditmaal achterwege blijven. Er was geen keus; wij
kunnen de weg slechts aanvaarden en ineens gezamenlijk
overleggen, hoe hierlangs voortgang te maken valt.
Nederland heeft nog zoveel andere zware problemen, dat
wij de moed wel moeten opbrengen om ook een nieuwe
verwikkeling, met goede en kwade kansen weer nuchter
te gaan ontwarren.

Wat een verschil overigers, met de situatie, direct na de devaluatie van 1936. Toen schreef Polak, natuurlijk
in de ,,E.-S.B.”: ,,Ree!”, een artikel over de stimulans
van de devaluatie voor een land, waarvan men meende,
dat het arm was geworden. Thans hebben wij full employ-
ment, en zeker een arm land, en wat de gevolgen betreft,
een neiging tot terughoudïng over de internation ale handel:

,,Do you suppose”, the Walrus said

,,that they could get it dear?”

,,I doubt it”, said the carpenter

and shed a bitter tear.

ROTTERDAMSCHE

BANK:

SPECIALE

AFDEEIJNGEN

VOOR

PARTICULIEREN

250 VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZOUTINDUS1RÏE

Boekelo – Hengelo

ZOUTZIEDE RIJ

Fabriek van

zoutzuur (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda.

-1

Aan du nummer
Fa. A. 0. Beuth van

is

een

inlegvel

.
Wickevoort Crommelin
toegevoegd van
Amsterdam.Z.

Tel.
25410

*
Corns v. d. Lindenstraat
22

Verzeker ingadviseurs.

N.V.
LOD. S. BEUTH

AOOSTHOEKS
specialist Gezins- en Oude-
dagsverzorging.

UITGEVERS MIJ.

Adviezeninzake:

Pensioen-voorzieningen voor
*
Staf en Personeel.

D omstraat 1-3
Organhiatie Bedrijfs- en Onder-

UTRECHT
Aanvullingen
normalisatieVan

bestaande regelingen.

Annonces voor het volgend nummer

– dienen uitrIijk Maandag 26 Sept. a.s. in het bezit te

zijn van de administratie, Lange Haven 141. Schiédam

ASS

r
,7

OIATIE
f

AS

St

KÂSSIERSINSTEWNG

OPGERICHT IN 1806

HEERENGRACHT 179
0
AMSTERDAM-C

EMB

DEZE WEEK:

Grepen uit de geschiedenis

van de Nederlandse, handel

door Prof. van der Kooy

* Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes

en aanbiedingen van binnen- en buitenland.

Plaats voor export een aanbieding in de rubriek

TRADE OPENINQS.

Abonnementsprijs
f15.—
per Jaar

KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAFI

,,HOLLAN.DIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK: –

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

HÖOFDKANTOOR TE

VLAARDIGEN

21 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

747

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK

De devaluatie van de gulden.

De devaluatie is een ernstige maatregel, die diep ingrijpt

in de structuur van ons land. Wil men er het grootst mo-

gelijke resultaat mede bereiken, dan moet,een stijging van

de prijzen en lonen zoveel mogelijk worden voorkomen.

Met nadruk wordt er op gewezen dat de moeilijkheden,
waarin Nederland verkeert, van fundamentele aard zijn
en dat deze niet alleen dcror devaluatie kunnen worden

overwonnen. Maatregelen gericht op sanering van de pro-

ductie en verdere stimulering van de afzet blijven dan ook

van de grootste betekenis. –

Dr J. L. P. van Essen,
Enige aantekeningen bij de ecaijo-

mische aanbevelin gen van Straatsburg.

De. Regeringen van de vertegenwoordide landen

moeten thans over de uitvoering van de aanbevelingen,

uitgebracht door de Raadgevende Vergadering van . de

Raad van Europa, beslissen; de Raad adviseert alleen.

De resolutie inzake de voorgestelde 6conomische confe-

rentie, die de basis van de reconstructie van Europa moet

leggen, is wel de belangrijkste. In dit verband bepleit

schrijver de wenselijkheid van een Europees verdrag,

dat de grondslagen moet bevatten voor de economische

samenwerking in het kader van de Raad van Europa.

Een dergelijk basisverdrag, zoals ook is gesloten tussen

de leden van de Panamerikanse tjnie, zou de Raad

organisatorisch op een hechter fundament plaatsen en

blijk geven van de wil tot. ,,gezondmaking” van Europa.

lIr
D. J. Hulshoff Pol, De voor het uitheemse bedrijfsleven

pan belang zijnde belastingen in Indonesië.

De in Indonesië van het uitheemse bedrijfsleven geheven

belastingen, welke in dit artikel gedetailleerd worden

bezien; zijn Vrij hoog. Het is waarschijnlijk, dat zij dit

in de toekomst zullen blijven, daar Indonesië gebukt

gaat onder een grote schuldenlast en ernstige begrotings-

tekorten, terwijl het herstel van de oorlogsschade nog

meer uitgaven zal vergen. Men mag echter aannemen,

dat rekening zal worden gehouden met de noodzaak om

buitenlands kapitaal en ondernemersinitiatief aan te

trekken, waardoor de belastingen voor het uitheemse

bedrijfsleven waarschijnlijk niet zo hoog zullen zijn, dat

zij remmend werken.

Dr E. D. de
Meester,
Het twaalfde congres van de internatio-

nale Kamer van Koophandel.

Van de vele rapporten en resoluties, uitgebracht op dit

congres, wordt op enkele onderwerpen, zoals Europese

financiering, Europees herstel, onzichtbare belemmeringen

bij handel en reizen, internationale goederenmarkten,

handelstermen en handelsarbitrage nader ingegaan.

Ten aanzien van de economische positie van West-Europa

werd gewezen op de noodzaak om de physieke contrôles

om te buigen in de richting van financiële en fiscale con-

trôles. Met wijziging van een aantal wisselkoersen, mits

in het bestel van een Vrije markteconomie, zou reeds veel

kunnen worden bereikt ten -aanzien van Itet dllartekort
van deze landen.

SOMMAIRE.

La dévaluation
du
Florin.

La dévaluation du florin peut avoir une irnportace

favorable non seulement pour le déficit de la balance des

paiements mais encore h l’égard du marché du travail futur

aux Pays-Bas. Une grande question est celle qui consiste

â savoir dans quelle mesure les salaires augmenteront â
la suite du relèvement du coût de la vie.

Dr J. L. F.
van Essen,
Quelques notices en marge des recom-

mandations de Strasbourg.

On plaide pour une convention européenne qui doit

comprndre les bases d’une collaboration économique dans

le cadre du Conseil d’Europe. Une telle convention de base

– pareille â celle que les membres de l’Union pan-américaine

ont conclue – offrirait au Conseil de l’Europe une organi-

sation plus solidement établie.

Mr
D. J.
HuishofIFol,
L’importance des impôts en Indonésie
â l’égard des entreprises étrangères.

On prévoit que les impôts en Indonésie resteront assez

élevés pour les entreprises étrangères sans toutefois avoir

pour conséquence de décourager et le placement de

capitaux étrangers’ et l’initiative privée.

Dr E. D. de
Meester,
Le douzième Congrès, de la Chambre
Internationale de Commerce.

L’auteur commente quelques sujets traités dans les

multiples rapports et conclusions établis par le douzième
Congrès de la Chambre Internationale de Commerce.

SUMMARIES.

Devaluation of the guilder.

Apart from the deficit on the balance of payments, the

devaluation of the guilder may be of significanie to future

employment in the Netherlands. The important question

is to what extent wages will go up on account of an in-

crease of the cost of living.

Dr J. L. F. van Esson, Some notes on the economic recom

mendations of Strasbourg.
The writer advocates a European treaty which should

contain the basis for economie co-operation within the

scope of the European Council. Such a basic treaty – as

has also been concluded between the members of the Pan-

American Union – would place the organization of the

Council on a more solid footing.
Dr D. J. ilulsholf Pol,
Effect of taxation in Indonesia on
foreign inclustnal enterprises.

Taxation in Indonesia is expected to remain heavy for

foreign industrial enterprises, although not to such an

extent as to hamper investments of foreign capital and

industrial initiative.

Dr E. D. de
Meester,
The twelfthCongress of the International
Chamber of Commerce.

An examination of some of

the subjects of the many

reports and conclusions submitted at the twelfth Congress

of the International Chamber of Commerce.

r

748


ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 September 1949

1

DE DEVALUATIE VAN DE’ GULDEN.

Een tekort op een betalingsbalans is in wezen een dis-

harmonie tussen productie en invoer enerzijds en consump-

tie en uitvoer anderzijds. Ovpr de meest efficiënte wijze

om een dergelijke disharmonie op te heffen bestaan be
langrijke verschillen in opinie.

In de Verenigde Staten werd reeds vroegtijdig, met

kracht, aangedrongen op devaluatie door die Westeuro-

pese landen die een ernstig dollartekort vertoonden. Men
was veelal de mening toegedaan, dat het dollarprobleem

een afzetiirobleem was; de Europese producten, waren te
duur om op de Amerikaanse markt te concurreren. 1-her-

tegenover stond de mening van een belangrijk deel van de
Wïesleuropese opinie; waaronder het doorgaans wel inge-

lichte blad ,,The Economist”, dat devaluatie op korte

termijn minder opportuun moest worden geacht. Deze

gröep wilde het probleem in veel mindere mate met mone-

taire middelen oplossen en legde in eerste instantie de

nadruk op maatregelen in de reële sfeer, zoals het oprichten

van industrieën, die dollaiidiporten zouden kunen ver-

minderen, vergroting van de productie en verkleining van
de consumptie en invoer.

Deze oplossingen sluiten elkander niet uit. Ongetwijfeld
is opvoering van de productie en het aanpassen van de

productie aan de eisen yan de betalingsbalans, een quaestie
van de hoogste prioriteit. Aan de andere kant heeft
statistisch onderzoek
1)
aannemelijk gemaakt, dat het
niet onmogelijk moet .vorden geacht dat collectieve deva-

luatie ten opzichte van de dollar het dollarprobleem zou
verlichten.

Thans is de teerling geworpen. De devaluatie van het

pond sterling werd Zondag door Minister Cripps bekend

gemaakt. Vele landen volgden en ook Nederland moest
zich hierbij aansluiten en devalueerde met 30,5 pCt. De

bezwaren van de hierdoor duurdere importen worden veelal
minder hoog aangeslagen dan de vermindering van de
concurrentiepositie, indien men niet tot deze maatregel
overgaat.

De devaluatie is een ernstige maatregel, ernstig omdat

zij diep ingrijpt in de structuur van ons gehele land. Alen
dient zich echter te realiseren, da

t, in de zeergrote moeilijk-
heden waarin ons land verkeert, dergelijke maatregelen
niet kunnen uitblijven. Deze moeilijkheden zijn van fun-damentele aard. Daar zij te vaak worden vergeten, wordt

gememoreerd, dat in de oorlog 25 pCt van ons nationale
vermogen werd vernietigd, dat in 1938 10 pCt van ons

nationale inkomen.uit Indonesië afkomstig was, dat 15 pCt
van de zichtbare uitvoer van Nederland voor de oorlog

naar Duitsland ging en tenslotte, misschien wel de meest
belangrijke, da

t in de laatste 10 jaren de Nederlandse be-
volking met 1,1 millioen zielen toenam, wat neerkomt op
een stijging van de consumptie, in prijzen van 1938, met
een half milliard gulden. Rekening houdende ,met dc
pijsstijging komt dit bedrag naar grootte zeker Overeen
met het gehele betalingsbalanstekort in 1948. Dit alles

vormt de wezenlijke achtergrond van onze betalingsbalans-
moeilijkheden.

Wat kan Nederland onder deze omstandigheden van de

devaluatie verwachten? Het t’rekken van parallellen met
1936 dringt zich hier op, -hetgeen echter zeer misleidend
kan zijn. Destijds was een belangrijk gedeelte van de pro-ductieve krachten niet in emplooi, zôdat de physieke mid-
delen voorhanden waren om de verhoogde productie, nood-
zakélijk ter vergroting van de export, te verwezenlijken.
Thans zijn deze beschikbare middelen slechts in zeer be-
perkte rnatè voorradig, zoda

t veel iwaarder het accent zal
moeten liggen op. verlaging van de consumptie,- wil de

totale uitvoér toenemen en op heroriëntering van de expoFt,
wil het dollartekort verminderen. Niet gèpubliceerde
onderzoekingn van het International Monetary Fund

‘)
Zie: ,,Dollarschaarste en prijsaanpassing’, in ,,E.S.B.” van
,-15 October 1947, blz. 816.

wezen uit, dat devaluatie in tijden van,full employment,
veel minder effect sorteert dan in een depressieperiode.

Opdat de Nederlandse export alle mogelijke voordelen
trekke van de devaluatie, is het nodig, dat de doorwer-

king op het gehele Nederlandse prijsniveau van de hogere

importprijzen zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Een zeer

tactisch optreden van de Overheid is hiertoe noodzakelijk.
Nederland is een klein land en heeft een, in verhouding tot
het pationale product grote invor. Hoe groter deze import-

quote, des te sterker zal zich de prijsstijging van import-

goederen doen voelen op het -algemene prijsniveau en op
de prijzen v’an exportproducten: Ingrijpende maatregelen

werden reeds aangekondigd om prijsstijgingen ‘te voor-
komen.

Import quota uitgedrukt in pCt oan het brutonation’ale

product in 1948.

België/ Ver.
Gehele
Lux.
Staten
wereld

Nederland

……….
4,50 4,78
29,10
Engeland

…………
0,82 1,40

15,53
Frankrijk

……….
0,81
2,79 15,78
België/Luxemburg

5,06

-..
30,23
Duitsland

…………
0,27
8,03
6,17
Verenigde Staten

. . . .
0,04

2,90

Verwacht mag worden, dat intensieve onderhandelingen
plaats zullen vinden tussen ondernemers, vakverenigingen
en Overheid, teneinde vast te stellen in welke mate het

geldloon zal reageren op de devaluatie. Met/niet genoeg
nadruk kan er op worden gewezen, dat een matigingvan de
aanpassing vah de lonen in dit verband van de grootste be-
tekenis is. Op theoretische gronden mag men aannemen,

dat een verhoging van alle ïnkomns, welke de stijging van
de kosten van levensonderhoud zou eveiiaren alle even-
tueel gunstige uitwerkingen van de devaluatie zou, ver-
nietigen.

lIet is zeer waarschijnlijk dat-de gunstige invloed van
de devaluatie normaliter veel directer en groter is ten aan-
zien van de werkgelegenheid dan ten aanzien van de be-

talingsbalans. De toenemende concurrentie op de interna-
tionale markten en de verzadiging van de binnenlandse
markt, die zich deden gevoelen, maken het zeer, ivel
mogelijk dat voor de toekomstige werkgelegenheid de
devaluatie van niet te onderschatten betekenis is. Toe-
neming van de werkloosheid in de naaste toekomst was
niet denkbeeldig. –

Wat tenslotte de Benelux betreft, van Belgische zijde
werd reeds lange tijd aangedrongen op een devaluatie van
de gulden. Eén van de grootste moeilijkheden van de
Benelux was immers het tekort in het handelsverkeer tussen
België en Nederland. Nu Nederland de Engelse maatregel
volgde en België minder sterk devalueerde, nl. met

12,34 pCt., zou een vermindering van hët tekort op de
handelsbalans het gevolg kunnen zijn. 1-let is te hopen,dat
dit bijdraagt tot een oplossing van de moeilijkheden van
de Benelux.

De devaluatie van de Indonesische valuta is van vèr-
strekkende betekenis. Het is echter niet opportuun hier
thans nader op in te gaah. –

Dedevaluatie van.Nederland is een feit geworden. Opdat
de invloed op de betalingsbalans zo gunstig mogelijk zij,
moet een stijging van prijzen en lonen zoveel mogelijk wor-
den voorkomen. Indien deze politiek slaagt en er dus
meer goederen voor de export tegen lagere piijzen ter be-
schikking komen, bestaat nog altijd het afzetprobleem,
ook in de harde valutalanden. Maatregelen, gericht op
sanering van de productie en verdere stimulering van de
afzet blijven dan ook van de grootste betekenis. Devaluatie
is geen tovermiddel. ‘.

/

21 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

749

ENIGE AANTEKENINGEN BIJ DE

ECONOMISCHE AANBEVELINGEN

VAN STRAATSBURG.

De Raadgevende Vergadering, U. het niet tot sluiting

van internationale overeenkomsten competente orgaan

van de Raad van Europa, is voorlopig met haar werk

gereed gekomen. Het rapport, dat thans aan het Comité

van Ministers is uitgebracht, houdende aanbevelingen op

politiek, economisch, cultureel en sociaal gebied, bevat de
eerste vruchten van de ongetwijfeld interessante en open-
hartige beraadslaging van de parlementaire afgevaardigden
uit de 12 landen. Enkele opmerkingen mogen reeds nu

worden gewijd aan de belangrijkste aanbevelingen, de
Europese economische samenwerking betreffend

Dat reeds deze eerste zitting heeft geleid tot overeen-
stemming over een programma van actie, als hoedanig

deze aanbevelingen kunnen w’orden beschouwd, is in ieder

geval uit politiek oogpunt verheugend. Het totstandkomen
van een dergelijke communis opinio van verantwoordelijke

politici, zowel uit de regeringspartijen, als van de oppositie,
kaft voor de toekomst van ons continent van grote bete-
kenis worden. Zij zal niet nalaten, verder bij te dragen tot
de Europese politieke wilsvorming. Het door Briand in

1929 gebezigde adagium: eerst politieke overeenstemming,
daarna economische reconstructie, heeft aan werkelijkhnids-
zin en overtuigingskracht ook nu nog niets ingeboet. Van
het ogenblik af, dat de Regeringen zelf besloten tot deze
nieuwe vorm van samenwerking daarmede uiting gevende
aan haar politieke overeenstemming, hadden wij ook geen
ander resultaat van de besprekingen te Straatsburg ver-
wacht. Al leek het-bij wijlen of onder invloed van de oppo-
sitiepartijen (speciaal de Britse) een met bepaalde regerings-
opvattingen niet-overeenstemmende politieke en econo-
mische weg zou worden ingeslagen, bij deze terreinver-kenning is het tenslotte – voorlopig – gebleven. Daaraan
zal niet vreemd zijn geweest zowel het feit, dat het Cömité

van Ministers de teugels in handen heeft, als de in alle
internationale conferenties gebleken neiging van de natio-

nale afgevaardigden om zich tenslotte rekenschap te geven
van het bereikbare en zich te onthouden van het innemen van een standpunt, dat ,,hun” Regering bij het volgen van
de buitenlandse politiek al te ,zeer in moeilijkheden zou
kunnen brengen. Zoals het Statuut van de Raad van
Europa thans luidt – na een jaar is de mogelijkheid van
amendering opengesteld -, berust de beslissing, of en
zo ja, op welke wijze aan de-aanbevelingen van de Raad-
gevende Vergadering uitvoering zal worden gegeven bij
de Regeringen. De juistheid van dit beginsel kan slechts
worden erkend, op grond van de regeringsverantwoorde-
lijkheid voor het buitenlandse beleid. De eventuele ver-
dragen in het Europese kader zullen dan ook, overeen-
komstig de in elk land daarvoor bestadnde grondwettelijke
voorschriften, worden gesloten en bekrachtigd door de
aangewezen gezagsdragers

Uiteenlopende beoordeling. –

De erkenning van dit nuchtere feit zal in het bijzonder
diegenen zwaar vallen, die in de instelling van de Raad van Europa, ondanks de duidelijke hegrenzing van zijn
bevoegdheden in het Statuut van 5 Mei jl., ten onrechte
reeds
het
begin hebben willen zien van de federatieve op-
bouw van Europa. Doch hoe staan zij, die wél van de
aanvang af zich duidelijk bewust zijn geweest van de be-tekenis van de zuiver ‘raadgevende functie van de aange-
wezen parlementariërs van de 12 landen tegenover de
bereikte ,,resultaten”? Het zou ons niet verwonderen, in-
dien ook in deze kringen, naast waardering voor en in-
stemming met de aanbevelingen, een lichtelijk onbehagen,
althans een ongeduldige stemming aanwezig zou zijn,
aangezien het eigenlijke reconstructiewerk immers nog moet
beginnen en ter zake elke aanwijzing ontbreekt van de

– Europese (economische) politiek van de Regeringen zelf.

Men mag echter niet zover gaanen van de aanbevelingen
zeggen, dat ze alleen maar een herhaling van bekende uit-

spraken zijn, of alweer een papieren rapport”, ,zoals
de vele voorafgegane, afkomstig van diverse conferenties
en comité’s van experts. Immers, hoe onvolkomen de

Europese samenwerking op dit moment ook nog moge zijn,
het betreft hier toch in ieder geval een serieus stel aanbe-

velingen, afkomstig vn een bij verdrag ingestelde inter-

nationale Raadgevende Vergadring, vertolkende het

politieke en economische inzicht van de volksvertegenwoor-

digers van de deelnemende Europese landen.
1-let wil ons voorkomen, dat het moeizaam bereikte

compromis tussen Groot-Brittannië en Frankrijk inzake

de instelling van een Raadgevende Vergadering naast het
Comité van Ministers in wezen zô halfslachtig is geweest,

dat een
ander
resultaat dan het thans bereikte vaite-

voren was uitgesloten.
Geen
Europees parlement – tôcli

een
soort
Europees parlement. Doch dit soort Europees

parlement verd dermate gekortwiekt in zijn bewegings-

vrijheid (het miste op zichzelf
handelingsbevoegdheid),

dat het eigenlijk tot een commissie van advies – zij het
van een bijzondere soort – werd gemaakt, ii zoverre
verschillend van vele voorafgegane andere internationale
lichamen van deskundigen, dat, afgezien van de vraag,
of de leden van de Raadgevende Vergadering nu al dan
niet deskundigen zijn, zij in ieder geval parlementariërs zijn.

Derhalve jen gequalificeerde groep vertegenwoordigers,
geen regeringsvertegenwoordigers zijnde, die een inter-
nationaal orgaan vormen. Gees wonder, dat met deze
nieuwe figuur van in feite niet, in wezen wel verantwoor-

delijke vertegenwoord
j
gers – eerst zwaar moe(s)t worden
geëxperimenteerd om althans een begin te maken met de
realisatie van de opzet vin het Statuut voor de Raad van
Europa, een statuut, dat op zichzelf reeds meer organisa-
torisch dan materieel inhoudsrijk kan worden genoemd!
In deze dwangpositie heeft de Assemblée – het dient te worden erkend – met ontplooiing van de grootste energie veel meer gedaan dan ,,make the best of it”. 1-let Comité

van Ministers had overeenkomstig de oorspronkelijke op-
zet het niet nodig geacht ontwerp-overeenkomsten, of zelfs

maar ,,working papers”aan de Raadgevende Vergadering
te doen toekomen. Dat hiertoe de tijd volkomen ontbrak
– zij gaarne toegegeven, doch het Britsch-Franse compromis
sloot een dergelijke handelwijze a priori uit. De Assemblée
is dus toen omgekeerd te werk gegaan, heeft ,,working

papers” voor het Comité van Ministers opgesteld en heeft zelfs een, door de juridische commissie gereedgemaakte,
ontwerp-conventie voor dt rechten van de mens bijge-

voegd, daarmede voortbouwend
01)
hetin U.N.O.-verband

reeds ondernomen werk. Terloops zij opgemerkt, dat ook
in dit geval het Comité van Ministers er beter aan had
gedaan, zijn zienswijze ter zake eerst

te uiten, want hier –

lijkt een geval van dubbel werk en dan nog wel van het
berijden van een (parade-) stokpaardj e bepaaldelijk aan-
wezig. Afgezien van dit zelfstandige optreden van de
Assemblée, overschrijden haar aanbevelingen in het alge-
meen niet het kader van haar raadgevende functie. lIet gemis van richtlijnen van het ministerscomité heeft zij

vooral daar sterk gevoeld, waar het om vraagstukken
van direct practisch belang ging, met name de economische
reconstructie van Europa. Dat hier het politieke compromis.
eerst herzien zal moeten worden, wil men tot doelmatig
werken geraken, is wel zeer duidelijk naar voren gekomen.
Zonder een doelmatige organisatievorm zal van de vovming
van de Europese samenwerking niet veel terecht kunnen komen. Dat niettemin dit begin van Straatsburg hoopvol stemt, is niet in het minst te danken aan het verantwoor-delijkheidsgevoel van de Europese politici en aan de he-
proefde leiding van voorzitter Paul-Henri Spaak.

Naar de verwezenlijking an de aanbeQelingen.

Van de economische resoluties zou men
in het algemeen

750

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 September 1949

kunnen zeggen, dat zij— na de verwerping van de verder-

gaande amendementen – wel kans maken door de Re-

geringen te worden overgenomen. Althans vertolken zij
gedachten, die ook vÔôr Straatsburg in de boezem der

Regeringen reeds een punt van overweging uitmaakten.
Zo ging ook het memorandum-Briand voor een Europese
unie uit van de gedachte van een herverdeling van arbeid

in Europa, teneinde te komen tot grotere efficiency en

krachtsontplooiiug en eveneens van de wenselijkheid, te

geraken tot één Europese markt. De herhaling van deze

slagzinnen, 20 jaren later, in het rapiort van Straatsburg,
zou de verwachting mogen wekken, dat dit streven, gezien

de bereikte politieke overeenstemming, ditmaal meer dan

propagandistisch effect zal hebben. Toch geeft het feit,

dat de Assemblée ten deze voorstelt het houden van con-

ferenties uitsluitend tussen werkgevers, werknemers en,

consumenten, die zich aan dit hogelijk politiek-economi-sche vraagstuk zullen wagen, te denken. 1-lebben de Re-

geringen soms laten doorschemeren, dat_zij hiervoor de

tijd nog niet rijp achten? Hoe denkt men echter, dat zonder

deelneming van de Regeringen dit werk van Europese
integratie een stap nader tot verwezenlijking kan worden

gebracht? Dan is er de resolutie ten aanzien van een systeem

van Europese preferenties, dus het scheppen van een pre-
– ferentiële zône. Hierbij rijst niet alleen de vraag van con-

formatie met het I.T.O.-charter van Havana, doch ook,

of de ervaringen uit de jongste geschiedenis van de (han-
dels)-politiek de Regeringen zich niet nog eens tweemaal

zullen doen bedenken, of deze weg wel moet worden ingesla-

gen. Een systeem van preferenties roept in de regel discrimi-
natie ten opzichte van niet-deelnemende landen in het le-
ven; staat daar voor deze geen compensatie tegenover, dan

is vroeger of later het lot van dit systeem beslist. Een leer-

zaam voorbeeld levert het verzettegen de, door de Confe-
rentie van Stresa (1982) beoogde, voorkeursbehandeling

voor de Oosteuropese agrarische uitvoer. Daarmede

waren tevens de dagen van de Europese studiecommissie
geteld en Briands Europese uniegedachte van de baan.
Hoe verdraagt zich overigens een thans
in te stellen prefe-
rentieel systeem met de voorgenomen heroriëntering,
reconstructie, herverdeling van arbeid, of hoe men het
noemen wil, althans
wijziging
in de productie-, dus ook zeer
in het bijzonder in de handelsverhoudingen? En indien
slechts aaneen overbruggingsperiode is gedacht, zal dan
discriminatie zo gunstig werken op de in een andere reso-lutie beoogde aantrekking va:n buiten-Europees kapitaal?
1-let is mogelijk, dat, als gevolg van de jongste besprekingen

tussen de Amerikaanse, Britse en Canadese Ministers

inzake verzachting van de nordiscriminatie clausule, het
bovenstaande een te sombere uitspraak zal blijken te zijn.
Instemming van het Comité van Ministers met andere reso-
luties lijkt eerder bereikbaar: de voortzetting van de, door

de O.E.E.S. ondernomen arbeid, waarbij behoort de be-
sti.fdering van de hulpbronnen en de ontwikkeling van de
productie en van het ganse daarmede samenhangende
vraagstuk van inter-Europese handel en betalingsverkeer

en van de invoer van buiten-Europese herkomst. Het is

hier, dat de verschillende aanbevelingen sterk verband
met elkaar houden. De resolutie inzake de voorgestelde
economische conferentie,
die de basis van de reconstructie
van Europa zal moeten leggen, achten wij dan ook de aller.

• voornaamste; het overige kan als een – zeer nuttige –
eerste voorbereiding daarvoor worden beschouwd. Het is
deze organisatorische opzet, tot nu toe de zwakke steê

van de gehele Raad van Europa, die allereerst aan de orde
moet komen. Een homogeen gebouw kan niet enkel en alleen met formules worden opgetrokken; wil de bouw

zich geleidelijk kunnen voltrekken, dan is nodig een stevig
fundament, waarop de Europese orde – niet te verwarrn
met ordefiing, die de orde bedreigt – kan worden opge-
trokken. Immers, wat in Straatsburg thans als zogenaamde
eerste stap wordt voorgesteld: de instelling van commissies

en sub-commissies van de Raadgevende Vergadering (of

van de Raad?), zal tot gevolg hebben, dat aan het econo-

mische fundament van Europa weder een ander soort

bouwstenen zal worden toegevoegd dan de reeds gelegde

van Parijse makelij. Tenzij de officiële internationale
bouwmeesters van de betrokken Regeringen het bestek nu direct aangeven, zal de kans op een misbaksel groot

worden. En voor de, aan een meer simplistisch, straklijnig

betonnen bouwwerk, gewende Amerikanen zal van de
onoverzichtelijke revolutiebouw van het Europese huis

ongetwijfeld weinig bekoring uitgaan, hoe vele ,,cosy”-

boekjes – voor conferenties – dit ook zou mogen bevatten.

Een Europees economisch verdrag, vergeleken met de econo-

mische overeenkomst Pan Bogotâ.

In dit verband bepleiten wij de wenselijkheid van een

Europees verdrag, bevattende de grondslagen voor de
economische samenwerking in het kader van de Raad van

Europa: een economisch charter voor Europa, waarop

,geleidelijk een organische bovenbouw kan verrijzen. Geen
verzameling van aanbevelingen, noch een bloemlezing van
beginselen zal dit v’erdrag moeten bevatten oj

n te kunnen werken, doch een ,,outline” van de economische betrèk-

kingen in de vorm van wederzijdse verplichtingen. Mate-
riaal daartoe is overvloedig aanwezig, indien wij slechts

denken. aan de materie van het I.T.O.-charter. Doch hoe
uitvoerig
die
,,grondwet” ook moge zijn, voor een Euro-
pees economisch verdrag is iets anders nodig, ni. eed

samenstel van duidelijke verdragsbepalingen, die voor directe toepassing vatbaâr zijn, dus werkelijke rechten
en verplichtingen inhoudén. –
Een dergelijk basisverdrag, genaamd Economische
overeenkomst, Bogota, 2 Mei 1948
1),
is tussen de leden
van de Panamerikaanse Unie gesloten, tegelijk met het
Charter voor de Organisatie van de Amerikaanse staten

en een Verdrag voor de vreedzame beslechting van ge-
schillen. Kan men het Charter van Bogot vergelijken met

het Statuut van de Raad van Europa, in zoverre, dat het
dealgemene inrichting bevatvan de Organisatie van de

Amerikaanse staten, zo zou de Economische overeenkomst

van Bogot, bevattende de grondslagen van de economi-
sche betrekkingen tussen de Amerikaanse staten, ten voor-
beeld kunnen stïekken aan dé Conferentie, die volgens de aanbevelingen van Straatsburg straks over de voortzetting

en uitbreiding van de Europese economische samenwerking
zal hebben te beslissen. 1-let komt ons voor, dat dit verdrag

veel bevat, wat ook voor de Europese orgnisatie van nut
kan zijn. Zo wijzen wij, in verband met het Europese vraag-
stuk van de aantrekking van buitenlandse investeringen,
op de verdragsbepalingen inzake de waarborgen voor en
de bevordering van dergelijke investeringen (art. 22-27)
2).

De reserves, die vele Zuidamerikaanse landen vooral bij
deze financiële paragraphen hebben gemaakt en die de

draagwijdte dan ook aanmerkelijk beperken, zouden, naar
het voorkomt, in het Europese verdrag gevoegelijk achter-
wege kunnen blijven. Immers, het door vele Zuidamerikaan-
se landen aangevoerde argument, dat de constituties boven
‘het verdrag gaan en het verdrag ,,dus” geen inbreuk op
die constituties mag maken; in het bijzonder ten aanzien

van de rechtspositie van vreemdelingen, met name wat betreft de behandeling van hun aanspraken op schade-
vergoeding bij onteigening, zal in het Europese overleg
wel geen rol spelen, aangezien de Europese constituties ôf
dein het verdragbedoelde rechtszekerheid in het algemeen
xeeds bieden, èf bereid zouden zijn,wettelijke maatregelen
te treffen teneinde de constituties met het verdrag in over-
eenstemming te brengen. Van de bepalingen betreffende de particuliere investeringen frappeert nog die inzake de
toelating en de rechtspositie van vreemde werkkrachten

1)
Publicationof the Department of State, no. 3263, blz. 201 e.v.
) Deze regeling kan vorden beschouwd als een rudiment van een
internationale Code vodt investeringen. Zie: ,,Een Code voor inter-
nationale investeringen” door Dr 1. P. Snoep in ,,E.-S.B.” van
9 Febr. 1949, blz. 112 en de aantekening: ,,Een Code voor buiten-
landse investeringen’S, in ,,E.-S.B.” van 4 Mei 1949, blz. 359.

21 Septefnber 1949

ECÖNOMISCH-SfATISTISCHE BERICHTEN

751
11

in de bedrijven waarin wordt geïnvesteerd. Dan zijn er in

het verdrag van Bogotk scheepvaartclausules, die, voor het

gevJ West-Duitsland in de Raad van Europa wordt opge-
nomen, voor Benelux van belang.zoudert zijn, t.w. de be-

paling van non-discriminatie in het gebruik van de havens

en ten aanzien van het scheepvaartverkeer in het alge-

meen (art. 33-35), op grond waarvan de ,,Seehafenaus-
nahmetarife” kunnen worden bestreden.

Doch ook de hoofdstukken inzake technische, industriële

en economische samenwerking bevatten veel, wat voor

het komende reconstructiewerk van Europa en ter uit-
voering van de aanbevelingen van de Raadgevende Ver-
gadering zeer goed van pas komt. Terecht wordt echter,ter
voorkoming van dubbel werk,door de nieuwe Economische

en sociale raad van. de Organisatie vaii de Amerikaanse

staten nauwe aansluiting gezocht bij andere internationale
instellingen. In het Europese geval denken w’ij aan de

E.C.E. te Genève. 1-Jet gehele verdrag is geïnspireerd door

de geest van ,,good neighborliness” en regelt dus ook de
beslechting van economische geschillen. In dit verband
is typisch voor het karakter van het ,,handvest”, dat er

in het verdraggeen bealing over beëindiging daarvan

voorkomt. Voor de Amerikaanse economische raad is er
op deze basisvan allerlei op te bouwen. Öf daarvoor de
politieke wilsvorming van het Westelijk halfrond wel vol-
doende ver gevorderd is, is een geheel andere quaestie.
Zo is de strijdvraag van regionale preferenties binnen de

Amerikaanse organisatie (art. 31), die in een speciale
conferentie nader zou worden behandeld, voor zover wij weten, nog geheel önopgelost. Nu Straatsburg blijk heeft
gegeven ‘van een groeiend besef van saamhorigheid in het
kader van de Raad van Europa, lijkt in ieder geval voor ons werelddeel een verdrag als dat van Bogotâ zeer ge-
schikt, omdat het met goede wil hier
vèl
effect zal kunnen
sorteren.
Van een basisverdrag als hierboven bedoeld zou o.i. een sti-
mulerende werking uitgaan en het zou ertoe kunnen bijdra-
gen, de Europese economische betrekkingen te coördineren
en te richten naar grotere eenheid volgens beginselen van
de grootst mogelijke vrijheid en van non-discriminatie.
Het zou ook in de Verenigde Staten van Amerika worden

verstaan als een belangrijke bijdrage en als een doelbewust
streven in die richting. Immers, zal het dan bij
die
gelegen-

heid de natuurlijkste zaak van Europa zijn, zich de be-
slissende vraag te stellen: verder worstelen met de soms

tot het uiterste gecontroleerde economie, in de verschil-
lende landen, ôf offers brengen in het belang van het
herstel van grotere economische vrijheid in Europa?
1-let antwoord zal de moeilijkste zaak van de wereld zijn;
slechts Amerika kan ons daarbij helpen door een wijziging

in
zijn
handelspolitiek als gevolg van de jongste bespre-

kingen te Washington. .

– ‘s-Gravenhage.

Dr Y. L. F. VAN ESSEN.

DE VOOR HET UITHEEMSE BEDRIJFSLEVEN

VAN BELANG ZIJNDE BEIASTINGEN

IN INDONESIË.

In verband met de omstandigheid, dat de belastingen
in Indonesië tamelijk 1100g zijn en dat in vele kringen
hier te lande bezorgdheid bestaat over de fiscale moeilijk-

heden, waarmede het bedrijfsleven ginds •te worstelen heeft, wordt hier een kort algemeen overzicht gegeven van hetstelsel der belastingen dat daar te lande bestaat.
Uit liët overzicht zal blijken, dat de fiscale heffingen

inderdaad nogal hobg zijn,maar dat de Overheid in het
belang van het bedrijfsleven en de inwonenden tot een
niet onbetekenende verlaging is overgegaan.
Het belastingstelsel in Indonesië, kwam, vooral wat
het uitheemse bedrijfsleven betreft, vöôr de oorlog in
zijn algemene opzet sterk overeen met het Nederlandse

belastingstelsel, al waren er natuurlijk verschillen. Zo

bestond daar te lande geen dividend- en tantièmebelasting,
doch wel een ‘vennootschapsbelasting, welke ook van de
niet uitgekeerde winst wordt geheven. In de oorlog zijn
de beide belastingstelsels nog meer uiteengegaan, maar

daarna kwamen zij toch weer dichter bij elkander.

De oergangsbelasting (inkomstenblasting).

De bezetting van Indonesië door Japan en de om-

standigheid, dat de regeringszetel naar Australië werd

overgeplaatst, deed de behoefte ontstaan aan een een-
voudiger soort inkomstenbelasting, waarbij de meer in-
gewikkelde voorschriften buiten toepassing konden blij-
ven. In verband hiermede kwam. voor Indië met ingang

van 1 Januari 1945 de oorlogsbelasting 1944 tot stand’,
een jaar later overgangsbelasting genoemd, waarin ver-

schillende meer gecompliceerde en niet van dadelijk belang

zijnde voorschriften ,werden weggelaten. Deze regeling

zal waarschijnlijk met ingang van 1 Januari 1950 weer
door een gewone inkomstenbèlasting worden vervangen.
De overgangsbelasting . verving de oude inkomsten-

belasting inclusief de daarop gelegde opcenten. Deze op-centen bedroegen vôÔr 1940 75 pCt, in 1940 125 pCt, in
1941 125 pCt voor inkomens lager dan f 1.500 ‘s jaars,
150 pCt voor inkomens van f 1.500 tot f 4.800 en 175 pCt
voor inkomens van f 4.800 en meer; terwijl in begin 1942
de opcenten in een nieuw tarief werden ingesmolten. De
heffing der overgangsbelasting is vrij zwaar, getuige het
feit, dat er vôÔr 1949 van een inkomen van f 12.000 ‘sjaars
een belasting werd geheven van f 2.620 voor gehuwden
en f3.062 voor ongehuwden en van f25.000 resp. f7.280 en
f 8.482. Van 1 Januari 1949 af is zij voor een inkomen van
f 12.000 verlaagd tot f 2.214 en f 2.656 en voor een in-
komen van f 25.000 tot f 6.012 en f 7.574. Deze verlagingen
komen dus voor genoemde inkomens op x’esp. 15 pCt en 10 pCt, hetgeen niet onbelangrijk mag worden ge-
noemd. Ook in de hogere regionen is verlaging duidelijk
merkbaar. Zo was de belasting bij een ruimer inkomen
van f 80.000 â f 90.000 resp. f41.680 en f43.152 voor ge-

huwden en ongehuwden en verder oplopend tot f 83.180
en f 84.652 bij een zuiver inkonlen van f 130.000 en hoger,
terwijl thans over f 81.000 en hoger resp. f 39.488 en
f 42.690 wordt geheven. Ondanks vorenomschreven verlagingen is de belasting nog vrij hoog, want zij komt voor inkomens van f 12.000
en f 25.000 ‘s jaars neer op resp. ongeveer 20 pCt en 25 â 30 pGt en deze inkomens zijn in het tegenwoordige Indo-
nesië met zijn sterke inflatie geenszins hoog te noemen.

Een gewoon ambtenaar verdient er met zijn toelagen vrij
spoedig f 12.000 ‘s jaars.
Indien en voor zolang een persoon niet binnen Indo-
nesië woont, werd tot 1 Januari 1949 alleen belast het
inkomen uit binnen het belastinggebied gelegen onroe-

rende goederen of daarop gevestigde rechten, daarbinnen uitgeoefend beroep of bedrijf dan wel rechten op bezoldi-
ging verlofbezoldiging, wachtgeld, pensioen, enz., ten
laste van de openbare geldmiddelen van Indonesië. Tot
deze openbare geldmiddelen behoren ook die van de
autonome gebiedsdelen en subsidies ten behoeve van
leerkrachten bij het bijzonder onderwijs. Echter is sinds
1 Januari 1949′ hierin een zodanige verandering gekomen,
dat bedoeld voorschrift alleen geldt voor niet in Indonesië
en evenmin in Nederland wonende personen, dus uit-
sluitend voor hen, die elders verblijf houden, bijv. in
Zwitserland of België. In Nederland wonende personen,
die vorenbedoelde inkomsten uit Indonesië trekken,
worden volgens de Nederlandse belastingen belast. Vol-
ledigheidshalve zij hierbij vermeld, dat de wettelijke maat-
regel, waarbij deze verandering wordt goedgekeurd,
nog in het Staatsblad moet verschijnen, doch in afwachting
hiervan wordt de nieuwe regeling in de practijk reeds
doorgevoerd. –
Uit practische overwegingen kan aan werkgevers, die

rj

752

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

21 Septenber 1949

in totaal meer dan 11.000 ‘s maands aan lonen, salarissen,

pensioenen, premiën, verlofsalarissen, wachtgelden, onder-

standen, alsmede provisiën uitbetalen of verschuldigd zijn,

de verplichting worden opgelegd tot inhouding van de
belasting over deze bedragen en overstorting van het

bedrag in ‘s Lands Kas. Op onderstanden en pensioenen,

welke particuliere werkgevers uitkeren aan personen,

die buiten Indonesië v,’onen, moet echter geen overgangs-

belasting worden ingehouden. Wonen dergelijke personen

in Nederland, dan moet van de onderstanden en pen-

sioenen Nederlandse loonbelasting worden verantwoord.
Ook wordt ingehouden de overgangsbelasting, verschul-

digd door hen, die bezoldiging, verlofbezoldiging, wacht-

geld, onderstand .of pensioen genieten tén laste, van de

Openbare geldmiddelen van Indonesië.

De overgangsbelasting wordt, ,indien zij is berekend
naar een zuiver inkomen van f 1.200 of meer, verrekend

niet de over dat inkomen of bestanddelen daarvan ge-

heven loonbelasting. Evenwel blijft de heffing der be-
lasting dan wel teruggav7 van het eventueel meerdere

der loonbelasting achterwege, indien de overgangsbelas-
ting niet meer dan 10 pCt verschilt van de geheven loon-
belasting. –

Dubbele belasting ten aanzien van andere delen van liet
Koninkrijk wordt voorkomen door de bepaling, dat de

belasting wordt verminderd met de in Nederland, Suri-

name of Curaçao verschuldigde belasting, indien deze
aldaar volgens het -Indonesische tarief werd geheven..

Doch ook ten aanzien van vreemde landen zijn maat-
regelen getroffen ter voorkoming van – dubbele belasting.
Indien nl. een binnen – Indonesië wonend persoon onder-
worpen is aan een belasting van een vrëemd land wegens

een aldaar gelegen onroerend goed, een gevestigd recht,
een hypothecaire vordering, een beroep of bedrijf, een

ambt bezoldigd door een buitenslands openbaar lichaam of een periodieke uitkering (verlofbezoldiging, pensioen
enz.) ten laste van een zodanig lichaam, wordt zijn in-

komstenbelasting verminderd met het bedrag, dat hij
volgens het Indonesich tarief over zijn buitenlandse
inkomsten zou moeten betalen. Dit werd tot 1949 alleen

toegestaan op voorwaarde van reciprociteit. Sindsdien

is deze vooi’waardè echter komen te vervallen.
Aangezien na de oorlog de overgangsbelasting

langer
in werking moest blijven dan aanvankelijk werd voorzien,

werden er geleidelijk verschillende bepalingen in opge-nomen, die in de oorspronkelijke eenvoudige opzet niet
pasten. Zo werd, ter voorkoming ‘van dubbele belasting,
in 1948 een regeling opgenômen houdende vrijstelling

van belastingen op inkomsten en

winsten, genoten door

niet binnen Indonesië woonachtige personen uit het inter-
nationale seheepvaai’L- en luchtvaartbedrijf, echter op

voorwaarde van wederkerigheid: Verder een bepaling tot compensatie van verliezen, die bij de vaststelling van liet
zuiver inkomen in twee voorafgaande jaren zijn geleden.

De loonbelasting.

Evenals in Nederland wordt in Indonesië een belasting
geheven over het loon, verdiend door in particuliere of

openbare dienst werkzame personen. De Nederlandse
loonbelasting draagt echter een veel objectiever karakter
dan de Indonesische, welke geen rekening houdt met
persoonlijke omstandigheden. Laatstgenoemde bedroeg
vôdr de oorlog 4 pCt van het loon, doch indien dat per
week f 2,50 of minder bedroeg, was geen belasting ver-
schuldigd. Dit tarief iierd na de oorlog aldus gewijzigd,

dat een oplopend heffingspercentage gold, beginnende met
5 pCt van een loon van minder dan f 3.600 ‘s jaars, 10 pCt
hij een inkomen van f 3.600 tot f 8.000 en 15 pCt van
1 8.000 en meer. Van 1 Januari 1949 af is het maximum
van 1 3.600 ‘s jaars, w’aarover 5 pCt werd geheven, ver-
hoogd tot f4.800 en de schaal van f 3.600 tot 1,8.000,
waarover 10 pCt werd geheven tot f 4.800—f 12.000,
zodat in feite de belasting werd verlaagd. Deze verlaging

is ingevoerd in verband met de verlaging van de inkom-

stenbelasting en betekent een verbetering voor de lagere

en middensoort inkomens.

Indien tantïèmes, gratificaties of andere beloningen

worden gegeyen, welke in de regel slechts eenmaal of
tweemaal ‘s jaars worden toegékend, wordt 15 pCt ge-

lieven, voor zover daarvan geen overgangsbelasting wordt

geheven, doch een sterk progressief tarief (18 pCt bij

tantième enz. tot f 1.500, oplopend tot 51 pCt indien

deze f 80.500 h f 87.000 zijn en 62 pCt indien zij f130.000

en hoger zijn), wanneer de werknemer ten dage van de.

vaststelling van liet bedrag niet meer binnen Indonesië

woont dan wel is overleden. Ook dit tarief is voor de

lagere en midden-uitkeringen verlaagd, nl. tot 7 pCt

voor tantièmes enz. tot 11.500 oplopende, tot 50 pCt

over f 81.000, vermeerderd met 75 pCt van het bedrag,

waarmede de uitkering 1 81.000 te boven gaat.

De oennootschapsbelasting.

Evenals voor de oorlog wordt de vennootschtpshelas-

ting geheven van de winst van in Indonesië gevestigde
naamloze vennootschappen, commanditaire vennoot-

schappen op aandelen, andere vennootschappen, coöpera-
tieve verenigingen, onderlinge verzekeringmaatsehappijen

en andere verenigingen. Ook is zij van toepassing op daar

gevestigde verenigingen, waarbij het kapitaal niet in

aandelen is verdeeld en stichtingen, die niet uitsluitend

in het algemeen belang werken. Daarnaast worden ook

belast winsten van in liet buitenland gevestigde lichamen,

voor zover daartoe behorende bedrijven in Indonesië
worden uitgeoefend of onroerende zaken aldaar gelegen
zijn, daii wel buiten liet bedrijf gebezigde schuldvorderin-

gen, die hypothecair verzekerd zijn. De vënnootschaps-belasting bedraagt 10 pCt van de winst, terwijl sinds de
laatste jaren voor de oorlog 300 pCt daarop wordt ge-
lieven, zodat de belasting in totaal feitelijk 40 pCt be-
draagt. Wanneer over een jaar een verlies ‘wordt be-

cijferd, komt dit in mindering van de winst over de vol-
gende twee jaren. Aangetekend zij hierbij, dat de Neder-

landse belasting practisch niet hoger is.
Vorenbedoeld heffingspercentage is overigens onge-

twijfeld hoog en het is daarom maar goed, dat er na de
oorlog enkele maatregelen zijn genomen om uit anderen
hoofde de druk van de belasting te verzachten. Zo ivas

vroeger voorgeschréven, dat, indien bepaalde bedrijven
definitief w’orden geliquideerd, of, al dan niet na liqui-

datie, worden opgenomen in andere bedi’ijven, de waai’de-
Vermeerdering van de overgaande vermogensbestand
delen als winst worden beschouwd en onder de belasting
Vallen. In 1946 is bepaald, dat, indien gehele bedrijven of een of meer bedrijven van een maatschappij dan w’el
zelfstandige bedrijfsonderdelen worden samengevoegd met

andere bedrijven, al dan niet na liquidatie van het vroegere
bedrijf, geen vennootschapsbelasting zal worden geheven,
indien de overdracht vôor ten minste negen tiende ge-
schiedt tegen toekenning va’n aandelen of overneming
of kwijtschelding vn schulden. Ook is bepaald, d’at in
deze gevallen het (overigens minder belangrijke) zegel-
recht niet zal worden geheven. Een en ander is bepaald,
teneinde fusies en reorganisaties, welke in het belang
yan de tegenwoordige rehabilitatie meermalen nodig zijn,
te vçrgemakke1ijken.

Een andere bepaling van verre strekking is in 1948
genomen met terugwerkende kracht tot en met het jaar
waarin de bezetting van Indonesië door Japan heeft plaats-
gevonden. FIet gat hier om de afschrijvingen, welké
voor de vennootschapsbelasting aanvankelijk alleen wer-
den toegestaan. wegens vermindering van de gebruiks-
waarde der activa; thans is afschrijving toegelaten tot
het bedrag, dat de betrokken onderneming volgens haar
boekhouding zelf wil afschrijven, tenzij de gebruiks-
waarde van de betrokken zaak niet aan vermindering
onderhevigis en overigens in totaal tot geen hoget’ bedrag

21 September 1949

ECONOMISCH-‘STATISTISCHE BÉRICHTEN

753

dan de oorspronkelijke aanschaffingskosten (zgn. histo-
rische kostprijs). Op deze wijze vormt de belasting gen

beletsel meer om de dikwijls grote rehabilitatiekosten zo

snel mogelijk af te schrijven, hetgeen voor de financiële
gezondmaking van het bedrijf wel nodig is.

Ter voorkoming van dubbele belasting zijn verschil-

lende voorschriften ‘opgenomen. In de eerste plaats is
bepaald, dat van belasting is vrijgesteld de winst van

n4et in Indonesië gevestigde lichamen, verkregen met het

vervoer door schepen onder vreemde vlag van personen

en goedei’en tussen binnen en niet binnen Indonesië ge-
legen havens. Een overeenkomstige regeling geldt voor
het vei’voer door de’ lucht. Verder is voorgeschreven,
dat, indien een in Indonesië gevestigd lichaam winst
behaalt uit daarbuiten uitgeoefende bedrijven of met

aldaar gelegen onroerende goederen daarover geen ven-

nootschapsbelasting is verschuldigd. Evenmin wordt deze
bëlasting geheven van de opbrengst van’ zgn. deelne-

mingen.

De ve.”rnogensbelasting

De reeds voor de oorlog bestahnde’verrnogensbelasting

wordt ook thans nog gelieven van inwonenden, enkele
groepen uitwonenden, o.a. eigenaren van in Indië gelegen
onroerende zaken,’ crediteuren van hypothecaire vorde-
ringen, zij die niet-tijdelijk door gemachtigden of vertegen-
woordigers een bedrijf of beroeji in Indonesië uitoefenen

en verder vennootschappen, maatschappijen, rederijen
en kongsies, indien belastingplichtige vennoten of leden
daarvan onbekend zijn, dan wel ten aanzien van de deel-

gerechtigdheid onzekerheid bestaat.
D belasting wordt niet geheven van een zuiver ver-
mogen van minder dan f 25.000. Bedraagt het zuiver vermogen f 25.000 tot f 120.000, dan is verschuldigd

1 2,50 over elke som van f1.000 hoven f 24.000. Is het
f 120.000 of meer, dan is verschuldigd 1 2 van elke som
van f 1.000. Op deze belasting werden tot en met 1940 25 opcenten geheven en daarna 50 opcenten.
Dubbele belasting wordt ten aanzien van andere delen
van het Koninkrijk in deze zin ‘voorkomen, dat, indien
een belastingplichtige tevens in Nederland, Suriname of
Curaçao aan een vermogensbelasting is onderworpen,
zijn belasting wordt verminderd met die, welke in be-
doelde landen over het gedeelte van het vermogen, dat
aldaar belastbaar is, zou moeten worden betaald volgens
het in Indonesië geldende tarief. Een overeenkomstig
stelsel wordt toegepast ten aanzien van
0
‘ het vermogen

van de’ in Indonesië wonende belastingplichtige, dat in
een vreemd land belastbaar is.

De oorlogs insibelasting.

Deze belasting werd in 1939 ingesteld teneinde een deel
van de gemaakte oorlogswinst aan de Overheid te doen
toekomen. Op deze belasting werden 80 opcenten ge-
heven.
In 1948 werd bepaald, dat de oorlogswinstbelastng
mét ingang van 1946 kwam te vervallen.

De Qerponding.

Dit is een belasting op onroerend goed, d.w.z. de grond

met inbegrip van wat daarop is gebouwd en geplant of
op andere wijze daarmede is verbonden en wel het on-
-roerend goed, waarvan volgens algemene verordeningen
bewijzen van eigendom of van een ander zakelijk recht
zijn opgemaakt dan wel wordt bezeten, krachtens een
titel, ontleend aan de beschikkingen van het Britse Gou-
‘vernement gedurende het tijdvak van 18 September 1811

tot 19 Augustus 1816. Aangezien de inheemse bevolking
op haar eigen grond het erfelijk individueel of comniunaal
bezitsrecht heeft, ,valt zij er geheel buiten; het is een be-
lasting die op de uitheemse personen en lichamen rust,
hijv. op erfpachters.van cultuurgronden en bezitters van

particuliere landerijen.

Zij wordt geheven over de zgn. verpondingswaarde,

welke voor gebouwen met hn aanhorigheden het tien-
voudige van de jaarlijkse huurwaarde of gebruikswaarde

bedraagt en voor andere goederen een andere waarde,

bijv. voo’r producerende gronden, die in erfpacht zijn uit-

gegeven, minstens 114 per ha en met inachtneming hier-
van zevenmaal de belastbare jaarlijkse opbrengst. Voor

niet producerende woeste gronded (bijv. erfpachtsgronden
die niet bebouwd zijn) op Java en Madoera f 7 per ha en

in de Buitengewesten f 1,40 per ha.

De belasting bedraagt in het algemeen 0,75 pCt van
de verpondingswaarde.

Het oQerschrijoingsrecht.

Deze belasting wordt geheven van alle overeenkomsten

to’t overdracht van in Indonesië gelegen of gevestigde
onroerende zaken, waaronder in hoofdzaak worden ver-

staan onroerende goederen en zakelijke rechten (uitge-
0
zonderd grondrente en hypotheek) ten aanzien waarvan
de levering of overdracht geschiedt door liet opmaken

van een officiële akte. Overdracht van Inlandse bezits-

rechten op grond is hier dus niet onder begrepen, doch die
van aan Westerlingen toekomende eigendomsrechten en
andere zakelijke rechten valt er wel onder. Ook vallen
er onder akten van teboekstelling en van overdracht van

schepen.
Onder overeenkomsten tot overdracht van onroerende
zaken worden ook verstaan onteigening in liet algémeen
belang, toewijzing bij executie, inbreng in maat- of ven-
nootschappen en in vernigingen, scheidingen en vestiging,
wijziging en afstand van zakelijke rechten als voren-
omschreven. /
li
e
t overschrijvingsrecht bedraagt 5 pCt van de koop-
prijs, de verkoopwaarde, de schadeloosstelling enz., al
naar gelang xan de aard van de betrokken handeling.
1-let wordt verlaagd tot 2- pCt, wanneer inbreng in maat-
schappijen of verenigingen, w’aarvan het kapitaal geheel

of ten dele in aandelen is verdeeld, als storting op zodanige
aandelen plaats heeft.

Het zegelrecht.

liet zegelrecht wordt in verschillende ‘gevallen op schrif-
telijke bescheiden gelieven en is nogal uiteenlopend, doch
drukt niet zwaar, op liet bedrijfsleven. Er- is bijv. een
vast zegelrecht van f 1,50 van ondertekende stukken,
opgemaakttot bewijs van handelingen, feiten en toe-
standen. Verder is er o.a. een zegelrecht van besluiten,

houdende bewilliging op de akten van oprichting van
vennootschappen ten bedrage va6 1 2,50 voor elke f 100
van liet gestort kapitaal en 1 0,25 voor elke f 100 -van liet
overige bedrag van liet kapitaal. De zegelveror’dening ivei’d in Augustus 1945 tijdelijk
buiten werking gesteld; zij is in Juli 1947, voo!’ zover
hetieft liet zgn. kapitaalszegel, weer ingevoerd en op
1 Juli 1948 weer geheel van kracht geworden, niet macht-
neming van enkele wijzigingen:

De in- en uit poer,’echten.

:’

De invoerrechten zijn na de oorlog in principe weinig

gewijzigd 1-let stelsel is in algemene trekken aldus: ruwe
grondstoffeiv zijn vrijgesteld; productiemiddelen, half-
fabrikatene.d. 6 pCt van de waarde; gewone verbruiks-
goederen 12 pCt van de vaarde en luxeverbruiksgoederen
20 pCt van de waarde: Op deze rechten worden in liet
algemeen 50 opcenten geheven; een uitzondering bestaat
o.a. voor het bier, waarop 80 opcenten worden geheven.
In verband met de verbintenissen, aangegaan_ hij dè
Tarielconventie te Genève is een aantal van deze rechten
verlaagd. Verder is de regeling getroffen, dat tot 1 Januari

1
1
950 met terugwerkende kracht tot 1 September 1945
op een aantal voor de wederopbouw van belang zijnde
kapitaalgoeden ondei’ de naam . van reconstructie-

r

754

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 September 1949

subsidie” een terugbetaling zal plaatsvinden ,van 50 pCt
op de invoerrechten mci. opcenten.

Voor de oorlog waren de uitvoerrechten jaren lang

volgens de Tariefwet en Tariefordonnantie beperkt in
aantal en niet hoog. Vlak voor de oorlog kwamen er

rechten bij, o.a. een a1gemeei uitvoerrecht onder de naam

van defensie-uitvoerrecht van 3 pCt, waardoor de totale

heffingen op alle producten in het algemeen niet hoger
waren dan 8 pCt. Na de oorlog werd tijdelijk een overgangs-

uitvoerrecht geheven, dat als algemeen recht 20 pCt

bedroeg, doch voor een aantal producten veel lager was,
en 3 pCt voor tal van bevolkingsproducten. Sinds 1 Fe-

bruari 1949 is een algemeen tarief ingesteld, dat ten

hoogste 8 pCt is en waardoor de rechten meestal niet
hoger zijn dan dit percentage. Hiermede is men dus in

het algemeen teruggekeerd tot het peil van uitvoerrechten
van vÔÔr de oorlog. -,

De belastingheffing der deelstaten.

De situatie is nu aldijs, dat tal van belastingen, die
tevoren door het Land werden geheven, thans ‘door de

deelstaten worden opgelegd. Zo heft Oost-Indonesië

de overgangsbelasting, de personele belasting en de ver-
ponding; uitgezonderd zijn alleen de vennootschaps-

belasting, het zegelrecht en de in- en uitvoerrechtén

en accijnzen, welke alle voor de Federatie (tot dusver

het Land) zijn voorbehouden. 1-letzeifde geldt voor Su-
matra’s Oostkust, Pasoendan en (gedeeltelijk) West-

Borneo.

Conclusie.

Als slotsom kan men vaststellen, dat de in Indonesië

geheven belastingen voor het uitheemse bedrijfsleven

vrij hoog zijn, al heeft de Overheid de laatste tijd reeds
maatregelen genomen tot een verlaging van enkele be-

lastingen. Intussen zal men moeten aannemen, dat deze

belastingen in de toekomst nogal hoog zullen blijven,

aangezien Indonesië gebukt gaat onder een grote schulden-
last, ernstige begrotingstekorten en het herstel van de

oorlogsschade nog veel uitgaven zal vergen. Daartegen-

over mag men echter wel aannemen, dat de onmisbaarheid
van buitenlands kapitaal en ook van buitenlandse onder-
nemers’geest in fiscaal opzicht zodanig zal zijn, dat de belastingen weliswaar hoog zullen zijn, doch toch niet
zo hoog, dat zij reshmend zullen werken.
‘s-Gravenhage.

Mr D. J. HULSHOFF POL.

HET TWAALFDE CONGRES VAN

DE INTER-

NATIONALE KAMER VAN KOOPHANDEL

Midden Juni vond in Quebec het XIÎe Congres van de

Internationale Kamer van Koophandel plaats onder het
motto: ,,Towards a Freer World Economy, for the Benefit
of the Consumer”.

Zeven 6n twintig landen, waaronder Duitsland, en vijf

en twintig internationale organisaties waren op het Congres vertegenwoordigd. De stof waarmede men zich heeft bezig-
gehouden was uitgebreid, doch zeer goed voorbereid.
Daarom was er van spraakverwarring, zoris men zo dik-
wijls op internationale congressen aantreft, geen sprake.
Het is uiteraard niet mogelijk hier alle resoluties uitvoe-
rig te bespreken
1).
Voor enkele moge echter een uitzon-
dering worden gemaakt.

Code of fair treatment for international inQestments.

• In het middelpunt van de belangstelling stond de Inter-

‘)
Voor verdere gegevens zie men het Augustus-nummer van
het tijdschrift van de Internationale Kamer van Koophandel
,,World Trade” (L’Economie Internationale); het verslag over
de gang van zaken in de Internationale Kamer van Koophandel
over het le en 2e kwartaal 1949, en voorts de hij de Nederlandse
Organisatie van de Internationale Kamer van Koophandel, Tour-
nooiveld 2, te Den Haag, verkrijgbare brochures en rapporten

nationale Code voor een behoorlijke Behandeling van

Buitenlandse Investeringen. Aangezien reeds eerder over
dit onderwerp ook in dit blad is geschreven
2),
willen wij
hier niet nader ôp dit onderwerp ingaan.

Slechts moge er op worden gewezen, dat men de code niet
anders dient te zien dan als een waarschuwing; een ernstige

waarschuwing aan de Regeringen, dat, indien bepaalde

voorwaarden niet worden vervuld, de landen die verlangend
naar vreemd kapitaal uitzien, niet dé ijdele hoop moeten

koesteren, dat hun wens zal worden vervuld. Gèen regering
die de noodzakelijkheid van het aantrekken
van
buiten-
lands particulier kapitaal inziet, kan zich echter, naar onze

mening, verantwoord gevoelen, wanneer zij de gegeven

waarschuwing niet ernstig ter harte neemt.

Europese financiering, Europees herstel en Duitslands po-

sitie in de internationale handel.

Een ander zeer belangrijk punt, waarop de aandacht

van het Congres zich concentreerde, betrof de economische
toestand van West-Europa, waarover drie resoluties

werden aangenomen, die nauw met elkaar verband houden
en samengevoegd op het volgende neerkomen.

De economische toestand is thans, in 1949, zodanig,
dat zij grote beloften inhoudt voor het geval de kan’sen,

die nu mede dank zij de Marshall-hulp gunstig zijn, moedig

worden aangegrepen. Dit betekent vôér alles, dat de staats-
financiën moeten worden’ gesaneerd, waarbij vermindering

van staatsuitgaven moet samengaan met belastingver-

laging ten behoeve van het sparen; dat de economische

en financiële politiek der ,,physieke contrôles” moet wor-
den omgebogen in de richting van financiële en fiscale
contrôles, waarbij meer betekenis dan op het ogénblik

veelal het geval is, moet worden gehecht aan rentepolitiek

en credietcontrôle en dat alles moet worden gedaan om
het dollartekort te vermindren.

Met betrekking tot de vermindering van dit tekort kan
dan reeds veel bereikt worden door de wijziging van een

aantal wisselkoersen; wil zulks echter een blijvende uit-
werking hebben, dan moet de vrije markt-economie

worden hersteld, daar alleen deze in staat is een goed even-

wicht tussen kosten en prijzen tot stand te brengen. Een
eerste vereiste voor het overwinnen van het dollartekort
is echter, dat een land, dat daarmede te worstelen heeft,
niet meer uitgeeft (voor consumptie en investeringen ge-

zamenlijk) dan het zelf voortbrengt. Opvoering van de

opbrengst uit industrie, landbouw en handel is derhalve
van groot belang. Voor sommige landen moet in liet
bijzonder ook aan buitenlandse handel (inclusief transito-

en driehoekshandel) worden gedacht als middel om dollars
te verdienen, waarbij het van belang kan zijn, dat impor-
terej:ide landen iets aan hun invoerrechten doen.

• Het grijpen van de kansen, waarover wij hierboven
spraken, betekent verder, volgens de Internationale Kamer
van Koophandel, dat overzeese gebieden met natuurlijke
hulpbronnen tot ontwikkeling moeten worden gebracht;
dat men ertegen moet waken, dat in de handelspolitiek
toegepaste maatregelen, die voor een overgangspolitiëk
te billijken waren, uitgroeien tot een blijvende politiek;
dat de oplossing van het dollarvraagstuk niet wordt ge-zocht in een verdere beperking van de dollaraankopen,
doch in een opvoeren van de uitvoer naar dollarlanden
(expansie van de handel en geen restrictie); dat een be-
hoorlijke behandeling van buitenlands kapitaal wordt verzekerd; dat eventueel met behulp van dë O.E.E.C.
een actie wordt ondernomen om de intereuropese handel op korte termijn te bevrijden van quantitatieve beperkin-
gen, discriminatie en deviezenrestricties en dat in de
handelspolitiek geen onderscheid me’er worde gemaakt
tussen ,,essentials” en ,,non-essentials”.

‘)
Zie:
,,Ecn code voor internationale investeringen” door Dr 1.
P. Snoep in ,,E.-S.B.” van 9 Februari 1949, blz. 112, en de tan-
tekening ,,Een code voor buitenlandse investeringen” in ,,E.-S.B.” van .4 Mei 1949, blz. 359.

21 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

755

Voorts moet de allergrootste ernst worden gemaakt met de economische unificatie -van Europa, hetgeen beter-kan

geschieden onder een betrekkelijk vrije economie dan
onder een, stelsel van ,,planning”.

Duitsland worde op de juiste wijze in die Europese

economische samenwerking ingeschakeld. Het is, zegt de

Kamer, zowel van belang, dat Duitsland intensief handel
drijft met Oost-Europa als met West-Europa. Op handels-
terrein moet men de Duitsers als partners erkennen, opdat zij weer hun eigen verantwoordelijkheid gaan dragen. Om

er de nadruk op te leggen, dat de handelsverhouding tot
Duitsland een zekere stabiliteit moet gaan vertonen, bepleit
de Kamer het door Duitsland afsluiten van-langlopende

handeisverdragen met minder gedetailleerde goederen-

lijsten. Duitsland zal evenals de andere Europese landen
“slechts kunnen hopen binnen een economische unie, die

allengs zal leiden ,tot een Europese markt, een normaal
handelsniveau te ‘bereiken. –

Dat van een dergelijke toestand nog allerminst sprake
is en dat Duitsland op het ogenblik eigenlijk een ,,Fremd
Körper” in Europa is, vindt tenslotte erkenning in het

pleidooi van de Kamer om de ,,dollarclausule” af te schaf-
fen en een bevredigender betalingsmethode voor Duits-
lands inter-Europese handel ervoor in de plaats te stellen,
opdat een groter mate van multilateralisme en minder
starheid worde bereikt.

Het is naar onze mening een belangrijk feit, dat het
internationale bedrijfsleven unaniem heeft erkend en dui-
delijk heeft uitgesproken, dat de dollarclausule in de handel

met Duitsland moet worden losgelaten; deze erkenning
is zeker niet in de laatste pjaatsite danken aan de voor-
treffelijke arbeid die door de Nederlandse rapporteur over
het vraagstuk van de Duitse handel, Ir L. F. Otto, is ver-
richt
3
). –

Enkele min of meer op zichzelf staande punten uit de
drie bedoelde resoluties ‘zijn er nog, die hier dienen te
worden vermeld. Wij noemen: –

de Regeringen dienen de onafhankelijkheid der centrale
banken zeker te stellen. Dit behoeft niet te betekenen,

dat nationalisering van deze banken ongedaan moet
worden gemaakt, maar wel, dat de directies een onaf-
hankelijke positie dienen te verkrijgen in de geest waarin
ook de rechterlijke macht deze heeft;

‘op korte termijn dient een grondig onderzoek te worden
ingesteld naar het vraagstuk van de goudswaarde;
in elk land dient de Regering een college in te stellen
van ervaren en onafhankelijke personen om de over-
heidsuitgaven te onderzoeken en de Regering met
betrekking tot mogelijk geachte bezuiniging tè advi-
seren;

vrijere handel betekent een beter functionneren van het
marktmechanisme en alleen reeds door de mindere
,,red tape” een verlaging van de roductiekosten. (Van

één land is bekend dat alleen reeds de exportvoorschrif-
ten de proUuctiekosten met niet minder dan 5 pCt
verhogen).

Ernstig klinkt ons bovendien de vermaning in de oren:
,,There is a danger that planning will intensify autarky.

The O.E.E.C. has warned against this and ‘the warning
should be heeded”. – –

Behalve enige groepsaittingen zijn twee plenaire zittingen

aan de hiervoor behandelde materie gewijd geweest. Eén dezer zittingen had tot onderwerp ,,monetaire stabiliteit”,
de andere ,,economische unie”. In deze laatste vergadering
heeft o.a. de heer Gottfried H. Crone het woord gevoerd
en er daarbij op gewezen dat men h’et sluiten van econo-
mische unies kan vergelijken met een horderace. Men kan
niet alle hindernissen tegelijk nemen, doch is men eenmaal
onderweg, dnin dient men in een bepaald tempo door te

gaan en hindernis na hindernig te nemen, wil men niet

3)
,,Germany in European Trade”, brochure no. 139

van het paard vallen. De volledige tekst van
de
rede van
de heer Crone is, evenals verschillende teksten van andere
op lief Congres gehouden redevoeringen, gepubliceerd in
het Congresverslag. van de Nederlandse Organisatie
4).

Onzichtbare belemmeringen bij handel en reizen.

Erkennende, dat niet te ontkomen valt aan zekere ad-

ministratieve regelingen op bovenstaand gebied, wijst de Kamer er op, dat er een zodanige hoeveelheid regelingen

en formaliteiten bestaat, dat deze
op zichzelf
een hinder-
paal’ vormt ominternationale zaken te doen, laat staan

deze uit te breiden. Deze regelingen worden ad hoc door de administraties ingevoerd en zij vormen een
additionele
belemmering, die verder gaat dan de door de wetgever
beoogde contrôle of bescherming. Om dit vraagstuk met kans

op succes aan te pakken dient elke Regering onmiddellijk
een onafhankelijk comité van experts te benoemen, be-

staande uit ambtenaren en vertegenwoordigers van het
bedrijfsleven om de bestaande practijk o.a. te toetsen

aan de desbetreffende bepalingen van het Charter van
Havanna, het General Agreement of Tariffs and Trade en
de Conventie ter Vereenvoudiging der Douaneformaliteiten

van 1923. Aan dit comité zou voorts moeten worden op-
gedragen jaarlijks rapport over de bereikte vooruitgang
uit te brengen aan de I.T.O. Daarnaast zouden de onder-

tekenaars van het Charter en van het General Agreement

kunnen beginnen aan de uitw’ei’king van internationale
standaardregelingen. I’Iiervoor zou een kleine, uit ambte-

naren en personen uit hét bedrijfsleven samengestelde, internationale commissie kunnen worden ingesteld, die
bilaterale of multilaterale conventies zouden kunnen ont-‘
werpen of voorstellen zouden kunnen doen voor unilate-
raal handelen.

Teneinde een begin te maken, zouden de Regeringen
moeten beginnen met aandacht te geven aan een urgentie-
programma van

negen punten, die in brochure no 130
van de Internationale Kamer van Koophandel zijn aan-
gegeven. –

Internationale goederenmarkten.

Ii deze resolutie wordt onder andere gezegd, dat zelfs
onder het huidige stelsel van deviezencontrôle stappen
kunnen worden ondernomen om de wereldmarkt van grond-stoffen vrijer te maken dan deze thans is. Genoemd worden:

a. afschaffing van staatshandei;

V. afschaffing van exportbeperkingen voor grondstoffen
en het aaiT exporteurs ter beschikking stellen van een
gedeelte der door deze verdiende deviezen, teneinde
hen aan te moedigen hun exporten te richten naar
landen met een harde valuta;
c. afschaffing van de prijzencontrôle op geïmporteerde
en ‘ geëxporteerde grondstoffen en het heropenen van
termijnmarkten in import- en exportlanden. –

Voorts dient het bedrijfsleven zoveel mogelijk bij de
uitvoering van onvermijdelijke maatregelen op handels-gebied te worden betrokken en moet in elk land een ge-
mengd lichaam van ambtenaren en bedrijfsleven worden
ingesteld om te onderzoeken welke handelsbelemmeringen
kunnen worden afgeschaft. Met betrekking tot grondstof-
fen, waaraan geen wereldtekort meer bestaat, wenst de
Kamer, dat onmiddellijk zal worden bestudeérdin hoeverre
de vrije markt kan worden hersteld. De Kamer zal ten
aanzien van een aantal van zulke goederen een onderzoek
instellen en de Regeringen alsmede de internationale Re-

geringslichamen ter zake voorstellen doen toekomen.

Distributieproblemen. –

Voor dit onderwerp mogen wij hier verwijzen naar een
afzonderlijk hieraante wijden artikel van de hand van Drs

‘)
Exemplaren Verkrijgbaar hij de Nederlandse Organisatie
van de Internati nale Kamer van Koophandel, Tournooiveld 2,
te Den Haag.

756

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 September
1949
11-

C. A. A. van Lutterveld. Slechts woi’de hier gezegd, dat
de NederlandseOrganisatie zich ten aanzien van een der

onderdelen een reserve heef t gemaakt, aangezien men van
Nederlandse zijde van mening is, dat de wijze, waarop de
Kamer haar onderzoek naar de kosten en de structuur

van de distributie wil voortzett6n, niet tot het genoemde

resultaat kan leiden.

Handelstermen..

Wellicht een van de meest gewaardeerde aangelegen-

heden, waarmee de Internationale Kamer van Koophandel

zich in de loop der tijden heeft beziggehouden, betreft de

handelstermen. De Kamer heeft op dit gebied twee publi-

caties uifgegeven., te weten: de zo bekende ,,Trade Terms”
(brochure no 68), waarin per land eén nauwkeurige om-

schrijving wordt gegeven van het
g
een onder een bepaalde

handelsterm wordt verstaan, en voorts de ,,Incoterms”
1936 (International Rules for the Interpretation.of rçrade

Terms), die zijn bedoeld om aan dat gedeelte van het

bedrijfsleven, dat destijds geen internationaal geaccep-
teerde regels öp dit gebied ter beschikking had, zulke regels

ter beschikking te stellen, opdat men deze geheel vrijwillig
en naar verkiezing in hun intern’ationale contracten konden

opnemen.

De commissie van de Internationale Kamer van Koop-

handel, die zich met deze kwesties bezighoudt, is sedert

de oorlog bezig met een herziening van beide publicaties.

Aangezien dit werk waa’rschijnlijk binnenkort gereed zal

komen heeft het Congres gemeend de Conseil van de

Kamer te moeten machtigen, te zijner tijd de herziene

ra
d
e
Terms” en ,,Incoterms” goed te keuren. Anders

zou hun toepassing
1
nog moeten wachten tot het volgende

Congres, dat eerst in 1951 zal plaatsvinden.

Hanclelsarb itrage.

Op dit gebied bewijst •de Internationale ‘Kamer van
Koophandel door haar Hof van Arbitrage en haar uit-

stekend werkende ,,Rules of Conciliation and Arbitration”,

het bedrijfsleven uitnemende diensten, die echter nog on-
voldoende bekendheid genieten. Zolang de arbitragewetten

in de verschillende landen nog sterke afwijkingen ver-
tonen, zal er echter altijd enige onzekerheid blijven be-
staan met betrekking tot de rechtsgeldigheid van arbitrage-

clausules en de mogelijkheid tot executie van arbitrale

vonnissen.
De Kamer bepleit daarom voortdurend unificering van

de wetgevingen op dit gebied, maar heeft inmiddels, zonder
op de verwezenlijking daarvan te ivacliten, een serie publi– caties uitgegeven, die de wettelijke voorschriften bevatten,
die op ai-bitrage in de diverse linden betrekking hebben. Onlangs heeft de Kamer juist. een nieuw overzicht het

licht doen zien,lat met betrekking tot 43 landen de
belangrijkste’ regelen bevat, die betrekking hebben op’ arbi trage-overeenkomst, arbiters, arhitrageprocedure,

vonnis, executie van en rechtsmiddelen tegen arbitrale

vonnissen.

In de door het Congres aangenomen resolutie verklaart de Kamer er van overtuigd te zijn, dat deze publicatie een

practische gids zal blijken voor allen, die belang hebben
hij internationale handelsarhitrage zolang ii nificering der
nationale wetgevingen nog op zich laat wachten.
Vervolgens constateert de Kamer met grote voldoening
dat de gerechtshoven in toenemende-mate aan de ,,Rules
of Conciliation and Arbitration” van de Internationale
Kamer van Koophandel voorrang toekennen hoven arbi-
trageregelen volgens nationaal recht en dat ook bij voort-
dui-ing arbitrale vonnissen, die in naam van het Hof van
Arbitrage der Kamer zijn uitgesproken in- de zeldzan
gevallen, waarin deze niet vrijwil1ig werden uitgevoerd,
door de nationale gerechtshoven zijn geapprouveerd.
Het is in het bestek van dit artikel slechts mogelijk een
aantal punten aan te duiden. Het werkterrein van cle

Kamer is zo omvangrijk en op vele onderwerpen wordt in

rapporten en resoluties zo diep ingegaan, dat zij veelal een

eigen artikel zouden rechtvaardigen.

‘s-Gravenhage.

Di

E. D. DE MEESTER.

AANTEKENINGEN.

DE 7111LII0ENENNOTA.

Met de opening van de gewone jaarlijkse zitting der

Staten-Generaal op de -derde Dindag in September heeft

de gebruikelijke indiening van de Millioenennota plaats-

gevonden.
De Millioenennota bevat na de inleiding een overzicht

van de ontwikkeling der Rijksfinaisciën van 1940 tot 1945

en van 1945 tot 1950 en vervolgens een bespreking in onder-
delen van de huidige Ontwerp-begroting. Voorts bevat zij

een beschouwing over de vermogenspositie van het Rijk,

een bespreking van bijzondere onderwerpen en een uiteen-
zetting over de belastingpolitiek. Aan het slot geeft de

Minister een schets yan enige ‘der voornaamste aspecten

van de Nederlandse economie en van de belangrijkste

problemen, die onder de huidige omstandigheden om een
oplossing vragen. Anders dan het vorige jaar, is deze keer
het Nationaie Budget niet in de nota opgenomen. 1-let zal
vel de bedoeling zijn dit liter alsnog te publiceren. Opge-
merkt zij nog, dat de gevolgen der recente devaluaties niet

in de nota zijn verwerkt.
Het stemt tot voldoening, aldus de Minister van Fi-
nanciën in de inleidende’ beschouwingen, dat thans een
Ontwerp-begroting voor het dienstjaar .1950 kan worden

overgelegd, w’aarbij een vergelijking van middelen en uit-

gaven van de’Gewone Dienst en de Buitengewone Dienst 1,
tezamen genomen, een overschot aanwijst. Dit
ooerschot

is zodanig, dat het tekort pan het Landbouw-Egalisatiefonds

ad t 171 millioen, hetwelk in de begroting poor het dienstjaar
1949 tot yen bedrag pan / 227 inillioen nog ongedekt was ge-

bleoen, poor 1950 hieruit kan worden ge! inancierd.
Zelfs dan

is er nog een overschot van f 20 millioen, dat ria herziening
van de begroting van het Landbouw-Egalisatiefonds mo-

gelijk ruimer zal uitvallen (zie tabel 1).

TABEL 1


Vastge-
.
Gecorri-

OMSChRIJVING,
beTotg
g
hg
1950
1949 1949

GE’ONE DIENST
(in millioenen

guldens)

Middelen

..’,.,,,
3.518
3.156
2.754
Uitgaven

…………..
2,681
2436
‘3.569

Saldo

,,……………..
+

837
+

720
+

815

BUITENGEWONE J)IENST
1
Uitgaven cii ontvangsten
van
aflopciid karakter
Middelen

.,,,……….
93
76
76
uitgaven

………….
669
.

H2
886
Saldo

..,.,.,,……….

646

726

810

GEWONE DIENST EN
BUITENOEVONE DIENST
1

..

Saldo

………………
+

191

6
+

5
Landbouw-Egalisatictonds
Saldo

,.,,.,..,….,….

971
-227
,-r

227
Totaal

saldo

…………
+

20
-.

233
222

BUITENGEWONE DIENST II

Hall

en -ontvaiig-
steis
Middelen

…………..

185
71 71
Uitgaven

……………
575
381

505
Saldo

………………
– ,
390
– –
310
434

Dit stemt naar het inzicht van de Regering des te rieer
tot vei-heugenis, omdat deze verbetering ‘van,de budgetaire
toestand is verkregen
or(danks de gele noodzakelijke oer-

hoginjen,
welke in de begroting 1950 dienden te worden
opgenomen (vnl.: 1. militair apparaat; 2. herziening be-

21 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

757

zoldigingsregeling ambtenaren; 3. uitbreiding van sociale
Het’ligt in het voornêmen, zodra zulks iibgelijk is, een
voorzieningen en 4. hogere onderwijskosten).
Nota van Wijziging in te dienen waarvan, naar kan worden
Voor het eerst na de oorlog kan derhalve de gehele
verwacht, het eindsaldo zeer be1anrijk lager zal liggen dan begrotingsdienst,

uiteraard

het

uitzondering

van

de
het saldo van het thans ingediende ontwerp
;
Kapitaaldienst, uit de ‘opende middelen worden gefinan-
voorts is in-de huidige Ontwerp-begroting geen reke-
cierd. Opgemerkt zij nog, dat in tabel 1 de geraamde op- ning gehouden met de budgetaire gevolgen van de maat-
brehgst van debuitengewone heffingen

voor 1950 ad regelen, vervat in de wetsontwerpen l3elastingherziening
f 200 mln

en de daartegenover onder de uitgaven tot
1949 en wijzigingen van het Besluit op de ondernemings-
een gelijk bedrag geraamde buitengewone aflossing van
belasting 1942 en evenmin met de voorgenomen verlaging
Nationale Schuld buiten beschouwing zijn gelaten.
van de
J
oon- en inkomstenbelasting, welke in het bijzonder
Alvorens de Ontwerp-begroting aan een gedetailleerde
is bedoeld als verlichting van de druk op de lagere en mid-
beschouwing te onderwerpen, worden in de inleidende
delbare inkomens;

.


paragraaf enige opmerkingen gemaakt over enkele facto-
tegenover de zo juist genoemde belastingverlichtirt-
ren, welke bij het opstellen van deze begroting buiten
gen zullen echter, zoals elders wordt uiteengezet, naar het
beschouwing moesten worden gelaten:
oordeel van de Regering, een aantal helastingverzwaringen
a.

bij

het opstellen van de Ontwerp-hegrotixg voor
moeten worden opgelegd, die de middelen weer zullen ver-
1950 is in de eerste plaats geen rekening gehouden met de
sterken.
gevolgen voor het staatsbudget van de nog te nemen
We willen nu tot een meer gedetailleerde beschouwing maatregelen op het gebied van levensmiddelensubsidies,
overgaan. Daartoe geven we in tabel 11 een specificatie van
enz. Aangezien de bedoelde maatregelen thans nog een
de uitgaven voor de ontwerp-begroting 1950 en, ter ver-
onderwerp van beraad uitmaken, acht de Regering deze
gelijking, van die der vastgestelde begroting 1949.
werkwijze ook de meest juiste.

N

A
Teneinde een inzicht tè geven aangaande de belasting-
Dit uitgangspunt is wel in zeer bijzondere mate van
opbrengsten volgt in tabel III nog een vergelijking van de’
invloed geweest op de samenstelling van de begroting van
ramingdaarvan voor 1950 met die voor 1949. De daarin ver-
het Landhouw-Egalisatiefonds. Deze begroting, waarvan
melde netto bedragen zijn die, welke aan hetRijk ten goede
de basisgegevens

zijn ontleend aan de thans bekende
komen na aftrek van de aandelen, toekomende aan het Ge-
feiten, draagdan ook een zeer voorlopig karakter.
meentefonds en aan het Provinciefonds en, voor zoveel de
TABEL 11.

Verdeling van de uitgwcn van de vastgestelde begroting 1949
en de Ontwerp-begi’ottng 1950 over de verschillende doeleinden.
(in millioenen
guldens)

/
Gewone dienst

GATJUo]tUtiN

B uitengewone

(Uit

CSL

11

13 uitengewone
Dienst II
aflopend

karakter)
(Kapitaalsuitgaven)


f969
1950
19119
1950 1949 1950

Nationale

schuld

…………………………………..
544
473
52


86
Afschrijvingen

…………………………………….

86

– –

34 38
t
0

Politie

en

Justitie

………………………………..-
168 175
29
12
3 4
339
371
0

9
40
52
33
485
456
0

Buitenlandse

Dienst

…………………………………

517
601
137
112
134
139

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

………………….

74 17
91
16
– –

78
8
75

Flerstel

oorlogsschade

…………………………………
3lilitaire

uttgaven

in

eigenlijke

zin

……………………..

12
12

– –
19
122
8

Waterstaat

……………………………………….

Uitgaven ter bevordering van handel en nijverheid, niet op-

Verkeer

…………………………………………
Luchtvaart

……………………………………….

19
.21
0 3
64
78
genomen

hij

een

der

andere

categorieën

……………….
Uitgaven ter bevordering van landbouw en visserij, niet op-
genomen

hij

een

der

andere

categorieën

…………….
55
67
3
2
7
8
Distributie-, contrôle- en prijsheheersingsapparaat
24
14
30
12
– –
Prijssubsidies,

exclusief Land bouw-Egalisaticfoncls


10
13

346 385
39
44
1

Overzeese

Gehicdsclelcii

…………………………..
31
t
45 2

10
6 8
54
39

Sociale

voorzieningen

………………………………..
Volkshuisvesting

………………………………….

Bestuurskosten, niet opgenomen hij een der andere categorieën
116
127
.

1
0
4
4
71
– 114
‘-

Wachtgelden, non-activiteitswedclen, cd.

………………

..

16
10
3
t


Pensioenen

………………………………………..

Totaal

…………………………………………..
Landbouw-:Egalisatiefonds

……………………….
575

..
2.436

2.681


CO
2
227
669
171
381

Totaal-Generaa..

………………………………….

..
575

..
2.436
.2.681
1.029
840
381
TABEL III

Geraamde opbrengst
der belastingen.

(Inrnillioenenguldens)

itaming voor
Raming voor
Raming voor
Riiming voor
-OMSCHRIJVING
BruO
Bruto
ITo
1950

700,0
55,0
. 740,0
60,0
639,1
50,2
675,6
Inkomstenbelasting

(na

aftrek

van

voorheffing)

……………….
……

175,0
500,0
250,0
560,0
159,8
456,5

54,8
228,3

511,3

Vermogensbelasting van

natuurlijke

personen

……………………….
Vennootschapsbelasting

……………………………………….

Dividendbelasting

……………………………………..
40,0
4,0
45,0
6,5 36.5
3,7
44,1

5,9

Loonbelasting

……………………

..

…………

……………..
……..

200,0
35,0
210,0
40,0
200,0
35,0
210,0
40,0

Commissarissenbelasling

……………..

…………………………
Vcrevhningsheffing

…………………………………………..
Molorrijtuigenbelasting

…………………………………………
Bijzondere

vijnbelasting…………………………………………
0,2
f

235,0
0,0
300,0
,

0,1
214,6
0,0
273,9
invoerrechten

……….

……………………………………..
StatistiekreclJt

……………………………………………
-Accijns

op

zout

…………………………………………….
7,0 7,0
7
7,0
6,4 6,4 6,4

6,4
Accijns

op

gedistilleerd

……………………………………..
Accijns

op

bier

…………………………………………..-
70,0 21,0
90,0
16,0
59,1
19,2

76,0 14,6
65,0

,
170,0 80,0
190,0 59,3


155,2
73,0
1735
0,9
780,0
.

0,7

.
800,0
0,8
.712,1
0,6

Accijns

op

suiker

…………………………………………..
Accijns

op

tabak

……………………………………………

Omzetbelasting

……………………………….. ……………
Belasting. op gouden

en zilveren werken

…………………………..

Rechten

van

zegel

…………………………………………..
Rechten

van

registratie

……………………… . …………..
20,0 30,0
18,0′
35,0
18,3
27,4

730,4
16,4
32,0
Rechten van Successie, van overgang en van schenking

…………..
..65,0
..
65,0
59,4

59,4
3.180,1

3.520,2
1

2.919,1
1

3.229,6

r

758

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 September 1949

accijns op gedistil1erd betreft, na aftrek mede vai het

aandeel, toekomende aan het Landbouw-Egalisatiefonds.
Een beschouwing van het niveau van de Ontwerp-be-

groting 1950 heeft naar de overtuiging van de Minister

slechts zin, indien men zich daarbij voor ogen stelt; dat

deze begroting is opgesteld voor een periode, waarin ons

land gebukt gaat onder zware militaire verplichtingen,

tegelijk het herstel van de oorlogsschaden moet financieren

en bovendien een in de oorlog zeer hoog opgelopen staats-

schuld heeft te torsen. Duidelijk blijkt dit, wanneer men

nagaat, welke buitengewoon grote bedragen voor’ 1950

moesten worden geraamd voor militaire uitgaven, voor

het oorlogsherstel en voor de dienst van de staatsschuld, nl.:

militaire uitgaven ‘in eigenlijke zin……….f 852 mln

uitgaven voor oorlogsherstel …………..f 490′

dienst staatsschuld

…………………..f 559

f 1.901 mln

Van dit bedrag drukt f1.675 mln op de Gewone Dienst
en de Buitengewone Dienst T. Dit betekent, dat van het

totaal der uitgaven op beide Diensten
(mci.
het nadelig

saldo van het Landbouw-Egalisatiefonds), tezamen f 3.521
mln belopend, bijna de helft voor rekening van de zo juist

genoemde’ uitgavencategorieën komt.
In de Millioenennota is een uitvoerige beschouwing ge-

wijd aan de sterkte van het burgerlijk rijkspersoneel. We

geven hiervan een samenvattend overzicht in tabel IV.

Duidelijk blijkt hier het streven om bij de militaiie depar-
tementen militairen’ te vervangen door burgers.

TABEL
IV.

Sterkte van het burgerlijk rijkspersoneel.

Exclusief
departementen
Oorlog en
1

Totaal

Oorlog en

Marine Marine

1-1-1946

. . . .
122.800 8.200
131.000
1-1-1947

. . . .
112.100
10.700 122.800
1-1-1948

. . . .
97.900
12.500 110.400
1-1-1949

. . . .
84.700 14.300
99.000
Geraamd in be-
groting
1950
. .
81.500
19.900 101.400

Uit een opgave der Nationale Schuld blijkt, dat de

binnenlandse schuld, die op 31 December 1947 f 25.2 mrd

bedroeg, geleidelijk is gedaald tot f 22,8 mrd op 30 Juni
1949. De buitenlandse schuld steeg van ruim 1 1 mrd op 1 December 1ti45 tot 1 2,5 mrd op 30 Juni 1949.
Voorts bevat de Nota in het raam van de bijzondere

onderwerpen o.a. beschouwingen over het
Qerband tussen

de Ontwerp-begroting 000r 1950 en de monetaire situatie.
In de monetaire toestand is door een, overeenkomstig

de verwachting, voortgezette verzwakking der inflatoire,
respectievelijk versterking der deflatoire tendenties sedert
het vorig jaar, opnieuw verbetering gekomen. In dit ver-

band wijst de Minister op de ontwikkeling van de
geld-

hoeQeelheid,
welke gedurende het
tweede halfjaar 1948 ên

het eerste halfjaar 1949 constant
was, en per saldo zelfs een
geringe daling te zien gaf. De Minister verheelt zich daarbij
echter niet, dat het peil van de totale geldcirculatie slechts

constant blijft
dank zij de aanzienlijkè geldoerniindere’nde

werking, die zich voordoet in samenhang met de buiten-

landse hulpverlening,
genoten in het kader Van het Europese

Herstel Programma.
Met de geleidelijke afneming van deze
hulpverlening en de beëindiging daarvan in 1952 moet

derhalve rekening worden gehouden.
Niettemin mag men stellen, dat deOntwerp-begroting

voor 195.0, op zichzelf beschouwd, niet langer een infiatoire
dreiging inhoudt.

Be1astingpoltek.
In de paigraaÎ, welke handelt over de belastingpolitiek

betoogt de Minister, dat van belastingverlagingen, waar-

door nieuwe begrotingstekorten zouden intreden, thans
nog geen sprake kan en mag zijn. Maatregelen van belas-

tingpolitieke aard kunnen echter op haar plaats zijn voor
zover zij een uitstel van belastingheffing teweegbrengen,

dan wel belemmeringen voor het bedrijfsleven en voor het

ontplooien van nieuwe initiatieven verminderen en aldus

de toekomstige belastingopbengsten vergroten.

Staan deze elementen in de bij. de Tweede Kamer aan-

hangige wetsontwerpen Belastingherziening 1949 en Wij-

ziging Ondernemingsbelasting op de voorgrond, zij spelen

mede een rol in de plannen tot verlaging van de tarieven
van inkomsten- en loonbelasting.
Bij de laatste plannen komt echter bovendien een ander
element aan de orde: verschuiving van druk in het heden.

De verlaging van de inkomsten- en loonbelasting zal

namelijk in zeer belangrijke mate de verzwaring van druk

opvangen, welke zal gepaard gaan met de voorgenomen

proportionele verhoging van de woninghuren met 15 pCt,
de verlaging der levensmiddelensubsidies en met de ver-

hoging van enige verteringsbelastingen.

Enerzijds worden thans een aantal verlichtingen van

belastingdruk voorgesteld, welke, verbonden met het
overige Èverheidsbeleid, de algemene strekking hebben de

productie aan te moedigen en investeringelT in nieuwe
productiemiddelen te vergemakkelijken, verlichtingen,
welke ook overigens de van belastingen op inkomen en

winst uitgaande remmende werking op het entameren van

bedrijvigheid en op de arbeidsiust zullen matigen. Daar-

tegenover dringen én de noodzaak van hetbehoud van het
budgetaire evenwicht én de eis van beperking van niet
strikt noodzakelijke consumptie tot het verhogen an

verteringsbelastingen.

In plaats van een huurbelasting zal worden voorges”teld

het heffen van 100 opcenten ten bate van het Rijk op de
personele belasting naar de grondslag huurwaarde. Voorts

zal een herschatting van het meubilair eeii hogere opbrengst

van de belasting naar laatstgenoemde grondslag opleveren.
De technische herziening van de personele belasting zal
o.a. omvatten een verhoging van de vrijgestelde bedragen

met in het algemeen 20 pCt. Een bijzondere voorziening
zal worden getroffen met het oog cp tijdens en na de oorlog
gebouwde woningen, w’aarvan de huren op een hoger niveau
liggen dan die van vooroorlogse woningen.
Naast de reeds aangekondigde verhoging van het tarief
van de omzetbelasting zal tenslotte de invoering van een
bijzonder tarief voor die belasting, li’ggènde tussen het

normale tarief en het weeldetarief vorden voorgesteld.
Dit tarief zal betrekking hebben op een aantal goederen,
welker aanschaffing in de ‘tegenwoordige omstandigheden
de toepassing van een enigszins hoger tarief dan het ge-
wone rechtvaardigt, zonder dat die goederen evenwel

weelde-artikelen kunnen worden .genoemd.
De hier opgesomde nog in te dienen voorstellen, tezamen

met de reeds aanhangig gemaakte verhoging van het bij-
zondere invoerrecht op benzine zullen voor de Rijksmidde-
len, het Provinciefonds en het Gemeentefonds tezamen
naar globale schatting opleveren:

Wijziging van de omzetbelasting ……….f 140 mln
Wijziging an en opcenten op de personele be-
lasting

…………………………..

29

Wijziging van zegel- en registratierecht . . .

.

8

Verhoging van het bijzondere invoerrecht op

benzine …………………………….40

Totaal ……..f 217 mln

Daartegenover staan belangrijke verlichtingen’ bij de
directe belastingen, nl. de verlaging van de inkomsten- en
loonbelasting (zeer globaal geschat f 150 mln belastingver-
lichting), de Belastingherziening 1949 (welke de belasting-,
opbrengst over 1950 met ongeveer 1 170, mln zal verminde-

21 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

759

ren, doch ten aanzien van een zeer groot deel van dit

bedrag de betaling slechts opschort) en de wijzigingen in
de ondernemingsbelasting (direct gevolg: f53 mln belasting-
verlichting).

Als algemeen kenmerk vaji de te volgen belastingpoli-

tiek, aldus de Minister in de ‘Millioenennbta, kan worden
gezegd, dat zij inhoudt een ve’rplaatsing van de belasting-

druk van de sfeer van de verwerving van het inkomen
naar de sfeer van de besteding. Die verschuiving van druk

zal er toe bijdragen geleidelijkhetevenwicht tussea tering

en nering, voor Nederland als geheel gezien; naderbij te

brengen. Een voor het toekomstige levensniveau van ons
volk essentiële taak: het verbeteren van de verhouding
tussen de productie en consumptie, hetwelk tot uitdrukking

moet komen in het slinken en tenslotte verdwijnen van het

tekort op de Nederlandse betalingsbalans, beheerst in
laatste instantie ook

de hier aan de orde zijnde vraag-
stukken.

Slotbeschoiuving.

In zijn slotbeschouwing geeft de Minister een schets
van enige der voornaamste aspecten van de Nederlandse
economie en van de belangrijkste problemen, die onder
de huidige omstandigheden om een oplossing vragen.
Na een overzicht van de bevredigende ontwikkeling van
de industriële bedrijvigheid volgt een beschouwing over

de stand van de werkgelegenheid, waarbij ervan wordt

uitgegaan, dat 6en verdere doelmatige niodernisering en
uitbreiding van het productie-apparaat, mede gezien de
noodzaak tot het scheppen van voldoende werkgelegenheid
voor de snel groeiende beroepsbevolking, binnen de grenzen
der beschikbare middelen geboden is.

De stand van de werkgelegenheid geeft op het ogenblik in het algemeen nog geen reden tot ongerustheid, al treedt
in sommige bedrijfstakken wel enige verruiming van het
aanbod op. Daarentegen overtreft in een aantal andere
bedrijfstakken, zoals de metaal- en de textielnijverheid,
de vraag naar sommige categorieën arbeidskrachten nog
steeds het aanbod, zij hèt in afnemende mate.

Na ook de voorziening van consumptiegoederen te hebben belicht komt de Minister tot de conclusie, dat
thans in vele sectoren van het economisch leven een

terugkeer tot meer normJe toestanden valt te constateren. Jntussen kan niet genoeg worden herhaald, dat deze ont-
wikkeling nog geenszins inh,oudt, dat thans ook een hechte
basis zou zijn verkregen, waarop men zonder meer kan
voortbouwen. De verwezenlijking van de tot dusverre be-
reikte resultaten was slechts mogelijk door het interen op
het bezit aan buitenlandse activa en met behulp van om-
vangrijke buitenlandse steun. De erkenning, dat bovendien
ook thans nog voor de handhaving van het bereikte een
aanzienlijke buitenlandse hulpverlening niet kan worden
otbeerd, betekent tegelijkertijd het blootleggen van de
zwakke fundering dei’ huidige Nederlandse economie.

In het licht van het bovenstaande gaat de Minister nog
eens de betekenis na van de krachtens het Europese Her-
stel Programma verstrekte buitenlandse hulp en de daar-
mede samenhangende aspecten van het betalingsbalans-
probleem.

In verband met de ook in het buitenland vaarneembar
tendentie tot evenwicht in de vraag- en aanbodverhou-

dingen wijst de Minister vervolgens, met het oog op de
noodzaak tot verdere verbetering van de handelsbalans,
op het voor Nederland toenemende belang, dat het zijn
producten tegen concurrende prijzen kan aanbieden. Het
dient derhalve zijn binnenlands kostenpeil zo laag moge-

lijk te houden door een verdergaande verbetering van de
kapitaalsuitrusting in industrie en landbouw, een ver
;

sterktë rationaJisatie en een verdere opvoering van de
arbeidsproductiviteit. –

Voor de oplossing van het laatste probleem acht de Mi-
nister het van belang, dat wordt gestreefd naar een zo

consequent mogelijke toepassing van het stelsel van be-loning naar prestatie.

In verband met de essentiële betekenis, welke voor het

sluitendmaken van de Nederlandse betalingsbalans moet

worden gehecht aan de verdere vergroting van het produc-
tievolume belicht de Minister tenslotte de mogelijkheden

tot opvoering van het investeringspeil. Hiertoe blijft een

verhoging der besparingen een dringende eis en is het ge-

boden, dat het thans redelijke consumptieniveau geen

verdere stijging van betekenis zal ondergaan.

1-Jet streven van de Minister is er bij voortduring op
gericht,de uitgaven van de Overheid,welke tot de consump-
tieve sfeer zijn te rekenen, zoveel mogelijk te beperken.
De mogelijkheden hiertoe zijn evenwel, als gevolg van het

starre karakter van een groot deel der staatsuitgaven, van
de militaire uitgaven afgezien, aanzienlijk geringer dan
somtijds wordt aangenomen.

Reeds meermalen heeft de Minister en beroep gedaan

op het Nederlandse volk tot het betrachten van de uiterste
zuinigheid in het verbruik en tot het vergroten van de

besparingen. Hij schroomt niet, dit beroep aan het slot

van zijn Nota met klem te herhalen. Slechts indien alle
lagen van de bevolking zijn doordrongen van de noodzaak
hiervan en zich ook dienovereenkomstig gedragen, zal de
buitenlandse hulp een zo groot mogelijk rendement kunnen
afwerpen en zal men het resultaat kunnen verw&zenlijken,
dat met die hulp werd beo6gd, nl. het stellen van de
Nederlandse economie op een hechte basis. Eerst nadien
zal het mogelijk zijn het economische en financiële beleid

in sterkere mate te richten op een directe welvaartsver-
groting. –

Mijnsheerenland.

L. M. KOYCK.

DE NOORDW’ESTEUROPESE HAVENS IN 1940.

In de diverse dagbladen verschijnen regelmatig berichten
over de situatie in de verschillende havens. De ene haven
kampt met grote werkloosheid onder de havenarbeiders,
de andere meldt havenverkeer in stijgende lijn, maar grote
onderbzetting, een derde klaagt, dat de eerste beide
havens deelnemen aan zijn eigen nationale verkeer en
een vierde heeft door het ijzeren gordijn zijn achterland
grotendeels verloren.

Het lijkt nuttig na te gaan, hoe het in deze havens
dan wel met de bëdrijvigheid over 1949 ten opzichte van,
die over de vooroorlogse jaren staat. Deze bedrijvigheid
kan op twee manieren worden gedemonstreerd en wel
door het scheepvaartverkeer, of het goederenverkeer te

vergelijken met de omvang van dit verkeer vôÔr de oorlog.

Scherp QaarWerkeer.

Dc omvang hiervan kan het •best worden gemeten
naar de tonnage der binnengekomen zeeschepen. Het
aantal schepen is weinig zeggend, het is iiimers een groot
verschil, of per maand bijv. 1.000 coasters binnenkomen
6f 1.000 tankschepen. In het eerste geval een scheeps-
inhoud van ca 200.000 N.R.T., in het tweede van ca
6 mln N.R.T. Alleen wanneer de samenstelling van het
aantal binnenkomende schepen dezelfde is gebleven, zegt
dit aantal iets.

Wanneer we nu de tonnage in netto-regitertonnen van de schepen, welke de Rotterdamse haven in 1949 zullen
bezoeken, aan de hand van de uitkomst over het eerste
halfjaar ramen op 15 mln, dan is het mogelijk een verge-
lijking te treffen met het Rotterdamse verleden. Voor de
andere- havens is eenzelfde systeem gevolgd.
Bovengenoemde tonnage van 15 mln werd door Rot-terdam voor het eerst bereikt na de eerste wereldoorlog
en wel in 1924. In de hierop volgende jaren tot aan het
uitbreken van de tweede wereldoorlog werd dit niveau,
uitgezonderd tijdens de beide depressiejaren 1932 en 1933,

steeds overtroffen. In deze depressiejaren was de omvang
van het scheepvaartverkeer weer teruggezakt op het pêil

760

ECONOMISCH-STATISTISCIIE BERICHTEN

21 September 1949

van 1924. Tegenover elkaar kan worden gesteld het

verheugende feit, dat Rotterdam, wat scheepvaartverkeer

betref t, reeds in 1949, vier jaren na de tweede wereld-oorlog, hetzelfde peil heeft bereikt als waarvoor het na
de eerste wereldoorlog zes jaar nodig had en het minder

verheugende feit, dat dit 15 mln N.R.T.-niyeau gelijk staat
met de donkere jaren 1932 en 1933.

Iloe was nu deze ontwikkeling in onze nabuurhavens?

liet scheepvaartverkeer van Antwerpen, dat over het

eerste halfjaar van 1949 8,6 mln N.R.T. bedroeg, tegen

7,5 mln N.R.T. te Rotterdam, kan worden geraamd op

ruim 17 mln ton, een lichte toeneming ten”opzichte van

de voorafgaande twee jaren. In 1925, zeven jaar na de

eerste wereldoorlog, bereikte Antwerpen, ook voor het
eerst, dit peil. Daarna volgde het tonnagecijfer, evenals te

Rotterdam, de conjunctuur, om in de jaren rond 1933

weer het huidige niveau te bereiken. De toestand in Ant-

werpen is dus, w’at scheepvaartverkeer betreft, precies
dezelfde als in Rotterdam.

Ook Bremen staat op het niveau van de depressiejaren,
dat evenwel thans sneller dan na de eerste wereldoorlog
werd bereikt. Alleen llamburg realiseert eerst de helft
van het niveau van 1932/1933, vooral tengevolge van het

wegvallen van een gedeelte
van
zijn achterland.
Uit het bovenstaande) zonder meer de conclusie te’

trekken, dat de huidigesituatie zowel met de depressie-
jaren als met de ontwikkeling der nahuurhavens over-

eenkomt, ware voôrbarig7 lIet is tenslotte niet het scheep-

vaartverkeer, maar de door deze schepen geloste en ge-

laden hoeveelheid goederen, welke deweliaart van de
havens aangeeft.

Goederen’erkeer.

Te Rotterdam heeft dit goederenverkeer gedurende het
eerste halfjaar van 1949 bijna 10 mln ton bedragen; eei

raming van 20 mln, ton voor het gehele jaar komt ons
wel verantwoord voor. Met deze omzet wordt de reeks

van 1946, 1947 en 1948 met resp. 8, 12 en 16 mln tôn
voortgezet.

Wanneer echtér de jaren van de eerste vere1doorIog,
tiet de direct daarop volgende jaren tot 1924, worden
uitgezonderd, moet hij het goederenverkeer, in tegenstelling
tot het scheepvaartverkeer, worden teruggegaan tot 1909
om een jaaromzet beneden de 20 mln ton aan te treffen. Zelfs in 1907 werd een omzèt van mee’r dan 20 mln ton
bereikt. –

Antwerpen daarentegen, dat over het eerste halfjaar
van 1949 een iets kleiner goederenverkeer dan Rotterdam
haalde en waarvoor o.rer 1949 eveneens 20 mln ton kan
worden geraamd, kwam pas in 1924 boven dit niveau uit
en daalde ,in de depressiejaren 1932 en 1933 daaronder.
Wordt de raming ad 20 mln ton voor ieder der beide
havens vergeleken met de gemiddelde omzet uit de periode
1921 tot en met 1938, dan blijkt, dat de situatie te Ant-
werpen veel minder onbevredigend is dan die te Rotterdam.
Deze gemiddelde omzet bedroeg voor Rotterdam nam-
lijk 30 mln tor, tegen 21 mln ton voor Antwerpen.

Ook de do’or beide havens behaalde maximum-omzetten
ad resp. 42,5 en 28,5 mln ton, laten zien, dat een omzet
van 20 mln ton niet voor beide eenzelfde mate van wel-
stand betekent.
De haven van Gent blijft met naar schatting 2,5 mln ton

op ongeveer twee derden van het vooroorlogs gemiddelde. Daarentegen staan Amsterdam enEmden met een geraamd
goederenverkeer van respectievelijk 4,5 en ruim 4 mln
ton op rond 85 pct van hun gemiddelde goederenomzet
in de jaren 1921 tot en met 1938.
Brernen zal ongeveer 6 mln toi goederen in zijn haven
aan- en afvoeren. Dit cijfer werd voor het eerst in de
jaren 1911, 1912 en 1913 overschreden, daarna niet meer
tot 1928. De onmiddéllijk hierop volgende jaren, 1929
en 1980, alsmêde’de jaren van 1934 af, gaven een groter
goederenverkeer dan 6 mln ton. Het gemiddelde peil in

de periode tot en met 1938 was dan ook minder dan 6 mln

ton en wel 5,7 mln ton.

Slechts in twee jaar van deze periode overschreed

1remen de 7 mln ton, nl(in 1937 en 1938: toen de omzet
resp. 8,3 en 9,3 mln ton bedroeg. ,

1-let huidige niveau, moet dan ook zeer bevredigend
worden g’noemd.

In fel contrast met de gunstige situatie in Bremen staat
de toestand in hamburg. Het tegenwoordige goederenpeil

w’as reeds v66r de eeuwwisseling overschreden en zelfs in

de slechte jaren 1932/1933 werd nog.de dubbele omzet
van thans gehaald. De gemiddelde omzet van Hamburg
in de jaren 1921 tot en met 1938 bedroeg dan ook ruim

21 mln ton.

Onderstaand staatje geeft de gemiddelde omzet in

millioenen tonnen en het indexcijfer van het, aan de hand,
van de uitkomst van het eerste halfjaar, geraamde,omzet-

cijfer voor 1949, op basis: gemiddelde omzet 1921/1938

100.


Gernidd.
Raming
Indexcijfers
1921/1938
1949 1949

Antwerpen
21
20
95
Gent

…………
4 2,5
64

Rotterdam
30
20 67

Amsterdm
5
4,5
86

Emden

……….
45

4
86
Bremen
5,5
.

6
105

Flamburg
21
10


48

Totaal ……..91

67

74

Uit dit overzicht blijkt,
dat Rotterdam ten opzichte van

het gemiddelde over ‘de .jaren 1921 tot en met 1938 een
achteruitgang van 10 mln ton boekt, die bijna even groot

is als’ de teruggang van Hamburg, dat door het ijzeren
gordijn van zijn achterland is afgesneden. De teruggang

van alle andere havens tezamen bedraagt niet meer dan

ca 3 mln ton. Ten opzichte van de maximaal behaalde

omzetten overtreft de achteruitgang te Rotterdam ad

22,5 mln zelfs die van Hamburg ad 17 mln ton.
Resumerend kan dus over de stand van zaken worden
gezegd, dat Bremen, Antweren Amsterdam en Emden,
met een ca 10 pCt van hun vooroorlogs gemiddelde af-
wijkend omzetcijfer, zich behoorlijk hebben hersteld.

Rotterdam en Gent staan op rond twee derden, tegen
Hamburg op de helft.
1-let is te hopen, dat de beletselen voor een algeheel
herstel spoédig uit de weg zullen worden geruimd.

Rotierciam.

Drs H. A. BEUSEKAMP.

EN STEM UIT HET BEDRIJFSLEVEN.

Hot nieuwe haiulelsvordrag Nederlând—West-B uitslaiül
Het nieuwe verdrag vertoont twee lijnen: het wil op het
gebied van het goederenverkeer tot groter irijheid voor
de handel komen en bij hetbetalingsverkeer de dollar als
rekeneenheid uitschakelen. Het saldo van de betalings-
balans – behoudens toepassing van de inter-Europese
overeenkomst van 16 October 1948— zal niettemin in –
dollars moeten worden verrekend.
– Teneinde dit zoveel mogelijk •te vermijden, zal wordn gestreefd naar evenwicht in de wederzijdse goedeenleve- –

ringen en zal een nadelig saldo, zo enigszins mogelijk, door
goederenleveringen worden afgedekt. West-Duitsland
neemt als het ware het initiatief en hoe meer het koopt,
des te meer oni land in Wëst-Duitsland kan beste’?ten.
Wat nu de Duitse invoer betreft, hierbij geldt: ,,Western
Germany will grant import licences without any resti’ic- ‘-
tions ..,”, echter onder de volgende beperkingen: a. dit
geldt slechts voor goederen afkomstig uit Nederland of
overzeese gebiedsdelen; b. invoer van maximaal $ 21 mln

21 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN –

761

agrarische producten en $ 3 iïiln electrische lampen ed.;
c. voorlopige uitschakeling van enkele grondstoffen in

verband met de Duitse vorraadpositie; d. Nederland ver
bindt zich op aanvrage van West-Duitsland uitvoerver-

gunningen te verlenen voor 75.000 ton plantaardige oliën

en vêtten voor consumptiedoeleïnden (op basis markt-
prijzen ca $18 mln).

Voor ons land geldt: ,,the Netherlahds Government

woüld grant import licences. . . . at the free and unrestric-

ted choice of the Dutch importers”. Ook hier zijn beper-

kingen: a. het verdrag geldt slechts voor producten van
Westduitse oorsprong; b. men baseert zich op een mini-
mum invoer van $ 8 mln per kwartaal; c. het gedccentr-

liseerde systeem bij het verstrekken van invoervergunnin-gen blijft bestaan in ierband waarmede de $ 8 mln onder-

verdeeld zijn over 16 goederengroepen; d. West-Duitsland
verplicht zich op onze aanvragen uitvoervergunningen te

verlenen voor $ 17,5 mln walsmateriaal en 10.000 ton kali;
e. de hoeveelheid te leveren koln wordt internationaal
bepaald
Het dienstenvei’keer is in het verdrag niet geregeld. Corn-
ensatietransacties zullen niet worden toegestaan.

Partijen zijn vrij in guldens of D.M. te factureren. De
betreffende bedragen zullen dienovereenk’omstig op gulden-
of D.M.-rekening worden geboekt.

Betalingen in verland met transacties,_bij welke en
andere valuta dan gulden of D.M. is overeengekomen,
zullen op één dezer rekeningen worden gecrediteerd naar
keuze van het debiteurland. Betreft dit de valuta van een
land, dat lid is van het I.M.F. ,dan aal als omrekeningskoers

worden genomen die koers, welke door dit land is aan-
vaard. Betreft dit andere valuta, dan za1 de middenkoers
w’oiden genomen, welke voor die valuta geldt in het debi-teurland.

Indien na compensatie van de saldi op gulden- en D.M.-
rekening een saldo overblijft van meer dan de tegenwaarde

van $ 15 mln, dan zal dit meerdere op verzoek van de
crediteuren terstond betaalbaar zijn in dollars. Voor de

koers gulden of D.M. tegen dollar zal de dag van het ver-
zoek van betaling beslissend zijn. Voor de gulden zal alsdan

de koers gelden, aanvaard door het I.M.F; voor D.M.
de koers, goedgevonden door de Military Government”
van West-Duitsland.
,
liet is intussen aanvaard, dat Ne-
derland geen dollars zal opvragen, maar de rekening door
aankopen in West-Duitsland zal vereffenen.

Vervolgens zijn enkele regels gesteld voor een eventuele
devaluatie voor de gulaen of de D.M. Partijen zijn, gelijk
boven uiteengezet, vrij in guldens of D.M. te factureren.
Indien zij daardoor een koersrisico lopen (bijv. een
Nederlandse handelaar koopt in D.M.) dan zullen zij dit
risico door een termijnaffaire kunnen de1ken. Het risico,

dat uit het saldo van de rekening der centrale banken
voortvloeit regardeert de handel derhalve niet.

Er gaapt een brede kloof tussen de theorie, in de weidse,
bovengeciteerde bewoordingen der verdragpartners neer-
gelegd, en de practijk, zoals deze uit de beperkingen blijkt.
Het-is inconsequent, wanneer men van Duitsè zijde ban-
delsvrijheid voorstaat, maar tegelijkertijd de invoer van
bepaalde goederen uit hoofde van de voorraadpositie ver-
biedt. liet is juist de taak van de handel, met het oog op
die positie, disposities te treffen. Het is van Nederlandse
zijde evenmin consequent handelsvrijheid voor te staan,
maar in een uitvoerigelijst vast te legden, wat en hoeveël
mag worden gekocht. Maar het allerergste is, dat onze
internationale commissiehandel, die steeds een belangrijke
functie bij de Duitse export en import heeft vervuld, volle-
dig wordt uitdschakeld en wordt verwezen naar de be-
staande bepalingen, die onaanvaardbaar zijn. Ik kan mij
niet voorstellen, dat dit van Nederlandse of Duitse zijde is
gewild. Is dit inderdaad niet het geval, dan ware dit de
vrucht ener geallieerde handelspolitiek, die wel tot uit-

breiding van de handel opwekt, maar haartegeli)kertijd
ketenen aanlegt.


Amsterdam.

Mr H. F. VAN MEER.

– GELD- EN KAPITAALMARKT..

De ruime op de geldmarkt bleef ook gedurende de af-
gelopen week beneden’ hetgeen men zou verwachten

voor een maand, w’aarin zoveel schatkistpapier vervalt,

als in September het geval is. Bij benadering -kömt er

deze maand nI: ruwweg 1/6 gedeelte van de totale hoe-

veelheid uitstaand papier tot aflossing, d.w.z. ongeveer

het dubbele van hetbedrag, dat bij een gelijke-verdeling
over de maanden zou vervallen;
De callgeldrente werd op de tweede dag van de vërslag-

week ten langen leste met j pCt verlaagd en handhaafde

zich sindsdien op 1 pCt. –

Wat de verschillende termij nèii schatkistpapier betreft,
September- en Octoberpapier werd, evenals in de voor-

gaande week, op 1* pCt verhandeld. Ook voor drie- en

viermaandsproiiessen was de notering onveranderd en
wel op
1’/8
pCt
bieden.:
Voor Mei-, Juni-_ en Julipapier
was de notering 1
3
/
5

1
7
/
36
pCt.
Op de aandelenniarkt was de vraag, of al dan niet zou worden gedevalueerd, bepalend voor de beurssternning.
Met het wisselen van de berichten over dit onderwerp
wisselde ook het koersniveau en de hierbij otredende

fluctuaties waren vooral voor internationale waarden be-
langrijk. –

Nadat Maandag en ‘Dinsdag de. beurs uitgesproken

flauw was geweest onder de nawerking van Mi
fl
ister
Lieftinck’s .openbaring over de ,,hrde gulden”, sloeg
Woensdag de stemming volkomen om, naar. aanleiding
van de rede van de heer Black, president van de Wereld-

bank, waarin sterk op devaluatie werd aangedrongen.
Vrijdag vond w’ederom een daling plaats, waarschijnlijk
onder invloed van het bekend worden van de verklaring
van het Britse Ministerie van Financiën, waarin ,,opnieuw
krachtig werd bevestigd, dt het pond sterling niet zal

worden gedevalueerd”.
Intussen blijkt dit laatste, om het zacht uit te drukken,
slechts camouflage te zijn geweest. Niet alleen, dat hdt
pond sterling Zondag werd gedevalueerd, maar hiertoe
was, aldus Minister Stafford Cripps, door de Engelse

Regering reeds véér de confererÇtie in Washington besloten,
terwijl voorts het devaluatiepercentage ad 30 pCt groter
is gekozen dân w’erd verwacht.
De gulden is evenals liet pond sterling gede
valueerd en teneinde de gemoederen eerst enigszins te

laten bekoelen blijft de beurs gedurende de beide eerste
dagen van de nieuwe week gesloten. Daarna zal dan
moeten blijken, of, nu de-devaluatie eenmaal een feit is
geworden, daarin ter beurze aanleiding voor een verdere
koersstijging wordt gevonden. Het behoeft geen betoog, dat een permanente verhoging van het koersniveau uit-
eindelijk zijn rechtv,ardiging zou moeten vinden in hogere

winsten en dividenden en het lijkt voorshands w’el opti-
mistisch de kansen hierop erg hoog aan te slaan.
De koersschommelingen ‘van aandelen gedurende de
verslagweek, in vergelijking w’aarbij de staatsobligaties,
met uitzondering van de dollarlening Nederland, een
bijna ijzige kalmte aan de dag legden blijken tenslotte
uit de volgende tabel.

Aandelen

9 Sept. 13 Sept. 15 Sept. 16 Sept.

IA.K.0.

……..

189+

186+

188+

188+
Unilever ……..

253-1 . 251+

260

255
Philips ……….247+

237

246+

243+
Koninklijke

320+

307′

321

314+
H.V.A . ………..

157

152+

157+

154
Staatsleningen

:i


Dollarlening

111/
16
106+

111* . 111’/

3-3
+ pCt 1947 . . . .

9713/

– 9711/

97*
3 pCt invest. certif.

1/16

9713/

2– pCt N.W.S.

. .

80/

80
3
/
4

80
9
/

8011/

STATISTIEKEN.

NATIONALE BANK VAN
ZWITSERLAND.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

,.n
0ø)
)
Q)

Data
e’
.,
1
OO
)
1

0

31 Dec. 1946
23 Aug. 1949
31 Aug. 1949
7 Sept.1949

4.949,9
6.227.8
6.236,5 6.280,6

158,0

1

311,4

1
327,5-1
296,2

238,7
112,5
108,1
106,2

52,7
1
39,7 39,7 39,7

4.090,1
4.191,9 4.313,3
4.257,5

1

1.163,7
2.039,9
1.941,0
j 2.001,8

DE NEDERLANDSCIIE BANK.

Verkorte balans op 19 September 1949.

.ActIva.

Hoofdbank f
messe
schuld
Bijbank

I
in disconto

Agentsch.,,

Wissels,

schatkistpapier

en

schuld brieven,
door de Bank gekocht (art

15, onder 4°,

van

de

]3ankwet

1948)

…………..

Scbatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 …. ..1.800.000.000,-

Voorschotten
(
lloofdbank t

135.496.191,30 ‘)
in rek. crt

1
op onderpanci

Bijbank

,,

799.985,62
(mcl. belenin-
1

.
gen)
t. Agentsch.,,

5.730.510,94

1

442.026.687,86
Op effecten enz.

……..

..141.161.296,26 ‘)
Op goederen en celen

..,,

865.391,60
11

142.026.687,86 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet

1948)

………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947

…………………………
..4.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……t

425.956.983,84
Zilveren munt enz…..9.344.695,45
.435.301.679,29
Papier op het buitenland

t

336.864.650,-
Tegoed hij correspondenten


in het buitenland

…….163.324.893,35
Buitenlandse betaal-
middelen

…………

..2.588.345,11
11

502.777.888,46
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-

banken en soortgelijke instellingen

….
..283.596.559,08
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsfonds

…………..
120.189.199,55
Gebouwen en

inventaris

…………….
..2.000.000,-
Diverse

rekeningen

………………….
147.471.109,91
4.933.363.124,15

Passiva.

Kapitaal
…………………………
t

20.000.000,-
Reservefonds

……………………….
15.333.335,71
61.674.999,18
Bijzondere

reserves

………………….
Pensioenfonds

……………………….
72.709.061,45
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke
dienst

…………………………..1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
..,,
74.533.1385,-
Bankbiljetten

in

omloop

(nieuwe uitgifte)
,,
2.967.439.4 90,-
Bankassignaties in omloop

…………….

106.124,90
Rekening courant saldo’s
‘s
Rijks Schatkist ……

t

410.714.338,77
‘s
Rijks

Schatkist

bij-
zondere rekening
….

..346.964.346,84
Geblokkeerde saldo’s
..,,

2.322.081,94
Saldo’s

van banken in
Nederland

……….

..

42.131.417,82
Vrije saldo’s van vreem- de circulatiebanken en
soortgelijkeinstellingen
,,

453.474.724,50
.Andere Vrije saldo’s ….

..

345.613.253,6 8
6.601.220.163,55
Crediteuren in vreemde geldsoort

……..
.

8.307.227,41
Diverse

rekeningen

. .’ ………………..
160.539.669,16
4.933.363.124,15

‘) Waarvan schatkistpapier rechtstreeks
door de Dank in disconto genomen . . . . t


) Waarvan aan Indonesi6 (Wet van 15
Maart 1933, Staatsbiad no. 99) ……..
..34.259.225,-
Circulatie der door dc Bank namens de
Staatin het verkeergebrachte muntbiljetten

33.190.679,-

S.

r

762

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 September 1949

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens).

0
4;
.29
0
.°Q.
,

.9.
,.-00..

0
0,0

0

30 Dec.

’46
700.876 4.434.786
100.816 153.109 2.744.151
8 Aug. ’49
434.468 259.878
179.291
142.847
3.006.945
15 Aug. ’49
434.612
266.554
186.330 141.036
2.988.894
22 Aug. ’49
434.755
283.841
177.380 141.212
2.981.098
29 Aug. ’49
436.847 299.378
171.364
155.570 3.029.009
5 Sept. ’49
435.033
312.354
191.891
157.211
3.030.575
12 Sept.
1
49
435.175
321.112
157.940
144.796
2.994.327
1

Sept. ’49
435.302
336.865 165.913
142.027
2.967.439


Saldimn rekening courant

.4
,
0

4.
,e
.e0..
))

‘(ID

30 Dec. ’46

8 Aug. ’49
447.325 272.727
2.449 33.788
407.409
320.946
15 Aug. ’49
448.823
288.961
2.516
44.317
4 15.17
7

320.605
22 Aug. ’49
434.922
288.961
2.475
55.564
419.690
336.433
29 Aug.
1
49
434.770 296.710
2.354
27.874
425.292
330.306
5 Sept. ’49
377.790 296.710
2.348
35.740
441.733
382.617
12 Sept. ’49
388.955
296.710
2.335
30.720 448.207
372.027
19
Sept. ’49
410.714
346.964
2.322
42.131
453.475 345.613

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

0..
a

.5
,
Q).ce
bL-,
0.e.o
.
f5 00
0,…9
.
40E
05

,
‘S
oO
ban
5′
0.

E4
Cd

16 Sept.

1948
28.136
11.042
427
9.986
303 414
18 Aug.

1949
31.500
42.685
1.596
8.586
335
375
25 Aug.

1949
31.449
12.750
1.556

.
8.315
221
372
1 Sept.

1949
31.319 12.767
1.786
9.799
213
365
8 Sept.

1949
31.325 13.215
1.573 8.712
275 358
15 Sept.

1949
31.325
13.841
1.044 8.205
265 384

Rekening
courant
saldi
ID
.5

1-

‘5
.0
.29
00
‘0
00
.0
,s
Q
El
co

46 Sept.

1948
1
657
91.729
81.568
22
2.425
6.251
18 Aug.

1949 1
915
94.947
86.026
483
1.682
5.377
25 Aug.

1949
t
915
94.586 85.830
400 1.763 5.425
1

Sept.

1949
t
915
96.280 87.267
405 1.677
.5.456
8 Sept.

1949
1
915
95.692
87.008
450
1.574
4.933
15 Sept.

1949
915
95.380
86.288
390
1.717
5.171

BANK VAN
ENOELA7ÇD.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).


.50

5a,

.2
ID

4.o
,n
00.5
0
c

25 Dec. ’46
0,2
1.649,1
1

1.450
1.428,2
22,1 4,3
31 Aug.’49
0,2
1.349,3
1

1.350
1.274,9 75,3
5,1
7 Sept.’49
0,2
1.349,3
1

1.350
1.272,5
77,7
5,2
14

Sept.’69
0,2
.1.349,3
1.350
1.269,7
80,LL
5,3

Other securitiesi
Deposits
‘Jt
0
‘5
2)
cl
t-
1
El,0
.t

GId
t.,
ce
1
PIt)
cd
1
i
Pq

25 Dec. ’46
311,8

1
13,6
15,8

1
346,5
10,3

1

278,9
31 Aug.’49
320,6

1
10,4
22,9

1
426,4
15,9
41,7
1

277,6
7 Sept.’49
301,5
7,5
23,8

1
396,4
9,9
9,7
1

284,5
14 Sept.’49
303,6
6,5
23,8
401,2
8,7 9,7 291;5

21 September 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

763

FEDERAL RESERVE BANKS.
(Vanrr,nnn

,ctn nncl-nn in rnillin,,nnn dnll,n’o

Metaalvoorraaci

Data

.
Other
U.S. Govt
.
Totaal
Goudeer- cash

1
securitjes
tificaten

31 Dec.

1946
18.381
17.587
268

1
23.350
25 Aug.

1949
23.357 22.790
298

1
17.803
1 Sept. 1949
23.362
22.797
292

1
17.524
8 Sept.

1949
23.394
22.842
246
17.413

Deposito’s

Data
1

jetten

in
1
1
Member-
circulatie
Totaal
Govt
banks

31

Dec.

1946
24.945
17.353
393
16.139
25 Aug.

1949
1

23.220
17.943
485
16.509
1

Sept.

1949
1
23.273 18.036
610
16.512
8 Sept.

1949
1
23.411
17.423
472,
15.995

EMISSIES IN 1949.
(fleiSle hpdrnirpn in di,i,pnd pn,niIrlano

‘t

50
eis)
5
0
‘5

0
0
,
75
0
Ei
51

Jan.
24.914
1.375 26.289

24.864
1.425
Febr.
127.490 3.592
131.082

43.740
87.342
Mrt
72.444
2.169
74.613

57.869 16.744
April
37.642
275
37.917

37.642
275
Mei
30.435
3.344
33.779
441
28.442
.

4.896
Juni
32.884
7.756
40.640

32.639
8.004
Juli
21.8531
3.463 25.316
155
18.553
6.608

SPECIFICATIE DER E3HSSIES IN JUNI EN JUL] 1949
1) edragen in duizenden guldens; koersen en rentevoeten in e

‘0
ba,_l,

isa

‘t
1

1

Naam


a

0.
1

1 0

00
lI

0
H

Juni.
Obligaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening
1947

(dollarlening)
. . .
4.279
100
4.279
3
38
2)

Investeringscertificaten
.
27.804
100
27.804
3
19 ‘)
Beleggingscertificaten

.
553
1004
556
34
49 ‘)
Particulieren:
Ned. l-lervormde Gem. te
45
100
45
4
31
3)

Geref. Ver. tot Oprichting
en
Instandhouding van
Rustbuizen voor Ouden
van Dagen, Bolsward
.
200
100
200
4
35
2)

A and
ei en.
Boom-Ruygrok. N.V.,
Haarlem
200 115 230
N.V. Nationaal Bezit van
Aandelen

Koninklijke

Zuilichem

……………..

Nederlandsche

Stoom-
boot-Maatschappij

.
6.267
115
7.206
N.V. Nederlandsche Elec-
trolasch Maatschappij,

.
……………..

Leiden (aand. B)

.
320
100
320

Juli.
Obligaties.
Overheid:
Nederlandse

staatslening
1947 (dollarlening)
2.378
100
2.378
3
38
2)

Investeringscertificaten
. –
15.535
100
15.535
3
19
3)
Beleggingscertificaten

.
637
4004
640 34
49 ‘)
Provincie Gelderland

.
3.000
100
3.000
3
20
2)
Particulieren:
Sint Geerte Stichting, Ber-
gen op Zoom
‘)
(le.hy-
pothecaire oblig.)

. . .
300
100
300 34
30 ‘)
Aandelen.
Van der 1-Team N.V.,
‘s-Gravenhage
2.000 ‘)
145
2.900
Bensdorp

Winkel

N.V.,
100
16
N.V.

Nationale

Borg

Bussum

………….16

Maatschappij, A’dam

100 ‘)
115
145
Zuidhollandse Bank N.V.,
Rotterdam (aand. B.).
400
108
432

‘) Aansluitend op cle ernissiestatistiek in
,,E.-S.B.” van 20 Juli
1940, blz.

582.
‘)
Versterkte en/of vervroegde gehele of
gedeeltelijkc aflossing
van zekere datum af toegestaan.
‘)
Versterkte en/Of vervroegde gehele of
gedeeltelijke aflossing
to allen tijde toegestaan.
‘)
Waarvan reeds geplaatst fl.000.000.
5)
Voor conversie is bestemd f154.500.
‘)
Bovendien

bij

oude

aandeelhouders
geplaatst

f 500.000

b
100 pCi, wellicht betaalduit het agio op de overige f2.000.000.
7)
500 aandelen van f1.000, waarop 20 pCt te storten.

DE KOLENPOSITIE
VAN NEDERLAND
1).
(in 1.000 kg)

Maand
Productie
Limburgse
mijnen

Verzonden

binneÎandse
behoefte
Invoer

Totaal 1946
..
1

8.313.827
6.387.903
2.666.502
Totaal 1947
. .
10.104.345
7.778.585
3.577.564
Totaal 1948
. .
11.032.326
8.059.287 3.435.269

lan:

1949….
936.174 700.888
247.336
Febr. 1949….
892.448 672.959
312.522
Mrt

1949….
1.026.228 770.668
379.660
Apr.

1949… .
925.207
696.263
322.031
Mei

1949….
960.900 711.611
444.423
Juni

1949..
– .
943.625
709.812
352.281
Juli1949….
082.396
734.803
349.256
Aug.

1949.
. . .
984.204
2)
707.021
2)
343.059
2)

1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van hetC.B.S.”
3)
Voorlopige gegevens.

De Maatschappij

tot Financiering van het

Nationaal Herstel N.V.

roept aandeelhouders op tot het bijwonen van een

a. Buitengewone vergadering van aandeelhouders II,
te houden op Dinsdag 27 September 1949 te 13.45 uur
in het kantoorgebouw van de maatschappij, Kneu-
terdijk 6 te ‘s-Gravenhage.

AGENDA:

Opening.
Goedkeuring notulen vorige vergadering.
Benoeming van een lid van de Raad van Toezicht in verband met het aftreden van een commissaris.
Rondvraag. Sluiting.

b. Buitengewone algemehe vergadering van aandeel-
houders,
te houden op Dinsdag 27 September 1949
te 14 uur in het kantoorgebouw van de maatschap-
pij, Kneuterdijk 6 te ‘s-Gravenhage.

AGENDA:

Opening.
Goedkeuring notulen .vorige vergadering.
Benoeming van een lid van de Raad van -Toezicht
in verband met het aftreden van een commissaris.
Rondvraag. Sluiting.

Houders van aandelen aan toonder, die genoemde
vergaderingen wensen bij te wonen, dienen hun aande-
len uiterlijk 23 September 1949 tegen recu, dat tevens
als bewijs van toegang tot de vergadering zal dienen,
te hebben gedeponeerd bij de volgende banken:

Amsterdamsche Bank N.V.
De Twentsche Bank N.V.
Incasso-Bank N.V.
Lippmann, Rosenthal & Co.
R. Mees & Zoonen.
Neclerlandsche Handel-Maatschappij N.V.
Nederlandsch Indische Handêlsbank N.V. Pierson & Co. Rotterdamsche Bank N.V.
Heldring & Pierson.
De Nederlandsche Bank NV., Af d. Bewaarneming,
Oude Turfmarkt 127, Amsterdam.
De President-Directeur J. F. POSTHUMA.

WOLSELIIY TE K0O1

1
Door gebruik te maken van1
1
34.000 km,
f
4500, z. g.
St.
1

deze rubriek, bereikt

1
Elk onderzoék toegestaan.
1

u
de particulieren

1
Br. onder no. ESB 1515, bur.
v.
d. bi.; Postb. 42, Schiedam.

RECHTSTREEKS!

1

Nederlandsche

Handel-Maatschappij,
N.V:

DEVIEZENBANK

Hoofdkantoor: Amsterdam,
Vijzelstraat 32

Meer dan 100

kantoren

in

Nederland en Azië

New York

Londen

Tanger

HANDELSBEMIDDELING

FINANCIERING VAN IM- EN

EXPO RTTRANSACTIES

cii
A
allouti
inzake hairtoorbehoeften, Brandkasten, Machines,
Gebouwen, Industrie-terreinen, enz.

Voormalig fabrieksgebouw

TE HUUR-,

Geschikt voor magazijn van grossier, researchwerk, groot labo-
ratorium, koelinrichting, eventueel te verbouwen tot kantoor.
Gelegen in de nabijheid van Bussum. In verband met ligging in woonbuurt is industrie niet toegestaan.
Gebouw van zeer solide, doch oudrwetse bouwtrant. Drie
grotere en meerdere kleine lokalen van totaal 280 meter beneden
en 160 meter op eerste verdieping. Bovenverdieping laat zich
verbouwen tot woning. Goede verbindingen met bus en
trein. Aansluiting op lichtnet, gas en telefoon aanwezig. Ook
krachtstroom. Te bevragen onder no. TSE 1514, bur. van dit
blad, Postbus 42, Schiedam.

Te koop aangeboden

Te koop gevraagd:

IE HANDS LIPS

BRAN DVRIJE

BRANDKAST

ARCHIEFKAST

met vakverdeling. Bui-

Binnenwerkse maat en-
tenwerkse maat 248 lang

geveer 175 x 60 x 50 cm.
x 145 br. x 73 diep. Bin-

Br. onder no. ESB 1513,
nenwerkse maat 229 lang

bur. v. d. bi., Postb. 42,
x 124 hr x 60 diep. Br.

Schiedam.
onder no. TSE 1512, bur.
v. d. bi., Postbus 42,
Schiedam.

Advertëert in de E.-S.B.

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres’ voor België: Seminarie voor Gespec,ialiseerde Eko-
nomie, 24, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat j, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland t 26,— per jaar;
voor België/Luxemburg Belg. francs 465 per ‘jaar, te voldoen door
storting bij de Banque de Commerce te Brussel of op haar Belgische
postgirorekening
fl0
260.34.

Overzee’se gebiedsdelen (per zeepost) f 26,—, overige landen f 28,-
per jaar.

Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

AJ)VERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten – aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange haven
141,
Schiedam
(Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief f
0
,4
0
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures ” en ,,Beschikbare krachten”
..f o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

94t.ttfliZt

ESTABLISHED
1878

An Independent Journal of Finance

and Tride

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to inciude all supplements) £ 3:2:6

(fi 33,40)

.4 Special Suppiernent on Economie Con-
d4tions in The ?’Tetherlands was published
on January 31 1948.
.4 limited number
of this Supplernent remain for sale.

LONDOiY: 51 CIO1 STJt.EET, E.C. 4

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs

Auteur