Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1572

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 25 1947

A
UTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Econ-omischStatistische

i
s

S.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, MJVERHEID, FINANCIËN. EN VERKEER

• iinKv
.’AN HET NÈDERLANDSCH ECONOMISCH INS.TITUUT

32E
JAARGANG

.

S

-WOENSDAG 25JUNI 1947

No. .1572 –

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. H. A. pan’ der Valk; F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteurf A. de iWit.

Administratie: Pieter de Hoochstraat5, Rotterdam (W.).

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.

Abonnementsprijs pan het blad, franco per post in Neder-

land f 26* per jaar. Oerzecse ebiedsdelen en buitenland

/ 28 per jaar. Abonnementen hurnen ingLan met elk nummèr

en slechts worden beeindigd per uit imo pan het kalender-

jaar. Losse nummers 75 cents. –

Aangetekende stuhkeh aan het Bijkantoor Westzeedijk,

Rotterdam (W.).

.

Alle correspondentie btreffende adoertenties te richten

aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haoen 141,

Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).

INHOUD:

WE

De artikelen v’an deze week ………….
503

Uit

buitenlandse

bron

……………..
503

De dans om het gouden kalf door
Mr K. P. pan’der

Mandele

.
………………………………
504

Leeftijdsopbouw, werkgelegenheid en industrialiatie in verband met een Economische Unie tussen Bel-
gië, Nederland en Luxemburg door
Ir E. J. Mulder
505

Van zwarte naar vrije markt door
Dr C. N. F. Swart-
touw……………………………………
507

Rijn, Ruhr en reparaties door J.
II.
Cohen Stuart
509

A a n t e k e n
i
n gen:
Dc inwIsScibftflrhold (ier sterlitigsaldi per 15 Juli a.s

. • .
51
Do

buitenlandse

luindet van Poten

………………..

Interhationale

notities:

-.

513

EurOpa’8 doliarschaarsto

…………………………
314
Dalende opbrengsten van (le beleggingen (Ier Amerikaanse
lovensverzekeringmaatseliappijen

………………..
514
Canada
……………………………………..
515
Boekaankondiging

…………………………
515

Geld- er

kapitaalmarkt

……………………..
515

S t a t i s t. i e k e
fl:
Ilaukstaten

…………………………………..
516
yerkecr en vervoer in Nederland
……………………
517
In- en uitvoer van Nederland
…………………….
518
De kolenpositio van Nederland
……………………
5I8 Orootliandeisprjzen in do Verenigde Staten
…………
513
Overzicht
dor laatste vier verkorte balanson van De Neder-
laiidscho Jiank
………………………………
519

DEZER DAGEN
lange dagen, vol activiteit. De theorie der cyclische levens-

krâcht van Huntington, met de top in Juni, ontvangt
nieuw bewijsmateriaal. –

Over de Indischa. quaestie volgen :de gedachtewisse-
lingen zo snel, dat het gehele rijke taaleigen van de diplo-
matie voor de benaming nodig is.. Komt Mohammed tot
de berg? 1-let Republikeinse kabinet vliegt altllai’ls naar
Batavia; doch ook terug naar Djokja. De Nederlanbse
Regering volhardt in een standpunt, dat men in niet di-piomatieke taal kan vastleggen als: men moet geen hei roepen voor men over de brug is.
Komen de Russen over de brug? Hun minister van
Buitenlandse Zaken, Molotov, heeft toegezegd met zijn collega’s uit Groot-Brittannië en Frankrijk over de Mar-.
shali-gedachte ‘- er is geen Marshall-plan, dat moet uit-
drukkelijk uit Europa komér — te overleggen. Er zal
een Franse minister van Buitenlandse Zaken zijn op dat
tijdstip. De Franse parlementaire financiële commissie
heeft de brug, waarover Minister Schurnan 137 milliard
francs aan de Sëhatkist wilde doen toekomen, opgehaald

en weer neergelaten; zo ook het Parlement. Maar vijf
gouveinementele dagen duren lang in Frankrijk.
Dë aanwezige Engelse minister van Buitenlandse Zaken
zal Bevin zijn. De ,,Labourrebellen’..hebben zich hij zijn
politiek -neergelegd, zover het de Verenigde Staten en
Rusland betreft. Bevin zelf is zo actief, dat hij een voor-
bei-eide redevoering over de Europese samenwerking
vergat voor een philippica tegen Rusland. Of is dit pre-
ventieve diplomatie, onder Afwijiling van Propero’s
advies: ,,let us not burthen our remembrance with a

heaviness that’s gone”? Bevin denkt zich het Russische

standpunt kennelijk in de geest van Staring’s hoofdige
boer: ,,Ik kom er ook, met laarzen aan!”

Een ,,suspension bridge” wordt geconstrueerd voor het
toekomstige bestuur van India. Onder grote spanningen

is van Indische zijde besloted tot splitsing van Bengalen
en de Punjab. Het ravijn gaapt. Twee vorstendommen
hebben reeds verklaard, zich geheel onafhankelijk te

zullen maken……

Nog mr parlementen zijn vol leven. In Nederland
werd de Nationale Spaarraad aanvaard, doch gamen-

deerd. Het uitgeven van spaarcertificaten wil het parlement
zelf beheren. Ook werd een parlementaire enquête voor-
gesteld naar het regeringsbeleid in de ,Londense periode.
Krachtiger weerde zich nog de Amerikaanse volksver-
tegenwoordiging over President ‘Truman’s ‘veto tegen
de arbeidswet. 1-let Congres verwierp het meteen; in de
Senaat kon de physieke krachtsinsjanning van een fili-
buster het weekend overbruggen; doch ook daar is het
veto overstemcl.

Doorvoerverkeer naar’ Duitsland over de, Noordzee-
havens, uitbreiding van de K.L.M. en Argentinië, dat,
in geschenken aan Europa niet bij,de V. S. wil achter-
blijven. Het is flink,: als, nu de geest maar vaardig blijft
en men geen vacantie moet- nemen. Stakingei zijn er-
nog genoeg.

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

gispen

maimmimmilm
culembörg
amsterdam
rotterdam

Boekelo ‘ Hen,gelo

ZOIJTZIEDERIJ

Fabriek va,j:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda.

I{onink1ije

Nederlondsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roejants

Schiedam

n

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage

AOMIH1STRATIEKANTOOR DORDRECHT

BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s-Pen sioenverzekering
verschaft diire’cte fiscale besparing – afschrjving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

Nederlaodsch Iiiclische ilandelsbank, N.V.

Amsterdam
-.
Rotterdam

‘s-Gravenha,

Alle Bank en Effectenzaken

N.V. BR.ONSWERK

gevestigd te
AMERSFOORT.

UITGIFTE van

1000 Aandelen. B,

elk groot nominaal / 1000.— aan toonder,

waarvan reeds 450 aandelen op inschrijvingsvoor-

waarden zijn geplaatst.

De aandelen delen ten volle in de winst van het

boekjaar, lopende tot 31 December 1947,

en van volgende boekjaren.

Ondergetekendn berichten, dat zij de inschrijving
op de resterende 550 aandelen B van bovengenoemde
uitgifte openstellen op

Woensdag 2 Juli 1947
9

van des voormiddags
9
uur tot des namiddags 4 uur,

bij hun.kantoren te
AMSTERDAM; ROTTERDAM,-
‘s-GRAVENHAGE
en
AMERSFOORT,
voor zover aldaar gevestigd,

tot den koers van 108 pCt.

op de voorwaarden van het prospectus dd. 24 Juni 1947.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn ver-
krijgbaar bij de inschrijvingskantoren.

Nederlandsche Handel-Maatschappij, N.V.

Kerkhoven. & Co.

AMSTERDAM,
24 Juni 1947.

Reis-ongevallen- en bagage-ver-

zekeringen voor binnen- en

buitenlandse reizen.

R. M.EES & ZO.ONEN
ASSURANTIE.MAKELAARS

AMSTERDAM
. ROTTERDAM
. S.CRAVV.NIAGE
DELFT . SCIII EDAM . VLAARDINGEN

International Business Machines Corporation New York

kondigt 2 belangrijke nieuwe machines aan:

IBM Culculating Punch, Type 602,

IBM Proof Machine, Type 801.

Vraagt nadere inlichtingen aan:

Internationale Bedrijfsmuchine Mij N.V.

Frederiksplein 34, AmsterdamC., Tel. nrs. 33406, 33656, 31856

Voor rubriek ,,Vacatures” zie blz. 520

25 Juni 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

503

‘DE ARTIKELEN.VAN DEZE WEEK.

Mr R. P. van der
Mandole,
De dans om het gouden kalf.

Gedurende de oorlog werden de hulpbronnen van de

– geallieerden met succes gepoold.
De door Marshall gestelde voorwaarde voor de Ame-

rikaanse hulpverlening aan Europa is doordrongen v’an

dezelfde gedachte.
1-let door hem gegeven ad’ies ,,to Pool their resources”

korht neer op qen Europese aaneensluiting in
een
econo-

misch blok, dat onderling zoveel mogelijk ruilt en boven-

dien
die
grondstoffenlaiclen moet trachten te omvatten,
die aan Amerika dat kunnen leveren, wat .dit land als_

rente of als dividend wil accepteren.
Evenals gedurende de oorlog brengt de aaneenslui-

ting met 7.ich liet in het leven roepen van een soort

,,Economic l-ligh Command”. –

Ir E. J.
Mulder,
Leeftijdsopbouw, weikgelegenheid en in-

dustrialisatie in 9e/band mat een Economische Unie

tussen België, ‘Nederland en Luxenibu.rg.

De structuur van cie bevolking in Nederland enerzijds

en België/Luxemburg anderzijds is van die aard, dat
in het eerste land in de periode 1950-1959 het aantal
mannelijke beroepspersonen waarschijnlijk met meer dan

300.000 zal toenemen, terwijl voor België een geringe
afneming is te verwachten. Djt betekent, dat Nederland
voor het probleem staat voor zijn accres aan arbeids-

krachten werkgelegenheid te vinden. Industrialisatie is
de enige uitweg. Voor België/Luxemburg is, dat’ nit het

geval.
Bij het överleg’ over de te stichten economische Unie
zal Nederland voortdurend moeten wijzen op het ver-
schil in leeftijdsopbouw tussen de eigen bevolking en die
der wederpartij.

Dr
C. N.
F. Swarttouw,
Van zwarte ‘naar Qrje markt.

Niet allen, die distributiebonnen ontvangen, maken er
volledig gebruik van. Er zijn immers verschillen in indi-
viduele behoeften en koopkracht. 1-let gevolg is, dat
bonne’n verhahdëld worden. In verband met een wettelijk

verbod, vindt die handel op de zwarte markt plaats.
liet is beter het wettelijk verbod op te heffen.
Met de Vrije markt zal het misbruik, dat thans door
de zwarte -handelaar van de onwetendheid van – markt-,

partijen wordt gemaakt, verdwijnen; zij verschaft aan de
economisch zwakken additionele koopkracht en geeft de

consument gelegenheid zijn behoeften volgens eigen in-

zicht te vervullen.

Mr J. II. Cohen Stuart,
Rijn, Ruhr en reparalies.

Geen land heeft in de jongste oorlog meer te lijden
gehad dan Rusland. De materiële schade aan civiele be-
volking en productie-apparaat toegebracht, wordt p
128 milliard dollars geschat. In dit licht bezien, lijkt een
schadevergoeding van 10 millard niet overmatig.
De Westerse mogehdheden hebben deze eis niet aan-

vaard, omdat zij de opbrengst van de Duitse productie
eerst willen aanwenden voor de financiering van de

nodige importen. –
Russische ,,lastigheid” moet evenwel worden gezien
tegen de enorme schade, die het land heeft geleden.
Ook is Rusland niet tevreden met de graad van demili-
-tarisatie en denazificatie in de Engelse en Amerikaanse

zônes. –

UIT ‘BUITENLANDSE BRON.

De_nationalisatie van.De Nederlandsche Bank, is, aldus

,,The Economist” van -21 Juni, ,,a measure of the change
that has occurred in the political atmosphere of Europe

over the past decade. Ten years ago such a proposal would

have been received with angry consternation by a large
section of the solid Dutch burghers. Today the bill does
not merely fail to arouse any opposition; it is almost

universally accepted’ as an inevitable development. That
this should be so, not only in 1-lolland but over Western

Europe as a whole, must’ in large part be attributed to
the power of eample and in particular to the nationali-

sation of the Bank of England. This is in tuth a case of

,,when the old lady turns’ we.all turn”

J)olIarcredieten ter grootte van £ 750 millioen per jaar
iijn tot dusver door de Verenigde Staten aan’ Europa
verstrekt. Bijna 5/6 ervan werd besteed voor de aankoop

van voedingsmiddelen.

De voedseli’ocuctie in Europa

i, naar een bericht in ,,The Observer” van 22 Juni jl.
meldt, sïnd 1938 sterk achteruitgegaan, zoals uit onder-

staande cijfers blijkt: – –

1938

1946

In millioenen metrische
tonnen

Vlees …………..11,1

6,6

Melk en melkproducten 94

64

Suiler

…………..6,6

5

Vetten en oliën

4

2,9

De zwarte prijzen in Frankrijk van goud
en vreemde

bankbiljetten zijn sterk gestegen Uoor de jongste politieke
en sociale’ gebeurtenissen, hetgeen blijkt uit onderstaand
staatje (ontleend aan ,,L’Economie” van 19 Juni).

Koers te
Pariteiten

in

Franse
Parijs
frcs te
1Iidclen
Eind

17
Genève Brussel Rome

Mei Mei

Juni (Berekend
op basis v. d.

laatst bekende koersen)

,,Louis d’or”


2.575
2.600 2.950

2.695

2.110
liollat’

.

215
225

265
239

235

251
Pond sterling
590
645

700
649

692

726
Zwitserse franc
60
59

68

62

66


66
,,LoiIs suisse’
2100
2.100 2.500
1.900 2.205

De oogstresultaten in Oostenrijk in 1946 waren, vergele-
ken met die van v66r de oorlog, nog zeer onbevredigend,
hetgeen blijkt uit navolgende cijfers, bewerkt naar gegevens
uit ,,Monatsberichte des Österreichischen Institutes für

Wirtschaftsforschung” van 15 Mei jl.:

A
,
2
cl
Gewas
5
0
5
.

.
‘-

Tarwe
……
250,5
4.003,3
200,3 80,0
2.275,3
56,8
Rogge
……
358,2
4.766,8
228,9
63,9 ‘
2.444,4
51,3
Flaver
……
287,3

4.748,1
198,6
69,1
1.881,3
39,6
Gerst

. . . .

167,1
2.881,4
1149
68,8 1.124,0
39,0
Mais

. . .
69,9
2.063,4

52,1
74,5
853,5
41,4
Aardappelen
215,5
36.117,5
.156,1
72,4
15.3283
42,4
Suikerbieten
40 4
10.075,6
‘.

16,1
399
2.249,7
22,3

Een Hongaars driejarenplan treedt op 1 Augiistu a.s.
in werking, meldt Records and Statistics, supplement

to The Economist” van 21 Juni. 1-let beoogt een zo hoog
mogelijk opvoeren van de levensstandaard van het FIon-
gaai’se volk; waarschijnlijk zal het worden gekoppeld aan
gelijksoortige’ plannen van naburige landen. De meeste
aandacht zal worden geschonken aan de krachtvoor-
ziening, het transport én de landbouw; in plaats van de
traditionele monocultuur (tarwe) zal men overgaan op
gemengde cultures. Toenemende ‘mechanisatie moet ar-
beidskrachten vrijmaken voor de industrie.

504

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

25 Juni 1947

DE DANS OM HET GOUDEN KALF.

Er zijn twee bekende uitltïnen van de joödse bankier

• Felix Warburg, destijds onderhandelaar voor het Duitse

Rijk in Versailles, namelijk zijn vraag aan het begin van

moeilijke onderhandelingen: ,,Zullen wij het hebben over

dat wât wij wénsen of over dat wat komt?” en op de vraag,

wie toch uit de chaotische toestand na 1918 een uitweg

zou weten te vinden, zijn typerend antwoord: ,,Gott und

die Englknder”.
Met zijn eerste uitspraak bedoelde hij, dat wij ervoor

moeten waken om bij de beoordeling van het wereld-

gebeuren niet alleen ons subjectief inzicht te laten gelden,
maar moeten begrijpen, dat wij ook als object in de loop

van de ontwikkeling betrokken zijn en dat politieke visie

niets ander.s is dan de juiste conclusie, die wij uit Ons

actief en passief oordeel weten te trekken. Zoals Goethe

zegt: ,,Man meint zu schieben, und man wird geschoben”.

Zijn tweede opmerking was een waarschuwing, dat wij

ons niet moeten laten misleiden door het schijnbare ,,niets

doen” der Engelsen en dat naast hun systeemloos ,,we

muddle through” meestal een rode draad, een plan op
,,lang zicht” loopt, dat wij tot ons eigen nadeel vaak veel
te laat ontdekken, waardoor wij het gevoel krijgen

,,beetgenoien” te zijn
**
*

,,Dat wat komt”. Eigenlijk moet het al tijdens de oorlog

te voorzien zijn geweest toen onze hulphronnen ten bate
van de gemeenschappelijke oorlogvoering met veel, succes

,,gepoo.ld” w’erden, dat men aan dit soort van collectivisme

ook voor de vredestijd toe was en het blijkt, dat, hoewel

geen bindende overeenkomsten, hieromtrent gesloten
werden,
11
erhaaldelijk de’wenselijkheid uitgesproken is Qrn

deze grondstoffen-, ervaringen eni ïnformatiepool ook

na de oorlog in het leven te houden. 1-let is immers een

open geheim, dat deze doelmatig werkende oorlogseconomie
de eerste stoot gaf tot indirecte deelneming der Verenigde

Staten aan de Europese zaak (lend and lease) en zonder

enig& twijfel stbnd een dergelijke hulpverlening aan de
Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken voor ogen,

toen hij zijn magistrale rede te Cambridge hiéld, die ons

positief dit negatieve bracht: geen afzonderlijke dollar-
lening aan Nederland.
Het ligt nu op ons aller weg de mogelijkheden en de
aanwijzingen te zoeken, langs welke de reconstructie

van Europa ter hand moet woi’den genomen en de voor-
waarden te scheppen, waaronder het voor ons allen zo
bitter noodzakelijke bedrijfskapitaal verkregen kan wor-
den. Wij mogen dus op het ogenblik buiten beschouwing

laten, of wij uiteindelijk tot een Europese federatie â la
Attleè, een Statenbond â la Churchill, een Pan-Europa

â la Coudenhove-Kalergi, een Atlantisch Verbond A la van Cauwelaert of een Tol-Unie a la België-Nederland-Luxem-
burg komen. Dat zal ons de toekomst mpeten leren, want deEuropese gedâchte is een groeiproces, dat tz.t. van zelf

zijn uiterlijke vorm zal weten te vinden. 1-lierover kunnen
geen besluiten worden genomen en geen verdragen worden
gesloten. Maar dit wordt ook niet van ons verwacht.

Generaal Marshall heeft alléén aan die landen, die voor
een dollarlening in aanmrking wensen te komen, het

dringend advies gegeven: ,,to Pool their resources’.’ –
en om met een gemeenschappelijk wederopbouwptogramma
voor de dag te komen. Met andere woorden: Amerika is

bereid de reconstructie van Europa te financieren, mits
wijzelf het initiatief tot een groots economisch offensief
nemen. Zo gaat men toch ook in het dagelijks leven te

werk! Wanneer een zakenman geld nodig heeft voor de
wederopbouw of voor de uitbreiding van •zijn bedrijf,

ontwerpt hij toch ook eerst
zelf
een nauwkeurig en vast-,
omlijnd plan voordat hij bij zijn toekomstige geldschieter

voor de financiering daarvan aanklopt!

**
*

Voor velen wasen is de verhouding EngelandAmerika
verre van duidelijk, d.w.z. men staart zich vaak blind op

meningsverschillen en strubbelingen, die ook bij de beste

vrienden in moeilijke omstandigheden onvermijdelijk-zijn.
Het zou te ver voeren om in te gaan op een uiteenzetting

van de historische, banden, die de grote Engelssprekende

landen met elkander verbinden. Flun economische be-

langen en aspiraties liggen oôk veel dichter bij elkaar

dan menigeen veronderstelt. 1-let inzicht, dat de beide

landen tot samengaan in verschillende delen van de

wereld leidde (Nabije en Verre Oosten, Duitsland) hebben

zij zelf met deze woordefi omschreven-.,, Anglo-American
trade rivalry is a
healthy
consequence of the
fiee
compe-
– titive econômy on which the material ‘progress of our

countries is-based. But we have more often been partners

then competitors, as we have been, foi many years, the
other’s best customer”.

Van dit laatste gezichtspunt uit bekeken, begrijpen wij,

waarom de Amerikanen het wegslinken van de dollarlening

aan Engeland met zéér gemengde gevoelens gadeslaan,

want van de verstrekte $ 3.750.000.000 zijn nog maar
t

$ 2.000,000.000 over. Daarbij komt, dat medio Juli de

overeenkomst ten einde loopt volgens welke alle landen

van het sterlingblok (India, Australië, Zuid-Afrika,

Ierland, IJsland, de Soedan, Nieuw-Zeeland en Burma)
over de dollars, die zij door de handel met de Verenigde

Staten verkrijgen, vrijelijk mogen beschikken en niet

meer aan de Londense dollarpool behoeven af te staan.
Bovendien moeten volgens het Engels-kmerikaanse dollar-

agreement van 15 Juli af alle landen, die met Engeland

handel drijven hun uit deze transacties verkregen ponden in
Londen in dollars converteren om in Anerika te kunnen ko-
pen. De Engelsen zijn daarom aan een nieuw pondenverdedi-

gingssysteem bezig Hun ‘deskundigen onderhandelen
op het ogenblik met Canada en Argentinië,. Zweden,

Noorwegen, Portugal, België en Nederland over ,,trans-

ferable accounts”, wat in de practijk op een grootscheeps
clearingsysteem neerkomt, of op de verwezenlijking van
het ,,Third” of ,,Trading-Empire” der Engelen, dat

eerst door de Amerikanen tegengewerkt werd, maar nu
tilzwijgend geaccepteerd wordt.

Tegen de eerste dollarlening hebben zich Engelse con-

servatieven met hand en tand verzet
orndat
zij vreesden,
dat deze een handicap voor hun nieuwe buitenlandse
poli tiek was. Zij zagen daarin een inbreuk o hun ,,Trading-
Empire”, dat zij allang aan het opbouwen waren. Tegen

een verdere dollarlening verzetten zich eihter in hoofd-
zaak Labourkringen en wel om redenen van binnenlands-
politieke aard. Zij vreesden, dat een al te grote afhanke-
lijkheid van Amerika o.a. een opgeven van hun nationali-

satieplannen met zich zou brengen. Wanneer niet alle
tekenen bedriegen, zijn Engeland en Amerika het achter de schermen allang eens geworden en wanneer wij goed
opletten, wat zich aan het voltrekten is, dan moeten wij
tot de conclusie komen, dat het bereikte compromis
Engeland de Vrije hand laat in zijn buitenlandse politiek
en Amerika gelijk geeft in zijn afwijzing van een te vet’
d’borgevoerde geleide, economie. –

Het.advies – to pool our resources – heeft een buiten-
lands- en een binnenlands politieke strekking. Het be-
tekent de aanmoediging tot aaneensluiting in
een
econo-
misch (sterling?) blok, dat onderling zoveel mogelijk
ruilt (clearing) en dat bovendien
die
grondstoffenlanden
in zijn blok tracht te betrekken, die aan Amerika dat
»
kunnen leveren, wat dit land als rente of als dividend
voor zijn lening wil accepteren. Maar het betekenj tevens

(net als tijdens de oorlog) het in het leven roepen van
een soort ,,Economic Fligh Command”, waarin de sleutel-
bedrijven boven de Staten uit zich vrijwillig aaneen-,
sluiten ter volbrenging van een -grote
emeensch.appelijke
taak. In deze -supernationale corporaties moeten
allen
aandeelhouder kunnen worden; het bedrijfsleoen (
privé-
initiatief) vormt
de’direetie
en degemeenschap oefent het

25 Juni 1947

ECONOMISCH-S

TATITiSCHE BERICHTEN

.

505

toezicht en de contrôle uit: de Staten zijn dus cie
com-

missarissen.

Bevin
sprak
enige dagen geleden; in verband met

Marshall’s aanbod, over functionele samenwerking. In
Juli 1940, na Duinkerken, heeft Hitler over Nederland
een eerste poging gedaan om met Engeland tot een com-

promis vrede te komen. Behalve dat van Nederlandse

zijde, zoals vanzelf spreekt, om principiële redenen op de
meest volstrekte wijze geweigerd werd als bemiddelaar
op te treden, werd de gedachte van het voorstel ook om
zakelijke redenen verw’or’pen en wel op deze grond: na
deze oorlog zal de wereld wel rijp geworden zijn voor een
functionele vrede. Bij de opbouw van-het nieuwe Europ
zal de leidende gedachte niet meer moeten zijn: ,,Wie krijgt

wat?” maar ,,wie doet wat?”. En nu blijft voor ons de

vraag te beantwoorden: ,,Wat doet Nederland?”

K. P. VAN DER MANDELE.

LEEFTIJDSOPBOUW, WERKGELEGENHEID

EN INDUSTRIALISATIE IN VERBAND MET

EEN ECONOMISCHE UNIE TUSSEN BELGIË,

NEDERLAND EN LUXEMBURG.

liet is een bekend f.eit, dat de Belgische bevolking
veel minder in aantal toeneemt dan de bevolking van
Nederland. Terwijl de bevolking van België in 1840 ruim
4 millioen zielen telde, ‘stonden hierle’genover nog geen
3 millioen Nederlanders. In 1920 was het verschil gedeel-
telijk ihgehaald: België 7.406.000 inwoners, Ndderland 6.865000 inwoners.’ Totaal anders is evenwel het beeld
thans, per 1 Januari 1947: België nog geen 8.400.000,
Nederland ruim 9.500.000.
De oorzaken hiervan volgen- o.a. uit het verloop van
de geboortecijfers per 1.000 inwoners in leide landen:

Blgië

Nederland

BelgiC

Nederland
1840

341

35,1

1910

,

23,7

28,6
1850

.29,8

34,4

1918

11,2

25,3
1860

30,8

31,9

1920 ,

21,9

28,6
1870

32,6

36,1

1930

18,7

23,0
1880

31,1-

35,5

1940

13,4

20,8
1890

.29,0

– – 32,9

1945

15,2

22,6
1900

. 28,8

31,6

1946

± 18

30,2

Terwijl geduren’de de, gehele periode 1840-1946 het
Nederlandse geboortecijfer boven het Belgische lag, bleek
bovendien de daling in het geboortecijfer, welke daling
omstreeks 1880 in beide landen intrad, in. België een
relatief sterker verloop te hebben dan in Nederland.
1-loudt men voorts rekening met de sterke daling, van
het Belgische geboortecijfer in de eerste zowel als in de
tweede wereldoorlog (gedurende de jaren 1940 t/m 1944
nam de Belgische bevolking af met 62.000, de Nederlandse
daarentegen toe met bijna 400.000 inwoners), dan worden

de verhoudingen duidelijk.
De netto-reproductiefactor voor bïjv. het jaar 1936
-was in Nederland dan ook belangrijk hoger dan in België;

resp. 1,14 en 0,83
1)

Tenslotte kan nog, worden gewezen op het verschil
in toeneming van de gemiddelde levensduur in België;
en Nederland. Onder de gemiddelde levensduur verstaat
men het gemiddelde aantal jaren, dat een man (of vrouw)
van bepaalde leeftijd bereikt op grond van de sterfte-,
tafels. Deze gemiddelde levensduur bedroeg voor mannen

vanaf de geboorte: –

België

Nederland

4880

44 jaar

40 jaar
1940

60 jaar

67 jaar

De verlenging van deze levensduur bedroeg dus over

1)
De netto-reproductiefactor geeft aan, in hoeverre’een bevolking
zich op (je duur in stand zal kunnen houden. Indien 1.000 pas gebo-
ren meisjes gedurende huu verder leven het leven schenken aan
eveneens 1.000 meisjes, dan is de netto-reproductiefactor 1. Schen-
ken zij echter het leven aan slechts 830 meisjes, dan is de netto-
reproductiefactor 0,83, gelijk in 1936 in België.

een tijdiak ,ran 60 jaar in Nederland 27 jaar, in België

daarentegen slechts 16 jaar. Ook deze factor heeft uiter-

aard aan een sterke, toeneming van de Nederlandse be-
volking, vergeleken met de Belgische, medegewerkt. De

specifieke sterfte (d. i. de steifte per duizend per leef-

tijdsgroep) was in 1936/37 in België votr alle leeftijds-
groepen goter dan in Nederland, hetgeen logisch voort-
t

vloeit uit liet verschil in levensduur:

Leeftijdsgroep
België
Nederland
(Mannen)
Specifieke sterfte
0- 1
84,8
43,1
1–.
4
6,3 3,5
5- 9
2,1
1,2
10-14

,
1,5
0,9
1-19
2,2
1,5
20-24
3,8
2,0
25-29
3,7
1,9
30-34
4,1
2,3
35-39
5,0 2,7
40-44
6,5 3,7
45-49
9,3
5,4
50-54
13,5
8,4
55-59

18,8
13,0
60-64
27,2
21,1

Flet resultaat van dit alles is een andere leeftijdsopbouw
in België dan in Nederland, hetgeen blijkt uit hierbijgaande

leeftijdspyramiden ‘voor het jaar 1940. Ter toelichting

diene, dat op de horizontale as het percentage der man-
lijke resp. vrouwelijke bevolking behorende tot 5-jarige
leeftijdsgroepen is af te lezen, terwijl op de verticale as
de leeftijdsgroepenzijn aangegeven. Bij beide pyramiden
is in de linkerhelft in de horizontale balken het.aan’tal

mannen per leeftijdsgroep in duizendtallen aangegeven.
(Zie grafiek bovenaan blz. 506). Zonder hier nader in te gaan op de verschillende ,,ver-
schijningsvormen”, die, een leeftijdspyramide kan hebben,
moge hier terstond op.»een zeer kenmerkende en voor
de factor ,,werkgelegenheid” essentiële verhouding
worden gewezen. Dit is de verhouding van het aantal

60-64-jarigen (welke binnen 5 jaar de ,,productieve”
leeftijdsgroep verlaten) tot het aantal 10-14-jarigen
(welke binnen 5 jaar de productieve leeftijdsgroep berei-
kemij. Deze :verhouding was voor mannen in België in
1940 7,99
:
4,62 = 1,73 en in Nederland 9,49 : 3,53 = 2,69.
Deze factor is van groot belang voor het gehele toekom-
stige economische leven van een volk. Industrialisatie,
woningbouw en uitbreidingsplannen worden er mede door
bepaald. Op te merken valt, dat deze verhouding normaal
is (d.w.z. het aantal personen, dat uit de productieve
leeftijdsgroep treedt, is gelijk aan het aantal personen,
dat de productieve leeftijd bereikt) bij een factor 1,36 volgens de sterftetafels van Nederland voor 1938. Dit
wil dus zeggen, dat volgens de sterftetafels voor Neder-
land voor 1938 van 136 vijftienjarige mannen er op
65-jarige leeftijd nog 100 in leven zijn.

In het licht van het bovenstaande moge even wordea
gewezenop het-verschil in het percentage mannen ouder
dan 65 jaar in Nederland en België, van de totale manlijke
bevolking dèzer landen. Dit percentage bedroeg in .1940
in België 8,34 en in Nederland slechts 6,66. Waar nu het
Belgische sterftecijfer sinds 1880 veel minder sterk is ge
daald dan het Nederlandse, moet de mening van Drs
Brandt in zijn artikel over de Volks- en Woningtelling
2).

op een misvatting berusten. Drs Brandt meent, dat de
toeneming van het percentage niet meer productieven
een gevolg is van de afneming van de sterfte. Bij ver-
gelijking van België met Nederland blijkt echter duidelijk,
dat het in werkelijkheid een. gevolg is van de daling van
het geboortecijfer. De daling van het sterftecijfer houdt
juist het aantal ouderen relatief laag, doordat deze ouderen
vooral in hun jeugd aan èen hogere sterftekans zijn bloot-
gesteld geweest.

Gaan wij thans over tot een berekening van het aantal
arbeidskrachten, dat in Nederland en België van 1950-
1959 op de arbeidsmarkt komt, en het aantal, dat de

‘)
Zie ,,E.-S.B.” van 28 Mei 1947.

60
2.23

5,83
V0
50
2.65
756
511
“5

iO

3’I7
35

“.6t

8,43
3′,?
30
7.82.
32.2.

6,
1
4
4
1

2.5
65′,
261
zo
,a7
SV,
15
7,99
32.9
10
7,65
315
$
7.2′.
2.98

7.’5

9.53

9.37
r
9,1,9

976

•’7

506

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1947

EL AND

B E L
G 1 E
Ia’to.

t9O

MANN EN

VO’UWEN

MANNEN

VQUWE.N

.

..’

…..
10
9
S
7
6 5
‘.
3
2
1
0
1
2.
3
1
4
5
6
7
8
9
10

‘°

‘0
9
8
7
6
5
‘.
3
2.
1 0 1
2.
3
1
4
5 6
7
0 9 10

arbeidsmarkt verlaat. Voor het verschil dezer aantallen

dient derhalve in de periode 1950-1959 werkgelegenheid
te worden gevonden.
Voor de berekening van het aantal manlijke arbeids-
krachten, dat in Neder1anden België van 1950-1959

de arbeidsmarkt bereikt, wordt uitgegaan van het aantal

jongens, geboren in de jaren 1935 t/m 1944, waarna wordt

aangenomen, dat voôr België 90 pCt. en voor Nederland

92 pCt. van dit aantal de 15-jarge. leeftijd bereikt. Vcil-

gens de sterftetafel voor Nederland van 1936/37 bereikte
ruim 93 pCt. van alle manlijke gehorenen de 15-jarige
leeftijd, volgens de sterftetafel voor België.voor 1936/37
slechts 87,5 pCt. Rekening houdende met de ,grotere

sterfte in Nederland gedurende de oorlog en veiligheids-
halve aannemende, dat de sterfte blijvend terugkeert op
het peil van 1936/37, is een percentage van 92 voor Ne-
derland alleszins redelijk, terwijl bij het percentage van

90 4,00r België rekening is gehouden met een belangrijke
verbetering in de levenskansen in dat land.
Voor de berekening van het aantal manlijke arbeids-

krachten,. dat van 1950-1959 de arbeidsmarkt verlaat,
wordt primo uitgegaan van het aantal 55-64-jarige
mannen in 1950.(welk aantal het eerstvolgende decennium
de 65-jarige leeftijd bereikt) en wordt secundo de sterfte
.onder.de 15-65-jarige mannen gedurende het decenniurfiT

1950-1959 berekend. Het. aantal 55-64-jarige mannen
in 1950 wordt ontlee’nd aan ,,The future population of
Europe and the Sovjet Union”
3),
terwijl de terfte onder deze groe5 vôör het bereiken van de 65-jarige leeftijd
voor Nederland werd berekend op
grond
van de sterfte-
tafël 196/37-Nederland, •voor België op grond van het
gemiddelde van de sterftekansçn in Belgiëen Nederland

in 1936/37. De sterfte onder de 15-65-jarige mannen
gedurende het decennium 1950-1959 werd ontleend aan
tabellen in het bovengenoemde werk.

België

Nederland
Aantal n(anlijke geboorten 1935-1944
620.000
945.000
In het decennium 1950-1959 bereiken
de arbeidsmarkt
660.000
870.000.
(1)
Aantal 55-64-jarige mannen in 1980

. .
436.000 403.000
Van

dit

aantal

bereikt

de

65-jarige leeftijd


392.000 368.000

(2)
Sterfte

onder

15-65-jarige

mannen
1950-1959

.
207.000
148.000

(3)
In het decennium 1950-1959 verlaten
de arbeidsmarkt: (2)
+
(3)
599.000 516.000

(4)
Netto aanwas arbeidsmarkt:
(1) –
(4) —39.000
+354.000

Uiteindelijk blijkt dus, dat voor
Nederlan.d
gedurende
de jaren 1950-1959 het aantal manlijke heroepspersonen
nog zeer sterk zal toenemen, daar deze immers vrijwel

uitsluitend in de leeftijdsklasse. 5-65-jarigen worden

gevonden, en wel waarschijnlijk met meer dan 300.000
of meer den 30.000 per jaar, terwijl voor
Bélië
een, zij
het geringe, afneming is te verwachten (enQ6 duizenden
per jaar
4).
Met nadruk zi,j nogmaals er op gewezen, dat

bovenstaande becijferingen zeer globaal zijn. De orde
van grootte is eclter onaantastbaar, daar reeds thans
alle.beroepspersonen van het decennium 1950-1959 ter

wereld zijn, zodat alleen het calculeren van de te ver-

wachten sterfte tot onzuivere berekeningen heeft aan-
leiding gegeven, afgezien van de invloed, die factoren als verlenging van de schoolgaande leeftijd hebben op
het aantal beroepspersonen. Ter vergelijking moge ten-

slotte dienen, dat het aantal manlijke b,eroepspersonen
in Nederland van 1920 tot 1930 toenam van 2.090.000
tot 2.418.000, dus met 328.000.

Thans zijn wij gekomen aan de betekenis van een en
ander voor een eventuele economische unie tussen België,
Nederland en Luxemburg. Dé cijfers wijzen uit, dat in
Nederland in het decennium 1950-1959 werkgelegenheid

moet w’orden geschapen voor ruim 300.000 mannen, het-
geen voor een belangrijk deel door verdere industrialisatie
zal dienen te geschieden (afgezien van emigratie). Immers, van de toeneming van het aantal manlijke beroepspersonen

in de jaren 1920-1930 ter grootte van 328.000 kwamen er niet minder dan 188.000 de industrie ten goede. Van
de toeneming van het aantal vrouwelijke beroeiispersonen
in genoemd decennium, 136.000, vloeiden er slechts
22.000 aan de industrie toe.
Voor België en evenmin voor Luxemburg (Luxemburg

verkeert demografisch in dezelfde omstandigheden als
België) is uit hoofde van toeneming van het aantal be-
roepspersonen geen reden aanwezig voor verdere industria-
lisatie. Ongetwijfeld zijn er in België en Luxemburg andere

redenen, zoals mechanisatie in de landbouw (waardoor
het aantal arbeidskrachten in de landbouw zal afnemen)

en wijzigingen in de industriële productie (bepaalde in-

3) Uitgave van de Volkenbond, 1944.
‘)
Vgl. ook’, ,,Engeland’s toekomstig arbeidsreservoir” in
,,E.-S.B.” van 11 Juni 1947, blz. 476.

25 Juni 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

507

dustrieën kunnen hun levensvatbaarheid verliezen, waar-

door ontwikkeling van andere industrieën noodzakelijk
wordt), maar dit geldt in niet mindere mate ook voor

Nederland.
Eigenlijk is de situatie voor Nederland vooralsnog

veel ongunstiger dan de boven berekende cijfers tot uit-

drukking brengen. Immers, ook reeds gedurende de

periode 1940-1949 zal het aantal beroepspersonen in

Nederland volgens een analoge berekening toenemefi. met
omstreeks 387.000, in België met slechts 8.000.De werk-
gelegenheid, die in het huidige clecennium is geschapen,

is voor een zeer belangrijk deel van tijdelijke aard, terwijl

voorts de arbeidsproc{uctiviteit sterk is gedaald, waardoor
meer arbeidskrachten voor een even grote productie als
vôôr de oorlog te werk moesten worden gesteld. En ten-

slotte berekende Prof. Dr J. B. D. Derksen, dat voor de oorlog

de directe en indirecte werkverruiming, door Indië in
Nederland teweeggebracht, op globaal 100.000 kon worden

gesteld. Of deze werkgelegenheid zich .in de toekomst zal

herstellen, is vooralsnog een open vraag. Ook mag niet
worden vergeten, dat ons dienstenverkeer met Duitsland

voorlopig is lam gelegçl. De beide laatste factoren brengen
Nederland in een belangrijk ongunstiger positie dan België

en Luxemburg, waarmde ook terdege rekening zal, moe-ten worden gehouden.
Nederland zal dus een veel krachfiger industiialisatie-
politiek moeten voeren dan België en Luxemburg. Immers,
werkgelegenheid voor 300.000 man betekent niet minder

dan een aequivalt van 15 Philipscomplexen. Alleen bij
een volkomen vrije. uitwisseling van bevolking (i.c. mi-
gratie van Nederland naar België), een uitwisseling waartoe

de arbeidende massa bovendien bereid zou moeten zijn,
zou Nederland zich zekere beperkingen kunnen opleggen, gelijk dit binnen een bepaald land ook somtijds geschiedt.
Bij het huidig overleg tussen de Toluniepartners in zake
vestigingsvergunningen vodr industrieëii zal Nederland

dan ook steeds moeten wijzen op de geheel andere leeftijds-
bpboi.iw harer bevolking. De onontkoombare conse-
quenties hiéryan zullen ook de Belgen en Luxemburgers
duidelijk zijn.

Ir E. J. iIULDER.

VÂN ZWARTE NAAR VRIJE MARKT
1),

Men spreekt graag van de zwarte handel als van een
maatschappelijk kwaad, waarover men zich dient te scha-
men, dat het in onze vaderlandse gemeenschap nageiloeg
burgerrecht heeft gekregen. De zwarte handel heeft ons
burgerlijk fatsoenscomplex gemobiliseerd, met het gevolg,
dat wij er ons – lthans in het openbaar – met groot
misbaar van hebben afgekeerd. De zwarte handel is

daarmede onze geheime zonde geworden, de geheime
zonde van onze buurman links, van oirze buurnan rechts,
boven of beneden, van de gehele straat. De ,,straat der
geheime zondaren”, want de bakker, de melkboer, de
slager, de kruidenier en al uw leveranciers zullen u zonder
aarzelen het gehele rijtje namen kunnen opnqemen,
waartusen uw eigen naam verloren gaat. i-Iet is deze
typisch llollandse karaktertrek, die niet toelakE, dat wij
een duidelijk inzicht in omvang en betekenis, zowel in
de zwarte handel zelf, als in zijh oorzaken en gevolgen

krijgen; die niet wil, dat wij dit probleem reëel als
een economisch probleem benaderen en ontleden.
De zwarte handel is niet iets van de vrije economie,
liet is de vrije economie zelf als enclave in het ‘systeem
der gecontroleerde, wanneer men wil, geleide economie.
Ir Keus beschouwt de zwarte markt zelfs als ,,de nood-
lottige veiligheïdsklep voor het stelsel der gelei4e econo-
mie, als de onmisbare, vrije sector, die de geleide economie
helaas niet kan ontberen”
2)

Dat ,,noodlottig-” als kwalificatie van de zwarte’markt

‘)
Dit artikel werd door de redactie ontvangen op 16 Juni1947.
‘) Elsevier, 10 Nci 1947.

is voor ons evenwel nog de vraag. Niet wanneer het gaat

over het onttrekken van ‘goederen aan de productie of
distributie, waardoor het evenwicht tussen beide ver-

stoordwordt, niet wanneer hèt gaat over het vervalsen
van distributiebescheiden zoals bonnen, punten, vergun-

ningen e. d. Ook niet in notdire gevallen van directe be-

nadeling van het landsbelang, zoals de befaamde deviezen-

smokkel, veesmokkel, enz. Want bij dit alles wordt op

de een of andere wijze, hetzij direct, hetzij indirect, liet
evenwichttussen productie en distributie in gevaar ge-
bracht en kan de Overheid haar belofte, die zij in de

vorm van bonnenuitgifte aan de consumenten heeft

gedaan, niet’ nakomen. Het veroorzaakte tekort zal dan
uitwerken in het ontstaan van achterstand, een wacht-
termijn, welke moet’verstrijken voordat men zijn bonnen
gehonoreerd ziet. Deze. bron van ,zwarte handel, bron

van bonneninflatie, is inderdaad noodlottig eii kan der-
halve niet scherp genoeg bestreden worden.

Een grensgeval heeft men, wanneer, goederen aan de
productie wrden onttrokken, doch het evenwicht tussen
productie en distributie niet wordt verstoord. Dit is in

de practijk zeer goed mogelijk. 1-let vaststellen van distri-

butienormen vindt immers meestal plaats op basis van

productieramingen. Een conservatief gevoerd beleid nu
zorgt er voor, dat zich een behoorlijke veiligheidsmarge
tussen deze beide grootheden bevindt. Dit wil zggen,
dat er een productiesurplus is, een onverdeeld overschot,
dat derhahe beschikbaar is voor de vrije markt. .Een
duidelijk voorbeeld hiervan is de eierendistributie,waar het

bestaan van deze vrije markt in zekere zin wordt g&
tolereerl, zolang de boereii hun leveringsplicht maar
nakomen. In de meeste andere prod u ctiesectoren ligt het
evenwel anders en kan men rals individüeel producent, handelaar of consument nu eenmaal niet vaststellen, of
het onttrekken van goederen aan de productie slechts een
vermindering van het surplus betekent, of dat het even-wicht reeds in gevaar wordt gebracht. Van dit gezichts-
punt uit is er dus veel voor te zeggen, indien de Overheid
iedere handel in gecontroleerde goedéren, niet gedekt
door officiële papieren, verbiedt. De vraag, of de zwarte handel ,,noodlottig” is, zouden

wij echter onTtkennend’ willen beantwoorden in het geval,
waa ni
rbij binnen de conumptiesfeer eigendosoverdracht
van door de Overheid verleende rechten plaatsvindt,
ofwel kortweg gezegd, in het geval van honnenhandel.
liet gaat de Overheid au fond niet aan, of iedere indivi-
duele consument al dan niet van zijn consumptierechten
(geen -plichten) wenst gebruik te maken. De consumptie-,
vrijheid is in deze zin nog steeds een onaantastbaar goed.

De eerste consequentie van dit beginsel is de vrijheid
van bonnenruil. Alle distributiebescheiden – ten aanzien
van textielpunten is dit slechts sinds kort het geval –
zijn over de gehele linie onpersoonlijk en volledig fungibel.
Dit geldt practisch ook voor alle vormen van extra toe-
wijzingen voor zware arbeid, aanstaande moeders
2
zieken, enz. 1-let gezinshoofd, dat aansprakelijk is voor hetwelzijn
van de gezinsleden, zal op groiid van inderdaad subjec-

tieve waarderingen moeten flitmaken, welke behoeften
en in welke intensiteit deze met behulp yan de beschikbare consumptierech ten zullen worden bevredigd. Oordeelt hij,
dat er maar minder moet worden gesnoept en gerookt en
meer vlees en vet moet worden geconsumeerd, dan achten
wij het onjuist, indien het niet zou zijn toegestaan de
tabaks -en snoepbonnen van zijn gezin te ruilen tegen
vleesbonnen. 1 leeft hij er textielpunten voor over om
een schoenenbon te krijgen dan valt dat uitsluitend tei
beoordeling en binnen de verantwooidelijkheid – van het
gezinshoofd. De Overheid gaat dit
naar
onze mening
niets aan. Zou dit wel het geval zijn, dan zou de Overheid
niët slechts de plicht hebben om ondanks de beperkte
productie- en distribu tiemogelijkheden een ieder het zijne
te geven, neen, dan zou zij er bovendien op moeten toe-

F08

ECQNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1947
zien, dat een ieder datgene, wat hem wordt toegewezen,

metterdaad consumeert en dus niet verloren doet gaan
voor de gemeenschap.

Afgezien nu van bijzondere verstrekkingen heeft. de Overheid door middel van haar distributiesysteem alle

behoeften genivelleerd, of eigenlijk niet de behoeften zelf,

maar de bevredigingsmogëlijkheden. De behoeften worden

dus onafhankelijk van koopkracht, levensgewoonte, enz.

globaal genomen tot op een gelijk niveau gedekt, zodat

er een per individu verschillend ongedekt deel, overblijft.

Men abstraheert derhalve van het principieel ongelijk
zijn der individuele behoeften.

Dat er evenwel grote verschillen in dit opzicht bestaan1

is een algemeen bekend verschijnsel. V66r de oorlog werd

bijv. circa 70 pCt. van de textielconsumptie – in geld
gemeten – opgenomen door 30 pCt. van de bevolking.

Ook al -zou men zuiver kwantitatief te werk gaan en

hogere prijzen voor meer modieuze artikelen uitschakelen,
dan nog kan men. er
zeker van zijn, dat de consumptie ongelijk was en bij toenemende koopkracht steeg. Het

doen van de volgende stap wordt derhalve veroorzaakt
door het verschil in koopkracht. Dit verschil in koop-

kracht is een reëel economisch verschijnsel. Tegenover,

een bij sommigen zeer grote, staat een bij anderen onvol-
doende koopkracht, soms zelfs niet toereikend om de

door de Overheid ter beschikking gestelde consumptie-

mogelijkheden effectief te benutten. Het spreekt vanzelf,
dat het op grond van sociale overwegingen gewenst is
dit gebrek aan koopkracht op te heffen. De fiscale en

sociale politiek van de Overheid draagt het hare hiertoe

hij, naast het werk van charitatieve instellingen en ‘er-
enigingen. Niemand zal evenwel willen beweren, dat dit
doel volledig wordt bereikt.. Doch ook al zou in verhouding
tot de eisen, welke het zgn. distributiepakket in dit op-
zicht stelt, voldoende koopkracht bij iedere consument
aanwezig zijn, dan nog blijft het verschil in koopkracht

als een economische realiteit bestaan. Een verschil in

koopkracht, niet alleen voortvloeiend uit een verschil in
inkomen, doch ook voortvloeiend uit meer of mindere

zuinigheid in de leiding der huisvrouw. Deze economische
realiteit wordt trouwens door de meest uiteenlopende

opvattingen en levensrichtingen, tot die der Sowjet-
economie toe, aanvaard.

Wij achten het nu een reële economische functie, de
goederendistributie, voorzover deze niet-koopkrachtige behoeften tegenover zich vindt, te richten op de bevre-

diging van koopkrachtige behoeften. Ten aanzien van
de vrije, dus niet gedistribueerde goederen vormt dit
geen probleem. Met betrekking tot de goederen, welke aan
distributievoorschriften onderhevig zijn, ken dit uitslui-
tend op sociaal-economisch te verdedigen wijze geschieden,
indien de rechtmatige houders, beschikkend over vol-
doende marktinzicht, vrijwillig afstand doen van de hun

officieel toegekende aankooprechten. Wij beschouwen dit
inderdaad als sociaal en economisch te verdedigen, omdat
wij uitgingen van de praemisse, dat de Overheid ervoor
zorg draagt, dat – in uitgegeven bonnen gemeten –
productie en consumptie met elkander in evenwicht zijn
en het hier derhalve uitsluitend om interne verschuivingen

binnen de consumptiesfeer gaat. De sociaal-economische
taak van de Overheid achten wij te zijn vervuld, indien
de verdeling dr aankooprechten — distributie, wil niets anders zeggen – op de juiste wijze plaatsvindt en ieder
het zijne krijgt. De Overheid legt daarmede als enige
maatstaf het minimum behoefte-element aan, en dit nog
slechts zeer globaal, zonder te discrimineren op grond

van verschillen in koopkracht. Deze verschillen in koop-
kracht zullen evenwel de tendens hebben éen stroming
in het leven te rôepen – vergelijk de stroming van hoge driik- naar lage druk-gebieden -. van consumenten met
relatief geringe naar consunienten met relatief grote
koopkracht. Voor de eerste categorie betekent het afstaan

van aankooprechten een vermindering van consumptie-
mogelijkheden, die bij gebrek aan koopkracht toch niet

in actuele cpnsumptiemogelijkheden kunnen worden

omgezet, waartegenover een koopkrachtsvergroting staat.
Aan de distributie derhalve dankt deze groep een extra

inkomen, waardoor met name de spanning tusseti lonen
en prijzen verminderd wordt. Voor de tweede categorie

betekent het verkrijgen van. aankooprechten een ver-
groting van de officieel gelimiteerde consumptiemogelijk-

heden, waartegnover echter een koopkrachtsverminde-
ring staat. Consumptie en koopkracht zijn twee begrip-
pen, welke aan elkander verbonden zijn.

Is het voor vele gezinshoofden niet mogelijk het dis-
tributiepakket, zoals dit in verschillende vormen be-

schikbaar wordt gesteld, aan te kopen, nog minder is de

financiering van de aankoop van duurzame consumptie-

goederen mogelijk. De Overheid heeft feitelijk het be-

staan van deze onbevredigende situatie erkend, hetgeen

blijkt uit de invoering van het consumentencrediet en

uit de lonen in natura, welke in vele bedrijfstakken mogen

worden verstrekt. In dit laatste geval kan men toch niet

verwachten, dat deze goederen uitsluitend voor eigen
gebruïk zullen dienen. Integendeel; veelal zullen zij wor-
den verkocht om het gebrek aan koopkracht te ver-
minderen. -.

Eenzelfde werking heeft de overdracht van aankoop-

rechten van gedistribueerde goederen. Het is een middel
tot inkomensvergroting voor die groepen van consumen-

ten, die door gebrec aan koopkrachtniet in staat zijn
de hun toegekende consumptiernogelijkheden volledig te
benuttçn.,

Welke zijn nu de consequenties van deze gedachte?
1. De overdraagbaarheid van distributiebescheiden,

welke thans bij de wet verboden is, zal in plaats van een

zwarte het ontstaan van een vrije markt tbt gevolg heb-
ben, waar vraag en aanbod van distributiobescheiden

tezamen komen en prijzen tot stand komen.11et grote bezwaar van de. zwarte handel in .bonnen.-is, dat een
bepaalde categorie handelaren l)rofiteert van liet gebrek

aan inzicht in de marktverhoudingen hij adspirant kopers

en verkopers, met het gevolg, dat de verkopers met een

te lage prijs, genoegen moeten nemen,..terwijl de kopers
een te hoge prijs betalen. De zwarte handelaar parasiteert
op dit gebrek aan marktinzicht en kan zich op gemakke-

lijke wijze ten koste van de consument verrijken. De
schuld hiervan ligt evenwel hij de Overheid, die verhin-
dert, dat de consumenten dit inzicht verkrijgen. Men kan
de schuld niet leggen hij de consumenten zelf, die zich
dan maar, niet met koop of verkoop van bonnen zouden

moeten bezighouden, want deze drang vloeit logisch
voort uit de bestaande verschillen in koopkracht, een
economische realiteit, welke men niet kan wegredeneren.
1-let is een struisvogelpolitiek, deze reële economische
kracht niet te willen zien.
Het gevolg van het ontstaan van een vrije markt met
officiële aan- en verkoopprijzen is, dat iedere winkelIer
bonnen van klanten zal kunnen’ kopen en wederom zal
kunnen verkopen. Dit gevolg nu durven w’ij als eemi em-
stige slag voor de huidige zwarte bonnenhandel te be-
schouwen. Want niemand zal zijn toevlucht tot deze
figuren behoeven te nemen, aangezien men terecht

meer vertrouwen aan zijn eigen winkelier zal schenken.
Deze zwarte handel krijgt slechts dan een kans, indien
hij vooideliger .prijzen weet aan’ te bieden dan die, welke – de gevestigde handel voor aan- en verkoop
van binnen noteert. Dit systeem betekent derhalve een
steun aan de gevestigde handel. De verplaatsing van
bonnen van het platteland naar de stad zal in de practijk

vlot verlopen, daar de gevestigde groothandel hierbij
gemakkelijk zijn bemiddeling zal kunnen verlenen. Het-zelfde geldt voor de verschuiving tussen typische arbei-

derscentra en die van, meer gegoeden. Deze vrije markt,

rrr-»

25 Juni 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

509

waar prijzen zonder tussenkomst van Prof. Brouwers en
zijn staf tot stand komen, is tevens voor de Overheid

c€n uiterst belangrijke indicator voor haar voorzienings-
beleid, want deze prijzen zullen een neerslag zijn van

dc heersende schaarste. In dit opzicht kan de geleide

economie deze enclave op haar terrein niet ontberen.

Inderdaad zal van de overgang naar de vrije, open markt
een prijsdaling vande bonnen kunnen worden verwacht,

als gevolg van het wegvallen van de risicopremie van de
zwarte handel. De vraag, of daarnaast een zelfstandige,

eveneens algemene, prijsdaling zal optreden zuiver als

gevolg van het ontstaan van een open markt, is niet zo
eenvoudig te keantwoorden. Wij zouden dit hier in het
midden willen laten. –
Een gevolg voor de consumenten-verkopers is,

dat aankooprechten, welke bij gebrek aan koopkracht

toch niet kunnen worden gehonoreerd, dan in inkomen, dus in koopkracht, kunnen worden omgezet. Naar onze
mening is dit op grond van sociale overwegingen volkomen
aanvaardbaar. Indien de Overheid door welke oorzaak

ook niet in staat is. ervoor zorg te dragen, dat iedere
consument over voldoende koopkracht beschikt om het

officieel toegewezen distributiepakket aan te schaffen – indien men van mening is, dat de Overheid in dit op-
zicht geen taak heeft, is er in het geheel geen moeilijk-
heid

dan mag zij er geen bezwaren tegen maken,
dat die distributiebescheiden, welke niet in goederen
kunnen worden omgezet, bijdragen tot aanvulling van

het koopkrachtstekort. Op deze wijze oefent liet distri-
butiesysteem een indirecte sociale invloed uit ten gunste
van de betrokken lage inkomensgroepen. De consumenten
zullen door het ontstaan van de open markt. bescherming vinden tegen het optreden van hen, die misbruik trachten
te maken van de zwakke economische positie van anderen.
Een gevolg voor de consumenten-kopers is, dat
extra consu inptiemogelijkheden kunnen. worden verkre-
gen, waardoor een groter deel der behoeften kan worden
gedekt. Dit geschiedt dan ten koste van inkomensvermin-
dering. Hoge inkomens, welke bij gebrek aan bestedings-
mogelijkheden een inflationistische tendens kunnen uit-

oefenen, vinden dan een uitweg.

• Dit afromen van inkomens vindt – behalve door
belastingen
.


. in verschillende vormen plaats. In Frankrijk
is er hijv. een officiële prijs voor bonloze benzine. In
Rusland heeft men de staatswinkels, waar agrarische
producten tegen het meervoudige van de gewone prijzen
verki’ijghaar zijn. Ons land kent zijn Volksherstelsigaretten
en zijn Rode Kruis Bazaar. Wij kunnen ons voorstellen,
dat tegen het algemeen toepassen van dit systeem op
grond van sociale overvegingen bezwaren bestaan, omdat
hierbij een zeer duidelijke discriminatie plaatsvindt tussen
de .koopkrachtige en de weinig koopkrachtige consument.
De eerste krijgt immers uitsluitend op grond van zijn
grotere koopkracht een grotere consumptiemogelijkheid
toebedeeld. 1-let systeem zou echter kunnen worden ver-
dedigd met het motief, dat de Staat op deze wijze de
inkomens nivelleert, indien het de afroming van de hoge •inkomens ten goede doet komen van de lage inkomens-
groepen. Wij vinden deze weg echter wel erg indirect
en vrezen bovendien, dat er onderweg heel wat van deze
winst verloren gaat.
Door de overdracht van distributiebescheiden toe te
laten, bereikt men hetzelfde op veel eenvoudiger en veel
directer wijze, zonder de interventie van de Overheid.
Iedere consument weegt zijn behoefte tegen zijn koop-
kracht af. Weegt de eerste zwaarder, dan koopt hij;
weegt de tweede zwaarder, dan verkoopt hij bonnen.
liet resultaat is overheveling van koopkracht en nivel-
lering van inkomens. Tenzij men het verschil in inkomen en koopkracht niet als een reëel economisch verschijnsel
erkent, kan de bonnenhandel o. i. niet als zwarte haildel,
d.w.z. als iets sociaals ongeoorloofds, worden beschouwd.
Economisch ongeoorloofd is het evenmin, daar het even-

wicht tussen productie en consumptie niet wordt vei-

stoord: Wanneer de Overheid ervoor zorg draagt, dat
iedere consument bij de verdeling der productie het zijnè

krijgt toegewezen, dan is het de zorg van de huisvader,
die alleen verantwoordelijk is voor zijn gezin, de bestem-

ming van deze rechten te bepalen.

Is er reden om aan te nemen, .datde arbeider gerecht-
vaardigde bezwaren tegen het vrijlaten van de bonnen-

handel zal kunnen inbrengen, omdat de consumptie-

mogelijkheid van de hogere inkomensgroepen zal worden
vergoot? Wij menen van niet, zolang de Overheid haar
huidig distributiebeleid blijft voortzetten en ieder het
Zijne geeft. De arbeider blijft hetzelfde distributiepakket
ontvangen tegen dezelfde prijs als thans het geval is.

Hij krijgt extra toeslagen en verstrekkingen hetzij in bon-
nen, hetzij in natura. Dâarin ligt zelfs een mogelijkheid

tot het verkrijgen van extra inkomen. Is er reden om aan te nemen, dat de arbeider uit het

vrijlaten van dé honnenhandel een argument zal kunnen

putten om nieuwe looneisen te stellen? Wij menen van
niet, daar hij bonnen, welke door gebrek aan koopkracht

niet kunnen worden gerealiseerd, in inkomen kan om-

zetten. 1-Jij kan dat nu ook, zij het op

de zw’arte markt.
Zijn de verhoudingen op de zwarte markt zoveel gunstiger
voor hem dan op de door ons voorgestelde vrije markt?
Wanneerhij zich moet bedienen van de zwarte handel
als tussenpersoon zeker niet. T-let afwegen van de poli-
tieke pro’s en contra’s laten wij chter liever aan de
Regering en aan de vôIksveitegenwoordiging over, waarbij
de beoordeling van de opportdniteit zeer zeker een be-
langrijke rol zal speln.
Vast staat, dat de’ lagere inkomensgroepen aan het
bestaan van een aistributiesysteem voordelen ont-
lenen. Dit zou wel eens een sta-in-de-weg kunnen zijn
bij het opheffen van distributieregelingen.

Wij menen in het bovenstaande voldoende stof voor

discussie te hebben verzameld. Men moet dit probleem naar onze mening nuchter en zakelijk, ontdaan yan alle

franje van onjuiste ethiek en valse rhetoriek order de
loupè durven nemen. Wat nu nog een boze droom is,
en ,,geheime zonde”, zal bij een oplossing daarvan een
erkenning van een economische realiteit, een sociale ver-

betering voor velen en een weggevallen bron van alge-
mene ergernis betekenen. Het zal bovendien een niet
onaanzienlijke bezuiniging op het ambtelijke apparaat
tot gevolg kunnen hebben. Een waarlijk grote schoon-
maak 1
Dr C: N. F. SWARTTOUW.

RIJN; RUHR
ËN
REPARATIES.

De kern van het Duitse probleem.
Kort voor afloop der Moskouse conferentie, temidden
van al het deprimerende nieuws over de hopeloze im-
passe, waarin men scheen geraakt, kwam – op 15 April

jl.
–.
een onopvallend berichtje, welks betekenis niet zo
dadelijk tot elke kranteniezer zal zijn doorgedrongen
en nu wel alweer geheel vergeten zal zijn. Het vermeldde
niet meer dan dat de Russische en Amerikaanse Regeringen
besloten hadden, onderhandelingen te beginnen over de
regeling van de nog uitstaande lend-leaseschuld der
Sowjets ten bedrage van ongeveer 11 milliard dollars.
Enige dagen later volgde Marsbail’s onderhoud met
Stalin, waarin deze zich met de hem eigene rustige ver-
zekerdheid optimistisch uitsprak over de mogelijkheid
van een compromis over alle voornaamste -kwesties in-
zake Duitsland, waaronder demilitarisatie, politieke structuur, economische eenheid en reparaties.. In de
V. St. teruggekeerd, zeide Marshall te hopen, dat Stali&s
optimisme gerechtvaardigd zou blijken, maar, voegde

510

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1947

hij er aan toe, wij mogen de factor, tijd niet uit het oog

verliezen, die hierbij in het spel is. De ont’yrichting in

Europa neemt steeds ernstiger afmetingen aan. Deze
dringende problemen moeten zonder uitstel worden

aangepakt.

1-let zou niet zo vreemd zijn, indien enig verband bleek
te bestaan tussen Marshall’s tijdnood, Stalin’s optimisme

en de regeling der Russisch-Amerikaanse schulden
1
):

immers, wanneer de Amerikanen haast hebben en dollars

ter tafel komen, is alles mogelijk! In elk geval kan in de

huidige omstandigheden een financieel gesprek tussen

Moskou en Washington stellig een geschikte aanloop
blijken om de politieke moeilijkheden te overwinnen,

die nog in de weg staan van een bi-eed compromis over

Duitsland. Moeilijkheden, die voor een belangrijk deel

wortelen in financiële efi economische kwesties, daaronder

in de eerste plaats die der door
6
Sowjet-Unie van Duits-

land verlang ,,reparaties”.

Te Moskou leek dit eigenlijk het voornaamste struikel-
blok te zijn. De Russen hielden strak en stijf vast aan hun

vordering van 10 milliard dollars, binnen twintig jdar te

voldoen uit de lopende Duitse productie; de Westelijke
bondgenoten wilden daarvan niet horen,. véérdat Duits-

land als eco11omisplTc eenheid hersteld en ,,self-sufficient”.

– geworden was,. maar bovendien de Anglo-Amerikaanse,

grondstof fen en levensmiddelencredieten en bezettings-
kosten ten volle afbetaald had uit zijn exportsurplus,

hetgeen op zijn vroegst zou kunnen zijn tegen 1961: Zo

gesteld, leek het inderdaad niet veel meer dan een dollar-

probleem, en de oplossing hiervan vrij eenvoudig: Amerika

zou de Russische vordering voorlopig kunnen afkopen
met een lening, later door Duitsland terug te betalen uit
zijn vrijkomend exportsurplus.

Maar zo eenvoudig bleek de zaak toch niet. Het meest
waardevolle deel van het pand, dat de bondgenoten door

hun militaire bezetting gezamenlijk in handen hebben,

ligt in het tot de Engelse zône behorende Ruhrgebied,
en over dit gebied verlangt Rusland meer directe mede-

zeggenschap dan de Westelijke bondgenoten het wensen toe te staan. En daarbij gaat het niet alleen om zekerheid

voor de door Duitsland verschuldigde herstelbetalingen

maar ook – en op de duur vooral – om de plaats, die
dit gebied zal innemen in de toekomstige economie van
Duitsland, van Europa – ja, van de wereld. Zal het
opnieuw, als tussen 1870 en 1945, de kern worden van
een verenigd, politiek en economisch zelfstandig, ambi-
tieus en heerszuchtig Duitsland, dat alleen reeds door
zijn centrale ligging en zijn bevolkingsoverwicht de do-

minerende factor op het Europese vasteland w’erd en
weer worden zal, tenzij….

Tenzij wat? T-her stuiten wij op de kern van het Duitse
probleem. FIet gaat om de contrôle, niet alleen over
Duitsland als ,,Europc’s workshop” en als Europa’s
basis in ‘de wereldhandel, maar ook over het belangrijkste

strategische en oorlogspbtentiële grengebied op het
• Europese continent. hier, aan Rulnr en Rijn, ontmoeten
elkaar de thans de wereld beheersende machten yan
Oostelijk en “Westelijk halfrond. 1-her staan zij tegenover
elkaar, met het gelijke
uitgesproken
doel Duitsland on-
schadelijk té maken voor de wereldvrede en te herstellen
als onmisbare factor in de wereldeconomie, maar tevens
met het
onuitgespro/cen
streven, het dienstig te makefl
aan eigen b’elangen, althans te verhinderen, dat het zich
in dienst stelt van de tegenpartij, met alle daara4n
verbonden politieke en strategische gevolgen.

Kort en. duidelijk gezegd: het ‘Westen vreest, •dat
Russisch-communistische invloeden er op uit zijn – ge-
leidelijk heel Duitsland, en daarna ook ‘West-Europa,

binnen Moskou’s economische en politieke

machtssfeer
te brengen. Het Oosten verdenkt er het kapitalistische

1)
Er is
nl, buiten de lend-lease, nog een veel oudere schuld van
circa
150
millioen dollars, nog daterend van het Kerensky-régiine,
die Washington geregeld wenst te zied.

Westen van, het Rijn-Ruhrgehied te willen ontwikkelen

en gebruiken als arsenaal en uitvalbasis tegen de Sow,jet-
Unie met welk doel de West-Duitse bezettingszôns,
onder het mom van een toekomstige Duitse, resp. Euro-

pese, federatie., in eeh ‘West-Europees politiek-economisch

blok worden ingevoegd.
Ténzij nu dit wederzijdse wantrouwencomplex kan

wörden overwonnen en de tussen heide partijen liggende

twistappel, het Rijn-Ruhrgebied, op de een of andere wijze geneutraliseerd, zal daaruit stellig vroeg of laat

opnieuw een Duitsland verrijzen, dat, Oost tegen ‘West

en West tegen Oost uitspelend. zal pogen de oude ambitie
te verwezenlijken. Dit is het alles overheersende politieke

probleem. Daaraan dient zich het economische: het herstel

van Europa, aan te passen, en ook dit moet aan Rijn

en Ruhr beginnen.

J-Iet herstehcraagstuk..

Voor Duitsers en West-Europeanen, die zich de eerste

tien jaren_ na Versailles herinneren, wekt het enkele
woord ,,reparaties” gedachten van .wrevel en wanhoop.

Men herinnert zich de eindeloze conferenties, het hals-

starrige Franse vasthouden aan overdreven hersteleisen,

de bezetting van het Ruhrgebied, de inislukte Dawes- en
Youngplannien, kortom, het hele treurspel van de Ôorlogs-

en herstelschulden en-de daaruit voortgekomen ontwrich-

ting van de internationale verhoudingen, die tenslotte

is uitgelopen op een tweede wereldoörlog. ,, Dit nooit weer”,

schijnt men zich te hebben voorgenomen: vandaar lthans

aan Angelsaksische zijde een sterke neiging om. door

alle oorlogsschulden en herstelaanspraken zoveel mogelijk
een streep te halen en de vijand, ongeacht het zoveeF
grotere leed en de zoveel grotere schade, die hij vooral

aan de bezette landen’ heeft toegebracht, zo spoedig

mogelijk veer’overeind te helpen, zonder hem al te zeer

te belasten met herstelverplichtingen. Voor de Angel-
saksers, die zelf betrekkelijk weinig van het directe oorlogs-

geweld hebben geleden aan hun productie-apparaat, of
de geleden,schade grotendeels nog tijdens de oorlog hebben
kunnen herstellen, komt het ei- nu meer op aan zich een

nieuwe goodwill en een markt bij het Duitse volk te

scheppen dan het gebukt te doen gaan onder straf- en
herstellasten ten bate van de rest van Europa. En de
West-Europese bondgenoten zijn zozeer afhankelijk van
de gunst en steun der Angelsaksers, dat zij het nauw’elijks
wagen, dit standpunt, te bestrijden en met klem voor
hun goed recht op herstel op te komen.

Alleen voor de Sowjet-Unie bestaan deze herinneringen
en overwegingen niet. Wel is destijds in het verdrag van “Versailles een clausule opgenomen, waarin als het ware

pro memorie een aandeel in de Duitse herstelhetalingen
werd gereserveerd voor de toekomstige ,,wettige” Regering
van het revolutionnaire Rusland immers de Sowjet-
Regering werd toen nog niet als zodanig erkend —- maar
reeds in 1922 heeft laatstgenoemde bij het verdrag van
– Rapallo tegenover Duitsland afstand gedaan van alle
uit die clausule voortvloeiende aanspraken, terwijl Duits-
land

zijnerzijds afzag van alle vorderingen tot schade-

vergoeding voor de boisjewistische onteigeningen, schuld-
annuleringen e.d. De Entente heeft. zich destijds erg
boos gemaakt over dit Duits-Russische accoord, omdat
het haar eigen vorderingen tegen heide partijen door-
kruiste en tegelijk de gi-ondsiag legde voor het zo ge-
vreesde . Duits-Russische samengaan, dat tot 1933 ge-duurd heeft. Van dit samengaan hebben de Russen wel
het

meest geprofiteerd bij de wederopbouw van hun
door revolutie en burgeroorlog verwoeste land, waarbij

Duitse leveringen op lang crediet, technische hulp, enz.,
hun ten dienste stonden (en de weg openden voor de

latere, niet minder omvangrijke Amerikaanse mede-
werking). Ook

liet de kwijtschelding van Duitse herstel-
‘betalingen bij de Russen geen wrok na, aangezien de
door de Duitsers aangerichte oorlogsschade buiten het

PWq

FRI

25 Juni 1947

ECONOMfSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

511

gebied der Sowjets lag. Met de instorting van het Duitse

keizerrijk en de annulering van het vredesverdrag van
Brest-Litowsk was elk gevoel van rancune tegen het

Duitse , ,imperialisrne” verdwenen; de , ,kapitalistische”

Entente was nu de gemeenschappelijke vijand geworden.
Geheel anders staat thans Sowjet-Rusland tegenover

zijn verslagen vijand: de vijand, die het vrraderlijk heeft
overvallen, verwoest en uitgeplunderd; die de bevolking

met koele berekening heeft mishandeld en uitgemoord;

die het met zo verbeten inspanning en zo zware offers

tot stand gebrachte na-revolutionnaire, opbouwwerk

stelselmatig heeft vernield; en die nu, wel verre van zijn, schuld en aansprakelijkheid voor de aangerichte ellende
‘te erkennen, de sympathie en het eigenbelang van het

Westen poogt te organiseren tot een nieuwe kruistocht

tegen het Oosten.
Geen land heeft in deze oorlog meer van de Duitsers

te lijden gehad dan Rusland; geen volk heeft meer bij-
gedragen tot de overwinning dan het Russische. Volgens
officiële raming beloopt alleen de materiële schade, door
de Duitse invasie aan de burgerlijke bevolking en het

productie-apparaat der Sow’jet-Un ie toegebracht, niet

minder dan 128 milliarci dollars., Maar wanneer nu ‘Moskou
op grond hiervan een schadevergoeding verlangt van
10 milliard, d. i. minder dan een tiende van de werkelijk
geleden schade, wordt dit door de Angelsaksiche bond-

genoten als belachelijk afgewezen, en tonen’ deze zich

meer bezorgd om een spoedig herstel van hun bezettings-zônes dan om een billijke bevrediging van de rechtmatige
Russische aanspraken.
Daarbij beroepen de Russen zich, naar men weet, op het zgn. protocol van Yalta van 1943, dat echter
slechts een voorlopige en voorwaardelijke afspraak in-

hield, t. w. dat ,,de Moskouse Commissie voor Reparaties
in het beginstadium van haar arbeid als basis van dis-
cussie het voorstel der Sowjet-Regering aanneemt, volgens
welk het totaal der reparaties, als bedoeld in art.
2(t
en
b
(nl. industriële installaties en goederen uit lopende pro-

ductie) zal bedragen 20 milliard dollars, waarvan 50 pCt.
toekomt aan de Sowjet-Unie”. Op ditzelfde protocol
beroepen zij zich voor hun aanspraak op herstelleveringen
uit lopende productie Daartegen is van Angelsaksische
zijde aangevoerd, dat dit protocot door de overeenkomst
van Potsdam is achterhaald, waarin geen concrete be-
dragen van herstelverplichtingen zijn genoemd, terwijl
de lopende productie er uitdrukkelijk in de eerste plaats
wordt gereserveerd voor betaling van de-nodige importen.
liet heeft echter, weinig nut, op deze controverse nader
in te gaan. Waar het op aan komt, is, of Duitsland nu of
binnen een redelijke termijn in staat is, reparaties te
presteren uit lopende productie, aangezien het te Potsdm
opgestelde plan, wat de Westelijke bezëttingszônes betreft,
practisch onuitevoerd is gebleven, hetgeen voor cle
uitgoplunderde en verwoeste West-Europese landen een
niet minder grote teleurstelling is dan voor de Sowjet-

Unie.

De Russische ziensruijze.

Wie gelegenheid heeft, kennis te nemen van wat over
deze materie van Russische zijde wordt gezegd en ge-
schrevn
2),
komt al spoedig onder de indruk, dat de
spreekw’oordelijke, Russische , ,lastigheid”, die zich ook
ter Moskouse conferentie zoo ruimschoots geopenbaard heeft, toch wel haar goede gronden vindt in de gang van
zaken in de Westelijke, en meer in het bijzonder de En-
gelse en Amerikaanse bezettingszônes.

1)
De hier volgende uiteenzetting berust in hoofdzaak op ge-
gevens, die, gepubliceerd in recente nummers van di-je leidende
Moskouse periodieken, het karakter hebben van officitle docu-
mentatie. liet zijn
Mh’awo,ie Chozia
,
stwoi iliirowaja Poitka.
orgaan
van het Tnst,ituut voor Wereldeconomie en Wereidpolitiek:
IioI-
jewit,
theoretisch en politiek maancischrifi der Communistische
Partij: en Aowo,ip
lirmia,
weekblad gewijd aan internationale
politiek. Al deze tijdschriften getuigen van uitgebreide buitenland-
se informatie en nauwkeurige bestudering van de intcrnationate
literatuur. –

Dat in deze zônes niet voldoende’ êrnst ‘gemaakt is

(en wôrclt?) met de demilitarisa’tie en denaiificatie, is een
bekende klacht, die ook van niet-Russische zijde veel

is gehoord en die, in de Russische berichtgeving met tal

van voorbeelden gestaafd, de algemene achtergrond van wantrouwen vormt voor de overtuiging, dat West-Duits-

land in de Angclsaksische plannen voorbestemd is om de

strategische en industriële basis te *orden van een Westers

offensief tegen de. Sowjet-Unie: Naar Westerse opvatting

zou het misschien juister zijn, te spreken van een West:

Europees bolwerk ‘tegen het opdringende communisi*e.

Maar wie zich zo uitdrukt, bedoelt tobh ëigenlijk .het-zelfde en spreekt, volgens Moskou, de taal der. Nazis.
In elk geval ligt ook in deze formulering een geestes-

houding besloten, die moeilijk is overeen te brengen met

letter en geest van het pact van Potsdam, en juist dit is

Moskou’s grote grief.
1-let gaat de Russen daarbij niet om botsend ideologiën,

doch om zeer concrete staatkundige en economische be-
langen, nI. om de veiligheid en het materieel herstel van
hun land. In Potsdam, zeggen zij, is een grondslag over-

eengekomen voor de behandéling van Duitsland in het

stadium van gemeenschappelijke geallieerde contrôle,
voorafgaande aa,n het te sluiten vredesverdrag. Van’ die
grondslag is, naar hun mening, in de Westelijke zônes
op essentiële punten afgeweken en telkens op een wijze,
die afbreuk doet aan het primaire doel der overeenkomst,

nl. Duitsland een régime op te leggen, dat niet alleen
zijn volledige demilifarisatie en denaiificatie waarbôrgt,
maar ook zijn productie strikt beperkt tot vredesdoel-
einden en het overtollige productie-apparaat als rep,araties
ter beschikking van de bondgenoten stelt, de industriële
trusts en monopolies als kernen van agressieve econo-
mische machl ontbindt en het Duitse volk het inzicht
bijhrengt, dat het niet kan ontkomen aan.de
verantwoor-

delijkheid voor de chaos en economische ontreddering,
die het over zichzelf en, andere volken heeft gebracht.
In tegenstelling met de Russische zône, waar aan al deze

dingen streng de hand gehouden, liet Nazisme radicaal
uitgeroeid en de productie (behoudens natuurlijk die van
de weggevoerde bedrij’ven) al bijna normaal geworden is,
heeft het slappe Angelsaksische beleid een uitgebreide
ondergrondse Nazi-beweging mogelijk gemaakt, allerlei

sabotage oogluikend toegestaan, de ontmanteling der
overtollige industrie en daarmede de uitvoering van het

reparatieprogram stopgezet, terwijl het produetiepeil ver
beneden het mogelijke blijft en de bevolking, door dit
alles in haar recalcitrante houding gesterkt, de bezetters
nog bereid vindt haar op eigen kosten – of ten koste
van de rechtmatige reparatieverlangens der bondgenoten
—te verzorgen en tevreden te stellen. Kortom, het is,
zo zegt men t Moskou, een terugkeer tot Chamberlain’s
,,appeasement”-politiek, met wellicht een nieuw München
in het verschiet.

En evenals destijds, ongeieer parallel met München,
te Düsseldoif, besprekingen plaatsvonden tussen de
‘,,Federation of British Industries” en vertegenwoordigers
der Duitse grootindustrie, om te geraken tot een nauwe
samenwerking en een verdeling der wereldmarkten, zo
wordt ook nu weer aan het Engelse – ditmaal verenigd
met het Amerikaanse – industriële grootkapitaal het plan
toegeschreven om het Duitse op de been te houden met
grondstofcredieten en nieuwe investeringen, len einde het
in dienst te stellen van Europa’s reconstructie onder Anglo-
Amerikaanse leiding, als onderdeel van een groter plan
tot gezamenlijke beheersing -van de wereldhan’del. . Een
plan, waarvoor men de aanwijzingen meent te zien in de
gehele ontwikkeling der Engels-Amerikaanse betrekkingen
sinds de leningovereenkomst van December 1945 en de
daarbij doôr- Engeland aanvaarde ,,Trade Proposals”. –
Deze overeenkomst, zo zegt mn in Moskou, is VQor
‘Engeland slechts uitvoerbaar, voorzover het zijn door
twee wereldoorlogen volkomen onderm ij nde industriële

512

ECOI4OMISCH-STATISTISCHE BERICIhEN

25
Juni 1947
positie kan herstellen. En daartoe behoeft het – de recente
kolencrisis hèeft het bewézen – de beschikking over een

rijke kolenbasis (de Ruhr bijv.), als substituut voor zijn

eigen uitgeput rakende kolenmijnen. Dit zou dan het

werkelijke, vooral door’ Birminjhamse belangen geïnspi-

reerde, doel zijn van Engelands Ruhrpolitiek.

Nu is het inderdaad een bekend feit, dat Engeland zijn

dominerende -positie in de moderne wereldhandel tot in

de eerste jaren van deze euw voor een belangrijk deel

te danken heeft gehad aan zijn rijke kolenbasis. De op-

komst van het Ruhrgebied en van andere belangrijke

steenkoolproducenten in alle delen dér wereld, vervolgens

de ontwikkeling van nieuwe energiebronnen als olie en

waterkracht, die in Engeland niet of slechts in zeer be-
perkte mate worden aangetroffen, hebben Engelands

bevoorrechte positie in toenemende mate verzwakt; de

dreigende uitputting zijner kolenmijnen zou er voorgoed
een eind aai maken. Voor die komende uitputting heeft

reeds in 1866 de Engelse econoom Stanley Jevons gewaar-

schuwd in zijn profetisch boek
,,The Goal Question”;
zelfs

de termijn heeft hij daarin vrij nauwkeurig aangegeven.
Maar zal het practisch mogelijk blijken, de Engelse eco-

nomie op Ruhrkolen te baseren zonder een eng staat-

kundig verband te leggen tussen West-uitsland en het
Verenigd Koninkrijk, en mu dit niet een voornaam motief

zijn voor de van Engelse zijde b’epleite West-Europese

federatie?

Ma,-shall’s Europa-plan.

Intussen krijgt nu het Duitse, en daarmede ook het
herstelprobleem weer’ een geheel .nieuw aanzien door
Marshall’s verrassende voorstellen.
In hoeverre deze een voor de Sowjet-Unie aanneme-

lijke oplossing van het herstelvraagstuk opleveren, moet

worden afgewacht. Maar gesteld al, dat Washington geen

voor Moskou onaanvaardbare politieke voorwaarden stelt,

lijkt het – zoals hierboven uiteengezet —nietwaarschijnlijk,
dat de Russen met dollars alléén te bevredigen zijn. Zij

zullen ongetwijfeld blijven aandringen op waarborgen

voor Duitslands blijvende pacificatie en op zekere mede-
zeggenschap over het toekomstige lotvan het Ruhrgebied.-

In dit verband nu dringt zich een vraag op,’ die voor

onze havens en voor onze betrekkingen, zowel met Duits-
land als met de Sowjét-Unie, van groot belang zou kunnen
worden. De vraag nI., of niet de Duitse industriële export

op de duur – vooral, wanneer de noodzaak om.Anglo-

Amerikaanse importen met Duitse exporten te’ betalen
vervalt – bij voorkeur zijn weg zal vinden naar Oost-

Europa, waar hij uitermate welkom zal zijn,, in plaats
van naar de overzeese markten, waar hij met de Engelse
en Amerikaanse zou concurreren. Tegenover die Duitse
industriële export zou Oost-Europa, zodfa het herstel
daar voldoende gevorderd is, impoit van levensmiddelen
en grondstoffen kunnen stellen, die West-Duitsland nu
nog van overzee moet betrëkken. Maar dit wederzijdse handelsverkeer tussen Duitsland en Oost-Europa, resp.
de Sowjet-Unie, zou dan wellicht voor een belangrijk deel

over onze havens kunnen worden geleid.


J. H. COHEN STUART.

AANTEKENINGEN.

DE INWISSELBAARHEID DER STERLINGSALDI
PER 15 JULI A.S.

Toen Lord Keynes, na ‘moeizame onderhandelingen,
in December1945 van de.Verenigde Staten de bekende
S 3,75 milliard lening voor Groot-Brittannië verkreeg,
wachtte hem bij zijn terugkeer, naast waardering voor

de diensten, die hij het land bewees, veel critiek. Bij zijn
vertrek waren de algemene, en ook zijn eigen, verwach-
tingen hoog gespannen. Men dacht en hoopte van de Ver-
enigde Staten een reconstructiegift te zullen ontvangen.

De critiek richtte zich niet zozeer tegen de rente- en

amortisatieverplichtingen, die men ten slotte een pro-

bleem voor de toekomst achtte, maar meer tegen een

andere, door de Amerikanen aan de lening gehechte be-paling, t .,w. ,,the obligation to fulfil at an early date the
requirement, which would have fallen . . . under Bretton

Woods agreemént only after a transition period, to make

other countries stêrling earnings freely. convertible”
1).

De te Bretton Woods overeengekomen overgangs-
periode zou Engeland
5
jaar uitstel geven; conform de
Amerikaanse lening vangt de inwisselbaarheid van het
£ reeds op 15 Juli a.s. aan.

Het was tegen deze vroege datum, dat de critiek zich

richtte. Men vreesde, dat van 15 Juli af grote bedragen
aan £-saldi tegen dollars ter inwisseling zouden worden

aangeboden en naarmate Engeland’s $-sa1di verminderden,

nam de vrees toe.

De vraag, waarmee men zich sinds enige tijd in Enge-

land bezighoudt, is: van welke orde van grootte is de

verplichting tot inwisseling van £
:
saldi in andere valuta? Deze vraag is evenwel niet te beantwoorden zonder een

nauwkeurige omschrijving van de aard dier verplichting.

De inwisselbaarheid van ,bonden steling.

Welke ponden sterling zijn inwisselbaar? ,,The Banker”

van Juni jI. bevat hierover een heldere uiteenzetting.

Volgens de bepalingen van de Amerikaanse lening zullen
,,any sterling balances released or oth’erwise .available
for current payments . . . be freely available for current

transactions in any currency area without discrïmination”.
T-let gaat klaarblijkelijk om ,,current sterlings”. Wat
daaronder dient te worden verstaan, leert art. 19, sectie
(i) van het statuut van het Internationale Monetaire

Fonds, waarnaar de Engels-Amerikaanse overeenkomst

verwijst; het zijn:
I
. –
1. alle betalingen uit hoofde van buitenlandse handel,
andere lopende zaken met inbegrip van diensten, en nor-

male korte bank- en andere credieten;
2.* betalingen uit hoofde van interest of opbrengsten

van beleggingen; –
8. betalingen k’an matige arnortisaties of waarde-

verminderingen van directe beleggingen;
4. matige remises ton behoeve van het levensonder-houd van gezinnen.
Uit deze omschrijvingen blijkt, dat niet alle £-saldi

ins’isselbaar zijn, doch slechts die, welke op lopende
transacties betrekking hebben; verplaatsing van kapitaal

is derhalve uitgesloten, hoewel het in de practijk niet
altijd eenvoudig zal zijn om uit te. maken, of men met
lopende dan wel met kapitaaltransacties te doen heeft. Met dat al is men er nog niet, want aangenomen, dat

alleen £-saldi, voortgekomen, uit lopende transacties,
mogen worden ingewisseld, rijst de vraag, of daarvoor

alle
ponden sterling in aanmerking komen. Engeland
toch is niet alleen importerend, maar ook exporterend.
In deze laatste hoedanigheid heeft Engeland vorderingen-
Mag Engeland deze vorderingen afhouden van de £saldi
van het betrokken land, of moet het alle lopende schuldTen
in ponden sterling voor inwisseling geschikt verklaren?
Men heeft zich op ‘hot eerste standpunt gesteld, omdat
Engeland anders wel de verplichting heeft om aan het
buitenland behorende £-saldi te converteren, terwijl het
zelf met misschien niet converteerbare vorderingen op

datzelfde buitenland zou blijven zitten.
,,Current earnings of sterling are”, aldus , ,The Banker”
2)

,,in effect earmarked in the •first instance for meeting
current sterling obligations and only the balances either

may become convertible or transferble”.
Nu zijn de saldi van de lopende posten uit de betalings-
balans niet de enige bron van ponden stei-ling, die pei

‘) E. A. G.’Rohinson, ,,John Maynard Keynes, 1883-1946″, in
,,Tlie Economie Journa1′ van Maart 1947.

‘) ,,July fifteentb- and all that” in ,,The Bankej” van Juni1947.

rw

25 ‘Juni 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

513

15 Juli a.s. inwisselbaar zijn. Daar zijn nog de zgn. ge-

accumuleerde £-saldi van.verschillende landen, in hoofd-

zaak ontstaan uit hoofde van leveranties aan Engeland

gedurende de oorlog. Zij bedragen in totaal ongeveer
£ 3,5 milliard en de grootste houders zijn India en Egypte.

liet spreekt vanzelf, dat liet onmogelijk zal zijn, deze

enorme saldi inwisselbaar te verklaren. Op de een of

andere wijze moet hier een regeling worden getroffen.

Met Portugal, Argentinië, Noorwegen, Spanje, Italië en binnenkort – zo dit niet reeds het geval is – met Brazilië
en Uruguay
3)
is dat gebeurd: in wezen komt de regeling
daarop neer, dat jaarlijks een’ zeker percentage van deze
saldi vrij wordt gegeven, die •dan kunnen worden ge-
converteerd in andere valuta.

In dit verband dient te.worden gewezen op de bijzondere

positie van de leden van het sterlingblok. Vroeger finan-
cierden zij hun importsaldi met Engeland uit hun £-bezit.
Dit zal niQt meer mogelijk zijn, omdat zij daardoor bevoor-

recht zouden zijn boven de andere landen. Voor hun import-
saldi zullen zij in de toelomst ôf meer moeten exporteren,
of goud overmaken, ôf een beroep doen op het inter-

nationale Fonds. Daarnaast’ moet de kwestie van hun

enorme £-saldi worden geregeld. Op het ogenblik bestaat
daarover geen overeenstemming, vooral niet met India en
Egypte. .l3lokkeririg is een eenoudig middel, maar zij
lôst het vraagstuk niet op, want men vergete niet, dat
,,these accumulated balancës represent in most cases the
whole of the external reserve of the ci’editor countries and that any unilateral blocking would cause havoc to

the mechanism fot’ financing their trade not nierely with
Britain but with the whole world”. ‘Waarschijnlijk zal geen
uniforme oplossing kunnen worden gevonden,, maar dient
elk geval op zichzelf te worden beziën.

hoe het echter zij, uit de geaccumuleerd8 £-saldi van
sterling en non-stei’ling landen vloeien per 15 Juli, evenals

uit de saldi van de lopende posten.van de betalingsbalans,
vei’plichtingen tot inwisseling in andere valuta voort.

De grootte der c’erplichtingen.

Deze is moeilijk te schatten. Zij hangt ten slotte af van

de expoi’tcapaciteit van Engeland. Hoe meer exporten, hoe kleinei’ saldi.’ Bovendien zal bij een groter aanbod

v an Engelse goederen, mits de kwaliteit daarbij ook goed
e’h concurrerend is, de neiging om elders te kopen en daai–
yoor ponden sterling in te wisselen, verminderen.

Wat 1946 betreft, zouden de verplichtingen er waar-
schijnlijk als volgt uitzien:

Passieve saldi in
Geringe
hoge graad
£
1.000.000 met:
graad van
van

inwis- inwissel-
selbaarheid

baariseid Britse tanden
Australië

………………………
12,5
Nieuw-Zeeland

…………………
.

477
Ceylon

……………………..
.-.

22,8
West-Indië

……………………
12,0
Br.

Guinea.

………………….
2,0
Malakka
…..

…………………..
6,0
Noord-Jhhodesja

………………..
68
West-Afrika

………………….
17,5

127,3
Europa:
Finland

……………………….
………………..
7,0
Zweden

… . ………………….
9,6
Spanje en Spaanse valutagebieden
. .

11,5

Italië

………………………..
94
26,0

Zuid-Amerika:
Peru
……….

.

………………..
2,7
Chili

….

. …………………..
4,0
Brazilië

……. ..

………………
10,0
Uruguay

………………………

4,6
Bolivia

……………………….
5,2
Argentinië

……………………..
46,4
Paraguay

……………………..

46,4
2,0

28,5

Totaal

………………..

.

…………
185,2
54,5

Op basis van 1946 zouden ongevees’ £ 54,5 millioen in aanmerking komen voor inwissehing. Hierbij dienen

) Zie: ,,The Economist” van 7 Juni 1947.

nog te worden gevoegd de poriden sterling, die vrijkQmen,
op grond van welke regeling dan ook, uit de ge’accumu-

leerde saldi. Voor Cen deel zullen zij worden aangewend

om importen uit Engeland te betalen; vodr een ander
deel zullen zij waarschijnlijk tegen dollars worden
01fl-
gewisseld. Indien de vingerwijzing in de Anlo-Ameri-

kaanse lening zou worden gevolgd; komen elk jaar circa

£ 431 millioen van de geaccumuleerde saldi vrij, ‘waarvan
-vermoedelijk’ wel de helft voor inwisseling zal ‘orden
aangeboden. Dit brengt Engeland’s totale verplichting
op circa £ 75 millioen.

.

.

.

– Dit bedrag, gebaseerd op de cijfers.van1946, kan in
de toekomst meer of minder zijn. Overmatig blijken de
verplichtingen, hoe zivaar •op zichzelf ook, echter niet

te zijn. En in laatste instantie hangen zij af van de Engelse

productiecapaciteit, van het velslagen van de ,export-di’ive”. Hoe meer goederen en. diensten .Engelandaan

het buitenland beschikbaar kan stellen, hoe kleiner de

verplichtinken worden. interessant in dit verband is de

rede, die Paul Bareau op ‘de 1eMij1. te Londen uit-
sprak
4).
Hij constateerde daarin, dat England gedurende

de laatste 10 jaren vééi’ de oorlog per. jaar ongeveer
£ 15 â £ 20 milliden inkomen uit hoofde van ,,overseas
bankin services” verdiende. In 146 is dit •bedrag ge-
stegen tot £ 30 millioen.

..

Zondei’ de moeilijkheden te onderschatteh, ziet deze
Engelsman in de inwisselbaarheid van het .pond stérling

toch ook w’eer mogelijkheden voor de herleving van Londen
tot internationaal financieel cntruiji

) Paul Bareau, ,,London stilI leader in world finance”, in ,,The
Commercial and Financial Chronicle” van 29 Mei 1947.

:UE J9ULTENlANDSJi 1IAN4r
VAN
POLEN.

Kort geleden heeft Poln’ een handelsovereenkomst gesloten
met Groot-Bi’ittannië voôi’ drie jaren. Dit is één uit een

serie van overeenkomsten, welkè Polen heeft afgesloten
met liet Westen, t.w. met Zweden, Noorwegen, Frankrijk,
Zwitserland, Italië en de landen van Latijns-Amerika.
Gedurende cle eerste twee jaren na de oorlo was de
buitenlandse handel nog höofdzakelijk georiënteerd
0
1)
Rusland, hetgeen blijkt uit onderstaande tabel (overge-
nomen uit ,,The Economist” van 14 Juni jl.).

De buctenlandse ‘handel van Polen in 1946
1
).

lrnPO!’t Expoit Saldo
Landen

(in

illioenen dollar)

Rusland ………………..86,8
7
.53,8 .

33,0
Russische zône v. Duitsland.

7,1

7,3

+ 0,2
Zweden ………………..,

16,6

22,4

. .5,8
Deneniai’ken . …………….

….2,5

6,5

+, 4,0,
Noorwegen ………………0,9

2,6

.+ 1,7.
Joegoslavië ……………. ….
0
,
9
,

1,1.

,+. 0,2
hongarije ……………….
9,9

..

+

0,9.
Roemenië . ………………

0,8

0,8

+ 0,5
Zwitsei-land …………….0,8

3,1

+

,3
Frankrijk

……………… –

5,7 . . +. 5,7
Finland

………………-

0,4

-f-.
0,4
Bulgarije ………………

o,

+ 0,2
Oostenrijk

…………….0,4

0,8

+ 0,4

Totaal

…………..•:

,

,117,2

106,5

10,7

‘) Van 1 Januari tot 30 November..

De waarde van de ‘Poolsé buitenlandse handel in 1946
was bijna de helft van die van véér de oorlog, doch gezien

de prijsstijging i’as cle goederenlïoeveelheid aanzienlijk
geringer. Van alle geïmporteerde goederen kwam 78 pCL

uit Rusland; 53 pCt. van alle geëxporteerde goedêren
ging naar Rusland. De handelsbalans was t.o.v. dit land
ongunstig voor een bedi’ag van S 33 millioen hèt bedrag
van de lening in goederen door Rusland aan Polen ver-
leend. .

514

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1947
Polen begint zich thans in steeds sterkere mate tevens

naar het Westen te rièhten. Als gevolg van een recente

overeènkomst zal het Russische aandeel in de /Poolse
buitenlandsë handel in de toekomst nog verder dalen,
dan thans reeds het geval is. De Poolse exporten naar

Rusland dalen echtersneller dan de importen uit dit land;

voor de meest essentiële goederen – voedsel, grond-

stoffenen olie – is Polen van Rusland afhankelijk. Ander-

zijds hebben de Russen de Polen ook aangemoedigd bij

het hervatten van de handel met het Westen. De daling

van de quöta steenkool, aan Rusland te leveren – 50 pCt.

van het ‘oorspronkelijk vastgestelde quotum, U. 61. in

plaats van 13 millioen ton per jaar voor de komende vier

jaren – maakt het de Polen mogelijk hun export meer

naar het Westen te richten dan tot dusver. Hierbij komt,

dat de Polen in staat worden gesteld Russisch goud te
gebruiken tot een bedrag van $ 29 millioen ter betaling

vankapitaa1goederen en grondstoffen, die zij kunnen

kopen in ,,hard currency countries”. ,,As the Russians

themselv.es
have so far been very cëreful in using their

gold reserves for their own needs, this ban appears sur-
prisingly generous”, zegt ,,The Economist”.
liet is opvallend, dat in het afgelopn jaar de buiten-

landse handel van Polen met cle andere landen van Oost-

Europa een geringere omvang aannam dan met Zweden,

Frankrijk of zelfs met Oost-Duitslaid afzonderlijk. Volgens
rrl
e
Economist” is het echter zeer waarschijnlijk, dat

in de eerstkomende jaren de handel tussen Polen en de rest van Oost-Eui’opa op een meer systematische basis

zal worden uitgebreid. De Polen hebben reeds handels-

accoorden met Tsjechoslowakije en Joegoslavië afge-
sloten; de handel met deze landen is voor de komende
vijf jaren uitgestippeld.

FIet probleem op korte termijn ligt echter in dë
st,uctaui

van de buitenlandse handel. 1-let onderstaande staatje
geeft de percentages van de verschillende goederen-
categorieën, in de Poolse import en export in 1946 aan.

Structuur ç.’an de buitenlandse handel uan Polefi in. 1946

Import Export

Goederen

(in percentages)

Consumptiegoederen …………..54

13

voedsel

………………..47

Kapitaalgoederen

…………….15

3

industriële

………………8

3

agrarische

………………7

Grondstoffen en brandstoffen

. . .’ 31

84

Totaal

…………………..100

100

Ongeveer de helft van alle importen bestond uit
voedingsmiddelen, welke Polen normaliter e porteert.
De Polen trachten thans een wijziging in de structuur

van hun handel te brengen. De oogst vafi vorig jaar
maakte ongeveer GO pCt. van de gemiddelde vooroor-
logse oogs topbrengsten uit; het voedseltekort werd
door de UNRRA aangevuld. UNRRA-leveringen heb-
ben thans opgehouden, maar de Polen hopen het

tekort” te kunnen aanvullen met de betere oogst, die
-dit jaar wordt verwacht, en met de beloofde Russische

voedsellevet an ties.
Zal dit voldoende zijn om het voedselaandeel in hun
import radicarl te verminderen en dat der kapitaal-

uitrusting evenredig te verhogen?
,,The Poles take the optimistic view. The fulfilment
of their three-year plan certainly depends on the import
of cdpital.goods, because 15 to QO per cent of the planned
investments are to be made with the help of foreign
industrial equipment. Trade with Great Britain will
certainly helpthe Poles gradually to shift the burden of

their imports from consumers’ to producets’ goods . From the Polish as well as the British viewpoint a w’el-
come beginning has been made”.

INTERNATIONALE NOTITIES.

EUROPA’S DOLLARSCHÂARSTE.

Europa’s dollarschaarste blijkt uit de volgende, door

The Financial ‘Times” van 18 Juni jl. samengestelde

statistiek betreffende het handelsverkeer van Europese

landen met d Verenigde Staten:

Maandgemiddelden . Import Export ‘Importsaldo

in 1946
(in millioenen dollars)

Nederland
18,5
1,9
16,6′

België

……….
23,8
6,4
16,9

Engeland

……..
71,3 13,0
58,3

Frankrijk
59,3

5,2
54,1

Italië

…………
80,9
.

5,7
25,2

Zweden

……….
17,2
3,9
13,3

Noorwegen

. –
6,6
1,1
5,5

Tsjechos1ovakije
.
8,9 1,6
.
73

Zwitserland
9,0 8,2
0,8

Polen

……….
15,3

15,3

Rusland……….
29,8
8,4
21,4

Joegoslavië

……
10,6
0,1
10,5

Griekenland
11,9
2,0
99

Totaal ……..322,6

57,5

.

265,1

Volgens de cijfers van 1946 komt Europa elke maand

ruim
I
milliard dollars te kort, of per jaar 3 milliard.

Voorzover de betrokken landen geen dollarleningen

hebben ontvangen, zijn zij voor de financiering van hun
tekorten aangewezen op hun eigen middelen, die, wat de

voornaamste landen’ betreft, vermoedelijk eind December

als volgt waren:

In $’i.00O.ODO

Dollars

Goud

Totaal

Nederland

225

265 ‘

490

België ………..’160

735

895

Engeland ……..563

2.005

2.568

Frankrijk

…….

246

796

1.042

Italië …………268

?

268

Z’itserland

373

1.480

1.803

Zw’eden ………173

381

454

Op Engeland en Zwitserland na zullen de landen van West-Europa hij een, voortduren van de dollartekortefi
binnen afzienbare tijd door hun reserves heen raken.

Reeds wordt xan Nederland en Zweden gemeld, dat ge-
durende ‘het le kwartaal van 1947 ,,gold holdings have

considerably fallen significantly”. Een oplossing op korte
termijn is noodzakelijk.

DALENDE OPERENOSTEN VAN DE EELEGINGEN DER
AMERJIAANSE LEVENS EIcZEKERINGMAÂTSCIIAI’I’!JEN.

Voor het eerst in de, geschiedenis van de Amerikaanse

levensverzekeringmaatschappijen is het rendement op
hun beleggingen gedaald beneden 3 pCt. In 1946 was dit
ni. 2,92 pct., vergeleken met 3,07 pCt. in 1945 en 3,61 pCt.
in 1940.
liet rendement op de beleggingen van deze maatschap-
pijen is reeds sinds 1925 voortdurend dalende; deze daling verloopt nagenoeg parallel inet die van de algemene rente-

voet, volgens het ,,Institute of Life Insurance”. Zij wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een gunstiger wordend
,,sierfteverloop” onder de houders van polissen gedurend

deze jaren; het resulterende verlies aan inkomen echter
,,has heen sufficient over the 21 years’, aldus het ,,In-
stitute of Life Insurance”, ,,to cause adjustment of policy
interest rates by most-companies to new levels materially
below those uSed in the ’20 s. By the end of this year,

many companies will be using 2 %, 2F % or 2 % as
the basis of theii polïc,y computations, in contrast to the

3 % to 31 % used in the ’20 s”. Ook de netto kosten voor bezitters van een levens-
verzekering liggen thans op een iets hoger niveau dan

25 Juni 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

515

20 jaar geleden. Dit is

een natuurlijk gevolg van het ge-
daalde rendement op de beleggingen, da4r de te kweken
rente van beleggingen een der drie grondslagen is voor het
bepalen van de kosten van levensverzekering
1).

De gekweekte rente in• 1946 bedroeg slechts de helft

van het bedrag, dat zou zijn verkregen, indien de belegde
gelden van 1946 tegen eenzelfde rentevoet als in 1925

hadden kunnen worden uitgezet. 1-let verschil tussen de

werkelijk gekweekte rente in 1946 en de opbrengsten,

welke zouden zijn verkregen bij het rentepeil van 1940,
bedraagt ongeveer $ 300 millioèn
.

De laatste tijd boeken de levensverzekeringmaatschap-
pijen enig succes met hun pogingen om de rendementen
te vergroten. Zij hebben vele veranderingen aangebracht

in de verdeling van hun effecteiiporiefeuille en tegelijker-

tijd tal van nieuwe beleggingskanalen gevonden, die het
gemiddeld
j
e rendement kunnen verhogen, zoals uitbreiding
van de belegging in onroerend goed, grotere hypothecaire

crediôtverlening en vergroting van het bezit aan prefe-
rente aandelen.

De rendementen op de beleggingen dej’ levensverzeke-
ringmaatschappijen sinds 1939 zijn als volgt:

1939
3,70 pCt.
1943
3,29 pCt.
1940
3,61
1944
3,19
1941
3,41
1945 3,07
1942
3,40

. 1946
2,92

1)
VgI.: ,,Het levensverzekeringsbedrijf sedert de bevrijding”
door Mr J. N. van Woerkom in ,,E.-S.B.” van 5 Februari 1947.

CANADA.

De ecoiiornische ontwikkeling in Canada beweegt
zich nog altijd in een opgaande lijn.
De staalproductie – aldus ,,The Guaranty Survey”
van 28 Mei jI. – bereikte in Maart ji. een hoogte, die de
top van April 1945 ovei’ti’of. De totale productie bedroeg
in het ie kwartaal van 1947 748.752 ton, tegen 727.633
ton in de overeenkomstige periode van 1946. Ook de

ruw-ijzerproductie is stijgende. Zij overtrof met 50 pCt.
die van verleden jaar. 1-let indexcijfer van de industriële
productie, gebaseerd ‘op ,,mining, manufacturing, con-
struction and electric power”, lag in Maart 2,3 pCt.
boven dat van Febi’uai’i ji.

Ook in de landbouwsector is vooruitgang te consta-
teren. Canadese tarwevoorraden beliepen op 1 Mei
93.996.000 bushels, tegen 81.562.000 bushels. een jaar
tevoren. Evenals in de Verenigde Staten zijn ook ‘de
oogsten in Canada overvloedig geweest.
De uitbreiding van de productie ‘had grotere omzetten tot gevolg. In Maart bedroegen zij 10 pCt. meer dan een
jaar geleden. Dit wat de groothandel betreft; in de klein-
handel was de stijging 6 pCt.

Het opheffen van overheidsmaatregelen gaat gestadig
voort. Op de 17e April jl. kondigde men voor 136 arti-
kelen vrijstelling van exportcontrôle aan.

De export zelf beliep in het le kwartaal van 1947
$ 597,1 millioen, of ongeveer iS pCt. meer dan in de
overeenkomstige periode van 1946. De export naar de
Verenigde Staten, die
1/3
uitmaakt van het totaal, ver-
toonde een stijging van 24 pCt. 1-let importsaldo met de
Verenigde Staten bedroeg voor het le kwartaal van dit
jaar
S
204,1 millioen, hetgeen onge’veér 2 maal zoveel
was als een jaar tevoren. –

Met dit -importsaldo belandt men bij hét zwakke punt
in de Canadese economische toestand. Want Canada
produceert en exporteert weliswaar in toenemende mate,

maar de importen uit de Verenigde Staten zijn groter
1

dan de exporten daarheen en dit schept ook voor Canada
een dollarprobleem. ,,The Banker” van Juni ji. weet te
melden, dat de Canadese invoer uit en export naar de
Verenigde Staten in 1946 resp. $ 1.405 millioen en $ 889
millioen bedroegen, hetgeen neerkomt op een dollar-
deficit van ruim 0,5 milliard.

BOEKAANKONDIGING.

Publicatie no. 40 ren het Nederlandsch Economisch In-
stituut.

.

Binnen enkele dagen verschijnt de 40ste publicatie

van het Nederlandsch Economisch Instituut, t. w.:
,,Enkele economische aspecten van de kersenteelt in

Nederland” doo’i’ Dr J. H. van Stuijvenberg.
Dee studie wordt inde handel gebracht voor f6,_*.

Voor donateurs en leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut geldt de verminderde prijs van f 4,50.

Donateurs en leden kunnen zowel bij het Secretariaat
van het N.E.I., Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdarn-W.
(Giro no. 8408), als hij de uitgevers (De Erven F. Bohn NV.,

I-Iaarlem) bestellen. Anderen uitsluitend bij de boekhandel
en de uitgevers.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De ruimte op de geidmarkt duurdeook in de afgelopen

week voort door het toestromen van vrij belangrijke
bedragen aan bankbiljetten naar de banken. De biljetten-

circulatie daalde blijkens de jongste weekstaat van De
Neder1andche Bank met f 28 millioen, waardoor de totale
uitgifte ad f 2.719 millioen ongeveer het niveau van Fe-

bruari 1947 weer bereikte. Door de vergrote liquiditeit
oefenden de banken bij de Agent veel vraag uit naar
jaarpapier. Bij geringe omzetten vertoonden de markt-disconto’s slechts weinig vei’andering t.o.v. de vooraf-
gaande week. Drie- en viermaandspromessen waren aan-
geboden tegen
17/s
pCt., halfjaarspapier werd tegen het-
zelfde disconto ‘gevraagd, terwijl Maartpapier ‘tegên 1/
J6

pCt. werd verhandeld. Cailgeld noteerdepCt., terwijl
het zeer koi’tlojende Junipapiei’ tegen 1 pCt. was gevraagd.
Bij de Tweede Kamer is thans ingediend een wetsont-
werp tot nationalisatie van De Nederlandsche Bank. 1-let
gehele monetaire beleid wordt dan ook formeel aan de
Regering toevertrouwd, waarbij een sinds lang bestaande
toestand – in ieder geval.reeds sedert de_instelling van
het Egalisatiel’onds in 1936 – wettelijk zal worden ge-
sanctionneerd. Belang’ijk is, dat de minister van Financiën
voorshands geen termen aanwezig acht om het particuliere
bankbedrijf wettelijk te regelen, daar de bestaande Gen Lie-

men’s Agreement tussen de centrale ‘bank en de particu-
liere banken in de practijk goed werkt. De aandeelhouders zullen worden schadel
p
os gesteld met f 2.000 aan 2 pCt.
Groothoekinschrijvingen voor f1.000 nominaal aan aan-

delen Nederlandsche Bank. Volgens de huidige beurskoer-
sen ontvangen zij dus een bedrag van bijna f 1.650 per aan-

‘deel, terwijl de laatste beurskoers van certificaten van
aandelen Nederlandsche Bank 113k bedroeg, doch dit was
op 29 November 1946, terwijl sindsdien het algemene
koersniveau belangrijk is gestegen. Niettemin is de schade-
loosstelling zeei’ behoorlijk, temeer omdat het inkomen
vrijwel overeenstemt met wat als dividend op de aandelen
Nederlandsche Bank de laatste jaren gebruikelijk was en
in de nabije toekomst was te verwachten.
De Nederlandsche dollarlening in de Verenigde Staten
ten bedrage van $ 20 millioen is volgens de laatste be-richten geheel geplaatst. In hoeverre dit een’ werkelijk
succes is, en het resultaat niet met kunstgrepen is bereikt,
zal moeten worden afgewacht, wanneer de officiële ver-
handeling ‘in New York mogelijk zal zijn, en uit de koei’s-
vorming wellicht zal blijken, in hoeverre de lening in
vaste handen is gekomen.

De Nederlandsche Bank heeft de vergunning tot ruil
van in Amerika liggende dollrÎondsen, waarvan bij eerste
verkoop 25 pCt. van het dollarprovenu aan haar moet
worden overgedragen, in dier voege beperkt, dat dollar-
obligaties niet meer onder deze vergunning vallen. Dit
betreft bezit van dollarobligaties, welke niet door ,,swit-
ching” zijn verkregen. Ook deze maatregel wijst in de rich-

516

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25
Juni
1947

ting, welke de vorige wek ‘reeds werd esignaieerd, dat

vordering van dollarobligaties wel eens
op
handen kan zijn.

In,de afelQpén ,week trok vooral het koersverloop der

Indische fondseh de aandacht. Nadat de directie der

H.V.A. zeer sombere mededelingen
had
laten horen, gaf

‘ de markt
ôp
Donderdag ji. onder leiding van aandelen

:. H.V.A. een scherpe daling te zien. De volgende dag stegen
de koersen van aandelen H.V.A. en in sympathie daarmede
: de overige Indische fondsen vrij aanzienlijk op het ge-

rucht, als zou in Nederlands-Indië principiële ôvereenstem-

• ming zijn bereikt. Nu dit gerucht niet
op
waarheid blijkt

te zijn gegrond is het natuurlijk zeer de vraag, welke bé-

‘ weging de kpersen dr Indische fondsen in de komende

week zullen te zien geven. Een daling lijkt niet uitgesloten.
1-let koerspeil der binne’nlandse en internationâle fond-

sen vertoonde mde afgelopen week geen belangrijke ver-
anderingen, . behoudens dat aandelen Unilever
8
punten

stegen tot
284
Het binnenlandse koersniveau handhaaft
zich goed, waarbij de merendeels gunstige jaarverslagen

over
1946
en de voQrtdurende geldruimte, nog geaccen-

tueerd door herhèleggingsvraag van verkochte Amerikaanse
fondsen, vooral hun invloed doen gelden. De dreiging van

de inning der bijzondere vermogensheffingen doet nog geen

merkbare invloed gelden: Wellich t zijn d.e contribuabelen

voor een belangrijk gedeelte hierop reeds geprepareerd,
maar toch lijkt het niet onmogelijk, dat zekere spanningen,

met als gevolg koersdaling, nog zullen kunnen optreden.

13
Juni
20
Juni

1947
1947

A.K.0..

………………..

..
174
183

v.

Berkel’s

Patent

………..
124*
121*

Lever Bros. Unilever
C.
v. A…..
276
284

Philips

G.
b. v. A.

……… ……
393
*
390

Koninklijke Petroleum

……….
409
k

406

H.A.L
.

……………………
208
206*

N.S.0.

……………………
183*
182*

H.V.A.

…………………….
227*
2321-

Deli

Mij.

C. v.
A.

……….. ….
135*
140

Amsterdam Rubber

…………
133


141

STATISTIEKEN.

NATIONALE BANK VAN
BELGIË.
(Voornaamste posten in miljoenen
francs).

.

en

‘1)
0.10
cd
.E
Data
sçi
.._
,.u.’
.J
Cd
0
000

30 April
1947 27.792
10.516
4.361
319
806
52.497
8

Mei

1947
27.794 10.723
4.505
321
828
52.432
14

1947
,,
27.961
10.276
4.436
306
852
52.082
21

,,

1947
27.982
10.249
3.790
322
870
52.317
29

,,

1947
27.998
10.255
4.227
302
754
52.382
5 Juni

1947
28.013
10.831
4.056
316 754
52.372
12

,,

1947
28.039 11.303
3.613
294
778
59.852

Titïiening-

i


courant saldi
.

;
42

0
‘Data
.e

1
0
cd
-i
E

30 April

1947 637
163.319 75.996
1
5.596
567
8 Mei

1947
637
163.769
.76.243
4
5.638
566
14

1947.
,,
637
162:943
75.755
2
5.501
559

21

,,

1947
637
162.549 75.369
5
5.542
553
29

,,

1947 637
162.928 75.446
2
5.840
552
5 Juni

1947
637
163.291
76.555
4


5.224
549
12

,,

1947′
637
162.732
L
6
.
174

3
5.069
544

‘) Waarvan 10.493 millioen frcs. onbeschikbaar gouclsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
12)
Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.

DE NEDERLANDSCIIE BAMC
Verkortebalans op 23 Juni 1947.

Activa.
Hoofdbank 8


schuldbricven

Bijbank –

1•

Agentsch.,,

102.816,63 102.816,63
‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van
1
October 1945, Staatsblad No.
F204) …………………………….
Schatkist.papier, door de Bank overgenomen van
• de Staat der Nederlanden ingevolge Overeen-
komst van 26 Februari 1947 …………….2.100.000.000,-
Beleningen:

j Hoofdbank

150.379.997,81 ‘)
(mcl. voor-
schotten in re- Bijbank

,,

657.219,98
kening-courant)
op onderpand)
1,
Agents’h.,,

8.544.662,49

159.581.880,28
Op effecten, enz………….159.380.116,14 ‘)
Op goederen en celen

201.764,14
159.581.880,28
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

…………………………

Boekvordering op de Staat der Nederlanden.
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……..8

502.117.279,10
Zilveren munt, enz.

….
..1.494.223,75
503.611.502,85
Papier op het buitenland …. f

130.158.200,-
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland ………. ..’130.860.590,45
Buitenlandse betaal-
middelen………………5.556.123,63
266.574.914,08

67.1 40.11 6,68
3.500.000,-
46.809.845,15

8 4.647.321.075,47

Passiva.
Kapitaal

….

. ………………………..

f
20.000.000,-
Reservefonds

……………………………
Bijzondere

reserves

……………………..
12.452.579,46
32.247.868,69
Pensioenfonds

………………

……….

..
16.902.783,31
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

……..
126.086.275,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgiften) ……2.709.036.655,-
Bankassignaties

in

omloop

…………………
67.036.72
Rekening-courant

saldo’s:
‘s Rijks Schatkist.

……

8

813.570.068,23
Geblokkeerde

saldo’s

van
banken

……………

..

31.557.013,04
Geblokkeerde

saldo’s van
anderen

……………

…37.268.834,13
Vrije

saldo’s

…………

..

722.719.814,89 1.605.115.730,29
Diverse

rekeningen

……………………..
125.412.1 49
1

8

4.667.321.075,47

1)
Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank in disconto ge-
nomen
…………………………..1

‘)
Waarvan aan Nederlandsçh-Indië
(Vet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)
,,
42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten

…….
147.842.375,-

BANK VAN ENGELAND.
(voornaamste posteil in mlllioenen ponden).

cd
.

.
.,

3
,
0
:a
o

28 Mei ’47

0,2
1.449,2
1.450
56,1
4 Juni’47
0,2
1.449,3 1.450

54,1
11

Juni’47
0,2
1.449,2
1.450

n
54,8
18

Juni’47
0,2
1.449,3
1.450

56,8

Other securities Deposits
0)
00
.

.
,u

cd
‘0n
ce


..’
P.0
Pq

28 Mei

’47
1,3
329,6
8,7
24,4
402,0
5,0
301,9
4 Juni ’47
1,4
342,4
11,0
16,7
407,6 8,0
293,8
11

Juni’47
1,4
324,8
16,4
17,2
36,6
7,3
295,8
18 Juni ’47
1,7
333,3
10,8
18,1
402,4
10,3
299,6

Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-”
fonds
Gebouwen en inventaris ………………….
Diverse rekeningen

……………………..

25 Juni 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

517

DE NEDERLANDSCITE BANK.
FEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in duizenden gulen’).
(Voornaamste posteh in millioenen dollars).

Metaalvoorraad
Other

U.S. Govt.
a a

T

Goudcer-

cash

securities
aa



.
,
c


tificaten

a
23 April

1947
19.384
18.660
277
21.829
30 April 1947
19.537
18.815
276
21.857
Q.

.n


7 Mei

1947
15 Mei

1947
19.569
19.628 18.850 18.910
256
,

259
21.852 21.762
6 Mei ’47
522.409
126.894
122.728

101
157.176
12

.,

47
520.685
131.755 175.487

10!
154.825

FR bil
Deposito s
19

,

’47 520.237 130 168
167.224

101
156.399
27

,,

’67
519.882
145.179 166.637

102
155.270
Data
jetten in
2 Juni67
522.993
144.121
147.729

101
154.406
circulatie
Totaal
Govt
Member-
’47
523.754
134.59!
146.813

101
155.359
155.763

baûks
16

,,

’47 529.113 125.833 155.485

101
23 April 1947
24.025
17.322
482
15.820
23

,,

’47
503.612
130.158 136.417

103′
159.582
__
30 April 1947
7 Mei

1947
24.022
24.071
17.470 17.448
619
654
15.826
15.877
Saldi in rekening-courant
__________ ______________________________

15 Mei

1947
24.013
17.571
566
15.949

j’
.

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
°
z

4
(Voornaamste posten In millioenen francs).

6 Mei ’47
12

,,

’47
2.754.067

780.167

54.693

35.635

721.301
2.736.90!

807.929

46.270

36.670

715.076

co

Data

.5

.E

19

,,

’47
27

,,

47

2.721.059

831.434

53.082

60.471

686.701

2.729.913

935.214

64.256

‘38.382

591.068
,

.

._

23 Mei

1947
5.035,2
133,8
67,0
52,3
3.830,5
1.28,8
2 Juni47
2.764.130

889.826

53.456

37.619

595.335
9

,,

’47
2i46.711

938.096

54.533

37.563

552.478
31 Mei

1947
5.037,4
138,2
63,8
52,3
3.907,8
1.178,5
16

’47
.7I9.236

946.969

60.783

37.809

582.307
7 Juni1947
5.040,8
134,3 80,7
52,3
3.862,2
1.160,3
23

’47 2.709.037

813.570

31.557

37.269

722.720
14 Juni1947
5.037,1
124,2
85,1
52,3
3.810,5
1.193,6
VERKEER ‘EN VERVOER
IN NEDERLAND.

1
Omsewijving

.
E

1

d
eniei
Maandgemi
Dec.
Jan.

,
Febr.
Maart
April
,
1938 1946
1947
1947
1947
1947

Indexeijfer vervoer wihie binnenvaart

100
89
82
6
100 165
t.
917
816
751
60
920
1.510

,,
260
239 269
15
276
466
Wilde

binnenvaart,

prestatie

…………….
,

127
121
119
8
117
.

223

Vervoer

wilde

binnenvaart

…………………1.000
waarvan

brandstoffen

…………………….

tndcxe!jfer eigen
vervoer
te water

mi
.ll.

t/km

100
79
31
4
.

59
1.000

t
..
600 473
183
26
356
Eigen

vervoer

Le

water

………………….
Idem,

prestatie

………………………..
inil.

t/kin
45


29
13
0,3
26

ln(lexcijfer Internat.

bliiiienvaart

(laadverm.)

. .
100
21
18
1
3
33
Binnengekomen

schepen

………………….
Aant:il
6.146
1.382
1.025
63
1.067
1.570
1.000

t.
3.572
679
542
19
630 799
2.092
309
277
10
335
393
waarvan onder:

Nederlandse vlag
,,
.L56d
239
.

196
S
230 289 126
69
79
5
101

99
Aantal
6.082
1,220
1.081
32
1.037
1.850
1.000

t.


3.494
596 599
11
.

535 965
Lading

…………………………

.


,,
2.252
203 226
1
197
428
waarvan onder:

Nederlandse

vlag

………
,,
1.559
134
169
1
142 290
1.

Belgische

vlag

…………

229
63
45

39
113

Laadvermogen

………………………….
Lading

……………………………….

Aantal


2.144
574
485
87
750
1.029

11

Belgische

vlag

……………

1.000

t.’
1.427
408 329
75
561
77

Vertrokken

schepen

………………………
Laadvernaogen

…………………………

1.051


174
176
23
297 460

199
34
51 6
92
151

Schepen

in

doorvaart

………………………
Laadvermogen

…………………………

544 108
97 10
158
190

Lading

……………………………….

lisilexoljter zeevaart (Inhoud)
100
27 33
31
35 38

waarvan onder:

Nederlandse

vlag

………….

Aantal
1.758 656 573
461
516 665

11

l3elgische

vlag

……………

Binnengekomen zeeschepen

…………………
1.000 R.T.
4.416
1.275 1.485 1.356 1.557 1.715
3.834
1.107
657
1.342
563 1.269
602
1.488
805
1.548 765
in lijnvaart
Vertrokken

zeeschepen

…………………..
,,
-Aantal
.

. .000 R.T.
1.738
556
586
448
530 666

Bruto

inhoud

………………………..
Idem, alleen geladen schepen

………………

Bruto

inhoud

……………………….
4.418
1.111
1.460
1.348 1.529
1.682

waarvan

……………………..

3.216
773 913
786
869
1.008
547
634
642
741
777
Goederenverkeer ter Zee:
Gelost

bij

Invoer

………………….
..00 0 t

.

1.018 632 432 1.090 882

Idem, alleen

geladen

schepen

………………..
waarvan

in

lijnvaart

……………………….

,,
1.738
53
62
143


78
,,

.

484
133
139
95 85
11

doorvoer

……………….
Geladen’)bij

uitvoer

…………………
,
1.421
10′!
89 131
34

ïndexcljfer gocilerenvervoer Ned. Spoorwegen

. .
10b
92
99
92
110
113*
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal 1.000 t.
1.207
1.110

1.190
1.111
1.332*
1.359
*
-,,
412 252
233
179
230e
289*
1

millioen
242
454
432
365
439e
519

doorvoer

………………….

t

millioen
21,2
48,0
47,6
42,4 46,8
Interloc. autobusdiensten; vervoerde reizigers
. .
,,
5,7
13,2
13,5
11,7 12,6
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
. . . •
4,4
7,1
7,6 7,3
8,7

Tramwegen, vervoerde reizigers

…………….

Indexcljfer verkeer op de rijkswegen
100 127 117
110
128
147

waarvan

grensoverschrijdend

………………..

Slachtoffers verkeersongevallen:
Reizigerskilometers Ned.

Spoorwegen

……….

Aantal
65
81
50
21

43
70*
Ernstig

gewond

……………………..
368
452
449 279
353
.

479*
,,
918
362
369 237
356
513*

Overleden

…………………………..

Indexeijfers:

..
Licht

gewond

………………………..

125
77
32
86
108*
Overleden ……………………………
.100
Ernstig gewond
100
123
122
76
96
130*
Licht

gewond

………………………..
.
100
.

39
40 26
39

,
56*

‘) Bunkermateriaal e.d. niet inbegrepen.
• Voorlopig cijfer.

I.

518

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1947

EET GOEDE1I.ENVERVOER OVER DE’NEDERLA DSE GRENZEN IN 1938 NAAR VERREERSWIJZEN ENGE3IIEDEN VAN
IIERXOMST
‘) c.q.
BESTEMMING
‘).

WTest
West
L

.
west
Midden
Oost
Overige
Totaal
delen
Omschiijvtng


E U R 0 P A.

too
ti

%
1.000 q
%
11.000 tI
%
11.000

tI
%
11.000

ti
%
11.000 q
%•
1.000 tI
%
1.000 ti

%

Invoer, totaal
……………
04.76-1
100
13
.
410

100 651
100 399
400 368
100
158 100
1.788
100
7.987
lioo
12.212
49,3
1.367
10,2
649
99,2
361
90,5
350
95,1
81
51,3
1.737
97,1
7.667
96,0
9.366
37,8
9.047
67,5
4
0,6
20
5,0
16
4,4
37
23,4

21
1,2
221
1
)
2,8
2.780

..

11,2 2.590
19,3
1
.

18
4,5
2
0,5
40
25,3
3
1,7
993)

1,2
l)innenschip

……….
.spoor

…………….
auto

…………….
406 1,7 606
3,0

16.525 100
12.371
100 992
100
343 100
60
100
101
100 373
100
2.285
100

per

zeeschip

…………

5.802
35,1
2.114
17,1
991
99,9
283
82,5
45
75,0
41
40,6
369
08,9 1.959 85,7 7.455
45,1
7.170
58,0
1
0,1
17
4,9
13
21,7
14 13,9
1
0,3
.

239
10,5

Uitvoer,

totaal

…………..

2.768
16,8
2.587
20,9


43
12,6
2
3,3
46
45,5
3
0;8
87
3,8
500
3,0
500 4,0

hinnènschip

……….
spoor

………………
auto

…………….

Doorvoer niet ovorlading:
36.801.
100
19.300
100
6.535
100
1.887
100
621
621
100

10
7
100
70,6
915
915
100
100
7.533
‘. 7.493
100
99,5
20.850
56,7
3.396
17,6
6.533
100
1.885
100
100
15.735
42,8
15.694
81,3
1
10,0


40
0,5
213
0,5 207
1,1
2
0,0
2

0,0
2
20,0




3
0,0
3
0,0
– –


per

zeeschip

………….

oer

zeeschip

…………
binnenschip

……….

b.

bultenwaarts, totaal …..
36.801
109
25.048
100
8,73
100
4.593
100
709 100
1
100

.
391
100
5.186
100
17.501
41.4
5.437
21,7
873
1130
4.575
99,7
677
05,5


391
100
5.098 98,3

.

bhinonwanrte, totaal ……..

19.571
53,2
19.451
77,7


3.
0,0
29 4,1


– –
88
1,7

spoor,

…………………

165
0,5
146
0,6


15
0,3
3
0,4
1
100


auto

………………

14
0,0
14
0,0















per

zeeschip

………….
binnenschip

……….
spoor

………………..

Door”oer zondér ovetlading’:







—-











auto

…………………

13.401
100
11.463
100
705 100
74
100
96
100
1
100 103
100
959 100 a.

binnenwaarts, totaal

……
per

zeeschip

…………..
649
12.740 4,8
95,1
640
10.811
5,6
94,3
4
701
0;6 99,4
74
100
96
100
1

100
5
98
4,8
95,2

959

100
6
0,0
.6
0,0

6
0,0
6
0,0

binnenschip

……….

13.401
100
12.217
100
55
100
126
100
















174
100
34
100
794
100

spoor

………………..
auto

…………………

b.
buitenwaatts, totaal

…….
782
12.606
5,8
94,1
755
11.449
6,2
93,7
8
47
1,4,5
85,5
126
100
174










—-

100

19
15
55,9
44,1

794

100
per

zeeschip

…………..
binnenschip

……….
6
0,0
6
.

0,0
spoor

……………
auto

……………
7
0,0
7
0,0

ONE

‘) Nl. bij invoer en doôrvoer, met en zonder overlading, binnenwaarts.
‘) Nl. bij uitvoer en doorvocr, met en zonder overlading, huitenwaarts.
‘) De verkeerswijze wordt geregistreerd,op het moment van de grensovergang van Nederland; zo heeft men hier buy, te doen met
goederen, die in Antwerpen uit Amerika per zeeschip zijn aangevoerd en dan in binnenschip of spoor zijn overgeladen.
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek.

ZWEEDSE RIJESBANK.

.

DE ECOLENPOSITIE VAN NEI)ERLAND
1).

(Voornaamste oosten in millioenen kronen).

.

(in lOOD kg).

Metaal
Staatsfondsen

11.0
Data
,
3)
,
3)
,

cd
•rt.o
3)0

o
b
‘°
fxl
‘.
0O3)

23 Mei

1947
440
278

1.971

288

1136

j

1
1 8
31

Mei

1947

1
4181
265

2.046

288

1

128

.94
18
7 Juni 1947
396
1
251

2.051

280

148

94
250

2.065

270

1 26

94
182
14 Juni 1947
395
182

Deposito’s.
.

‘3
Direct opvraagbaar
3)
Data

D
33.

‘3

.3

‘O

‘3

Id
0

,

23-Mei

1947
2.423
870
609
.175
195′
164
1
31 Mei

1947
2.556
772
581
100
191
167
1

3
7

Juni

1947
2.476
780
p573 124
190
166
.

3
14 Juni 1947
2.470 822
583
152
189
165
j

1

EN-
EN UITVOER VAN NEDERLAND

Invoer
Uitoer

..
Saldo

Gewicht
Waarde
Gewicht
Vaade
Waarde
aand
in dui-
in mii-
in dui-
in mii-
in mii-
zenden
lioenen
zenden
lioenen
lioenen
tonnen guldens tonnen guldens guldens

Tot.

’39

24.306

1.517

12.708

966

551
Tot.

’46

11.764

2.305′)

3.919

785
-1.520
Jan.

’47

762

201

280

108

93
Febr: ’47

1.312
3
)

313
3
)

178

97

216
1′,lrt

’47

1.023

256

234

138

118
April ’47

1.353

339

466

143

196
Mei

’47

1.286

.
357

635

135

222

1)
Bron: ,,Centraal Bureau voor de Statistiek”.
1)
Gecorrigeerde waarde.
‘)
Door het inhalen van de achterstand in de toezending
van het grondmateriaal zijn in deze maand veel goederen opgenomen,
welke vôÔr
I.
Februari ten invoer werden aangegeven.

Verzonden

Maand
Linihurgse
voor
Invoer
mijnen
binnenlandse
béhoef te

Totaal 1946
8.313.827 6.387.903
.

2.666.502
Gem.
p.
mnd.
692.819
532-325
222.209
Jsn’

1947
833.027
628.209
223.709
Febr.

1947
802.805

.
581.347
225.008
Maart

1947
885.207 704.494
365.092
April

1947
817.839 658.377
.
.341.189
Mei

1947
771.991
2
)
621.718
2
)
357.4128)

‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C. B. S.”.
Voorlopige gegevens.

IN flF VERF.NIflDE STATEN
1
1.

Producten
Prijseenheid
.
1

1947

Metalen:
ijzer (ruw)
S
per gross
toSi
30,00 33,00
33,00
33,50
lood (ruw)
Sets per

Ib.
13,00 15,00 15,00 15,00
tin
Sets.,,

1h.
7e,00
70,00
80,00 80,00
zink
sets.,,

1h.
10,50
10,50 10,50
10,50
koper (electro-
lytisch)
Sets.

,,

1h.
19,38
2
)
21,38
2
)
21,38
2
)
21,38
2
)
Petroleum
(ruwe)
$ets.,,

bbl.
3,65
3,65
3,91 3,91
Dierlljke pro-
ducten:
runderen
$
per
100 1h,
22,50 23,25 22.85
24,00
varkens
S

,,

100

1h.
24,45 27,10
23,70 22,80
huiden(runder-)
Sets. per
1h.
25,00 23,00 21,00 22,50
wol
$

,,

lb.
1,20 1,23
0,25 1,25
Plantaardlgo

producten:
tarwe
$
per busbel
2,23
2,78
2,60
2,69
maïs
$

,,

bushel
1,42.
1,81
1,84
1
)
1,80
suiker
Sets. per
1h.
6,13′)
6,13
3
)
6,19
3
)
6,19
0
J
rubber
(plantage-)
$
per Ib.
0,26 0,26
0,24
0,22
katoen
Sets, per 1h.
31,45 33,45 32,70
33,40
koffie
Sets.

,,

1h.

.
27,00 28,00
0,26
0,23

Bron’.,, Guaranty Survey” van de ,,Guaranty Trust Company”, Mei 1947, blz. 18.


‘) Nominaal.
‘) Door de Regering vastgestelde maximumprijs.

1

•uI

25 Juni 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.519

OVERZICHT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN
VAN DE NEDERLANDScJRE BANK.
(in millioenen guldens).

Actief

data
2-6-’47
r
9-6-’47
16-6-’47 23-6-’47
Passief

data
2-6’47
f 9-6-’47

1
166_47I
23-6
2
47

Wissels,

promessen

en
Kapitaal

……………
20,0 20,0
20,0
20,0
schuldbrieven in disconto
0,1
1
)
0,1′)
0,1
1
)
0,1
1
)
Reservefonds …………
12,5
12,5 12,5
12,4
Wissels, schatkistpapier en
Bijzondere reserves
32,2

..

32,2
32,3
,32,2
schuldbrieven

door

de

..

16,9 16,9
16,9
Bank gekocht
– –

-‘
Pensioenfonds

………..I6,9
Bankbiljetten

in

omloop
Schatkistpapier,

door
.
de
(oude uitgiften)
126,3
126,2
126,2
126,1
Bank overgenomen van
Bankbiljetten

in

omloop
de

Staat
.

der

Neder-
(nieuwe uitgiften)

. . .
2.764,1
2.746,7
2.719,2
2.709,0
landen

ingevolge

over-
Bankassignaties in

omloop
0,2 0,2
.-
0,1
eenkomst van 26 Febr.
.
Rekening-courant saldo’s:
2.100,0
2.100,0
2.100,0 2.100,0
‘s Rijks Schatkist

. . .
889,8
938,1
947,0
813,6
Beleningen

…………….
154,4′)
155,4
2
)
155,8
1
)
159,6
1
)
Geblokkeerde saldo’s van

1947 ……………….

Voorschotten aan het Rijk


– –
53,5
54,5
59,8 31,6
Boekvordering op

de
.
Geblokkeerde saldo’s van
Staat

der

Nederlanden
,
anderen

…………
37,6 37,6
37,8 37,3
ingevolge

overeenkomst

….

.
Vrije

saldo’s

… …….
595,3 559,5 582,3
722,7
van 26 Februari 1947 ..
1.500,0 1.500,0 1.500,0 1.500,0
Diverse rekeningen
129,8 128,6 126,6
125,4
Munt en muntmateriaal:

Gouden munt en gouden
.

s
muntmateriaal
521,6 523,3 527,7
502,1

Zilveren munt, enz
1,4
1,4 1,5
1,5
Papier op het buitenland
.
144,1
134,6
125,8
130,1
Tegoed hij correspondenten
in het buitenland
142,9
14221
150,1
130,9
S

Buitenl. betaaliniddelen
.
4,8 4,7
.

5,4 5,6

banken …………..

Belegging van kapitaal, re-

..

serves en

pensioenfonds
67,6
67,1
67,1 67,1

..

Gebouwen en inventaris
.
3,5 3,5 3,5
.3,5
Diverse rekeningen
37,8 40,8 43,6
46,8
1

1

1

4.678,2
4.673,0

1
4.680
,
6

4.647,3
4.678,2
4.673,0
4.680,6
4.647,3
‘) Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank in disconto genomen
. . .
‘)


‘)


‘)


‘)


Circulatie

der

door

de
‘)Waarvan aan Ned.-Indië
Bank

namens

de

Staat
(Wet van 15-3-’33 Staats-
in

het

verkeer. gebrachte
blad

no.

99)

-……….
‘) 42,2
‘)
42,2

‘)
42,2

‘) 42,2
muntbiljetten

………..
149,8 149,4
148,4
147,8

BANK VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

Voorschotten
aan
de Staat

Data

o
.-
.

0
0
,24

22 Mei
1941
82.817 132.669
99.449
56.700 426.000
29
1947
82.817
134.885
99.449
63.700 426.000
5 Juni
1947

82.817
130.359
99.449
76.700 426.000
12
1947
82.817
128.046
99.449 88.000
426.000

T

Bankbil-
Deposito’
Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie

22 Mei
1947 765.601
65.798
733
63.910
29

,,
1647
775.053 67.490
745
65.649
5 Juni
1947
788.003
64.532
792
62.751
12

,, 1947
787.295 69.445
785
67.829

Economisch-Statistisch kwartaalbericht

Dezer dagen

1

verschijnt de eerste aflevering

UIT DE INHOUD:

Conjunctu rele toestand van Neder-

iind,

Indonesië, België, Verenigde

Staten en Groot-Brittannië;

Internationale geldmarkten en prijs-

niveaux;

Zwarte prijzen in bezettingstijd.

inorabonnement
1947
voor abonné’s ,,E.-S.B.” f 4.-.

Afzonderlijke abonnementen f 6.-.

U. KOnitiklijke Nederlandsche Maatschappij
tot[xp!oitatie van Petroleumbrounen

in Nederlandsch-Indië

gevestigd te ‘s-Gravenhage.

.

In de op heden te Amsterdam gehouden Algemene

Vergadering van Aandeelhouders werd het dividend

over het boekjaar 1946 vastgesteld op 9 pCt:

Betaling van dit dividend ad
f
90.- minus 15 pCt.’

dividendbelasting = f 76.50 voor de gewone aandelen,

en f9.- minus 15 pCt. dividendbelasting =
f
7.65
voor de onderaandelen zal geschieden van
Dinsdag
2
Jul! 1947
af, tegen intrekking van resp. dividen.l-

bewijs no. 87 van de gewone- en onderaandelen of di-

videndbewijs no. 1 van de recepissen van gewone- en

onderaandelen, bij onderstaande kantoren:

te
Amsterdam:

Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V. of
Rasvereeniging N.V.

te ‘s-Gravenhagé:

Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V. of
de Heren Schil & Capadose

te Hotterdam:

Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V.
of
de Heren
van der Hoop, Offers
&
Zoon.

‘s-Gravenhage, 24 Juni 1947.

De ‘Stichting Noordelijke Economisch-Techno-

logische Organisatie te Groningen, roept sollici-

tanten op voor de betrekkingvan

sociaal-econoom

in het bijzonder voor het verrichten van werk-

zaamheden ten behoeve van de Provinciale Pla-

nologische Dienst.

Sollicitaties met volledige inlichtingen te rich-

ten an de Voorzitter van het Bestuur der Stich-

ting, p.a. Verlengde Hereweg 108 te Groningen.

Bij het Secretariaat van grote Maatschappij

bestaat gelegenheid tot plaatsing van een jong

jurist

die te werk zal worden gesteld op haar kantoor

te Asnsterdam met bestemming om t.z.t. naar

Ned. Indië te worden uitgezonden.

Brieven met uitvoerige inlichtingen omtrent

opleiding en practijk in te zenden onder no. ESB

938 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

DE
M id

P

Nederlandselie Staalfabrieken
v/h J. M. de

0
een

Muinck Keizer
N.V. te Utrecht vraagt

Ø

jong econ. drs.

Voor opleiding in budgettering en analyse
0

.

Ø resultaten.

Sollicitaties aan de af d. Personeel, Haven-
0

weg 7, Utrecht.

r4rr4gwr
A

Grote Industriële Onderneming in het Oosten
des lands roept sollicitanten op voor een vacature
op haar afdeling –

ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE

EN -INRICHTING

Opleiding 5-jarige H.B.S., Staatspraktijkdiplo-
ma of daaraan gelijk te stellen opleiding veï’eist.
Diploma Moderne Bedrijfsadministratie strekt tot
aanbeveling. Sollicitanten moeten een grondige
practische ervaring hebben op het gebied van
moderne bedrijfsadministratie en zelfstandig aan
de hand van gegeven richtlijnen administratief
organisatorische regelingen tot in détails kunnen
uitwerken. Zij, die kennis van en ervaring met
het ponskaartensysteem bezitten, genieten de
voorkeur.

Leeftijd niet boven 35 jaar.

Sollicitaties, bij voorkeur met pasfoto, worden
ingewacht onder no. ESB 937 bureau van dit
blad, postbus 42, Schiedam.

Annonces, waarvan de tekst
‘sMaandags in ons bezit is,

kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van

dezelfde week worden opgenomen.

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten

Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan.
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
S

te zijn.


Onze V.V.S.brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Van der CraaI Co’s bureaux voor den handel N.V.

AmsteIstraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (6 lijnen)

Binnen enkele dagen verschijnt als 40ste

publicatie van het Nederi. Econom. Instituut

Dr
J. H. van. Stuijvenberg

Enkele economische aspecten van de

kersenteelt in Nederland

Prijs
f 6.

(Prijs voor leden en donateurs van het Ne-

derlandsch Economisch Instituut f 4.50)

*

Verkrijgbaar in de boekhandel en bij de uitgevers

DE ERVEN F. BOHN N.V. – HAARLEM

N.V. LANKHORST

TOUWFABRIEKEN

SNEEK TEL. 3041-3042

SPINNERIJ—TOUWSLAGERIJ SEDERT 1803

N.V. A.T.O.

VAN GEND
&
LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland – Tsjecho-Slowakije

Vraagt inlichtingen
bij
onze 80 kantoren of
bij
van

Uderr’s Transport Bureau

Veerhaven 15

Rotterdam

lndernomingen, die het beste leI(lendo personeel zoeken,

speciaal met economische scholihg, roepen sollicitanten op

door mIddel van een annonce in do rubriek ,,Vacatures”.

Rot aantal reacties, dle deze annonces tengevolge hebben

Is doorgaans uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er

bijna geen grote instelling Is, die dit blad niet regelmatig

ontvangt en waar het niet circuleert. Opdrachten voor het

volgend uummer dienen 30 Juni a.s. In ons bezit te zijn.

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, ,Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

.

ruk Roclaits, Schiedam

Auteur