TITEURSPECHT VOPREHOUDEN
hconomisch-Sta:tistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, IJVEHEID, FIA1CIËNENVERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCHtiINSTITUUT
–
33E
JAARGANG
WOENSDAG 18 ‘FËBRUARI 1948
–
No. 1606
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz H. W. Lambers; N. J. Polah; f Tinbergen;
F. de Vries;
.–J..-H.- Lubbers: (Redacteur-ecretaris)
– – AssistentRedacteiir: .A… de -Wit. –
COMMLSSIR VAN AD VIES VOOR BELGIË: -.
J. E. Mertens; 1?: Miry; J. van Tichelen;,.R. .Vandeputte;
F. Versichelen.
Cegeoens o’er adressen, abonnementen enz; op de laatste
bladzijde van dit nummer.
BERICHT.
Aan de leden van. het Nederlandsch Economiscl In-
stituut wordt beleefd verzocht, om -, yporzov,er zij dit
niët reeds deden – de contributie voor het jaar 1948,
ten, bedrage van f 30. voor het binnenland en f 33 voor
het buitenland, vÔôr 15 Maart a.s. te oidoen’op giro-:
rekening no: 8468 of op onze rekening,bij de ‘heren
R. Mees &. Zoonen,. alhier. Leden in Be1gië/.Luxemburg,
wordt ., beleefd verzocht de tegenwaaide in, francs van
het verschuldigde bedrag te storten bij B
. de anque de
Commerce te Brussel. Na genoemd& dtuui’ zullen wij
over het betreffende bedrag, verhoogd met incassokosten,
per kwitantie
–
disponeren.
–
JNILOUD:
Blz.
De
artikelen
van
de7.e
week
……….
123
Sofinraire,
suminârie’s’
.
.. ………………
123
Enkeie’
notities
betreffende’ het
Europee
Herstel
Programma
door. W. Koster
,
………………..
124
De ren tepolitiek van het. Beleggerfron’
dbor R. de.
–
Roos…
.
……………
…………
………..
,
128
Kracht en warmte
(iI)’doôr E. J.’Muller-
…………
.
131
Het
,,Netherlan’ds
Government
Food
Purèhasing
Bureau” ‘te New Yoik van 1941–1946 (II)
door
Ii.
J.
de
Koster
………………………..
13Z
Ingezonden
stuk:”
-•—-
I)oliarsehaarste en prijsaanpassing
door A.
Btumer,
met
naschrilt
van
Prof.
Dr J. Tinbergen
………………
135
Internationale
n o t i t i e s :
Bolgio en het doliarprobleom
……………………..
136
I)e graanprijzon In de Verenigde Staton
……………..
137
De bevolking van
%.ustrallë in
1947
………………..
137
Geld- en kapitaalmarkt
………………………
137
S t a t is t
i
e k e n
Banlcstaton
……………………… ‘.
. –
………..
–
138
DEZER DAGEN ‘
heeft de commissie van drie, voor het bewijzen van goede
diensten: tien’ vrtrouwlijke’ . persconferentie gehouden.
ifet geheim van drie weet iedereen. o kwam het eeneens
de Nederinds-Indische Regering ter ore. Deze begon
een scheimutseling op drijfzand. Korte tijd’ later, het is
e’en historisch bekend verschijnsel bij duels, bleek het voor
haar schuldeloze seonclqi nqqdzake1,,ï,jj. eji,.gewatteerde
verklai’iiig aftè 6’Neder1an’ds-Ïhdi-
8che Regering, volgèhs perberichten, onomwonden ver-
klaard, dat het haar verheugt haar verklaring omtrent
de vermeende ‘uiteenzetting te kunnen terugneien.
1″ Zôver kon’de Engelsd Rgetin en’ zeker’ nf’t
tA
haar vreugde, niet, gaan bij haar parlementaire tOelichting’ op
hbt vitboek betreffende de personele inkomens. De Mi-
nister
.
yan Economie en Financiën heeft oiinieuw het
lancet moeten grijpsn_en verklaard, dat’ de operatie loon-
stoj – hoezeer ook vrijwillig te ondergaan –voor Grôot-
Bl*itLanMë.
4
n6bdzakëlijk is. Gétlëélde’ smart’ i halve smart.
Tegelijkertijd heeft hij het bedrijfsleven verzocht zich er
ernstig, over te beraden, hoe het, ook vrijwillig, de winsten
en prijzen zou kunnen verlagen.’ Om. de patiënt williger
te krijgen Ijeeft hij het koortslijstje nog eens voorgedragen.
In 1947 stond Engeland oor: £ 675 millioen debet op zijn
internationale..betalingsbalans.; midden 1948 zijn de bui-
tenlandse betaalmiddelen op. Zonder het ,,Firopean
Recovery Program” ‘staat het zeer slecht.
Zulke gpdachten’ waren Qok in Nederland gekomen.
Men vroeg daarn4ar de Miriistervan EctinomisheZaken.
Deze verwees, wij hebben twee specialisten, in consult’
‘naar de Minister van Financiën. In een Meniorie van’Ant-woord heeft deze, in voortreffelijke artsenstijl, verklaard,
dat wij moeten trachten er met plan B zo goed mogelijk
doorte komen: Uit welk dokterslatijn hopelijk binnenkort
de deskundigen ‘het recépt zullen kunnen ontcijferen.
Voor ,,The Economist” heeft dt alles nog te veel van
narcose; hij wil, y.qlgens het hoofdartikel,van.14 Februari,
rnet de
7
bijl er ,odf. Engeland gant failli’eV, Qbknet Mar-
‘shall-hûlp, als het niet feller reageert op eigen noden. Een
diagnose, die aan *aarschijnlijkheid wint,doordât de leider
d’er andere school, ,,The New Statesman and Nation” van
dezelfde week letterlijk concludeert: ,,the nation must accept
probably f.or.snveial-years a sharp decline in
its
standard
of living”:Daarbij helpt geen doekje ïoor het blbeden mèer.
Zo ook, hoe gaarne de Franse Minister van Buitenlandse Zaken deze npg gebruikt, met de toestand na de devaluatie
in Frankrijk. Met haast bewonderenswaardig sangfroid
heeft nien daar van economische zijde verklaard, dat zelfs
met tijdige Marshall-hulp Frankrijk het op de tussentijdse
hulp alleen niet haalt. Als het Franse prijspeil net zo kalm bleef, kan het nog meevallen. Ook in de Verenigde State
immers is ee’i stadium ‘van.doorhakken.bereikt. Een for-
mulering is gevonden,’waarop men het Europese hnlppro-
gram op devoorgestelde termijn, 1 April in werkelijkheid
denkt te kunnen doen ingaan. Welisvaar- zijn daartoe
enige ingrepen nodig geweest in voorgestelde cijfeus en
termijnen; doch düidelijk is eii’iaakt, dat dit oniuiverheden
en schoonheidsfouten betrof. Een loffelijke zaak, het stre-
ven naar een gezuiverd beeld.
-t
–
DeCuraçaosche Fiandel-
Tfl
2MaatSChaPPIJNVO
;
.
GEBOUW
ççATLANTA”.
*
Stadhoudeslad 6- Amsterdam
Is voor hare kantoren,en vestigingen in Curaçao,.
Suiiname’ en alle voornanie plaatsen in het
Caraïbische gebied
blijvend geïntereSseerd
In offerten van fabrikanten van:
Bouwmaterialen
Hulsh. artikelen
Textiel
Hanp- en Sluitwerk
Eieclr. Technische art.
Papier
Bouwbesiag
Glas
.
–
Emaille-
Kleine IJzerwaren
Sanitaire artikelen
Levensmiddelen
Gereedschappen
Dakpannen
Keramische art.
L
‘
t.
–
.’.
.,-.
•_-
.1
1
Behandeling van alle
– -*-.
bankzaken
•
-:-
Bezorging van alle
assuiantiën.
1t.MEES&
–
ZOONEN
BANKuERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS
AMSTERDAM
. ROTTERDAM
.
S-GKAVENHGE
DELFT
–
SCHIEDAM
–
VLAARDINCEN
GEMEENSCHAPPELIJK INSTITUIJTy. TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE
met
medewerking
der
R.K.
Universiteit en
de Kaf Is.
Econ. Hogeschool
Nijmegen. Berg en Dalscheweg 97
Heerlen, Stationsstraat
59
Tilburg, Wilhelminapark 25
–
Eindhoven, Dommelhoefstraat 8
Arbeidsanâlyse
–
Personeelsselectie
–
–
N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS
lb
Geregelde vrachtauto-dienst.
Nederland – Tsjecho-Slowakije
Vraagt inlichtingen
bij
onze
80 kantoren of bij
van
Uden’s Transport Bureau
–
Veerhaven 15
–
Rotterdam
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo 1-lengelo
ZOUTZIEDERU
Fabriek van:
zowzriur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar çbloo,
chloorbleekloog
nouronloo& caw:ic soda.
Neeî!andscb Indische ilandeishank, Us
Amsterdam
–
Rotterdaih
–
‘s-Gravenhag,
Alle Bank- enEffectenzaken
)
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd tes-Gravenbage
AOMINISTRATIEKANTOOR OOIOIECHT . SELIEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5340
Perso n eels- Pensioenverzekering
–
verschaft directe fiscale besparing
afschrljving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voidoening
Vraagt U eens weigedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
mes papier gefsoleerde kabels
voor zwakstroom en sterkstroom
kopardraad en koperdraadkabel
]abeigarnituren, vulmassa en olie
ABELFÂBRIEK
DELFT-
18 Februari- 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
123
DE ARTIKELEN VAN
DEZE WEEK.
W. lioster,
Enkele notities betreffende het Europese Herstel
Programma.
Na de rede van Marshall, op 5 Juni 1947 te Harvard
gehouden, de Parijse Conferentie der zestien West-Euro-
pese landen, het gereedkomen in de Verenigde Staten
van de rapporten van de Commissies Ilarriman, Krug en
Nourse en de boodschap van President Truman aan het
Amerikaanse Congres op 19 December 1947 vindt de
huidige fase van liet ERP haar zwaartepunt in de ,,hoarings”
van het ,,Sbnate Foreign – Relations Committee” en het
,,llouse Foreïgn Affairs Committee’. Voor Nederland- is speciaal van belang, dat in de ,,hearings’ van de Senaats-
commissie menigmaal de nadruk- is gelegd op het hërstel
in West-Duitsland en in Ziiid-Oost-Azib. De conclusie
uit- de ,,hearings” (die, wat de Senaatscommissie betreft, op 5 Februari ji. werden afgesloten) is: Amerika acht het
ERP noodzakelijk, voor voortzetting van het herstel in
Europa. Ook ideële motieven zijn hier van belang. Ver-
wezenlijking van een overgroot deel van het plan is zeer
waarschijnlijk.
F. do Roos,
De rentepolitiek van het Beleggers front.
Een overzicht van de geschiedenis van het Beleggers-
frûnt sinds de bevrijding doet de vraag rijzen, of de
Regering pp ‘het terrein .van de rentepolitiek thans wellicht een volledig succes heeft geboekt. Dit is in wezen nfet het-
geval. Van een volledig welslagen der 3 pCt-rentepolitiek kan pas worden gesproken, indien de geldcreatie ophoudt
en het inmiddels veroorzaakte geldexcedent vrijwillig
d.m.v. consolidatieleningen kan worden weggenomen.
Bovendien geldt als voorwaarde, dat men de bestaande
bindingen van het economisch leven niet van een dermate
abnormaal en ,-,onnatuurlijk” karakter beschouWt, dat
men een spoedige overgang naar ren andere. toestand met
kansen op ren testijgi.g reëel’ aanw€zig acht. De g’stelde
vraag kan pas bevestigend worden beantwoord, als econo-
misch, sociaal en politiek een toestand van grotere stabili-
teit is bereikt.
E. J.
Muller,
Kracht en warmte (II).
Gezien de schaarste aan steenkool is uiterste economie
in het gebruik van brandstoffen een allereerste eis, zowel
in het bedrijfsleven als in het huisgezin. 1-let is daarom
verkeerd, dat kolen sedert de oorlog onder
–
kostprijs
worden verkocht ed dat door de subsidiepolitiek het
brandstoffenverbruik eerder wordt bevorderd dan af-
geremd. Ongetwijfeld vindt thans de zorgeloosheid op
het gebied van het kolenverbruik zijn oorsprong in, het
•feit, dat vbbr de oorlog kolen zo goedkoop waren. Brand-
stofeconomie dient thans te worden afgedwongen door
.afschaffing der subsidie en verkoop uitsluitend op basis van de kostprijs. Een tweede middel is het instellen van
de zmertijd. Schr. wijst tenslotte op de mogelijkheden, die in het gebruik van windkracht als bron van energie
liggen opgesloten. Ons bezit aan windmolens (waarvan de efficiency belangrijk is verbeterd) moet daatom met
zorg worden beheerd.
H. J.
do Koster,
Het ,,Netherlands Government Food
Purchasing Bureau” te New York yan
1941-1946
(II).
Het documentair overzicht van de aan kooppolitiek
der Nederlandse Regering in het buitenland gedurende de
oorlogsjaren – zie voor het eerste artikel ,,E-S.B.” van
4 Februari ji. – wordt in dit artikel afgesloten. Ge-
schetst worden: de
motieven,
die tot de oprichting van
de missie-Steenberghe hebben geleid; de werkzaamheden,
die deze missie heeft verricht; de werkzaam-heden van
het ,,Food Bureau” sinds 1945; vraagstukken van
,,lend-lease”. Tenslotte volgt een opsomming van alle
soorten goederen, die hier te lande na de bevrijding zijn
aangevoerd.
SOMMAIRE.
–
W. Koster,
Le prograrizme de redressement de l’Eu;’ope.’
Le plan Marshall est enti’é dans un stade définitif. Ses
discussions au sein des Comités des Affaires Etrangères du
Sénat et de la Chambre des Représentants permettent
•de conciurd’ que les Etats Unis sont con;vaincus de la néces-.
sité du programme en question. L’accent qu’on a mis sur
la i’econstruction de l’Allemagne occidentale et du Sud-
Est de l’Asie ‘est particulièrement important pour les
Pays-Bas.
F. de
Roos,
La politique d’intérét dans le placement des
capitaux.
Le développernent récent du marché des fonds publics
semble bien démontrer que la’olitique du Gouvernement
hollandaisde monnaie â bon marché, a été fructueuse.
Cependant cette conciusion est encore prématurée. Le
succès sera seulement évident quand le gonflement ‘des
nioyens de paiement sera arrêté et que le pouv’oir d’achat
flottant sera converti volontairement’ en des mesures de
consolidation. – –
J.
Muller,
Le-problème de i’dnergie (II).
L’auteur termine son analyse ‘du’manque- de eharhons
en Europe occidentale en insistant sur la nécessité d’éc-ono-
miser l’énergie de la combustion. C’est pourquoi les sub-
ventions pour le charbon döivent être supprimées; le prix
de revient devrait être la seule base admissible pour la
détermination des prix. En outre l’heure d’été ‘devrait
être introduite. Les moulins
bL
‘ent constituent une source
d’énergie importante pour l’économie néerlandaise.
H. J. de
Koster,
Le ,,Netherlands Goaernment Food Pur-
chasing Burau”, New York
1941-1946
(II).
La première partie de cet article â été reproduite dans
notre numéro du 4 février. La seconde et dernière partie
contient un aperçu de la politique d’achat néerlandaise
pendant le stade final de la guerre. –
SUMMARIES,
W. Koster,
The European Recoery Program.
The Marshall. Plan has reached a decisive stage. The
hearings before the Senate Foreign Relations Committee
and the Flouse Foreign Affairs Committee allo the
.conclusion that the United States are convinced of the
necessity of ERP. The stress laid upon the revival of
Western Germany and South East Asia is especially im-
portant for the Netherlands.
do Roos,
The interest policy of the Dutch Investors’
Union.
Recent developments on the capital market seem to
demonstrate that the cheap money policy of the Dutch
Government has been successful. Success, however, will
only be a fact when the process of rnoney creation has stopped and floating-purchasing power has been taken
away voluntarily by consolidating operations.
E.
J.
Muller,
The problem of energy (II). –
For reasons of fuel economy subsidies on coal have
to be abolished, costs being the only admissible basis for
prices. In addition summer time has to be introduced.
Windmills are an important source
1
of energy for the
Dutch economy. –
H. J.
do Koster,
The Netherlands Government Food Pur-
chasing Bureau, New York,
1941-1946
(II).
The first part of this aticIe was published in our issue
of February, 4th. This second and last part contalns a
survey of the Dutch purchasing -policy during the final stage of the war.
124
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1948
ENKELE NOTITIES BETREFFENDE HET
EUROPESE HERSTEL PROGRAMMA.
Op. 19 December 1947 r)chtte President Truman zich
tot het Congres der Verenigde Staten met een boodschap
betr.efîende de voornemens van zijn Regering om financiële
bijstand te verlenen aan een groot aantal Europese landen,
die zich voor ernstige moeilijkheden geplaatst zien bij het
voortzetten van hun herstel na de tweede wereldoorlog,
in het bijzonder met betrekking tot de financiering van
hun invoer van voedsel, brandstoffen, reconstructie-
materialen en, grondstoffen, welke in dollarvaluta moeten
worden betaald. Na het uitbrengn van die boodschap
zijn de commissie voor de buitenlandse betrekkingen van
de Senaat (Sonate Foreign Relations Committee) en de
commissie voor buitenlandsezaken van het Huis van Afge-
vaardigden (House Foreign Affairs Committee) begonnen
met het houden van ,,hearings”, waarvan dië van de Senaat
inmiddels zijn afgelopen. In zijn huidige zitting zal het
Congres de zeer belangrijke beslissing over de Iuropese
hulpnemen. Ook voor ons land en zijn overzeese gebieds-
delen zal die bëslissing van groot gewicht zijn. Het is thans
wellicht een geschikt moment om in het licht van de eerder-
genoemde hearings een blik achterwaarts te werpen om
zich te realiseren, hoe het genereuze Amerikaanse plan van
bijstand is ontstaan. Dit European Recoeèry l’ro gram
(ERP) is voortgesproten uit een reeks gebeurtenissen en
ideeën in Amerika, welke echter ten dele ook hun grond-
slag vinden in hetgeen door de bewuste Europese landen
zelve tot het voorgestelde plan is bijgedragen.
LIet is een bekend feit, ‘dat gedurende de laatste fase
van de oorlog en ook daarna niet bij benadering werd be-
seft, vor welke ontzaglijke moeilijkheden ^hot gehavende
Europa zou komen te staan. De in verschillende delen van
Europa ogenschijnlijk ingetreden verbetering is slechts
voor een deel een wezenlijke vooruitgang, voor een ander
deel bestaat er verschil tussen schijn en wezen. Een van
de gevolgen van de oorlog is, dat de behoefte aan essentiële
goederen, nodig voor het herstel, niet kan worden gedekt,
daar de beschikbare monetaire ieserves het toelaatbare
minimum hetzij bereik
–
t of overschreden hebben, terwijl de
normale bronnen van de benodigde valuta – vnl. dollars
– hetzij nog ver beneden het vooroorlogse peil liggen.
dan wel geheel of ten dele zijn opgedroogd. Voorts blijken
de traditionele én de nieuw gecreëerde instellingen voor de
financiering door middel. van credieten en leningen abso:
luut niet opgewassen tegen de enorme behoeften Het is
typerend, dat het woord ,,overbruggingscrediet”, hetwelk
in de eerste na-oorlogse periode veel werd gebruikt, vrijwel
niet meer wordt gehoord. Voor de bedragen, welke Europa
‘inmiddels heeft ontvangen,.is deze term nog nauwelijks
b
i
Z
u
ikb
aar
. Buiten de bijdragen van individuele Amerika-
nen, zijn door de Regering der Verenigde- Staten na de
oorlog aan de West-Europese landen ‘3 milliard dollar aan
giften en meer dan 7 milliard dollar aan leningen en cre-
dietenverstrekt. – .Naarmate duidelijker bleek, dat de situatie
–
in Europa
zeerernstige economische en politieke consequenties zou
kunnen hebben, werden de eerste stemmen gehoord, die
de inleiding vormden tot de grootscheepse actie, welke
thans zal worden ingezet. De ,,Undersecretar,y of State”
DeanAcheson hield in Mei 1947 teCleveland,Mississippi, een
rede, waariadidelijk werd gemaakt, dat Europa het zonder
Amerikaanse hulp niet zou kunnen stellen, wilde men
althans de reconstructie van de Oude Wereld binnen
afzienbare tijd voltooid zien.
Het .Mars hall-plan.’
Nog geen maand later, op 5 Juni 1947, hield ,,Secretary
of State”-Marshall zijn befaamde rede in de Universiteit
te Harvard. Marshall’s rede, welke geenszins de pretenties
had vaneenplan, bevatte een korte analyse van de e’rn-
stige verstoringen in de economische toestand vin Europa,
waarbij hij vees-op de onafwendbaarheid van Amerikaanse
hulp, welke niet meer bij stukjes en beetjes diende te wor-
den verleend, maar volgens bepaalde beginselen en volgens
een welomlijnd plan. 1-Jij steunde dit op het feit, dat ,,Euro-
pc’s requirements for the next 3 or 4 years of foreign
food and other essential products – principally from
America – are so much greater than her present ability
to pay that she must have substantial additional – help,
or face economic, social, and political deterioration of a
very grave char-acter”. De Amerikaanse hulp zou gericht
dienen te zijn op het doen herleven van een ,,working
economy in the world so as to permit the emergence of
political and social conditions in which free institntioiis
can exist”. Doch alvorens Amerika deze weg zou kunnen
inslaan, zouden de landen van Europa zelf tot overeen-
stemming moeten komen oer hetgeen nodig is om de
toestand doeltreffend te verbeteren en over hetgeen zij
zelf in onderlinge samenwerking zouden kunnen doen. –
,,The initiative must come from Europe”.
Kort na de rede van Marshall nodigde de Britse Minister
van Buitenlandse Zaken Bevin zijn collega’s van Frankrijk
en Rusland uit’ voor een gezamenlijke actie van de Euro-pese landen om tot een gemeenschappelijk Europees her-
stelplan te komen. Rusland weigerde echter hieraan deel te
nemen. Dee weigering heeft aller’.egen verbazing gewekt,
achteraf wellicht nog meer dn op het moment zelf. De
mening is verkondigd, dat indien Rusland de samenwerking
van de West-Europese landen had willenS tegengaan, de
deelname aan het programma door Rusland daartoe juist
een effectieve methode had kunnen zijn. De financiële’
noden zouden in totaal waarschijnlijk eens zo groot zijn
geworden en temeer aannemelijk zou een aanzienlijke be-
snoeiing op de geldelijke hulp van Amerikaanse zijde zijn
geweest
1).
Het Rapport van deCEEC.
Onmiddellijk na de Russische weigering werden door
Engeland. en Frankrijk een 22-tal Europese landen uit-
genodigd om te Parijs bijeen te komen ter bespreking van
en herstelprogramma. Op 12 Juli begon de Parijse con-
ferentie van do 16 landen, die aan de uitnodiging gehoor
hadden gegeven. Met uitzondering van Oostenrijk, hadden
de buurstaten van Rusland verstek laten gaan. De 16
landen. (Engeland, Frankrijk, België, Luxemburg, Neder-
land, Denemarken, Noorwegen, Zweden, IJsland, Zwit-
serland, Italië, Ierland, Portugal, Griekenland, Oostenrijk
en
rrurldje)
vorrden tezamen de Commissie voor Europese
Economische Samenwerking, het Committee of European
Economie Cooperation (CEEC).- Vermeld dient te wor–
den, dat de behoeften en de mogelijke bijdragen van West-
Duitsland eveneens in het schema van de CEEC werden
betrokken. –
1-let rapport van de CEEC, hetwelk op 22 September
1947 werd voltooid, is onlangs in dit tijdschrift besproken
2
).
Enkele van de vooi’naamste punten uit dit rapport rhogen
hier volledigheidshalve worden samengevat. 1-let bevat
de grondslagen voor een brede economische samenwerking
der betrokken landen, zoals tariefverlaging en verminde-
ring van andere.belemmeringen in ht handels- en beta-
lingsverkeer tussen henzelf en de rest van de wereld. Het
bevat noodzakelijkerwijs – ook een inventarisatie van de
geleden schade-, de noodzakelijke herstelbehoeften en van
de productiemogelijkheden. Het is van grote betekenis,
dat nadruk is gelegd op de collectieve kracht, welke Europa,
in tegenstelling tot de individuele nationale zwakheden,
kan ontwikkelen. Nog onlangs
3)
heeft de President der
‘) Zie Henry Hazlitt,
,,Will
Dollars Save the ‘World?”. The Found-
ation for Economie Education Inc., New .York,
1947 (p. 66).
‘) Zie ,,Enige aspecten van de stand van zaken met betrekking tot het Marshall-PIan” door E.H.vander Beugel in ,,E.-S.B.” van
3
December
1947.
‘) ,,Europe’s Flope for Recovery”, Rede van John J.
McCloy,
President van de International Bank for iteconstruction and
Development, voor de Kamer van Koophandel te Philadelphia,
15 Januari
1948
(brochure).
18 Februari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
125
Internationale Ilerstelbank er
‘
op gewezen, •dat West-
Europa met zijn 270 millioen goed geschoolde, ontwikkelde
en energieke bevolking en met natuurlijke hulpbronnen,
welke gezamenlijk die van de Verenigde Staten benaderen;
collectief nog steeds één vafi de twee meest productieve
gebieden van de wereld is. Voor het mobiliseren vn c ie
collectieve krach t zijn ingrijpende reorganisa ies van
Europ’a nodig. I)e eerste stappen hiertoe zijn ongetwijfeld
vervat in het CEEC-rapport.
Van directe betekenis voor de beoordeling van het
vermogen van Amerika om de nodige financiële hulp te
verlenen zijn de in het rapport opgenomen schattingen
van de tekorten van de eerdergenoemde 16 landen en West-
I)uitsland, welke met dollars oden moeten worden ge-
financierd. Gehoopt wordt, dat een deel van de dollar-
behoefte zal kunnen worden gedekt uit 1eïingen van de
Internatiônale Bank, alsmede uit l5articuliere investerin-
gen en credietfaciliteiten. De iamingen van de CEEC
zijn in tabel 1 samengevat.
TABEL
1
in milliarden dollars
949
Netto deficit met
1948
t/m Totaal
1951
Verenigde
Staten
……………………
5,64
10,17
15,81
Overig
Amerika
……………………..
.4,03
7,58
14,20
21,78
Doficit van afhankelijke gehiedsdelen
–
……
0,46
0,20
0,66
Totaal deficit
……………………….
8,04
14,40
22,44
Financiering door Internationale Bank, paiti-.
culiere investeringen etc . …………….
0,92
2,21
3,13
Pe financieren door Plan
………….. ..
7,12 12,19 19,31
In het cijfer van $ 8,04 milliard vooi’ het jaar 1948
was Nederland begrepen voor ruim 600 millioen, België
en Liixemburg voor rond 300 millioen, Engeland voor
ruim 2.000 millioen, Frankrijk voor 1.750 millioen en West-
Duitsland voor 1.150 millioen dollai’. Het tbtale bedrag
van $ 22,44 milliard onivat niet de fondsen in het Parijse
Rapport genoemd voor het converteerbaar maken van de
Europese valuta in rnultilatei’aal clearingverkeer. .Hoewel dit plan een zeer belangrijke poging is tot vei’betering van
het inti’a-Euro’pese betalingsverkëer, w.ardoor o.a. de
noodzaak tot afdekking van de overschrijding der manipu-
latiecredieten in goud of dollars aanzienlijk kan worden
verminderd
4
). kan in dit bestek daarop niet worden inge-
gaan. Dit voorstel is door Amerika met weinig enthousias-
me ontvangen, althans als deel van het ERP. Men is
van oordeel, dat deze aangelegenheid ligt op het terrein
van de directe samenwerking der .betrokken landen zelf
en van het Internatio’nale Monetaire Fonds.
In de beoordelingen van de in het CEEC-rapport
vei’melde cijfers, in het bijonder die betreffende 1948 –
ter.grootte van 35 pCt van het totaalbedrag voor de vier
geme1de jaren – komt als één van de belangrijkste con-
clusies tot uiting, dat de geraamde dollarfinanciering van
8 milliard dollar voor dat jaar eer. te laag dan te hoog is
gesteld. Wij menen dèz uitspraak ten volle te kunnen on-derschrijven. Juist geduiende de laatste maanden, waarin
de internationale creaietveriening geheel geparalyseerd
schijnt te zijn en vele landen dientengevolge tot verdere
drastische beperkingen .van hun dollaruitgaven hebben
moetèn overgaan, wordt het Europese hertelproces zeer
geschaad. Was aanvankelijk het streven gerichtop expansie,
op herstel van het evenwicht op een hoger niveau, thans wordt het beleid vrijwel overal in Europa geforceerd tot
contractie, welke, eenmaal iiigezet, tot toenemende con-
tractie elders leidt. Dit heeft tengevolge, dat de ramingen
inzake de productie en de buitenlandse handel door de
CEEC waai’schijnlijk reeds thans naar beneden moeten
worden herzien, tervijI de vertraging en somtijds de stil-
sttnd van het herstel de financieringsbehoefte voor de
nkaste toekomst doet toenemen.
4)
Zie de artikelen van Prof. Dr
F.
A. &. Keesing in ,,E.-S.B.”
van
27
Auguslus en
5
November
1947.
,
De ontwikkeling cn het plan ih -Amerika.
Na de rede van Marshall heeft de Amerikaanse Regering
niet stilgezeten. Integendeel, de gedegenheid, waarmede
de mogelijkheden en moeilijkheden van het ,,plan’ zijn
onderzocht, dwingt bewondering af. In Juni 1947 werden
door President Truman drie groepen aangewezen voor het
onderzoek van het effect van een programma vaii finan-
ciële hulp aan het buitenland op de binnenlandse economi-
sche toestand der Verenigde Staten. Een groot deel van
de bijstand kan immers alleen effect hebben door goederen-
leveringen door Amerika. hoe is de positie van die goederen
in de Verenigde Staten en laat zij grote leveranties in een
betrekkelijk kort tijdsbestek toe zonder in de Verenigde
Staten zelf verstoringen teweeg te brengen? Wat voor goe-
deren geldt, geldt eveneens voor arbeid. Welke financiële
en vooral fiscale implicaties heeft het plan voor Amerika
en welke kunnen de .gevolgen zijn voor de monetaire
‘situatie in de Verenigde Staten, waar reeds zulk een hevig
verzet bestaat tegen de voortschrijdende prijsstijgingen?
De talloze vraagstukken, welke een plan als het beoogde
ERF oproept, werden aangevat door de drie genoemde
studiegroepen, t.w. het Committee on Foreign
•
Aid, be-
staande uit een aantal vooraanstaahde partijloze Ameri-
kanen onder leiding van de Minister. lran handel Iharriman,
een interdepartementale groep ondei’ leiding van de Mi-
nister van Binnenlandse Zaken Krug en de derde groep
bestaande uit de Economische Raad onder diens voorzitter
Nourse. Aan de resultaten van deze onderzoekingen is
reeds eerder in dit tijdschrift aandacht gewijd
5
).Gedurende de zcmer en de herfst van het afgelopen jaar hebben voorts
enige groepen Senatorn en Afgevaadigden (ota. het Herter
Committee) zich door eigen aanschouwing min, of meer
vertrouwd kunnen maken met de situatie in Eiii’opa. Hun
bevindingen en vooral hun meningen waren zeer uiteen-
lopend. De lezer
zal
zich die ki.innen herinnereii uit de
stroom van berichten, die hierover in de pers zijn ver-
schenen. – –
President’Truman’s Boodschap aan het Congres.
liet werk van de Parijse Conferentie, van de hierboven
genoemde commissies en van tal van nationale en inter.-
nationale organisaties is de basis geweest voor de bood-
schap van President Truman-aan het Amerikaanse Congres
en voor het g(lijktijdig door Secretary of State Mai’shall
aan het Senate Foreign Relations Committee aangeboden, document, waarin het betreffende ontverp van de
Econo-
mic Cooperution Act – 1948
en uitvoerig toelichtend mate-
riaal zijn vervat
6).
Na de kennisneming van het omhng-
rijke preliminaire werk ‘bevat de Presidentiële boodschap
eigenlijk niet veel nieuws, zij het dat de cijferrarningen
thans in concrete voorstellen zijn vervat. Zij is gericht
op wezenlijk herstel (in tegenstlling tot ,,relief”) binnen
een bepaalde tijdsperiode, eindigende medio 1952. Voor
de eerste 15 maanden, nl. van 1 April 1948-30 Juni 1949,
wordt $ 6,8 milliard gevoteei’d en voor de volgende drie
fiscale jaren tezamen $ 10,2 milliard. .FIet huidigê Congres
kan echter niet verder gaan dan een beslissing over dp
eerste periode van 15 maanden, zodat over het bedrag
van $10,2 milliard voorlopig geen beslissing te verwachten
is, anders dan voorzover het een tentatievé aanvaarding
van de totale omvang van de nodig geachte hulp betreft..
Dit is een belangrijk punt van onzekerheid. Niet ten on-
réchte noemde ,,The Economist” dit een ,,Danger Signal for
Europe” en voegde er aan toe, dat dit een aansporing
moet zijn voor elke Europese Regering ,,to make the
success of the European end of the Recovery Programme
the first pniorty of national policy”
7).
De President deelde in zijn boodschap voorts mede, dat van elk participerend land voi’dt verwacht, dat het
• ‘)
Het ,,Marshall-plan” en de volkshuishouding der Verenigde
Staten”, door A. Pfeifcr, in
,,E.-S.B.”
van
19
November
1947.
‘)
Outline of European Recovery Program,
19
December
1947.
7)
,,The Econoinist”, van
10
Januari
1948.
16
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1948
een oyereenkomst met dè Verenigde Staten sluit waarin
het zich verbjndt bepaalde maatregelen te nemen,’ welke
voor een effectieve besteding van de hulp nodig worden
geacht. Deze overeenkomsten liggen in de lijn
–
van de be-
loften van de ‘lG-landenconferentie te Parijs en dienen
dus bepaald niet als additionele condities te worden gezien.
Het is zelfs waarschijnlijk, dat deze voorwaarden niet eens
zo ver zullen gaan als de Parijse punten. Zeker is te ver-
wachten, dat het.treffen van maatregelen tot financiële
en monetaire stabilisatie als eis zal worddn gesteld. Dit
zal o.a. ook het geval zijn met het reserveren van de
Op-
brengst in nationale valuta van de onder de ,,grants-in-
aid” verkregen •goederen, terwijl aan deze reserve
,
een
bestemming zal worden gegeven in overeenstemming met
de aan het ERP ten grondslag liggende beginselen. De
hulp zal ten dele ‘orden verleend in de vorm van even-
genoemde giften, ten dele in de vorm van leningen. Het
criterium hiervoor zal zijn het vermogen van het betref-
fende land om do hulp terug te betalen zonder onder de’
last van bestaande en nieuwe schulden te worden bedolven
en opnieuw voor onoverkomelijke transferproblemen ge-
plaatst te worden.
Omtrei’it de in dé -toekomst eventueel te verstrekken
stabilisatieleningen ter handhaving ‘van monetaire stbili-
teit aan landen, welker goud- en converteerbare valuta-
reserves tot beneden het noodzakelijke minimum zijn ge-
daald, worden geen toezeggingen gedaan. 1-liertoe wenst
le Regering der Verenigde Staten volgens het ontwerp
eerst over te gaan, nadat de betrokkeii landen de gewenste
stappen hebben ondernomen om hun interne financiële evenwicht en dat van hun betalingsbalans te herstellen.
1-let Amerikaanse Stabilisatiefonds kan dan zo nodi
verdere steun verlenen. Het is voorts in het licht van het
rapport-Krug van belang, dat ter instandhouding van de
eigen Amerikaanse materiële hulpbronnen en ter vermin-
dering van de repercussies op de nationale volkshuishou
:
ding wordt aangekondigd, dat de fondsen door de Europese
landen eveneens kunnen worden gebruikt voor het verrich-
ten van ,,off-shore purchases”, aankopen buiten de Ver-
enigde Staten. President, Truman dringt in dat verband
aan op het in acht nemen van zijn voorstellen ter bestrijding
van de verontrustende inflatie, welke hij kort tevoren aan het Congres htd vooi’gelegd naar aanleiding van zijn rap-
port betreffende de ,,State of the Union”. De hasisbehoeften van West-Duitsland zijn niet in het
programma begrepen; daartoe wordt voor de ‘periode tot
medio. 1949 een afzonderlijk bedrag gevoteerd. Hetgeen
daarboven nodig is, boven het bestaansminimum, om West-
Duitsland aan het Europese herstel te kunnen laten deel-
nemen, is wel in het ERF begrepen, waarbij er van is
uitgegaan, dat het verkeer tussen West- en Oost-Europa in de komende jaren geleidelijk zal kunnen worden her-
steld, er toe leidende, dat de abnormale afhankelijkheid
van West-Europa van het Westelijk Flalfrond zal worden
veriiiinderd. De boodschap dringt aan op een .zo ruim
mogelijk gebruik k’an de faciliteiten van de Verenigde Naties
en dé met haar ve’rbohden gespecialiseerde organisaties.
Het is duidelijk, dat de Verenigde Staten het programma
van bijstand oveel als mogelijk is willen plaatsen in het kader van de bestaande internationale instéllingen.
Over de inwendige organisatie en het beheer van het
ERP zegt de boodschap verdei’, dat hiertoe een nieuw
orgaan wordt’ gedacht, de Economie Cooperation Admi-
nistration” (ECA), onder leiding van een ,,Administrator”,
te benoemen door de President en aan hem verantwoording’
verschuldigd. ‘Hij zal zoveel mogelijk Van bestaande instel-
lingen gebruik moetèn maken. Zo wordt bijvoorbeeld
voorgesteld de hulp, voorzover deze-uit leningen bestaat,
ovér de Export Import Bank te laten-lopen. Het gevolg
hiervan is echter, dat de Eximbank, wat dit’deel van haar
taak betreft, geen zelfstandige politiek zal kunnen voeren,’
of, zoals het is uitgedrukt,’ niet meer zal zijn dan ‘een
,bookkeeper”.
In het door Minister Marshall overhandigde’ document
vindt men een schat van gegevens en een gedétailleerde
uitwerking van ‘s Presidents voorstellen. Het is voor som-
mige landen van betekenis, dat de eerste hulp volgens het
w’etsontwerp niet behoeft te wachten tot de Economic
Coopertion Act-1948 de legislatieve machinerie vol-
ledig is gepasseerd. Op het eerst bedrag, gevoteerd voor de
periode 1 April 1948-80 Juni 1949, kan Worden vooruit-
gelopen door te ‘putten uit $ 500 millioen van de
Reconstruction Finance Corporation, terwijl tevens de
nog ongebruikte middelen onder de Foreign Aid Act-
1947 (,,interim-aid”-wet) voor dit doel kunnen worden
gebruikt. Onder de Economic Cooperation Act kan hulp
worden verleend aan alle Europese landen, die zich ver-
binden het herstelprogramma en de daaraan verbonden
voorwaarden uit te voeren, met inbegrip van hun kolo-
niën en de van hen afhankelijke gebieden (dependencies).
Derhalve kunnen alle delen van het Koninkrijk der Neder-
landen op de gestelde voorwaarden onder het ERF worden
gebracht. Wij merken voorts op, dat voor de financiering
van de import van produc,tiemiddelen en van daarmede
samenhangende grondstoffen in ‘het algemeen leningen
zullen worden verstrekt, ‘terwijl de giften bestemd zijn
voor’ de financiering van de invoer van voedsel, brandstof
en rneststoffen, alsmede van grondstoffen, niet bestemd
voor de uitbreiding van het productie-apparaat.
In de opzet van het ERF wordt rekening gehouden met
de gedeeltelijke financiering uit andere bronnen, met name
door de Internationale Bank en door particuliere onder-
nemingen. Wat eerstgenoemde mogelijkheid betreft, teke-
nen wij ‘aan, dat de Bank rekening heeft te ho’iden met een drietal hoofd-factoren, in de eerste plaats, dat haar
eigen micldélen in dollars beperkt zijn en dat zij ter ver-groting van haar dollarmiddelen grotendeels afhankelijk
is van de Amerikaanse beleggingsmarkt. Ten tweede, dat
zij wel leningen, doch nimmer giften kan verschaffen, ter-
wijl haar ‘leningen uitsluitend voor prodi.ictieye en dus
niet voor consumptiev,e doeleinden mogen worden gebruikt,
en ten derde, dat haar leningspolitiek een zuiver zakelijk
kai’akter dient te dragen, m.a.w. dat de credietwaardigheid
van ‘haar cliënten zodanig dient te zijn, dat zij mede kan
strekken tot versterking van het crediet, hetwelk de Bank
als credietnemer op de Amerikaanse markt nodig heeft.
Op zich zelf liggen in de beoordeling der credietwaardig-
heid uiteraard verschillende elementen, welke de rol van
de Bank beperken. Anderzijds opent de uitvoering van het
ERP belangrijke perspectieven voor de activiteit van de
Bank. Indien het verbruik voor consumptieve doeleinden
der Europese landen kan worden gedekt uit giften onder
het ERF (onder consumptieve doeleinden worden in dit
verband behalve voedsel mede brandstof en meststoffen
verstaan), dan w’orden voor productieve leningen uiteraard
betere omstandigheden geschapen.. Zonder voldoende
voeding, kleding en verwarming kan men geen optimale
productie en productiviteit verwachten. Het is derhalve
aannemelijk, dat ‘de Internationale Bank na het inwerking
treden van het ERF grotere belangen in Europa zal kunnen
entameren dan tot dusverre mogelijk is geweest. De Bank-
leningen aan Europese landen hebben tot dusverre het
bedrag van S 500 millioen niet overschreden.
‘Vat db particuliere investeringen betreft, ligt het in
de bedoeling die op verschillende wijzen te stimuleren.
Het belangrijkste is wel het voorstel tot een bijzondere
garantieregeling voor ht eventueel terugtransfereren der
investeringen en voor de transfer van bepaaldé betalingen
vanuit Europa (echter geen winsten), m.a.w. voor de’con-
vertabiliteit van locale valuta in.dollars. Deze verplichting
blijft in eerste aanleg rusten op het betreffende lènd, doch
voorzover het daartoe niet in staat mocht b’lijken, wordt
de garantie t.a.v. de Amerikaanse investering effectief.
Onder het ERF wordt de transfergarantie verleend tot
een maximum van S pCt van het totaalbedrag van de
Amerikaanse financiële hulp voor de duur van 10 jaar
18 Februari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
127
na de beëindiging van de vierjarige herstelperiode. Men
dient wel in het oog te houden, dat bedoelde garantie
zow’el in omvang als in tijd gelimiteerd is.
Over de rol van het Internationale Monetaire Fond
wordt niet of nauwelijks gesproken. Dit betekent o.i.
echter niet, lat de Europese landen minder belang hij het
Fonds zullen hebben. Men kan het aldus zien, dat het Fonds,
w’at de transacties met Europa betreft, zijn oorspronkelijke
doelstellingen strikter zal kunnen volgen dan tot dusverre
het geval was, m.a.w. sterker de nadruk zal kunnen leggen
op het overwinnen van tijdelijke onevenwihtigheden in
de betalingsbalans als het criterium van zijn transacties.
FIet ERP zal voorts een veel belangrijker werkzaamheid van het Fonds zeer kunnen bevorderen. Het stelt immers
speciale desiderata ten aanzien van de finaftciële, monetaire
en valutaire stabilisatie en het is van het grootste belang,
dat in dit proces de Fondsovereenkomst nauwkeurig in
acht wordt genomen. Voorzover de ERF-landen leden vn
het Fonds zijn, zijn zij verplicht op sommige punten van hun
stabilisatiemaatregelen oyerleg met het Fonds te plegen,
en het lijdt geen twijfel of de daartöe beraamde speciale
overeenkomsten met de Verenigde Staten van niet-leden
van het Fonds zullen worden opgesteld in overeenstem-
ming met de beginselen, in de Fondsovereenkomst neer-
gelegd. Uit hetgeen inmiddels bekend is geworden, is het
duidelijk, dat de Amerikaanse Regering door, middel von
het
•
ERP een ernstige poging wil doen om de omstandighe-
den te scheppen, waardoor de Europese landen in staat
zullen zijn zich .van de meest knellencle banden te verlossen
en. een deel van de kunstmatige elementen in de loon- en
5rijsverhoudingen te laten vallen. FIet is inderdaad waar-
schijnlijk, dat het ERP een belangrijke bijdrage kan leveren
tot het verlichten van wat Eucken noemt de ,,zurückge-
staute Inflation”.
In dit verband herinneren wij aan de voorwaarden, welke
in het raam van het ERP waarschijnlijk- zullen worden
gesteld met. betrekking tot het reserveren der bedragen in
nationale valuta, verkregen uit de opbrengsten der ,,grants-
in-aid”. De bestemming van deze middelen zal vermoedelijk
eveneens liggen in de richting van de Fondsbeginselen.
De stappen, welke door een aantal Europese landen
einde 1947 en begin 1948 zijn Qndernomen, Voordl het tot
stand komen van de zgn. Vijflandenovereenkomst ter
verbetering van het intra-Europese betalingsverkeer door middel- van een multilaterale clearingregeling, vinden in
het ERF-document wel waardering, doch weinig actieve
steun. Wel is voorzien in de mogelijkheid, dat de administra-
tie van het ERP later zekere bijstand in het stelsel der
multilaterale verrekening kan verlenen. Veel zal hierbij
afhangen van de gang van zaken’in Europa in de eerstvol-
gende jaren.
Het ERP-document wijdt uiteraard ook uitvoerig uit
over de kwantitatieve zijde van het hulpprogramma.
Zoals eerder is opgemerkt, kan aan het totaalbedrag van $ 17 milliard thans slechts betrekkelijke waarde worden
gehecht. Wij beperken ons derhalve tot de samenstelling
van het gevoteerde bedrag van $ 6;8 milliard voor de
periode van 1 April 1948-80 Juni 1949. De berekening
hiervan is weergegeven in tabel II.
TABEL II
in mlllioenen dollars
Deficit ERP-landen met W.Halfrond
……………..
8.527
Ongedekt deficit Am.Br.zöne
Duitsland met niet-deel-
nemende landen buiten
THalfrond
……………..
+
200
Te
financieren
………………………………..
8.727
Financiering door Interbank en particulieren
……..
–
1.285
Financiering door Amerikaanse Schatkist
………….
7.442
Af: afzonderlijke votering door Am. Army voor bepaalde
civiele
behoeften
Duitsland
……………………
–
882
Subtotaal
……………………………………
6.620
Bij: middelen voor verplichtingen vOOr 30 Juni ’49 ter
dekking van contracten in volg, periode
……….
+
200
Financieringsbehoef te ER? 15 maanden
…………..
6.820
Het State Departpient heeft later dit cijfer toegelicht
met betrekking totde bedragen, welke aan de afzonderlijke
landen volgens dit voorstel zullen worden verstrekt, hetzij
in de vorm van leningen of in die van grants-in-aid. Enge-
land zou hiervan ontvangen $ 1.760 min, Frankrijk $ 1.434
mln, Duitsland S 1.005 mln (wo. de Am.-Br. Zône $ 914
mln), Italië $ 869mln, Nederland $ 705 mln, België en
Luxemburg $ 323 mln, Griekenland $ 186 mln, Oostenrijk
S 182 mln, Denemarken
S
164 mia, Ierland $ 152 mln,
terwijl de bedragen voor de overige landen op minder dan
$ 40 mlff per land zijn gesteld, wellicht met uitzondering
van Turkije, waarvoor nog geen cijfe beschikbaar is. Welke
bedragen tenslotte zullen worden vastgesteld, is een vraag,
welke het Congres eerstdaags zal hebben te beantwoorden.
De Hearings oan het Senate Foreign Relations Comnjittee
en het 1
–
Jouse Foreign Affairs Committee.
De huidige fase van het ERF vindt haar zwaartepunt
in de hearings voor de bovengenoemde commissies. Flieruit
vallen enige stemmen tp, beluisteren, welke op de aard en
de uitvoering van het hulpprogramma verder licht werpen.
• Er is o.a. scherpe critiek geleverd op de omvang van de
hulp. Ondanks de recente verklaringen van President
‘Truman en Generaal Ma’shali, dat zij ,,alles of niets”
wensen, daarin gesterkt door uitlatingen van gezagheb-
bende deskundigen, is het vrijwel zeker, dat de Senaat het
bedrag van $ 6,8 milliard zal trachten te verlagen. Voorts
geeft het bestaan van de gezamenlijke dollar-activa van
de Europese landen reden tot verzet. Onlangs zijn cijfers
bekend geworden omtrent de omvang dier activa. Velen
drijven de eis van ,,self-help” van de Europese landen zo
ver, dat zij de beschikbaarstelling van dollar-activa door
Europse landen, die meer bezitten dan voor henzelf nodig
is, voor het gemeenschappelijke doel noodzakelijk achten.
Ook;de omstandigheid, dat zich in de Vèrenigde Staten
activa bevinden, welke door ingezetenen van Europese
landen moedwillig aan de beschikkingsmacht . van hun
Regeringen zijn onttrokkeh, ‘heeft veel critiek uitgelokt.
Dit,punt is in zoverre belangrijk, dat de Amerikaanse
Regering begin Februari ji. voorbereidende maatregelen
heeft genomen om evenbedoelde dollarsaldi alsnog onder.
de de facto beschikkingsmacht van de Europese landen
te brengen. FIet is een feit, dat de op naam van Europeanen
staande dollarsaJdi, volgens opgave der Amerikaanse ban-
ken, de in hun land aangemelde saldi veelal 1.er overtreffen. 1-loewel de Amerikaanse Regering tracht aan elke redelijke
•
critiek recht te doen wedervaren, is het redresseren van
onjuist geachte toestanden, zoals t.a.v. het evengenoernçle
vluchtkapitaai, onzes inziens niet van doorslaggevende be-
tekenis voor een wijziging
van
de omvang
van
de steun.
De Amerikaanse Regering wenst stellig aan het voorgestel-‘
de bedrag vast te houden. Er zijn in de hearings feitfi
geiioemd, welke aannemelijk maken, dat het bdrag een
,,tight fit” is. Toch zal, hoewel de tegenstanders in de hear-
ings niet talrijk waren en men meningen als die van Henry
I-Iazlïtt, die eveneens in beide commissies is gehoord, als te extreem aanslaat, het effect van hetgeen de tegenstan-
ders te berde hebben gebracht zowel in het I-louse als in
de Senaat merkbaar zijn. Van verschillende zijden is nog
gewezen op de gevoeligheden ten aanzien van het beginsel
der souvereiniteit der deelnemende landen, doch vrij alge-
meen waren de ondervraagde personen van oordeel, dat
de politieke en economische ihtegratie van West-Europa
bespoedigd dient te worden. Men kan de betrokkenen ver-
wijten, dat zij de moeilijkheden onderschatten, vooral
van de economische integratie, die ons hier in de eerste
plaats interesseert, maar men heeft met die instelling-
rekening te houden. Niet voor niets heeft de recente rede
van de Engelse Minister van Buitenlandse Zaken Bevin
in Amerika grote aandacht getrokken. M
–
en verwacht in
dit verband ook een gunstig gevolg van de overneming van het bestuur van de Amerikaanse zône in Duitsland
door het State Department. FIet generaliseren van de histo-
risch gegroeide EurQpese samenleving tegen de achter-
grond van de jonge federale structuur der Verenigde Staten
128
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1948
is bij de behandeling van het ERP bijkans onvermijdelijk.
Hoe zou echter Amerika zelf reageren, indien het, om een
voorbeeld van evident geringere dimensie tè noemen, het
aantal Staten binnen de federatie tot tien zou moeten
verminderen? Zelfs binnen het federale staatsbestel zou
dit op grote politieke moeilijkheden stuiten.
Van veel betekenis.werd bij de hearings geacht het toe-
zicht op de besteding van de Amerikaanse financiële hulp
(,,end-use supervision”), waarbij het daartde door de In-
ternationale Bank toegepaste systeem meermalen voor
het voetlicht is gebracht.-De gedachten over detoepassing
van een systeem als dat van de Internationale Bank zijn
echter niet gekristalliseerd; wij menen overigens, dat een
vorm van plaatselijk toezicht door deskundigen van het
centrale orgaan van het ERP in de huidige omstandighêden
te verkiezen is hoven een gecompliceerde administratieve
contrôle. In de hearings is dit punt voornamelijk als een
binnenlands politiek argument naar voren gebracht, meer
ter geruststelling van de belastingbetaler dan als instru-
ment van de in het ERP belichaamde economische politiek.
Voor de positie van Nederland dienen nog twee punten
te worden vermeld. Iiï de hearings van de Senaatscommis-
sie is menigmaal een krachtig pleidooi geleverd voor het herstel van West-Duitsland, in het bijzonder met het oog
op de rehabilitatie van de traditionele transitofunctie van
Nederland en Bèlgië. Voorts is de reconstructie van de
exportproductie van Zuid-Oost-Azië als noodzakelijk
element erkend voor het Europese herstel,niet alleen met
betrekking tot de directe leveranties aan grondstoffen en
voedingsmiddelen, doch ook met het oog op de financiële
verhoûding. Zodra de exportsaldi van die gebieden naar
dollarbestemmingen wederom kunnen worden gebruikt tot afdekking van transfers van de bestaande en nieuwe
financiële verplichtingen van de Zuid. Oost-Aziatische lan-
den naar Europa, kan zulks een belangrijke verlichting
in de positie van sommige Europese landen betekenen.
Indonesië bijvoorbeeld heeft in nomale tijden immers
slechts een gedeelte van zijn exportopbrengst naar Amerika
nodig ter dekking van importbehoeften uit dat land en
kan het dollarsurplus aanwenden voor aankopen in Europa,
waarmee ‘Indonesië aan de gewenste import. en Europa
(in het bijzonder Nederland) aan dollarvaluta is geholpen.
Ook dit zal eén belangrijke stap kunnen zijn op dê weg
naar herstel van het multilaterale handels- en betalings-
verkeer.
De Senitat heeft op 5 dezer de hearings afgesloten. Men
hoopt binnen enkele weken met de behandeling van de
ERP-Bill gereed te komen en vergissen wij ons niet, dan
zal het gewijzigde Senaats-ontwerp in grote mate bepalend
zijn voor het uiteindelijke resultaat. Men taxeert, dat het
bedrag voor de eerste 15 maanden tot $ 5,5 milliard zal
worden verlaagd, doch een betere uitkomst is niet uitge-
sloten. ‘Wij zullen dit echter spoedig weten
8).
Zouden wij onze indrukken van de hearings sanenvatten,
dan is de algemene conclusie, dat Amerika het ERP
noodzakelijk acht voor de voortzettitig van het herstel
van Europa, voor het voortbestaan van de vrije democrati-
sche naties in dat wereiddeel, uit humanitaire, economische
en staatkundige overwegingen, gericht op hef winnen en
behouden van de vrede, en derhalve is het tevens in het
belang van Amerika zelf. Niettemin moet men de ideële
motieven hierin niet onderschatten; zij vertegenwoordigen
een zeer gewiclitig psychologisch element in het verschaffen
van de middelen voor het tot stand brengen van het her-
stel. In de behandeling door het Congres zal men over de
omvang en de Organisatie van het .ERP van tnening
verschillen, doch wij menen te mogen hopen op de ver-
wezenlijking van het overgrote deel van het plan, dat met
ere de naam draagt van een groot zoon van een groot volk.
Washington D.C. 8 Februari 1948.
W. KOSTER.
‘) Inmiddels werd bekend, dat de Senatscnmmissie op 13 dezer
een bedrag v n $ 9,3 milliarci voor 12 maanden (1 April 1948-
1 April 1949) heeft voorgesteld In plaats van het bedrag van
3 6,8 milli..rd voar 15 inanden.(Rec1.).
DE RENTEPOLITIÈK
VAN HET BELEGGERSFRONT.
De daling .van de rentestand op lange termijn in db
dertiger jaren, grotendeels veroorzaakt door conjuncturele
omstandigheden en door het toestromeri _van vlucht-
kapitaal; vormde voor een aantal institutionele beleggers
aanleiding tot de oging om door gemeensöhappelijk
handelen sommige hierbij optredende misstanden te
voorkomen. Daartoe vereni(rden zich de.levensverzekering-
maatschappijen, een groot aantal particuliere pensioen-
fondsefl, de beide centrale boerenleenbanken, een groot
aantal spaarbanken, de Rijkspostspaarbank en de overige
Rijksfondsen in het zgn. Overleg in Beleggingszaken,
kortheidshalve in de financiële pers aangeduid als Be-
leggersfront. Door het stellen van minimum rendements-
eisen en het eerbiedigen van elkanders leningen trachtte
men de rentevorming in voor het Beleggersfront gunstige
zin te beïnvloeden.
De historie van het Beleggersfront sedert zijn eerste
publieke optreden in 1938 tot aan de eerste maanden na
de bevrijding is op uitnemende wijze door Dr C. Goedhart
geanalyseerd
1).
Te dezer plaatse moge dan ook w’orden
volstaan met hiernaar te verwijzen om reeds aanstonds
te kunnen overgaan tt een beschouwing omtrent de
recente ontwikkeling.
De onueikkeling sedert 1I1ei 1945.
Reeds Vrij lçort na de bevrijding kondigde de Minister
van Financiën aan, dat hij zou streven naar een politiek
van matige rente in die zin, dat gestreefd zou worden
naar een rentevoet van 3 pCt voor langlopende staats-
leningen, terwijl ook de schulden van lagere publiekrec.hte-
lijke organen een overeenkomstig rentetype zouden
dienen te. vertonen. Het Beleggersfront, dat nu weer
vrijelijk kon optreden, werd mede met het oog hierop
tot nieuw leven gewekt.
De eerste stap werd van overheidswege in September 1945 gezet door de verlaging van de
officiële
disconto’s
voor de diverse termijnen van schatkistpromessen met
1/7,
zodat jaarpapier nu werd afgegeven tegen 2’/
8
pCt.Kort te-
voren werden rentemaxima afgekondigd voo” nieuwe
leningen van publiekrechtelijke lichamen waarbij voor
leningen met een looptijd van 20 jaren ot langer een ren te-
percentage van 3 zou moeten gelden. Met name de levens-
verzeket ingmaatscha ppijen en de pensioenfondsen kwamen
hierdoor in liet. gedrang, zulks temeem omdat de beleg-
gidg in schatkistpromessen voor deze instellingen al zeer onrendabel was geworden.
Uiteenzetting yan de. bezwaren der gezamenlijke in-
stitutionele beleggers tegen. deze plannen leidde er toe,
dat ,,voorshands” bestaande geldleningen met een rente-type van niet meer dan 3f pCt niet gëconverteerd zouden
worden. Bedroeg het rentetype meer dan 3f pCt, dan
was conversie echter wel mogelijk.. 1-lierbij zouden in
beginsel de normen voor nieuw tesluiten leningen gelden,
zoals boven aangegeven, doch de Minister van Financiën
was bereid om voorlopig met een tussenoplossing genoegen’
te nemen in die zin, dat de rente voor conversieleningen
ongeveer pCt hoger zou mogen liggen dhn de genoemde
maxima voor nieuw te sluiten geldleningen.
Deze beslissing leek volkomen te liggen in de lijn der
vroeger door het Beleggersfront gevoerde politiek van
het zich teweer stellen tegen overhaaste’ conversies.
Niettemin bleven enige moeilijkheden voortbestaan, aan-
gezien het Beleggersfront zich op liet standpunt stelde,
dat nieuwe langlopende leningen voor lagere publiekrechte-
lijke lichamen een rente van 31 pCt moesten dragen,
welk standpunt tot in September 1947 werd gehandhaafd.
Dit betekende, dat de leden van het Beleggersfront moeilijk
passende beleggingen konden vinden voor de hun als
‘) Dr C. Goedhart: ,,De teutevorming in de moderne volkshuis-
houding’ blz. 221 e.v.
18 Februari 1948
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
129
‘gevolg van geidsanering, fiscale, voordelen en algemene
geldovervloed – tengevoIge van de overheidsdeficitten
toevloeiende gelden, •terwijl anderzijds met name de
gemeenten hun langlopende creclietbehoeften niet op de
kapitaalmarkt konden dekken. Indireot werd de druk op
de institutionele beleggérs versterkt door een herhaalde
verlaging van het disconto voor schatkistpromessen in
Mei 1946, zodat deze op zich zelf reeds allerminst rendabele
heleggingsmogelijkheid nôg meer onaantrekkelijk werd
gemaakt.
De moeilijkheden, waarin de institutionele beleggers
door de rentedalihg kwamen te verkeren, vonden echter
bij de Minister van Financiën wel degelijk begrip: Ter
overbrugging van deze bezwaren werden voor de levens-
verzekeringmaatschappijen en de pensioenfondsen, naast
de sedert einde 1945 geschapen mogelijkheid om gelden
in ‘s Rijks Kas te storten tegen een rente van 3 pCt ‘s jaars
ter deelneming in later uit te geven staatsleningen,.nog
onder bepaalde voorwaarden schatkistbiljetten met vijf-
jarige looptijd ter beschikking gesteld tegen een rente
van 31 pCt. Spaarbanken en Boerenleenbanken konden
gelden storten op een zgn. Liquiditeitsrekening tegen
een rente van 2+ pCt per jaar, terwijl deze gelden steeds
tussentijds konden worden vrijgemaakt met een op-
zeggingstermijn van drie maanden.
Dat de Minister van Financiën echter wel degelijk het
uiteindelijke doel in- het çog hield, bleek reeds enkele
maanden later, toen nl. in Augustus 1946 werd bepaald,
dat alle bestaande geldleningen van lagere publiekrechte-
lijke lichamen mochten worden econverteerd, dus ook
die met een rentevoet van
3+
pCt of minder, waarvan een
jaar tevoren de conversie was verboden. Daar het Be-
leggersfront voet bij stuk hield t.a.v. zijn rente-eisen,
sorteerde deze maatregel weinig effect en nam de spanning
tussen Regering en .Beleggersfront toe.
rregen
het einde
van het jaar moesten dan ook de Rijksfondsen uit het Beleggersfront treden, met als direct gevolg, .dat een
aanvankelijk niet goedgekeurde onderhandse geldiening
van de gemeente Rotterdam, welke was aangegaan in
overeenstemming met de normen van het Beleggersfront,
na verlaging van het rentetype door de Rijkspostspaarbank
kon worden verstrekt.
Inmiddels vond begin 1947 de grote conversie van
overheidsschuld plaats in de
—3+
pCt staatslening 1947.
De ‘institutionele beleggers verleenden hieraan hun mede-
werking, mede omdat staatsleningen niet in het overleg
betrokken waren. Echter versterkte deze daling van in
komsten de prikkel, om op het gebied van de leningen der
lagere publiekrechtelijke lichamen stand te houden. Een poging, om de weerstand van het Beleggersfront
door
•
een beroep op de publieke kapitaalmarkt te ver-
kleinen, werd in Mei 1947 ondernomen door de -f2 DCt
obligatie-emissie van de Bank voor Nederlandsche Ge-
meenten ten bedrage van f 25 millioen, teneinde hierdoor
indii’ect voor de gemeenten de kapitaalmarkt te openen.
Deze voor het publiek bedoelde emissie werd geen succs
in die zin, dat een zeer belangrijk gedeelte door de Rijks-
fondsen moest worden opgenomen. Mede door de invloed
van het Beleggersfront mislukte deze emissie, waardoor de
verhoudingen op dit gebied ten zeerste verscherpt werden.
De
‘
recente ontwikkeling.
Zoals uit het voorgaande blijkt, was in het midden van 1947 ogenschijnlijk nog geen verandering in de toestand
gekomen. Echter werd de beleggingsdrang der in het be-
leggingsaccoord verenigde institutionele beleggers door
de met-. onverminderde kracht voortwerkende boven ge-
signaleerde omstandigheden voortdurend groter, zodat
enkele leden zelfs overgingen tot opzegging van het
accoord. Aan de andere zijde kondén de publiekrechtelijke
kapitaalvragers geredelijk geduld oefenen, daar het Rijk –
hoe ongewenst deze toestand overigens ook zij – de
benodigde, gelden hun via het opnemen van middelen•
ter geidmarkt wel kon tçevoeren. Twee omstandigheden
werkten echter vooral mede tot de recente koerswijziging
van het -Beleggersfront.
In de eerste plaats werd per 28 Juni 1947 ht officiële
disconto voor schatkistpromessen nogmaals verlaagd,
zodat thans jaarpromessen tegen een disconto vkn 1+ pCt
door de Agent worden afgegeyen. Op de rechtstreekse
consequenties hiervan voor de institutionele ‘beleggers
werd reeds gewezen. In de tweede plaats liep de regeling der
2+ pCt Liquiditeitsrekening voor spaarbanken en boeren-
leenbanken per 1 Juni 1947 af, zodat onderhandelingen
over een eventuele verlenging moesten plaats vinden.
De verlaging van het disconto voor schatkistpapier was
van overheidswege niet, bedoeld om de spaarbanken en
hoerenleenbanken’ tijdens’ de onderhandelingen in een dwangpositie te plaatsen, of althans de dwangpositie te
versterken, doch de’ze verlaging werd volgens de Minister
van. Financiën
2)
ingegeven door andere motieven.
Niettemin wordt het feitelijke resultaat niet steeds door de motieven ten volle bepaald.
De onderhandelingen over de Liquiditeitsrekening
hadden tot resultaat, dat het Rijk toestemde in en ver-
lenging met één jaar, terwijl tevens een – bepaalde’ vijze
van afwikkeling werd vastgesteld, welke hier verder
onbesp”roken blijve. Van de zijde van het Ministerie van
Financiën ‘werd het vertrouwen uitgesproken bij het tot
stand komen van deze regeling, dat de betrokken leden van
het Beleggersfront hun houding zouden wijzigen.
Voor deze, d.w.z. de spaarbankeii en de boerenleen-
banken, stonden hierbij grote belangen op het spel. Per einde September 1947 was bijv. door deze instellingen
niet minder dan ongeveer f 1.400 millioen op de Liciuidi-
teitsrekening gestort. Zoals opgemerkt, werd voor de ver-
lenging der ‘Liquiditeitsrekening niet als conditie gesteld,
dat de betrokken leden van het ‘Beleggersfront deze voor-
waarden zouden accepteren. Echter ligt de gedachte ‘wel
voor de hand, dat de spaarbanken en de boerenleenbanken
dit als. een soort ,,Gentlemen’s Agreement” hebben op-
gevat en in die zin besprekingen met de overige deelnemérs
aan het accoord hébben gevoerd. T-let Beleggersfront wist
nu met het Ministerie van Financiën tot overeenstemming
te komen omtrent de voorwaarden voor geldleningen ten
laste van publiekrechtelijke lichamen,. waarbij van beide
zijden enige concessies werden gedaan, terwijl het uiteen-
vallen van het Beleggersfrdnt werd voorkomen.
Overeengekomen werd, dat leningen van lagere publiek-
rechtelijke lichamen hij uitgifte â pari en bij ongeveer
gelijke jaarlijkse aflossingen de volgende rente zouden
dragen: –
Bij een looptijd van 10-15 jaren : 2+ pCt
15-20 .
: 2 pCt
20-30
: 3 pCt
30 jaren en langer: 3 pCt gedu-
rende de eerste 10 jaren; daarna
3
+ pCt.
Het Beleggersfront eiste tevoren voor geldleningen
met 20-jarige en langere looptijd een rente van
3+
pCt,
terwijl het Ministerie van Financiën het rentemaximum
hiervan op 3 pCt wenste te stellen.’ Inderdaad werd hier
dus een tussenoplossing bereikt in die zin, dat voor le-
ningen met een looptijd van 30 jaren en langer de reeds
bij de conversielening 1947 tot nieuw levên gewektestaffel’
vorm werd aanvaard. Onmiddellijk na het bereiken ‘van deze overeenstemming vond een stroom van conversies
van onderhandse geldleningen plaats en deden enige tijd daarna enkele lagere publiekrechtelijke licharten een be-
roep op de publieke kapitaalmarkt, waarvan de belang-
rijkste is de in December 1947 uitgegeven
3-3
+ pCt lening
Amsterdam ten bedrage van 1 60 millioen ter conversie
van in .1937 uitgegeven
3+
pCt leningen. –
Onder de huidige omstandigheden was deze oplossing
voor het Beleggersfront stellig de best bereikbare, welke bo-
vendien – paste in de steeds gevolgde politfek tot het
2)
M. v. A. Verlenging Machtigingsbesluit Geldzuivering 1947.
.lI
130
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1948
voorkomen van excessen bij rentedaling. Door de gestaf-
felde lening heeft de belegger het voordeel, dat hij zich
bij het aangaan van langlopende geldleningen niet ten
volle op het huidige renteniveau behoeft vast te leggen,
doch ,,the benéfit of the doubt” behoudt. Blijkt het
huidige renteniveau duurzaam te zijn, dan kan de schulde-
naar na 10 jaren tot conversie overgaan om niet 3f pCt
te behoeven betalen. Stijgt daarentegen de rente, dan
profiteert de geldgever hiervan in die zin, dat na 10 jaren
hij langlopende leningen inderdaad 31 pCt rente zal kunneii
worden geïncasseerd. –
Het Beleggersfront .ging stellig niet alleen, of zelfs
niet in de eerste plaats, tot deze koerswijziging over onder
de druk van spaarbanken en boerenleenbanken. De be-
leggingsnoodzaak van al zijn leden tengevolge van het
voortdurend toestromen van nieuwe gelden noopte on-
getwijfeld tot het bereiken van een compromis.
Indien de aldus bereikte .overeenstemming zou leiden
tot een voortgezet overleg van het Overleg in Beleggings-
zaken, maar nu ook metde Regering, zou dit ongetwijfeld voor beide partijen een gelukkige omstandigheid vormen.
Voor het Beleggersfront – welke benaming, indien een
dergelijke situatie zou kunnen worden bestendigd, feitelijk
niet meer gerechtvaardigd zou zijn – zou dit van belang
zijn, omdat de dikwijls overschatte positie hiervan in
vezen vrij zwak is, zoals in het onderstaande nog zal
worden aangetoond. Ook voor de Overheid zou dit vn
grote betekenis zijn, omdat het ongetwijfeld gemakke-
lijker is om met groepen te onderhandelen en met hun
belangen te rekenen, dan wanneer als tegenpartij een
ongeorganiseerde massa van ‘beleggers optreedt.
De huidige positie pan het Beleggers/ront.
D$ Minister van Financiën heeft in een vergadering
van de Tweede Kamer
3)
het aldus voorgesteld, dat op de
kapitaalmarkt de Overheid en het Beleggersfront als twee
monopolistische partijen tegenover elkaar staan, welke
elkaar op een zeker rentepeil in evenwicht houden. Deze
voorstelling lijkt echter maar zeer ten dele juist te zijn.
Dr Goedhart wijt in zijn reeds eerder genoemde werk
op de grenzen, waaraan de monopolistische machtspositie dör institutionele beleggers altijd is gebonden
4).
Te dezer
plaatse zij slechts gewezen op de in het voorgaande reeds
enige malén gesignaleerde omstandigheid, dat ,,het
• merendeel der institutionele beleggers krachtens de aard
van hun bedrijf niet bereid is, de stroom van voor be-
legging op de kapitaalmarkt beschikbare geldmiddelen
te beteugelen”. Met betrekking tot de huidigverhouding
Overheid versus Beleggersfront komt hier echter nog een
zeer belangrijke omstandigheid bij.
Weliswaar neemt de Overheid op diF kapitaalmarkt als
vrager een zeer belangrijke positie in, doch zij bezit onder
de – huidige omstandigheden tevens de macht, om zelve
in de vraag te voorzien. Immers, er is thans geen dwingende
noodzakelijkheid om op de kapitaalmarkt de credietbehoef-
ten op lange termijn van de publiekrechtelijke lichamen
te dekken. De Overheid kan ook op de geldmarkt terecht
door het- onderbrengen van schatkistpapier, hetzij hij de
banken, hetzij bij De Nederlandsche Bank, hetgeen in
monetair opzicht . geen enkel direct verschil maakt.
Weliswaar leidt deze politiek tot vermeerdering der
geldcirculatie, doch het samenstel van prijsbéheersings,
rantsoenerings- en deviezenmaatregelen verhindert het
aan de dag treden van de infiationistische gevolgen van
een dergelijke politiek. Eenigszins anders gezegd betekent
dit, dat het Beleggersfront slechts aan bod komt, indien
de Overheid dit wil, resp. het bovengenoemde samenstel
van maatregelen voldoende sluitend is.
Hier komt nog bij, dat bij een dergelijke politiek van
dekking der overheidstekorten op de geldmarkt onder de
huidige verhoudingen he’t gecreëerde geld grotendeels
1)
Handelingen Tweede Kamer 18 November 1947, blz. 353 e.v.
‘) t.a.p. blz. 217 e.v.
als zwevende koopkracht of als spaarkapitaal in de maat-
schappij ,,neerslaat”. /
Nieuwe middelen worden danS aan de institutionele
beleggers toegevoerd, welke belegd moeten worden, het-
geen uiteraard hun weerstand verzwakt. Ook dit gevolg
treedt alleen op, als de prijsbeheersings- en deviezenmaat-
regelet voldoende sluitend zijn.
Zo gezien blijft er van de ,,monopolistische positie” van
het. Beleggersfront al zeer weinig oi’er. Deze monopolisti-
sche positie —welke, zoals opgemerkt, nimmer zeer sterk
is geweest -• bestaat thans grotendeels bij de gratie
van de Overheid, mede
in
verband met de doeltreffend-
heid van de door haar genomen maatregelen tot beheer-
sing van het economisch leven.
Is de .rentepolitiek oan de Regering reeds geslaagd?
Tot slot zou de vraag kunnen worden gesteld, of het
succes der monetaire instanties op het terrein van de
rentepolitiek reeds volledig is. De bovengeschetste ont-
wikkeling geeft hierop schijnbaar een bevestigend ant-
woord, mar in werkelijkheid is dit antwoord nietdefini-
tief. Hierover mogen thans rog enkele opmerkingen volgen.
Echter zij vooropgesteld, dat te dezer plaatse niet wordt
getreden in de vraag naar de juistheid of de wenselijkheid
der officiële rentepolitiek.
In het algemeen kan gesteld worden, dat het streven
naar een rentevoet van 3 pCt voor langlopende overheids-
leningen definitief geslaagd is, wanneer de aanbieders
ter kapitaalmarkt, dat zijn dus globaal het Beleggers-
front en de grote groep van particulieren, een dergelijk
rentenireau als normaal, als redelijk beschouwen, of
althans zich hierbij min of meer definitief hebben neer-
• gelegd. Natuurlijk kost het tijd, vooi-dat de beleggers
van het ,,normale” van een lagere rentevoet overtuigd
zijn geraakt. Teneinde hun deze overtuiging bij te brengen
kan het verstandig zijn,
._:
mits hier met mate
wordt opgetreden – om tijdelijk in nieuwe cTediet
–
behoeften van de Overheid door geldschepping te voorzieh,
of door bestaande hoger rentende geldieningen af te
lossen met behulp van nieuw gecreëerde gelden. Maar na
verloop van tijd zal de Overheid door middel van conso-
lidatieleningen tegen het lagere, dat is dus thans tegen het
3 pCt rentetype, het aldus gcreëerde geld, voorzover dit
het karakter van zwevende koopkracht heeft aangenomen,
weer aan de circulatie moeten kunnen onttrekken. Tot
nu toe is het bewijs niet geleverd, dat het mogelijk is
in grote omvang 3 pCt consolidatieleningen te plaatsen.
• Weliswaar komen de koersen der staatsfondsen thans
het 3 pCt rentetype nabij, doch belastingfaciliteiten
zullen hieraan stellig niet vreemd zijn. De vermoedelijk voorgenomen vrijwillige conversie der 3-31 pCt Staats-
lening 1938 zou een belangrijke toetssteen kunnen vormen.
Samenvattend kan dus gesteld worden, dat eerst van
een volledig welslagen der 3 pCt rentepolitiek kan worden gesproken, indien de geldcreatie ophoudt en het inmiddels
veroorzaakte geldexcedent vrijwillig d.m.v. consolidatie-
leningen kan worden weggen6men. Bovendien moet dan
ook nog deze voorwaarde zijn vervuld, dat men de be-
staande bindingen van het economisch leven met name
t.a.v. prijzen en deviezen niet van een dermateabnormaal
en ,,onnatuurlijk” karakter beschouwt, dat men een
spoedige overgang naar een andere toestand met kansen
op rentestijging reëel aanwezig acht. Kort gezegd zal dus het gehele economische leven een zekere mate van even-
wichtigheid moeten vertonen en zullen de grote vraag-
stukken, welke economisch, sociaal en politiek ons land
beroeren, in rustiger verhbudingen moeten zijn gekomen,
vôôr de gestelde vraag bevestigend kan worden beant-
woord. Held lijkt dan ook in ieder geval een daad van.wijs
beleid, dat de beleggers bij de geschetste onderhandelingen
met de monetaire autoriteiten, door middel van de ge-
staffelde leningen, ,,the benefit of the doubt” is gelaten.
Rotterdam.
.
•
Drs F.. DE ROOS
18 Februari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
131
KRACHTEN WARMTE
(II). –
West-Europa sta.t thans, en ook in de komende ja’en,
voor een groot tekort aan steenkolen. In een vorig artikel
1)
werd er reeds op gewezen, dat in 1951 het tekort vermoe-
delijkaanzienlijk groter zal zijn dan in het rapport van
het ,,Committee of Euiopean Economie Cooperation”
wordt geschat. Daarbij moest de vraag, of een stijging
van de aardolieproductie het kolentekort zal kunnen op-
vangen, ontkennend wQrden beantwoord. Aangezien tevens
kan worden vastgesteld, datde productiekosten van kolen
in Nederland (evenals elders) belangrijk zijn gestegen, is
een beroep op de leiding en de arbeiders der mijnindostrie
tot inspanning aller krachten om ons land op zo r!Jim
mogelijke schaal van dit essentiële fundament onzer wel-
vaart te voorzien, dus ongetwijfeld op zijn plaats.
Brandstof economie.
Daarnaast echter – en dit is een punt, waaraan mi
veel te weinig aandacht wordt besteed – is uiterste econo-
mie in het gebruik van brandstoffen een allereerste eis.
De gebruiker zal moeten beseffen dat het ,,zwarte goud”
meer is dan goud en dat het de basis is van onze welvaart: Ik acht het dan ook in strijd met de eisen der economie,
dat kolen sedert de oorlog
onder
kostprijs worden verkocht
en dat de Begering dooi haar politiek van subsidie het
brandstoffenverbruik eerder bevordert dan afremt. Ik
geloof niet, dat goedbedoelde raadgevingen, adviezen of
zelfs contrôle op de brandstofeconomie ook maar in de
geringste mate zullen helpen om warmte en energieverlies
te voorkomen. De mens is nu eenmaal hardleers. hij komt
alleen tot zuinigheid, wanneer zijn budget in het gedrang
komt. Want het is buiten twijfel: er wordt in het algemeen
oneconomisch gestookt, in het bédrijj zowel a]s in het gezin.
Het gaat in cle
industrie
om de volgende punten: coiïtrôle
van schoorsteentemperaturen, van instrumenten en regu-
lateurs, roosterbelasting, gebruik van afgewerkte stoom
en condenswater, kkkage van pijpen, ‘i’an fittings en
kranen, isolatie van leidingen, van ketels, defecten en
fouten aan roosters, kolenverlies in de as, temperatuur
van voedingswater, thermostatische contrôle, etc.
De brandstofeconomie in het huisgezin
vindt zijn vijand
in inefficiërrte haarden en kachels. Kocht ooit een huis-
vrouw een kachel of haard met het oog op het economisch
rendement of speelde niet het uiterlijk aanzien dâarbij de
voornaamste rol? In Engeland is het zelfs zo, dat het nuttig
rendement van de daar veel gebruikte open haarden
slechts 20 pCt bedraagt van de in de kolen geborgen calo-
rische waarde.
De inefficiencr, de zorgeloosheid op het gebied van het
kolengebuilc, vindt ongetwijfeld zijn oorsprong in het
feit, dat vÔÔr de oorlog kolen zo goedkoop ,waren. Het
deed er niet toe, of men een extra schepje. op de kachel
gooide of dat een stoomketel wat duur in het gebruik was,
of dat er hier of daar warmte.verlofen ging; het ,,zwarte
goud” werd immers maar met koperen centen betaald.
De,prijs van industriële kolen was vôôr de oorlog nl. slechts
ca 1 ct per kg.
Deze tijd is voorbij. Economie der bi’andstoîfen zal
moeten worden. afgedwongen. Ik zie daartoe geen beter
middel dan verkoop uitsluitend op basis. vande kostprijs, afschaffing der subsidie, waardoor wij enerzijds f 50 mln
op de Staatsuitgaven, anderzijds op het gebruik van brand-
stoffen besparen.
Afgescheiden daarvan vertroebelt de verkoop onder
kostprijs ons economisch beeld. Wanneer de producent
van exportartikelen zijn kostprijsberekening baseert op
de te lage brandstofprijs – en hij kan niet anders – dan
is het denkbaar, dat schijnbare winsten op sommige export-
artikelen in feite verliezen betekenen, indien men van de
werkelijke importprijs van kolen uitgaaf. Wij zien zo-
doende een herhaling onzer vooroorlogse fouten, toen
1)
Zie ,,E.-S.B.” van 1
4
ranuari ji., bIz. 25.
Nederland boter exporteerde tegen prijzen, die te laag
waren om de kosten van het geïmporteerde veevoeder
te dekken.
Een tiveede mogelijkheid tot brandstofeconomie zien
wij in het instellen van de zomertijd. 1-let is buitengewoon
jammer, dat aan dit gemakkelijke middel, dat besparing
geeft op het gebruik van electrische stroom en dus van
kolen, zo weinig aandacht is besteed. Onze kolennood, onze
economische nood, is zo gropt, dat elk middel, dat geen
andere belangen schaadt, moet worden aangegrepen om
tot bezuiniging te komen. Het is daarom gewenst, dat wij
de klok niet alleen in de zomer, doch. ook in de winter
een uur vooruit zetten (in de oorlog ondervonden wij daar-
van niet het minste bezwaar) en dit voorlopig als permanent
systeem aanvaarden, teneind.e aan het telkenjare hieruit.
voortspruitend politiek debat een einde te maken.
Andere bronnen Qan energie.
Tenslotte het gebruik van andere bronnen vaft energie
alswater, atoom en wind. Ik beperk mij tot de laatste.
Goed beschouwd is de wind de meest ideale bron van ener-
gie. Hij kost ons niets, geen vijandelijke blokkade kan de
invoer afsnijden, stakingen van mijnarbeiders in Amerika
noch uitputting van oliebronnen kan ons bij gebruik van
windkracht deren. Rechtenheffing op de wind door vreemde
mogendheden kunnen hem niet treffen en duurder maken.
Koude of warmte, regen of droogte (die bijv. de eleetrici-
teitswinning in Zwitserland enige maanden geleden ernstig
belemmerde) deren de wind niet. Zijn enige, maar ook
ernstigstekvaal is zijn wispelturigheid. Doch ook daaraan
weet de mbderne techniek tegemoet te komen. Door
;,streamlining” van de molenwiek, technische verbeterin-
gen, kogellagers etc. heeft men bereikt, dat de practische gebruiksmogelijkheid van de windmolen belangrijk werd
opgevoerd. Liep een ouderwetse windmolen eerst’bij 6 m
windsnelheid aan, een gemoderniseerde molen loopt reeds
bij het geringste zuchtje’wind. Kortom, de efficiency van
de windmolen is belangrijk verbeterd. Bovendien neemt
Nederland wat betreft regelmatige goede windsnelheden-
een zeer gunstige positie in ten opzichte van de meeste
andere landen, waar de frequentie van de goede molen-
wind veel geringer is. Wij hebben in de vind dus een bron
van energie, die, mits goed geëxploiteerd, voor ons land
– evenals in het verleden – yan grote waarde kan zijn.
Het ongeluk wil echter, dat in de loop der laatste eeuw
een groot deel van ons windmolenbezit verloren ging.
Van de 7.500 molens, die wij hadden, zijn er.nog slechts on-
geveer 1.500 over; 6.000 molens, het equivalent van 300.000
gratis pk, gingen verloren. En nog steeds zet zich dit af-
braakproces voort. Reeds een eeuw lang valter gemiddeld
per week een molen door slopershand of door het geweld der natuurkrachten. Op 1 Maart 1936 had Necîhrland nog
2.350 molens, momenteel, zoals gezegd, hoogstens .nog
1.500: Een verlies van 850 molens in 11 jaar tijds, gemid-
deld S molens per twee weken, 75 pk per week. /
De oorzaken zijn vele. FIet jaarboek van de Vereniging
,,De 1-lollandse Molen” geeft er een opsomming van:
,,onmeedogende electriciteitstarieven, hoge erfpachten,
coöperaties, crisismaatregelen, windbelemmering, zijn oor-
zaken waarvan de molens veelal de dupe worden. Er zijn
nog electriciteitsbedrijveo., die trachten met molenaars
zodanige overeenkomsten han te gaan, dat daaruit moet
voortvloeien het niet gebruiken van de windkracht. In
Gelderland bijv. zijn de bepalingen van het Electriciteits-
bedrijf zeer fnuikend. . . .” etc.
Nog onlangs verscheen in de pers het bericht, dat van
de 19 molens mde Alblasserwaard (ons moôiste nog reste-
rende molenbezit) er 11 buiten werking zijn gesteld,ter-
wijlde andere 8 binnenkort wel zullen volgen. Het electri-
citeitstarief is 11 ct, doch bij vastrecht 5 ct per kWu.
De molenaar wordt door die tariefstelling – nl. een korting
van meer dan 50 pCt op de prijs – gedwongen de molen stil
132
ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1948
te zetten en daarmede t.z.t. aan het verval-prijs te geven.
Noch inefficiency, noch ouderdom 6f andere gebreken,
doch vnl. de grote rabatten op de prijs zijn de oorzaak,
dat electriciteit de wind van zijn domein verdringt. FIet
is bovendien van belang te bedenken, dat de electrische
stroom wordt opgewekt met brandstoffen, die beneden
kostprijs worden geleverd. De gevolgde prijspolitiek ian
brandstoffen en electriciteit heeft dus tot resultaat:.
•a. het uitschakelen ener gratis energiebron;
import van brandstoffen tegen dollars, waaraan tekort
bestaat;
grote verliezen (subsidie), op de prijs der ingevoerde
brandstoffen;
het verdwijnen van een stuk landschapschoon.
Het lijkt mij in het economisch belang van het land,.dat
aan deze politiek, die door de belastingbetaler moet-worden
gefinancierd, een einde komt en dat de strijd tegen de
winchTlolen vervangen worde, niets door een politiek van
steun en bescherming, doch door de windmolen een ,,fair
chance” te geven.
‘Het moment daartoe is gunstig als gevolg van de ge-
stegen prijzen ‘der brandstoffen. Verhield zich
–
voor de oorlog
de brandstoffenprijs als 1 (1 ct per kg kolen) tot, laten
wij zeggen, 0 voor de wind, thans is deze verhouding ge-
worden 3 tot 0 of, als wij Amerikaanse kolen nemen, 5 tot 0.
De kostenverhouding is dus zeer ten voordele van de wind
gekeerd en dit, tezamen met de technische verbeteringen
aan de windmölen, ,,streamlining” etc., openen de mogelijk-
heid tot eerherstel van deze bij uitstek Nederlandse kracht-
bron, mits en dit is een eerste vereiste – er.een eind
komt aan de rabatpolitiek der electriciteitsmaatschappijen.
Er is echter niet veel tijd te vërliezen. Elke week valt
er een molen door slopershand, 75 gratis pk gaan verloren
Elke week verdw’ijnt er een stuk
S
landschapschoon, elke
week sterft er één uit het oude gilde der molenaars enmo-
lenbouwers.
Tassenaar.
E. J. MULLER
HET ,,NETHERLANDS GOVERNMENT FOOD
PURCHÂSING BUREAU” TE NEW YORK
VAN 1941-1946 (II),
Diplomatieke onderhandelingen.
Van’ de oprichting van het Food Bureau af’) heeft de
-Nederlandse Regering zich op het standpunt gesteld,
dat zij haar vrijheid wenste te behouden ten aanzien van
de uitvoering harer ‘ravitailleringsplannen. Buitendien
worden geregeld pogingen- aangewend tot het verkrijgen
van relief tijdens de bezetting. In geallieerde en oök in Nederlandse kringen bestond
hieromtrent een onoverbrugbaar meningsverschil.. Door
de tegenstanders (wo. President Roosevelt) werd aan-
gevoerd, dat: –
de reliefgoederen andere goederen voor de Duitsers,
zouden vrijmaken;
de bezettende Overheid, indien zij dat wenste, uit-
stekend voor de proviandering van Nederland kon zorgen;
Nederlandse bedrijven werden gebriijlt voor de
productie van oorlogsmateriaal; door relief zou de pro-
ductiviteit ten behoeve vail de vijand toenemen;
doelbewust de voorraden in Nederland werden uit-
geput, in de hoop dat spoedig reliefgoeder’en zouden
worden gezonden. 1-lierdoor zou de verant*oordelijkheid
van de bezetter ten ôpzichte van de Nederlandse bevolking
verminderd worden;
indien men in Nederland goederen zou ‘toelaten,
andere landen ook goederen moesten ontvangen.
Door de voorstanders dezer tussentijdse relief (w.o.
oud-President Hoover) werd naar voren gebracht dat:
‘) Zie voor het eerste artikel
,E.-S.B.”
‘van
4
Februari ji.,
blz. 91.
de voedseltoestand in Nederland zeer veel slechter
was dan’ in andere bezette landen;
er ook reliefgoederen naar. Griekenland werden ge-
zonden;
een”betere voedseltoestand in Nederland het onder-
gronds verzet zou steunen;
De Duitse propaganda tegen de blokkade zou worden
gebroken.
De persoonlijke controverse tussen President en oud-
President was een belangrijke hinslerpaal voor het pous-
seren vn deze plannen en stond een uitvoering -van de
relief in de weg.
1-let is moeilijk te beoordelen welke zienswijze de juiste
is ge.,veest. Wèl staat vast, dat de volhardende ijveraars
voor tussentijdse relief in belangrijke mate hebben bij-
gedragen tot de onmiddellijke hulp aan West-Nederland
in April 1945,- reeds véér de definitieve bevrijding.
Op een in 1941 gehouden inter-geallieerde conferentie
gewijd aan de beschikbarè grondstoffen, werd door de
Britse handelsattaché in de V.S. voorgesteld .het dollar-
bezit van de Europese geallieerden .te ,,poolen” en uit-
sluitend voor oorlogsdoeleinden aan te wenden.
Op de tweede geallieerde conferentie over dit onder-
werp (eveneens
0
1941) diende de Nederlandse Regering
de volgende resolutie in:
,,The Nttherlands Oorernment gladly •adopt the reso-
– lution on the understanding that nothing therein will
be deemëd to preclude , them from carrying out, iinder
_their own responsibility, the arrangements made by them
for provisional relief of the Netherlands at the end of
hostilities”. .
Dit standpunt werd algemeen aanvaard, zodat voor-
lopig zonder directe vrees ‘voor tussenkomst door derden
kon worden voortgegan de plannen tot voorraadvorming
te verwezenlijken.
liet was echter b’egrijpelijk, dat b,egerige- ogen gericht
bleven ‘op een bezit in oorlogstijd van steeds schaarser
wordende goedren ter waarde van uiteindelijk meer dan
90. millioen, gulden.
En inderdaad bleven deze voorraden jaren achtereen
ongebruikt, terwijl dringend benodigde opslagruimten
ingenomen werden.
1
.
In Juli 1942 werd door de Verenigde Staten en Groot-
Brittannië opgericht de Combined Food Board (Canada
trad toe in 1948) met als voornaamste doel een juiste
verdeling tot stand te brengen van levensmiddelen en
landbouwproducten. .
Voor belangrijke, tot deze categorie behorende goederen
werden onderafdelingen, ,,Commodity Committees”, in
het leven geroepen, welke gegevens betreffende de pro-
ductie, consumptie en voorraad verzamelden en een aan-beveling voor de verdeling dér hoeveelheden opstelden.
Door het Central Committee van de Combined .Food Board moest de aanbeveling worden goedgekeurd.
1-Jet bleek ook hier, dat ordening, hoe goed o’ok door de
allerhoogsté instanties theoretisch in elkaar gepast, in
de praktijk anders kan functionneren dan door de orde-
naars is bedoeld.
De toewijzingen bleken op een te hoog peil te worden
uitgegeven, en ter voorkoming van abrupte prijsstijging
werden als sluitsteen een Amerikaailse en een Britse
2)
inkooporganisatie opgericht waaraan de belanghebbende
landen vrijwillig de onderhandelingen tot het realiseren
van hun- toowij zingen overdroegen.
Sedert de oprichting van de Combined Food Board
begon ‘het behoefte-element de voornaamste rol bij ,de
toewijzingen te spelen.
In het algemeen werd aankoop’ – slechts toegestaan,
wanneer onmiddellijk export volgde.
De’ exportvergunningen moesten worden aangevraagd
‘) De
C.C.C.:
Credit Commercial corporation, en cle
u.Icc.c.:
United Kingdom Commercial Corporation.
18 Februari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
133
hij de Foreign Economie Administration, waarbij voor
landbouwproducten en voedingsmiddelen bovendien de
War Food Administration werd ineschake1d.
Daar de zetel van al deze inter-geallieerde commissies
en conferenties Washington was, werd het zwaartepunt
ook op economisch gebied steeds meer verplaatst van de
voorste gevechtslïnies inEngeland naar het verder achter
het front gelegen. Amerika.
Voor de wederopbouw van het 1(oninkrïjk na de bé-
vrijding was een op dit gebied deskundig, diplomatiek
contact in het nieuwe economische w’ereldcentrum, een
belang van de hoogste orde.
Zonder in te gaan op de niet immer tot het vertrouwen
in bezet gebied bijdragende Londense kabinetswijzigingen,
was het een zeer gelukkige coïncidentie, dat een figuur
als Mr
–
M. P. L. Steenberghe beschikbaar kwam om de
leiding van dit diplomatieke contact op zich te nemen.
De economische, financiële en scheepoaartmissie te
Washington.
Bij K.B. werd een Missie opgericht, bestaande uit een
Nederlandse commissie en een . zelfstandige comrfiissie
voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao.
De heer Steenberghe werd benoemd tot voorzitter van de Missie en van de Nederlandse afdeling.
Daar een oud-minister aan het hoofd dezer Missiè kwam
te staan, werd afgeweken van de normale hiërarchie,
waarbij iedere buitenlandse vertegenwoordigiig onder-
hong is aan de ambassade.
0
1) financieel gebied droeg de Missie zorg voor de onder-S
handelingen over leningen in de Verenigde Staten en in
Canada, waartoe nauw contact met de Amerikaanse
financiële autoriteiten en met de bankwereld werd onder-
houden. Tevens verrichtte zij de betaling van de coupons
ten behoeve van houders van Nederlandse leningen.
Ook speelde de Missie een belangrijke rol, waar Neder-
land op internationaal terrein vertegenwoordigd moest
woi-den, bijv. bij de voorbereiding en oprichting van de
Internationale Bank en het Internationaal Monetair
Fonds, zomede bij de Internationale Luchtvaartconferen-
ties, waar I1r Steenberghe meermalen de Nederlandse
vertegenwoordiging leidde.
Wat dë scheepvaaitproblemen betreft, had de Missie.de
algemene leiding in de Verenigde Staten en Canada.
Dit hield in het toezicht op de bewindvoering van de
koopvaardijvloot en de uitvoering ‘an het vaarplicht-
besluit. –
Na de oprichting der Missie verliep de procedure der
aankopen als volgt: De Nederlandse Regering gaf via de
Nderlandse Administratie voor Relief en Rehabilitatie
(A.R.R.) instructies aan de Missie, welke de diplomatieke
procedure leidde. Indien een aankooptoewijzing was
verkregen, w’erd deze doorgezonden nâar de N.P.C. of het Food Bureau, welke de contracten afsloten
Door de bestaande oorlogstoesland functionneerden de
verbkdingen tussen Londen en Washington soms traag.
Flierdoor kwam het bij uitzondering voor, dat het initia-
tief tot aankoop van Washington of New York uitging,
indibn zich plotseling een gunstige gelegenheid tot het
verkrijgen vn schaarse goederen voordeed.
Door de Arnerikaarse en Canadese Regeringen was in de
gedurende de oorlog afgesloten credietovereenkomsten bepaald, dat de Missie veraiwoordelijk was voor de be-
steding der verkregen middelen. Echter blijkt uit de
hovenomschreven procedure duidelijk, dat de mening
(in. Nederland zoveel verkondigd), da t door de Missie Steen-
berghe alle aankopen zouden zijn verricht en dat de
Missie verantwoordelijk zou zijn voor kwaliteiten en
prijzen der goedei-en, op een misvatting berust.
Op de door de Missie verrichte werkzaamheden ten
aanzien van de lend-lease goederen wordt hieronder
nader ingegaan. –
Met geringe middelen (max. 60 man personeel) heeft de
Missie onder bekwame leiding een zeer gedifferentieerde
en belangrijke taak verricht.
Zij werd opgeheven blijkens besluit van de Staats-
courant van 21 Mei 1946, nr 99. De werkzaamheden werden
toen wederom overgenomen door de Ambassade.
Het jaar
1945.
Toen de bevrijding naderde, kon de F.E.A. (op grond
van de spoedig te verwachten export der goederen) toer
wijzingen op ruimer schaal aan Nederland verstrekken.
De quantitatieve behoefte overtrof vele malen de in
1941 gevormde voorraden. Bovendien voorzag het toen
opgestelde programma slechts in de aanschaffing van een gering aantal essentiële grondstoffen, terwijl thans duide-
lijk was, dat Nederland aan alles behoefte had. Daarbij
kwam, dat het gêruime tijd zou duren eer de Nederlandse
industrie grote quanta grondstoffen – kon – verwerken.
Een.aântal eindproducten moest dus in het nieuwe aan-
koopschema w’orden opgenomen.
Het Food Bureau ontving dientengevolge gedurende
de eerste maanden van 1945 opdrachten tot het kopen
van 190 zeer verschillende soorten goederen, voo”-
namelijk de eerste levensbehoeften: voeding en kleding.
Maar eveneens graszaad, chemicaliën, alle soorteji papier,
paarden, levende pelsdieren -enz:
De. aankoopmogelijkheden waren in dit tijdperk -ten-
gevôlge van de maximale oorlogsinspanning beperkter
dan ooit, vooral na de tijdelijke tegenslagen der Geallieerden
in België. – Tevens was de vraag naar goederen vergroot
tengevolge van de vestiging van inkooporganisaties door
bijna alle niet tot de as-mogendheden. behorende naties.
In 1941 waren de meeste goederen aangekocht op voor ons
land bekende markten. De nie,pwe aankopen betroffen
merendeels artikelen, welke vôôr de oorlog niet uit de
Verenigde Staten of Canada werden geïmporteerd (bijv.
schoenen, textielgoederen, vlees) of wel in het geheel
niet iverden ingevoerd. (melk, gedroogde eieren, etc.).
De verkopers konden r geen voordeel -in ien hun histo-
rische afnemers achter te stellen bij incidentele gegadigden,
temeer daar het systeem van vastgestelde- of maximum-
prijzen niet de mogelijkheid opende de prijzen op te drijven.
Dat men er toch in slaagde de verkregen toewijzingen
gedurende 1945 te realiséren -in contracten ter waarde van
S 143.289.833 vas eensdels het gevolg van het gepro-
longeerde systeem, dat de Regering der Verenigde Staten via haar organen verkoopster was, maar voor een belang-
rijk deel was dit tevens te danken €ian de Nederlandse
good-will (in de jaren 1940 t/m 1945 op een hoogtepunt)
in Amerika.
Verscheping.
In deze zelfde periode moest de expeditie naar de zee-
havens en de verscheping naar Nederland va’n zowel de
oorspronkelijke voorraden als de-nieuw ingekochte partijen
worden verzorgd.
Deze gecombineerde werkzaamheden maakten het
noodzakelijk, dat het Food Bureau tijdelijk ultgroeide
tot een Organisatie van 50 tot 60 man.
Reeds einde 1944 vertrok als eerste schip de Philip
Wouwerman naar Antwerpen met goederen ten behoeve
van het bevrijde Zuiden. –
Totaal werden in 1945 1.208.770 ton goederen door het
Food Bureau verscheept, vertegenwoordigencle een waarde
van $ 141.451.249 verdeeld over 174 schepen.
Door de buitengewoon strenge winter 1944/1945 was het toch al overladen binnenlandse vervoersapparaat op
het Amerikaanse continent vele maanden achter geraakt.
Hierdoor werd het onmogelijk de aankomst der goederen
in de haven te coördineren met de belading der schepen.
-Om te voorkomen, dat schepen werden opgehouden of
met een gedeeltelijke bezettiïg moesten varen, was men
gedwongen in New York een kleine pakhuisruimte te
huren, waar een stootvoorraad kon worden opgeslagen.
t
134
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18
Februari
1948
Inschakeling van de handel.
1-let spreekt vanzelf, dat er aanvang
1945
nog geen
experts op het gebied van alle aangekochte goederen
buiten Nederland beschikbaar waren om bij de trans-
acties te worden ingeschakeld.
De omstandigheden veroorloofden echter op dit tijd-
stip geen vertraging bij de uitvoering der directe hulp-verlening, zodat in enkele gevallen •Amerikaanse des-
kundigen werden geraadpleegd.
Floewel men zich zowel in Washington als in New York
steeds op het standpunt heeft gesteld, dat de overschakeling
naar
•
de normale handeiskanalen zo spoedig mogelijk
moest plaatsvinden, achtte de Regeringhet terecht nood-
zakelijk, een deel der aankopen nog enige tijd via de
Missie, N.P.C. en Food Bureau te doen uitvoeren.
De redenen, welke de liquidatie der regeringsbureaux vertraagden, waren ‘de vogende:
De reeds genoemde verantwoordelijkheid, welke cle
Missie bij’ het sluiten van Amerikaanse en Canadese
leningen had moeten aanvaarden voor dè besteding dezer
middelen.
Nog steeds bleven de meeste aankojen afhankelijk
van de toewijzingen van één der Combined Boards, met
welke instan,ties de
.
Missie een goede verstandhouding had opgbouwd.
De transportmogelijkheden en communicatiemidde-
len waren geruime tijd na de bevrijding zozeer beperkt,
dat een normaal handclsverkeer nog onmogelijk bleek.
Enkele bedrijfstakken verzochten de regerings-
instanties de aankoop voorlopig te blijven verzorgen in
verband met de prijsrisico’s en de moeilijkheden ver-
bonden aan de rechtvaardige verdeling van de centrale’
deviezenpot, voor een bepaald artikel.
Onder deze omstandigheden was het regeringsbeleid
op dit punt te verdedigen. (1-let bovenstaande is in het
geheel niet bedoeld als rechtvaardiging van dethans nog
uitgebreide regeringsinménging en ordening.)
Lend-lease..
–
In Maart
1941,
toen Engeland’bijna zijn gehele dollar-
reserve had verbruikt, werd op zuiver militaire basis door
de Verenigde Staten de lend-lease overeenkomst afge-
sloten. Het was duidelijk, dat de Engelsen om.de oorlog
te kunnen voortzetten, (eveneens militaire argumenten)
ook voedsel en andere niet-militaire goederen op dezelfde
basis moesten ontvangen.
Nederland daarentegen had tot
30
April
1945
al zijn
dollaruitgaven uit eigen middelen en leningen moeten
financieren. ‘Wel werden op
9
Augustus
1941
en S Juli
1942
op basis van- reciprociteit overeenkomsten met de
Verenigde Staten afgesloten, waarin o.a. was vastgelegd
dat Nederland en Nederlands-Indië bij het plaatsen van
orders op de Amerikaanse markt een prioriteit verkregen
gelijk aan die, welke’ reeds verleend was aan landen,
welke lend-lease goederen ontvingen.
Als resultaat van langdurige onderhandelingen tussen
H.M. Ambassade en de Ivlissie enerzijds en de Foreign
Economie Administration anderzijds werd op 6 Juni
1944
door de Amerikaanse Regering een verklaring afgelegd,
waarbij zij in ‘principe Nederland de faciliteit verleende
van de lend-leas5 hulp, zoals voorzien in artikel 3c van
dze wet, tot een bedrag van $
242.000 000.
Eerst in Januari
1945
ontving de Missie een verzoek
van de Foreign Economie Administration om een Neder
lands lend-lease progrmma op te stellen, hetwelk op
8
Februari d.a.v. werd aangeboden. De overeenkomst
werd op 30 April
1945,
definitief afgesloten. Toen kon
de Missie een aanvang maken met het in 60-voud indienen
van het verzoek tot toewijzing van bepaalde goederen.
De pi’ocedure tot het moment van levering nam zeer
veel tijd’in beslag. Dit was de oorzaak, dat op
2
september
1945
te
12.01
uur, toen de lend-leaseovereenkomst door
de Verenigde Staten werd opgezegd, contracten ter waarde
van nog geen $ 100 millioen waren afgesloten, waarvan
slechts een gering deel was afgleverd. (Voeding en dekking
ter w’aarde van ongeveer $
8
millioen.)
Was hei mogelijk geweest dit bedrag ho’er op te voeren,
indien van Nederlandse zijde nog meer spoed was betracht
bij de onderhandelingen en het vervullen van formali-
teiten?
Gelukkig, opende art. 3e de mogelijkheid, dat toege-
‘ezen, reeds bestelde, doch niet afgeleverde goederen
verkregen konden worden op basis van een 30-jarig ere-
diet, tegen 2/ pCt interest per jaar.
De taak van het Food Bureau bestond uit de assistentie,
welke verleend werd bij de opstelling van het programma
en de verscheping, alles voorzover de goederen niet tot
het werkterrein van de N.P.C. behoorden.
Goederen in Nederland na de’ berjding geïmporteerd,
Ter beoordeling van de regeringsaankopen is het nood-
zakelijk een opsomming te geven van alle soorten goederen,
welke hier te lande na de bevrijding werden aangevoerd.
Shaefgoederen.
Goederen onder lend-lease of tegen Amerikaanse
regeningscredieten verkregen.
Aankopen met vrije dollars.
Desedrt
1941
onder auspiciën van het Food Bureau
opgeslagen voorraden.
Reliefgoederen afkomstig uit Europese_landen.
Reliefgbederen afkomstig uit het Westelijk Halfrond.
Deze goederen werden door de Geallieerde miii-
– taire autoriteiten aangevoerd ter leniging van de nood.
Noch de Nederlandse Regering, noch de Inkoopbureaux hadden enige zeggenschap over deze goederen.
Bij deze aankopen kon vân Nederlandse zijde
slechts in beperkte mate invloed op kwaliteit en prijs
woraen uitgeoefend.
ad 3 In West-Europa stelt men andere eisen aan
consumptiègoederen als in Ame-ika. Bij de beoordeling
– van alle geïmporteerde goederen moet men er rekening
mee houden, dat deze niet speciaal voor de 1-lollandse
markt waren gefabriceerd.
ad’4. Zie ovezicht (,,E.-S.B.” van 4 Februari j.l.).
Toornamelijk levcnsmiddelen. De kwaliteit was
o.a. afhankelijk van detoestand, waarin het land van
afzending verkeerde
3).
liet Food Bureau werd ineschake1d voor het
transport door de Verenigde Staten, de, verscheping en
in verschillendé gevallen eyeneens vopr de aankoop der
goederen.
Enkele schenkingen verdienen onze bijzondere aan-
dacht. De Church of the Brethren (in
1940:
30.000 ledén)
verzamelde onder haar leden $
211.472,
waarvoor
111.925
bushels tarwe en
2.210
bushels haver konden worden
gekocht. –
De Mennonieten
4)
in de Verenigde Staten en Canada
schonken $
181.898,
welke bedragen werden omgezet in”
tarwe en tarwebloem. Verder moeten worden vermeld
giften van het Curaçaos Nationaal Steun Comité, de Suri-
naamse bevolking, •de National Clothing Collection in
Canada en het Church Committee on Overseas Relief.
Vele Reliefgoederen waren
•
bestemd voor bepaalde
dorpen, steden of getroffen gebieden. Andere partijen
werden normaal in distributie gebracht.
Doordat verschillende categorieën goederen op dezelfde
wijze verpakt en verscheept werdèn, was het noch -voor
de Nederlandse ontvangers, noch voor de consumenten
mogelijk de regeringsaankopen op juiste wijze te be-
oordelen.
Ongetwijfeld zullen er fouten zijn gemaakt. Men moet
hierbij echter in aanmerking nemen, dat het in oorlogs-
) Partijen tarwebloem in Argentinië’aangekochtdoor Zwitser-
land bleken ongeschikt voor menselijke consumptie bij aankomst
in Deliziji.
4)
In
1619
stichtten de vier broers van der Kodde in Rijnsburg
een Doopsgezinde secte, welke naar de Verenigde Staten emigreerde.
18 Febi uari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
135
omstandigheden in vreemde landen, met een beperkt
aanbod van grotendeels buitenlands personeel moeilijk
is de meest doeltreffende organisatie in korte tijd op te
bouwen.
Dankbaarheid past ons ten opzichte an die Geallieerde
landen, welke op alle mogelijke wijzen onze regerings-
instanties behulpzaam zijn geweest, en .wij mogen in
gedachten houden een uitspraak gedaan in Washington in
1944: ,.,After this war there will be some relief to Europe’s
30 millions statistically naked and 120 millions deficient
citizens. After the next war there will be re!ief from nowhere!”
Wassenaar.
1-1. J. DE KOSTER.
•
INGEZONDEN STUK.
DOLLARSCI{AARSTE EN PRIJSAANPASSINO
De beer A. Blumer te Amsterdam schrijft ons: –
Prof. J. Tinbergen komt in zijn artikel in ,,Economisch-
Statistische Berichten” van 15 October 1947 tot de
voorlopige gevolgtrekking, dat een prijsdaling van ,,Niet-
Amerika”,in dé orde van 25 pCt een verhoging van de
export van dit deel van de wereld naar de Verenigde
Staten en een vermindering van- de export van latst-
genoemd land naar de’rest van de wereld zou veroorzaken.
Hierdoor zou het probleem van het wereld-dollartekort
een mogelijkhefd van oplossing in zich houdn.
1-Jij nodigt tegelijkertijd hen, die een tegenovergestelde
mening zijn toegedaan, hun argumenten
–
hiertegenover
te stellen. 1-Jet eerste argument, dat reeds van grote be-
tekenis is en van nog groter betekenis kan worden, is,
dat dë prijsverlaging in ,Niet-Amerika”
i
ten Opzicl1te
van het hier besproken effect, ongedaan -zal worden’ ge-
maakt door protectionistische irivoertarieven van de
Verenigde Staten.
Zoals bekend, zijn die invoertarieven voor tal van in-
dustriële en luxe producten reeds prohibitief. Voor zijden
stoffen gaan zij bïjv. tot 90 pCt van de invoerwaarde. De
machtige ,,lobbies” van de Amerikaanse textielfabrikanten
pogen zelfs in dé categorieën van goederen, die met een hoog invoertarief bezwaard zijn, goederen te betrekken,
waarop het tarief veel lager is. Dat zij hiermee succes hebben
en de Europese exporteur machteloos staat, bewijst bijv.
het geval van Ide Belgische tapijten, waarvan geëist
wordt, willen zij onder het 20 pCt tarief vallen, dat zij zon der
franje worden ingevoerd, waardoor zij in de Verenigde
Staten onverkoopbaar worden. De franje doet deze tapijten
nI. in de 90 pCt categorie vallen. De politieke ontwikke-
ling in de Verenigde Staten laat het aanzien, dat deze
tendens zich eerder verscherpen zal dan verslappen,
alle internationale handelsconferenties, ten spijt. Er
bestaan immers alle redenen om’aan te nemen, dat het
indertijd sensationele ontslag van Clayton voor een be-
langrijk deel te wijten is aan de oppositie in het land tegen
elke bèlangrijke vermindering van de invoertarieven in
de Verenigde Staten. Deze oppositie heeft gezegevierd en
het republikeinse getij is haar gunstig. Prof. Tinbergen’s
veronderstelling, dat de invoertarieven in Amerika ver-
laagd zullen worden, blijkt dus geheel buiten de werkelijk-
heid te staan. De betrekkelijk geringe tariefverlagingen,
die het resultaat zouden kunnen zijn van de huidige inter-
nationale handelsbesprekingen, worden nl. reeds thans
van Amerikaansel zijde ,.verontschuldigd” door de vast-
stelling, dat hiermede geringe bedragen aan dollarinvoeren
gemoeid zijn. Dit argumént vervalt, w’anneer de voor het
dollarevenwicht nodige grotere invoer zou plaatsvinden.
Naarmate de schaarste in de Verenigde Staten in een
relatieve oveivloed omslaat en de binnenlandse’producen-
ten aldaar afzetmoeilijkheden zullen ondervinden, zal de
aandrang tot tariefverhoging nog veel sterker worden.
Men kan veronderstellen, dat de Amerikanen eerder
geneigd zullen zijn de invoërtarieven voor bepaalde grond-
stoffen te verlagen. Prof. Tinbergen wijst echter reeds
op het feit, dat de Amerikaanse vraag naar grondstoffen
niet of weinig elastisch is. Ten opzichte van deze grond-
stoffen voeren de-Verenigde Statenj trouwens een bewuste
expansionistische politiek, die er op gericht is deze grond-
stoffen elders in de wereld onder hun côntrôle te brengen
door overwegend in dit domein Amerikaanse kapitalen te
investeren en
•
deze gebieden ook politiek-strategisch
onder hun contrôle te brengen. Vaii het standpunt uit,
dat ons hier bezig houdt, is in dit verband de
Qaststelling
çan belang, dat deze politiek tot resultaat heeft, dat de dollar-
baten iobrtspruitende.uit de ontginning ian deze grondstoffen
en hun uitooer naar de Verenigde Staten hierdoor inbeang-
rijke mate perminderen.
Niet alleen zien wij, zoals in
Griekenland, dat de Amerikaanse concessies (van lood-
mijnen bijv. tegen 1 dollar per ha – volgens ,,Econo- –
mische Voorlichting” —) tegen uiterst lage prijs wordèn
gegund, omdat zij als tegemoetkoming voor andere cre-
dieten worden opgevat, maar tevens moet een belangrijk
deel der dollarbaten ‘direct naar de Verenigde Staten
terugvloeien als royalties, dividenden, rente, salarissen en
p,ensioenen.
In veel beperkter mate vindt deze politiek echter ook
haar uitdrukking in de industriële pi’oductie. Ok hier
vinden reeds belangrijke Amerikaanse investeringén
plaats, maar dan vooral in gebieden, die totaal of over-
wegend in de Amerikaanse machts’feer zijn betrokken. Wij denken hier in de eerste plaats aan Japan en West-
Duitsland. In
•
deze gebieden kunnen de Amerikanen
door hun contrôle over productie, invoer en uitvoer en
vooral door hun rnanipulaties met de export-mark, resp.
-yen
een dergelijk verregaand ingrijpen in het handels-
verkeer verwerkelijken, dat hierdoor reeds een aûtoma-
tisch herstel van het evénwicht van de wereidhandel
langs de ‘weg’ van kostprijsveranderinigen in landen zoals
Nederland zeer grote hinderpalen in de weg worden gelegd.
-De waarde van de export-mark varieert in West-
Duitsland voor verschillende goederen van 24 dollar-
centen tot 120 dollarcenten. Deze laatste prijs geldt,
zoa]s in het Belgisch memorandum wordt vermeld, bijv.
voor de Duitse chemitche producten, waarvan een ge-
forceerde export door lage prijzen een ongewenste concur-
rentie voor Britse en Amerikaanse belangen zou ver-
tegenwoordigeh. Voor andere artikelen, waarvan de export
uit Duitsland een dollarbaat voor de bezettende autori-
teiten oplevert; die zwaarder weegt dan de waarschijnlijk
voor die goederen minder klemmende con currentie-
overwegingen, is de waarde van de export-mark veel
geriner. Er zou over dèze financieel-commerciële politiek
nog’ veel meer te zeggen zijn, maar wij willen ons hier
bepalen tot die feiten, die direct van betekenis zijn voor
het herstel van het wereld-dollar evenwicht. In dit ver-
band verdient de differentiële prijs voor export-kolen (die
in dollars moet worden betaald) en kolen voor gebruik
van de West-Duitse industrie zeer zeker de aandacht.
Ook hier wordt de kostprijs vai de dollarexporten uit
West-Duitsland door willekeurig ingrijpen in een voor do. andere exporterende landen hoogst onvoordelige verhou-
ding gebracht tot hun eigen kostprijs.
De twee argumenten tegen de redenering van Prof. J.
Tinbergen, die wij in het voorgaande naar voren hebben
gebracht, komen dus eigenlijk op de vaststelling neer,
dat wij niet, zoals nodig is voor die redenering, in een min
of meer liberale wereldeconomie ‘leven, waarin prijs-
verhoudingen automatisch het handelsverkeer bepalen en
waarin deze prijsverhoudingen zuiver economisch tot
stand komen, maar in éen wereld waarin monopolieerhou-
dingen en machtige politieke inmenging dit beeld totaal
yerstoren.
Prof. Tinbergen haalt zelf reeds een voorbeeld
aan van’ deze politieke factoren, wanneer hij terloops op-
merkt, dat de suikermarkt in belangi’ijlJe mate een poli-
tieke zaak is. Het belangrijke in dit opzicht is, dat juist
de .Amerikaanse politiek, die in een groot deel van fle
wereld zo machtig en beslissend is, o.a tot consequentie
–
136
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1948
heeft, dat de oorzaken, die tot het dollartekort aanleiding
geven, eerder versterkt dan verzwakt worden.
Maar tot nu toe hebben wij. slechtg één kant van de
zaak bezien, nl. de versterking van de dollarpositie van het
exporterende ,,Ni’et-Amerika” inevolge eventuele prijs-
verlaging. De andere kant is de versterking van deze
dollarpositie door een eventuele vermindering van invoer
uit de Verenigde Staten, die het gevolg zou kunnen zijn
van deze prijsverlaging. In de eerste plaats moet, wil een
dusdanig effect kunnen plaats vinden,
het aanbod Pan
betrokken niet-doltargoederen i’oldoende elastisch zijn.
In
de huidige verhoudingen, is hiervan voor een groot
aantal essentiële goederen geen sprake. Hiervoor zou de
bini’ienlandse productie der West-Eurôpese landen aan-
zienlijk moeten worden opgevoerd, alsmede en vooral hun
productiecapaciteit. De vooruitzichten in dit opzicht
zijn niet gunstig, als men bijv. alleen al rekening houdt
met het feit, dat bij de opstelling van het Parijse rapport
over het Marshall;plan uitdrukkelijk alle uitbreidings-
plannen ter zijde werden geschoven en slechts overleg is gepleegd over de volledige benutting van de huidige
productiecapaciteit. Men kent ook in het kader van de
Benelux-plannen de f11e oppositie van de Belgische staal-
producenten tegen de uitbreiding van de Iederlandse
capaciteit op dit gebied en het wantrouwen, dat algemeen
in België leeft ten opzichte van de Nederlandse industriali-
satieplannen. Tevens is de financiële en binnenlands-
politieke toestand in de meeste landen van die aard (ook
in ons land, niettegenstaande het ,,verguldsel dat gekocht
is met buitenlandse leningen”
1);
dat de vooruitzichten
voor verdere productiestijging ongunstig lijken en eerder
rekening moet worden gehouden met zeer ernstige crisis-
verschijnselen.
De enige reële mogejijkheid op korte termijn voor dollar-
besparing door besnoeiing van de importn uit de Verenigde
Staten ligt, dan ook in een drastische uitbreiding vaft de
inter-Europese handel, met inbegrip van die delen van’
Europa, die de waren kudnen leveren, waarvan het aan-
bod in VlTest-Europa onvoldoende is, met name Oost- en
Zuid-Oost-Europâ. 1-let herstel van West-Europa is
in de gegeven omstandigheden, zonder Oost-Europa,
inclusief de Sowjet-Unie, onmogelijk.
Was aanvankelijk in de jaren 1945-1946 geen export-
overschot van betekenis voorhanden in die landen, thans
blijkt evenwel, dat de steénkoolexporten van Polen en
de graanexporten van de Sowjet-Unie zeer snel stijgen,
terwijl Tsjechoslowakije en Polen aanzienlijke hoeveel-
heden machines afleveren en uit de Balkanlanden en
1-longarije grondstoffen en landbouwproducten voor
export vrijkomen.
Een gunstige factor voor de export uit de West-Europese
landen naar Oost-Europa is de politieke en economische
boycott van de Verenigde Staten,
aaa,’door de Amerikaanse
concurrentie in deze landen ontbreekt.
Door de Engelse en
andere regeringen wordt dit ook wel gevoeld en er vinden,
zowel met de Sowjet-Unie als de Oost-Europese landen,
onderhandelingen plaats, die ongetwijfeld effect zullen
sorteren, of die reeds effect g’esorteerd hebben. Zweden
en Denemarken zijn in dit opzicht voorgegaan. De moge-
lijkheid, dat de verwezenlijking van het Marshall-plan een
– politieke ‘én economische
–
boycott van de Oost-Europese
landenzou inhouden, moet dan ook als een bedreiging
voor de levensbelangen van de West-Europese landen
worden beschouwd.
De opvoering van eigen productie blijft echter priori-
teit eisen en de waarde van elk sociaal-edonomisch en politiek programma zal bepaald worden door de mate,
wakrin deze maatregelen bevat, die op- dit gebied doel-
treffend blijken te zijn .Ook de Marshall- en Benelux-plannen
zullen vôÔr alles ‘aan deze strenge rechter genoegdoening
moeten geven.
Wat thans iekend is van de Amerikaanse, plannen,
1)
Zie ,,De Industrie” yan 15 October 1947, blz. 359.
wijst echter in een andere richting. Het veto over het
Europese scheepsbouwprogramma en de stopzetting of
drastische beperking van schroo’t- en ijzerleveranties
zijn een slag, voor ëssentiële Europese productietakken.
De tendens om afgewerkte en ook ‘vele non-essentiële
producten te leveren w’erkt eigen Europese industriali-
satie tegen.
In deze beschouwing hebben wij ons willen bepalen
tot het economische effect van het prijsver1agingsprogrm-
ma van Prof. Tinbergen. Wij zijn tot de slotsom gekomen,
dat deze prijsverlaging
als zodanig,
in de verhoudingen
der voor ons liggende periode, niet tot een herstel van het
dollarevenwicht zal bijdragen. Er zijn echter ook sociale
consequenties aan dit program verbonden, die voor de
bevolking wel het zwaarste zullen wegen
2),
maar die hier
onbesproken moeten blijven.
Naschrift.
De heer Blumer herinnert ons aan enige afwijkingen
tussen het beeld van de vrije markten en de werkelijk-
heid. Hij wijst ‘op de protectionistische tendenties in de
Verenigde Stateii en op de kapitaalsinvesteringen door dit
land in grondstoffen producerende landen. Beide zijn
realiteiten. Doch ten aanzien van het eerste punt kan
gewezen worden op het ‘sterker zijn – in vergelijking tot
de jaren na 1920 van de anti-protectionistische stro-
mingen in Amerika. De onderhandelingen in Genève
hebben geleid tot een, zij het zeer matige, verlaging der
Amerikaanse tarieven:, Ook in Republikeinse kringen
voltrekken zich zekere wijzigingën van inzichten, zodat
nog niet te zeggen is, of liet protectionisme in de toekomst
zal toenemen.
En wat de grondstofbehoefte betreft: het feit, dat deze
in toenemende mate in het buitenland moet worden ge-
dekt, betekent voor dat. buitenland een voordelig’verschil
met
–
de periode omstreeks 1920, ook w’anneer de Verenigde
Staten dat voordeel w’eten te beperken door. hun sterke
kapitaalspositie.
Overigens kan de vraag worden gesteld, welke quanti-
tatieve betékenis aan deze beide factoren moet worden
toegekend. De heer Blumer doet geen poging deze te
schatten. Nader onderzoek zal hiei’ nuttig zijn.
De heer Blui’ier wijst voorts op de,inelasticiteit van’het aanbod in de niet-Amerikaanse landen. Op de korte baan
bezien is deze er; doch mijn artikel had betrekking op
de ontwikkeling op de duur en dan meén ik, dat deze
factor zijn betekenis verliest.
– Herstel van vest-Europa is niet mogelijk zonder
Oost-Europa, -meent de heer Blumer voorts. De waarde
van deze stelling hangt af van wat men ,,mogelijk” noemt. Door sommigen wordt dat herstel als wèl mogelijk zonder
Marshall-hulp beschouwd. Zij, die deze mening poneren,
zien mogelijkheden, die ondergetekende niet ziet. Z.i. kan
toegegeven worden, dat ontwikkeling van een verkeer
met Oost-Europa voor West-Europa van belang is.,,
Verkeer met de Verenigde Staten is echter van nog meer
belang; want herstél zonder hulp van dit 1aatse land zal’
zeer moeilijk rijn.
J. T.
‘) Prof. J. Tinbergen merkt ni. op, dat men ,,meer ‘en meer
hoort van industrietakken, waarin het kostenpeil in dc, verenigde
Staten lager ligt dan buy, in Europa, ondanks de veel hagere lonen
aldaar”. Men kan zich afvragen, met welke offei’s de kostenver-
laging van 25 pUt dan in Nederland zou moeten worclen.gckocht en welke verontwaardiging over ,,Europese dumpin
–
g” in Ameri-
kaanse protectionistische kringen hierover zou worden ten beste
gegeven. , ..
INTERNATIONALE NOTITIES.
BELGIË EN HET DOLLARPROBLEEM.
Nadat ten gevolge van de opchorting van de inwissel-
baarheid van het pond sterling, in Augustus (1., ooit voor België een dollarbron had opgehouden te vloeien, is men
in België aan het werk gegaan om den oplossing te vinden
18 Februari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
137
voor het dreigende dollartekort. In het algemeen kan men
daarbij.drie wegen bewandelen: de export naar dë Ver-
enigde Staten stimuleren, de import vandaar beperken en
beide tegelijk.
Stimulering van de export sluit op het bezwaar, dat de
Verenigde’Staten een zo gevarieèrde productie kennen, dat,
behalve op het gebied van sommige grondstoffen, buiten-
landse producten daar te lande direct in concurrentie
treden met de Amerikaanse. Toch heeft van België ilit
export naar de Verenigde Staten plaats. Ruwe en geslepen
diamanten, tapijten, linnen en katoenen weefsels-konijnen-
vellen, halffabrikaten van ijzer en staal en, vooral na de oor-
log, kunstzijden weefsels behoren tot de naar de Verenigde Staten geëxporteerde producten. Van deze artikelen springt
het belang van diamanten in het oog, omdat, naar een be-
richt in de ,,Agence Economique et Financière” van 29
Januari jl., ongeveer de helft van de Belgische export naar de
Verenigde Staten uit edelstenen bestaat. Een
–
product met
grote mogelijkhedèn schijnen kunstzijden weefsels te zijn:
ce produit”, aldus hetzelfdë blad van 9 Februari jl.,
,,ne contient qu’un pourcentage réduit, environ 15 p.c.,
de mâtières importées”. In 1946 heeft de export van dit
product de tegenwaarde in dollars opgebrâcht van 130
millioen francs, in 1947 100 millioen.
België ziet zijn exportkansen nar de Verenigde Staten
liggen in die artikelen ,,incorporant beaucoup de main
d’oeuvre et de préférence du travail d’artisans, la produc-
tion massive des usines amériöaines
50
prêtant moins &
de telles fabrications”. In dit verband is het van belang,
dat aan het loonpeil bijzondere aandacht wordt besteed.
Beperking van de import uit de Verenigde Staten zoekt
België door paal en perk te stellen aan het binnenkomen
van luxe goederen. Verder door onmisbare goederen elders
te btrekken. In dit licht moeten België’s pogingen worden
gezien om’ graan uit Rusland te betrekken – ,,New York
Herald Tribune” van 23 Januari ji.— alsmede het handals-
verdrag, dat met Groot-Brittannië zie ,,The Financial
Times”
•
van 7 Februari’ jl. – werd overeengekomen. Vol-
gens dit ‘verdrag zou Groot-Brittannië steenkolen aan Bel-
gië leveren in ruil voor o.a. ijzer en staal, in hoeverre de
financiële clausules van het verdrag met Gro’ot-Brittannië aan België, eveoals onder de vigueur van de inwisselbaar-
heid van het pond sterling, mogelijkheden’ openlaten om
—aan dollars te komen, is nog niet bekend.
In elk geval echter geven èn de aandacht, die men geeft
aan de export naar de. Verenigde Staten, èn de overeen-
komten met Rusland en Groot-Brittannië blijk van de
moeite, die men in België doet om het dollarprobleem tot
hanteerbare proporties terug te brengen.
DE ORAANP1UJZEN IN DE YERENIGDE STATEN.
De daling van enkele belangrijke goederenprijzen (waar-
onder graan), die in de laatste tijd heeft plaats gevonden in de Verenigde Staten, heeft allerwege de aândacht ge-trokken. Of zij al dan niet de inzet is van een omslag, is
nog moeilijk te zeggen. ,,The Financial Times” van 6
Februari jl. heeft een aantal factoren opgenoemd, die de
recente daling enigszins verklaren. Allereerst is daar het feit, dat in het algemeen de oogst-,
rapporten voor 1948 nogal gunstig zijn. 1h Europa is het
bebouwde areaal gr-oter dan verleden jaar. In- Argentinië
schijnt de opbrengst in 1948, ondanks een kleiner areaal,
groter te ‘zullen worden dan in 1947. in Atfstralië heeft
achteraf de tarwe minder van de regens geleden dan oor-
spronkelijk werd verwacht. Ook de oogstvooruitzichten
in de Verenigde Staten zijn beter dan het zich 2 â 3 mâan-
den geleden liet, aanzien.
Voorts schijnen enkele landen er van af te zien om grote graanvoorraden aan te leggen, omdat zij op een prijsdaling
hopen. ,,Their policy at the moment”, aldus ,,The Finan-
cial Times”, ,,is to live from hand to mouth using other sources of supply in the hope that the argentine market
will fali”.
Een derde factor is gelegen in het feit, dat in de laatste
tijd verschillende landen, zoals Groot-Brittannië, België,
Zweden, Noorwegen en landen in ZO-Europa, graan-
contracten hebben afgesloten ‘met Sovjet-Rusland. Ook
is ,,grain now moving steadily….from the southern
hemisphere under long delayed argentine contracts and
from the good Australian crop”.
Tenslotte is er het behngrijke feit, dat Oost-Azië,
waaronder Indonesië, weliswaar nog met rijsttekorten te
kampen heeft, maar dat enige verbetering in de rijstpositie
schijnt te mogen worden verwacht. Dit zal een gunstig ef-
fect hebben op de tarwepositie: Zoals gezegd, is het nog te vroeg om uit te maken of de
ingetreden prijsdaling het begin is van een omslag. Met
name zullen in ‘Juni van dit jaar de oogsten in Europa en
op het Zuidelijk halfrond (excl. Argentinië) achter de rug
zijn. Dan zal men weer in hoge mate afhankelijk zijn van
de Noord-Amerikaanse markt. ,,That will be the time to
judge whether the price trend bas really turned”.
DE BEVOLKING VAN AUSTRALIË IN 1947.
In de ,,Monthly summary of Australian conditions”
van. 16 Januari jl. worden enige voorlopige gegevens ge-
publiceerd over de in Juni 1947 gehouden volkstelling,
w’elke tt eendrietal punten zijn terug te brengen.
De bevolking van Australië vertoonde over een tijd:
vak van 26 jaren een toeneming van slechts ruirp 2 mil-
lioen zielen; het totaal inwonertal, exclusief de oorspron-
kelijke bevolking, bedroeg nl. in’ de jaren 1921, 1933 en
1947 respectievelijk 5.435.734, 6.529.839 en
1
7.580.820
personen. 1-let accres gedurende de periode 1933-1947
.
is voor slechts 61.314 personen ‘toe te schrijven aan netto-,
immigratie, tegen 313.601 personen in de jaren 1921-1930.
Zelfs wanneer in aanmerking wordt genomen, dat zich in
de eerstgenoemde periode zeven oorlogsjaren’bevinden, is
het aantal immigranten zeer gering. Gezien het feit, dat
Australië volgens de meest voorzichtige schattingen be-
staa’nsmogelijkheden biedt aan 12 tot 15 millioen inwoners,
is het begrijpelijk, dat bevoriering der immigratie als een
zaak van nationâal belang wordt beschouwd.
De werkende bevolking vormt momenteel ruim 42
pCt van de totale bevolking, tegen 33 pCt in 1933 en 39 pCt
in 1939. De stijging van.het pei’centage in de laatste jarén
is o.a. het gevolg van het gebrek aan arbeidskrachten
waarmee Australië ,thans, evenals vele andere landen,
heeft te kampen. Een verontrustend feit is het toenemende
aantal’ werknemers bij overheids- en semi-overheids-
instellingen, dat -in 1933 14 pCt van de werkende bevol-
king bedroeg en in 1947. 17,5 pCt.
Sedert 1933 heeft zich de bevolkingsverschuiving van het platteland naar de steden voortgezet. De bevol-
kingsverdeling tussen hoofdsteden, overige steden en platteland heeft zich nl. gewijzigd van resp. 47, 17 en
36 pCt, in 1933 tot 51, 18 en 31 pCt in 1947.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Verschuivingen op de geld markt kwamen in de afge-
lopen week vrijwel niet voor, zodat in de marktnoteringen
weinig verandering kwam. Over het algemeen is er aanbod.
van schatkistpromesscri, waarschijnlijk met het doel om
door ruiling in jaarpapier de ,,lege” Februarimaand van
het volgende, jaar op te vullen, zodat de marktdisconto’s’
vrij hoog zijn. Alleen Juli-papiéf, dat ook niet- zo ruim
aanwezig is, was tegen
/8
pCt gevraagd, doch overigens
werden Mei-papier en alle langer lopende termijnen tegen
1/
16
pCt verhandeld, waarbij de omzetten echter zeer
gering waren.
De aandelenmarkt vertoonde in de afgelopen week een
daling, waarschijnlijk vooral onder invloed van het prij-
verloop op de Amerikaanse goederenmarkten. Indien ‘de
daar te lande ingezette prijsdaling resulteert in een al-
138
ECONOMISCFÎ-STATISTISCHE BERICHTEN
‘
18 Februari 1948
gemene prijsverlaging op de interna’tionale markten, zaP
dit vermoedelijk op de expprtkansen en de exort,winsten
van de Nederlandse industrie een ongunstige invloed
hebben, temeer omdat de vraag naar onze exportproducten
in het algemeentamelijk elastisch blijkt te zijn
1).
‘Wan-
neer hier nogbijkornt de werking van de Marshall-hulp’
voor Nederland met haar deflatoir effect, dat wellicht
niet ten volle door met geldshepping gefinancirde over-
heidstekorten wordt gecompenseerd, dan is er alle aan-
leiding om een verlaging, van het huidige, prijs- en winst-
niveau te verwachten. . Een verlaging van het koerspeil.
voor aandelen lijkt dan ook niet tot de onmogelijkheden,
te behorën.
In de afgelopen week werd de handel in3 pCt Groot-
boekschuld 1946 opengesteld,- waarbij het aanbod, zoals
te verwachten was,. de vraag bij de gefixeerde minmum-
,
koers van 98 pCt aanzienlijk bleek te overtreffen. Aan-
gezien de kopers van 3 .pCt Grootboekschuld deze niet
voor belegging mogen gebruiken, zullen zij slechts .deze
staatsschuld aankopen, indien zij reeds aanslagen in de
bijzondere heffingén, of zekerheidsstellingen hebben te
betalen. Anders zullen zij ongetwijfeld andre staats-
fondsen kopen, waarmede zonder koersrisico 3 pCt rente
kan worden gemaakt. Naarmate dus de belastingadmini-
stratie vordert met de regeling der aanslagen in dc bij-
zondere heffingen, zal een toeneming vdn de vraag naar
.
3 pCt Grootboeksôhuld’kunnen wordeji verwacht, waar:
d
oor de weg tot het verkrijgen van vrij geld v’oor de
houdersan deze staatsshuld ruimer zal worden gepend.
Ter oriëntering omtrent het koersverloop op de aan-
delenmarkt mogen onderstaande noteringen gelden.
6 Febr. .13 Febr.
1948
1948
A.K.0.
…………………..
1911
182
–
v. Berkel’s Patent
…………..
125k
1231
Lever Bros. Unilever C.v.A
…..
319k
305
Philips G.b,v.A
………………
389
390
Koninklijke Petroleum
………..
.352
345
H.A.L.
……………
……….
220
.
219
N.S.0 .
……………………
186
184*
H.V.A. ……………………
246*
243*
Deli Mij. C.v.A .
……………
185
195*
Amsterdam Rubber
………..
. – 175k
‘ 173
‘)
Zie het artikel van Prof. Dr J. Tinbergen en Dr P. C. van
Traa in ,,E.-S.13.” van 4 Februari ji.
•
STATISTIEKEN.
–
DE NEDE1LANDSC11E BANK.
(Vnnrnmsf
oosten In – duizenden euldens).
0
E.
0)
0
0
0)
cd
0
P
O
o
0.0
Pq
30 Dec. ’46
700.876
4.434.786.
100.816
103
153.109
5’Jan. ’48
610.931
172.974
72.831
2.005
151166
12
’48
,,
584.182
167.510 98.206
2.005
149.971
19
,,
’48
584.220 171.578
94.213
2.005 150.304
26
,,
’48
584.254
138.706 195.943
2.005
150.663
2 Febr.’48
583.958 232.537
139.961
2.005
148.810
9
’48
,,
584.022
246.137 114.698
2.000
150.114
16
,,
’48
580.885
235.166
102.100
‘2.000
152.524
0
.
Saldi in rekening courant
o
0
0
.
.
E,
0
.0
0cd
.0
Cd
0))
30 Dec. ‘461
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
5
Jan.
‘481
3.005.753
716.463
51.309
41.998
513.506
12
’48
2.958.385
741.444
97.088 43.070
490.014
19
‘481
2.915.131 821.129 92.984
.
35.736
484.145
26’481
,,
2.911.251 856.524 101.714 35.806 508.673
2 F ebr.’481
2.953.413
909.063 70.084
39.930
475.005
9
‘
48
1
2.921.575
946.746 73.679
35.757
462.176
16
‘481
2.900.739
992.899
42.372
28.993
476.015
DE NEDERLANDSCLIE BANK.
–
Verkorte balans op 16 Februari 1948.
Activa.
TiSSels
, pro-
Ç
I-Ioofdbank f
–
Bijbank
2.000.000,-
schuldbrieven
Agentsch.,,
in iscon
f
2.000.000,-‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 vanhet Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsbiad No.
F204)
Schatkistpapier, door’de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van-26 Februari 1947 :
…
………….2.000.000.000,-
Beleningen: –
Hoofdbank f 141.803.012,90 ‘)
– (mcl.
voor-
schotten in re-
Bijbank
,,
266.787,12
kening-courant
op onderpand) – Agentsch
10.453,932,85
f 152.523.732,87,
Op èffecten, en ………….’, 151.518.603,90 ‘)
Op goederen en celen
1.005.128,97
152.523.732,87
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet 1937) …………………………..
–
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……..f 578.079.403,03
Zilveren munt; enz. ……..2.805.334,70
580.884.737,73
Papier op het buitenland
– – f 255.165,600,-
Teioed’ bij correspondenten In
het buitentand ………. ..
97,145.133,46
Buitenlandse betaal-
middelen ……………. ..
4.954.533,21
–
•
–
,
–
357.265.266,67
Belègging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
……………………………. …
.81.329.352,4′!
Gebouwen en inventaris
……………… ..3.500.000,-
Diverse rekeningen
…………………. ..120.108.460,23
1 4.797.611.549,91
– Passiva.
Kapitaal
……………… …………… f
20.000 000,-
Reservefonds ………… …. ….. ……. ..12.452.579,46
– Bijzondei-e reserves ………………………32.247.868.69
Pensioenfonds ………………………. ..16.838.449,66
Bankbilietten in’ omloop (oude uitgiften) …. ..124.556.405,-
Bankbiljetten In omloop (nieuwe uitgifte) ..,, 2.900.738.840,-
Bankasslgnaties in omloop ………………..67.291,53
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
…….f 992.898.730,38
Geblokkeerde saldo’s van
banken
……………’,
42.372.028,18
Geblokkeerde saldo’s van
anderen. ………….. ..28.993.259,99
Vrije saldo’s
………. .. 4 76.015.164,03
1.540.279.182,58
Diverse rekeningen
.
……………………150.430.932,99
14.797.611.549,91
‘) Waarvan schatkistpapier rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen
……….t
–
1)
Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99) . ,,
39.529.875,-
Circulatie der door de Dank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten …….150.472.848,50
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
,
Cd
‘i
0
.0
”
o)
0
._•,
‘
5.
,
0
•
–
25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,4
28 Jan. ’48
0,2
1.399,2
1.400
1.269,0
131,3
4 Febr.’48
0,2
1.349,3
1.350
1.257,6
92,6
11
Febr.’48
0,2
1.349,2
1.350
1.247,0
103,2
–
Other securities
Deposits
–
’00
00
o2!
0)0)0
•’
0
–
‘
0
00)
Is
•
.
Ps
Dec. ’46
1,3
311,8
13,6
15,8
346,5
10,3
278,9
28 Jan. ’48
0,3
–
241,6
12,7
32,7
400,2
16,3
290,8
4 Febr.’48
0,3
286,5
11,9
28,4
401,4
23,4
283,7
11
Febr.’48
–
0,2 276,0
10,6
•
23,8 395,4
17,3
285,8
–
–
De Vakgroep ,Groothande1 in Eieren”, roept
sollicitanten op voor de functie van
secretaris
der vakgroep. De voorkeur wordt gegeven aan
een Landbouwkundig-Ingenleur, Mr. in de Rech-
ten, of Academisch opgeleid Ecoiaoom.
Sollicitaties zo spoedig mogelijk te richten tot
Ir. M. M. v. Hoffen, Parkstraat 4A, ‘s-Graven-
hage.
N.V. LEIDSCHE TEXTIELFABRIEKEN
GEBR. VAN WIJK & CO. TE LEIDEN
zoeken een
ASSESTENT VAN D DIRECTIE
voor de coördinatie van afdelingen.
–
Vereist: Organisatorisch vermogen
en begrip van leiding geven. (
j
e
degen kennis en ruimt trvaring op
1et gei.i’ed der moOer•e commer-
ciële er bedrijfsadministratie. Ver-
trouwd metstatistiek en documen-
tatie. Goed stylist en behoorlijke
talenkennis in woord en geschrift.
Bij voorkeur Drs. Ee. of opleiding
van gelijk niveau. Leeftijd 30-38
jaar. Voor prima kracht ruim
salaris en winstaandeel. Candida-
ten zullen eventueel worden on-
derzocht op 5 April – .l948door
de NEDERLANDSCHE STICH-.
TING VOOR PSYCHOTECHNIEK,
Wittevrouwenkade 6 te Utrecht.
Eigenh geschr Dr m voll mi en twee pasfoto’s
(van voren ennp7rj aan Adv Bur ALTA te Utrecht
vOOr 13 Maart In linKerhovenn van or.. totos en
enveloppe: E.S.B.-5112 met naam, adres en leeftijd.
Jurist/Econoom
Bankinstelling te Amsterdam, klein personeel,
sterk op het buitenland georiënteerd, vraagt
voor spoedige indiensttreding
Jurist of Econoom,
met behoorlijke kennis van- resp. aanleg voor
moderne talen. Leeftijd 25-35 jaar. Enige erva-
ring op bankgebied gewenst. Bij gebleken ge-
Schiktheid, goede salariëring en . vooruitzichten.
Br. onder no. ESB 1142, bureau van dit blad,
postbus 42, Schiedam.
1•J
18 Februari4948- – – – •.ECONOMISCH-S1
4
ATISTISCHE BERICHTEN
– ..
–
139
.
..
1
NITIONALE BANK VAN
BELOIË.:.
-.
(Voornaamste Posten In miflioenen francs.
–
•
ct
.
1•
‘
cel,.
.,
Data
UW
._._
4
0
PQ
a
26
Dec.
1946
32.226
5.648
4953
214
698
49.158
8 Jan.
1948
25.729
12.700
7.729
922
723
52.602
15
,,
1948
25.688
12.848
7.698
836
752 51.927
22
,,
1948
25.727
13.211
7:004
675 775
51.992
29
1948
25.980
13.307
7.084
799
793
52.562
5 Fbr 1948
25.980
12.689
8.159
804
721
52.577
12
,,
1948
25.546
12.807
8.018
605
.
732
52.626
Rekening-
0
courant
saldi
Data
0
5 11
.0
0
o
1
”
o
5.0
_—J—_
__
26 Dec.
1946
637
159.377
72165
1
4.482
614
8 Jan.
1948
637
168.211
80.476
5
5.667
501
15
,,
1948
637
167.368
79.813
5
5.552
500
22
,,
1948
637
167.064
79.442
6
5.738
500
29
,,
1948
637
168.047
79.736
6
6.397
499
5 Febr. 1948
637
168.477
80.790
3
5.772
499
12
,,
1948
637
167.887
80.160
1
5.805
498
•’) Waarvan 10.493 millioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (l3esluitwet no. 5 van 1-5-1944).
) Waaronder begrepen de post ,,Emisslebank te Brussel”. ten
bedrage van 64.597 millioen fres.
‘) Deze poqt omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.
FEDERAL RESERVE JIANKS.
(Voornaamste Oosten in millioenen dollars).
?sletaalvoorraad
Data
Other
U.S. Govt
Totaal
Goudcer-
cash
•
securities
tificaten
31 Dec.
1946
1
18.381
1
1.7.587
268
23.350
23 Jan.
1948
1
21.588
1
20.895
376
21.540
29 Jan.
1948
21.656
1
20.965
381
21.987
5 Febr. 1948
21.700
j
21.008
372 20.523
F.R.-bil-
Deposito’s
Data
Jetten in
ilfember-
circulatie
Totaal
Govt
31
Dec.
1946
24.945
1
17.353
1
393
16.139
23 Jan.
1948
24.278
1
19.516
1
1.268
17.334
29 Jan.
1948
24.159
t
20.137
1
1.945
17.305
5 Febr. 1948
24.148 18.675
616
17.084
ZWEEDSE RUKSBANK..
(Voornaamste posten In millioenen kronen).
Melaal
Staatsfondsen
•
•
0
‘0.
E
Data
a-
0
‘
CQ
‘-o
1
.
P
.n
000
31 Dec.
1946
[
839
532
1.544
504
t84
94
182
23 Jan.
1948
1
231
147
2.490
1
443
145
–
182
31
Jan.
1948
1
229
145
2.520
436
146
–
182
7 Febr.1948
[
229
145
2.5541
438
149
–
182
Deposlto’s
–
n
.9
– – —
Direct opvraagbaar
–
–
Data
‘
.
:•
d
‘0
-.
31 Dec.
1946
23 Jan,
1948
1
St
lan.
1948
12.734
7 Febr. 1948
[2.877
2.606
2.611
875
875
776 898
706 658
613
673
94
136
89
150
230
68
68
68
174 176 178
207
7
4
4 4
Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 23 Febr. a.s. in het bezit te
zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam
FOTOGRAFIE
Wegens vertrek naar buitenland ter overname ge-
vraagd mod. le klas fototoester en 8 of 16 mm. smal-filminstallatie. Br. lett. N.B.C., Nijgh & van. Ditmar,
Parkstraat 27, Den Haag.
1
‘
WfIV(((UIt
–
y
..
BRUi ZEEL’FBIÈKEN
•
vragen
ZELFSTANDIG .’ •
»
ASSISTENT VÂN DE DIR[CTIE
bedoed om de
daeIiÏlse
Iei-
ding van het Oost-Indisché
bedrijf in Zaandam op zich te•
nemen. CommerciëIeen orga–
–
–
nisatorische ervaring en tech-
nisch. inzicht vereist. Leeftijd
30-40 jaar..
Mei de hand geschreven sollicitaties
waarin volledige beschrijving van loop-
baan, enz.–
onder
bijvoeging
vart pas:
toto te richten aan de
Md.
Personeel-
zaken
van
BRUYNZEEL-DAJAK HOUTBEDRUVEN N.V.
‘ZAANDAM
S.v.p. motto
,,Borneo’
op brief en enveloppe.
Financiële insteijing vraagt voor spoedige in-
diensttreding
jurist
leeftijd niet ouder dan 40 jaar.
Vereisten: ervaring op advocatenkantoor of
grote bankinstelling, benevens behoorlijke
talenkennis. Salaris nader overeen te komen.
Er. onder no. 3239 Z.B. aan Adv.-Kantoor de
Euss, Rokin 60, Amsterdam-C.
Verkrijgbaar bij de
-.
Nederlundsch Amerikaansche Kamer vi Koophandel
de Lairéssestraat 13, Amsterdam – Tel. 98727
Ter, perse Publicatie nr. 3:
U.S. (Federal) Tox Legislotion
since 1940 by George F. James, Tax Counsel
– Standard. Vacuum OiI Company, New York.
Prijs f
230
.(leden 50%-reductie).
—
–
Bestellingen kunnen reeds worden opgegeven.
Abonneert U op
DE
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hennip-
man, Prof. P. B. Kreukniet, Th. Ligthart, Prof.
N. J. Polak, Prof. J. Tinbergen, Prof. H. M. H.
A. van der Valk, Prof. C. A. Verrijn Stuart, Prof.
G. M. Verrijn Stuart, Prof. Mr. F. de Vries.
Abonnementsprijs
f
22,50; franco p, post
f
23,30;
voor studenten
f
19.—: franco per post 119.80.
Abonnementen worden aangenomen door den
boekhandel en door de uitgevers
DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM
Verliesposten Voorkomend Systeem
bestaande uit 4 Diensten
–
V.V.S.-
Het V.V.S. is een onmisbaar hutpmiddcl bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan.
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
1
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Van der Graaf & Co’s bureaux voor den handel N.Y.
Amstelstraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (5 lijnen)
Ondernemersorganisatie te Amsterdam,
inter-
nationaal georiënteerd, zoekt een
jong econoom
voor haar secretariaat.
.
–
Brièven met ‘vermelding varivofledfge lvens-
loop en referenties onder nummer ESt 1148,
bureau van dit blad; Postbu42; Schiedani*
Bankinstelling te Amsterdam
zoekt voor haar
Efectenafdeling een
ervaren kracht
in staat om leiding te geven. Leeftijd ongeveer 40
jaar. Brieven onder no. 3235 IJ. X. aan Adv.-
Kant. de Bussy, Rokin 60, Amsterdam- C.
Economisch: Statistische
Berichten
Adres .voor Nederland: Pieter de Hobchstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro: 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitsiraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s.
Rotterdam (W).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
/
26* per jaar,
voor Bel gi./Luxemburg
/
28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige landen f 28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.
Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor’ Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
AOvEaTENTLES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Raven ’41,
Schiedan2 (Telefoo.
69300, toestel 6). • – – ••
Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.