A
U.TEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
Ber
‘
ichten t
ALGEMEËN WEEKBLAD VOOR HANDEL, ‘1IJVEHEID, FINANCJN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
34E
JAARGÂNG
–
WOENSDAG 9 FEBRUARI 1949
No. 1657
COMMISSIE VAN REDAC?
4
1.E:
Ch. Glasz;-H. W. Lamlers; J. Tinbrgen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redwteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
bOMMISSIE VAN AD VIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. ian Tichelen; R. Vandeputte;
F. Versichelen.
Gegeoens acer adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde oan dit nummer.
Internationale
notities:
Regionale aspecten valt de nieuwe Franse lening
–
……..
118
De Engelse
Uo,nrnls.ie
inzake
jitonopolies
…………..
118
no
Engelse
staalln(lustrie
……………………..
119-
Een
otigebruikelijke
clauSulO
……………………
119
Ontvangen boeken en brochures
…………….
119
Geld-
en
kapitaalmarkt
…………………….
119
S t a t
i 5
t i e k e
Ii
ilanksiateis
•…………………………………..
120
:loiilssies in 1948
……………………………….
1
2
1
:ne nereldproductie val, titrwe en rogge
………………
122
Enige indexeijfers van ile tnditstrtele prodiurtie in . eilerland 122
in- en uitvoer van lielgil
……………………….
122
Stand van
‘S
Rijks Kas
………………………….
123
Werkloosheid in België
………………………….
123
Indexeijfers vati lonen volgens rerelitigea in Nederland
123
DEZER DAGEN
keren de Nederlaneis, wat vermoeid van liet omhoog,
staren naar de hoogste spheren van de wereldpolitiek, terug
tot het graafwerk. Allereerst in eigen boezem. heeft niet
de minister van Buitenlandse Zaken het volk van hoeren
en vissers op-ç.le noödzaak van realiteitszin moeten wjjzen?
,,Het is goed in het eigen ha’rt te kijken”.
Dus vachten wij af, wat op de bodem (les harten ligt,
inzonderheid bij de Nederlandse Regering. Daarbij gehiedt
de op ervaring gegronde werkelijkhëidszin voorlopig af
–
stand te nemen van wat vluchtige journalistieke blikken
daar menen te zien. Te dikwijls reeds stoelden in liet In-
dische probleem realiteit en voorlichting niet op één wortel.
Vast staat wel, dat hij het Buitengewoon Federaal Ovdrleg
grondig wordt getracht een gemeenschappelijk fundament te vinden.
Een grondig kennis nemen van de eigen positie, ook de
Noorse Regering wordt, daartoe genoopt. Van Russische zijde bereikte haar het aanbod van een non-agressiepact:
in de Terenigde Staten confereert zij ovede consecjuenties
van het deelnemen in een Noord-Atlantisch pact. Zal de
Noorse Regering het_antwoord kunnen verbeteren, dat
volgens een Oud lied de Coninck van Castihiën kreeg van
zijn stliurinan: ,,Ic en can U niet te lande gebrenghen,
ie en weet niet, waer
Nvi
zijn”.
In eik geval zijn zij nogniet ,,inde schaduwen een zuchtje
van luwe lucht”, in de Phaedrus door Socrates als ideaal
bestemmingsoord gezien. Daarvan geniet veeleer de nieuw&
Franse minister van Financiën. die een ,,ondergronds” voor-
bereide
5
pCt lening op eigenlijk verhazingwekkendew’ijze
zag slagen.- liet geloof, dat Frankrijk eens weer vaste grond
onder de voeten zal vinden
;
wordt op onverwachte momen-
ten telkens verlengd. Zoals Napoleon zei: ,,le mot ,,im-
possible” n’est pas franais”. Tenzij weflicht oor de
Franse boeren, als liet er om gaat hun achtergehouden
harde koopkracht in papier om te zetten.
Maar voorts: ,,Laetons den laOdman loven, met sanglie
ende vreiicht”. 1-let rapport van de Economische en Sociale
Raad uit de Verenigde Naties over 1948 ziet als wellicht de belangrijkste economische ontwikkeling van ,dat jaar
de aanzienlijke toeneming in de beschikbare hoeveelheden
voedingsmiddelen. Voor de voedingspositieop, korte ter-
mijn is hiermede land in
%
zicht. Ook het Russische graan.
zal daartoe bijdragen. Rusland heeft op de internationale
tarweconferen tie aangeboden een vijfde der wereldgraan-exporten op.zich te nemen. Somber blijven nog de progno-
ses
01)
langer afstand, wat betreft de voedselhoeveelheden’ in verhouding tot het aantal, dat dan cle aarde zal vullen.
Een zorg van andere aard drukt de Amerikaanse voor-
spellers; de Amerikaanse conjunctuur zou een verzadigings-
punt gaan ontmoeten. De critiekloze bereidheid tot kopen
maakt, bij een prijsdaling, plaats vôoi eèn
vaster klemmen
van het aardse slijk. Uit cle volken
01)
aarde terug, het
behoeft geen verliespost te zijn.
INHOUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze
week
……..
107
Sommaire,
summaries
…………….
107
Dc publieke kapitaalmarkt in 1949
door D. C. Renooij
108
De financiële toestand van de verplichte ziekenfonds-
verzekering
door
J.
de
Wit
……………….
109
Een ‘code
vooi’
internationale
investeringen
door
Dr
J.
P.
Snoep
………………………….
112
r{echtsgescliillen:
T.T.O.
Chartei
en Internationaal
JEof van Justitie
door Dr MrJ. L. F. ç’an Essen
.114
Boekhespreking:
J Ir .
.
Vondeling:
‘
fle
heilrij tsvergel ii king in
de
lahil
hot,
bespr.
door
Ir
U.
T.
Louwes
………………….
117
Aantekening:
liet nationaal
inkouteit
In
Rusimid
. .
……………..
117-
ROTTERDAMSCHE
BANK
A
CASSA
KASSIERSINSTEUJNG
OPGERICHT IN 1806
HEERENGRACHT 179 • AMSTERDAM.0
CHÈQkJE-
EN
BANKGIRO-
VERKEER,
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
N.V. KONINKLIJKE
N EDERLAN D S ( 14E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo
1-Jengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van.
zoutzuur, (alle ku’alirezren)
vloeibaar chloor
chloorbleekloo,g
natronloog, canstec ,oda.
p
al
1•
ZV c5tafist
ESTABLISHED 1878
An Independent Journal of Finance
and T rade
•
*
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
*
Contains most compléte range of
British economic and financial statist-
ics published in any weekly journal
* –
World wide circulation
*
Annual subscription rate: (post free-
to ihclude all supplernents) £ 3:2:6
(fi 33,40)
A ,Speclat Swpptement on £conomic Con-
dltions in The ïeeherkud8 was
published
on Januarij 31 1948. A li,nited nunsber of
this Suppiement remain for sale.
ZOND OH: 51 CAHHOH STIIJTJOT, E.C. 4
.
DISPOSITIE. CENTRALE
Kassierskantoor voor Hér-Disposities Amsteistraat 14.18, Anisterdain.
Opgericht 1933.
AbonnCs op ‘van der OraaE & Co’s. Ver-
liesposton – Voorkomend – Systeem kunnen
voor retour-kwitanties, waarvan de hij le-
–
vering vastgestelde betalingsdatum niet
meer dan
6
maanden is overschreden, ge-
bruik maken van cle HER-DISPOSITIE METHODE DER DISPOSITIE-CENTRALE, dienst II van
het V.V.S.). Hierdoor verkrijgen zij een selectie tussen goede
en kwade posten. Vraagt toezending der V.V.S.-brochure, waarin onze methode
van hér-disponeren nader wordt uiteengezet.
t4AAKT GEBRUIK vao de rubriek ,, Vacatures” voor hef
oproepen van sollicitanten voor leidende ,funcf ies.
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiëfl.
R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS
AMSTERDAM
ROTTERDAM –
‘
B.GRAVENHAOE
DELFT
.
SCHIEDAU
–
VLAARDINGEN
1
i:
M50
C,
,
)
HOLLANDIA”
HOLLANDSCI-IE FABRIEK VAN MELK-
,PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.
HOOFDKANTOOR TE
VEAARDINGEN
GrOothandel
Weekblad voor de
internationale handel
Heeft U al eens
een proefnummer
aangevraagd?
H. A. M. Roelants
Schied om
F
:1
9 Februari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
107
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
D.
C.
Renooij,
De publieke kap itaal,narkt in 1948
De Nederlandse emissiemarkt weid in 1948 beheerst
door enkele grote emissies en bleek zeer gevoelig te zijn
voor allerlei factoren van politieke en economische aard.
Dit gaf de markt een sterk intermitterend karakter. De
reactie na Mei 1948 is uit een oogpunt van de lange finan-
ciering van het bedrijfsleven (vooral voor nieuw op te rich-
ten ondernemingen en voor besloten vennootschappen,
waarvoor men een beroep op de publieke kapitaalmarkt
wilde doen) niet gunstig geweest. Dit geldt met name, nu
de credietcontrôle de elasticiteit van het hankcrediet heeft
verminderd. 1
–
let zou gewenst zijn, indien een oplossing zou
kunnen worden gevonden om een groter deel van de regel-
matig hij de grote institutionele beleggers toestromende
middelen ter beschikking te stellen van het bedrijfsleven,
op een wijze, die voor beide partijen aanvaardbaar is.
J. de ‘Wit,
De financiële toestand oan de .’erpltchte zieken-
fondsoerzekering.
In Mei 1945 stond het aantal verplicht-verzekerden op
een laagtepunt (2,9 mln); sindsdien is het aanzienlijk ge-
stegen (huidig cijfer ruim 4,2 mln). Deze toeneming is nit
ten koste v n het aantal vrijwillig-verzekerd en gegaan.
Het aantal ziekenfondsen is sinds de invoering van het
Ziekenfondsbesluit (1941) belangrijk gedald. De jaarver-
slagen tonen aan, dat de verplichte verzekering voort-
durend overschotten heeft geboekt, welke echter niet bij
de ziekenfondsen aanwezig zijn, doch door de Ziekenfonds-
raad worden beheërd. Na de oorlog zijn kosten en opbreng-
sten belangrijk gestegen. Gezien de conjunctuurgevoelig-
heid dër opbrengsten schijnt de aanwezigheid van een be-
langrijke financiöle reserve onder alle omstandigheden
gewens t.
Dr J. P. Siioe,
Ëen code 000r internationale inoesterin gen.
In het vrije kapitaalverkeer onder liet regiem van de
gouden standaard heeft tussen de banken en circulalie-
banken der verschillende landen vroeger een ongéschreven
erecode bestaan. Deze code heeft in de dertiger jaren een
—ernstige schok gekregen. Sinds enige tijd is men doende,
voor internationale investeringen normen en regels op te
stellen. Medewerking hieraan verlenen onder andere de
I.T.O. en de Internationale Kamer van Koophandel. Een
code voor internationale investeringen kan ertoe bijdragen
dat er tussen de dehiteuren- en credieteurenlandèçt een
sfeer van rechtszekerheid, wederzijds begrip en goede trouw
ontstaat; de beginselen, die aan een dergelijke code ten
grondslag liggen, verdienen elke mogelijke steun en aan-
dacht.
1)r Mi J.
L.
F. van Essen,
Rechtsgeschillen: I.T.O. Chaiter
en Internationaal hof imn Justitie.
In hoofdstukVlILI van het Charter, van de I.T.O. zijn
de regels vervat, diezullen gelden ter beslechting van ge-
schillen. Aangezien het onderscheid tussen rechtsgeschillen
en
meningsverschillen
over economische feiten ed. niet van
de aanvang af in het oog is gehouden, baart de interpretatie
van hoofdstuk VIII vele moeilijkheden, liet zal zaak zijn
van de I.T.O. om nader te overvegen, of in haar procedure
betreffende de behandeling v’an ,,geschillen” geen princi-
pieel onderscheid zal moeten worden gemaakt tüssen ge-
schillen w’egens niet-nakoming van het Charter, en de
andere, die meer beleidsquaesties betreffen. Om daartoe
te geraken, zal een index van de werkelijke internationaal-
rechtelijke verplichtingen, bij dit Charter aangegaan, on-misbaar blijken te zijn.
SOMMAIRE.
F. C. Renooij,
Le marché public des capitaux pendant 1948.
Le placement de nouveiles émïssions â la Bourse des
valeurs d’An’isterdam est devenu, depuis mai 1948, de plus
en plus difficile. II serait désirable de trouver le moyen de
mettre ii la disposition du secteur privé une plus grande
partie des moyens affluant régulièrément vers les grandes
institutions d’investissement.
J. de
Wit,
La situation financière de l’assu,’ance obligatoire
contre la n,aladte.
La situation financière’ des Caisses d’assurances contre
la maladie aux Pays-Bas est favorable; les comptes se
clôturent par un bonï. Toutefois les rapportssont sensibles
â la conjoncture; aussi faut-il qu’une réerve financière
importante soit formée.
Dr
J. P.
Snoep,
Un code relatif oux inoestissenients interna-
tionaux.
Le code d’honneur tacite qui régissait la libre circulation
des capitaux sous le régime de l’étalon d’or, a été sérieuse-
ment ébranlé au cours des années 1930-1939. L’O.I.T. et la Cliaii
–
ihre Internationale de Commerce, entre autres,
s’occupent depuis quelque temps, d6tablir les règles
relatives aux investissemen ts i nternationaux.
Dr Mr J. L. F. van
Esseis,
Des litiges: La charte-partie
O.J.T. et In Cour Internationale de Justice.
II appartiendra ii I’O.T.T. d’examiner s’il n’y a pas lieu
de faire une distinction de principe dans la procédure entre
les litiges résultant de le non-observation de la charte-partie
aL les autres litiges se rapportant plutôt aux questions de
gestion. Pour en arriver ii faudrait étahlir un index des
obligations réelles en matière de droit international, sous-crites par ‘le charte-partie.
SUMMARIES.
D.
C. Renooij,
The Dutch capital market in 1948.
–
Since May, 1948, new issues on the Amsterdam Stock
Excharge have niet steadily increasing difficulties. It
wouldbe highly desirable if a larger part of the funds of
institutional investors could be put at the disposal of in-
dustry.
J.
iie Wit,
The financial position of obliged sick-fnnd insu-
rance.
–
The financial position of oblied sick-fund insutance in
the Netherlands is favourable. E’ery year the accounts
of these funds show surpluses. The proceeds, however, may be easily influenced by trede cycle fluctuations
50
that in any case considerable financial reserves appear
to be useful.
1)r J. P. Snoep,
11 code of fair t,’eatmeu in international
inoestment matters.
–
In the thirties’ the unwritten code aplied to interna-
tional investments’ under the gold standard has been
subject to serious shocks. I.T.O. and International Chamber
of Comnierce are no’ trying to establish standards and
rules for international investments.
Dr J. L.
F
van Essen,
Legal disputes: I.T.O. Charter and the ïnternational Couri of ,Justice.
There is every reason for the I.T.O. to consider whether it
might be useful to distinguish between disputes on account
of non-fulfilment of the Charter’s requirements and other
disputes, caused by divergence of opinions with regard to matters of management.
r
108
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Februari 1949
DE PUBLIEKE KAPITAALMARKT IN 1948,
De verwachting, dat 1948 evenals 1947 door gote
emissie-activiteit zou worden gekenmerkt – in het
vorige jaaroverzicht van de publieke kapitaalmarkt als
niet onwaarschijnlijk gekenschetst
1) –
ging in de eerste
vijf maanden van het jaar inderdaad in vervulling, doch
daarna trad een duidelijk merkbare terugsiag in. Weliswaar
kwam na Mei nog wel een vrij groot aantal emissies zowel
van obligaties als van aandelen voor, doch de bedragen
daarvan waren in vergelijking tot die van de uitgiften in
de eerste maanden relatief klein. Bij beide soorten fondsen
o’erschreden de reale bedragen per emissie, met inbegrip
van hetgeen vooraf werd geplaatst, na genoemde maand
in geen enkel geval f 2 mln, zodat kan worden gezegd,
dat de emissie-activiteit in 1948 duidelijk in de eerste
maanden van het jaar was gèconcentreerd.
1-let zou onjuist zijn de gesignaleerde reactie uitsluitend
toe te schrijven aan in Mei en daarna opgetreden gebeurte-
nissen. Juister
is
het om te zeggen, dat door die gebeurte-
nissen de spanning, welke in detweede helft van 1947
en hef begin van 1948 door verschillende factoren was
ontstaan, zich heeft ontladen. –
Tot deze factoren behoorde in de. eerste plaats het zeer
krachtige beroep, dat op de kapitaalmarkt werd gedaan
door twee der drie grootste Nederlandse concerns, t.w. de
Koninklijke Olie en Philips. De Koninklijke Olie kondigde
in 1947 twee emissies aan, t.w. een van f 100 mln 3- pct
obligaties en een van f 302.174.400 aandelen. De obligatie-
emissie werd in 1947 afgewikkeld, voor de aandelenemissie
daarentegen werd de sluiting der inchrijving, die aanvan-
kelijk op 30 December 1947 was gesteld, verschoven naar
7 Januari 1948 (waardoor deze emissie in de statistiek
over 1948 viel). Genoemde emissies, waarvan de eerste
geheel en de tweede voor een zeer groot deel in Nederland
werd geplaatst, hadden een succesvol verloop, doch legden
door haar grootte toch wel zeer sterk béslag op de voor
belegging in effecten bechikbare vrije middelen. Dit bleek,
toen zij betrekkelijk kort daarna werden gevolgd door de
uitgifte van f 18.447.000 preferente en f 52.220.250 gewone
aandelen, zomede van f 75 mln 31 pCt 25-jarige obligaties
der Philips’ Gloeilampenfabrieken, waarvan de aandelen,
getuige de ontwikkeling der claimkoersen en der noteringen
na de emissie, met vrij veel moeite werden opgenomen.
Ook aan de aanbodzijde was de gang van zakeii niet
onverdeeld gunstig voor de effecten- en de emissiemarkt.
De uitriking der aanslagen in de vermogensaanwasbelas-
ting en de vermogensheffing ineens, waarmede omstreeks,
November 1947 een aanvang werd gemaakt, noopte tot
– afstoting van effectenbeit, voor zover geen staatsfondsen
tot betaling dezer heffingen beschikbaar waren, hetgeen
vooral op de aandelenkoersen nog al een vrij zware druk
légde.
Bovendien was de s
T
timulerende werking van de liqui-
datie van dollarbezit sedert de uitgifte der Nederlandse
dollarlening in April 1947 weggevallen, hetgeen, gezien –
het feit, dat van die lening in 1947 bijna f 65 mln en in
1948 bijna f181 mln werd geplaatst, voor de aandelenmarkt
wel van invloed is geweest, omdat deze juist het terrein
was, waar de bezitter van dollarsaldi en -effecten bescher-
ming tegen inflatoire invloeden kon zoeken.
Flïer kwam bij, dat de infiatiestemming, die in 1947
nogal eens het hoofd had opgestoken, door de daling van
het tekort op de staatsbegroting en door de verwachte
deflatoire werking van de Marshall-hulp, begon te wijken,
hetgeen ook weer de aandelenmarkt trof.
Tenslotte deden de politieke factoren een duit in het
zakje. De toenemende spanning tussen de Sovjet-Unie en
de Westerse mogendheden, inzonderheid de Verenigde
Staten en Engeland, had een zeer deprimerende invloed
op de beurs en wat de sector der Indonesische fondsen
aangaat, werkte het uitblijven ‘an een oplossing voor de
‘)
Zie: ,E.-S.B.” van 4 Februari 1948, blz. 89.
politieke moeilijkheden in Indonesië koersherstel zeei’
tegen. Het streven om de cultuurondernemingen, daar
waar zulks mogelijk was, weer geheel op gang te brengefi,
gaf desniettemin aanleiding tot uitgifte, voor het eerst na
de oorlog, van aandelen van twee tabaksmaatschappijen,
t.w. de Deli-Maatschappij en de Tabak-Maatschappij
Arendshurg, in Mei. Wellicht zouden nog enkele. cultuur-
ondernemingen gevolgd zijn, doch ten tijde van de openstel-
ling van de inschrijving bereikte de internationale spanning
juist haar hoogtepunt, zodat genoemde emissies geen gun-
stig onthaal vonden. Het is daarbij, wat de Indonesische
cultuurfondsen betreft, dan ook gebleven. Slechts werden
nog aandelen van één in Indonesië wèrkzame handelsven-
nootschap uitgegeven, welke vlot werden opgenomen.
Het valt niet te ontkennen, dat de reactie op emissie-
gebied uit een oogpunt van de lange financiering van het bedrijfsleven, dat zijn liquide middelen door herstel, uit-
breiding, verbetering en vernieuwing, zomede aanvulling
van voorraden in het algemeen vrij snel heeft zien slinken,
niet gunstig is geweest. In een aantal gevallen werd de
moeilijkheid opgelost door het sluiten van onderhandse
leningen, waarvoor bij de institutionele beleggers belang
–
stelling kon worden gevonden, doch langzamerhand werd
ook op dit gebied de situatie wat moeilijker, doordat de
verzekerïngmaatschappijen stroever met haar condities
werden.
Meei nog dan voor bestaande ondernemingen vormde deze ontwikkeling een handicap voor te stichten nieuwe
ondernemingen en voor besloten vennootschappèn, waar-
vooi’ men een beroep op de publieke kapitaalmarkt wilde
doen. Hier kwam hij, dat het teleurstellend resultaat van
enkele nieuwe ondernemingen en vooral natuurlijk de dé-
bâcle van de Wabo een krachtige domper op de belangstel-
ling voor nieuwe fondsen zette. 1-let’ gevolg is dan ook ge-
– weest, dat de emissiehuizen nog gereserveerder ten aanzien
van medewerking aan plannen tot vestiging van nieuwe
bedrijven zijn geworden dan zij in het algemeen, en terecht,
reeds waren. Op het eerste gezicht lijkt dit voor de indus-
trialisatie te betreuren, maar men dient nipt te vergeten,
dat het mislukken van nieuwe ondernemingen meer
schade aan de industrialisatie doet dan het niet doorgaan
van plannen, die misschien wel kansen bieden, doch waar-
van men het risico nog niet door de particuliere belegger
kan laten dragen. Overigens zijn door de Herstelbank en.
de in 1948 opgerichte Nederlandse Participatie Maatschap-
pij wegen geopend om voor nieuwe investeringen de phase
tussen de oprichting en het moment, waarop men een be-
roep op de publieke kapitaalmarkt kan doen, te over-
bruggen.
Op het gebied der obligatie-emissies viel als belang-
rijkste gebeurtenis te vermelden de uitgifte van de 3 pCt
Nederlandse Staatslening per 1962-’64, groot f1.140 mln.
en de 31 pCt Nederlandse- Staatslening 1948, groot f 360
mln, beide grotendeels dienend ter conversie van de 3-3k pCt lening 1938, die in 1948 op een-rente van 3j pCt zou
komen. De Staat kreeg met deze transactie, die bevredi-
gend verliep, een bedrag van ruim f270 mln aan nieuw geld.
Het liet zich aanvankelijk aanzien, dat ook de convefsie
van daarvoor nog in aanmerking komende gemeentelenin-
gen op de emissiemarkt zou worden voortgezet. In Januari
gaf Amsterdam een 3-3f pCt lening van f 66 mln uit ter
conversie van 3j pCt leningen en in Maart volgde Arnhem
met een soortgelijke lening van f 4.363.000, doch daar bleef
het bij.. Nadien kwamen alleen relatief kleine leningen van
particuliere lichamen voor (waaronder drie, welke geheel –
of gedeeltelijk dienden ter conversie van leningen van hoger
rentetype), welke bijna zonder uitzondering van het 3f pCt
type waren. De industrielë leningen hadden in de regel
een looptijd van 20 jaar, die van enige kerkelijke en daar-mede overeenkomende lichamen van 25 jaar en langer.
De financiering der gemeenten op lange termijn werd
9 Februari
1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘
109
Emissie aan obligaties en aandelen, inclus ie/ reeds op emissieaoorwaarden geplaatste bedragen.
–
(reële bedragen in duizenden guldens)
1947
1948
Nieuw geld
Conversies
Nieuw geld
Conversies
Obligaties:
– Obligaties:
Staat der Nederlanden ……….64.563
2.742.362
Staat der Nederlanden ……….888.752
‘)
1.231.760
Andere overheidslichamerL
9.540
88.111
Andere overheidslichamen
–
. 70.363
Particuliere lichamen ………….145.585
1)
9.882
Particuliere lichamen …………89.369
2.364
Totaal
219.688
2.840.355
Totaal
978.121
1.304.487
Aandelen
……………………..98.
9
8
3
Aandelen
………………………506.652
Totaal generaal. .
3 18.67
1
2.840.355
Totaal generaal. .
1.484.773
1.304.487
‘)
Miv.
t
25 mln 3-3j pCt obligaties van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten.
‘)
Miv.
de in 1948 geplaatste bedragen van de Nederlandse dollarlening (f180.734.000), investeringscertificaten (f423.669.500)
en beleggingscertificaten
(t
14.308.000).
voor een groot deel onderhands bewerkstelligd bij de
institutionele beleggers. Ook werden daarbij nogal veel
conversieleningen gesloten.
De stemming van de obligatiemarkt bleef na genoemde
gemeenteleningen voortdurend ongunstig voor conversie-
leningen en men krijgt dan ook de indruk, dat de rente-
stand in ieder geval wel zijn laagtepunt heeft bereikt.
Wij geven hierboven de emissiecijfers over
1948,
ver
geleken met die over
1947.
Men ziet, dat het in
1948
in totaal aan nieuw geld op-
genomen bedrag belangrijk groter is dan in
1947.
Dit is
wat de particuliere lichamen betreft, toe te schrijven aan
de reeds vermelde emissies van de Koninklijke Olie en
Philips en wat de Staat betreft, aan de conversieleningen
van April, waarbij 1
270
mln nieuw geld werd aangetrok-
ken, zomede aan de inschrijvingen op de dollarlening en
op de investerings- en beleggingscertificaten. De inschrij-
vingen op deze laatste vloeiden voort uit de maatregelen
ter afwikkeling van de geldzuivering en hadden dus een
speciaal karakter. In wezen komt hun uitgifte o’ereen
met een consolidatielening.
1-let feit, dat de Nederlandse emissiemarkt in
1948,
zoals ook vroeger nogal eens het geval is geweest, beheerst
werd door enkele grote emissies en zeer gevoelig is voor
allerlei factoren van politieke en economische aard, geeft
aan die markt een sterk intei’mitterend karakter. Dit vormt
voor de financiering van grote ondernemingen een moeilijk
punt, nu de credietcontrôle de elasticiteit van het bank-
crediet heeft verminderd. Het zou daarom gewenst zijn,
indien een oplossing zou kunnen worden gevonden om een
groter deel van de regelmatig bij de grote institutionele
beleggers toestromende middelen ter beschikking te stellen
van het bedrijfsleven, op een wijze, die voor beide partijen
aanvaardbaar is. 1-let valt buiten het kader van dit artikel
om hier op in te gaan, doch daar dit vraagstuk in finan-
ciële kringen voortdurend de aandacht heeft, mag worden
verwacht, dat daarover zeker nog meer zal worden gezegd.
Amsterain. D.
C.
RENOOIJ.
DE FINANCIËLE TOESTAND .VAN DE
VERPLICHTE ZIEKENFONDSVERZEKERING.
Een viertal gebeurtenissen uit de laatste tijd is een
gerede aanleiding om stil te staan bij de belangwekkende
ontwikkeling van het Nederlandse ziekenfondswezen. De
vier gebeurtenissen zijn: de inwerkingtreding van de wet op de Ziekenfondsraad, de verlaging van de premie voor
de verplichte ziekenfondsverzekering, de verhoging van
de premie voor de vrijwillige ziekenfondsverzekering en
de aanneming door de Staten-Generaal van het wetsvoor-
stel tot subsidiëring van de vrijwillige ziekenfondsverzeke-
ring uit het Vereveningsfonds.
Dat het ziekenfondswezen in Nedrland een enorme bete-
kenis heeft verkregen, moge uit ènkele simpele cijfers blij-
ken. Er zijn thans ruim 6j millioen personen bij de Alge-
mene Ziekenfondsen verzekerd
1).
Dit betekent, dat, glo-
baal gesproken,
2
van de 3 Nederlanders krachtens ver-
zekering recht hebben op een uitgebreide medische ver-
zorging. De kosten, welke hiermede zijn gemoeid, overtref-
fen over het jaar
1948
vermoedelijk een bedrag van 150
millioen gulden.
–
Met de leiding van het gehele ziekenfondswezen is thans,
binnen de door en krachtens de wet van
24
April
1947,
Stbl. H. 135, getrokken grenzen, de Ziekenfondsraad be-
last. Dit lichaam, bestaande uit 36 leden, welke de bij het
ziekenfondswezen betrokken maatschappelijke groepen
vertegenwoordigen, is op 1 Januari
1949
in de plaats ge-
treden van .de ,,Commissaris, belast met het toezicht op
de Ziekenfondsen”. De functie van Commissaris was ge-
creëerd door het op 1 November
1941
in w’erking getreden
,,Ziekenfondsenbesluit”
2),
dat na de bevrijding voorlopig
is gehandhaafd en nog steeds voor een groot deel van
kracht is. Aan de voorbereiding van een ,,Ziekenfondsen-
wet” wordt reeds geruime tijd gewerkt, doch de materie
blijkt verre van gemakkelijk te zijn. Ook vôér de tweede
wereldoorlog is dit reeds gebleken; verschillende pogingen tot wettelijke regeling van het ziekenfondswe.zefi zijn toen
zonder succes gebleven.
Onder de vele vraagstukken, waarmede de Ziekenfonds-
raad zich zal hebben bezig te houden, zijn de financiële
zeker mee van de belangrijkste. Men kan gevoeglijk zeg-
gen, dat ongeveer alle grote problemen op ziekenfpndsge-
bied een financieel aspect hebben. –
Na 1 November
1941
en nog geruime tijd na de oorlog
was de financiële positie van het ziekenfondswezen zeer
moeilijk te beoordelen, zulks in tegenstelling tot de toe-
stand véör de invoering van het Ziekenfondsenbesluit,
welke zeer eenvoudig was; elk ziekenfonds redde zich toen.’
zelf, zo goed en kwaad als het ging, met de vrijwillig door
de leden opgebrachte premies. Het Ziekenfondsenhesluit
bracht de verplichte verzekering
3)
voor de verzekerden
in de zin van de Ziektewet, met uniforme en gecentrali-
seerde premieheffing en uniforme en uitgebreide rèchten’
der verzekerden. Hierdoor kwam men .’oor eën geheel
nieuwe situatie te staan, met tal van onzekerheden en met
de wetenschap, dat foutieve calculaties veel ernstiger
gevolgen zouden hebben dan onder het oude, volkomen.
gedecentraliseerde stelsel.
Zoals bekend is, wordt de premie voor de verplicht-‘
verzekerden betaald door de werkgevers en voor de hlft;
‘)
De naam Algemene Ziekenfondsen’
is
de wettelijke aan-:
duiding voor de ziekenfondsen, clie toëgelaten zijn tot cle uitvoering
van de verplichte verzekering. Alle Algemene Ziekenfondsen, met uitzondering van enkele ondernemingsfondsen, hebben tevens een
afdeling vrijwillige verzekering.
‘) Dit besluit, hoewel onder Duitse drang ingevoerd en niet
van Duitse smetten vrij, was toch als geheel genomen naar Neder- l
landse begrippen wel zo bruikbaar, dat het na de bevrijding voor-‘;
lopig is gehandhaafd: De in de bezettingstijd gevoerde strijd om de,
ziekenfondsen vindt men uitvoerig beschreven in de door de Com-
missaris uitgebrachte jaarverslagen, welke bij de Rijksuitgeverij
verkrijgbaar zijn. In deze verslagen zijn ook veel financiële en sta-
tistische gegevens opgenomen.
De functie van Commissaris, belast met het toezicht op de
Ziekenfondsen, werd in de eerste maanden na
1
November 1941
en wederom na de bevrijding uitgeoefend door de Directeur-Generaal
van de Volksgezondheid, Dr C.
v.
d. Berg.
3)
Een verplichting tot aanmelding bij de ziekenfondsen
is
voor.
de arbeiders niet met zoveel woorden gevestigd. Hun premie-
aandeel vordt echter
op
hun loon ingehouden en de arbeider, die,
niet
hij
een ziekenfonds
is
ingeschreven, heeft geen recht
op
zieken-
geld.
‘)
7
110
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9
Februari
1949
verhaald op de lonen- (met uitreiking van coupons, welke
door de boden of agenten van liet ziekenfonds worden
verzameld).
riervijI
voor de vrijwillig-verzekerden de pre-
mie in een absoluut bedrag werf1 en wordt uitgedrukt,
.telde het Ziekenfondsenbesluit voor de verplichte verzeke-
ring de premie op een percentage van het loon, hetgeen
technisch uitvoerbaar was door de koppeling van het
Zickenfondsenhesluit aan de Ziektéwet. i:let maximum
van de premie w’erd op 6 pCt van het premieloon in de
zin der Ziektewet gesteld. In feite is niet meer dan 4 pCt
geheven. lIet percentage wordt na de oorlog jaarlijks
vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken. Voor het
jaar 1948 is het verlaagd tot 3,8 pCt, voor het jaar 1949
tot 3,6 pCt.. Gehuwde vrouwen en kinderen tot 16 jaar
zijn in de regel zonder premiebetaling medeverzekerd
(indirect-verzekerden). Deze gehele regeling komt zeer
ten goede aan de arbeiders met kleine inkomens en grote
gezinnen, te meer daar het Ziekenfondsenbesluit èen uit-
gebreid en over het gehele land uniform complex van rech-
ten der verzekerden (,,verstrekkingen”) heeft ingevoerd.
Voor ongehuwden en voor kinderloze arbeiders met relatief
hoge inkomens is de regeling uiteraard minder aantrekke-
lijk. Wegens deband tussen Ziekenfondsenbesluit en Ziek-
tewet geldt echter voor- arbeiders met een vast loon van
meer dan f 3.750 ‘s jaars cle verplichte ziekenfondsver
–
zekering niet.
Na 1941 zijn nog ënkele categorièën- van niet, onder de
Ziektewet vallende arbeiders onder liet Ziekenfondsen-
besluit gebrach t, bijvoorbeeld groepen arheidscontractan-
– ten in overheidsdienst.
1 let aantal vrijwillig-verzekerden, dat, véôr de oorlog
ruim 4 millioen bedroeg, daalde door de invoering van cle
verplichte verzekering tot ongeveer 2 milliôen. 1-let aantal
verplicht-verzekerden bedroeg aanvankelijk ongeveer 3,3
millioen, waarvan dus ongeveer 1,3 millioen voorheen niet
verzekerd Nvaren. In de oorlogsjaren is het aantal verplicht-
verzekerden gedaald tot een laagtepunt van 2,9 millioen
in Mei 1945; sindsdien is he zeer belangrijk gestegen.
Thans zijn er meer dan 4,2
n
–
iillioen verplicht-verzekerden,
waaronder ruim 1,9 millioen rechtstreeks-verzekerden, dal
zijn de arbeiders, over ivier loon premie wordt betaald;
de overigen, derhalve ongeveer 2,3 millioen zielen, zijnde
indirect-verzekerden. D na-oorlogse toeneming van liet
aantal verplicht-verzekefde
n is niet ten koste van het
aantal vrijwillig-verzekerden gegaan, want dit laats te
aantal is constant boven de 2 millioen zielen gebleven
(thans ruim 2,3 millioen). Wel is er waarschijnlijk een be-
langrijke doorstroming geweest; dat wil zeggen overgang
van vrijwillige naar verplichte verzekering enerzi,Ids, toe-
treding van nieuwe vrijwillig-verzekerden anderzijds.
Het aantal zekenfondsen is door de invoering van het
Ziekenfondsenbesluit sterk gedaald, dar slechts een be-
perkt aantal, dat administratief en financieel sterk genoeg
scheen, tot de uitvoering van de verplichte verzekering
werd toegelaten. Vele kleine fondsen losten zich in grotere
op. liet proces van concentratie heeft zich na 1941 gc
leidelijk voortgezet. Thans bedraagt het aantal ,,Algemen
Ziekenfondsen” ongeveer 150, w-elke voor het grootste dqel
zijn aaneengesloten in een zéstal organisaties. Er zijn
belangrijke verschillen in organisatievorm en geaardheid tussen de ziekenfondsen. Ten aanzien van de rechten der
verplicht-verzekerden en de verhouding – tussen fondsen
en staatstoezicht; staan_ echter all ,,Algemene Zieken-
fondsen” geheel op één lijn
4).
De vastsielling van het preipiepercentage dci- ver-
plichte verzekering was in 1941 een hachelijk werk,
daar de desbetreffende calculaties slechts op zeer on-volledige en wei9ig exacte gegevens konden steunen.
lIet heeft niet ontbroken aan péssimistische-stemmen,
)
Daar
het spoorwegpersoneel en de mijnarbeiders niet onder
cie normale, regeling van cle Ziektewet en het Ziekenfondsenbesluit
vallen, behoren het Zieken- en Onciersteuningsfonds van de Neder-
landse Spoorwegen en het Algemeen Mijnwerkersfonds niet tol. de
Algemene Ziekenfondsen. – –
clie yoorspelden dat het percentage van 4 te laag zou
– blijken te zijn. liet is echter meegevallen. Blijkens
de gepubliceerde jaarverslagen zijn over de jaren 1942
(met twee maanden van 1941), 1943, 1944 en 1945
overseliôtten verkregen ten bedrage
•
van rond 18,8, 21,7,
20,3 en 20,6 millioen gulden: liet jaarverslag over 1946
is nog niet verschenen, doch, zoals de Minister van Sociale
Zaken reeds heef t verklaard, liet totaal van de batige saldi
van de verplichte verzekering is per 31 December 1946
tot boven cle lOOmillioen gulden gestegen. Over 1947 zijn
nog geen volledige cijfers beschikbaar; vast staat echter
wel, dat ook over dit jaar een overschot zal worden’ vei’-
kregen en hetzelfde geldt vermoedelijk, zij het in mindere
mate, voor 1948, ondanks de verlaging van het premie-
percentage van 4 tot 3,8 pCt en ondanks de bijdragen aan
de afdeling vrijwillige verzekering, welke hierna ter sprake
komen.
De overschotten zijn ni
–
et aanwezig hij de ziekenfondsen,
doch worden beheerd door de Ziekenfondsraad (voorheen
door de Commissaris). Het Ziekenfondsenhesluit heeft een ,,Vereveningsfonds” gecreëerd
5).
Aanvankelijk was een
halfjaarlijkse verdeling van de inhoud van dit fonds tussen
de Al
g
emene Ziekenfondsen voorgeschreven, op basis van
de aantallen verplicht-verzekerden. Dit was al te simpel,
omdat liet kostenpeil van de verschillende ziekenfondsen
door allerlei oorzaken (aard vap het werkgebied, gezond-
heidstoestand en mentaliteit van de bevolking enz.) sterk
varièert. De voorschriften betreffende de verdeling zijn
daarom nooit toegepast en na de oorlog buiten w-erking
– gesteld; een nieuwe regeling betreffende de financiering
van de afdelirlg verplichte verzekering van de afzonderlijke
7,iekenfondsen is, hr echter nog niet en daarom ontvingen
zij nog steeds uitsluitend ;,voorschotten”, welke zijn ge-
baseerd op de kostencijfers, zoals deze aan de Commissaris
(thans aan de Ziekenfondsraad) blijken.
Die kostencijfers zijn na de oorlog belangrijk gestegen.
Over 1942 was het gemiddelde bedrag van alle kosten pei
verplicht-verzekerd persoon (,,per ziel” volgens de gebrui-
kelijke aanduiding) f 1.4,20 (kosten van liet staatstoezicht
en van de. premie-inning inbegrepen)
6);
over 1946 was liet
overeenkomstige cijfer ongeveer f 21,25 en over 1947 zal
het vermoedelijk.bijna f25 bedragen
7).
Voor1949 wordt
een stijging dci- kosten tot boven f 27 per ziel verwacht
en het eindpunt zal hiermede nog wel niet zijn bereikt.
De algerbene prijs- en loonstijging speelt bij deze stijging
uiteraard een rol; de ziekenhuiskosten, geneesmiddelen-
pi-ijzen en lonen en salarissen bijvoorbeeld zijn sterk ge-
stegen. Er zijn echter ook andere oorzaken. De honoraria
van de artsen, apothekers, tandartsen, vroedvrouven en andere medewerkers der ziekenfondsen w’aren vôér de
invoering van de verplichte verzekering hij vele zieken-
fondsen laag, omdat deverzekerdin niet meer konden-
opbrengen. Aanvankelijk zijn voor de verplichte verzeke-
ring de oude honoraria blijven gelden, doch geleidelijk zijn
de lage .honoraria belangrijk verhoogd; de algemene sti,j-
ging,w elke toch. zou zijn ingetreden, werd hierdoor sterk
geaccentueerd. Voorts moet de vooruitgang van de miedi-
sche wetenschap terdege in aanmerking worden gcnomel
–
de geneeskunst kan steeds meer vooi- de lijdende mensheid doen, doch de hieraan verbonden kosten van specialistische
hulp, ziekenhuisverpleging, geneesmiddelen enz. lopen
snel op.
rçenslotte een deel van de verplicht-verzekerden heeft
aanvankelijk slechts zeer gedeeltelijk van zijn rechten ge-
bruik gemaakt; dit geldt het meest voor de plattelands-
‘) Deze naam- is gekozen, omdat door middel van dii; centrale
fonds de inkomsten van cle afzonderlijke ziekenfondsen onafhanke-
lijk konden worden gemaakt van dc verschillen in loonpeil en
k i ndprtal. – –
Met een spreiding – enkele uitzon(leringen nog daargelaten –
van f11 tot fl7.
‘)
In 1946 hadden de verzekerden nog vrij veel moeite om hun rechten te effectueren (onder andere door gebrek aan ziekenhuis-
rl.Iimte, aan maleriaal voor tandheeikundige hulp en aan allerlei
kunstrnidclelen). Dit verklaart gedeeltelijk de grote sprong in cle
kostencijfers van 1946 op 1947.
L
9 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
bevolking. Geleidelijk komt hierin verandering (zeer duide-
lijk is dit bijvoorbeeld te constateren ten aanzien van de
tandheelkundige hulp) en uiteraard beïnvloedt déze ver-
andering ook de kostëncijfers.
De opbrengst van de ziekenfondspremie voor de verplich-
te verzekering is echter evéneens sterk gestegen, niet alleen
absoluut, maar ook uitgedrukt in een bedrag per ziel.
Over 1942 w’as de opbrengst ruim 64 millioeti gulden, dat
was ongeveer 119 per ziel. Over 1946 zal, naar het zich
laat aanzien, ongeveer 108 millioen gulden binnenkomen,
dat is 130 per ziel. Ten aanzien van de latere jarén zijn nog slechts schattingen beschikbaar. Voor 1947 leiden deze tot
een verw’achte’ opbrengst van 130 i. 135 millioen gulden.
(In deze stijging komt, behalvede algemene loonsverho-
ging, uiteraard ook de toeneming van het aantal verplicht-
verzekerden, tot uiting en voorts de verhoging .’an de
loongrens
6
het maximum van het premieloon in de zin
der Ziektewet per 1 Januari 1947). Voor 1948 en 1949 zou
een verdere verhoging, zij het niet in hetzelfde tempo,
zijn te verwachten, ware het-niet, dat,’ zoals reeds is aan-
gestipt, het premiepercentage is verlaagd. Op de basis
van 3,6 pCt wordt de opbrengst over 1949 op ongeveer
135 millioen gulden geschat (ruim f31 per ziel), welk bedrag
naar verwachting voldoende zal zijn om de kosten over dit
jaar te dekken, doch -geen overschot van enige betekenis
zal kunnen opleveren, indien althans enigein voorbereiding
zijnde kostenverhogende mtreelen tot stand komen.
De in het Vereveningsfonds gevloeide en vooralsnog
niet aari”de Algemene ‘Ziekenfondsen uitgekeerde gelden
— die thans ongeveer 120 millioert gulden belopen
8)
zijn voor een belangrijk deel in schatkistpapier en kort-
lopende leningen en voor een zeer beperkt deel in leningen
van middelbare duur belegd. Een regeling betreffende_deze
beleggingen ontbreekt, zulks ten gevolge van de reeds
vermelde omstandigheid, dat het Ziekenfondsenbesluit
aanvankelijk een halfjaarlijkse totale verdeling van de
gelden eiste. Ter verbetering van het rendement verdient een belegging op langere termijn van een groter deel der
reserve aanbeveling. FIoewel het nog geheel onzeker is
hoe de komende wettelijke regeling van het ziekenfonds-‘ wezen zal uitvallen, schijnt de anw’ezigheid van een be-
langrij ke reserve onder alle omstandighed en gewenst, om-‘
dat anders juist in tijden van neergaande conjunctuur
premieverhoging spoedig nodig zou kunnen zijn. De premie
ohrengst immdrs is afhankelijk van cle omvang van de
werkgelegenheid en van liet loonpeil; cle opbrengst is dus
conjunctuurgevoelig. [let kostenpeil der ziekenfondsen is
daarentegen moeilijk te verlagen; integendeel is het denk-
baar; dat juist in slechte tijden zekere tendenties tot
kostenstijging werlczaam zijn (sleclitee gezondheidstoe-
stand). Men dient hierbi.j ook terdege in aanmerking te
nemen, dat de meeste ziekenfondsen slechts kleine of in
het geheel geen reserves hebben en dat de jaarlijkse uit-
gaven voor de verplichte verzekering thans reeds meer dan
120 millioen gulden bedragen.
OoIt wanneer men met al het bovenstaande rekening
houdt, kan men de reserve van de verplichte zieken-
fondsverzèkering zeer aanzienlijk noemen. Dit lcan van grote betekenis zijn voor de uitvoering van maatregelen
op het gebied van de algemene, in het bijzonclei’ de preven-
.tieve gezondheidszorg. Zonder tekort te doen aan het vele
verdienstelijke werk, dat op dit gebied is verricht, kan men
constateren, dat er nog zeer veel is te doen en dat er op
verschillende punten van een achterstand moet worden
gesproken, niet het minst door gebrek aan geldmiddelen.
8)
1-let op zeker tijdstip in het Vereveningsfonds aanwezige
bedrag is uiteraard niet gelijk aan het bedrag, dat na verloop van
tijd als batig saldo per bedoeld tijdstip wordt vastgesteld. Een
belangrijk deel van de ziekenfondspremie vloeit namelijk veel
later binnen. Gedeeltelijk wordt dit eelster,geconipenscerd, door-
dat cle gelden, door de werkgevers besteed voor de aankoop van
couponboekjes voor ziekenfondspremie, reeds in het Verevenings-
fonds vloeien vÔör cle
cl
aurmede correspoiiderçndle premie-aanslagen
zijn opgelegd en doordat een deel der uitgaven van de ziekenfondsen
met een zckerc vertraging wordt afgerekend.
hier liggen dus nog grote mogelijlcheden; aan het reali-
seren daarvan zijn echter nog tal an problemen yer-
honden. Voor het ziekenfondswezen kan het uitgeven vën
gelden voor dergelijke maatregelen de ,,cost” zijn, welke
aan een zeer belangrijke ,,baet” in cle vorm van besparing
0
1
)
de kosten
4
îan -curatieve gezondheidszorg voorafgaat.
Dit betekent geenszins, dat de ziekenfondsen zich zelf
op het terrein van de algemene gezondheidszorg moeten gaan bewegen; kruisvereniglngen en andere instellingen
hebben op dit gebied dooriiaar langdurig en verdienstelijk
werk gevestigde aanspralcen.
Als vorm van preventief werk verdient ook de nog in
het stadium van organisatorische voorbereiding verkerende
schooltandverzorging de aandacht. In enige gemeenten
zijn i’eeds diensten voor. school tandverzorging met finan-
ciële medewerlcing der ziekenfondsen geol’ganiseerdl. Des-
kundigen op het
–
gebied van de sociale tandheelkunde
achten alleenop de grondslag van schooltandveuzorging
een afdoende regeling van de tandheelkundige verzorging
mogelijk. indien het komt tot een organisatie der school-
tandverzorging, welke de gehele bevolking van de lagere
scholen omvat en welke, voor zbver de kinderen tot ge-
zinnen van verzelcerden behoren, door de ziekenfondsen
wrtrdt bekostigd, zal dit aan de zielcenfondsen circa
2 millioen guldën pei’ jaar kosten.
Er bestaan ook nog vele wensen ten aanzien van uit-
breiding van de thans door de ziekenfondsen geboden
hulp. In het bijzonder betreft dit de ziekenhuisverpleging.
De verzekerden hebben thans recht op 42 dagen zieken-
huisverpleging met behandeling per ziektegeval; willen zij
dekking voor langere duur, dan moeten zij een aanvullende
verzekering sluiten, welke hij de meeste ziekenfondsen
5 cent per persoon per week (10 cent voor een gezin) kost.
Door verlenging van de duur der verpleging op kosten
van de hoofdverzekering zouden. dus de verzelcerden de
kosten van de aanvullende’verzelcering kunnen besparen.
Indien de hoofdverzekering de kosten over de gehele
medisch-noodzakelijke verpleegduui’ gaat betalen, zal dit
naar schattihg een kostenverhoging van ongeveer 5 mil-
lioen gulden per jaar (alleen voor de verplichte verzekering)
betekenen. Het overleg over deze uitbreiding van de ver-
strekkingen is nog gaande.
Voor de kosten van sanatoriumverpleging van t.h.c.-
lijders geven de ziekenfondsen thans reeds zeer aanzienlijk
meer uit dan volgens de oorspronkelijke regeling. Men is
begonnen met f 1,50 pet’ dag gedurende ten hoogste een
jaar; na de oorlog is dit bedrag verhoogd tot 13 per dag
en is cle termijn van een jaar losgelaten, zodat de uitkering
thans wordt verleend over cle gehele medisch-noodzakelijke
verpleegdutir. Korielings is liet bedl’ag van de uitkering
wederom verhoogd, thans tot f4,50 per dag
9).
Als men bovendien nog vcet, da
–
t de medewerkers dei’
zielcenfondsen (al’tsen, apothekers, tandartsen enz.) nog
verschillende wensen hebben ten aanzien van de honoraria,
•
w’ellce zeker wel tot bepaalde technische herzieningen en
tot gladstrijken van plooien zullen moeten leiden (hetgee,n
onvermijdelijk geld kost) ed als men tenslotte in aanmer-
king-neemt, dat,de vrijwillige verzekering ook vooi’ 1949
een bijdiage uit het Vereveningsfonds zal ontvangen
(hierover nader), is het wel duidelijk, dat Bruintje van de
ziekenfondspremie heel wat heeft’te trekken. Dat hij een
flinlce trekkracht heeft, is uit het voorgaande gebleken.
Een kleine hulpkracht heeft hij in de rente-opbrèngst van
het Vereveningsfonds, welke thans meer. dan 2 millioen
gulden per jaar is. – –
In een volgend artikel zal de financiële toestand van
de vrijwillige verzekering nader worden bezien.
Amsterdam. –
1. DE WIT.
9)
Voor het overgrote deel worden deze’ iii Lkeringen namens cle
ziekenfondsen verzorgd door cle Stichting Nederlandse Sanato-
rium-Verzekering, welke
zich
hierdoor heeft kunnen ontwikkelen
tot een krachtige instelling. Zij houdt zich ook
bezig
met indivi-
duele en collectieve verzekering van sanatoriumkosten
–
ten behoeve
van niet-ziekenfondsleden. –
n
112
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Februari 1949
EEN CODE VOOR INTERNATIONALE
INVESTERINGEN.
De vrees voor nationalisatie; naast die voor discriminatie,
transferheperkingen en dubbele belastingheffing, vormt een
belangrijke hinderpaal voor internationale investeringen.
Deze problemen worden thans overkoepeld doorde inter-
nationale politieke onzekerh9id.
Sinds enige tijd is men doende normen en regels op te
stellen voor internationale investeringen. Een aantal
organisaties werkt hieraan mede, zoals de ,,International
Trade Organisation” en de Internationale Kamer,
van
Koophandel. Het ontwerp-handvest van Genève, het
handvest van 1-Javana van de I.T.O. en het handvest
van de Pan-Amerikaanse economische conferentie van
Bogota hebben alle min -of meer tot doel de regels van
,,fatsoen” op te stellen, waaraan de economische en finan-
ciöle betrekkingen tussen de landen in de toekomst ge-
bonden zullen zijn; zij streven naar opheffing van interna-
tionale handelsbelemmeringen, naar behandeling op basis
van meestbegunstiging, naar een vrije multilaterale handel
èn geven hiertoe een samenstelling van formele regels met
betrekking tot de samenwerking van de verschillende
landn
1
).
De charters van de I.T.O. vertonen de onvolkomenheid
van compromissen; zij zijn meer of minder stringent en
bevatten meer of minder veiligheidsclausules,hetgeen een
gevolg is van de gecompliceerdheid van de behandelde
materie. Daarom wordt wel eens meer waarde gehecht aan
de geest, waarin de opgenomen bepalingen zullen worden
nageleefd, dan aan de feitelijke inhoud. De elkaar opvol-
gende concepten van regelingen, aanvankelijk simplistisch
opgeet, houden in hun verdere uitwerking steeds meer
rekening met een verdeelde wereldhuishouding, met de
grote verschillen in economische structuur en ontwikkeling,
met de diverse sociale tradities en politieke ideologieën,
met het nationalisme en met de sociale onrust, die in
sommige landen heerst, zodat uitzonderingsbepalingen op
algemene regels moeten worden gegeven, aardoor een
handvest wellicht wordt uitgehold; het niet opvolgen
echter van rigoureuze bepalingen, die sterk ingrijpen in
de vrijheid van de afzonderlijke volkshuishoudingen, zou
tot gevolg hebben, dat die landen zouden uittreden. Vooralsnog stelt het merendeel der landen prijs op een
zekere autonomie. Begonnen werd daarom met een hand-
vest, dat de vrijlieid der afzonderlijke landen niet al te
sterk aantast, teneinde op de duur te komen tot een
handvest, dat ,,op ingrijpende wijze de economische poli-
tiek van de landen coördineert en dus veel grotere mogelijk-
heden schept tot een centrale en evenwichtige ordening
van de wereldhuishouding”
2).
De international& instabiliteit zal eerst nationaal tot
oplossing dienen
–
te worden-gebracht. Stability begins at
home. Intussen is het vastleggen van principieel aanvaard-
bai-e ,,spelregels” uiterst nuttig, evenals de geest van
èverleg, die de vergaderingen heeft gekenmerkt, waarbij
tevens nieuw was, dat men de problemen van hun econo-
mische en niet van hun juridische aspecten benaderde.
Voor ons doel bespreken w’ij in het kort die hoofdstukken
in de charters; die betrekking hebben op internationale
i&vesteringen voor economische ontwikkeling en weder-
opbouw, meer in het bijzonder l-Ioofdstuk III, artikel 12
van het charter van Havana.
Artikel 12 werd op sterk aandringen van de Amerikaanse
en Benelux-regeringen en van de Internationale Kamer
van Koophandel
–
in het charter van 1-lavana opgenomen,
doch dit artikel, zoals het tenslotte werd geamendeerd,
voldoet niet meer aan de oorspronkelijke bedoelingen van de initiatoren. Zakenlieden en bankiers, als deelnemers of waarnemers op de conferenties aanwezig, waren ,,frankly
‘) Zie Drs
S.
Korteweg-.
,,Dc
Wcreldconferentie over Handel en
Werkgelegenheid”, uitgegeven door het Neclerlandsch Genoot-
schap voor Internationale Zaken, bie.
126-135.
‘) Zie l(orteweg, hlz.
1 28/1 29.
–
appalled at the confused and muddled thinking on foreign
investments exhibited by men in positions of political
responsihility”, aldus Calder, president van de Electric
Bond and Share Gy.
Na enkele aanbevelingen voor internationale investering
luidt art. 12 1 (c)
.
–
,,Vl
thout prejudlce to existing international agreements to
which rilembers are parties, a Memher has the right:
to take any appropriate safeguards necessary to cnsure that
forelgn invcstment is not used as a basis for interference in ils
internal affairs or national policies; –
to determine whether and to what extent and upon what terrns
i t
will
allow future foreign investment;
to prescribe and give effect on just terms to requirements as to
the ownership
of
existing and future investments;
to prescribc and give effect to other reasonable requirements
with respect to existing ancl’futurc investments”.
Deze voorzieningen treffen het hart van het probleem.
Op aandiingen van de minder ontwikkelde landen – die
toch hun investeringsmogelijkheden juist attractief zouden
dienen te maken -‘ welke-veelal een nationalistisch regime
hebben, hebben de debiteurenlanden dispensatie voor het
voortgaan met discriminatie, zelfs tegen
bestaande
investe-
ringen en dus niet alleen tegen
toekomstige
investeringen,
voor welke de ,,escape-claue” dus een waarschuwing zou
zijn. Evenzeer bestaat dispensatie voor onteigeningen,
weliswaar tegen behoorlijke compensatie, doch dan alleen
in locale valuta en niet in de crediteurenvaluta, zodat er geen
transfermogelijkheid wordt geboden, in tegenstelling tot
‘
het Bogota-charter. In de practijk zou het dus aan de hand
van deze bepalingen kunnen gebeuren, dat onontwikkelde
landen een lokkende sirenenzang aanheffen voor de import
van kapitaal, zodat er met behulp van buitenlands kapitaal
mijneii en bronnen worden geopend, die daarna genatio-
naliseerd zouden worden en betaald met nationale valuta.
Verder kunnen staatsbedrijven worden opgezet met con-
ciirrentievermogen tegen buitenlands gefinancierde onder-
nemingen door het speciaal genieten van belastingfacili-
teiten, etc. etc. Williard L. Thorp zegt, dat, voor zover
het debiteurenland het recht heeft ,,to determine the extent
and terms of foreign investment and to prescribe the terms –
of ownership of existing or future investments, it would
seem -that diplomatie protection is ruled out, that condi-
tions of operation may be controlled and that vested
rights and future ownership are imperilled”
3).
Genoemde paragrafen van art. 12 zullen de investerings-
bereidheid niet stimuleren, want de landen zouden het
recht hebben buitenlandse investeringen te behandelen
volgens methoden, die voordien als unfair volgens. de
(ongeschreven) standaard van het internationale recht op
dit gebied werden gequalificeerd. –
Door de bovenvermelde bepalingen worden de garanties
geneutrali&eerd, welke de andere .pargrafen van art. 12
zouden kunnen geven, zoals:
to provide reasonable opportunities for investments acceptable
to them and adequate security for existing and future investnicnts,
and
to give diie regard to the desirability of avoiding discrimin-
ation as between foreign investmenls.
Een belangrijke bepaling is nog de volgende: ,,Members undertake
upon the request of any iIenil)er and without prejudice to existing
international agrcemenls to which Members are parties, to enter
into consultation or to participate in negotiations clirected •to the
conclusion, 1f niutually acceptable of an agt
–
cement of the kind
referred to in paragrapli
1
(d)”.
Deze paragraaf
t
(cl) voorziet in de mogelijkheid, dat landen
in onderling overleg een code of fair treatmeni” voor internationale
investeringen zullen aanvaarden, en luidt aldus:
,,The Members recognize that the interest of Members whose
-nationals are in a position to provide capital for international
inveetment and of Memhers who clesire to obtain the use of
SUCIC
capital to promote their economid clevelopment or recon-
struction may be pronioteci 1f sueli Menibers enter into’bilateral
or multilateral agrcements relating to the opporl.unities and
accu-
rity for investrnent which the Mernbers are prepared to offer and
any limitations which they are prepared to accept of the rights
referreci to in sub-paragraph
(c)”.
(Zie boven).
Een ,,code of fair treat,nent”.
–
Een ,,code of fair treatment” dient noodzakelijkerwijze
3)
Williard
L.
Thorp, assistent secretary of State, in ,,Develop-
ment of International Investinent”, in de ,,American Journal
of
International Law”, Januari
1948.
–
9 Februari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
113
beperkt te worden tot die voorzieningen, die geen blote
aanbevelingen of desderata zijn, doch waaraan contrac-
tanten zich hebben te houden; die getoetst zijn aan objec-
tieve criteria en aanvaardbaar door internationale con-
venties. –
Men kan bij de opstelling uitgaan van het ideale type
van een hypothetisch model-debiteurenland, in welk geval
men abstaheert van de tegenwoordige abnormale werke-
lijkheid en waardoor een zodanige code een theor,etisch-
academisch karakter zou krijgen. Een code dient echter
eveneens aangepast te worden aan de tegenwoordige
abnormale omstandigheden, zoals de deviezenreglemen-
tering, de contrôle over de kapitaalbeweging, de noodzake-
lijke toestemming voor oprichting van fabrieken etc.,
zodat toch ook clausules voor ontsnappingsmogelijkheden
noodzakelijk zijn. Mocht m’en komen tot een voor regerin-
gen aanvaardbare code, dan zou het een of ander inter-
nationaal hof van arbitrage voor buitenlandse investeringen
dienen te worden opgericht ter beslechting van geschillen
wegens vermeende inbreuk op de code, zodat er een forum
zou worden geschapen, dat een overtreder van de code
tot de orde zou roepen. –
Nu is het weer met de codes, geheel in overeenstemming
met de handvesten, zeer moeilijk formuleringen te geven,
die niet vaag en niet voor verschillende interpretatie
vatbaar zijn. Wat onder ,,behoorlijk”, ,,redelijk” of ,,bil-
lijk” is te verstaan, zou wellicht reeds spoedig bij verschil
van mening aan de uitspraak van een arbitrerende instantie
moeten worden onderworpen. Zo ontmoet men in de
charters van Havana en Bogota de termen ,,ïnequitable
treatment of a non-justiciable character”, ,,irijurious
action”, , ,unjustified, unreasonable or d iscriminatory
measures”, ,,reasonable treatment” etc. etc.
Er zijn moeilijkheden, die nooit door vaste regels kunnen
worden opgelost. Indien men de concepten dezer codes
leest, geraakt men gemakkelijk verward in een net van technische details en economische en morele kwesties.
Het gaat er niet om, hoe een code behoort te werken in
een volmaakte wereld, doch
hoe
zij waarschijnlijk zal
werken in. een onvolmaakte wereld, waar beslissingen wor-
den genomen, die het gevolg zijn van politieke en mense-
lijke reacties.
Het gehele probleem is voor een belangrijk deel van mo-
rele aard en de oplossing van moeilijkheden ,,depends on
mutual tolerance and a recognition of mutual aclvantage,
involving the establishment of mutual confidence and the
maintance of good faith”
4).
,,Legality, equit.and good
faith should be cardinal in the treatment of foreign in-
vestment by all countries”
5).
Een commissie van de Internationale Kamer van Koop-
handel is sinds enige tijd bezig een code samen te stellen,
die voor de tegenwoordige practijk toepasselijk
nu
moeten
zijn, weer zou moeten geven hetgeen het zakenleven ge-
voelt als de minimum-voorwaarde voor de ontwikkeling van particuliere buitenlandse investeringen en als model
zou moeten dienen voor bilaterale of bepeikt-multilaterale
verdragen tussen regeringen.
rrevens
zou zulk een code
een reactie zijn op het onbevredigende ‘art. 12 van liet
handvest van Havana. l)e verschillende nationale
comité’s dienen amendementen in, waardoor eerst dan een
algemene aanvaarding van een voor het bedrijfsleven be-
vredigende code door de regeringen wellicht mogelijk zou
worden. Ook hier moet dus een compromis ontstaan en
moeten escape-clausules worden opgesteld.
Zolang men nog in het stadium van concepten verkeert (medio November is het derde concept te Parijs tot stand gekomen) en dus een definitief code-ontwerp nog niet uit
de windselen is gekomen, dat door de regeringen zal of
kan worden aanvaard, dient men zich een definitief oordeel
Blijkens een rapport van deBritish National Cornniittee
of
the International Chamber
of
Çommerce: ,,Encouragernent. afl(l
PrOtection
of
international investment’, Augustus
1945.
‘) ,,conditions
of
private investrnent”, League
of
Nations,
1946.
voôr te behouden, zo ook over de aanvaardhaarheid van
zulk een code door ons land en de consequenties daarvan
niet het oog op onze deviezenpolitiek, onze Benelux-ver-
houdingen en onze investeringen in Indonesië.
Bepalen wij ons tot de hoofdlijnen van het ontwerp.
Non-discriminatie:
Leidend beginsel is, dat buitenlandse
beleggers in het debiteurenland dezelfde bescherming van
persoôn, rechten, bezit en belangen en dezelfde rechts
bedeling als ingezetenen genieten, zodat geen discrfmi-nerende maatregelen op politiek, wetgevend of admini-
stratief gebied tegen de buitenlandse belangen mogen
worden genomen met de bedoeling deze investeringen te
benadelen. Uit overwegingen van nationale’eiligheid en
defensie mogen tegenover buitenlandse investeringen
dezelfde restricties als tegen nationale investeringen
worden toegepast. Een land kan geen eenzijdige concessies
aan een ander land doen, zodat het geven van voorkeurs-
rechten aan de investering van een land het recht van
meestbegunstiging ook aan de investeringen van andere
landen geeft.
De vraag is hierbij opgeworpen, of de meestbegunsti-
gingsclausule, toepasselijk bij handelsverdragen, ook hij
investeringen kan worden aangewend en of hierdoor deze
niet meer belemmerd dan gestimileerd zouden worden.
Het ware bijv. mogelijk, dat Nederland alleen aan zijn
Benelux-partners een voorkeursbehandeling zou willen doen
deelachtigw’orden, in welk geval discriminatie tussen buiten-
landse investeringen zou plaatsvinden en niet tussen bin-
nen- en buitenlandse investeringen.
Buitenlanders
6)
verkeren volgens de code in dezelfde
positie inzake .verkrijging van rechten, koop, verkoop en overdracht van roerend en onroerend goed als nit-buiten-
landers. Indien buitenlandse beleggers in het land hunner
investeringen niet de in de andere vedragslahden erkende
burgerlijke rechten zouden genieten, zullen deze beleggers
in dit land speciale bescherming genieten, zonder dat dit
als een voorkeursrecht geldt. Men diene zich te dier zake
te realiseren, dat de code alleen betrekking heeft op wet-
gevend en administratief gebied en zich niet mengt in
speciale regelingen tussen crediteuren en debiteuren t.a.v.
een speciale investering, waarbij men zich echter natuirlijk
niet o.a. van de deviezenpolitieke bepalingen van een land
zou kunnen losmaken. Indien de burgerlijke rechtn van
ingezetenen in een land plotseling zouden worden heknot
– men denke hijv. aan de overgang naar een totalitair systeem in een land -, dan zouden, indien dit land de
code zou hebben ondertekend, niet alleen nieuwe buiten-
landse investeringen in dit land – gesteld dat het buiten-
land daartoe geneigd zou zijn! – speciale bescherming
dienen te genieten, doch ook de oude investeringen, m.a.w.
de bepalingen van de code hebben ook betrekking op reeds
bestaande investeringen en dus’ niet alleen op die, welke
na de ondertekening .van de code zouden worden verricht.
Hieraan zijn belangrijke deviezenpolitiéke consequenties
verbonden, zoals t.a.v. de terugtransferering naar het
land van oorsprong van hoofdsom na liquidatie van oude
en nieuwe investeringen. –
Er mag volgens de code geen fiscale discriminatie tussen
de beleggingen van binnen- en buitenlanders bestaan.
Aanvankelijk .was gestipuleerd, dat evenmin restrictie of discriminatie tegen de buitenlandse staf en arbeiders van
een onderneming, die geheel of gedeeltelijk in buitenlands
bezit is, in het land van vestiging van liet bedrijf ,mocht
bestaan. Principieel is dit alleszins juist, want, zekere
practijken, die deze bepaling onmogelijk trachten te maken,
zoals in Zuid-Amerika en in sterk nationalistisch voelende
landen toegepast, zijn een wezenlijke belemmering voor
buitenlandse investeringen. Anderzijds zou overvoering
van de binnenlandse arbeidsmarkt door buitenlandse
arbeiders reacties bij de arheidersorganisaties opwekken.
Het bleek al weer, dat in die zin de code voor de practijk
•) De code spreekt alleen over ,,nationals”
of
,,ressortissants”
en houdt dus geen rekening met het al dan niet ingezetenschap.
wellicht onaannemelijk was, ook tav: de deviezenpolitiek
op dit punt Nader is dan ook bepaald, dat tegenover
buitenlandse ondernemingen, behalve op het gebied van
de -oorlosproductie, geen wettelijke of administratieve
bepalingen van discriminerende aard mogen w’orden uit-
gevaardigd met betrekking tot de nationaliteit van aan-•
deelhouders en tot de samenstelling van de directie en het
buitenlands personeel, voor zover nodig voor een doelma-
tige bedrijfsvoering. Men denke hierbij echter aan onze
uligarchische clausule. Overigens behoeft inderdaad een
Amerikaanse , know how”-investering in Europa slechts
een beperkte en tijdelijke instructie van Amerikaanse aan
locale technici, i.v.rn. nieuwe techniek en machines.
Transfer:
In de deviezenwetgevingen van valutazwakke
landen, zoals van ons land, is overmaking mogelijk van
kapitalopbrengsten, van lossingen en andere contractuele
aflossingen van schulden en van korte cred.ieten, doch
worden kapitaalovermakingen slechts in uitzonderings-
gvaJlen toegestaan. Het ,,code-land”, waarin de investe-
ring is geschied, garandeert nu aan de crediteuren van
het code-land, dat de investering verrichtte, de
erijheid
pan frans/er
van deze ,,current transactions”, tenzij.in
het
debiteurenland volgens de bepalingen van Bretton Woods
een valutarestrictie toelaatbaar is. Dit is een belangrijke
escape-clausule want het betekent, dat, indien het Inter-
nationale Fonds een valuta formeel schaars zou verklaren,
het debiteurenland alsdan, na consultatie met het Fonds,
tijdelijke restricties op de schaârse valuta kan toepassen
en dus voor de transferering van bedragen uit hoofde van
de buitenlandse investeriegen naar het land van oorsprong
in dit geval geen toestemming zou behoeven te verlenen-
7
).
Bretton Woods kent beperkende maatregelen, zoals
contrôle op kapitaaltransacties. De code nu stelt hoofd-
sommen (vallende buiten contractuele aflossingen) hij
liquidatie van een directe investering of bij verkoop van
effecten ,,hinnen een redelijke termijn” transferabel in de
valuta van de credïteur of door partijen bedongen valuta.
Flierbij zij opgemerkt, dat, indien een land buitenlands
kapitaal wil aantrekken, aan dit kapitaal zo veel mogelijk
bewegingsvrijheid dient te worden gegeven. Aan nieuwe
belegging door buitenlanders in effecten of anderszins
dient in principe het recht te worden verleend dit kapitaal
weer uit te voeren, want (met name in ons land) een zo
Vrij mogelijke.kapitaalmarkt is onontbeerlijk voor de
financiering van de investeringen sj
De code behandelt eveneens zgn .,,internationale”
leningen. Dit zijn volgens de code – de formulering is
niet al te duidelijk – leningen, uitgegeven door de leden-
landen van de code, derhalve regeringen, of door publieke
lichamen en particuliere instellingen, voor zover gegaran-deerd door de desbetreffende regeringen of de Internatio-
nale Bank, en ter inschrijving aangeboden aan particuliere beleggers. Hier wordt niet alleen de
frans/er
in de gestipu-
leerde valuta, doch ook de
betaling
gegarandeerd, evenwel
niet de wisselkoers, tenzij speciaal bedongen
9).
Obligatiehouders hebben liet recht vertegenwoordigers
ter bescherming van hun belangen in het dehiteurenland
te benoemen, die bij geschillen inzake discriminatie, niet-
betaling etc. toegang tot de locale rechtsinstanties hebben.
Indien deze ,,na een redelijke termijn” geen uitspraak
zouden doen, of ,,onbehoorlijk” zouden handelen, kunnen
de trustees zich tot het internationale arhitrerende lichaam
wenden.
Nationalisatie:
Ingeval ‘van nationalisatie of expropria-tievan buitenlands bezit, hetgeen volgens cle code slechts
‘) De verplichtingen van cie debiteur voor dit geval worden
geregeld in het statuut van de Internationale Bank, Art.
IV,
Sec-
tion
4 c.
) Zie Drs
E. F.
Philipp: ,,De toekomst, van cle Amsterciamse
erfectenbeurs”, in ,,Weerspiegeldc gedachten”, aangeboden aan
Prof. Dr
N.
J. Polak.
) Overigens bestaat voor leningen een ,:Report of the Committee
for the study of International Loan Contracts” van de Volkenbond
1939
en de ,,Draft Uniform Rules applicable to international
loans”, broehurc
115
van de Internationale Kamer van Koophandel.
mag plaatsvinden bij een reglementaire, legale procedure,
bij vaststelling van doelstellingen
10)
en voorwaarden en
na vaststelling van een behoorlijke schadeloosstelling in
geld of in courante effecten, moet vrije transferering tegen
de bestaande valutakoersen plaatsvinden, ook indien een
cl eviezencon tnMe zou bestaan. Overigens worden geschillen
inzake de interpretatie en de toepassing van de code
voorgelegd voor een hof van arbitrage, tenzij partijen het
binnen een ,,korte en redelijke” periode – door directe
onderfiandelingen of door e6n -schikking eens kunnen
worden. –
Dubbele belasting:
Bilaterale vei
–
dragen zullen -tussen
de codeleden ter vermijding van dubbele belastingen wor- –
den gesloten, zoals ons land reeds heeft gedaan met enkele
landen t.a.v. de opbrengsten uit deelnemingen, dividenden,
intei’est, royalties en successierechten.
rçe dier zake kan nog worden opgemerkt, dat inkomsten –
uit buitenlandse bron in principe in het crediteurenland
eel’st dienen te worden belast, indien dit inkomen is ge-
transfereerd en dit onder de jurisdictie aldaar valt, hetgeen
de herinvestering in het debiteurenland aanmoedigt.
Ongewenste discriminatie kan in de , belastingheffing
tussen interestontvangsten. en inkomsten uit aandelen-
kapitaal plaatsvinden, indien dit kapitaal tweemaal wordt
belast, nl. als winst van vennootschappen en als aandeel-
ho udersinkomen na de winstverdeling, terwijl interest-
ontvangsten slechts éénmaal bij de crediteur w’orden,be-
last. Wil een land buitenlands kapitaal.-aantrekken, dan
zal het dit in het algemeennatuurlijk niet hoger dienen te
belasten dan in het geval, dat, dit kapitaal in het land
van oorsprong zou zijn belegd
11).
In het vrije kapitaalvrkeer onder het regime van de –
gouden standaard heeft tussen de banken -en circulatie-
banken dci- verschillende landen vroeger een ongeschreven
erecode bestaan. Deze code heeft in de dertiger jaren een
ernstige schok gekregen. Moge een code voor internationale
investeringen er toe bijdragen, dat er tussen de debiteui-en-
en crediteurenlanden een sfeer van rechtszekerheid, goedé
rechtshedeling, wederzijds begrip, respect en goedé trouw
ontstaat. De beginselen, die aan een code voor internatio-
nale investeringen ten grondslag liggen, verdienen alle
mogelijke steun en aandacht.
Amsterdam.
Dr J. P. SNOEi’.
‘°) Naastingsclausules in concessie.verleningen hebben geei
beletsel gevormd voor buitenlandse investeringen, zoals bij spoor-
en t ramwegen, doch daarbij heeft naast ing geen politiek karakter
en kan zij overeenkomstig cle contracten geschieden. Men verge-
hke daaren tegen de thans plaats vindendie nationalisatie met
confiscatie. in RoemeniC van de bezittingen van buitenlandse
le tno
IC
ii iii
m aatsc.hiappijen
9 Een interessante beschouwing over de druk van inter-
nationale dubbele belasting gun de bekende expert
op
liet gebied
van cle internationale helastingwetenschap Mitehell ii. Carrol
op
cle conferentie van de International Bar Asociation in den Haag
in Augustus J
t.
onder de titel-
.,, Double Ta::ation Relief and the
E.it.P.”.
Zie hierover ook een bespreking van Th-van Hoorn in
het Maandblad voor Accountancy, en Bcdrijfshuishoudkunde, No.
9
van October
1948.
RECHTSGEsCHILLEN: LT.O.. CHARTER EN
INTERNATIONAAL HOF VAN JUSÜITIE-
In een wel-doorwrochte studie vah de hand van Tj. A.
Meus
1)
werd ons mededeling-gedaan van de inhoud van
het belangrijke hoofdstuk VIII van het llavana-charter
voor de wereldhandel en de werkgelegenheid. In dit
hoofdstuk zijn de regels, vervat, die, in liet kader van de
Internationale I-Iandeisorganisatie (I.T.O. iiï oprichting),
zullen gelden ,,ter beslechting yan geschillen”. Zij, die
het doorzettingsvermogen hebben géhad, de 106 artikelen
van het Havana-charter te hestuderèn, zullen wel geen
ogenblik de wijsheid hebben ontkend van het besluit tot opneming van dit hoofd.st k, waarvan zij slechts mogen
hopen, dtt het uitkomst Cal brengen in de vele vragen,
9
Zie: ,,E.-S.B.’
van
2
Juni
1948, hlz. 4314133.
114
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Februari 1949
9 Februari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
115
die deze gecompliceerde grondwet van de I.T.O. reeds van de aanvang af opwerpt.
Wij hebben hierbij in het bijzonder het oog op de
rechts-
vragen,
voortvloeiende uit dit multilaterale verdrag, of
kortweg op de omvang van cle rechten en verplichtingen
van de Staten-leden van de J.T.O. En nu valt het ieder
op, dat van een duidelijke formulering van de verplich-
tingen en dus omgekeerd van de rechten van de deel-
nemende Staten in dit zo alomvattende charter nauwelijks
sprake kon zijn. 1
–
loe nauwkeurig de toekomstige werk-
wijze van de Organisatiè ook moge zijn geregeld, en dit
geldt met name voor de verhouding van de leden tot de
Organisatie, het zijn toch veelal de na te streven dol-
eïnden, die dit 1
–
landvest voor de wereidhandel en de
werkgelegenheid van zo grote betekenis maken. In dat
opzicht is het Charter meer een
plan,
waarnaar de T.T.O.
te w’erk zal gaan, dan een samenstel van onmiddellijke
verdragsverplichtingen van de Staten jegens elkander.
Zeer zeker kan uit elk hoofdstuk een aantal directe ver-
plichtingen zonder te veel hoofdbreken worden afgeleid,
indien men er slechts rekening mede houdt, dat telkens
vele uitzonderingen de regel (van de verplichting) w’eder
buiten werking stellen, maar de vermenging met andere bepalingen, die eer aanbevelingen en richtlijnen zouden
kunnen heten, draagt er niet toe hij, dat hier gesproken
kan worden van een eenvoudig samenstel van rechts-
regels.
Zonder ons in de voorgeschiedenis te zeër te verdiepen,
mogen wij iiog vaststellen, dat de organisatorische opzet
van het Charter de hoofdzaak is geweest en dat deze de
grondslag moet vormen niet alleen voor cle I.T.O., doch
vooral ook voor de twee- en meerzijdige betrekkingen
tussen de Staten, waârbij deze zich dan door de begin-
selen van het 1-landvest zullen laten leiden. Wanneer
dus. sprake is van de beslechting van geschillen, dan
zijn van primordiaal belang de verplichtingen, w’aartoe
de Staten-leden van de I.T.O. zich bij de dooi hen onder-
ling gesloten of te sluiten verdragen hebben verplicht
en zullen verplichten. Eventuele strijd over de nakoming
varr-d ie verd ragsverplich ti ngen, getoetst aan de bepalingen
van het 1
–
lavana-charter, zal dan beslecht worden volgens
de procedure van hoofdstuk VIII.
Rechts geschil—belangenstrijd.
J
–
letgen wij hierboven opmerkten is niet een academisch
vraagstulc, maar is voor een rechterlijlce uitspraak van
w’ezenlijke betekenis. Zonder vaststelling van de ver-
plichtingen, waartoe cle partijen zich hij verdrag of ver-
dragen hebben verbonden, mag men hoogstens een admi-
nistratieve uitspraak of een arbitrale uitspraak ,,ex bono
et aequo” verwachten; wil men echter zijn recht bevestigd
hebben, dan zal op cie
rechtsvi.aag
een rechterlijke uitspraak
moeten kunnen worden gevraagd. En nu leert cle geschie-
denis van hoofdstuk VIII, dat de totstandkoming van
de geschillenregeling mank ging – en helaas nog gaat –
aan het euvel van de oneensgezindheid ten aanzien van de wenselijkheid van het inroepen van een onpartijdige
internationale rechter in geschillen, die uit het Charter
zullen voortvloeien. Als geschil w’erd in hoofdzaak be-
schouwd een belangenstri,(d. Een Staat, die zich een
voor-
deel
(,,henefit”) ontnomen, onthouden of te kort gedaan
meent, mag zich, als partij in een geschil, beroepen op de
procedure van hoofdstuk VIII. Deze procedure bevat
niets nieuws, w’anneer zij begint met de gelaedeerde partij
het ,,recht” te geven, zich met de andere partijte verstaan
(may consult”). Nieuw is uiteraard w’el de rol, die de
Uitvoerende Raad, resp. de Conferentie zich toekennen.
Men kan de rol van de organen van de I.T.O. in dit op-zicht vergelijken met die van de Veiligheidsraad en de
Algemene Vergadering van de V.N., met dit verschil
evenwel, dat de leden van de V.N. (te allen tijde) een
geschil voor het Internationale Gerechtshof kunnen bren-
gen – indien, tenminste de tegenpartij zich heeft verplicht
voor het lief te zullen verschijnen -, terwijl de
–
leden
van de I.T.O. zich juist hebben verplicht, uitsluitend de
procedure van het Charter te zullen volgen (art. 92).
1
–
let is begrijpelijk, dat in deze omstandigheid ver-
scheidene deelnemers aan de Internationale Handels-
,conferentie de behoefte gevoelden aan een hogere on-
partijdige rechterlijke instantie, die in
rcchtsgeschillen
uitspraak zou kunnen doen ..In rechtsgesehillen, niet in
meningsverschillen over economische feiten of andere
aangelegenheden, w’ant om deze vast te ctellen,, te be-
oordelen en te beslissen, dat behoort immers juist tot de
taak en dus tot da competentie van de I.T.O. Indien dit
verschil tussen de soorten van geschillen van dc aanvang
af in het oog was gehouden, hadden moeilijlcheden inzake
cle interpretatie van hoofdstuk .VIII wellicht nog tot
Icleinere proportie kunnen worden teruggebracht. Immers,
niet alleen de andere bepalingen van het Charter, maai’
niet minder ook hoofdstuk VIII is zo langzamerhand
een brok internationale rechtshistorie aaO het worden.
Met het woord compromis zegt men er nog te weinig van.
Dit geldt met name voor artikel 96: de voorlegging van
rechtsvrâgen aan het Internationale Hof van Justitie.
InterpretatiegeschWen.
–
Alvorens over te gaan tot de bespreking van de laatste debatten, die over dit artikel in de tweede zitting van het
Uitvoerend Comité van de Interim-Commissie van de
I.T.O. (de I.C.I.T.O.) te Genève in September 1948 wer-
den gevoerd, moeten wij nog voor het volgende de aan-
dacht vragen. Het hoofdstuk VIII droeg in de voor-
ontwerpen nog een tweede opschrift: interpretatie. Zonder
te veel waarde aan opschriften te hech1en, mag toch in
dit verband geconstateerd w’orden, dat in het Handvest
een uitdrulckelijlce bepaling, zoals in andere internationale
verdragen wordt aangetroffen, ontbreekt, nl. dat ge-
schillen over de interpretatie van het Handvest aan een
(hogere) rech terlijlce instantie zullen worden voorgelegd.
In de plaats daarvan bevat art. 96, lid 1, de in algemene
bewoordingen gehouden bepaling, dat de Organisatie aan
het internationale Hof van Justitie consultatieve (dat
zijn rechts-) adviezen mag vragen over ,,legal questions –
arising within the
scoiie
of the activities of the Organisa-
tion”. Let wel: de Organisatie,_ niet de leden individueel. De beslissing tot het inroepen van een rechtsadvies wordt
genomen met gewone meerderheid van stemmen. Men
zal vertrouwen moeten hebben in de efficiency van de
op te richten Organisatie, dat zij erin zal slagen cie in-
gewikkelde bepalingen van haar 1-landvest tot leven te
wekken en dat niet cie zucht, de rechtspositie van haar
leden in eigen (administratieve) hand te houden, zal leiden
tot afstemming van eventuele beroepen op het onpar-
tijdige 1-lof ter verkrijging, waar nodig, van een uitspraak
in een interpretatiegeschil. Wîant wanneer er één geschil
is, dat
–
op de benaming rechtsquaestie mag aanspraak
maken, dan is het toch wel een interpretatiequaestie.
Onderaan hlz. 53 van het rapport van de voorbereidende
commissie voor de conferentie van Havana: bevattende
het in Genève in Augustus 1947 opgestelde ontwerp-
charter, staat een aantekening gedrukt, die als waar-
schuwing was bedoeld: de voorbereidende commissie wijst
er op, dat de tijd te beperkt was om de studie inzake de
regeling van de interpretatie en beslechting van geschillen
behoorlijk te voltooien. Daarom wrd volledig her-onder-
zoek te Havana aanbevolen. Leest men de resolutie he-
trffende de verhouding van de I.T.O. en het Internationale
1-lof van Justitie, gevoegd hij de Final Act van Havana
vn 24 Maart 1948, dan komt men tot de gevolgtrekking,
dat de waarschuwing van de ontwerpers niet overbodig
was: ook in 1
–
lavana bleef het meningsverschil over de
strekking van art. 96 zô groot, dat reeds aan een amen-
dement werd gedacht, althans besloten werd tot nader
116
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Februari 1949
onderzoek naar de draagwijdte van de zo juist tot stand
gekomen verdragsbepaling inzake de beslissing in rechts-
geschillen.
,,Do,nestic jurisdict.ion”.
Indien nlg een gevolgtrekking gemotiveerd lijkt, dan
is het wel deze: verscheidene delegaties vreesden na zovel
maanden van redactiewerkzaamheid de bomen niet meer
van het bos te kunnen ondrscheiden en waren onzeker
geworden in welke mate het Charter aan de Staten-leden
op elk gebied internationaal-rechtelijke verplichtingen
oplegt, dat zij niet zonder meer” het, beginsel van
bindende rechtsadviezen van het Internationale Hof van
Justitie durfden aanvaarden. Inderdaad raakt men hier
aan het probleem van de ,,domestic jurisdiction”, telken-
male, dat een Staat de uitsluitende bevoegdheid voor
bepaalde onderdelen van zijn staatszaak heeft gemeend
te moeten voorbehouden, hetgeen dan tot uitdrukking
komt in een uitzondering op een verdragsbepaling. De tijd
is nog niet gëkomen, dat alle Staten in alle geschillen,
zonder uitzondering, de bevoegdheid van een internationaal
rechterlijk orgaan erkennen. Toch klemt dit argument
ei. niet in het geval van de bindende advtezen, die het
Internationale Hof van Justitie zal uitbrengen aan de
I.T.O. Immers, de bepalingen van het Charter gaan niet
verder dan de deelnemende landen zelf wilden, en de
interpretatie van verdragsbepalingen mag men in een
geordende internationale samenleving niet uitsluitend
aan zich trekken. Bovendien volgt het Charter het – o.i.
weinig fraaie, althans weinig opvoedende – systeem van
de mogelijkheid van uittreding in gevallen, waarin een
voor zijn belangen ongunstige beslissing door de Orga-
nisatie (al dan niet op grond van het bindende rechts-
advies van het 1-lof) zou worden genomen. Slechts in geval
van een bedreigd levensbelang kan men met deze pro-
cedure vrede hebben.
Om al deze redenen was er weinig tegen de procedure
van art. 96 in te brengen, behalve dan misschien de door ons gestelde onzekerheid ten aanzien van wat de rechts-
quaesties zullen zijn, die aan het Hof om advies zullen
worden voorgelegd. Dit geldt dus meer de interpretatie dan de geschillen tussen de Staten-leden. T-Jet ware te
wensen, dat de procedure zal worden gevolgd, reeds in de
aanvang van een geschil en liefst nog daarvéir een con-
sultatief advies aan het Hof te vragen en niet daarmede
te wachten tot het geschil door de behandeling in Uit-
voerende Raad en Conferentie al te zeer politiek is komen
vast te zitten
2).
Voorgestelde ,,interpretatie” nam art. 96.
Zoals te verwachten was, heeft. in September 1948 ‘het
Uitvoerende Comité van de I.C.I.T.O., na de griffier van
het Internationale Hof van Justitie te hebben gehoord,
besloten, in haar rapport voor de iste Conferentie van
de I.T.O. als haar mening.kenbaar te maken, dat art. 96
voldoende beantwoordt aan de bedoeling: alle rechts-
‘)
Als
voorbeeld van een reeds nu mogelijk -meningsverschil
moge worden aangehaald art.
99,
dat o.a. quantitatieve restricties
toelaat in verband met cle nationale veiligheid. De heer
Meurs
meende, dat een geschil over dc toelaatbaarheid daarvan krachtens
art.
93,
lid
1
b onder de geschillenregeling zou vallen Juist de
op-
neming van art.
90
onder het hoofd General excefltions” met als aanhef: ,,Nothing in this charler shall be construed to refluire….”
en de plaatsing van dit artikel
no
het hoofdstuk over de hesle.chting
van geschillen wijzen er
o.i. op,
dat hier’ hoofdstuk
VIII
niet van
toepassing is. Typisch voorbeeld van cle uitsluitende bevoegdheid
van de souvereineStaten.
Dat onder art.
92,
lid le, the existence
of
any other situation”,
cle schadelijke gevolgen van het bestaan van werkloosheid zouden
vallen, mag worden aangenomen. Dit toont echter wel aan, dat
art.
93
een wonderlijke verzameiplaats
is
van werkelijke geschillen
en eenvoudigesituaties, clie onder cle aandacht van cle
I.T.O.
kunnen
worden gebracht. Flet is toch nauwelijks in te zien, dat, indien –
terecht – uit art.
3
geen internationaal-rechtelijke
verplichting
lot,
voorkomen of tegengaan van’ werkloosheid mag worden afgeleid,
het bestaan van werkloosheid in enig land aanleiding zou kunnen
geven tot toepassing van de regeling van
geschillen,
met inbegrip
van een advies van het Internationale
1-lof
van Justitie zeker!
Het, I.T.O.charter blijkt wel te zeer een compromis te zijn tussen
verdragsrecht en internationale economische
politiek.
geschillen kunnen om advies aan het 1-lof wordn voor-
gelegd en niets verhindert de I.T.O. deze ,,advisory
opinions” van het Hof als bindend voor zich en voor haar
leden te beschouwen. Een amendement werd niet nodig
geoordeeld, doch wel sprak de meerderheid van de
I.C.I.T.O. zich uit voor een door de a.s. conferentie aan
te nemen….
interpretatie
van art. 96, lid 2 Wij beschou-
wen dit niet als een goed voorteken voor de uitvoering
van de geschillenreeling. Blijkbaar is de strijd nog niet
uitgestreclen tussen de landen, die een hogere instantie
nodig achten, en de andere, die, ook wanneer het om
rechtsgeschillen gaat, het beginsel ,,Organisatie baâs in
eigen huis” nog zoveel mogelijk willen versterken. In de
richting van dit laatste stand punt gaat toch de resolutie
van Septembr 1948. ileef t nI. krachtens de duidelijke
tekst van art. 96, lid 2, thans nog elk lid, wiens belangen
door een beslissing van de Organisatie zijn geschaad, het
recht te eisen, dat de Organisatie daarover — d.i. over
de
rechtsn’raag
– een ,,advisory opinion” aan het Hof
zal vragen, bij aanneming van de voorgestelde ,,inter-
pretatie” moet dit lid
partij zijn in een geschil tussen twee
of meer leden
en moet het om een aspect van d
a
t:’ geschil
gaan. Slechts dan volgt automatisch op zijn verzoek een,
behandeling voor het 1-lof. In alle andere gevallen zal de be-
slissing, of een advies zal worden gevraagd, overeenkomstig
art. 96, lid 1, door de Conferentie genomen worden bij
meerderheidsbesluit. 1-let moge zijn, zoals de Franse ge-
d.elegeerde, André Philip, zeide, dat dit compromis voor
het ogenblik de enig mogelijke oplossing was, het blijft
niettemin te betreuren, dat zich ook reeds hij hoofd-
stuk VIII interpretatiegeschillen voordoen, die ver uit-
reiken boven de normale uitlegging van de verdrags-
bepaling. De aanhef van art. 96, lid 2, w’as (is) ondubbel-
zinnig: ,,Any decision of the Conference under this
Charter
shali……De ,,interpretatie” zou erop neerkomen, dat
eigenlijk Charter in Chapter wordt veranderd. Vij vragen
ons andermaal af, of het Charter w’erkelijk zulke vèrgaande
verplichtingen aan de Staten oplegt, dat deze zich angst-
vallig in het raam van de I.T.O. de beslissing over rechts-
geschillen en interpretatie wensen voor te behouden.
Tenslotte maakt het tweede gedeelte van de resolutie
van de I.C.1.T.O. de indruk, dat aan de interpretatie
van het Charter reeds thans al meei’ ontbreekt. liet boven
reeds genoemde beginsel, dat een land, dat een ongunstige
beslissing tegen zich genomen ziet, alsdan het recht heeft,
tussentijds uit de I.T.O. te ti-eden, hetgeen ook geldt
na een beslising op grond van een bindend advies van
het lIof, w’ordt volkomen aangetast door het tweede
gedeelte van de genoemde resolutie. Deze houdt de uit-
spraak in, dat volgens art. 96 de I.T.O. in haar verzoek
om een rechtsadvies aan het 1-lof mag opnemen de vraag
inzake geldelijke comjensatie, te betalen aan een lid
wiens belangen zijn geschaad, en dat zulk een advies
bindend zal zijn
met uitsluiting nam de uittredcngsbe(
,
oegd-
heid
van het ,,veroordeelde” lid. In heL licht van art. 95,
lid 4, komt deze interpretatie” onbegrijpelijk voor.
Wellicht is misverstand ontstaan in verband met de
vrijwillige arbitrage, bedoeld in art. 94, lid 2e, waarbij
uiteraard beide partijen het er over eens kunnen worden,
dat de vraag van geldelijke schadevergoeding mede aan
arl)itrage, zal worden onderwôrpen. Slechts in dit ene
geval kan o.i. een advies ter, zake van het internationale
hof van Justitie de gevolgen hebben, als in de resolutie –
t-hans in het algemeen wordt gesuggereerd. Terecht merkte de Australische gedelegeerde I-Iewitt (overigens een vurige
voorstander van ht beginsel , ,baas in eigen huis”) op,
dat deze interpretatie neerkomt op een anieridement,
ni. een afwijking van het overal in het Handvest gehul-
digde beginsel inzake tegenmaatregelen ingeval van ver-
dragshreuk
3).
In hoeverre deze wederkerige ,,onthouding
) Ook
Meurs merkt op, dat op de conferentie geldelijke compen-
saties als beginsel uitdrukkelijk waren afgewezen(blz.
432).
9 Februari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
117
van voordelen”, als beginsel van het Charter, aan de
vorming van een wereidhandelsgenieenschap ten goede
zal,komen, moge hier buiten beschouwing worden gelaten;
bij de behandeling van geschillen over verdragsschending
lijkt in ieder geval een eerste vereiste, dat de verplichting
van de betrokken Staat bindend wordt vastgesteld. Het
zal zaak zijn van de I.T.O., nadei te overwegen,
of in haar procedure betreffende de behandeling van ,,gscliillen” geen principieel onderscheid zal moeten
worden gemaakt tussen geschillen wegens niet-nakoming
van het Charter en de andere geschillen, die, om het zo
te noemen, meer beleidsquaesties betreffen. Om daartoe
te geraken zal een index van de werkelijke internationaal-
rechtelijke verplichtingen, bij dit Charter aangegaan, o.i.
onmisbaar blijken te zijn.
‘s-Gravenhage.
–
Dr Mr T. L. F. VAN ESSEN.
ÊOEKBESPREKING.
De bedrij/sQergeljking in de landbouw. Een economisch-
stztistische studie
door Dr A. Vondeling. Diss. Wage-
ningen 1948. 162 blz. H. Veenman en Zonen, Wa-
geningen 1948.
Na enige korte inleidende hoofdstukken over de ken-
merkende eigenschappen van het landbouwbedrijf, de taak
van de boer en de contrôle op het bedrijfsbeheer, gaat
de schrijver vrij uitvoerig in op de bedrijfsvergelijking, die
gedefinieerd wordt als•
……
statische of dynamische,
innerlijke dan w’el onderlinge vergelijking van bedrijfs-
gegevens, die op soortgelijke wijze zijn verkregen”. De
bruikbaarheid, moeilijkheden, resultaten en de historische ontwikkeling in binnen- en buitenland worden behandeld.
Uit het gedeelte omtrent de ontwikkeling en de wijze
van werken der ,,Coöp. Centrale Landbouwboekhouding”
te Leeuwarden blijkto.a., dat in de onderzochte periode (1923-1940) in totaal 17.735 boekhoudingen voor deze
studie zijn verw’erkt. De verwerking geschiedde mechanisch
(ponskaarten).
Daarna volgt een lange beschrijving van de economische
conjunctuur in de Friese landbouw in de jaren 1923 tot 1940; de schrijver gaat hier uitvoerig in op het verloop
van lonen, prijzen en bedrijfsuitkomsten. Het onderzoek
naar de bedrijfsuitkomstn toont aan, dat , …..van een
hausse in de jaren 1925-’29 in het landbouwbedrijf geen
sprake is geweest. De bedrijfsuitkomsten waren in de eerste
zes jaren van de in het onderzoek betrokken periode
(’23-’29) zelfs slechter dan in de laatste zes jaren (’34-’40)”.
De laatste drie hoofdstukken behandelen dan weer de
eigenlijke .bedrijfsvergelijking. Eerst wordt een vergelijking
gemaakt tussen de verschillende bedrijfstypen. Dit gedeelte
is geheel descriptief; over de oorzaken der verschillen in
bedrijfsuitkomsten wordt weinig gezegd. Het gedeelte
over de resultaten der afzonderlijke bedrijven moest –
volgens de schrijver – wegens gebrek aan gegevens voor
ieder individueel bedrijf worden uitgevoerd als een verge-
lijking tussen groepen homogene bedrijven. 1-let laatste
hoofdstuk geeft weer, hoe de schrijver zich de tbepassing
in de praktijk van de bedrij fsvergelij king organisatoiisch
voorstelt. Hij breekt hier een lans voor het wederom in-
stellen van de functie van ,,bedrijfsconsulent”, die –
behalve landbouwkundig gevormd – zich heeft hekwaamd
in de.theorie en de- praktijk van de bedrijfshuishoudkunde.
In een aanhangsel wordt nog een beschrijving gegeven
van de bedrijfsuitkomsten van het Friese landbouwbe-
drijf na de tweede wereldoorlog.
Aan Dr Vondeling mag zeker de.lof niet worden onthou-
den er nog eens duidelijk op te hebben gewezen, dat er
een lemte bestaat in de voorlichtingsdienst door het opt-
breken van voorlichting, die de economie van het gehele
bedrijf omvat. Onze voorlichtingsdienst is op technisch
gebied uitstekend, maar de economische kant, het bedrijfs-
beheer, is verwaarloosd. FIet is goed,.dat dit hier nog eens
uitdrukkelijk is vastgesteld en dat wegen en middelen
om tot verbetering te komen zijn aangegeven. Dit laatste
is des te waardevoller, omdat dit is geschied door een man
van de praktijk, die aanvoelt wat er schort, die de boeren
kent en die weet wat mogelijk is. Vooral door zijn positie
als directeur van de Coöp. Centrale Landbouwboekhouding
te Leeuwarden weet Dr Vondeling, welk een schat van
materiaal er ligt in de archieven der coöperatieve land-
bouwboekhou’dbureaux en met welk een groot nut dit
zou kunnen worden aangewend. Het gedeelte over de
landbouwconjunctuur in het zo interessante tijdperk
1923-1940 is hiervan een duidelijke illustratie.
Aan de andere kant wekt het bij de iets meer ingewijde
lezer enige teleurstelling, dat dit bij uitstek economische
onderwerp is behandeld zonder consequente verwijzing
naar de economische theorie.
Hier wordt zuiver empirisch te werk gegaan en alleen
‘schrijvers, ervaring behoedt hem voor het maken van
fouten. Zo ooit, dan was hier de gelegenheid om het gehele
betoog en de ontvikkeling der methode theoretisch te
funderen. De gehele aanpak van het probleem is typisch
,,wagenings”: gedegen landbouwkundige kennis ipaar
iedere landbouv-economische behandeling lijdt door het
gebrek aan -kennis omtrent de economische theorie. Men
ontkomt daardoor niet aan de indruk, dat het gehele werk
in de algemene beschouwingen is blijven steken: wat tech-
nisch-analytisch had kunnen en moeten zijn, is beschrijvend
en beschouwend gebleven. Ook een der belangrijkste onder-
werpen, nl. de resultaten en mogelijkheden voor de afzon-
derlijke bedrijven, is als gevolg hiervan te oppervlakkig
gebleven; de beschikbare gegevens hadden zeker een duide-
lijker en meer illustratieve behandeling mogelijk gemaakt.
Tenslotte moet het voor de Nederlander uit het midden
der 20ste eeuw een gevoel van teleurstelling zijn, dat het
metrieke stelsel nog steeds niet tot Friesland is doorge-
drongen en dat zeils in een werk van deze strekking de
,,pondemaat” als maat voor de oppervlakte moest worden
aangehouden. Dit is zeer verwarrehd en verhindert snelle
vergelijking met andere gebieden, terwijl de schrijver juist zo hamert op de noodzaak van uniformiteit om liet verge-
lijken mogelijk te maken.
‘s-Gravenhage.
1.1. J. LOUWES.
AANTEKENING.
liET NATIONAAL LNKOMEN IN RUSLAN1).
De industriële productie in Rusland heeft, zoals in oen
vorig nummer werd opgemerkt
1),
het vooroorlogse peil be-
reikt en overschreden. Volgens Molotov zou ook de land-bouw jn 1948 een even grote graanoogst hebben voortge-
bracht als in 1940. Aangenomen mag derhalve w’orden, dat het nationaal inkomen van Rusland thans even groot
is als of iets groter is dan in 1940.
Slechts een inkomen, dat aanzienlijk hoger is dan het
vooroorlogse, kan Rusland echter in staat stellen de doel-
einden van zijn nationale politiek te verwezenlijken: het
herstel van de oorlogsschade, het uitbreiden van het
productie-apparaat, liet verbeteren van de lage levens-
standaard en het besteden van een deel van het nationaal
inkomen aan militaire doeleinden. –
1-let vijfjarenplan is dan ook gebaseerd op de veronder-
stelling, dat het nationaal inkomen van Rusland in 1950
38 pCt hoger zal zijn dan voor de oorlog.
Moeilijkhed&n, welke rijzen bij het vaststellen van het
Russische nationaal inkomen en het vergelijken met andere
landen, zijn o.a.:
le. de verschillen tussen de diverse wijzen van berekening
van het nationaal inkomen. De Russen gaan bij de
bepaling van het nationaal inkomen uit van de
‘)
Zie dc aantekening Industrieel herstel in Rusland” in,,E.-S.B.’ van 2 Februari JI., blz. 97, welke aan dezelfde bron werd ofltleend.
ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9. Februari 1949
1
:
Marxistische opvatting over wat wel en wat geen
productieve arbeid is; . vergelijking met andere
landen wordt daardoor ten zeerste bemoeilijkt;
2e. het ontbreken van gegevens betreffende de invloed
van herstelbetalingen en buitenlandse handel op de
hoogte van het nationaal inkomen;
3e. het feit, dat de gepubliceerde totalen van het nationaal
inkomen alle worden gegeven in vaste prijzen, nl. die
van 1926-’27, terwijl de cijfers betreffende de lopende
overheidsuitgaven, investeringen en lonen in huidige
prijzen vorden gegeven. Prijsindexcijfers worden niet
gepubliceerd.
Het nationaal inkomen oan Rusland.
(in pnjzen van 1926-27)
Mcd. Percentage Percentage
Jaar
roebels
v.h.
vooraf-
van
gaande
1913
–
jaar
1913
………………. .
21,0
–
100,0
1921 (eind burgeroorlog)
8,0
–
38,1
1926 (midden
NEP.)
……..21,7
129,2
103,3
1932 (eind ie vijfjârenplan)
45,5
111,2
216,7
1937 (eind 2e vijfjarenplan)
96,3
. 112,0
458,6
1940 …………………….’ 128,3
–
614,0
1948 (schatting) … ………..
.130,0
–
–
1950 (plan) ………………177,0
–
842,9
In bovenstaandstaatje is aangenomen, dat het nationaal
inkomen in 1948 overeenkomt met 130 mrd in roebels
van 1926-’27. Flöe groot is dit cijfer in tegenwoordige roe-
bels? ‘
De cörresponderit van The Economist” heeft, teneinde
een benadei’end antwoord op deze vraag te geven, twee
hypothetische ,,wisselkoersen” tussen de roebel van 1926.-
’27 en van 1948 aangenomen:
t.w.
1 i’oebel van 1926-’27
is 3,5 roebel van 1948 en 1 roebel van 1926-’27 is 4 roebel
van 1948. Onderstaande tabel geeft het totaal van het
netto nationaal inkomen en zijn verdeling, berekend op
basis van genoemde ,,wisselkoersen” en in het licht van
gegevens, ontleend aan recente publicaties van N. Voztie-
sé’nsky, de Russische Vice-Premier en hoofd van de State
Planning Comrnission”, en A. 1. Notkin, een bekende
Russische economist
2).
Waarschijnlijke ‘verdeling van het R ussische netto nationaal
inkomen.
1
roehel van 1926
1
roehel van 1926
= 3,5 rochel
v. 1948
4 roebel
v. 1948
in mrd
in mrcl
roehel
percen lage roebel
percentage
van 1948
–
van 1948
Totaal
nationaal inkomen
455
100
520
100
corisumplie
266
59
314
60
nel
to
kap.voriaing
95
21
109
21
defensie ……….66
14
66
12,5
voorraadvorming
27
6
31
6
Tari
de twee ,,koersen” schijnt de eerste (1
=
3,5) de
wei’kelijkheid het meest te benaderen. liet deel, bstenid
voor consumptie, is 9 10 pCt lager dan in Engeland hei
geval is blijkens een echatting in ,,Economic Survey for
1948″, terw’ijl het deel voor netto kapitaaivorming 9 pCI
meer bedraagt dan dezelfde post in het Engels nationaal
inkomen. –
Niet alleen is het Russische inkomen per hoofd nog altijd
veel kleiner dan in de ‘Westelijke landen, maar ook wordt
een veel kleiner deel daarvan bestemd voor consumptie.
Aan de andere kant is het deel van het nationaal inkomen,
dat bestemd is voor netto investering,
50
a
75 pCt groter
dan in de W&stelijke landen (met inbegrip van de Verenigde
Staten). Ilier ligt voor Rusland de basis voor de verwachte
snelle groei van het nationaal inkomen in de komende jaren.
Ongeveer 13 â 14 pCt van het natioi%aal’inkomen is be-
stemd voor de defensie, tegen 6
bL
8 pCt in het Verenigd
Koninkrijk en in de Verenigde Staten; 6 pCt van het na-
tionaal inkomen woi’dt terzijde gelegd om voorraden te
vormen van voedsel, grondstoffen en brandstoffen om een
‘)
N.
Voznesenska’ ,,Voyennaya Jtkonomikit
S.S.S.r.”, Ogiz
1948. en
..A. T.
Nolkin: ,,Ochcrki Teorii ‘Sotsialislicheskovo
Vosproizvodstva”,
Ogiz
1948.
gelijkmatige productie te verzekeren’ingeval van transport-
– moeilijkheden in wintertijd en ingeval van een eventuele
oorlog.
INTERNATIONALE NOTITIES.
REGIONALE ASPECTEN VAN DE NIEUWE FRANSE LENING.
Een van de bijzonderheden van de nieuwe Franse 5 pCt
staatslening is, dat die delen van Frankrijk, die de grootste
inschrijvingen hebben opgeleverd, ook het meest van de
opbrengst van de emissie zullen profiteren, dit alles ,binnen
het raam van het door het Parlement goedgekeurde weder-
opbouwprogramma.
Op het eerste gezicht, aldus ,,L’Economie” van-.2 dezer,
lijkt het zeer merkwaardig om een dergelijke regiondle
verdeling te doen prevaleren boven de urgentie van de
afzonderlijke delen van het weder6pbouwprogramma voor
de volkshuishouding als gheel. Bij voorbaat heeft echter
de Minister van Financiën, Maurice Petsche, bij zijn aan-
kondiging van de lening op 5 Januari jl. opgemerkt, dat
de uitgven voor wederopbouwdoeleinden, welke met de
opbrengst der enissie zullen worden verricht, zowel Frank-rijk in zijn geheel als de streek waar de inschi’ijvers woon-
achtig zijn, i’aken; er is geen enkel gebied in Frankrijk,
dat aan de verwoestingen van de oorlog is ontsnapt en
dat eén voldoende moderne industriële en agrarische
outillage- bezit.
,,L’Economie” heeft tegen dee argumentering geen
bezwaren. Het blad wijst er bovendien op, dat het totaal-
bedrag der lening slechts een gedeelte vormt van de be-
dragen, welke voor wederopbouw benodigd zijn; deze be-
lopen alleen al voor 1919 frs 620 mld, terwijl enkel voor de
particuliere herbouw al frs 6.000
it
8.000 mid vereist is.
Het blad vermeldt tenslotte, dat recente leningen van
groepen van oorlogsslachtoffers een gunstig onthaal von-
den bij de be’oners van de streek, waarin de opbrengst
dezer emissies zou worden besteed. Het acht daarom de
door de Regering gekozen formule alleszins gerechtvaar- *
digd en is van mening, dat het regionale aspect tot het
welslagen der lening heeft bijgedragen.
DE ENGELSE COMiIISSIE INZAKE MONOPOLIES.
Begin Januari jl. heeft de Engelse ,,Board of Trade”
een ,,Monopolies and Restrictive Practices Cominission”
in het leven geroepen, welke in Maart as. haar werkzaam-
heden zal beginnen. De tâak van deze Commissie zal be-
staan in het onderzoeken van vraagstukken, w’elké dooi’
de ,,Board of Trade” aan haai’ worden voorgelegd”, ten-
einde te beslissen over de vraag, of in bepaalde gevallen
monopolies bestaan en zo ja, of deze schadelijk zijn voor –
de volkshuishouding; het nemen van maati’egelen op grond
van wat de Commissie heeft te rappoi’tercn, blijft aan de
President van dc ,,i3oard of Trade” voorbehouden. In eert
commentaar op de instelling der Commissie merkt’,,The
Times Review of’lndustry” van deze maand op, dat het
er in wezen om gaat, een code voor industrieel en commer-
cieel gedrag vast te stellen, die exploitatie van consumen-
ten en onderdrukking van concurrenten als gevolg van
combinatievorming zal moeten voorkomen.
De taak van de Commissie is dus adviserend en, zo zegt
genoemd blad, zij zal het niet gemakkelijk krijgen. Ten,
eerste al vanwege haat’ samenstelling: onder de leden
bevindt zich slechts één industrieel, en een volledig inzicht
in de verborgen wegen dei’ industriële n1onopolies zal dus
moeilijk te verkrijgen zijn. Voorts bestaat er in Engeland
geen juridisch documentatiemateriaal, zoals in de Verenig-
de Staten als gevolg van de anti-trustwetgevinghetgevalis.
rr
ens
l
o
tt
e
zal de Commissie niet de enorme staatsrnono-
polies bestrijken, die voet’ het na-oorlogse Engeland karak-
teristiek zijn gewordn. ,,Thus limited in range and in,
p0-
wcr,,with no anti-monopoly laws behind it and inadequate
in personnel, the Commission may be doomed to a weak
and ineffectual existence”. .
–
7′
DE ENO E LSE STAALINDUSTRiE.
Nadat de Engelse staalindustrie in 1948 een recordpro-
cluclie had geboekt met een cijfer van 14,9 mln ton, werd
1949 begonnen met het nieuws, dat deze industrie zich
ten doel heft gesteld, in 1953 een capaciteit van 18,5 mln
ton te bereiken, terwijl voor de jaren vôôr 1953 een mi-
nimumproductie van jaarlijks 17
1
5 mln tôn wordt geraamd.
In het licht van Europa’s herstelvraagstukken acht het
Februariniimmer van het officieel orgaan van de Londense.
Kamer van Koophandel deze ontwikkeling zeer verheugend.
Drie oorzaken zijn er, aldus dit blad, aan te w’ijzen voor
de sterke stijging der staalproductie. Ten eerste het in
bedrijf houden der hoogovens ,,on a seven-day week basis”.
Ten tweede de overgang op stoken met olie, hetwelk minder
onderbrekingen der productie voor schoonmaakwerkzaam-
heden betekent. Deze beide oorzaken hebben 750.000 ton
aan cle effectieve capaciteit der staalindustrie toegevoegd.
De derde oorzaak is-de voortdurende herbouw en uitbrei-
ding der hoogovens; liet £200 mln onfvattende ontwikke-
lingsplan der staalindustrie kwam reeds spoedig na de
oorlog op gang, en de eerste gevolgen zijn thans voelbaar.
In middels is -uiteraard liet grondstoffenvraagstuk van
grote betekenis. De inzameling van schroot heeft inEnge-
land een aanzienlijke omvang aangenomen, zodanig zelfs,
dat in de afgelopen maanden 100.000 ton aan de voorraden
kon worden toegevoegd. In de tweede helft van 1948
kwamen bovendien de importen van schroot
01)
gang,
waardoor een jaarcijfer van 1 mln ton werd bereikt. In cle
komende 2 of 3 jaren zullen moeilijkheden hij de uitbreiding
van de erts- en cokesvoorziening liet vermoedelijk nood-
zakelijk malcen, grote hoeveelheden schroot te impoiteren.
Voor dc verdere toekomst – op schrootimport uit Duits-
land kan slechts nog enkele jaren worden gerekend – ligt
een uitbreiding van de ruwijzerproductie in de bedoeling,
tot een zodanig peill dat schr6otimporten in feite onnodig
worden.
liet ernstigste knelpunt zal vermoedelijk cokes blijken te zijn. Weliswaar is het cokesverhruilc per ton ijzer ge-
daald van 22 owt. in 1946 tot 21,5 cwt. in 1948
)
terwijl
voor 1953/’S5 een daling tot 19 cwt. wordt verwacht, maar
er is nog steeds voor 3 mln ton behoefte aan extra cokes.
Men is doende, de cokeso’encapaciteit uit te breiden. 1-let
bouwen van deze ovens kost echter zoveel tijd, dat moei-
lijklieden wel niet uit zullen blijven, niet name in de jaren
1949-1953, als de grotere capaciteit der hoogovens eii staal-
fabrieken’ in werking treedt.
EEN ONCEBRUIKELIJKE CLAUSULE.
Het is niet onmogelijk, dat de Amerikaanse arbeiders,
w’erkzaam hij de Generl Motors Corporation, op 1 Maart
as. hun -lonen met 1 i 2 dollarcents per uur zullen zien
dalen. Begin 1948 werd nl. tussen General Motors en de
United Auomobile Workers een contract getekend, waar-
in was overeengekomen, dat de lonen zouden stijgen of
dalen in directe verhouding tot de index van de kosten van
levensonderhoud, opgesteld door het ,,Bureau of Labour Statistics”.’ Over het afgelopen kwartaal vertoonde deze index een kleine daling. De reactie van de U.A.W. op de
daling der lonen zal, aldus jhe Economist” van 5 dezer,
een vuurproef betekenen voor de genoemde ongebruikehijlce
clausule en wellicht beslissen over de vraag, of hij in anderé
arbeidscontracten al of niet zal worden opgenomen.
‘ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.
BOEKEN.
Redeooerin gen H. D. Louwes 1930-1941.
Drulckerij Ge-
broederr J’Ioitsema CV., Groningen 1947, 580 blz.,
geb.
Nederlandse beleggingen in de Verenigde Staten
door Dr
K. D. Bosch. Uitgeversmij Elsevier, Amsterdam-
Brussel 1948, 701 blz., geb. f 22,50.
Rotterdamsche Studenten- Almanaic voor hei jaar 1948.
Ge-
drukt in, opdracht van 1-let Rotterdamsch Studenten
Corps door Drukkerij Wed. Bolk & Co., Rotterdam
1947, 308 blz., geb.
Leerboe/c der bedrijfsadministratie.
Deel 1 door Dr A. J. A.
Prange. N.V. Uitgevers-Mij v/h G. Delwel, ‘s-Gra-
venhage 1948, 140 blz., geb. f 5,90.
Gont,-acts and J?ace Treaties.
The general clausc
0fl COfl-
tracts in the peace treaties of Paris 1947 and in the
peace treaty of Versailles 1919. Acomparison in out-
line with sqme suggestions for the future peace treat.ies
door Pieter N. Drost. Martinus Nyhoff, Den 11ag
1948, 229 blz., ingen.i f 6,90.
BROCHURES.
Les con ventions fiscales conclues depuis 1939.
Cahiers de
Droit Fiscal International, edités par 1’Association
Internationale de Doit Financier et Fiscal. Volume’
III. Rapporteurs: P. Verloren van Themaat, Jean
Michel. D. van Sijn & Zdnen, Rotterdam 1947, 41
blz., ingen. f 2,90. /
La législation fiscale de guerre et d’après-guerre. Suisse-
Danmarlc-Pays-Bas.
Cahiers de Droit Fiscal Inter-
national, edités par L’Association Internationale de
Droit Financier et Fiscal. Volume
JT•
,Rapportcurs:
A. Pestalozzi-ileuggeler, J. la Cour, M. J. 1-1. Smeets,
P. W. J. van Rossem, A. van .leulen. D. van Sijn &
Zonen, Rotterdam 1947, 49 hlz., ingen. f 3,90.
La législation fiscale de guel-re ei d’après-guere. Prance et
Jlelgique.
Cahiers de Droit Fiscal International, édités
par L’Association.Internationale cle Droit Financier
et Fiscal. Volume VI. Rapporteurs: Charles Cardijn,
Dr Camille Rosi
,
er. D. vân Sijn & Zonen, Rotterdam
1947, 50 blz., ingen. 1 3,90. –
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Na het passeren van de maandultimo nam de’ schaarste
ter geldmarkt reeds vrij snel, weer af, zodat de callgelcl-
rente in twee étappen tot 1 pCt kon dalen. Ook de markt-
disconto’s werden lager, iodit Meipromessen tegen
1
/8
pCt waren aangeboden, dvenals Junipapier, terwijl het
schaarse Juhipapier tegen
1
1/
16
pCt werd gevraagd. Au-
gustuspromessen en de langer lopende termijnen noteerden
ongeveer 1/
16
pCt, welke notering’ veelszins nominaal kan worden geacht, gezien de zeer geringe omzetten. 1-loewel de geldmarlct weder snel de ultimo-spanningen
heeft overwonnen, enerzijds als gevolg van terugstromend
bankpapier, anderzijds tengevolge van aflopend schatkist-
papier, is de algemene tendentie voor de geldmarkt onge-
twijfeld van verkrappende aard. Weliswaar voeren de
kastekorten van het normale overheidsbeEeer middelen
aan ,het geldmarktreservoir toe, maat- dit verschijnsel
wordt ongetwijfeld overgecompenseerd door geldonttrek-
kingen ‘als gevolg van de ‘tekorten op de Nederlandse
betalingsbalans, betaling der heffingen en inschrijvingen
op investeringscertificaten ter afwikkeling van het geblok-keeide tegoed. Weliswaar behoeft dit niet te leiden tot eén
duurzame geldschaarste en tot rentestijging op de geld-
markt, aangezien de banken zeer 1-uime schatkistpapier-
portefeuilles aanhouden, waaruit regelmatig grote bedragen
vrijkomen, .welke dus indirect diener ter hefahing van de
vermelde geldonttrekkingen. Maar dit bëtekent wel, ‘dat
het aanwezige geldmarktmateriaal, i .c. lie t scha tkistpapier,
een- vermindering zal ondergaan.
Merkwaarcjig was het succes, dat aan de 3 pCt obligatie-emissie Gelderland dooi’ een overtekening van enige malen
in de afgelopen week te beurt viel. Een redelijke verklaring
is hiervoor niet te vinden, daar staatsfondsen van kortere
looptijd en overeenkomstig rentetype beneden pan no-
teren, en dus aanmerkelijk goedkoper verkrijgbaar zijn.
De 3 pCt investeringscertificaten bijv. noteerden aan het
120
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Februari 1949
einde der week 98f pCt. Het schijnt, dat een vanouds
bestaande voorkeur voor bepaalde provinciale en gemeen-
telijke leningen hier een belangrijke rol heeft gespeeld,
ook al is deze voorkeur, gezien de financiële hulp welke het
Rijk aan de lagere publiekrechtelijke lichamen in moeilijke
omstandigheden toch altijd biedt, eigenlijk niet gemoti-
veerd.,
De staatsfondsenmarkt was in de afgelopen week nage-
noeg onveranderd. De 3-3k pCt 1947 noteerde aan het
einde der week
975/8
pCt, en de 3 pCt Grootboekschuld
1946 kwam op
/16
Ct.
De aandelenmarkt gaf weinig koersveranderingen te
zien. Over het algemeen was de markt in de verslagperiode
prijshoudend, met hier en daar 11eine koersverbeteringen.
Aandelen Unilever konden na de koersdaling in de voor-
gaande weken 6f pCt stijgen boven het niveau van de voor-
gaande week. Het schijnt, dat vooral aankopen van Engelse
zijde, welke werden verricht om te profiteren van koers-
verschillen tussen de Engelse en de Nederlandse aandelen,
tot dit resultaat hebben bijgedragen.
28 Jan.
4 Febr.
1948 1948
A.K.0.
………………….
161f
1661
v.
Berkel’s
Patent ……………
111
112
Lever Bros. Unilever
C. v. A.
2491
256
Philips
G.
b. v.
A.
…………..
223f
226f
Koninklijke Petroleum
……….
311f
3151
H.A.L.
……………………
163
168
N.S.0.
……………………
163f
163
H.V.A.
……………………
.
169f’
171
Deli
Mij
C. v.
A .
…………..
152
7
/
8
151f
Amsterdam Rubber
…………
162f
1651
Internatio
………………..
195
192
STATISTIEKEN.
DE NEDEELANDSCLE
BANK.
(Voornaamste posten in duizender.’guldeflS).
–1-L
°
9cl
0
‘
1 °
I-‘
30 Dec.
’46
700.876
4.434.786
100.186
153.109
2.744.151
27 Dec.
’48
443.201
312.783
145.086
154.867
3.115.299
3 Jan.
’48.
443.672
303.615
120.554
164.905
3.144.351
10 Jan.
’49
444.292 1
289.833
138.012
144.347
3.085.025
17 Jan.
’49
444.1 84
252.983
161.900
143.612
3.044.521
24 Jan.
’49
443.506
260.127
149.427
145.956
3.006.466
31 Jan.
’49
443.385
257.360
151.706
193.064
3.051.999
7 Febr.
’49
443.415
247.181
153.508
.143.841
3.009.603
–
Saldi in rekening courant
0
,0’Sw
,e0-
,00)
44
o
.E.
te
ci)
,co
t,
(t,
30 Dec.
’46
27 Dec.
’48
3 Jan.
’49
96390
188.450
5.681
47.254
300.732
430.294
10 Jan.
’49
166.035
187.975
5.460
42.883
327.294
384.331
17 Jan.
’49
189.029
214.012
5.226
54.669
336.547
358.698
24 Jan.
’49
244.705
214.012
4.498
44.297
330.861
354.121
31 Jan.
’49
265.218
214.012
4.471
34.956
329.507
340.837
7 Febr. ’49
.225.644
214.012
3.971
40.306
336.697
357.264
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten In millioenen franes).
0
0)
t)
0,.,
Data
,
31
Dec. 1946
4.949,9
158,0
238,7
1
52,7
4.090,7
22
Jan.
1949
5.832,1
228,7
162,5
47,4
4.240,1
15 Jan. 1949
5.820,7
1
219,4
163,3
67,5
4.294,2
IN
31
Jan.
1949
5.834,2
233,2
158,8
1
47,5
4.306,9
DE NEDERLANDSC}.IIt’ BANK.
Verkorte balans op 7 Februari 1949.
Activa.
Wissels, pro-
.J
Hoofdbank T
–
1)
sciubiieven Bijbank
3.000.000,-
in discoisto
(,Agentscls.,,
1
3.605.000,- ‘)
Wissels, schatkistpapier en ‘scliuldbrieven,
door de Bank gekocht (art. 15, onder 4°,
van de Bankwet 1948) ……………
..-
Schatkistpapier; door de Bank overgenomen
van de Staat der N&lerlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 ….., 1.800.000.000,-
Vooischotten (I-Ioofdbank 6 137.646.554,95 °)
in rek.-crt
1
–
oponderpancl Bijbank
,,
1.136.697,13
(mcl.
belenin-
1
gen)
lAgentsch.,,
5.057.299,79
T 143.840.551,87
Op effecten en? ………
..142.845.500,13
‘)
Op goederen en celen . : ,,
995.051,74
__________–
143.840.551,87 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet 1948)
………………….
…-
Boekvordering op de 8taat der Nederlandefl
ingevolL
,
e nvp.rpp,nkornst van 26 Februari
1947
…………… . …………..
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……1
439.169.462,71
Zilveren munt enz..,,
4.245.090,15
—
443.414.552,86
Papier op het buitenland
T
247.181280,-
Tegoed bij correspondenten
in het buitenland
….
..
147.063.007,50
Buitenlandse betaal-.
middelen
…………..’
6.445.470,41
11
400 .6 89 .7 57 , 9 ‘1
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..
173.9 53.032,-
Belegging van kapitaal, reserves, penlioen-
fonds en voorzieningsfonds
…………..107.568.638,71
Gebouwen en
inventaris
…………….
..2.500.000,-
Diverse
rekeningen
………………….
24
.
884
.
461
,
53
14.599.855.994,88
Passiva.
Kapitaal
…………………………
1
20.000.000,-
Reservefonds
……………………….
12
.
759
.
703
,
05
Bijzondere
reserves
…………………..54.
447
.
56
6,
03
Pensioenfonds
……………………….
19
.
960
.
164
,
71
Voorzieningsfonds
personeel
in
tijdelijke
dienst
…………………………….
1.
500
.
000,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
..,,
109.364.995,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
,, 3.009.602.870,-
Bankassignaties in
omloop
…………….192.392,6
7
Rekening-courant saldo’s
‘s Rijks Schatkist ……
T
225.644.16 1,96
‘5 Rijks
Schatkist
bij- zondere
rekening……214.012.469,46
Geblokkeerde saldo’s
..,,
3.970.66.4,93
Saldo’s
van
banken in
Nederland
……….
..
40.305.723,30
Vrije saldo’s van vreem- de circulatiebanken en
soortgelijke instellingen,,
336.697.1 62,03
Andere vrije saldo’s……357.264.494,74
1.977.894.676,42
Crediteuren in vreemde gelclsoort
……..99.941.532,
4
3
Diverse
rekeningen
………………….94.19
2
.0
94
,
57
14.599.855.99488
1) Waarvan
schatkistpapier
rechtstreeks’
door de Bank in disconto genomen
.. . .
1
–
‘)
Waarvan aan Indonesië (Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99)
36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat ïnhetverkeergebrachte muntbiljetten
,,
139.507.963,-
BANK. VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
o
Voorschotten aan de Staat
Cd
Data
)
–
‘
0
to
50
).
.i
N
O
(/)
26
Dec. 1946
94.817
118.302
59.449
67.900
426.000
13
Jan
1949
52.817
331.683
125.042
136.700
426.000
20
Jan.
1949
52.817
326.137
125.042
135.800
426.000
27
Jan. 1949
52.817
331.353
125.042
146.200
426.000
Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
circulatle
Totaal
Staat
Diversen
26 Dec. 1946
721.865
. 63.455
765
62.692
13 Jan.
1949
979.851
149.690
783
147.669
20
Jan.
1949
966.301
151.899
789
149.494
27 Jan. 1949
972.604
164.335
822
161.973
122
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9
Februari 1949
I)E
VEIIIOLIJPRO1)UUTIE VAN
TARWE EN
110011E ‘)
Tarwc
.
Rogge
–
i3eboitcte
Bebouwde
oppervl.
Prod lictie
‘.
oppervi.
Productie
Ln
1
den
(in
111111
(in
int n
h ushels) (in
ii 1
In
(in
en In
heishels)
–
.
acres) acres)
1048
2)
–
19
1
7
191i8
2)
1918 ‘)
1917
19/i8 ‘)
97,2
1.086,0 1.718,0
1.606,0
4,3
54,1
39.2
52,0
w.O.:
Canada
………………
24,1
3214
336,8 393,3
2,1
9,2
13,2 25,3
Verenigde Staten
71,5
758,6
t
.364,9
1.283,8
2,2
1
4.9
26.0 26,7
Europa
….
………..
.
…….
69,0
1.o132,O
1.025,0
1.465,0
29,5
765,0
495.0 660,0
wo.:
Frankrijk
………………
11,1
286,5
150,0
–
300,0
1,4,
30,0
.
–
17,7
24,2
Italië
………………..
1,9
278,4 205,0
–
250,0
0,3
5,5 ‘)
/Ji,3
5,0
Spanje
158,0
4)
110,0
–
20.0
-1,5
19,2
4)
1,0
20,0
Verenigd
Koninkrijk
……
2,3
62,4
62,3
85,0
0,1
0,4
0,9
1,8
Noord-Amerika
……………………….
Sovjet-Unie
(Europa en
Azië)
.
.
.
.
.
3)
1.240,0
875,0
. .
885,0 ‘)
920,0
………
111,9 1.490,0
1.51.7,0
1.650,0
.
.
………..
……….
9,9 135,7 130,0
155,0
II
14,3
15,0
.
15,5
………
52,2
750,0 ‘)
919,6
940,0
. .
India en
Pakistan
………..
35,0 370,7
290,8
350,2
.
.
.
. .
. .
Azië
……………………………..
‘
17,0
280,0 325,0
215,0
.
.
.
wo.:
Turkije
……………………..
China………………………
12,0
221,8
250,0
180,0
1,7
9,8 18,7
15,0
Zuid-Amerika…………………..
13,8
.144.0
130,0
iso,o
.
0,8
1,6
wo.
–
…gentinië
………………..
Afrika
………………………….
Oceanië
…………….
……..
13,2
176,9
22.h3 190,3
.
.
.
.
WO.:
Australië
………………
…
.
13,0
169,7
220,0
185,0
.
.
Wereldto(aal
(sciCitting)
…………
407,0
6.010,0 5.815,0
6.285,0 107,9 1.730,0
1.490,0
‘
1.625,0
‘) Bron:
IJS.
Department
of
AgrieuIture;
.
betekent:
cle gegevens
ontbreken.
•
‘)
Herziene rarning voor het Noordelijk, voorlopige raming voor het Zuidelijk
halfrond.
‘)
In 1947 voor Larwe ca 75
mln acres; voor rogge ca 71 mln
acres.
4)
1935.
2)
Gemiddelde over minder dan 5 jaren.
•
ENIGE INDEXCIJFERS
VAN
DE JNBUSTRIRLE PRODUCTIE
IN NEI)ERLANI)
‘).
co
1938
=
100
..- t-
–
.30
•c.0
.00
EGO
Algeni.
pro(llIetie.iltdex
van do industrie
. . .
66
92
105
1t8
T22
134
122
112
57
74
79 80
83
83 93
82
Electrieitcit
afgeleverd
aan het net
90
–
116
148 169
–
194
205′
217
–
173
68
91
117
118
125
126
133
120
Stikstofineststoffen
.
48 70
81 81
83
85
89
82
51.
105
158
105
165
166 169
165
Steenkolen
………….
Waisproducten van
Gas
………………..
ijzel
-en
staal
2)
76
143
197
223
206
231
239
209
Rijwielen
……….
“3
63
104
128
140
144
46 122
Ruwijzer
…………….
i4
137 137 144 137
12.7
121
129
43
…
55
37 96
103
III
109
93
Cement
…………..
29 43
90
113
.138
rr8
122
108
Rubber
(gehele
inclu-
76
202 256 310
329 325
Courantenpapier
37 20
68 101
81
84
Katoen- en linnenw,pve-
Metselstenen
…………
40
61
’69
75
76 76
78
71
Deuren
……………..
Tricotage-industrie
.
55
84
95
110 119
1i8
122 107
strie.tak)
………….
81
125 115
134
133 136
53
55
52 63
63
61
rijen
…………….
50
126
120
141
142
146
•Sclsoenen
…………
Sigaren
…………..
81
89 95
90
72
60 55 70
t
Sigaretten …………..
Boter
…………….
48
94 112
’57
.
Margarine
…………
Kaas
…………..
102
101
113
117
8
5
73
7.2
77
‘)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het
CBS.’;
.
betekent:
de
gegevens ontbreken;
gecorrigeerde
gegevens zijn cursief gedrukt.
1940 = 100.
IN-
‘
EN IJI’J’VOEII lAN RELGIE
‘.
Maand
Invoer
tjilvoer
Saldo
Gewicht
Vaarde
Gewicht
Waarde
Vaarde
in dul-
in mii-
in
dul-
in mii-
in mli-
zenden
lioenen
zenden
lioenen lioenen
tonnen
francs tonnen
francs
francs
Maandgem. ’36/38
2.868
2.019
1.912
–
1.859
–
160
Ilaandgern.
’47
.
.
2.322
‘
7.130
1.070
5.138
-1.992
Januari
1948..
2.589
7.402
1.230
6.198
-1.204′
.P’ebruarj
1948..
2.327
6.453
1.056
5.163
-C290
Maart
1943. .
2.765
8.258 1.162
5.781
-2.477
April
1948..
2.486 7.328
1.405
6500
–
828 Mei
1948..
2.359 7.236 1.177
.5.695
-1.541
Juni
1948..
2.348
7.461
1.286
–
6.458
-1.003
Juli
1948.
.
2352
2
)
6.832
2
)
1.179
1
)
5.662
2
)
-1.170
2
)
Aug.
1948..
2.478
1
)
6.91.48)
1.153
2
)
5.7-1 32)
1.2012)
Sept.
1948..
2.339
7.461
–
1.345
-6.488
–
973
Oct.
1948..
1.741
7.259
1.307
6.710
–
549
Nov.
1948. .
2.299
6.720
–
1.350
6.433
–
287
2)
Bron:
,,Statistisch
Bulletin”
van
het Nationaal
Instituut
voor
de Statistiek.
‘)
G-ecorrigeerde
gegevens.
ZSVEEI)SE RJJKSBANK.
(Voornaamste posten in inillioenen kronen).
Metaal
Staatsrondsen
‘.E-.
–
.Data
Q
ti
50
U)
o
(:3
31 Dec. 19/16 .839
532
1,544
504
2
94
182
-15 Jan. 1949
177
112
3.113
260
282
–
182
22 Jan. 1949
177
112
3.106
283
269
–
182
II lan. 1949
177
112
2.948
288
252
182
Deposito’s
.E
–
Direct opvraagbaar
,
Data, .
31 Dec. 1946
2.877
875
706
94
280
17/s
7
15 Jan. 1948
2.802 1.364
960
302
192
99
– 7
22 Jan. 1949
2.800 -1.240
973
157
193
104
7
31 Jan. 1949
2.934
956
723
129
194
103
7
FEOEIIA[5 RESERVE BANKS.
•
–
(Voornaamste posten in millioenen dollars).
Metaalvoorraad
a
ta
.
Other
U.S. Govt
Goudeer-
casb
securities
0
aa
tificaten
31 Dec. 1946
18.381
17.587
268
23.350
13 Jan. 1949
22.993
22.363
326
22.465
19 Jan. 1949
22.996
22368
356
22.216
27 Jan. 1949 1
23.015
22.388
371
22.039
Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 14 Febr. a.s. in het bezit te
zijn van de adninistratie, Lange Haven 141, Schiedam
/
Deposito’s
–
Data jetten
in
t
‘
Member-
eirculatie
-To taal
1
G-ovt
1
hanks
–
31
Dec. 1946
24.945
1
17.353
1.-
303
23.350
13
Jan.
1949
23.903
1
22.189
1
20.105
19
Jan.
1949
23.718 22.003
790
.20.061
27
Jan.
1949
23.590
t
22.303
1
-1.135
t
20.035
9 Februari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
123
SPAN 1) VAN ‘s RIJKS KAS.
V or (I er
i
n g é n
31
Jan. 1949
22 Jan.
1949
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
PIJ De Nederl. Bank N.V.
f
265217.642,48
f
246.757.751,35
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij
dc Bank voor Neder-
landsche
Gemeenten
307.236,41
,,
143.522,41
Kasvorderingen
wegens
ere-
–
clietverstrekking
aan
liet
–
–
Daggeldlening
tegen
onder-
pand
………………
–
–
Saldo
(Ier
postrekening
van
651 .999.417,57
644.592.564,98
buitenland
……….
…………
Voorschotten op ultinio Dec.
1948
aan
dc
gemeenten
wegens
aan
haar
uit
te
keren belaslingen
–
–
Vorderingen in rekening-cou-
rant
op
Indonesit
………
……..
1277.475.953,92
,,1269.940.063,49
Itijkseoniptahelen
………..
Suriname
…………..
33.184.958,83
33.184.958,83
Ned. Antillen
…………
–
–
lIet Algemeen Burgerlijk Pen-
–
28.966.929,17
1-let
staatsbedrijf
der
P.,
T.
….
……..
sioenfonds
/
…………………
enT
.
………………
–
–
Andere staatsbedrijven en in-
……..
stellingen
………….
…
300.853.339,94
290.773.111,73
Verplichtingen
Voorschot,
door
De
Neclerl.
Bank N.V., verstrekt
Voorschot,
door
De
Neder-
landsche
Bank
N.V.
in
rekening-courant
verstrekt
–
–
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten
in
omloop
fl719.627.100,—
1`1719.627.400,-
Schiatkistpromessen
bij
De
Nederlandsche Bank NV.
ingevolge overeenkomst
1800.000.000,—
,,1800.000.000.-
Sehatkistpromessen in omloop (rechtstreeks hij De Neclerl.
Bank N.V. is geplaatst nihil)
/
5.867,1 mln
wo. garantie
van 26 Februari 1947
………
Bretton Woods
/
804 mln
5063.100.000,—
,,5084.200.000,-
Daggeldleningen
–
.
–
Muntbiljetten in omloop ….
140.328.248,—
,,
139.613.856,-
Schuld
op
ultinio December
1948
aan
cle
gemeenten
…
wegens
aan
haar• uit
te
keren belastingen
……..
,,
18.613.040,14
Schuld
in
rek-courant
aan:
Indonesië
…………..
–
Suriname
…………..
–
–
….18.613.040,14
3.049.914,70
,,
–
3.049.914,70
liet Algemeen Burgerlijk I’en-
…….-
Ned.
Antillen
.
……….
……
sioenfonds
…… . …….
…….
4.972.801,21
–
lEet
staatsbedrijf
der
1′.,
T.
…..
en
T.
………. ……………
747.330.994,53
,,
727.064.959,84
Andere
staatsbedrijven
. .
–
–
Schuld
aan diverse instel
–
lin-
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist
…………….
…
2112.584.667,99
,,2094.528.258,75
WERKLOOSHEID IN BELGIË
1).
Maand
Geheel
Gedeeltelijk
werkloos
en toevallig
werkloos
39.984
57.079
Januari
1948 …………….
68.328
Februari
…………….
71.854
Maart
…………….
64.113
November
1947
…………….
..
April
61.562
December
…………….
..
Mei
59.606
Juni
…
61.814
69.571
Juli
………………
Augustus
.. …………..
74.292
..
81.065
September
……………..
October
…………….
..
87.604
3)
Bron:
,,Statistisch
Bulletin”
van het Nat
voor de Statistiek.
INDEXOIJFERS VAN LONEN VOLGENS REGELINGEN IN
NEDERLAND
1)
Juni 1938/
Juni 1919
=
100
Nijverheid
3)
.
Landbouw
3)
Nijverheid
en
landbouw
Aug.
1939….
101
–
100
101
Mei
1945….
116
190 126
Jan.1948….
174,0 243,9
183,8
Febr.
1948….
.
174,7
243,9
184,4
Mrt
1948….
174.7
243,9
184,4
April
1948….
174,7
.
243,9
184,4
Mei
1948.. .
;
175,2
–
258
186,8
Juni
1948….
175,2
258
186,8
Juli
1948….
175,1
–
258
186,7
Aug.
1948….
175,2
258
186,8
Sept.
1948….
175,2
4
)
258
186.8
Oct.
1948….
i 75,2)
258
–
180,8
Nov.
1948.:..
79,9′)
265,5
4
)
191,91)
Dec.
1948.. .
.
18l,7′
–
265,5
4
)
193,4
4
)
1)
Bron:
Statistisch
Bulletin van het C.B.S.”; in de indexeijfers
zijn de uitkeringen krachtens de
Kinderbijslagivet
niet
begrepen.
‘) Gemiddelden 24
bedrijfstakken.
3)
Akkerhouw en
veehouderij
‘) Voorlopige gegevens.
Accountantsassociatie ôf praktijkovername
Jong,
goed bekend staand accountantskantoor
in het Westen des lands, werkende met 6 man
personeel, met
prima introducties
in de
Zuidelijke
provincies,
zoekt associatie met soortgelijk kan–
toor, dan wel
overname
van een in één der ge-
westen bestaande accountantspraktijk.
Vertrouwelijke brieven van geïnteresseerden,
bevattende alle gegevens nodig om een gefun-
deerd oordeel te krijgen omtrent het aangebo-
dene, worden gaarne ingewacht onder no. ESB
1363 bur. v. d. bI., Postbus 42, Schiedam.
Economisch-Statistisch Kwartaalbericht
Reseaich-Uitguve van het
Hederlondsch Economisch Instituut
Bunden
juurg.
1947 en 1948
– Vanaf heden is het mogelijk om ook voor het
Economisch-Statistisch Kwartaalbericht ban-
den te bestellen (twee jaargangen in één
band), tegen de- prijs van t 3.— per exem-
plaar (franco huis).
De jaargang 1947 van het E.-S.K. is nog
verkrijgbaar. Prijs f4.— voor abonné’s E.-S.B.
(f6.— voor niet-abonné’s). Aan te vragen
bij het N.E.I.
Bestelt dus uw band bij -de
Kon. Nederi. Boekdrukkerij H. A. M. Roelants
Schiedam
1
Postbus 42 – Telefoon 69300 (toestel 81
v66r 15 Maart a.s. Na die datum
kunnen geen bestellingen meer worden uit-
gevoerd.
21.124
42.192 36.962
63.870 31.338 33.117 34.439
42.903
59.703
48.257
43.168
44.797
ionaal InstItuut
Kon. Ned. . Boekdrukkerij H. A. M. Roelants – Schiedam
t
Flescliikbare krachh
DE TWENTSCHE BANK
NV.
MAANDSTAAT OP 31 JANUARI 1949
De Spaarbank anno 1820 te Schiedam deelt
mede, dat vaceert cle betrekking van
directeur
Sollicitaties schriftelijk aan de Secretaris van het
Bestuur, Tuinlaan 102 te Schiedam.
/
Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,Economisch-Statisiische Berichten” de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst
‘S
Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen. –
Kas, Kassiers en ‘Daggeldieningen …………f
12.473.151,20
Nederlands Schatkistpapier ……………… ..53S.407.368,81
Ander Overheidspapier …………………. ..5.322.779,35
Wissels ……………………………… …1.573.150,94
Bankiers in Binnen- en Buitenland ………. .. 12.740.450,54
Effecten en Syndicaten
………………..
..1.839.785,-
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten
9.482.221,02
Debiteuren
………………………….. ..t 18.988.009,32
Deelnemingen
(mci.
Voorschotten) ………… ..9.707.524,11
Gebouwen
…………………………..,,
3.500.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensidenen
..,,
899.885,22
– t 714.934.520,41
Kapitaal
…………………………….t
42.650.000,-
Reserve ……………………………… ..14.000.000,—.
Bouwreseï’ve .. ………………………. ..
3.000.000,—
Deposito’s op Termijn
……………….. ..80.080.144,28
Crediteuren ………………………….. ..561.001.617,33
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen ……13.212.870,58
Reserve voor Verleende Pensioenen
…….. ..899.885,22
714.934.520,41
Een duide(j( 6ee&1 ctan de ecu,w-
mic,cfte eatwMAding. in jVede’t(and,
F
indaneö2ë, de Ve’tenigde Siate,j en
and e’te (ancien
– kunt U zich vormen door het regelmatig lezen 0=
van het
0
Economisch-
Statistisch
–
Kwartaalbericht
Research uitgae van
het Nederlandsch Economisch Instituut
Jaarabonnementen f6,50
voor abonné’s E.-S.B. f 5,-
0
Telefoon
38040,
Rotterdam – Giro no.
8408
Economisch ‘Statistische
Bêrichten
Adres voor Nederland Pieter de lloochstraat
s,
Rotterdam (IV.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoenen, Rotterdam.
Redactie-afdres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universileitstraat, Cent.
Abonnementen: Pieter de I-Ioochstraat
5.
Rotterdam (IV.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f
26′
per,
jaar,
voor Belgiii/Lu.vemburg f
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost)
/
26,
overige landen f
28
per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk ,swnn’.er en slechts worden beuincliqd
per ultimo van het kalenderjaar.
iS angetekende stukken in Nederland aan het ii ijlean (oor II estzee-
diiie, Rotterdam
Al)VItR’I’EN’I’IES.
Alle correspondenties
betreffende
advertenties te richten aan (le
Firma ii. A.
Al.
Roelants, Lange lieven
541,
Schieda,n (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief f
0.40
per mm. Contract-tarieven
ôp
aanvraag. Rubrieleen ,, Vacatures” en .. Beschikbare Krachten” f
o.6o
per mm (dubbele leolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om aivertenties zonder opgaaf van redenen le weigeren en kennis te nemen van de inhoud van op advertenties onder no. binnengekomen
brieven e.d. en deze zonder opgaaf van redenen niet door ie, zenden.
40 jaar; einddiploma O.H.S.; praktijkdiploma Fr., D.
en E.; M.O.-akten Boekhouden en Economie; grondige
kennis mod. bedr. adm.; gewend aan léidende en
verantw. arbeid; prima getuigschriften,
WENST VAN BETREKKINO TE VERANDEREN.
Er. oider no. ESB 1361, bur. v. d. bi., Postbus 42,
Schiedam.
Econoom
in het bezit van M. 0. acte; accountancy en doctoraal
examen economie; tevens candidaat rechten; beneden
30 jaar; thans geplaatst in leidende en verantwoorde
lijke functies, waar echter geen opstijgmogelijkheden
meer bestaan; buitenlandse ervaring in West-, Zuid-
en Noord-Europa; goed organisator; bekend publicist;
brede interesse en grote activiteitensfeer; met referen-
ties van de meest vooraanstaande personen;
zoekt een zelfstandige, drukke, functie
waarin alle capaciteiten moeten worden ontplooid;
liefst als verbindingsschakel met het, buitenland; di-
recteur; directie-secretaris enz..
Er. onder no. ESB 1364, Bur. v. d. Bi., Postbus 42,
Schiedam.
Bij het Departement van Financiën te Batavia
kunnen worden geplaatst
JURISTEN
DOCTORANDI IN DE ECON.
WETENSCI!APPEN
bestemd voor de Generale-Thesaurie en de Belas-
tingdienst in de rasg van (adjunct)-inspecteur.
Zowel pas afgestudeerden als ervaren sollicitan-
ten komen in aanmerking.
ADMINISTRATIEVE AMBTENAREN.
bestemd voor de comptabiliteitsdienst. Leeftijd
minstens 26 jaar. Opleiding H.B.S. 5 j. c. en min-
stens volwaardig practijkdiploma boekhouden of
diploma Gemeente Financiën. Sollicitanten met
comptabele ervaring genieten de voorkeur.
Uitzending voor 3 jaar. Bezoldiging overeen-
komstig de per 1 Januari 1949 van kracht ge-
worden verbeterde bezoldigingsregeling. Bij de
afloop van het verband vindt een uitkering plaats
neerkomende op een jaar bezoldiging.
Brieven met uitvoerige inlichtingen omtrent op-
leiding en practijkervaring te richten aan het
Hoofd van de Afdeling Aanneming, Kamer 142, van het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen,
Binnenhof 7, ‘s-Gravenhage.
Losse nummers
75 cents, resp. 12 B. francs,