1
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
1
0
Berl
‘bchten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL; NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 23 JULI 1947
No. 1576
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H. Tv. Larnbers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M. H. A. r’an der Valk; F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
LNI{OUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze
week
……….
583
Uit
buitenlandse,bron ………………
583
Nationalisatie
vaii
De
Nederlandsche
Bank
door
Prof.
Dr
P.
B.
Kreukniet………………….
584
liet huurprohieern door
Mr J. IVilkens …………
585
Het rederijbedrijf door
C.
Verrney
…………….
586
De internationale goedeienpoliLiek door G.
Greidanus
588
Overheid en industrie in Engeland door
H. J. Groe-
neuelt
………………………………….
591
Ingezonden
stuk:
Verplichte aansluiting van Openbare diensten en bedrijven
l)ij
de
publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties
door
J.
Ilosper,
niet
naschrirt van
Mr 11._t. Foper
……….
.
59
A a ii t e le e n
i
n g:
Neilerlaiid
en Iiidoiiesii
als
economische een Ii clii
……..
593
Internationale
notities:
Verhoging van de steenkoolprijs in de Verenigde Staten
594
Engelse
arbeidsconflicten
in
1946
………………..
5941
l)e
monetaire
toestand
in
Argeiitiuië
………………
595
Ontvangen boeken en brochurës
…………….
595
Geld-
en
kapitaalmarkt ……………..
………
595
Statistieken:
ilankstaten
………………………………….
595
In-
en
uitvoer
van
Nederland
……………………
597
Indexeijters van loijeis volgens regelingen in Nederland
.
597
Stand
van
s Rijks
Kas
…………………………
597
Kapitna Ibeweging vii n Neil erland naar de Verenigde Staten
sinds
begin
1933
…………………………….
597
Overzicht der laatste vier verkorte balanseti van i)e Neder-
landsche
Uank
…………………………….
598
ICortiopendo
sciiiildeii
anti
en
vorderitigen
01)
Nederland,
Oost- en %Vest-tndië van iie Amerikaanse banken
598
Ootidin-
cli
uitvoer der Verenigde
Staten
…………..
598
liii itenia ndse kapitaalsaldi
in .dc Verenigde Staten
……
598
Inleggingeni en terugbetahingen bij iie spaarbanken in
No-
derianil
………………………………….
599
W’erlclooslteid
in
Nederland
……………………….
599 (rootlmiiimdelsprjzeii
iii
(le
Vreiiigde
Staten
…………
599
DEZER DAGEN
heeft de Nederlandse Regering haar officieel stilzwijgen
tegenover de Republikeinse onbestend igheid moeten ver-
breken. Een tot het uiterste teruggehouden béslissing
is
gevallen; tot politioneeb optreden
01)
Java en Sumatra is
overgegaan. Niet triomfantelijk is de krijgsbanier ontrold.
Op rechtschapen wijze heeft de Miniter-President aange-
toond, dat zij m’öest worden gedragen. Zoals de aestheticus
John Ruskin eens stelde tegenover jeugdige Britsd offi-.
eieren: ,,Ik zeg u, dat liet beginsel van niet tussen beide
komen. . . . even zelfzuchtig cii wreed is, als de ergste
zucht tot verovering”. Naar gedachte is het Nederlandse
ingrijpen constructief; moge de uitwerking van liet besluit
voor de kwetsbare goedwillende bevolkingsdelen niet ten-
gevolge hebben, dat deze gedachtengang te idealistisch
blijkt.
Bij deze beslissing vervaagt zelfs de strijd om den brode.
De Amsterdamse bakkerspatroons hebben in allerijl hun
staking herroepen: de Regering handhaaft voorlopig de hroodprijs. Ook in Rotterdam heeft men besloten onder
deze omstandigheden de Regering niet lastig te vallen
over het vliegveld.
In, de strijd om de wederopbouw overheerst alom het strijdelement. Welhaast lusteloos is in Groot-Brittannië
het besluit aanvaard en bekrachtigd, dat Brits-Indië op
15 Augustus zal verdelen in twee dominions: India en Pa-
kistan. Voor emotie echter heeft de leider der Moslems,
Jinnah, gezorgd door nice te delen, dat hij naast zijn op-treden als Gouverneur-Generaal van Pakistan actief poli-tiek leider zal blijven, liet Britse evenwiclitsschema voor
beide dominions is hiermede op voorhand verbroken. Voor
het aanbieden van goede diensten zal in India nog aanlei-ding te over zijn. En voor Birma, wachtend op dominion-
status, heeft Attlee thans verklaard, dat de feitelijke macht
nog hij Groot-Brittannië berust, dat zich gereed houdt
aarlieen militaire versterkingen te zenden. In China
blijft het oorlog, in Griekenland werd hij welhaast for-
meel begonnen.
Dit geldt de randen der continenten, waar de branding
altijd het hevigst is. Doch wie kan de strijd om het schijn-
baar stille water Duitsland peilen? Officieel kan er over
beslissingen niet worden gerept: de Grote Vier moeten nog
steeds vergaderen in November. Maar op. de handelscon-
ferentie te Genève en de wederopbouwconferentïe te Parijs
wrongen de discussies om één punt: de bestemming van Duitsland. Zestien landen waren te Parijs nominaal aan-
wezig, veertien i’eëel door het verheugende thans officiële
samengaan der drie Tolunielanden. Procedurequ aesties
waren er niet, tot een inventarisatievoorstel op koi’te ter-
mijn kon men komen, is zelfs dit een rich reppen in een
doodlopend slop? liet eerste optreden, dat aan het Marshall-
plan gevolg leek te geven, het ruime verkeer tussen de
West-Europese nabuurhavens en Duitsland, is door de
Amerikaanse opperbevelhebber, Generaal Lucius Clay,
geweigerd op het oude schijnmotief: de kosten aan dollars.
Zal het Amerikaanse Congres over het ruimer kader, het Marshall-plan als geheel, ook ruimer oordelen? liet ant-
woord is door verdging uitgesteld.
In elk geval is Amerika voor hulpverlening op volle
kracht. President Truman heeft aan zijn natie kunnen
mededelen’,- dat het,ëconomisch leven eèn hoogtepunt heef t
hëreikt. Zo blijft de mogelijkheid op een positief antwoord
op de conclusie van Charles en iary Beard in. een boek
over het begrip ,,civilization”: ,,1)espite the mutability
of things human there is one invariable in the history of
men and women. This is war.”
qîspen
.
culemborg
amsterdam’
.
rotterdam
N.V.KONINKLIJKE
N E D E R L A N DS(H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo . Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Pabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloog
natronloog, cau.ctic soda.
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedtm
1H
Behandeling van• alle
bankzakén
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEES & ZOONEN
ASSURANTIE.MAKELAARS
AMSTERDAM.
ROTTERDAM . ‘
S.GRAVENHAG
DELFT . SCIIIEDAM . VLAARDINGEN
Opdernemingen, dle het beste leidende personeel zoeken,
speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten op
door middr’l van een annonce in do’ rubriek ,.Vncaturos”.
Het aantal reacties, dle deze annonces tengevolge hebben
Is doorgaans uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen grote InstiIlng is, die dit blad niet regelmatig
ontvangt en waar het niet circuleert. Opdrachten voor het
volgend nummer dienen 28 Juli a.s. in ons bezit te zijn.
Economisch geschoolde kracht.
26 jaar, uitgebreide ervaring op commerciel en ad-
ministratief gebied,
1
thans werkzaam in leidende func-
tie, zoekt vérandering van werkkriiig. Brieven onder
no. ESB 958 aan het bureau van dit blad, postbus 42,
Schiedam.
Economisch, doctorandus
29 jaar, ongehuwd, pas afgestudeerd, tevens belang-
stelling voor juridische problemen, zoekt werkkring
met toekomstmogelijkheden, uitzending naar Indië of
elders geen bezwaar. Brieven met inlichtingen omtrent
aard der werkkring en salaris enz. onder no: ESE 960,
bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Organisator
bereisd, moderne en Maleise talen vlot beheersend’e,
zoekt permanente positie in het buitenland.
Steller is
49 jaar, kerngezond, representatief type. Zojuist terug
van 2-jarige dienst bij Unrra, waar hij slechts leidende
posities vervulde. Brieven gaarne onder no. ESB 963,
bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Industriële vormgeving.
Verfijning uwer Industrieproducten’ bereikt u, door
zich de medewerking te verzekeren van een zowel
aesthetish als technisch ontwikkeld adviseur. Bureau
voor Industriële Vormgeving, Bloemveldlaan 51,
Haarlem.
Economisch-Statistisch Kwartaalbericht
De eerste aflevering
is verschenen
UIT DE INHOUD:
Conjuncturele toestand van Neder-
1
land, Indonesië, België, Verenigde
Staten en Groot-Brittannië;
Internationale geld markten en prijs-
niveaux;
Zwarte prijzen in bezettingstijd.
Joorubonnement 1947 voor abonné’s ,,E.-S.B.” 14.—.
Afzonderlijke ubonnementèn f
6.—.
Vo”or rubriek ,,Vacatures zie b!z. bYY en ÖUU
• :-
-‘
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
583
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Dr P. B.
Kreukisict,
Natonalisatie van De Nederland-
sche Bank.
In het verleden is jaren lang strijd geleverd over de vraag
of de centrale bank staatsbank of partiuliere instelling
dient te zijn. Als kernpunt kwam uit de argumenten voor
een particuliere circulatiebank naar voren: deze bezit een
zékere mate van zelfstandigheid, volstrekt noodzakelijk
voor het juist functionneren. Deze zelfstandigheid ligt niet
op het terrein van de macht der aandeelhouders, maar op
dat van de positie van het bestuur der bank tegenover de
Regering, in het bijzonder het Departement van Financiën.
Twee elementen zijn hier bepalend: de wijze van benoeming
en ontslag der directieleden en de aanwijzingen, welke de
minister van Financiën aan de directie kan geven. Mt name
op het gebied van deze aanwijzingen moet worden gewaakt
voor gevaren, die het algemeen belang zouden kunnen
schaden.
Mr J. Wilkens,
Het huur probleem.
Onder de gegeven omstandigheden moet de oplossing
van het huurprobleem worden gezocht in een directe, zo
groot mogelijke aanpassing Van de huren voor de nieuw-
bouw aan de gestegen bouwkosten, gepaard met een toe-
lating van een huurverhoging der bestaande panden tot
maximum 20 pCt ter beoordeling van de verhuurder. Op de duur zullen de aldus geschapen huurverschillen
naar elkaar toe moeten groeien.
C.
Verrney,
Het redeiijbedrijf.
De vraag naar scheepsruimte overtreft nog steeds het
aanbod; de ,,sellers’ market” houdt nog aan. Op korte ter-
mijn zijn de vooruitzichten voor het rederijbedrijf dan
ook gunstig.
De perspectieven op langere termijn manen tot voor-
zichtigheid. Er zijn verschillende factoren, die efficiënte exploitatie bemoeilijken; de Laplatamarkt is thans goed-
deels uitgeschakeld; .Engeland’s sterk verminderde mijn-
bouwproductie vormt een uiterst storend element. Ver-
andering is niet te verwachten, zolang de wereldhuishou-ding ontwricht blijft.
G. Greidanus,
De internationale goederenpolitiek.
Het belang, dat Nederland bij de internationale goederen-
overeenkomsten heeft, is tweeledig:
In verband met onze verbondenheid met het grote
wereldverkeer dienen de internationale handelsbetrekkin-
gen zo goed mogelijk te worden geregeld; de voorziening
van ‘s werelds belangrijkste grondstoffen dient zo regelma-
tig mogelijk en zonder ernstige storingen plaats te vinden.
Nederland is daarnaast in hoofdzaak consument van
deze grondstoffen en heeft als zodanig belang bij lage prij-
zen ervan.
Tegen deze achtergrond worden de implicaties geschetst
van de regelingen en plannen op het terrein varideinterna-
tionale goederenpolitiek.
H. J.
Groenevelt,
OQerheid en industrie in Engeland.
De Engelse industrie werkt in het algemeen met ver-
ouderde machines en installaties, volgens verouderde
productiemethoden en naar verouderde modellen en voor-
beelden. Thans wordt in Engeland op initiatief van de
Overheid, intensief studie gemaakt van vraagstukken
van industriële vormgeving, organisatie en efficiency.
De Labourregering is van opvatting, dat het particulier
initiatief in Engeland heeft getoond, niet in staat te zijn
het tempo van de industriële ontwikkeling elders bij te
houden; vandaar het streven naar nationalisatie. Men
dient echter, naast de voordelen, die aldus in de vorm
van hogere produc.tiviteit kunnen worden verkregen,
rekening te houden met de ermede gepaard gaande lasten
van een bureaucratisch contrôle-apparaat.
UIT BUITENLANDSE BRON:
Europa’s economisch herstel is het object zowel van de
Europese Economische Commissie te Genève als van de
conferentie te Parijs. ,,As seen from Geneva”, zo zegt ,,The
Economist” van 19 Juli jI., ,,the latter is an upstart taking
over tasks and opportunities which the United Nations
had reserved for itself”. Er is inderdaad een zeker dualisme
in dit opzicht. Zo zullen onder de Europese Economische
Commissie, die bezig is haar werkterrein teverhreden,
over enige maanden talrijke commissies ter bestudering
van diverse Europese problemen ressorteren; van belang
is, dat hierin ook vertegenwoordigers van Oost-Europa
zitting zullen hebben. ,,Co-operatidn between Paris
aIl(l
Geneva.should be encouraged, but it will be delayed ii
Mr Myrdal does not bring his commission out of the
present mood of injured dignity”.
Het steenkoolvrangstuk in Engeland ,,looks as gloomy as ever”, zegt ,,The. New Statesman and Nation” van 19
Juli jI., ,,and there is now. added the factor of American
complaint that low coal production in Great Britain and
in the Bri tish-con trolled Ruhr lies at the back of a good
many of Europe’s economic difficulties. The five-day
week has admittedly not so far proved its success – though
that is a very different thing from proving a failure — and it has become plain that something more than the transfer
of the mines to public ownership and management and the
calling of the Mineworkers’ Union into close consultation
at the centre is needed to overcome the difficulties in the
way of higher output”:
De Parijse
graanconferentic bracht aan het licht, dat in
de periode 1947-1948 de wereldimport van graan werd
getaxeerd op 50. millioen ton voor menselijke en 6 millioen
ton voor dierlijke consumptie. De wereldexport raamde
men op 32 millioen ton, t.w. de Ver. Staten 14,5, Argen-
tinië 5,5, Australië 1,65, Canada 8 en andere landen, in-
clu sief Rusland, 2,35 millioen ton, aldus ,,The Financial
Times” van 17 Juli jl. In Argentinië bevinden zich grote
voorraden, maar met dit land is noggeen overeenstemming
bereikt inzake prijzen.
Een bedxag van
S 2J milliard zal door de Verenigde Sta-
ten worden besteed voor de aankoop van strategische en
dringend nodige materialen als lood, koper, rubber, peper,
chroomerts, industriediamant, mangaanerts, tungsten,
nikkel, .vanadium, tin, kinine, kobalt, columbium en schei-
lak. Deze materialen zullen, zo deelt de ,,U.S. Information
Service” van 14 Juli jl. mede, als militaire voorraden
wor-
den aangehouden.
Het aandeel vais
BeNeLux in de
werelilhandel (import
plus export) in 1938 blijkt uit onderstaande cijfers van de
5 belangrijkste landen (ontleend aan het Bulletin van de
,,Banque Suisse” van Juli 1947):
Landen
•
–
In millioenen $ van
1,50463 gram fijn goud
Groot-Brittannië …………….
3.837
Verenigde Staten
…………..
2.957
Duitsland ………………….
2.546
Nederland
………………
882
België/Luxemburg
797
BeNeLux
………………..
1.679
Frankrijk .
..
………………
1.301
Totaal
…………………..
27.555
Met het wegvallen van Duitsland zal BeNeLux dus (le
derde plaats innemen.
Rusland kocht 16.000 ton rubber te Singapore, onder con-
ditie, dat het vervoer met Russische schepen moet plaats-
vinden’. Deze transactie werd bewerkstelligd door en
gedurende een viermaandelijks verblijf te Singapore van
de Russische ,,trade agent” N. 1. Plakin, aldus The
Times” van 17 Juli jl.
r
584
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTËN
28 Juli 1947
– NATIONALISATIE
VAN DE
–
NEDERLANDSCHE BANK.
Het meest belangwekkende van de twee wetsontwer-
pen aangaande De Nederlandsche’ Bank, die ruim een
maand geleden bij de Tweede Kamer zijn ingediend, is,
dat nagenoeg niemand ze belanjwekkend schijnt te achten.
Het ‘is zeker niet verwonderlijk, dat de gemoederen
over de voorgestelde veranderingen in de status en in
het statuut van onze centrale bank niet verhit geraken,
indien men deze veranderingen slechts beziet uit de ge-.
zichtshoek van de principiële strijdvraag: nationaliseren
of niet nationalisereii, want op dit gebied is DeNeder-
landsche Bank geen geschikte twistappel. Wie zijn hart
aan nationalisatie hëef t verpand, denkt aan heel andere
objecten dan een idstelling, die kennelijk de twee ken-
merken bezit, welke naar de algemeen gehuldigde op-
vatting voldoende grond zijn voor het onder beheer van
de overheid staan, nI. een monopolistische positie en
het
–
voorzien in collectieve behoeften. Anderzijds, wie
meent te kunnen aantonen, dat nationalisatie uit den
boze is, zal als demonstratie-object evenmin de circu-
latiebank kiezen als bijv. de P.T.T. Nationalisatie van
de centrale bank moet men niet zien alg een bijzonder
geval van nationalisatie in het algemeen: het is een vrij-
wel op zichzelf staande quaestie. Overigens blijkbaar
een quaestie, waarover men zich heden ten dage niet
bovenmatig opwindt. . –
De reden daarvan is niet ver te zoeken; zoals de M.
v. T. van het wetsontwerp ,,nopeûs de naasting.der aan-
delen in De Nederlandsche Bank NV.” terecht opmerkt,
betreft het hier in feite niet meer dan een formele con-
solidering van de historische ontwikkeling. Onder het
huidige statuut is de verhouding tussen de Staat en iie
Nederlandsche Bank zodanig, dat het in eigendom over-
gaan van de âanJelen aan de Staat practisch nauwelijks
iets aan de situatie verandert.
Betekent dit nu, dat de vraag, of de centrale bank een
staatsbank of een particuliere instelling dient te zijn,
volkomen onbelangrijk is geworden? 1-let woord ,,gewor
den” is hier zeker op zijn plaats, want over dit punt heeft
men, in Nederland zowel als elders, in het verleden tien-
tallen jaren lang uitvoerig gediscuteerd. Of moet men
besluiten, dat het pleit definitief ten gunste van een
staatsbank is belecht? Het indienen der vermelde w’ets-ontwerpen wettigt een kort ingaan op deze vragen.,
Allereerst zij vastgesteld, dat in de discussie nooit
in het geding is geweest de plicht der overheid, voor-
zieningen te treffen teneinde het publiek vertrouwen in
te boezemen jegens de circulatiebank, aan welke de Staat
een bijzondere positie toekent, en waarborgn te
scheppen tegen ontQelaatbare practijken dezer instelling.
Ook waren de strijdende partijen het er steeds.over eens,
dat de Staat zorg dient te dragen voor het geldwezen,
dus een monetaire politiek moet volgen, hetgeen inhoudt
een toezicht op de gestie der entrale bank, vooral naar-mate deze zich gaandeweg ontwikkelde tot het orgaan,
dat beslissende invloed uitoefeode op het credietvolurne
der particuliere banken en de omvang van het voort-
durend aan betekenis winnende girale geld. . –
De controverse ging dus slechts over de voor- en na-
delen van enerzijds een staatsbank, anderzijds een parti-
culiere onderneming, die op talrijke punten aan het ge-
zag van de Staat
was
onderworpen, doch niettemin een zekere mate van zelfstandigheid genoot. De stelling, dat
de Staat het laatste woord dient te hebben inzake de
monetaire politiek, is dus geen argument in de discussie,
waarmede de voorkeur voor een staatsbank bepleit kan
worden. –
De wijzigingen, welke zich in de afgelopen twintig jaar op het gebied der monetaire politiek hebben vol-
trokken, zijn van grote invloedgeweest op de verhouding
tussen Staat en centrale bank. – Onder vigueur van de
gouden standaard kon de- bemoeienis van de overheid
met çle
,
centrale bank wat haar credietpblitiek betrof
– afgezien dus van het waken voor het vertrouwen in
en de betrouwbaarheid van deze instelling – in grove
trekken zeer eenvoudig zijn: het geven van een dekkings-
voorschrift en het opleggen van een inwisselingsplicht
of, bij de latere varianten van d’ë gouden standaard,
van een verplichting, die in wezen op hetzelfde neerkomt.
1-let winststreven deed dan de centrale bank zich gedra-
gen als in overeenstemming was met de monetaire. poli-
tiek van de gouden standaard. De conclusie, dat dus
onder de gouden standaard de- vorm van particuliere
onderneming voor de circulatiebank de voorkeur ver-
diende, is echter ongewettigd; daar immers een staats-
bank zeer wel bij machte is het winststreven van een
onderneming op bedrieglijke wijze na te bootsen.
Het prijsgeven van de gouden standaard ded het een-
voudige schema voor de leiding der overheid ten aanzien
van de, politiek der centrale bank verdwijnen, zonder dt
er een ander even eenvoudig schema voor in de plaats
trad. Wij kunnen de vraag, of de gouden standaard ten
onder ging, omdat men deze vorm van monetaire politiek
door een andere
—
t
–
. die men beter aclitte – wenste te ver
–
vangen, dan wei of hij aa6 technische tekortkomingen be-
zweek – zodat men werd genoopt, naar een ander beginsel
van geidpolitiek uit te zien – laten rusten. lIet is vol-
doende. vast te stellen, dat het na het verlaten van de
gouden standaard nodig werd, dat,ôf de overheid aan de
centrale bank bepaalde instructies betreffende de mone-
taire politiek gaf 6f .zij het bepalen van deze politiek
aan de bank overliet. Het kan geen bevreemding wekken,
dat de eerste weg werd gekozen. Wederom dient er echter
op te worden gewezen, dat deze wijziging in de verhouding
geen argument is in de cohtroverse staatsbank-particu-
liere onderneming. De zekerheid, dat deze laatste de in-
structies zal opvolgen, kan immei’s worden verkregen.
In het K.B. van 1 October 1945 tot wederinvoering van
de Bankwet 1937 is het beginsel, dat de Regerirg in
laatste instantie de richtlijnen van de monetaire politiek
bepaalt, uitdikukkelijk vastgelegd. Een overeenkontige
bepaling komt trouwens voor in het tweede nu ingediende
wetsontwerp, het ont*erp Bankwet 1947. Art. 26 begint
als volgt: ,,In de gevallen, waarin Onze Minister zulks ter coördinatie van de monetaire en financiële politiek
der Regering en de politiek van de Bank noodzakelijk
acht, geeft hij, de bankraad gehoord, aan de ‘directie de
ter bereiking van dat doel nodige aanwijzingen”. Uit
het in het ontwerp voorkomen van deze bepaling blijkt
wel duidelijk, dat de veranderde relatie tussen de Oirer-
heid en de centrale bank geen argument voor een staats-
bank is: de bepaling is mogelijk voor een, particuliere in-
stelling, zij is in de ogen van- de voorstanders ener staats-
bank echter blijkbaar nodig voor
een
staatsbank.
Welke ‘ zijn dan de argumenten voor een staats-
bank? De M. v. T. öp het eerste der ingediende wets-
ontwerpen, dat betreffende de naasting der aandelen,
geeft er twee. Het eerste is, dat de bank winsten kan
maken of verliezen kan lijden uit hoofde harer pu-
blieke taak, welke niet ten gunste of ten laste van
particulieren dienen te komen. FIet tweede is, dat
,,00k de schijn, dat particulieren enige zeggenschap zou-
den hebben, dient,te worden vermeden”. ‘Door de naas-ting der aandelen ,,ontstaat een eerlijke en e’enwichtïge
figuur, die volkomen in overeenstemming is ,met de ge-
wijzigde verhoudingen”. Men kan moeilijk beweren, dat deze argumenten zeer sterk zijfl. Maar zijn er krachtiger
argumenten tegeii de figuur ener staatsbank? Zo niet,
dan is het inderdaad zo, dat een lichaani,hetwelic geheel
onder de autoriteit van de overheid staat, logisch een
staatsinstefling behoort te zijn.
In de oude discussie zijn vele argumenten, van ver-
schillend gehalte, te berde gebracht. Het is gelukkig
onnodig deze alle op te rakelen, want het kernpunt had-
23 Juli’ 1947 –
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
585
den de. argumenten voor een particuliere circulatiebank
steeds gemeen: deze bezit een zekere mate van zelfstan-
digheid, welke voor het juist functionneren volstrekt
noodzakelijk werd geacht.
Terecht kan men zich nu evenwel afvragen, of deze
betrekkelijke onafhankelijkheid bereikt wordt’ door de
aanwezigheid van particuliere aandeelhouders, die niets
in de melk te brokken hebben, en teloor gaat bij naastïng
der aandelen. Welke verandering in de. zelfstandigheid
der bank t’reedt op, wanneer de aandelen, die practisch
geen zeggenschap geven, van particulieren overgaan
aan de Staat? Deze vraag moet men inderdaad zo stellen,
daar immers ‘de eis, dat de overheid’ het monetaire be-
leid bepaalt, geen andere dan niets in de’ melk te brokken
hebbende aandeelhouders gedoogt. De essentiële vraag
blijkt dus niet te zijn: staatsbank of particuliere onder-
neming.? maar: een al of niet voldoende mate van zelf-
standigheid der bank? De betrekkelijke zelfstandigheid
der centrale bank moet men op een andet’ terrein zoeken
dan op, dat van de macht der aandeelhouders en wel
op dat van de ‘positie van het bestuur der bank-tegen-
ovbr de Regering in het algemeen en het Departement
van Financiën in het bijzonder. Deze positie wordt
hoofdzakelijk bepaald door twee elementen:
de wijze van-benoeming enontslag der leden van
de directie;
.
de aanwijzingen, welke de minister van Financiën
bevoegd is ‘aan de directie te geven.
De wijze van benoeing en ontslag bepaalt, of een
zekere . regei’ing of Minister in staat is op korte termijn
een bankdirectie in het leven te roepen, die haar onafhan kelijkheïd vrijwillig prijsgeeft. 1-let zou te ver voeren’ de
voorzieningen-van het ontwerp op dit punt in beschouwing
te ijemen. Zij geven de indruk, voldoende waarborgen
te bevatten tegen . ,,packing the court”.
Wat de aanwijzingen, door de Minister te verstrekken,
betreft, vindt men in het ontwerp een bepaling, in art.
26(1),’ die hierboven reeds werd weergegeven. 1-let depar-
tement is,, blijkens verschillende passages in de twee
Ms. ,v T., ervan overti.iigd, dat het wenselijk is, da,t de
bank ,,die mate van zelfstandigheid tegenover de
.
Regering
behoudt, welke voor èen behoorlijke functionering van
de circulatiebank en voor het voeren ‘van een welovr-
• wogen monetaire politiek onmisbaar is”. Vandaar, dat
• in art. 26(2) een w.arhoi’g’ is opgenomen: aan de directie is een re’cht van beroep op de Ki’oon toegekend, voor het
geval, dat zij tegen het opvolgen ‘van aanwijzingen be
denkingen heeft.
Dit is, inderdaad een waarborg, doch het is de vraag,
‘of hij voldoende is. Er is nl. nog een belangrijk aspect
van de aanwijzingen. Dât de ovei’heid aan de circulatie-bank aanwijzingen moet geven, is voor geen bestrijding
• vatbaar. De mogelijkheid bestaat evenwel, dat deze
aanwijzingen van zodanige aard zijn, dat zij het restje
zelfstandigheid van de bank geheel doen verdwijne’n, nl.
als zij te gedetailleerd zijn.
De ,M. v. ‘T. zegt (art. 9) .,, De
richting’ van het monetaire beleid dient door de Overheid
te worden bepaald; de circulatiebank voeit dat beleid uit”. Zo moet het zijn, doch een waarborg, dat de aanwijzingen
indOrdaad steeds ‘zo algemeen zullen zijn, dat zij niet
vei’der gaan dan het bepalen van de richting der politiek
en niet de uitvoering betreffen, is niet aanwezig. Of de
waarborg, die wel aanwezig is, op dit punt voldoende is,
is op zijn minst dubieus.
1-Jet grootste gevaar, ‘dat hier is gelegen, betreft de relatie van De Nederlandsche Bank tot hét particuliere
bankwezen. Bij zeer gedetailleerde aanwijzingen wordt
De Nedei’landsche Bank eenvoudig een verlengstuk van
het Departement van Financiën. Dit zou ongetwijfeld
ten detrimente van de verhouding tot de particuliere
banken gaan, en daardoor het algemeen belang schaden.
Zeer wezenlijk ‘kan het hierboven genoemde gevaar
worden op het punt van het toezicht op het credietwezen.
Art. 9(3) van het ontwerp Bankwei 1947 bepaalt, datDe
Nederlandsche ‘Bank een dergelijk toezicht uitoefent.
Art. 9(4) opent de mogelijkheid, dat bij algemene maat-
regel van bestuur nadere regels worden gesteld ,,volgens
welke, de Bank bedoeld toezicht zl uitoefenen in het
belang van. de solvabiliteit en de liquiditeit der, crediet-
instellingen en vn een gezonde en op juiste beginselen
van bankbeleid berustende credietverlening”. Ter be-
ki’adhtiing van een zodanige algemene maatregel van
bestuur moet zo spoedig mogelijk een wetsontwerp worden
ingediend. De mogelijkheid is niet denkbeeldig, dat zulk
een algemene inaatregel van bestuur of de daarop steu-
nende aanwijzingen te gedetailleerd zullen zijn. Wat de
algemene maatregel van béstuur betreft, is een waarborg
gelegen in de noodzakelijke bekrachtiging door een wet.
Wat de aanwijzingen betreft -ontbreekt ‘zulk een”waar-
borg echter. Men behoeft zich slechts rekenschap te geven’
van wat de nadere regels, volgens welke De Nederland-
sche Bank het toezicht moet uitoefenn, kunnen behelzen,
om in te zien, hoe,gemakkelijk hier te ver kan woi’den
gegaan.
Er is overigens nog een. andi’e zijde aan dit toezicht.
Indien het toezicht de solvabiliteit en liquiditeit der ere-
dietinstellingen verzekert, wat moet dit toezicht dan
verder nog doen in het ‘belang vn ,,een gezonde en op
juiste beginselen van bankbeleid berustende crediet.ver-
lening”? Is met het waken over de solvabiliteit en liqui-
‘diteit niet reeds alles omtrent de credietvei’lening gezegd?
Onwillekeurig gaat men zich afvragen, of met de ge-citeerde zinsnede niet gedoeld wordt op een door ,De
Nederlandsche ,Bank in opdracht van het Departement
van’ Financiën uit -te oefenen invloed op de richting der ci’edietverlening, hoewel de M. v. T. tot deze ge-
dachte geen aanleiding geeft. Ondenkbaar ‘is .dit niet: de
wet, waarbij de Benk of England is genationaliseerd,
bevat een dergelijke bepaling, de befaamde ,,clause. 4″,
waarover’ heel wat te doen is geweest. Deze bepaling laat echter het initiatief aan de Bank of England.
Maar laat en’s niet voorbarig, zijn: over het wets-
ontwerp, dat de mogelijkheid van een algemene maat-
regel van bestuur schept, waarop’ aanwijzingen zouden
kunnen steunen, die in dit opzicht te ver zouden kunnen
gaan, is zelfs nog niet het voorloig verslag verschenen.
-.
– Prof. Dr P. B. KREUKN5EU.
HET HUURPROBLEEM.
Er’ heei’st tegenwoordig een lofwaardige ensgezindheid
tussen’ Regering,’ theore’ticï en praktici ovem’ het feit,
dat het huidige, naar de tQestand van 1 Mei 1940 ge-
fixeerde huurpeil te laag is; dat dientengevolge de b,e-
staand woningen dreigen te worden verwaarloosd en
nieuwe woningen niet of alleen in veel te grote mate ten koste van de belastingbetaler kürinen worden gebouwd.
De moeilijkheden beginnen echter
i
wanneer men in de
wantoestand verbetering wil aanbrengen.
Daarom is het goed, dat concrete plannen worden ontwikkeld, welke -de Regering op hun waarde kan
toetsen, ‘alvorens een beslissing
,
te .nemen. Een’ systeem
van huurverhoging, waarbij een, gedeelte middels de
belastingdienst wordt gestort in een fonds voor finan-
ciel’ing van de nieuwbouw
1)
lijkt ons, .afgezieri
van de bezwaren bij de technische uitwerking van deze
gedâchte, piincipieel onaanvaardbaar. *
Men heeft tot dusverre de huren nog niet, willen ver-
hogen, orndt de huur een belangrijke pos.t is o,p het
budget van iedere -Nederlandr voor minimum levens-
onderhoud. Huurverhoging zal een aandrang tot loons-
verhoging geven en het is een levensbelang voor ons land
om de productie zo goedkoop mogelijk te houden.
-Daarom dient huurverhoging van, de bestaande wb-
ningen voorlopig te worden beperkt tot een percentage,
‘)
Zoals buy. laâtstelujk voorgesteld door Mr A. G. Lubbers.
–
586
ECCNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 Juli 1947
het;elk nodig is om de eigenaar in staat t6 stellen, zijn
bezit goéd te onderhouden. Voor gewenste verbeteringen
zouden belastingfaciliteiten kunnen vorden toegekend
inde geest als door Iylr van Leeuwen in-dit blad voor in
;
dustriëlé panden is betoogd
2),
Eveneens lijkt ons minder juist een systeem, waarbij
de hoge kosten van de nieuwbouw in veel grotere mate
worden betaald door de categorie van bezitters van on- –
roerend goed dan door bezitters van andere vermogens-
bestanddelen. – –
En tenslotte lijkt het ons in het algemeen verkeerd om
naar belastingverhoging te streven.
,
Een speciaal bezwaar van belastingvërhoging is ook
nog, dat de eigenaar wordt gedwongen de huurverho-
ging toe te passen. 1-let is echter veel juister om de
mate van huurverhoging binnen zekere grenzen – bijv.
20 pCt – over te laten aan het inzicht van de verhuurder.
– Geheel andrs ligt het probleem bij de nieuwbouw.
Het is logisch, dat de huur voor nieu’bouw zodanig wordt
bepaald,, dat de bouwkosten uit de huren kunnen worden
afgeschreven. Kan deze logische giondgedachie nog niet
ten volle worden toegepast, omdat men op de duur nog
weer een daling der bouwkosten verwacht, dan zal men
de thuur kunnen vaststellen op het te verwachten toe-
komstig huurpeil, – bijv. 60 pCt boven’ dat van 1 Mei –
1940 – en voor de rest een rijksbijdrage op de exploitatie
of een premie ineen kunnen geven.
De grote voordelen van een dergelijk systeem springen
in het oog. Er behoeft niet een absoluut onbetaalbare
subsidie voor de woningbouw te worden gegeven 6n de
huurders beginnen geleidelijk te wennen aan de gedachte,
,dat de huren inderdaad te laag Jjn. Wie een nieu’we,
moderne vrije woning wil of mbet betrekken, wordt ge-
dwongen zich te realiseren, dat ‘hij offers in zijn andere
uitgaven moet brengen, ‘hoe zwaar hem dit misschien
ook zal vallen. –
Aan eenvoudige, maar goede tw’eekanierwdningen (die later gemakkelijk tot vierkamerwoningen kunnen worden
samengevoegd) is grote behoefte, doch ie worden niet
gebouwd, omdat ei’ geen redelijke huur voor wordt toe-
gelaten. Toch is dit wellicht het beste, wat wij in de ar-
moedige omstandighedeii, waarin ons land verkeert, –
kunnen doen. – – – –
• -Resumei’ende wil het ons dus voorkomen, dat-onder de
gegeven omstandigheden le oplossing -van .het huur-
probleem iiioet worden gezocht in een directe zo groot
mogelijke aanpassing van de huren voor de nieuwbouw
aan de gestegén bouwkosten, gepaard met een toelating’
van een huurierhoging der bestaande panden tot maximum
20 pCt ter beoordeling van de verhuurder.
Dit zijn geen maatregelen voor de eeuwighèid – eco-
i’iomie is nu eenmaal geen wiskunde! – want op de duur
zullen de aldus geschapen huurverschillen naar elkaar
oe moeten groeien. – –
De • door ons vôorgestaie maatregelen echter be-
perken voorlopig de huurverhogingen tot de mate,
waarin – ze thans reëel verantwoord zijn, ‘en als zodanig
door ieder gewoon en • redelijk m’ens zullen kunnen
worden begrdpen en als noodzakelijk zullen kunnen worden aanvaard. Ze •eisen nièt daarnevens nog he-
lastingverhoging en vormen ook geen vernuftig en
onhegrepen systeem voor alle tijden, dat onbestaanbaar
is. Ze zijn: eenvoudig eh vereisen geen nieuwe, ingewikkelde
contrôlemaatregelen, omdat ze van de eenvoudige ge-
dachte uitguan, dat men de tering naar de nering moet
zetten. Ze stimuleren de vrije nieuwbouw, zoveel mogelijk
seifsupporting en beperken de fantastische aanslag, die
de tegenwoordige nieuwbouw
01)
de rijksmiddelen moet
doen. Kortom: ze zullen op gezonde wijze gezondere toe-
standen scheppen voorzover dit in de gegeven werkelijk-
heid bereikbaar is. , • air
J. WIL1ENS,
‘) Zie: ,,Schijn en weikelijkheici” dooi’
air ii.
F. van Leeuwen
in ,,E.-S. B.”
yan
2 Juli 1947, blz. 529. –
HET REDERIJBEDRIJF.
De huidi’e situiaie.
Bij de aanvang -vai’i het tweede semester van 1947 lijkt
het nuttig de voornaamste gebeurtenissen op de wereld-
vrachtenmarkt de i’evue te laten passeren en op grond
daarvan een conclusie te trekken ten aanzien van de
vermoedelijke uitkomsten van het rderijbedrijf gedurende
het lopend boekjaar. Allëreerst blijkt, dat de achterliggen-
de zes maanden, wat de resultaten betrëft, aan de ver
wachtingen hebben beantwoord; de vraag naar scheeps-
ruimte overtrof -en overtreft ook thans nog het aanbod,
m.a,w. de reders plukken de voordelen van een ,,sellers’
market”. We]iswaai zijn de exploitatiekosten in verge-
lijking met 1939 aanzienlijk gestegen – gages 250/300 pCt,
dek- en machinekamerbehoeften rond 300 pCt, verzekering
rond 250 pCt, onderhoud en reparatiekosten 300 pCt’
• en bedragen zij thans gemiddeld het, drievoudige van
vdÔr de oorlog, maal’ hier staat tegenover, dat de stijging
der vrachten nog aanzienlijk groter is. –
Dat de huidige toestand in wezen ongezond is, behoeft
geen betoog. Terecht wees Lord Rotherwick, President-Commissaris der Clan Line Steamers Ltd, er ter jongste
jaarvergadering op, dat de goederen- en vrachtenmarkten
staan in het teken der. ,,cost plus” basis. Iedere vermeer-
dering van kosten in het productieproces, om het even of
dit geldt de prijs dei grondstoffen,, der lonen dan wel
een der andere samenstellende factoren van de kostprijs, wordt afgewenteld op de verbruiker. Dat een aanpassiiï
aan de werkelijkheid, de harde werkelijkheid van een totaal
verarmde wereldliuishouding onvermijdelijk moet komen,
is duidelijk. Nog leven wij in ,,a bol’s paradise”, waaruit
wij straks met harde hand zullen worden verdreven. Dat
ondanks een stijging der exploitatiekosten met gemiddeld
300 pCt – en de stijging zet zich nog steeds voort -, on-
danks het lange oponthoud in tal van havens met de
daaruit voortvloeiende verlenging van de reisduur (t.w.
gemiddeld 20 pCt langer dan vr de oorlog) en het
wegvallen van markten, die weleer talrijke
sche2en
emplooi
verzekerden – rijst uit het- Vei’re Oosten; soyabonep uit
Mnsjoekwo, graan van de Zwarte Zee en Donau, kolen
van Engeland etc. nochtans alleszins bevredigende
exploitatie-uitkomsten kunnen woi’den behaald, bewijst,
dat de huidige toestand in wezen ongezond is. Weliswaar
staat tegenover het wegvallen der bovengenoemde markten
de vooralsnog enorme Amerikaanse uitoer van kolen en
graan, maai’….het is goeddeels ‘één-richting verkeer en
de omstandigheid, dat de bedrijvigheid op de vrachten-
markt haar ipuls voornamelijk ontleent aan de, export-
capaciteit der Verenigde Staten, bergt nog het gevaar in
zich, dat wanneer eerlang verarmd Europa zijn laatste
dollars in voedsel en grondstoffen heeft geconverteerd en Uncle Sam niet prompt een nieuw crediet opent, de vraag
naar ruimte aanzienlijk zal verminderen met alle daaruit
voor de vrachténmarkt voortvloeiende gevolgen.
Voegt men bij deze tot gi’ote voorzichtigheid manende
economischc factoren de spanningen in internationaal-
politiek opzicht, dan is het verklaarbaar, do!, de rederijen,
die de algemene viachtvaart uitoefenen, over het geheel.
weinig neiging ve’tonen, opdrachten voor de bouw van
nieuwe schepen te plaatsen.Immers,’erisgenerlei zekerheid,
dat de constellatie der vrachtenmarkt een zodanige zal zijn,
dat een redelijk rendement op het in nieuwe schepen ‘te
investereii kapitaal gewaarborgd -is. Het tegendeel is veel-
eer w’aarschijnlijk. Niet slechts zijnS ook cle bouwprijzen
scherp ‘gestegen
–
t
–
de bouw van een schip, dat in 1939
£ 80.000 kostte, eist thans rond £ 240.000— maar vertraag-
de oplevering is zo mogelijk een nog groter nadeel. 1-her
spelen ,schaarstefactoren – allereerst kolen en hout -,
korter arbeidsduur en verminderdé arbeidsprestatie, waar-
door zowel de staalproductie als de levering van hulpwerk-
tuigen ontoereikend zijn, een voorname rol. Dat casco’s –
te water worden gelaten zonder dat men enigerlei zekerheid
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
587
heeft, wanneer oplevering zal kunnen geschieden, is een in
Engeland, bakermat van de scheepsbouw, heden ten dage
welhaast normaal verschijnsel. Dc kortere werkweek,
zowel in de mijnindustrie als in de scheepsbouw, welke naar
liet oordeel van de Labour-Regeririg tot groter prestatie
en geringer absenteïsme zou leiden, heeft tot dusver aller-
minst aan de dooi’ Labour gekoesterde verwachtingen be-
antwoord. De skepsis der werkgevers ten aanzien van
deze maatregel blijkt veeleer gerechtvaardigd. De 44-
urige vijfdaagse arbeidsweek in de Engelse scheeps- en
inach inebouw heeft vooralsnog uitsluitend to t geringer
productie en een verdere stijging van de kostprijs geleid.
In feite moet blijkens een recen te mededeling van de Engelse
Minister van Verkeer Alfred Barnes dit jaar met een maxi-mum productie van 750.000 br. reg. tons aan nieuwe sche-
pen worden gerekend. De productiecapaciteit der Engelse
scheepsbouwindustrie is aanzienlijk grotet’. ‘liet is begrij-
pelijk, dat de scheepsbouwindustrie ondei- zo onzekere om-
standigheden generlei geneigdheicl toon t contracten tegen
vaste prijzen en met gegarandeerde leveringsterinijn af
te sluiten. Ook hiet’ vindt het ,,cost plus” systeem algemeen
toepassing. 1 edere. verhoging, van materiaalprij zen, ldnen
etc. komt ten laste van de opdrachtgever, die moet afwadh-
ten, wanneer het bestelde ook inderdaad zal worden ge-
leverd. Even begrijpelijk is het, dat de trampreder er bij zo
grote onzekerheid de voorkeur aan geeft, tweedehands
schepen, die prompt geleverd kunnen worden en zodoende
van de huidige lonende vrachten ten volle profiteren, aan
te schaffen en met het plaatsen van opdrachten voor nieuw
te bouwen schepen te wachten tot de vooruitzichteri voor
de naaste toekomst zich wat duidelijker aftekenen en de
houwprijzen een dalende richting volgen. In Engeland
huurt men bovendien zo mogelijk regeririgsschepen op lange
termijn met bevrachters’ optie tot koop. Blijken de schepen
gedurende de huurperiode aan de te stellen éisen te voldoen,
dan oefent men de koop-optie uit. Het zijn uiteraard voor-
namelijk ti’ampreders, die dit laatste systeem volgen.
Voor de lijnrederijen, die andere eisen aan haar tonnage
i’noeten stellen,’ ligt de positie anders; zij zijn, willen haai’
goodwill en ,,trading rights” niet,verloren gaan, wel ge-
dwongen met de exorbitante houwprijzen en onzekere
leveringsiermijnen genoegen te. nemen. Dat de eerstge-
noemde factor, t.w. cle zo aanzienlijk gestegen houwprijs,
voor het lijnbedrijf nog veel zwaarder weegt dan voor de algemene vrachtvaart, vloeit voort uit de omstandigheid,
dat het geregelde lijnschipaan speciale eisen moet voldoen.
De omoang oan de wereldhandelsç’loot.
lIet huidig tekort aan scheepsruimte is niet, zoal8 men
geneigd zou zijn te veronderstellen, het onvermijdelijk
gevolg van een door oorlogshandel’ingen verminderde
wereldhandelsvloot. 1-let totale draagvermogen dezer laat-
ste bedroeg aan het eind van de oorlog naar schatting
rond 100.000.000 tons (ca. 65.000.000 br. reg. tons) d.w.z.
/6
millioen tons meer dan vôôr de oorlog, terwijl de kwali-
teit en snelheid aanmerkelijk zijn verbeterd resp. toege-
nomen.
‘Aan de hand v.n gegevens, door Lloyd’s verstrekt, kan
het navolgend vergelijkend globaal overzicht worden
samengesteld (zie volgende kolom bovenaan):
Inmiddels is in verschillende landen met de uitbreiding
van de vloot verdere voortgang gemaakt. Zonder op vol-
ledigheid aanspraak te maken, laat ik enkele bijzonderhe-
den volgen:
Italië per 1 Mei jI. 1.714.167 br: reg. tons (2:172.969
tons draagvermogen).
Zweden per 1 Mei ji. 1.734.090 br. i’eg. tons.
Noorwegen had op 1 Januari ji. in verschillende landen
ruim 2 millioen br. reg. tons besteld ‘resp. in aanbouw.
Zonder rekening te houden met het normaal vernieuwings-
proces zou derhalve
:de
Noorse vloot in 1050/’51 ca.-5-5
millioen br reg. ton’s groot zijn. lc Deense vlo,b,t ver-
–
1939
Begin 1947
bi’.
reg.
tonsbr. reg. tons
Verenigde Staten
(zeegaande
schepen)
. . .
9.000.000 27.000.000
(reserve)
…..
–
11.000.000
(Grote Meren)
2.500.000
2.500.000
11.500.000
40.500.000
.8rits Imperium
…………
21.000.000
17.500.000,
Japan ………………….
5.600.000 1.100.000
Duitsland
…………….
4.500.000
700.0001)
Noorwegen
…………….
4.800.000
3.400.000
It’ili.e
…………………..
3.400.000
700.000
]Tederland
………………
3.000.000 1.900.000
Frankrijk
………………
2.900.000
.1700000 Griekenland
…………….
1.800.000
700.000
Zweden
……………….
1.600.000
1.700.000
Denemarken
…………….
1.200.000
700.000
USSR……………….
1.300.000
1.200.000
Spanje
………………..
900.000 900.000
jtnde,’e la,iden
………
5.000.000 4.900.000
68.500.000
77.000.000
“) 33,3 %
der vloot is 26/29 jaar oud.
35 %
varieert van 29
tot
52
en 8,5 % is meer dan 52 jaar oud. De
gemiddelde leeftijd
van alle schepen van
meer dan 500 tons bedraagt ruim
40
jaien.
meerdercle gedurende het eerste halfjaar door aanbouw
resp. aankoop met ca. 225.000 tons draagvermogen, terwijl
alsnog schepen met een totaal draagvermogen van rond
250.000 tons in aanbouw zijn. Men hoopt dan ook, dat de
vloot in 1948 een omvang van 90 pCt. der vloot van voor
de oorlog zal hebben..
Pers pectiei’en.
Uit het voorgaande, blijkt, dat de wcreldhandelsvloot
thans in feite groter is dan vôôr de oorlog. houdt men ech-
tei’ rekening met de niet in de vaart zijnde reserve vloot
der Verenigde Staten, dan verdwijnt het excedent goed-
deels. Afgezien vati het potentieel draagvermogen der
wereldhandelsvloot zijn er verschillende factoi’en, die een
efficiënte exploitatie, d.w.z. het grootst mogelijke iiuttig
gebruik, ongunstig beïnvloelen. Gemiddeld 20 pCt langer
duur der rondreis, waardoor het voordeel der grotere
snelheid in vele gevallen verloren gaat; lange duur der
i’eparatïes en werkzaamheden, nodig om voor oorlogsdoel-einden gebi’uikte ‘schepen wedei’om voor de normale vaart
geschikt te maken, resulterend in het onttrekken aan de
markt van een aanzienlijke tonrienmaat; in feite onécono-
misch vervoer, t.w. kolen van Amerika – in stede van
Engeland, Duitsland, Polen etc. – naar Europa
1)
e.d.
De betekenis van laatstgenoemd vervoei’ en – terloops –
de weinig bemoedigende situatie van Engeland’s mijnbouw,
weleer sleutelindustrie, blijken uit de maandelijks geduren-
de het derde kwartaal van Amerika naar Eui’opa te ver-
schepen hoeveelheid, t.w. ruim 2.500.000 tons, met dien
verstande, dat de European Goal Organisation er in heeft
toegestemd Engeland het op 9 millioen tons geschat boven
de behoeften uitgaand surplus toe te wijzen. Een aanzienlijk
gedeelte van deze kolenaanvoer vindt met ,,vrije” Amei’i-
ktanse schepen plaats. Deze laatste kunnen, dank ‘zij de
huidige vrachten variërend van $13,9 tot 8.9,00 naar
gelang van bestemming, met een behoorlijk overschot
varen, ondanks de zoveel hogere exploitatie-onkosten der
onder Amerikaanse vlag varende schepen. Op het ogenblik
vinden ,,Liberty”-schepen met een totaal draagvei’mogen van rond 10 millioen tons, die door Amerikaanse ,,opera-
tors” op bareboat l)aSis van de Regering zijn gehuurd, in de Transatlantische vaart ’emplooi. .De maandelijkse ex-
ploitatiekosten van een ,,Lïberty”-schip ‘onder Ameri-
kaanse vlag bedragen ca. £ 8.000. De maandelijkse gage
voor een A B (able bodied seaman) bedroeg in 1938 $ 72,50
?
thans $ 182,85. Voor Engeland bedragen de cijfers resp.
‘)
Typerend
is
in dit verband
dc aankoop dooi’
Eire
van
350.000
tons
kolen
voor verscheping
van
de
Pacific!
–
588
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 juli 1947
£ 9.12.6 en £ 24. Flierhij blijft het echter in Amerika niet.
Allerlei extra’s, d.w.z, een lading-bonus zelfs voor bulk-
lading als kolen, een extra-risico bonus voor de vaart
naar Europa, op grond waarvan een Amerikaahs matroos,
wiens schip bijvoorbeeld drie weken in Londen ligt, een
risico-bonus van $ 52,50 toucheert, vergoeding voor over-
tijd, waaronder alle werkzaamheden op Zaterdagén en
Zondagen vallen, doen het bruto bedrag vaak met rond
150 pCt stijgen. Het is duidelijk, dat normaliter de Ameri-
kaanse handelsvloo-t niet kan concurreren, tenzij de Re-
gering t.z.t. besluit door middel van zgn. ,,operating
subsidies” de nadelige verschillen te overbruggen.
De La Plata-markt, weleer sleutelmarkt, is v’oor het ogen-
blik althans goeddeels uitgeschakeld. Politieke factoren,
exorbitante havenkosten en abnormaal’ lange laad- en
lostijden vormen even zovele-belemmeringen en vèerhou
den tal van reders, wier schepen voor de oorlog geregeld
kolen naar Zuid-Amerika en graan teriig van de La.Plata-
rivier vervberden, hun geluk in deze richting te beproeven.
De door het regime Peron gevoerde prijzenpolitiek werkt
eveneens in hoge mate remmend. Inkoop van de land-
bouwers op basis van £ S per ton en• verkoop naar het
buitenland tegen £ 30 per ton – het voordelig verschil
moet mede strekken om het vijfjaren-industrialisatieplan
te financieren – wekt bij producent en consument ont-
stemming en leidt tot vertraagde levering, die vaak oorzaak
is, dat schepen vier tot zes weken moeten wachten vooral-
eer zij beladen kunnen vert}ekken. – -.
Een uiterst storende factor vormt, zoals gezegd, Enge-
land’s sterk verminderde mijnbouwproductié. Afgezien
van het wegvallen van de weleer vpor de trampreders zoo
welkome uitgaande lading en de noodzaak zowel voor
Engeland zelf als voor Europa om dure Amerikaanse kolen
te importeren, ondervindt het bunkeren grote bezwaren.
Strenge restricties ten aanzien der toegestane hoeveelheden
in Engeland zelf – tengevolge waarvan men in toenemènde
mate verplicht is en route bij te bunkeren – en de voor-
ziening der overzeese depots met dûre Amerikaanse en
vooral ZuidAfrikaanse kolen, die voorts wat kwaliteit
betreft vaak slechts matige bevrediging schenken, zijn oor-
zaak, dat de bunkerrekening al mede een scherpe stijging
toont. 1-let is begrijpelijk, dat tal van reders besluiten, van
kolen op olie stoken over te gaan, maar ook hier zijn de
moeilijkheden vele. De grote vraag in de Verenigde Staten
naar olie, teneinde in de eigen industriële behoeften te
voorzien,, heeft er toe geleid, dat Amerika zelf als koper
optreedt. De prijzen zijn scherp gestegen en de grote
maatschappijen zijn ôp het ogenblik niet bereid, nieuwe
contracten te accepteren. Reders, die niet contracteerden
– toen zulks nog mogelijk was – op- basis van maximum
prijzen, moeten thans de zoveel hoger ,,spot” prijzen be-
talen –
Slot.
Ik heb getracht, in het kort en zonderop volledigheid
aanspraak te maken, de huidige situatie der wereldscheep-
vaart te schetsen. Op korte termijn zijn de vooruitzichten
nog steeds gunstig. Oigetwijfeld zullen, bijzondere omstan-
digheden daargelaten, de resultaten van het rederijbedrijf
ook dit jaar bevredigend zijn: Tal van factoren manen
echter tot voorzichtigheid en reserve bij het’beoordelen der
vooruitzichten op ietwat langer termijn. Zolang de wereld-
huishouding zo ôntwricht blijft als thans het geval is en
de politieke spanningen niet plaats maken yoor een doel-
bewust en gemeenschappelijk stre’en om cle vrede te win-
nen, zo lang zal van een reëel welvarend rederijbedrijf
moeilijk sprake kunren zijn en zal men zich voortdurend de vraag moeten stellen: hoe lang nog, véér de terugslag
komt.
C. VERMEY.
DE INTERNATIONALE GOEDEREN-
POLITIEK.
Deontworpen regelingen en plannen op het terrein van
de internationale g.oederenpolitiek kwamen in een vorig
artikel reeds ter sprake
1).
1-let is van belang, bepaalde
punten hieruit wat nadei’ aan een beschouwing te onder-
werpen.
Overweegt men meer in het algemeen het belang, dat
Nederland bij de goederenovereenkomsten heeft, dan kan
worden opgemerkt, dat dit tweeledig van aard is. Waar ons
land in belangrijke iate deelneemt aan het grote wereld-
verkeer, heeft het er een positief belang hij, dat de betrek-
kingen op internationaal handels
g
ebied zo goed mogelijk
worden g.eregeld en dat ook de voorziening van ‘s werelds
belangrijkste gi-ondstoffen zo regelmatig mogelijk en zonder
ernstige storingen plaatsvindt. Hier stmt echter tegenover,
dat Nederland in hoofdzaak consument is van deze grond-
.stoffen en als zodanig belang heeft bij lage prijzen er van.
Nu zal prijsstabilisatie door middel van een goedet-enover-
eenkomst bijna steeds leiden tot een hogere prijs dan men
gekend zou hebben, indien de prijsbepaling was overgelaten
aan het vrije spel van vraag en aanbod. Dit is de keerzijde
van de medaille. Het belang van Nederlands-Indië, dat
producent van vele stapelproducten is, is in dit 9pzicht
juist tegengesteld aan dat van Nederland.
Nog een ander aspect mag niet worden veronachtzaamd.
Gaat deregeling niet verder dan quotering van de uitvoer
zonde overeenkomstige beperking van dè productie in
het exportland, dan zal daar de binnenlandse markt met
het product worden overvoerd, met als gevolg een lage
prijs. Dit bergt bijv. bij’ granen een- groot gevaar in zich voor de veredelingsproductie in de landen, die het geaan
geheel of grotendeels moeten importeren. De lage binnen-
landse graanprijzen in het exportland begunstigen daar de
veredelingsproductie en, het betreffende land krijgt hier-
door bij het veroveren van de wereldmarkt een belangrijks
voorsprong op de veredelingsproductie in de landen, die
de grondstof grotendeels moeten ïmporteren.
Het feit, dat Nederland overwegend conument is van
agrarische stapelproducten, en de speciale positie, waarin
de Nedei-landse landbouw zich bevindt, mogen er ons niet
van weerhouden deze facetten van de goederenovereen-
komsten duidelijk onder ogen te zien.
De regeling in hei ontwerp-charter Qan dc I.T.O.
Erkent men de wenselijkheid van intergouvernementale
goedeienovereenkomsteu, dan is de regeling in het ont-
werp-charter niet onbevredigend. -Typisch zijn de voorwaar-
den, waarorftler de regulerende goederenovereenkomsten
slechts worden toegelaten, nl. uitsluitend indien zich
moeilijkheden tengevolge van een wereldoverschot yoor-
doen of worden verwacht. Men zou evenzeer een interna-
tionale regeling kunnen voorstaan om hulp te bieden
bij moeilijkheden tengevolge van een wèreldtekort. Op de
Londense Confeentie voor HandeJ- gn Werkgelegenheid
(October/November 1946) is dit punt ook aan de orde ge-
-weest, doch men huldigde daar de eigenaardige logica, dat
• een periode van overschotten doorgaans yolgt op één van
tekorten, dat de aanwezigheid vn een wereldtekort (kus
yijst op een toekomstige overproductie en uit dezen hoofde
een goederenregeling reeds mogelijk maakt. Men achtte
het derhalve niet nodig om nog eplicite vast te leggen, dat
een goederenovereenkomst ook ten tijde van een werçld-
tekort werd toegelaten!
Opvallend is voorts, dat @1e genoemde voorwaarden
zich speciaal het lot van da kleine pioducenten en var de
arbeiders aantrekken.
Het begins’el, dat goederenovereenkomsten moeten voor-
zien in een geleidelijke verschuiving van de productie ,naar
de meest efficiënte en meest economische productiegebie-
‘) Zie: ,,Regelingen en plannen op het terrein van de internationale
goederenpolitiek”, in
,,E.-S.B.”
van
16 Juli ji., blz. 569.
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
589
den, getuigt van een gezond en economisch inzicht, doch de
redactie, die het ontwerp-charter van, dit beginsel geeft,
is toch niet ongevaarlijk voor de Nederlandse landbouw,
welke door zijn spbciale structuur, die uit een historische
ontwikkeling is gegroeid, verschillende producten in ver-
gelijking met concurrerende landen tegen een hoge kost-
prijs voortbrengt.
Voor onze landbouw is de redactie in het rapport van
de Voorbereidende Commissie van de F.A.O. aantrekkelij-
ker (punt 90), waar rekening wordt gehouden met de na-
tionale economie van ieder land. Dit wordt bovendien in
punt 95 vn genoemd rapport nog zodanig verduidelijkt,
dat geen twijfel overblijft.
Dat de Londense Conferentie ten aanzien van hét tot
stand komen van een goederenovereenkomst het ,,equal
voice” beginsel tussen prod ucen tenlanden en consumenten-
landen heeft laten varen en in bepaalde gevallen ook aan
,self-supporting cou ntris” een zekere stem wil toekennen,
moet van de zijde van een consumentenland als een ver-
zwakking van zijn positie worden gevoeld.
De plannen Qan de F.A .0.
Het eerste plan van de zijde van de F.A.O., dat van haar
Directeur-Generaal Sir John Boyd Orr, is dat van een
idealist. Na zich eerst op ‘hlz. 8-9 van, zijn Proposals
laatdunkend uitgelaten te hebben over de inter-
gouvernementale ‘goederenregelingen uit de dertiger jaren,
ontvouwt hij zijn plan voor de ,,World F.00d Board”,’
dat we in ons vorig artikel reeds weergaven.
Een aanvechtbaar punt in het voorstel van Sir John Boyd
Orr is de wije, waarop hij de financiering van de World
Food Board behandelt. Daar de Board steeds de producten
iiikoopt tegen een mïnirnurnprijs en afapt tegen een maxi-
mumprijs, zal het voordelige verschil reeds voldoende
zijn om de voorraadliouding te kunnen financieren, zegt hij. Dit getuigt van een weinig practische kijk. De prijs-
stabilisatie op een lonend peil voor de producent zal in de
werkelijkheid spoedig leid en tot productie-uitbreiding.
Bij gebrek aan afzetwegen hiervoor zal de prijs dalen en
zal de ]3oard dus door middel van zijn ,,cömmodity corn-
mittees” perihanent moeten inkopen. Wie zal dit financie-
ren en bovendien, wie zal de kosten ervan dragen, indien
een dergelijk productie-overschot goedkoop. word t afgezet
naar behoeftige landen? De voorstellen van de Directeur-
Generaal geven ons hierop geefi antwoord.
We kunnen hieraan toevoegen, dat men er nooit in zal
slagen een in wezen corn rnercieel vraagstuk met behulp
van ideële doelstellingen op te lossen, indien men daarbij
vluchtig heenstapt over de financiële zijde van het wraag-
stuk. De langdurige conferentie van de Voorbereidende
Commissie van de F.A.O. te Washington heeft ook ge-
leerd, dat daar het financieringsvraagstuk het grootste
strijikelblok vormde.
Prijssiabilisatic dooi middel oan bul /erstocks binnen het
raam van een gocdei’enooereen/coinst.
De Voorbereidende Commissie, die het voorstel van Sir
John Boyd Orr heeft uitgewerkt en beter aan de practijk
heeft aangepast, stelde, zoals wij zagen, drie voorwaarden
aan goeclerenovereenkomsten: prijsstabilisatie ,,at levels
fair to producers and consumers alike”, voorkoming van
productiebeperking en verschuiving van de productië naar
die gebieden ,,in which the commoclities can be rnost
economically and effeclively produced”.
liet belangrijkste is uiteraard het doel: prijsstabilisatie,
en wel in het bijzonder de hoogte van de prijs, die aan de
bufferstockvorming ten grondslag zal liggen, m.a.w. het
niveau van de prijsstabilisatie.
Ofschoon de Commissie spreekt van ,,a price level fair
to producers’ancl consumers alike” is het niet te betwisten,
dat een dergelijke prijsstabilisatie in de practijk neer zal
komen op stabilisatie van een lonende producentenprijs,
te meer, daar het begrip redelijke producentenprijs” min
of meer vast list (nl. een prijs, die de kosten plus een rede-
lijke ondernemersbeloning goed maakt), terwijl het begrip
,,redelijke consumentenprijs” eig onhepaald is. Zouden we
er in de gedachtengang van de F.A.O. onder verstaan een
prijs, die onder normale omstandigheden een zodanige
consumptie mogelijk maakt als de doelstellingen van de
F.A.O. beogen, dan is het duidelijk, dat deze prijs
aanmerkelijk lager ligt dan de lonende producenten-
prijs, daar de be’olking’van vele arme en door de oorlog
verarmde landen de laatstgenoemde prijs niet op zal
kunnen brengen.
Ondr de huidige omstandigheden is een redelijke pro-
ducentenprijs dus niet verenigbaar met een redelijke ver-
bruikersprijs en daar in de practijk de goederenovereen-komst de prijs zal stabiliseren op een voor de producent
redelijk peil, zijn de producenenlanden.dan ook de eerste
belanghebbenden bij de voorgestelde goederenregelingen.
Te meer omdat de Voorbereidende Commissie de last
van de financiering der bufferstocks voornamelijk op de
schouders legt van de exportlanden, moet het als een lacune
in het plan van de F.A.O. worden gevoeld, dat de Com-
missie geen nadere aandacht aan het niveau van de prijs-
stabilisatie heeft geschonken en dit punt niet beter heeft
uitgewerkt. Uit deze tekortkoming spruit nu het gevaar van stabilisatie van een te hoge prijs voort. Immers, bij
producentenlanden, die weten, dat zij het giootste deel
van de kosten van de bufferstockvorming moeten dragen
en dat zij een eventueel productie-overschot slechts tegen
een lage prijs vergoed zullen krijgen, zal steeds de neiging bestaan de prijsstabilisatie op een betrelkelijk hoog niveau
te doen plaatsvinden om zodoende hun gehele productie toch lonend te maken.
Om dit bezwaar te ondervangen is, .hét noodzakelijk, dat
bij het tot stand komen van een goederenovereenkomst de
consumentenlanden tezamen een stemrecht uit kunnen
oefenen gelijk aan dat van de producentenlanden. hier:
boven zagen we reeds, dat de huidige redactie van het ont-
werp-charter van de I.T.O. hier geen voldoende waarborg
voor biedt.
Organisatie. en tinaniering.
De Commissie onderscheidt twee vormen van Organisatie
en financiering, ni.:
Een centrale internationale bufferstockinstantie, te
financieren doôr de landenleden te zamen.
Nationale buffervoorraadvorm ing gefinancierd door de
betrokken landen zelve. Volledigheidshalve zouden
w’e hier nog een tussenvorm aan toe kunnen voegen,nl
Voorlopige of gedeeltelijke voorraadvorming door de
landen zelve in voorbereiding op een internationale
bufferstockorganisatie.
Daar verschillende landen niet van zins waren een
centrale organisatie te bekostigen, acht de Commissie
nationale buffervoorraadhouding het enig practisch
bereikbare. Ofschoon wij het volkomen reëel achten,
dat hiermee de
kosten
van de voorraadvorming groten-
deels op de schouders van de exportlanden worden
gelegd, viagen wij ons toch af, of een centraal orgaan deze taak niet efficiënter zou kunnen uitvoeren. Veel
reglementering zal nu nodig zijn om te voorkomen,
dat de landén het eigen belang zullen laten prevaleren
en zich aan de lasten van de voorraadhouding zullen
willen onttrekken. Bij het tot stand komen van iedere
goederenovereenkomst zal moeten worden vastgesteld,
in welke onderlinge verhouding en tot welke hoeveel-
heid de grote exportlanden bij prijsdaling voorraden
zullen moeten aanleggen, wanneer en tot welke hoe-
veelheid de importianden hiertoe zullen moeten over-
gaan, wanneer en van welke landen de wederafzet
het eerst zal mogen geschieden, etc.
590
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 Juli 1947
ai.en
deze moeilijkheden niet i’oorkomen, indien men
de gehele buffervoorraadhouding van elk product in han-
den had gelegd van één centrale internationale organisatie,
hetgeen natuurlijk niët uitsluit, dat de feitelijke voorraden
toch regionaal kunnen worden opgeslagen? Daar de buf-
ferstockvorming in de eeiste plaats van voordeél is voor
de producentenlanden, zou de financiering van een der-
gelijke internationale organisatie niet ten laste moeten ko-
men van alle landen-leden, doch – althans voor het groot-
ste deel – en laste van de producenten-exportiandén.
Van de speciale ,,famïnc reserves” verwachten wij in
verband met de kosten, die deze met zich brengen, ook
geen gloot resultaat. Ons inziens kunnen in geval van mis-
oogst de uit een overvloediger periode stammende buffer-
stocks èven goed voor dit doel worden aangewend.
liet ,,concessioncd price system”.
Het kernprobleem, w’aarom zich alle moeilijkheden op het
terrein van de internationale goederenpolitiek bewegen, is:
hoe vinden we een voldoende groot afzetgebied voor het
aanbod van stapelproducten tegen een voor de producent
juist lonende prijs? En de moeilijkheden ontstaan, omdat
de.vraag het totale aanbod tegen deze prijs niet wil opne-
men.
De methode ter vorming van bufferstocks is zeer aan te
bevelen ter verviakking van prijsfluctuaties op betrekkelijk
korte termijn, doch zij brengt geen oplossing, indien èr
op lange termijn geen evenwicht is tussen vraag en aanbod,
indien de vraag het totale aanbod tegen de lonende produc-
tieprijs niet wil opnemen en zich wereldoverschotten be-
ginnen te vormen.
In plaats van nu weer zijn toevlucht te nemen tot
,,restrictions schems” of ,,quota systems”, gelijk in de
dertiger jaren, wil men trachten het productie-overschot
toch een weg ‘te doen vinden in de consumptieve sfeer en
wil men het goedkoop afzetten naar minder ontwikkelde
landen, o.a. in de hoop, dat deze landen hierdoor eenmaal
tot ontw’ikkeling zullen komen en dan een normaal afzet-
gebied zullen vormen.
1-let is de bedoeling, dat ook van deze ,,special-price
sales” de kosten door de exportlanden zullen worden ge-
dragen. Exportlanden zullen nl. een eventueel productie-
overschot goedkoop mogen uitvoeren raar behoeftige lan-
den, doch slechts dan, indien de wereldmarktprijs van.het
product zich rondom de minimum-grènsprijs van de buffer-
stockvorming beweegt.
Zonder op de mérites van dit plan in te gaan, brengen
wij slechts enkele punten naar voren, die bij de verwezen-
lijking er van de adndacht verdienen:
a. Wanneer een groot exportland zijn productiesurplus
slechts Legen een billijke prijs kan afzetten, bestaat
speciaal bij granen het gevaar, dat het voor dit land
voordeliger wordt het i5roductie-overschot te ver-
edelen en dan met het veredelingproduct concurre-
rend op de wereldmarkt te tredén. De mogelijkheid
van afzet tegen lage prijs kan bij granen dus heel ge-makkelijk tot storingen op de markt der veredelings-
l)rOducten leiden.
h. Bij de uitvoering van het plan zal men niet aan regle-mentering kunnen ontkomen. Vastgesteld zal moeten
worden, welk deel van de productie van ieder der grote
exportlanden tegen normale prijs op de wereldmarkt
afzet kan vinden, welk deel eventueel toegevoegd
moet worden aan een bufferstock en welk deel goed-
koop aan een behoeftig land kan worden verkocht.
Dit is allemaal mogelijk op basis. van een vroegere representatieve periode in de vorm van quota, doch
het rapport van de Voorbereidende Commissie merkt
terecht als bezwaar van quota op, dat het de gehéle
verdeling van productie in een keurslijf giet en ge-
wenste produötieverschuiyingea in d.&weg staat.
c. Verder zal de speciale afzetmarkt streng gescheiden
g’ohouden moeten worden van de normale wereldmarkt.
Vastgesteld zal moeten worden, hoeveel het behoef-
tige land normaal van het product iniporteerde; deze
hoeveelheid zal het eerst tegen de normale wereld-
marktprijs moeten afnemen, voordat het eventueel in
aanmerking komt voor een hoeveelheid tegen lage prijs.
Tegelijk zullen er dan waarborgen moeten worden ge-
schapen, dat deze laatste hoeveelheid ook inderdaad aan
de behoeftige bevolking ten goede komt en niet wederoii
als zodanig of in de vorm van een suhstituutproduct (zoals
rijst of eiproducten bij tarwe) clandestien wordt uitgevoerd.
Vermeld mag nog worden, dat de Commissie bij deze
speciale afzet tegen lage prijs eigenlijk alleen het oog had
op tarwe, ofschoon dit de toepassing voor andere stapel-
producten natuurlijk niet uitsluit.
We namen in het bovenstaande enkele punten wat nader
onder de loupe van de plannen, waarover de mogendheden
zich beraden om de internationale markt van stapelpro-
ducten in de toekomst een ongestoorUe ontwikkeling te
waarborgen.
Voor het product tarwe zijn deze plannen reeds in het
verste stadium van voorbereiding. De ,,International
7
heat
Conference” is reeds te Londen bijeen geweest,
doch men is het nog niet eens kunnen worden over een
prijs, die zowel voor de producent als de consument aan-
vaardbaar is. Dit is ook een bijzonder moeilijk punt, zoals
wij boven zagen.
Het blijft merkwaardig maar tegelijk prijzenswaardig,
dat men al de hovenbehandelde problemen reeds onder ogen
ziet, terwijl de wereld op het ogenblik nog te kampen heeft
met een tekort aan de voornaamst’e voedselproducten.
Op de juist achter, ons liggende Internationale Graan-
conferentie te Parijs is dit nog gebleken. Men vreest voor
het komende jaar een wereldtekort van 18 millioen ton
2)
graan (excl. rijst). In plaats van de handen ineen te slaan
om door middel .van een goederenovereenkomst de afzet
van een te grote wereldproductie in goede banen te leiden, zullen de regeringen voorlopig dus nog moeten toezien op
een zo zuinig mogelijk verbruik van graan, dat in de eerste
plaats zal worden aangewend voor de menselijke consump-
tie.
Ofschoon de Voorbereidende Commissie te Washington
enkele principië)e moeilijkheden nog niet definitief heeft
opgelost, heeft zij de problemen toch zo reëel mogelijk
onder ogen gezien. De voorwaarden, waaronder zij ,,long
–
term contracts” toelaat, leggen hier bijv. getuigenis van af.
Enkele maanden geleden was te Sçheveuingen de ,,Inter-
national Federation of Agricultural Producers” (1 .F.A.P.)
bijeen en ook van deze zijde hoorde men stemmen, in de
eerste plaats met betrekking tot het product tarwe, die
achter de plannen van de F.A.O. staan. Opvallend blijft
daartegenover de houding van Engeland, het grootstë
consumentenland ter wereld, dat tegen de voorgestelde
regeling het meeste verzet biedt. Ons eigen land is ook
een importland van agrarische stapelprodcuten; wij stipten
in het begin Van dit artikel echter reeds aan, dat de po-
gingen, die worden gedaan om de wereldmarkt een stabiele
conjunctuur te verzekeren, op lange termijn ook in het
voordeel van een consumentenland zijn. Uit dien hoofde
hoeven wij dan ook niet afwijzend tegenover die pogingen
te staan en kunnen wij met belangstelling de verdere ont-
wikkeling van de internationale goederenpolitiek tegemoet
zien.
G. GREIDANUS.
2)
Bedoeld zijn Iongtons (1.018 kg). Ter oriëntatiediene, dat men op
cle Conferentie te Parijs de wereldgraanproductie stelde op 550 mil-
lioen ton, waarvan rijst rond 100 millioen ton. Bij deze cijfers zal
vermoedelijk de graanproductie van de Sovjet-Unie niet inbe-
grepen zijn. –
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
591
OVERHEID EN INDUSTRIE IN ENGELAND.
i)e dagelijkse spotpreni in eenvan de Engelse dagbladen
stelde kort geleden een harmonicaspeler Yoor, die vlak
voo»r de neus van een -nieuwe Amerikaanse auto stond te
spelen. Een oud vrouwtje kwam naar de man toe en zei:
,,Je krijgt een kwartje als je op dat andere ding speelt.”
1-let is een grapje, dat in ons land betrekkelijk kort na
»
.
de bevrijding opgang »had kunnen vinden. Maar in Enge-
land zijn de Amerikaanse auto’s nog even schaars als
toen in Nederland. Er komen wel veel nieuwe Engelse
wagens aan de markt, maar met uitzondering van de
,,Standard” hebben ze allen nog de modellen van 1940.
Dit voorbeeld is typerend voor de outillage en de pro-
ducten van de Engelse industrie. Er wordt gewerkt met
verouderde machines en installaties, volgens verouderde
productiemethoden en naar verouderde modellen er!
voorbeelden. De voornaamste oorzaak hiervan is wel,
dat het.wetenschappelij ke onderzoekingswerk ten behoeve
van de industrie lange tijd volkomen werd verwaarloosd,
waardoor men niet meer over voldoende deskundigen
beschikte, die de richting konden aangeven op de weg
der vooruitgang. In de Verenigde Staten, die toch reeds
zo’n grote voorsprong hadden op dit gebied, werd voor ,,scientific research” jaarlijks 0,6 pCt van het nationale
inkomen uitgegeven. In Engeland echter, waar het zoveel meer nodig was, bedroegen deze uitgaven slechts 0,1 pCt
van het nationale inkomen
1).
Niet allèen, dat »ei» daar-
door een onvoldoende aanvoer was van nieuwe deskun-
dige specialisten, er was ook een verlies van oude ervaren
krachten. Zo gingen vele der voor de Engelse textiel-
industrie zo belangrijke mode-ontwerpers naar Zwitser-
land en dit is een van de redenen, waarom de nieuwste
modellen thans dikwijls eerder versc1ijnen in liet Alpen-
land dan in Londen. –
1-Jet exportprobleem houdt de noodzaak in, dat de
uitvoer van vele produöten wordt opgevoei’d, dat de
prijs omlaag gaat en dat de aangeboden artikelen, niet
alleen wat betreft kwaliteit, maar vooral om hun uiterlijke
vorm, hij de consumenten in de smaak vallen. Dit be-
tekent, dat in veel groter mate dan tot.dusver aandacht
moet w’Örden besteed aan het vraagstuk der industriële
vormgeving. De Board of Trade, die verantwoordelijk
is voor de vergi»oting der exportmogelijkheden, heeft
daarom het initiatief genomen tot de oprichting van de
,,Council of Industrial Design”» Deze raad, welke reeds
in Jet bezit is van een groot hoofdkantoor in –
Londen en die vorig jaar de ,,Britain can make it”-tentoon-
stelling organiseerde, streeft er naar, om in samenwer-
king met het particulier initiatief te komen tot de op-
richting van zgn », ,Design Centres”, waar jonge mensen
een grondige opleiding kunnen ontvangen in de industriële
vormgeving en waar verder
–
door onderlinge uitwisseling
van ideeën en dooi» studies de producten en productie-
middelen zullen kunnen worden aangepast aan de aesthé-
tische “n doelmatigheidseisen, die daaraan tegenwoordig
w’orden gesteld.
»,..
»
Dit wat het uiterlijk van de Engelse industriële pro-
» ducten betreft. De prijs wordt over het algemeen ongun-
stig beïnvloed door de relatieve inefficiency van het
Engelse bedrijfsleven. De algemene kenmî’ken daarvan
zijn: onvoldoende mechanische uitrusting, gebrekkige
organisatiemethoden en te laag arbeidstempo van de
arbeiders. De grotere productiviteit van de Amerikaanse
industrie ten opzichte van de Engelse wordt voor een
belangrijk deel veroorzaakt, behalve
»
door meerdere
standaardisering van de producten, door het geruilc
vai een veel grotere hoeveelheid kapitaalgoederen. Of-
schoon de cijfers niet helemaal vergelijkbaar zijn, geeft
) Zie: Michael Young, ,,Labours’ Plan for Pleny”
het toch w’el enig beeld van de verhouding, wanneer
Young zegt, dat in 1937 in cle Engelse industrie 224 Kwh
energie per hoofd werd verhi»uikt,
»
tegenover 398 Kwh
in de Verenigde Staten. »
1-Jet is wellicht mede een gevolg van de ti»aditionele en
dikwijls enigszins ‘superieure” deikwijze van vele En-
gelse industriëlen, dat men in industriële kringen dikwijls
minder overtuigd is van de noodzakelijkheid tot opvoe-
ruig van de industriële efficienc’ dan in de kringen van
de huidige Engëlse Regering. Het komt niet zelden vooi»,
dat fabrikanten trots zijn op hun vei’ouderde installaties en zij weigeren om over te gaan tot het aanbrengen van
wijzigingen in hun reeds jarenlang in gebruik zijnde
productiehiethod en. Anderzijds ontbreekt het vele voor-
uitstrevende fabrikanten aan de middeleii om door het
doen
–
van zelfstandig researchwerk of op andere wijze
kennis te nemen van de beste productie- en organisatie-
methoden» Daarom was één van de eerste na-oorlogse
maatregelen van de Regering het overbrengen van de
,Production Efficiency Service”, welke aan het Ministerie
van Vliegtuigproductie was verbonden, naar de Board
of Trade, zodat.daardoor alle ondernemingen, die advies
over technische problemen wilden inwinnen, van deze
dienst gebruik konden maken.
De maatregelen, welke genomen zouden moeten wor-
den om te voorzien in het tekort aan wetenschappelijk
geschoolde technische en organisatorische leiders in het
industriële leven, werden bestudeerd door de zgn: Baillieu-
commissie, welke vorig jaar aan Sir Stafford Cripps rap-
poi»t uitbracht. Als gevolg daarvan werd opgericht het
,,British Institute of Management’ met een regerings-
subsidie van £ 150.000, dat wetenschappelijke organisatie-
methoden zal bestuderen en ontwikkelen en verder ad-
viezen zal geven ovër de opleiding van bedrijfsleiders.
Ovei» dit laatste onderwerp is kort geleden een rapport
gepubliceerd, uitgebracht aan de minister van Onderwijs dooi» een commissie, welke ander voorzitterschap stond
van de bekende economische adviseui» L.Urwick» 1-lierin
werd ‘nauwkeurig onderzocht, hoe de leidende arbeid in
het Engelse bedrijfsleven was samengesteld, en werden
voorstellen gedaan om door i
–
hiddel van cursussen en
examens in de behoefte aan wetenschappelijk geschoolde
leiders te voorzien, waarbij tevens een vergelijking werd
getrokken met soortgelijke opleidingen in de Verenigde
Staten.
Een klak-keloze copiëring van Amerikaanse methden
heeft echter geen zin, omdat vele omstandigheden en
voorwaarden daartoe een te zeer eigen nationaal karakter
hebben. Daarom wordt, er thans in iedere bedrijfstak
naar gestreefd om de voor Engeland in die bedrijfstak
meest geschikte methoden en organisatiewijzen vast te
stellen. Hiertoe zijn door de Regering ‘ingesteld zgn»
,,Working Parties”, die zijn samengesteld uit een gelijk
aantal vertegenwoordigers -van Regering, werkgevers en
arbeiders per bedrijfstak, ondei» leiding van een onpartijdige
voorzitter» Uit de dikwijls lijvige rapporten, waarin dan
getracht wordt een soort theoretisch ideaalhedrijf te
construeren, blijkt o.a., dat de ,onderzoekingeri veelal
worden bemoeilijkt door de traditionele geheimhouding,
waardoor er een ontstellend–gebrek is aan cijfermateriaal;
iets wat men in Anerika helemaal niet kent.
Grotere productie en betere efficiency zijn ook in h
»
t
belang van de arbeiders» Vakverenïgingsleiders in de
Verenigde Stateii hebben dit reeds lang geleden ingezien»
Zij hebben dikwijls de beste organisatiespecialisten in
dienst en zi
»
jn vaak beter op de hoogte van de mogelijk-
heden -om de productie op te voeren clan de bedrijfs-
leiders zelf. De Engelse Regering tracht thans de Ti»ade
Unions enigszins in deze richting te sturen,
.dooi»
ze te
592
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 Juli 1947
laten. medewerken aan de invoering van ,,Joint Produc-
tion Comtnitte.es” in ièder bedrijf, die zijn samengesteld
iit vertegenwoordigers uit bedrijfsleiding en arbeiders
en welke ten doel hebben het best mogelijke gebruik van
arbeid en productiemiddelen vast te stellen.
Een verbetering van de productiviteit is niet altijd
mogelijk zonder een ‘grondige reorganisatie van de struc-
tuur van.een bepaalde bedrijfstak. Dit was bijvoorbeeld
noodzakelijk bij de E’igelse steenkolenmijnen. Volgens
de Engelse wet was het slechts mogelijk om kolenlagen
te ontginnen, waarvan men het eigendomsrecht van de
daarboven liggende grond bezat. Het gevolg was, dat
in het verleden iedereen, die eigenaar was van een stukje
kolenhoudende grond, een mijn ging graven, zodat er
746 vêrschillènde kolenmijnen bestonden. De meesten
dezr mijnen werkten met een zeer beperkt bedrijfs-
kapitaal, zodat ze niet in staat waren door uitbreidingen
en verbetering van hun mechanislie installatie het tempo
van de industriële ontwikkeling bij te houden. Daardoor
steeg de gemiddelde productie per mijnwerker in Enge-land tussen. 1913 en 1938 slechts met 13 pCt, tegenover
64 pCt in Duitsland en 101 pCt in Nederland. De hygiëni-
sche toestanden in de mijnen stonden verder beneden
elk peil en duizenden mijnwerkers stierven elk jaar door
ziekten of als gevolg van ongevallen. Daarbij kwam,
dat zij behoorden tot de slechtst ,betaalde béroepen. De
mijnwerker kwam volgens zijn loon op de 81ste plaats
van de ranglijst (Reid report). Velen verlieten daardoor
het mijnbedrijf en de. voortdurend dalende productie-.
opbrengst culmineerde in de hevige kolencrisis van de
afgelopen winter.
Steenkool is echter het bloed van de Engelse ipdustrie
en de enige manier, waardoor de poductie weer kon
worden opge’oerd, was modernisering en mechanisering
van de outillage, hogere lonen en’betere arbeidsvoorwaar-
den voor de mijnwerkers. Dit is het voornaamste motief
geweest voor de nationalisering van de stcenkolenmijnen
welker noodzalelijkheid zelfsniet meei door de Oppositie
wordt bestreden. Tegen de nationalisatie van het trns
portwezen rezen evewe1 hevige protesten, doch de Labour-
regering voerde deze door, omdat zij het een ongezonde
toestand achtte, wanneer vier verschillende spoorweg-
maatschappijen elkaar onderling beconcurreerden, terwijl
voorts verschillende au tobusondernemingen tussen dezelfde
plaatsen dezelfde diensten onderhielden.
Een van de voornaamste argumenten, waarom de
Labourregering tot nationalisatie van deze en andere
‘bedrijfstakken wil overgaan, is haar stelling, dat het par-
ticulier initiatief in Engeland gQtoon(, heeft, niet in staat
te zijn het tempo van de industriële ontw’ïkkeling, in het
bijzonder in Amerika, maar ook in Duitsland en Rusland,
hij te houden. Dat door nationalisatie en door regerings-
ingrijpen de productie en de productiviteit belangrijk
kunnen w’order’i opgevoerd, bewijst het voorbeèld van
Sovjet-Rusland, waar de kôlenproductie tussen 1913 en
1938 steeg van 29 tot 132 miflioen. ton en de electriciteits-
pIoductie van 2.000 tot 37.000 Kwh. liet lijdt geen twijfel,
dat de maatre(yelen, welke in de’dictatoriale landen, met
name Sovjet-Rusland en het voormalige nationaal-socialis-
tische Duitsland, zijn genomen om de productie op te
voeren en cle achterstand ten opzichte van het kapita-
listische Amerika te verkleinen, de andacht verdienen
van de westerse democratieën, die zozeer achterop zijn
gerakt. ,,The lessons we could learn from dictatorshis
are many. Some of the things thpy have done could be
adopted without any change in the.political or social
systems. The first would be to reöognise that the efficiency
of industry is of national importance, and a risc in the
efficiency of industi’y is necessary to an improved stan-
dard of living for the people. To be efficient, indutry
must have the tools of efficienc, the conditiofis of
efficiency and. efficiency in the vork of all ranks”,aldus
Lewis C. Ord in ,,Secrets of Industry”.
rçer%Vijl
vôôr de
oorlog de jaarlijkse opbrengst van de industrie per hpofd
in – Engeland slechts £’ 264 bedroeg, tegenover £ 595
in de Verenigde Staten, waar bovendien de
–
werkweek
korter was, was Duitsland er, met een relatief veel
kleinere industriële bevolking, in geslaagd deze op-
brengst op te voeren tot £ 294 per hoofd
2).
Wanneer men echter een vergelijking treft, dan is het
goed er rekening mede te houden, dat de voordelen,
welke in de dictatuurstaten werden verkregen door een
hogere productiviteit, voor een groot deel weer werden
teniet gedaan door de lasten van een bureaucratisch
contrôle-apparaat. Ook’ in Engeland is het grote leger
staatsambtenaren een probleem van de eerste rang. Niet
alleen de directe bureaucratie echter drukt een last op
het bedrijfsleven; daarnaast: moet rekening worden ge-
houden met de duizenden klerken en administrateui’s,
die in de bedrijven zelf nodig zijn om de overheidsmaat-
regelen in te voelen en te controleren. Daardoor kan,
wat aan de productieve zijde gewonnen wordt,
–
aan de
administratiev zijde weer verloren gaan.
1-Jet vraagstuk van de industriële productie en efficiency
wordt thans in Engeland van alle kanten door de Overheid
energiek aangepakt. Het is zeker de moeite waard, dat de
gang van zaken met belangstelling in Nederland wordt
gevolgd. Doch het is tevens goed, een open oog ‘te hebben
voor de’bezwaren en gevaren, die er aan zijnverbonden,
omdat wie zich aan een ander spieelt, zich zacht spiegelt.
H. J.
GROENEVELT.
‘),,Economic Journal”,
April 1943.
INGEZONDEN STUK.
VERPLICHTE AANSLUITING VAN OPENBARE DIENSTEN EN
BEDRIJVEN BIJ DE PIJJ3LIEKRECIITEUJKE
BEDRIJFSORGANISATIES.
De heer J. 1-Jasper schrijft ons:
Onder déze titel heeft Mi’ H. A. Foyer in het nummer
van 18 Juni jl. (hlz. 492) enige opmerkingen gemaakt over
het adres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
waarin tegen de verplichte aansluiting van ‘openbare
diensten en bedrijven hij de publiëkrechtelijke hedrijfs-
organisaties stelling wordt genomen. Mr
–
FoSrer wijst er
op, hoezeer gemeentelijke dienstenen bedrijven aanhet
productieproces deelnemen en een aandeel -hebben in
.het maatschappelijk verkeer. 1-let .openbaar belang, dat
daai’bij wordt hehartigd, is, zo schrijft hij, niet steeds
gelijk aan het algemeen belang. En omdat de publiek-
rechtelijke bedrijfsorganisaties de taak van de centrale
Overheid overnemen, zullen de gemeenten aan de regelen
van de pub,liekrechtelij ke bedrij fsorganisa ties moeten
worden onderworpen. ‘ . /
Ik zou daarbij enige kanttekeningen willen maken.
Wanneer de publiekrechtelijk.e bedrij fsorganisaties zich
alleen maar 2ouden bezighouden met normalisatievoor-
schriften e. d., dan zou de Vereniging van ‘Nederlandse.
Gemeenten geen aanleiding hebben gevonden zich tot
de Regering te wenden. Wanneer wij echter op het gebied
van lonen on prijzen komen, begeven wij ons al op een terrein, waarop andere invloeden gelden; voorzover zij
van locale aard zijn, zullen ook .de publiekrechtelijke
hedrijfsorganisaties daarmede rekening kunnen houden.
Maar het loonpeil is een zaak, die in en voor een gemeente
van groter belang is dan dat, hetwelk voor een bepaald
bedrijf of een bepaalde gemeentelijke dienst wordt ge-
dientl. De prijzen houden rechtstreeks verband met de
tarieven- en zelfs de helastingpolitiek van de gemeenten,
die dus haar autonome bevoegdheden zoude?i moeten af-
– ,,-‘—–
—. ,-,—-,,,
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
593
staan aan een organisatie, die voor de gevolgen voor de
openbare kassen van de locale gemeenschappen niet ver-
antwoordelijk zijn.
Er zijn nog grotere bezwaren. De aansluiting wordt onaannemelijk, wanneer bijv. belangen van de volks-
gezondheid op het spel staan. De heer Foyer zal zeggen:
die zijn nergens veiliger clan bij de centrale Overheid.
Ik sta daar sceptisch tegenover, maar ik zal dat theoretisch
niet betwisten. Zijn pleidooi gaat uit van het apriorisme,
dat piibliekrechtelijke hedrijfsorganisaties en centrale
Overheid geïdentificeerd mogen worden. En dat nu
is – in weerwil van alle suggestieve voorstellingen van voorstanders – niet het geval. Dat weten de gemeenten
reeds uit de praktijk; dat weet trouwens ieder, die er van
op de hoogte is, dat de verordeningen van publiekrechte-
lijke bedrijfsorganisaties nog dooi de centrale Overheid
moeten wOrden getoetst, hetgeen de mogelijkheid van het
niet-behartigen van een openbaar belang veronderstelt.
Ik meen met deze enkele kanttekeningen te moeten
volstaan om de indruk weg te nemen, dat de gemeenten
alleen maar voor ,,complicaties” ,,bevrecsd” zouden zijn;
voor de gemeenten gaat het om veel grotere belangen dan
het vermijden van moeilijkheden; het gaat om een ernstige
aantasting van – de verantwoordelijkheid van publiek-
rechtelijke lichamen door publiekreclitehijke bcdrijfsorgani-
saties, die ten onrechte menen, dat zij inzake lonen, prijzen
en openbare belangen als bijv. dat van de volksgezondheid
in de plaats mogen en kunnen treden van de daarvoor
bij de wet aangewezen organen, en die niet het gevaar
zien, dat het openbaar belang hij de behartiging van het
particuliei-e belang in de knel kan raken, zoals het in
de praktijk reeds werd geschaad. Ook daarover heeft de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten reeds aan de
Regering geschreven.
Naschrift.
De heer Ilasper laat mijn argumentatie vôôr aansluiting
onverkort, maar w’ijst op enige gevaren, t.w.:
aantasting van de gemeentelijke autonomie;
verslechtering van de sociale politiek.
De realiteit van het eerste punt kan ik iiiet ontkennen.
Echter: de sociaal-econ omische ontwikkeling dwingt to t
samenwerking, planning en coördinatie. De gemeenten zul-
len daarom, evenals de particuliere bedrijven, een deel van
hun vroegere autonomie inzake lonen, prijzen, tarieven,
investeringen, uitgifte van industrieterreinen enz., blijvend
moeten missen ten behoeve van een conjunctuur- en struc-
tuurpolitiek in groter verband, liet slagen van een derge-
lijke pplitiek is voor de gemeenten zelf van het grootste
belang.
Wat het gevaar voor de sociale politiek betreft: ik wil
dat, om de vooj’den van de heer Hsper te gebruiken
theoretisch niet ontkennen, maar ik’acht het in een be-
drijfsorganisatie, waarin het overheids- en het arbeiders
elëment nââst de ondernemers vertegenwo’ordigd zijn, en
wier verorde?singen voorts nog door een centrale instantie
(SociaalEconomische Raad en/of centrale Overheid) moe-
ten worden getoeist, practisch miniem.
Tenslotte nog dit: ik heb niet de bedrijfsorganisatie
willen voorstellen als paladijn van het algemeen belang;
zij is evenzeer als de gemeente (wil men: méér) groeps-
orgaan. Wel heb ik willen betogen, dat in economicis er samenwerking van alle betrokkenen moet komen – nog-
maals: de ontwikkeling dwiiigt er toe – en dat de gemeen-
ten zich daaraan nie:t mogen onttrekken.
Mr H. A. FOYER
AANTEKENING.
NEDERLAND EN INJ)ONESIË ALS ECONOMESOJTE EENIFIEJD.
Ondanks het theoretisch inzicht, dat economische ge-
beurtenissen, door hun interdependentie, veelal een veel
wijder werking hebben dan men pleegt aan te nemen,
ontmoet men in economische beschouwingen nog vaak
bewijzen van het tegendeel. Men erkent algemeen, dat het
economischi leven een organisme is, waarbij een enkele vei’-
andering niet een of twee, maar verschillende consequenties
met zich brengt; gaat men echter tot daadwerkelijke ana-
lyse over, dan is men geneigd de uitwerking van bepaalde
factoren. te beperken. Men vergeet, dat bedoelde factoren
nog verder doorwerken, andere en meer delen van het
economisch organisme beïnvloeden, terwijl liet juist de
taak van de onderzoeker is alle relevante elementen na te
speuren en aan het licht te brengen.
Zo lijkt het aannemölijk, de Indonesische economie dua-
listisch te zien. Er is een Westers gedeelte, dat zicht oriën-
teert op de voortbrenging van exportproducten; er is een
Indonésisch gedeelte, dat zich bezighoudt met de teelt
van voedingsgevassen voor eigen gebruik, met daarnaast
enige activiteit op het gebied van de productie voor de ex-
port: En al geeft men toe, dat tussen beide deleti geen
waterdichte schotten bestaan, men pleegt ze toch betrek-kelijk onafhankelijk van ellaar te zien.
Zo is de werkelijkheid van de Indoiiesische economie,
zoals door Prof. Posthuma geanalyseerd, niet geheel
1).
Beide sferen zijn veel meer interdependent dan men meent.
In feite is de werking van het Westerse element veel breder
en dieper dan men pleegt aan te nemen en men moet veeleer
van eenheid dan van dualisme spreken.
Wat heeft intussen de Indonesische boer te maken ‘met
het Westers gedeelte? Is hij niet onafhankelijk daarvan?
Kan hij zijn eigen gang niet. gaan? –
Dat is niet het geval. Allereerst is daar de kwéstie van
rust, orde en rechtszekerheid, zonder welke geen economi-
sche verkzaamheid mogelijk is. Dez6 factoren zijn pro-
ducten van het ‘Westerse çlemnt. Dan zij gew-ezen op de
beolkingscultuur van exportgewassen, die een regelrechte
navolging is van de ‘Westerse’ ondernemingen. Rubber,
oliepalm, thee, koffie, tabak zijn door liet Westen ingevoerd
en het is een oppervlakkige mening, te denken, dat zij
verder aan zidh zelf zouden kunnen worden overgelaten.
Want deze cultures vereisen o.a. voortdurende verzorging,
die in hoge mate wetenschappelijk van karakter is. Deze
wetenschap is voorshands nog Westers. Tenslotte is daar
de typisch Indonesische activiteit, die zich richt op de pro-
ductie van voedingsmiddelen, in hoofdzaak voor eigen
gebruik. Zou hier het Westerse element betekenis hebben?
Oppervlakkig beschouwd neen, maar de werking van
economische factorelT reikt verder. In de laatste 20 jaar is
het heplante areaal op Java mèt niet meer dan 4 pCt
oitgehreid. De bevolking is daarentegen met 33 pCt toege-
nomèn. Dit is mogelijk geweest door intensivering van de
bebouwing en een gedeeltelijke verschuiving van het rijst-
diëet ‘naar zgn. tweede gewassen en sojabonen. Intensive-
ring en verschuiving vonden plaats onder Westerse leiding.
‘Er. is meer. Indonesiö als geheel heeft een tekort aan rijst.
Import is derhalve nodig, waarna de rijst, van binnen- en
buitenland verkregen, soepel en oordeelkundig moet woi’-
den gedistribueerd. Enige hapering in dit mechanisme,
dat zowel Organisatie als een behoorlijk fungerend vervoer
veronderstelt, kan fatale gevolgen hebben, zoals de Japanse
bezettingstijd te zien gaf, toen bepaalde gedeelten honger
leden en andere overschotten hadden (Pati resp. Besoeki). Productie alleen, zondem’ aanvulling uit het buitenland en
zonder een ‘oordeelkundige distributie, in beide gevallen
vrucht van Wésterse arbeidzaamheid, zou niet voldoende
zijn.
Zo werkt het Westerse element door op gebieden, waar de
Indonesische activiteit het onafhankelijkst lijkt, lIet Wes-
tei’e en Indonesische gedeelte van de economische werke-
lijkheid in Indonesië vormen geen dualisme, maar veel-
eer een symbiose, éen symbiose tussen Westers
) Prof. S. Posthuma, Nederland en Indonesië als economische eenheid. Rede uitgesproken op de jaarvergadering van dc Neder-
landse Maatschappij voor Nijverheid en Handel te Haarlem op 20
Juni 1947.
594
ECONOMISCH- STAT ISTISCHE BERICHTEN
23 Juli 1947
kapitaal en leidende arbeid enerzijds.en Indonesische na-
1uur en uitvoerende arbeid anderzijds. Bij deze symbiose,
die in de taal der wetenschap complernentariteit heet, zijn
alle betrokken factoren nodig. De onderscheidene delen
hebben waarde als eenheid.
Toor Indohesië heeft die eenheid de spectaculaire
hevolkings-vermeerdering op Java mogelijk gemaakt.
Gedurende de laatste 150 jaar is de bevolking er van
4..1 millioen tot bijna 50 millioen toegenomen. Die een-
heid had verder tot gevolg, dat 6 â 7 pCt van de be-
volking werk vond in de Westerse bedrijven. Door
WTe
y
er is geschat, dat in 1938 ongeveer f 100 millioen
clQor de grote cultures is vei’loond. Deze lonen en de
opbrengst van de hevolkingsexportgewassen vormen
een welkome en noodzakelijke aanvulling van het reële
inkomen van de bevolking, (tat in hoofdzaak is gebaseerd
op de opbrengst van de door haar verbouwde voedingsge-
wassen. ‘l’enslolte zij gewezen op het nut, dat Indonesië
als geheel heeft hij een behoorlijk verkeersrtet, een ge-
zond geldwezen en dergelijke.
Voor Nederland beperkt de betekenis van de economi-
sche symbiose zich niet alleen tot de kapitaalbezitters. Prof.
rri
n
b
ergen
en Prof. Derksen hebben in dit verband bereke-
ningen gemaakt, die uitwijzen, dat een uiteenvallen van de
symbiose veel verdere gevolgen heeft
2).
Prof. Posthuma
geeft de volgende cijfers. Voor de oorlog bedroeg het gedeel-
te van het nationale vermogen, dat in Indonesië werd be-
led, ongeveer 15 h 20 pct. -In verband met de afgeleide
inkomens was circa 15 pCt van het nationale inkomen in
Nederland direct of indirect van Indonesië afhankelijk;
3 pCt van het Nederlandse volk woonde bovendien in In-
donesië. Is
01)
grond van deze cijfeis de betekenis van In-donesië vom de gemiddelde Nederlander ongeveer gelijk
te stellen met 15 4 20-pCt van ieders inkomen? Geensains!
Die betekenis is groter, want .Indonesië vulde voor dé
oorlog het tekort aan van de Nederlandse handelsbalans.
Zonder clie aanvulling,
01)
het ogenblik te schatten op $ 100
â $ 150 millinen, zouden minder voedsel,’grondstoffers en
kapitaalgoed eren kunnen worden ingevoerd, hetgeen neer-
komt op een ,,dircte aantasting van onze voedselpositie
en het stilleggen van een zeer belangrijk deel van onze
industiie, ook voorzover clie zelf weer voor export werkt”.
De economische eenheid of symhiose tussen Nederland
en I’ndonesië schept cle voorwaarden voor een behoorlijk
sarnenaan van de productiefactoren natuur, arbeid en
kapitaal, welk sâmengaan baten afwerpt voor beide delen
van het geheel. Een uiteenvallen dfer symbiose zal niet
alleen bepaalde groepen in beide landen treffen, doch, om
de woorden van Bevin te gebruiken, met zich brengen ,,a
considerablo reduction in the standard of living” in In-
donesië zowel als Nederland.
‘) J. B. D. Derksen en
J.
Tinbergen, Berekeningen over de
economische hecekenis van Ncderlandscli-Iïic] ië voor Nederland”.
INTERNATIONALE NOTITIES.
Vi’HIE001N0
VAN
i)E STEENICOOLPLUJS iN 1)I
VEHENLO I)E S’I’ATENI
De leider van de ,,United Mme Workers”, John Lewis,
is er kort geleden in geslaagd, ondanks het door de Senaat
overstemde veto van President Truman inzake de vakver-
enigingen in de Verenigde Staten, om voor de mijnwerkers
verhoging van loon te verkrijgen. De vraag rijst, welke
gevolgen dit feit zal hebben voor het prijsniveau.
President Truman heeft op Maandag 14 Juli jI. een be-
roep gedaan op de kolen- en staalproducenten om niet
onmiddellijk tot prijsverhogingen over te gaan, doch te trachten de hogere lonen door stijging van de productie
op te vangen. Steenkolen en staal nemen een zodanige strategische positie in, dat zij tal van andere producten
beïnvloeden; prijsverhogingen in beide slen telindustrieën
zullen, aldus de President, een inflatiespiraal tot gevolg
hebben.
Inmiddels weet de ,Neue Zürcher Zeitung” van 16 Jul
‘
jl.
te melden, dat men in kr.ingen van de staalindustrie
reeds druk bezig is, de gevolgen te bestuderen van de dooi’
Lewis verkregen concessies. Er wordt i’ekening gehouden
met een verhoging van de kolenprijs van gemiddeld min-
stens 70 dollarcent pet’ ton. Dit zal weer met zich brengen
een verhoging van de staalprijs met 1.
1
, dollarcent per pond
of S 5 per ton. Ovet’ het algemeen verwacht men, dat de
staalprijzen met ongeveer 10 pCt zullen stijgen.
De kans bestaat, dat alle staalverwerkende industrieën
in dat geval genoodzaakt zullen zijn eveneens prijsverho-
gingen door te voeren.
De jjrijzen van auto’s, van landbouwmachines, van huis-
houdelijke apparaten zullen stellig de hoogte in gaan.
Ook voor de woningbouw, momenteel toch al bemoeilijkt
door hoge kosten, zal de prijsverhoging gevolgen hebben.
Toch schijnt de uitwerking hiet nog al mee te vallen.
Slehts 10 pCt van de gezamenlijke bouwkosten wordt
i voor de aankoop van staalproducten besteed. Bij de gepro-
jecteerde prijsstijging van staal met 10 pCt i’ekent men
in het bouwvak op een kostenverhoging van nauwelijks
meer dan pCt.
Indien het beroep van President Truman niet kan wor-
den ingewilligd, gaat de prijsstructuur van de Verenigde
Staten, die nog nauwelijks gestabiliseerd is, een nieuwe op-
gaande ontwikkeling tegemoet. De zaak heeft echter, be-
halve een nationale, ook een internationale kant. Een
stijging van het prijsniveau in de Verenigde Staten be-
tekent een vei’dere belasting van de importschema’s van
verschillende landen.
ENO ELSE A E BEl USCONVLEC’I’EN IN 1916.
in tegenstelling tot wat men over het algemeen denkt,
blijkt 1946 voor Engeland een jaar te zijn geweest van
betrekkelijke arbeidsvrede. Volgens de ,,Ministry of La-
hoor Gazette” bedroeg het aantal arbeidsconflicten ver-
leden jaar 2.205, waarbij 405.000 arbeiders direct en 121.000
arbeiders indirect betrokken w’aren. Aan arheidsdagen
gingen verloren 1,16 millioen, tegen 3,71 millioen en 2,84
millioen in respectievelijk 1944 en 1945. Van V.J.-day
tot eind 1946 bedroeg het aantal verloren gegane arbeids-
dagen 3,75 millioen of nog geen 10 pCt van het verlies in
de ovei’eenkomstige periode na de •eerste wei’eldoorlog
(39
1
5 millioen).
De oorzaak van het betrekkelijk geringe verlies aan
arbeidstijd in 1946 is gelegen in het tamelijk lage cijfer
van het aantal stakers en cle korte duur van de stakingen
zelf. Bijna de helft van de stakingen – 1.016 op het totaal
van 2.205 – hebben niet langer dan één dag geduurd.
Slechts 13 stakingen, waarbij echter niet meer dan 6.000
arbeiders betrokken waren, duurden langer dan 36 dagen.
Wat de indultrieën betreft, die door stakingen w’erden
getroffen, het volgende: de helft van de verloren gegane
arbeidsdagen kwam ten laste van de metaal- ei’i machine-
industrie alsook van de scheepsbouw,
1/5
ten laste van
cle mijnbouw; de rest is te verdelen overtransport
kledingindustrie.
Eigenaardig was ook, dat slechts
1/5
van de stakingen
betrekking had op eisen tot loonsverhogingen,
1/
ging
over loongeschillen en
3/5
had niet lonen niets te maken.
Bijna de helft van alle stakingen vond zijn ooi’zaak in
de ontevredenheid van de arbeiders over bepaalde arbeids-
voorwaarden, disciplinaire maatregelen en dergelijke.
In het eerste kwartaal van 1947 is, vergeleken met de
overeenkoinstige periode in 1946, het aantal stakingen
van 780 tot 687 verminderd, maar het aantal arbeiders,
dat daarbij betrokken was, steeg van 169.300 tot 221.600
en het aantal verloren gegane arbeidsdagen van 734.000
tot 918.000. Vele stakingen in het eerste kwartaal van 1947
hadden thans wèl betrekking op loonvraagstukken.
Inderdaad staat thans in Engeland het loonvraagstttk
meet’ dan vorig jaar in het centrum der belangstelling. Zo
schijnt de Regering te overwegen, zoals, op het Labour-
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE.. BERICHTEN
595
congres te Margate tot uitdrukking kwam, om de lonen
in de onderbezette industrietakken (bijv. mijnbouw, tex-
tiel) te verhogen, onder handh5ving van het loonpeil in
andere bedrijfstakken. In dit verband is van groot belang
de houding, die de vakverenigingen tegénover deze politiek
zullen aannemen. ,,Freezing wage levels in ,,the other
trades”, zo zeide reeds The Investors’ Chronicle” van 14
Juni ji., ,,will lead to serious stoppages and unofficial
sirikes”.
i.)I ISION Id’I’AI
ft
I’ ‘rOIS’I’ÂN
1)
IN jBtEN’L’INI
l.
In de laatste maanden wordt. de monetaire situatie in
Argentinië gekenmerkt door een belangrijke vermindering
van de goudvoorraad en een gestadige uitbreiding van de
fiduciaire geldcirculatie:
Sept. 1946 Dec. 1946 Mei 1947
In millioenen pesos –
Goud en deviezen
….
6.157
5.806
4.880
In dezelfde tijdsruimtê steeg de fiduciaire geldcirculatie
van 3.668 millioen tot 4.210 millioen pesos.
Deze ontwikkeling lijkt op het eerste gezicht eigenaardig,
omdat Argentinië een actieve handelsbalans heeft. 1-let uitvoersaldo is zelfs, volgens ,,L’Economie” van 17 Juli
jl., in de periode September 1946—Maart 1947 tot 1.032
millioen pesos gestegen.
Welke oorzaken hebben tot de gesignaleerde goud- en
deviezenafgifte geleid?
in de eerste plaats heeft Argentinië tussen September
1946 en Maart 1947 verschillende buitenlandse leningen
afgelost en o.a. de ,,Union Telegrafica” teruggekocht.
Voor dit doel is een bedrag van 900 millioen pesos nodig
gewees t. –
Bovendien werd het gunstige saldo van Argentinië met
veschillende landen, zoals Frankrijk, België, Denemarken,
Spanje, de facto niet betaald; Argentinië gaf aan genoemde
landen nI. crediet; aan de andere kant moest Argentinië
zijn inkopen in andere landen wèl contant betalen, terwijl
zijn £-saldi ,,ne sont disponibles que dans une mesure três
limitée”. hierbij komt nog, dat in hethandelsverkeer met
de Verenigde Staten de Argentijnse balalis passief is. Eind
1946 bedroeg het negatief saldo 90 millioen pesos, eind
Maart 1947 180 millioen pesos.
01) die wijze is het verklaarbaar, waarom Argentinië,
ondanks zijn gunstige handelsbalans, goud en deviezen
heeft moeten afgeven.
De uitbreiding van de geldcirculatie vindt haar hoofd-
borzaak in de budgetaire tekorten en de stijging van het
prijniveau. Er is iii dit verband zelfs meermalen sprake
geweest van een devaluatie van de peso. Voorshands heeft men alleen de koers van voor bepaalde importen verschul-digde deviezen verhoogd en verder de vlucht van het kapi-
taal naar het buitenland door een reeks maatregelen
proberen tegen te houden. Anderzijds tracht men door
afschaffing van verschillende beperknde maatregelen uit
de oorlog het binnenkomen van buitenlands, vnl. Ameri-
kaans kapitaal, te bevorderen. Argentinië heeft dit kapitaal
nodig voor de uitvoering van zijn 5-jarenplan.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES
BOEKEN.
Binnenlandsc/i. Goederenaeraoer
door Dr Ir M. J. Breurring.
11. È. Stenfert Kroese’s Uitgevers Maatschappij
NV.,
Leiden 1947. 232 blz., f 10,50 ing.
De ondernenung en het nzonetai,e araa.gsluk
door Dr A.
Treep. De moderne onderneming – Bedrijfseconomi-
sche vakstudies.
N.
Samsom N.V., Alphen a: d. Rijn,
1947. 226 blz., f8,75 geb.
Ordening als socialistische étappe
door Dr B. v. cl. rf
eilip
e
l
N
.
V.
De- Arheiderspers, Amsterdam 1946. 211 blz.,
geb. f6,90.
Bil 0 (JIIU1IES.
J’s,T
e
d
er
l
an
d en Indonesië als economische eenheid
door Prof.
S. Posthuma. Rede, uitgesprokén op de jaarverg5de-
ring van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid
en Handel te Haarlem, op 20 Juni 1947. H. D. Tjeenk
Willink & Zoon N.V., haarlem 1947. 31 blz., f 0,75.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Aan liet einde der week daalde de calleldnotering tot
1 pCt. Van een werkelijke verandering in de heersende
tendenties is nog weinig sprake, daar in dc noteringén
voor schatkistpromessen vrijwel geen veranderingen kwa-
men. Nog altijd is blijkbaar de wens aanwezig om schatkist-
prornessen in biljetten met 3- of 5-jarige looptijd om te
ruilen. Aangezien deze thans niet verkrijgbaar zijn, daalde
wel de callgeldrente tot 1 pCt, daar de beschikbare mid-
delen tot 1 Augustos vrij moeten worden gehouden om de
dan weer verkrijgbare schatkistbiljetten te kunnen betalen.
Het hieruit resulterende grotere aanbod van daggeld
veroorzaakte grotendeels deze daling met j pCt. Drie-
maandspromessen waren gevraagd tegen
4
pCt, Januar-
papier was tegen 1/
8
pCt aangeboden, terwijl de latere
termijnen practisch
4
pCt noteerden.
De emissiebedijvigheid toonde een inzinking, hetgeen
na de grote activiteit van de laatste weken en het
blijkbaar afnemende opnemingsvermogen van de markt
niet zozeer valt te verwonderen. Slechts één nituwq
onderneming deed voor een hescheidcn bedrag een beroep
op de publieke kapitaalmarkt.
De Amsterdamse beurs gaf in de afgelopen week voor
binnenlandse fondsen slechts weinig mutaties te zien.
Over liet geheel was de markt enigszins onder druk, doch
belangrijke koersverliezen kwamen niet voor. Indische
fondsen daalden onder invloed van dc politieke ontwikke-
ling nog het sterkst. Inhoeverre de huidige koersen na het
opklaren van de toestand gerechtvaardigd zullen zijn,
moet worden afgewacht. Niet alleen spelen de vernielingen
der ondernemingen een rol, doch voor sommige producten,
o.a. rubber, schijnt de gunstige wereldconjunctuur reeds
min of meer voorbij te zijn.
Ter oriëntering moge onderstaand koersstaatj e dienen.
11 Juli 1947 18 Juli 1947
A.K.0.
……………….
182*
181*
van
Berkel’s
Patent
………..
126
124
Lever Bros. Unilever C. v. A.
280 284
Philips
G. b. v. A
………..
377
3691
1)
Koninklijke Petroleum 415-
415,
I-I.A.L.
…………………
205
204
N.S.0
………….
………
181*
179*
J
–
I.V.A
…………
………
239k
236
Deli
Mij.
C.
v.
A..
……..
155-1
154
Amsterdam Rubber
……..
148*
1441
‘)
Ex.
dividend.
STATISTIEKEN.
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
2
‘
.
‘
G,a
Data
23 Juni 1947
5.059,0
123,3
82,9
52,3
3.8t0,t
1.204,0
30 Juni 1947
5.054,8
120,0 86,5
52,2
3.953,9 1.072,9
7
Juli 1947
5.1 10,4
t 18,9
78,3 52,0
3.91 2,2
1.156,1
15
Juli 1947
5.118,8
116,7
70,0
49,8
3.866,7
1.202,9
596
.
, ECOrOMISCH-STATISTISC}{E BERICHTEN
23 Juli 1947
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op2l Juli 1947.
Aetiva.
Wissels pro-
Hoof”bank
–
messen en
1•h
an
schuldbrieven
AU
in discontO
gen sc
.,,
–
Wissels, schatkistpapier en schûldbrieven, door
dO Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de.
Bankwet 1937
j’
art. 4 van het Koninklijk
besluit van
1
October 1945, Staatsblad No.
F204)
…………… .
………………
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge Overeen-
komst
van
26
Februari
1947
…………….
2.100.000.dOO,- Beleningen:
Hoofdbank
143.308.942,92 ‘)
(mcl. voor-
schotten In re-
Bijbank
;,
572.055,03
kening-courant j
op onderpand) 1, Agentsch.
10.063.142;08
t
‘
153.944.140,03
Op
effecten, en? ………..
..153.718.511,71
)
Op, goederen en celen
225.628,32
153.944.140,03 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet
1937)
Boekvordeiing op
dc
Staat der Nederlanden
ingevolge ovei’eenkornst van 26,Februari 1947 ,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
.
–
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
…….
1
502.317.489,75
Zilveren
munt,
enz…….1.769.753,93
–
504.087.243,68
Papier op het buitenland
. . . .
t
143.982.800,-
–
Tegoed bij correspondenten in
–
het
buitenland
………..
…205.440.846,11
Buitenlandse betaal-
middelen …………..
…..4.988.392,19
11
354.412.038,30
Belegging van
kapitaal, ‘reserves en pensioen-
fonds
…………………………….
..
Gebouwen
inventaris
65.084.231,48
3.500.000,-
en
…………………..
pivere
rekeningen
……………………..
56.748:275,07
4.737.775.928,56
Passiva.
–
–
Kapitaal
…………..
………………..
t
20.000.000,-‘
Reservfonds
…………………………
..
12.452.579,46
Bijzondere
reserves
………………………
32.247.868,09
Pensioenfonds
……………………….
..
16:822.228,69
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
……..
125,98 1.330,-
Bankbiljetten In omloop (nieuwe uitgiften)
……
2.722.155.135,-
.Bankassignaties
in
omloop
…………………
81.186,02
Rekening-courant
saldo’s:
–
‘s Rijks
Schatkist.
……
1
855.806.002,21
Geblokkeerde
saldo’s
van
–
banken
…………..;,
46.144.977,21
Geblokkeerde
saldo’s
van
anderen
…………..
..
38.046.461,95
Vrije
saldo’s
…………….
740.887.110,60 1.680.884.551.97
Diverse
rekeningen
………. ……………
..
127.151.048,73
t
4.737.775.928,56
1)
Waarvan
schatkistpapier
rechtstreeks door
de Bank
in
disconto
genomen
……….
–
‘)
Waarvan aan
Nederlands-Indiê
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99) ,,
39.529.875,-
‘Circulatie der door de Bank namens
de
Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
…..,
147.064.338,50
7BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
0
–
V
Cd
to
,.a9′
o
0
cd
25
Juni’47
0,2
1.449,2
1,450
1.395,0
55,2
2 Juli ’47
0,2
1.449,2
1.450
1.398,7
51,5
9
Juli ’47
0,2
1.449,2
1.450
1.403,6
46,7
16
Juli
1
47
0,2
1.649,3
1.450
1.405,5
44,7
In
Other 4ecurities
Deposits
00
,
.
,,
–
,
….
•
_
0.
IV
°
to
25 Juni ’47
1,8
319,2
20,6
17,9
396,6
8,0 290,3
2 Juli ’47
2,0
351,0 47,7
17,7
421,7
8,5
318,2
9
Juli ’47
2
1
1
328,0
22,2
17,6
398,4
8,8
293,2
16
Juli
’47
2,2
339,1
21,4
18,1
407,2
9,5
303,9
DE NEDEItLANDSCHË BANK. (Voornaamste posten in duizenden guldens).
–
.
0′
G)
bo
cs
-,
”
44
-0
2Juni’47
522.983 1!,4.12i
147.729
lOi
454.606
9
,,,
’47 523.754
.
134.591
146.813
101
155.359
16
’47 529.113
125.833
155.485
101.
155.763
23
’47
503.612
130.158 136.417
103
159.582
30
,,
’47 503.670
129.943
226.966
3
173.896
7 Juli’47
503.732
129.943
235.756
3
157.687
14
,,
’47
503.817
139.661
214.047
. –
164.720
21
’47 504.087
143.983
210.429
– ,
153.944
Saldi In rekening-courant
00
.
.
,e
‘o
0
.n
.0
‘.-
0
0..
.
0
05
cd
2 Juni’47
2.764.130
889.826
53.456
37.619 595.335
9
,,
’47
2.746.711
938.096
54533
37.563 559.478
16
,,
’47
2.719.236
946.969
59.783′
37.809
582.307
23
’47
2.709.037 813.570
31.557
37.269
722.720
30
,,
’47
2.760.188
865.845
49.788
35.003
718.550
7 Juli’47
2.752.018
874.031
30.533
•
35.505
724.780
14
’47
2.723.079
872.849
43.736 36.357 734.059
21
,,
’47
2.722.155
855.808
46.145 38.046 740.887
NATIONALE BNIC VAN’ BELGIË.
(Voornaamste posten in inillioenen francs).’
”
0 0
–
cd
oo
o
Data
cl
‘.9i
°
oo°
0 o
0
E
,
o ‘
o
O,
5 juni
1947
28.013
10.831
4.056
3i6
754
52.372
12
,,
1947
28.039
11.303
3.613
294 778
59.852
19
,,
1947
28.102
11.842
3:102
271
806
51.897
26
,,
1947
28.183
12.644
2.380
272
780
51.468
3
Juli
1947
28.025
12.207
5.700
.368
773
49.883
II)
,,
1947
28.183
12.134
5.174
282
787
49.843
17
,,
1947
28.196
12.282
5.260
197
.
806
49.288
–
.
0
Rekening-
’00
t)
courant saldI
.
Data
–
U
S
El
0
d
°
‘t
0.0
Pq Pq
‘t
5 Juni
1947
637
163.291
76.555
4
‘
5.204
549
12
,,
1947
637
162.732
76.174
3
5.049
,
44
19
,,
1947
637
162.948
75.609
3
5.874
543
26
,,
1947
637
162697
75.380
1
5.838
541
3
Juli
1947
‘637
163.934
76.665
5
5.943
53
10
,,
1947
637
,
163.388
70.711
3
5.307 –
538
17
,,
1947
636
163.105
76.630
3
5.077
534
‘) Waarvan 10.493 millioen ,frcs. onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besiuitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen tros.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.
FEIIERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).
–
Metaalvoorraad
Data
–
Other
‘
U.S.
Govt.
,
Totaal
Goudccr-
cash securities
tificaten
28 Mci
1947
1
19.689
18.975
2’33
21.590
14
Juni
19.47
1
19.737
19.025
230
21.760
ii
,Tuni
1947 •
19.782
19.070
229
.
21.579
18
Juni •1947,
,[
19.891 19.181 230
–
21.186
FR-bil-
Deposito’s
D2ta
jetten
1fl
1
Member-
circulatie
Totaal
Govt.
.[
.banks
28 Mei
.4947
24.110
11.302
751
15.705
4 Juni
1947
24.131
17.530
653
1
15.921
11
Juni
1947
‘
24.110-
17.413 –
495
16.028′
18 Juni
1947
24.068
•
17.322
225
-j
16.241
1938/1939= 100
Nijverheid ‘)
‘Landbouw
0
)
Nijverheid
en
landbouw
Aug.
1939….
101
100
‘101
Mei
1945….
116
190
126
Nov.
1946.
. . .
165,0
‘)
240,5
175,6
4)
Dec.
1946..
. .
164,8
4)
240,6
175,4 ‘)
Jan.
1947-
. . .
164,8
4)
240,6
175,4 ‘)
Febr.
1947.
. . .
165,6
4)
240,6
171,6 ‘1
Mrt
1947…,
165,6′)
.
240,6
176,1
4)
Apr.
1947….
165,3
4
)
240,6 175,8
4
)
Meë
1937.
. . .
165,2′)
241,0
4
)
175,8
‘)
1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het CBS.”.
‘) Gemiddelden 24 bedrijfstakken.
) Xkteriouw en veehouclerij.
‘) Voorlopige cijfers.
–
KAPITAALJIE IVEGING VAN NEDERLAND NAAR
DE VERENIGDE STATEN SINDS BEGIN
1995 1),
‘(in millioenen dollars).
•5o
,aO
0
tD
,
’00(l)
is
.bn
,
O,.)o,
.°
bi)
00
0
)
‘,l))
1-
‘
0
,
,’30)
.
i0
nI
i
‘r
1935,
55,7
–
.0,4
,
7,4
50,5
1,3
114,5
1936
10,2
–
2,9
‘
3,0
107.1
,-
2,2 115,2
1937
10,4
–
1,1
10,8
562
5,9
82,2
1938 11,6
–
1,2
6,1
–
1,7
1,8
16,7
1939
103,0
18,5
2,1
15,6
2,5
141,7
1940
–
30,6
4,8
1,6 5,5
4,1
–
‘14,7
1941
0,7
–
0,1
0,5
3,5
4,2
8,8
1942
9,0
‘
0,5
0,1
0,2
–
0,1
9,6
1943
6,7
0,2
‘1,4
3,0 2,4 13,7
1944
16,6
0,0
0,6
–
0,9 2,4 18,5
1945
71,9
–
36,0
–
0,6
–
5,5
‘
3,7
33,5
1946
–
56,8
-114,6
–
7,0
–
26,5
–
8,5
1
-213,3
Totaal:
208,2
1
-132,3
1
26,0
1
207,0
–
1
17,5
1
326,4
‘) Bewerkt naar de statistieken in het ,,Federal Reserve Bulle-
tin”. Een – teken betekent een tegengestelde beweging aan die
der in de hoofden van de kolommen vermeld. Daar de begin-
stand per begin 1935 niet bekend is, stellen de cijfers alleen een beweging en geen stand op een bepaalde datum voor.
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
597
BANIC VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten. in millioenen. francs).
‘Voorschotten
aan
de Staat
Data
-is
‘
0
.
0
ii,
50
Cd
19
Juni
1947
82.817
1
139.800
99.449 88.000
42&000
26 Juni
1947
82.817
134.618
99.449 95.000
426.000
3
Juli
1947
64.817
127.927 117.449
107.800
426.000
10
Juli
1947
64.817
143.457
117.449
106.700
426.000
Bankbil- Deposito’s
•
Data
.
Totaal
jetten in
§taat
Diversen
cireulatie
19
Juni
1947
.799.810
75.776
791
74.211
26 Juni
1647
807.064
77.582
834
71.975
3
Juli
1947
829.732
87.639
800
80.853
’10
Juli
197
825.187
72.670
819
70.784
Z’EEI)SE RIJKSRANI4.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).
Metaal
Staatsfondsen
to
0
—
Data
.
0
5)
sn”
Ci
0
0
55
._,
,.,,50
fl
.o
p.
21Juni1947
371
235
2.1831
270
170 .94
182
30 Juni 1947
371
235
2.258
.
285
134
94
182
7 Juli
1947
365
231
2.270′ 1
294 112
94
t
182
15 Juli
1947
343 217
2.080
31.2
106 94
182
Deposito’s
is
T
opvraar
Data
50
‘
00
Id
10
,
0)
‘0
0C
ii)
501,
cd
Pq
bi
21 Juni 1947
2.511
731
568
74
189
193
1
3
30 Juni 1947
2.613
736
619
42
489 190
1
3
7 Juli
1947 2.544 757
602
69 189
193
3
15
Juli
1947
2.444
717
606
32
189
169
3
IN-
EN UITVOER VAN NEDEI1LAND
1)
Invoer
Uitvoer
Saldo
81aan d
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde Waarde
in dui-
in mii- in dui-
in nijl-
in mii-
zenden
lioenen
zenden
lioenen lioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens
guldens
Tot.
’39
Z4.306
1.517 12.708
966
–
551
Tot.,
’46
11.764
2.3050)
3.919
785
-1.520
Jan.
’47
762
201,
280
108
‘-
93
Febr.
1
47
1.3120)
3130)
178
97
–
216
Mrt
’47
1.023
256
234
138
–
118
April ’47.
1.353
339
666
143
–
196
–
Mei
’47
1.286
356
635
‘
134
–
222
Juni
’47
1.685
470
470
121
–
349
leh.j.’46
4.918
856
1.276
206
–
650
Ie h.j.’47
7.421
1.935
2.271
741
-1.194
)
Bron:
Centraal Bureau voor
de Statistiek”.
‘)
Gecorrigeerde waarde.
)
Door het inhalen van de achterstand
in de toezending
van het
grondrnateriaal zijn in deze maand veel goederen opgenomen,
welke vÔOr 1 Februari ten invoer werden aangegeven.
INDEXCIJFERS
VAN
LONEN
VOLGENS REGELINGEN
IN
NEDERLAND
1)
STANII) VAN
‘S
RIJKS KAS.
Vorderingen
1.
7Juli 1947
1
30 Juni 1947
Saldo van ‘s Rijks Schal.kist
hij
de
Nederl.
Bank N.V.
f
847.031.004,82
t
865.844.576,49
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij
de
Bank voor Nedcr
landsche Gemeenten ……
483.466,53
,,
10.489,53
Kasvorderingen
wegens
ere-
dietverstrekking
aan
liet
buitenland
…… . …….
–
–
Daggeldlening
tegen’
onder-
……..
pand……………….
– –
Saldo der postrekeningen van
Rijkscoinptahelen
……..
………
‘358.365.641,74
321 .834.369,74
Voorschotten
Op
ultimo Mei
………
1947
aan
de
gemeenten …
wegetis
aan
haar
dit
te
keien belastingen
……..
81.200.802,30
,,
81.200.802,30
Vordering in rek-courant Op:
Nederlands-Indië
………
660.243.417,20
,.,
660.925.946,29
…..
39.557.283,22
39.072.724,52
Curaçao
…………….
94.748,28
–
94.748,28
liet Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds
……………
…
– –
Suriname
………………
Het staatsbedrijf der P.,
T.
……..
enT…………………
……..
–
–
Andere staatsbedrijven en in-
……..
stellingen
……………..
637.105,286,58
631.661.142,58
Verpliclitingn
Voorschotdoor
De
Nedcrl.
Bank NV. verstrekt
–
–
Voorschot
door
De
Neder-
landscho Bank N.V. in reke-
ning-courant verstrekt
–
–
‘Schuld
aan
de
Bank
voor
Nederiandsche Gemeenten
–
–
Schatkistbiljotten
in
omloop
t
843.522.600,-
t
757.222.600,-
Schatkistproméssen hij BeNe-
derlandsche Bank N.V. inge-‘
volge overeenkomst van 26 Februari
1947
……….
2100.000.000,-
,,21 00.000.000,-
Schatkistpromessen
in
om-
loop
(rechtstreeks
hij
De
Nederlandsche
Bank
N.V.
is
geplaatst
nihil)
……..
…6426.600.000,-
6503.600.000,-
Daggeldleningen
–
–
Muntbiljetten in omloop ….
146.207,997,50
,,
(46.585.803,-
Schuld
op
ultirno
Mei
1947
aan de gemeenten wegens
…
aal)
baar
uit
te
keren
belastingen……
………
Schuld
in
rek-courant
aan:
Nederlands-Indië
– – – –
Cucaç
Suriname
…..
–
–
1-Jet Algemeen Burgerlijk Pen-
……..-
24.209.607,22
,,
20.478.115,16
Het staatsbedrijf
der
P.,
T.
…………………..
ao
……………………
en
T.
……………….
426.343.900,01
,,
382.596.744,13
sioenfonds
………………..
Andere staatsbedrijven
….
4.033.803,71
,,
4.033.803,71
Schuld aan diverse instellingen
….
……
in
rekening
met
‘s
Rijks
Schatkist
……………..
3226.921 .265,93
,,3233.1 57.341,23
•
0
0
—
00
598
•
0•
•
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
‘
0
a
1uh 1947
0
•
OVERZICUT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN VAN DE NEDERLÂNDSCHE BANK.
0
•
(inmillioenen guldens).
0
0
•
0
Actief,
data
30-6-’47
7-7-47
t4-7-’47
1-7-’47
Passief
data
30-6-47
7-7-47
14_7_’47121_7_’67
Wissels,
promessen
en
•
0
ICapitaal
0
20,0 20,0
‘200
20,0
schuldbrieven in disconto
_1) _1) _1)
5Reservefonds
12,5
12,5
12,5
12,5
Wissels, schatklstpapier en
0
Bijzondere reserves
32,2 32,2
32,3
32,2
schuldbrieven
door
de
016,8
16,8
16,8
0
Bank gekocht
……..
0
–
-.
–
Pensioenfonds
………..16,9
Bankbiljetten
in
omloop
Schatkistpapier,
dbor
de
0
•
,
(oude uitgiften)
126,0
126,0
126,0
126,0
Bank overgenomen van
0
Bankbiljetten
in
omloop
0
de
Staat
der
Neder-
0
•
(nieuwe uitgiften)
. . .
2.760,2
2.752,0
2.7237
2.722,1
landen
ingevolge
over-
Bankassignatiesin
omloop
0,1
0,2
0,4
0,1
eenkomst van 26 Febr.
0
Rekening-courant saldo’s:
2.100,0 2.100,0 2.100,0
2.1000
‘s Rijks Schatkist
. . .
865,8 874,0 872,8 855,8
1 73
,
92)
j57
,
72)
164,7
2
)
153,92)
G-eblokkeerde saldo’s van
Voorschotten aan het Rijk
–
–
–
0
–
49,8
30,5 43,7
46,1
Boekvordering. op ‘de
0
‘.
Geblolckeerde saldo’s van
0
1947 ……………….
Boleningen
…………….
Staat
ddr
Nederlanden
–
anderen
………..
35,0 35,5
36,4
38,0
ingevolge
overeenkomst
banken …………….
Vrije
saldo’s
… …….
718,6 724,9
•
734,1
7
1
,0,9
van 26 Februari 1947
1.500,0
1.500,0
1.500,0 1.500.0
-Diverse rekeningen
127,6
..
126,5
129,4
127,2
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
,
•
–
.
muntmateriaal
502,1
0
502,1
502,1
502,3
Zilveren munt, enr
1,6
•
1,6
.
1,7
1,8
•
Papier op het buitenland
129,9
129,9
139,7 144,0
Tegoed hij correspondenten
in het buitenland
……
•
222,4
230, 9
209.2
205,4
•
..
0
Buitenl. betaalmiddelen
•
.
4,6 4,9
•
4 ,9
5,0
Belegging van kapitaal, re-
serves en
pensioenîonds
66,1 66,1
66,1
65,1
Gebouwen en inventaris
.
3,5
35
35
35
0
Diverse rekeningen
60,6
0
54,4
56,1
56,7
0
–
0
.
•
4.737,7
4.764,7
L4.751,1
4.748,0
‘4.737,7
4.764,7
‘
4.751,1
4.748,0
Waarvan schatkistpapier
rechtstreeksdoor de Bank
0
in disconto genomen
. . . .
Circulatie
der
door,
de
Waari’an aan Ned.-Indië
Bank
namens
de
Staat
(Wet van 15-3-’33 Staats-
.
in
het
vel’keer
gebrachte
–
147,1
blad
no.
99)
……….•
2)
)
42,2
39,5
2)
39,5
2)
39,5
rfiuntbiljetten
…………
148,6
148,2
147,1
KORTLO1’ENDE
SCÉWLDEN AAN
EN
VORDERINGEN
OP
NEDEIILA.ND,
OOST-
EN SVEST-ENDIt
VAN DE AMERIKAANSE
BANICEN
‘)
(in millioenen
döllars).
Schulden aan
..Vorcleringen.
op
Saldo schulden
aan
Ultimo
–
•
Nederland
0.-Indië
W.-Indië
Nederland
‘
0.-Indië
W.-Indië
Nederland
0.-Indi
6
W.-Indië
1929
……..
•
0
,
0
1930
……
122,2
0
1931
46,6
.
20,9 23,7
1932
.11,9
•
13,0
+
1,1
1933
8,3
..99,1
18,1
•
+
9,8
1934
12,9
‘
18,6
0
+
5,7
1935 68,6
19,0
1
49,6 1936
78,8
21,9
.
56,9 1937
……
.89,1
23,0
66,1
0
1938
101,8
,
24,2
77,6
1939
204,9
•
5,7
199,2
•
8940
174,3
–
0,9
•
173,4
1941
……
…174,9
–
•
1,1
‘
..
‘
173,8
4942
186,6 160,4 20,7
0,5
.
1,6 0,3
186,1
158,8
204
1943
193,3
..
110,1
41,2
0,4
.
1,7
0,5
192,9
‘108,4
‘40,7
4944
209,7 110,5
36,0
.
0,3
–
•
.1,5
0,3
209,4
409,0
35,7
1945
281,6 113,7
28,2
.
36,3
1,4
–
0,5
245,3
‘
112,3
27,7
4946
224,9
naar de statistieken
127,1
in het
16,1
,,Fe.deral Reserve
•
151,0
Bulletin”.
1,0
0,8
–
73,9
126,1
0
–
15,3
‘)
Bewerkt
GOUD
9-
EN
UITVÖER DER
VERENIODE
.STATEN’)
(in
1 .00b
dollars van circa
$
35 per
ounce fijn).
‘
Iniporten uit:
Exporten
(-)
Nederland
–
Belgie
0
Engeland
Frankrijk
Zweden
Zwitser-
land
Canada
Mexico
Overig
Latijns
Totaal
–
naar:
0
.
–
–
Amerika
1939
341.618
165.122
1.826.403
.3.798
28.715
86.987
612.949
33610
57.020
3.574.151 1940
977
633.083
‘
241.778
161.489
90.320
2.622.330
29.880
128.259
4.744.472
.1941
1
3.779
‘.
1
1.747
899
•
412.056
16.791
61,862
982.378
………..63.260
1942
t
•
1.955
5
208.91-7
40.016
39.680
315.678
1943
–
–
88
‘
.
66.920
–
3.287
•
13.489
68.938
1
7
946
……..
.
1944
-695.483
0
.
46.210
-109.695
-108.560
-845.392
1945
160
.
53.148
15.094
–
41.748
–
106.250
1947 Jan
•
–
2
.
6
51.174
443
–
97.579
–
10.820
…
–
6
658
–
14
–
344.130
3.591
-134.405
311.494
Febr
0
9
3349
‘
‘
222
–
30.341
120.361
Maart
‘)
. . –
–
120
– 31
.
1
101.642
‘
221
–
13.269
153.634
– ‘)
Ontleend
aan
het ,,Federal
Reserve
Bulletin”
van
Mei 1947.
2)
Voorlopige gegevens.
BUITENLANDSE KAPITA tLSALDI IN DE VERENIGDE STATEN
‘)
(in millioenen dollars).
‘Ultimo
Ultimo
31 Jan.’
28 Febr. 31 Mrt’
30 April
31
Met
30 Juni
31
Juli
31 Aug.
30 Sept.
31 Oct.
–
an d
01942:
1945 1946
1946.
1946
1946
…1946
1946
1946
–
19460
1946 1946
Nederland
474.0 539,7
538,4
525,8
536,5 528,2
426,3
411,9
389,4
370,42)
•
370,1
2
)
351,12)
837,8 892,5 858,3
806,7
719,1
709,5
‘
585,8
485,3
756,0
‘624,1
665,1
736,3
Frankrijk
625,9
464,2
553,6
531,6
–
515,1
453,3
464,1
432,5
.419,4
393,2
421,1
433;i
Engeland
…………
592,1
722,3 728,6
7311
728,8
730.4
725,4
737,0
.
741,0
752,5 745,9 756,3
3’7389′)
3.608,1
4.037,0 4.108,7 4.031,7
3.931,7 3.889,6
3.698,7 3.554,8 3.790,7 3.612,0
1
)
3.649,5′)
Zwitserland
……….
425,1
1.395,7
1.342,6
1.357,0 1.370,5
.1.347,7
1.306,2
1.313,2′) 1.278,7′)
1.223,5′)
1.177,3 1.110,6
Europa
……….
Canada
…. ……..
Lat. Amerika
:.
835,8
8.338,4
1.345,1
1.350,7 1.391,5
1.600,9
1.431,5
1.471,6
1.486,1
1.566,2
1.544,8
1.569,6
Azië
”
932,9
1
4.784,1
1
1.780,5 1,764,9
1.716,5
pl.723A
1.677,5
A.560,3
1.492,1
1.425,4
1.365,9 1.326,6
Totaal
……….1
5.980.2
1
8.802,8
1
8.822,9
t
8.775,1
1
8.730,8
1
8.674,4
1
8.405,8
1
8.338,2
1
)1
8.496,2
1
)I 8.344,2
1
)1
8.250,1′)I 8.280,2
1)
Ontleend aan het ,,Federal Reserve Bulletin” van Maart 1947.
1)
Gecorrigeerde cijfers.
1′
Voor de Hoofdadministratie te Utrecht worden gevraagd
enige jongemgnnen voor het vervullen van de betrekking van
ASSISTENT
,,.
voor plaatsiiig bil de Afdeling kostptijsberekening ter
6pleiding in de kostprijsberekening en. ter opleiding als tijdanalyst bij het tijdstudiebureau.
It
1,. voor plaatsing bij de Atdeling loonadmipistratie en
premieberekening.
,
–
/
Vereisten: *H.B.S., 5 i.e. B ot Gymnasium B; l&ftijd niet
ouder dan 23 jaar.
Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen en afschritten van officiële cijferlijsten vôôr 1 Augustus as, te zenden aan de
2e Afdeling van de Algemene Dienst der N.V. Neder-
landsche Spoorwegen te Utrecht; waarbij is te vermelden
ot
men voor, of
b
in aanmerking wenst te komen.
23 Juli 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
599
INLEGGINOEN EN TERUGBETALINOEN BIJ DE SPAARBANKEN IN NEDERLAND
1).
(in millioenen guldens).
Inleggingen
—
Terugbetalingen
Maand
R.P.S.
I
Part.
Totaal
R.P.S.
I
Part.
Totaal
Saldo
Aug.
1939
22,7 24,3
470
29,7 22,9
52,6
–
5,6
Oct.
1946 22,1
28,9
51,0
31,8
29,3
61,1
–
10,1
Nov.
1946
21.2
24,5
45,7
28,8
23,2
52,0
—
0,3
Dec.
1946
18,2
17,9 36,1
25,2
18,9
44,1
–
8
Tot.
1946
246,4
295,1
541,5
544,5 377,1.
921,6
-380,1
Jan.
1947
20,5
31,2
.51,7
26,2
.
24,2
50,4
+’
1,3
Febr.
1947
2F,8
22,8
44,6
20,3
18,3
38,6
±
6,0
–
23
Mrt
1947
18,9
26,1
45,0
24,6
22,7
473
–
8,2
April
1947
23,8 22,4
46,2
29,3
25,2
54,5
Mei
1947
19,8 24,72)
44,5
28,9
24,7
2
)
53
1
6
— .9,1
1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.
‘) Voorlopige, gegevens.
WERKLOOSHEID IN NEDERLAND
1).
Maand
Werklozen
5)
wachtgelders’)
I
(raming)
30 Juni
1945 ………………
1 1.622
201.400
29 Juni
1946 ……………….
45.953
7800
31 Oct.
1946 ………………
37.578
5.200
30 Nov. 1946 ……………….
39.041
4.800
31 Dec.
1946 ………………
47.000 ‘)
7.600
31 Jan.
1947 ………………
51.500 )
7.100
28 Febr. 1947 ………………
55.800
1
)
6.200
31 Mrt
1947 ………………
48.300 ‘)
5.200
30 April 1947 ………………
31.000
3.400
31 Mei
1947 ………………
24.100
2.500
30 Juni 1947 ………………
19.700
1.800
‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.
‘) Gegevens van de arbeidsbureaux.
‘) Bovendien 105.000 vorstwerklozen uit het vrije bedrijf. ‘) Bovendien 121.000 vorstwerklozen uit het vrije bedrijf.
–
5
).Bovendien 161.000 vorstwerklozen uit het Vrije bedrijf.
5)
Bovendien 28.900 vorstwerklozen uit het vrije bedrij!.
OROOTRANDELSPEIJZEN
LN
DE VERENIGDE STATEN
‘).
Producten
-1
Prijseenheid
Metalen:
ijzer (ruw)
$
per gross ton
33,00
33,00
33,50
33,00
lood (ruw)
$cts per
1h.
15,00
15,00 15,00 15,00
tin
Scts.
,,
1h.
70,00 80,00
80,00 80,00
zink
$cts.,,
ib.
10,50 10,50 10,50
10,50
koper (electro-
lytisch)
$cts.
,,
1h.
21,38
2
)
21,38
2
)
21,38
2
)
21,38
Petroleum
-,
(ruwe)
$cts.
,,
bbl.
3,65
,
3,91 3,91
4,05
DierltJke pro-
ducten:
runderen
$
per 100 Ib.
23,25 22,85 24,00 26,35
varkens
8
,,
100 Ib.
27,10 23,70 22,80 22,50
huiden(runder-)
$cts. per 1h.
23,00
21,00 22,50 22,50
wol
$
,,
Ib.
1,23 1,25 1,25
1,25
Plantaardige
producten:
tarwe
$
per bushel
2,78 2,60
2,69 2,66
mais
$
,,
bushel
1,81
1,84
1
)
1,80
2,cf9
suiker
$cts. per 1h.
6,13
3
)
6,19
3
)
6,19′)
6,19
1
)
rubber
(plantage-)
$
per 1h.
0,26
0,24
0,22
0,17
katoen
$cts. per 1h.
33,45
32,70
33,40
35,70
koffie
$cts.
,,
1h.
28,00 0,26
0,23 0,26
‘) Bron: , , Guaranty Survey” van de , ,Gu’aranty Trust Company”,
Juni 1947, blz. 18.
‘)
Nominaal.
‘)
Door de Regering vastgestelde maximumprijs.
Wij vragen voor onze juridische afdeling
Enige praktijkervaring strekt
lin’g. Uitvoerige schriftelijke
richten aan de directie van
De Bijenkorf, ‘Amsterdam.
Grote instelling op het gebied van de voedselvoorziening
vraagt voor prijsvormingswerkzaamheden een tweetal
bekwame medewerkers
aarvan één voor de binnen- en één voor de buitendienst.
Naast actieve belangstelling voor econ. vraagst. worden
als cis gesteld: Midclelb. schoolopl. en clipl.’ boekhouden
(hij voorkeur M.O. of S.P.D.) of cand. dipl. Economie. Voorts
practische ervaring op het gebied van kostprijsberekening
in resp. binnen- en buitendienst. Br. met om, vermelding
van datum indiensttreding, huidig sal. en levensloop te
richten onder lett. K.C.N. aan Nijgh & van Ditmar, Park-
straat 27, Den Haag.
De Provinciale Planologische Dienst voor
Zeeland te Middelburg roept gegadigden op voor de betrekking van
sociaal-econoom
(geograaf), hoofd van de sociaal-economische
afdeling. Ervaring met survey-werk noodza-
kelijk. Salarisnormen met inbegrip van alle
bestaande toelagen, voor gehuwden
f 4141.–
f 5180.-,
voor ‘ongehuwden
f 3933.-f 4921.-.
‘. Sollicitaties te richten vÔÔr 15 Augustus
1947
aan de Directeür van het bureau, Nieuw-
straat
27
te Middelburg.
Organisatie van Nederlandse Textielf abri-
kanten vraagt
IEMAI’D MET ERVARING IN DE
INTERNATIONALE TEXTIELHÂNDEL
bij voorkeur iemand die een leidende positie
bekleed heeft in Spaans en Engels sprekende
landen, voor marktonderzoeken in diverse
landen binnen en buiten Europa.
Sollicitanten moeten bereid zijn zich aan een
psychotechnisch Onderzoek te onderwerpen. Bij gebleken geschiktheid en ambitie perma-
nente aanstelling mogelijk.
Brieven met uitvoerige opgave ten aanzien
van opleiding, ervaring, etc. en verlangd sala-
ris te richten aan Postbus
146,
Arnhem.
AAA
Overheidsifistelling te ‘s-Graven.hage, nauw
contact hebbende met de Internationale Han-
del en het daaraan verbonden Deviezenver-
keer vraagt
meester in de rechten
Eisen: Ervaring op juridisch-economisch ge-
bied. Candidaten moeten geschikt zijn om als
Hoofd van Juridische Afdeling op te treden.
Schriftelijke sollicitaties te richten tot de
Centrale Personeelsdienst, Binnenhof
4 te
‘s-Gravenhage, onder moto: L/Cubur.J.-5
1
.
HET MINISTELNE ‘%ÂN OVERZEESE 1E11IE1)8DE11EN
roept op ervaren
boekhouders
boekh.kundige ambtenaren
voor spoedige tewerkste]ling in Indië op kort verband,
contract voor 3 jaren (mogelijkheid van prolongatie bestaat).
Minimum-eisen: a. eincidiplotna Mulo en Pracfijkdiploma
boekhouden; b. einddiploma middelbare school 5-j. c. en
practij kdiploma boekhouden.
Schriftelijke sollicitaties, waarin gedetailleerde gegevens
over: ouderdom, burg. staat (event. aantal onderlioudbehoef-
tige kinderen) benevens overlegging nominatieve dienststaat,
l)ewijs van goed gedrag, vermelding referenties en huidig
inkomen, richten aan bovengenoemd Ministerie tav. Kamer
138,
Binnenhof 7, ‘s-Uravenhage.
…,
VAN DER HEEM N.V.
DEN HAAG – HOLLAND
vraagt voor haar Hoofdkantoor een
EERSTE ASSISTENT
voor de Chef van het Planbureau
Hij zal worden belast met het opstellen
van detailplannen voor de verschillende
fabrieken aan de hand van de jaarplanning.
Eisen: 1. Leeftijd 25-35 jaar.
Mulo of H.B.S., kennis van het
wetenschappelijk fabrieksbeheer.
Groot organisatievermogen
en helder verstand.
Sollicitaties in enveloppe, voorzien van motto ,,plannlng”, te
zenden aan Van der Heem N.V. – Postbus 60 – Den Haag.
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage
AOMIN1STRATIEKANTOOR DORDRECHT
–
BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Pers one eis- Pen sioenverzekering
verschaft dfirecte fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
Nederlandsch Indische Handelsbank, NV.
Amsterdam
–
Rotterdam
–
‘s-Gravenhage
Alle Bank- en Effectenzaken
International Business Machines Corporation New York
kondigt 2 belangrijke nicuwe machines aan:
IBM Calculating Punch, Type 602,
IBM Prooi Machine, Type 801.
Vraagt nadere inlichtingen san:
Internationale Bedrijfsmacliine Mij N.V.
Frederiksplein 34, Amsterdam..C., Tel. nrs. 33406, 33656, 31856
N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS
Geregelde vrachtauto-dienst
Nederland – Tsjecho-Slowakîje
Vraagt inlichtingen
bij
onze
80
kantoren
of bij
van
Uden’s
Transport Bureau – Veerhaven 15 – Rotterdam
N.V. LANKHORST
– TOUWFABRIEKEN
SNEEK TEL. 3041 – 3042
SPINNERIJ—TOTJWSLAOERIJ SEDERT 1803
Verliesposten Voorkomend Systeem —
. bestaande uit 4 Diensten
–
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van
a
g
roote practische waarde blijken
•
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Van der Graaf I Co’s bureaux voor den handel H.V.
Amstelstraat 14-18, Amsterdam.C, Telefoon 38631 (5 lijnen)
Belangrijke Fabriek in het 0. des lands vraagt
jong drs in de economie
en jong m.t.s.-er
werktuigk. of chem. techn. opleiding. Na ge-
bleken geschiktheid vooruitz. opn. in de be-
drijfsleiding. Behoorlijke slariëring. Hand-
geschr. br
. met uitv.
ml.
en verl. sal. van bij
voork. ongeh. soll. worden ingewacht onder
no. 6960 Zelhorst’s Algem. Adv. Bureau,
Luttekestraat 42, Zwolle.
411e correspondentie betreffende advertevties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
.
Druk Roelanta. Schiedam