29 APRIL 1942
E
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN ÈN VERKEER
27E JAARGANG
WOENSDAG 29 ,APRIL 1942
No. 1371
N.V.
Stoomvaart-Mij ,,Nederland”
Amsterdam
ri
N.V.
Rotterdamsche Lloyd
Rotterdam
DE BELEGGINGEN
DER BIJZONDERE
SPAARBANKEN IN
NEDERLAND
door
Dr. J. R. A. BUNING
32ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.
PRIJS f
3.65*
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. T.
f
2.75)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
FBOHN N.V., HAARLEM
ROTTERDAMSCHE
BANKVEREENIGING
ROTTERDJ-tAMSTERDA)tGRAVEt4R&GE
KAPITAAL EN RESERVE
4 62.000.000
SAFE LOKETTEN
TER BERGING ‘N WAARDEN
150 KANTOREN IN NEDERLAND
Openbare werken en
Conjunctuurbeweging
door
Dr. Ir.A. Baars
PRIJS f 2.10*
Prijs
voor, donateurs en leden
van het N. E. 1. f
1.50.
In den bekhandel verkrijgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM
aviees000nen
Ao. 1750
BANKIERS EN ASBIIRANrIE-MAKELAARS
ROTTERDAM
AMSTEBDAM(Ass)
s. G R A V E N H
A
G E
DELFT –
SCHIR,DAM
V L A A R D I N G E N
•
–
0
BEHANDELING VAN ALLE
BANK ZAKEN
BEZORGING VAN ALLE
ASSURANTIEN
Ter vervanging van haar door brand verloren géganen voor(aad nummers van
Economisch-Statistische Berichten en Economisch-Statistisch frlaandbericht
van den jaargang 1940, zou de redactie hef zeer op prijs stellen, indien de
lezers, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan haarzouden willen afstaan.
AMSTERDAMSCHE BANK N.V.
AMSTERDAM
Open bewaarneming van
effecten
Adviezen voor belegging
Uitvoering van beursordèrs
– t
0
t
–
S-
w . w
VERLIESPOSTEN.VOORKOH[ND.SYSTEEM
BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN
Deze tijd is rijk aan veran-
deringen Laat daarom Uw
•
onbetaald gebleven oude
posten inschrijven bij
DIENST IV VAN HET V.V.S.
VAN DER GRAAF & Co. NN.
AMSTERDAM C. – AMSTEISTRAAT 14-18
Diesel-, Stoom; en Electrische Machine-installaties_
Voor onmiddellijke of latere koop worden gevraagd:
Volledige stroomopwekkende installaties voor draaistroom 380/220 Volt;
Vermogen 400 kVA.
Afzonderlijke dieselmotoren, stoommachines, electromotoren, electro-
generatoren; spanning en vermogen als boven.
De machines moeten geheel in bedrijfsvaardigen staat zijn, in goeden toestand en niet ouder dan 10-15 jaar.
Uitvoerige aanbiedingen, met opgave van plaats waar te bezichtigen,’ te richten aan den
Bahnbevollmüchtigten der Deutschen ReichsbaEn bei den Niederktndlischen
EisenJahnen te Utrecht, Catharijnesingel HGB
M.
De Naamlooze Vennootschap
Maandblad voor den Ondernemingsvorm en het
Bedrljfswezen in Nederland enNederlandsch-lndië
Inhoud April-aflevering 1942
–
No. 1. Jrg. 21
• Belastingheffing van schijnvoordeelen H. J. Hofstra
Overzicht van de nieuwste sociale wetgeving II
Mr. J. J. M van der Ven
Uitdeelingen ten laste van de overgangsreserve
•
Mr. Dr. E. Tekenbroek
Winstbelasting en pensioenplannen (Een overzicht)
Tj. S. Visser
Deelgerechtigheid en Herkapitalisatie Mr. N. Okma
Abonnementsprijs f
10.50
per jaar, – Losse afleveringen
f 1.-
Uitgave:’H. v.d. Marck’s Uitgevers Maatschappij N.V.ROERMOND
POSTREKENING 61631
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEkDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle n
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accûraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van werk-
wijze en aapaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300
Onze terzake-kundige stqf is te allen tijde voor gratis
(3 lijnen)
advies te Uwer beschikking.
Laat Uw
JAARGANG
inbinden!
1
1
Stort f 0.75 op giro 5858 tennaine
van H.A.M. Roelcmts, Schiedam
met vermelding: Band E.-S. B.
1941 en U ontvcmgt, zoodra de
oplaag gereed is, franco per
post 11w band toegezonden.
Bij franco opzending van Uw
jaargang aan
31
II. A. M+ ROELANTS
‘SCHIEDAM
onder gelijktijdige storting van
f 2.40 op giro 5858, ontvangt U,
zoodra de banden gereed zijn,
Uw Jaargang keurig gbonden
franco huis terug.
(Uitvoering van den band linnen
rug, verder stevig beplakt bord)
Derde Gewijzjgde Druk
van
Egalisatiefo ndsen
en Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
Nederland en de
Vereenigde Staten
door
-I
Prof. Dr. H. M. H. A. van der Valk
30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. f’1.50)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgavé: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
.
f••
..
_
.
f”
29 APRIL 1942
AUTÈURSRECHT VOORBEHOUDEN
Econom18ch,-vStat1stische
*t
Berichten
*
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,NIJVERHEID,FINANCIËN EN VERKEER
–.1
UITGAVE VAN FIET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
27E JAARGANG
.
WOENSDAG 29 APRIL 1942
No. 1371
II
HOOFDREDACTEÛR:
M. F. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
II. 14′. Lambers (Zwartewaal).
Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg
122,
R’dam-W
A angeteekende stukken: Bijkantoor R uigeplaatweg.
Telefoon Nr.
35000.
Posrte/cenirig
8408.
Abonnemnentsprijs noor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Eoonomisch-Statitisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland t
20.85
per jaar. Buitenland en
holoniën f
23.—
per jaar. Abonnemem.ten kunnen, met elk
nummer ingaan en slechts cvorden beëindigd pem. uit imo nan
elk kalenderjaar. Losse niunmers
50
cent. Donateums en
leden oan het iVederlandsch Economisch Instituut ontoangen
het weekblad gratis en genieten een reduceie op de oerdere
publicaties.’ Adreswijzigingen op te genen aan de administratie.
Adoertenties 000rpagina f
0.28
per mnni. Andere pagina’s.
/ 0.22
per mm. Plaatsing bij abonnement oolgens tarief..
INHOUD:
.
Blz
Collectieve reclame door
B. M. Sweers …………
188
Commercieele balans en fiscale balans door A.
C.
Burgeisdijk
……………………………..
190
,Obligaties van commanditdire vennootschap5en door
Mm. A. Schadee …………………………
192
.Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch
gebied ……………………….194
Statistieken
‘
,Bankstaten
…………………………….195
‘
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De
geld’narkt
heeft geen stof tot bijzonder commentaar
opgeleverd, zulks geheel overeenkomstig de verwachting,
die wij in ons vorig overzicht hebben uitgesproken. Zoolang
nog een omvangrijk bedrag aan schatkistpapier bij de
centrale bank direct is ondergebracht, is de voornaamste
mutatie, die kan worden voorzien, een geleidelijke ovei-
heveling daarvan naarde open markt, een proces, zooals
dat zich ook in den loop van het vorige jaar heeft afge-
speeld en dat toen in November is geëindigd ter gn,legen-
heid van de storting op de nieuwe 3-.pCt. leening 1941
met een algeheele onafhankelijkheid van de Schatkist van – de centrale bank. Naarmate de stijging van de buitenland-
sche wisselportefeuille nu weer meej- middelen aan de markt
zal toevoeren dan noodig zijn voor de dekking van de st)j-
ging van de behoefte aan bankpapier, kan hetzelfde pro-
ces van omschakeling der schatkistfinanciering naar de
open markt zich ook nu weer manifesteeren. Reeds is in
de vorige week het bedrag rechtstreeks ondergebracht
schatkistpapier met 30 millioen gulden verminderd; deze
week daarentegen is, ondanks de stijging van. de buiten-
landsche wisselportefeuile met f 24,6 millioen, het bij de
bank ondergebrachte schatkistpapier nog gestegen met
f 19 milloen,.hetgeen in verband moet worden gebracht
met de stijging van de ,,saldi van anderen” met f31 millioen.
De
obligati.markt
heeft deze week uitermate weinig
fluctuaties vertbönd. De omzetten waren, niet groot en er
zijn geen duidelijke tendenzen w’aarneemhaar. De markt
verkeert natuurlijk nog steeds in afwachting vah een nieu-
we leening, hetzij voor conversie, hetzij
voo!:
consolidatie, maar de discussies over dat onderwerp, voor eenige weken
nog zoo levendig, zijn weer verflauwd. Inmiddels blijft de
markt vrij onhewogen; noch de vraag, noch het aanbod
zijn bijzonder omvangrijk, terwijl het koerspeil aan slechts
geringe wijziging onderhevig is.
De
aandeeleninarkt
was tot de laatste dagen der week
weinig geanimeerd. De omzetten waren uitermate gering,
het aantal tot stand gekomen noteeringen was eveneens
klein; fluctuaties van heteekenis kwamen niet voor. In de
laatste dagen der week echter was er een plotselinge op-
leving te coristateeren, die vooral overzeesche fondsen, en
wel speciaal de hoofdfondsen, betrof en een noemenswaar- –
de koersstijging teweeg bracht. Een duidelijke oorzaak
voor die plotselinge koersbeweging was niet te vinden,
doch over het algemeen was men van meening, dat de aan-
leiding möest worden gezocht in dekking van contramine-
posities. FIet was bekend, dat reeds sedert maanden in
verschillende dezer waarden omvangrijke baisseposities
penstonden, waardoor de levering in dergelijk materiaal
abnormaal lang traineerde. Het bestaan van omvangrijke baisseposities is natuurlijk steeds een belangrijke latente
steun voor de markt en het is niet steeds gemakkelijk aan te
geven, waarom op een gegeven moment plotseling de golf
tot dekking van die posities een aanvang neemt. FIat is
geenszins een axioma, dat insinuatie tot levering door koo-
pers daarvoor de dii-ecte aanleiding moet zijn.
De genoemde op%vaartsche koersbeweging beperkte zich
tot de Indische en overzeesche waarden, bïnnenlandsche
industrie-aandeëlen ivaren hier en daar eerder lager, in
verband ook met tegenvallende dividendaankondigingen.
188
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERIÇI-TTEN
29 Aprifi942
–
COLLECTIEVE RECIAME.
Inleiding.
Meer en meer wint na de periode van individualisme in
het economisch leven het principe der amenwei-king
veld, samenwerking fusschen bedrijfsleven en Overheid,
maar ook samenwerking tusschen overigens oncurree-
rende ondernemingen. Gemeenschappelijke behartiging
–
van gemeenschappelijke belangen, deze gedachte past
geheel in de richting, waarin ons maatschappelijk leven
zich de laatste, tientallen jaren aan het ontwikkelen is,
een ontwikkeling, die onder de huidige bijzondere om-
standigheden, waarin ons land verkeert, nog eens een
zeer krachtigen Istoot ondervindt.
Ook op het terrein der reclame is hét bedrijfsleven in
de afgeloopen decennia meer dan vroeger gekomen tot de
gemeenschappelijke behartiging van gemeenschappelijke
belangen, welke hoofdzakelijk haar uitdrukking heeft
gevonden in de toepassing van de zgn.
collectiepe reclame,
een toepasing, die in ons land tot dusvei minder intensief
heeft plaats gevonden dan in vele andere landen.
Alvorens nader op het wezen der collectieve reclame
in te gaan, willen wij eerst enkele bekende voorbeelden
daarvan noemen ter nadere aanduiding van hetonderwerp.
Collectieve reclame-campagnes werden in ons land gevoerd
o.m. voor Nederlandsch fabrikaat (Koopt Nederlandsche
waar, dan helpen wij elkaar), ten behoeve van koopen
in het geteisterd- Rotterdam (Jaagt wind in de zeilen,
besteedt uw geld in eigen stad) en koopen bij den midden-
stand (Koopen bij den middenstand, brengt welvaart
in stad en’ land); daarnaast ook voor bepaalde producten,
z*eoals thee (Thee doet je goed!), klinkerwegen (Klinker-
wegen…. veilige wegen), boeken (de bekende boeken-
weken), zuivelartikelen (Voedt U
g
:
oe
d).
Opgemerkt zij verder nog, dat men bij deze propaganda
in hoofdzaak dezelfde hulpmiddelen aanwendt, die ook
in de individueele reclame plegen te worden gebruikt.
Wat is nu – het eigenaardige van dezen vorm van re-
clame? Weilce soorten van collectieve reclame doen zich
voor? Wat zijn de er aan verbonden v66P- en nadeelen
voor het bedrijfsleven en waar, liggen de grenzen van zijn
toepassing? Wat zijn de toekomstmogelijkheden? Dit
zijn voor de hand liggende vragen, waarvan de beantwoor-
ding vooi ons bedrijfsleven niet zonder belang is. Zulks
weliswaar in. mindere mate in den huidigen tijd, nu bij de
meeste artikelen-groepen zeker geen behoefte bestaat
aan stimuleering van den verkoop. Toch zien wij, dat
bijv. een aantal fabrikanten van kunsthonïng voor ge-
meenschappelijke rekening advertenties voor dit product
plaatsten en, om een voorbeeld op ander gebied te noemen,
dat de gezamenlijke inktfabrikanten hun wederverkoopers
plakkaten verstrekken met de tot het publiek gerichte
opwekking leege inktfleschjes weer in te leveren. Wat
dit laatste voorbeeld betreft, wij kunnen
–
ons voorstellen,
dat het zin zou hebben, wanneer ook fabrikanten van
andere artikelen, die slechts in flesschen of glazen potjes
kunnen worden vefpakt, veel meer dan tot op heden ge- –
schiedt, van collectieve reclame gebruik zouden maken
om het publiek op te wekken het in zijn bezit zijnde glas-
werk bij de winkeliers in te leveren; al komt dit dan ook
slechts op een indirecte bevordering van den verkoop
neer
1).
Hetzelfde geldt, in breeder verband, voor alle
fabrikanten van artikelen, waarvoor het verpakkings-
matei’iaal schaarscher wordt, •zoodat herhaald gel5ruik
van dit materiaal gewenscht is.
In meer normale tijden zal de collectieve reclame echtei’
ook ongetwijfeld haar plaats weer in sterker mate innemen
1)
De op initiatief van en door den Econornischen Voorlichtings-
dienst, dus de Overheid, gevoerde collectieve campagnes voor de inlevering van leege tubes en kroonkurken gaan ook in deze rich-
ting. Zij zijn echter, hoewel de belanghebbende fabrikanten een be-
langrijk aandeel in dc kosten bijdragen, niet als cbllectieve campagnes
te bschouwen in dc heteekenis, die wij aan dat woord zouden
willen hechten. – –
voor rechtstreeksche stimuleering van den verkoop en
zich waarschijnlijk nog weten uit te breiden als middel
tot opvoeding van -het consumeerend publiek. Wij komen
hierop in den loop van deze beschouwing nog terug. In-
middels zijnde gebruikte voorbeelden uiteraard in hoofd-
zaak ontleend aan de vooroorlogsche jaren.
liet wezen de,- collectie 9e reclame.
Het doorsnee-‘ërkoopsproce – verschillende schi-ijvers
wezen daarop zeer terecht – is, schematisch bezien, saiien-
gesteld uit een reeks acties met het doel den toekomstigen
kooper tot de koophandeling te bewegn. De voornaamte deze’ acties zijn de volgende:
In de eerste plaats dient men den aanstaanden koopei-
bewust te maken van zijn behoefte aan het artikel. Hierbij
gaat .het dus vooral om het opwekken van de bewuste
behoefte aan het gqed als soort.
Ten tweede dient nen hem duidelijk te maken, op welke
wijze en met welke waren, resp. diensten,’hij in deze be-
hoefte kan voorzien.
Ten derde, en hier komt de onderlinge concurrentie
tusschen de verschillende ondernemingen te voorschijn,
dient men de aandacht van den adspirant-kooper te vesti-
gen op naam en adres van den verkooper.
En ten slotte zal de aanbieder pogen den candidaat-
kooper op allerlei manieren bij te brengen, dat juist wat
door hem wordt verkocht, of de wijze waarop hij ver-
koopt, de voorkeur verdient boven hetgeen de concur-
renten bieden.
Passen wij dit toe op een bepaald geval, dan blijkt,
dat elke verkooper voor zich en op eigen gelegenheid
het koopend publiek bewerkt in deze vier richtingen.
Elke uitgever of boekhandelaar bijv. wil het publiek er
toë brengen zijn vi’ijen tijd in meerdere mate door te
brengen met het kennisnemen van de op schrift gestelde
gedachten van anderen. Zij verkondigen, dat men zulks
kan bereiken door het koopen vn hoeken.
Dit zijn de eerste twee acties uit bovengenoemde reeks.
Wij zien, dat de belangen van de verschillende concur-
reerende verkoopers tot zoover parallel loopen, dat zij
precies hetzelfd&beoogen. Zelfs kan een sterk den nadruk leggen op deze eerste twee phasen van het verkoopsproces
er toe leiden, dat men reclame maakt voor de concurrenten
op een wijze, die van privaat-economisch standpunt be- –
zien niet meer te verantwoorden is.
Bij de bovenaangeduide derde en vierde phase
loopen de wegen der – verschillende verkoopers uit-
een en poogt een ieder de vruchten te plukken
van de eerdèr verrichte beïnvloeding, die een meer
voorbereidend’ karakter had. Intusschen is het een
voor de hand liggende gedachte, tot aan dat scheidings-
punt samen te werken, teneinde door deze samenwerking
het effect der reclame te verhoogen en de kosten te di’uk-
ken. Wij zien dale samenwerking, deze collectieve reclame,
dan ook in de practijk optrèden, waarbij uiteraard het
boven’staande schema, dat echter o.i. in het algemeen
zeer verhelderend werkt, niet steeds geheel valt toe te
passen. Wèl is dit bijv. het geval hij de propaganda voor thee, klinkerwdgen, boeken, stokvisch, enz. Niet geheel
bij enkele andere voorbeelden, waarbij echter wel altijd
aan een getneënschappeljk element in het beïn9loedcngs-
poces van denkooper
aandacht wordt besteed. Zoo willen
niiddenstanders gezamenlijk het publiek overtuigen van
de wenschelijkheid in middenstandszaken te koopen,
waarna elke winkelier afzonderlijk op de voortreffelijkheid van zijn assortiment en ,,service” kan wijzen. Zoo bereiken
de winkelies van een bepaalde straat door het organi-
seeren van een winkelweek, dat veel publiek in die straat
komt, waarna.de étalages der individueele winkeliers de
rest moeten doen.
Aldus blijft derhalve individueele reclame naast de /
vodrbereidende collectieve propaganda (welke in den
regel geen namen en adressen van afzonderlijke verkoopers
29 ArL 1942
ECÔNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Al
:_
l
M
vermeldt) haar functie wel degelijk behouden,al zal zij
soms wellicht een minder intensief, althans een eenigszins
ander, karakter kunnen gaan dragen, daar zij ontslagen
wordt van een gedeelte, nI. het verbruikstimuleerende,
van haai’ taak. –
Op grond van het bovenstaande meenen wij thans
collectieve reclame het best te kunnen aanduiden als:
de geineenschappelilke reclame door een groep belanghebben-
den, wier namen in den regel in dezi reclame niet (vorden
genoemd, teii behoeae aan een of ,neer belangen, die zij allen
gemeen hebben
2).
.
Wij vijzen er hierbij ter vermijding van misverstand
nog op, dat propagairda gefinancierd door en uitgevoerd
op initiatief van de Overheid buiten het begrip collectieve
reclame zal worden gehouden, al vertoont zij groote
overeenkomst en al ontleent zij haar reden van bestaan
aan dezelfde oorzaken als collectieve reclame. Op de
mogelijkheid van een samengaan vn bewuste beïnvloe-
ding van de nationale consumptie en collectieve reclame
komen wij nader terug.
Çoorten collectieae reclame.
Zonder ons voor te §tellen een volkomen sluitende in-
deeling te geven, meenen wij, dat men in hoofdzaak drie
soorten collectieve reclame kan waarnernèn, nl.:
Collectieve reclame voor goèderen of diensten (dan wel
voor groepen daarvan), in of door een bepaalden bedrijfs-
tak voortgebracht, resp. aangeboden;
Collectieve reclame voor bepaalde distributie-systemen,
resp. wijzen van vervaardiging of verhandeling; Collectieve reclame voor goederen; die in een bepaald
geografisch gebied (straat, plaats, district of land) worden
geproduceerd dan wel verkocht. –
Van elk dezer soorten
3)
willen wij hier enkele voor-
beelden geven. –
Allereerst komen wij dan op de
propaganda aoor de
goederen aan een bepaalde groep bedrijoen.
Wij noemden
hiervan reeds in den loop van dit artikel de thee (een
internationale campagne), klinkerwegen, boeken en zuivel-
producten. Bekende campagnes werden in ons land verder
o.a. gevoerd voor centrale verwarming (en daartegenin
voor haardverwarming), voor stokvisch, busgroenten,
bloembollen, voor het geven van bloemen en gebak ter
gelegenheid van Moederdag, voor adverteeren in dagbla-
den en daarnaast voor adverteeren in periodieken, voor
electriciteit, voor vleesch, fruit, in het bijzonder voor
druiven, brouwgerst, enz. In het buitedland waren nog
veel meer goederen en diensten het onderwerp van collec-
tieve campagnes; wij noemen slechts verf en schilder-
werk, wol, bier, gas, staal, aluminium, hout, hand-
schoenen, hoeden, rijst, brood, bevroren vleesch, koffie,
levensverzekering en doen wasschen buitenshuis. Men zou
zich bijna afvragen voor welke artikelen . eigenlijk géén
collectieve reclame, al is het dan ook slechts in een enkel
land en dikwijls gedurende een beperkte periode, werd
gemaakt. Wij noemen in dit verband nog de, propaganda
voor het uit sociale motieven zoo gewenscht geachte
sparen, vooral jeugdsparen, door de gezamenlijke Neder-
landsche spaarbanken. Toch zijn er bepaalde beperkingen,
waardoor lang niet elk artikel voor het yoeren van een dergelijke campagne in aanmerking komt. Wij komen
daarop nog terug.
Om tot de tweede groep te komen, wij .noemden reeds
als voorbeeld van de
propaganda aoor een bepaald distri-
butie-systeem
de van de middenstandswinkelbedrijven
uitgaande propaganda. In Duitschland.., werden’ verder
) Deze definitie wijkt slechts weinig ‘af van die, ve1ke de redactie
van het orgaan van het Genootschap voor Reclame geeft in het in
September 1937 vrschenen, geheel aan collectieve reclame gewijde,
nummer van dit blad. Ditnummer geeft ook oveiigefis uitmuntende documentatie over het onderhavige onderwerp.
) ‘Voor een verdere gedetailleerde indeeling zie men Dr. Richard Sieben: ,,Gemeinschaftswerbuflg fbr Konsumfertigwaren”, .Berlijfl
1937.
collectieve campagnes
‘
gevoerd voor het . koopen van
producten, in handwerk vervaardigd, en zelfs voor merk-
artikelen als zoodanig, hetgeen dus voorbeelden zijn van
propaganda aoo’ bepaalde wijzen aan aeraaardiging of oer-
handeling. –
Veel meer voorbeelden treft men in ons land weer aan
van
collectie ae reclame aoor goederen of diensten, die in-een
bepaald geografisch gebied – (vorden geproduceerd of oer,-
kocht.
Ook de plaats- of streeksgewijs gevoerde propaganda
door organisaties op het gebied van vreerndelingenverkeer kan onder dit hoofd worden ondergebracht. Het is bekend,
hoe hiertoe veelal naast de plaatselijke Overheid vooral de
meest belanghebbenden als hotels, pensions, restaurants,
winkelbedrijven en verkeersondernemingen bijdragen.’ En ten slotte bestrijken organisaties als de Algemeene
Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer
ende Vereeniging ,,Nederlandsch Fabrikaat” met haar
propaganda het geheele land
4).
Bekend mag worden
verondersteld, dat vele landen een dergelijke landelijke
actie voor vreemdehingenverkeer voeren. Minder bekend
is het feit, dat in vrij veel landen gedurende korteren of
langeren tijd prop aganda-acties Voor het gebruik van natio-
naal fabrikaat werden gevoerd. Wij noemen slechts het
,,Buy British”; ,,Koopt Belgische waar”; het ,,Ehret
einheimisches Schaffen” (Zwitserland); het ,,K’öb Dansk”
(Denemarken);’ het ,,Francais! Achetez Francais Pour
la défense de l’Agriculture, de l’Industrie et du Commerce
Francais et pour combattre7 le Chômage”. Dergelijke landelijke acties bleken in den i’egel door
uit het maatschappelijk en bedrijfsleven opgekomen orga-
nisaties gevoerd, doch door de Oyerheid gesubsidieerd te
worden.
De aoordeelen aan collectieae reclame.
Aan elk voeren’ van een collectieve propaganda dient,,
uiteraard, een nauwkeurig afwegen van kosten en te ver-
wachten resultaat, van vÔér- en nadeelen vooraf te gaaii.
Wij geven hier allereerst een overzicht van de meest
‘in het oog loopende voordeelen, daarbij weer, tenzij anders –
vermeld, in hoofdzaak den toestand in meer normale
dan de huidige tijden’ voor oogen houdend.
A.
De mogelijkheid’tot het r’oeren aan een campagne.
Collectieve recln’e’ beteekent samenvoeging van gelde. lijke (soms ook materieele en persoonlijke) bijdragen van een meer of minder groot aantal belanghebbenden, waar-
door men,kan komen tot een zoo groot mogelijk opgezette
en zoo opvallend mogelijke reclamecampagne, ook daar
waar anders weinig
of
niets
zou kunnen worden bereikt.
Of niets – want in vele gevallen zou, zonder het te hulp
roepen van het middel der collectieve propaganda, door
den producent zelfs in het geheel geen, dus ook geen
individueele, reclame hij den uiteindelijken consument
kunnen worden gemaakt. In het bijzonder doet dit geval
zich voor bij de naam- en merklooze goederen of althans
bij de goederen, waarop de naam van den producent
in den regel niet voorkomt, zooals bijv. vele fruitsoorten,
rijst, rubber en visch. Collectieve propaganda is inder-
daad in een groot aantal gevallen de eenige wijze, waarÔp
de kweekërs of de plantagehouders den consument op
effectieve wijze kunnen beïnvloeden.
Een ander geval van een dergelijke onmogelijkheid
doet zich voor, wanneer ,,standing”, waardigheid of traditie
van eèn bepaald beroep of bedrijfstak individueele reclame
niet toelaat. –
Een beiangwekkend voorbeeld hiervan biedt naar onze
meening een beroep als het notariaat
5).
Een goede voor-
lichting van het publiek inzake de diensten, die de notaris
in het maatschappelijk verkeer kan verleenen en waar-
‘)
B. M. Sweers in artikel ,,collectieve reclame “en Nederlandsch
fabrikaat” in ,,Nederlandsch Fabrikaat”, Maart 1940, blz. 113 e.v.
‘) Met veel klem werd hierop in den kring der candidaatnotaris-
sen gewezen door 0. Jonker; zie ,,W.P.N.R.”, 11 Januari 1936,
blz. 30 e.v.
190
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 April 1942
omtrent het publiek, ook een deel van degenen, die daar
inderdaad belang bij hebben, veelal te onkundig is, lijkt
van groote beteekenis; de positie van den notaris laat
echter individueele reclame zeker niet toe. Zou men nu
niet, bijv. door de oprichting – door de gezamenlijke
notarissen
–
t
—
van voorlichtingsbureaux in bepaalde centra,
én het publiek én het notariaat zelf een nuttigen dienst
bewijzen?
Eenheid in systeem.
Een tweede voordeel van een collectief opgezette cam-
pagne is, dat in den opzet systeem en eenheid kan worden
gebracht, een eenheid, die niet zou optreden in de ver-
spreide reclame-uitingen van individueele verkoopers van
dezelfde waar. Deze eenheid kan op allerlei wijzen tot
uiting worden gebracht, o.a. door het steeds weer terug-
keerend gebruik van bepaalde motto’s, slagzinnen, merken
of afbeeldingen. Een dergelijk symbool kan zoowel door
de groep als door de deelnemers afzonderlijk, o.a. in bij
de collectieve campagne aansluitende reclame, worden
gebruikt. Dit verhoogt ongetwijfeld het effect der reclame
zeer aanmerkelijk.
Deskundige hulp en besparingen.
lIet grootere gezamenlijke budget stelt de deelnemers
in de gelegenheid te profiteeren van die voordeelen, welke
in den regel ook koop af productie in-het-groot verschaf-
fen. Het schept o.a. de mogelijkheid zich intensieve hulp
van een deskundige op reclamegebied te verzekeren,
ook waar zulks, althans vôor de minder kapitaalkrachtige
belanghebbenden, bij i ndividueele reclame niet moge] ijk
ware. 1-let biedt verder de mogelijkheid tot bezuiniging
en tot het bedingen van gunstïgè voorwaarden, bijv. hij het adverteeren. En ten slotte kunnen reclarnemiddelen
van een zoodanige allure w’orden aangewend, dat de
aanstaande kooper er, bijna tegen wil en dank, wel van
i6et kennis nemen.
Betere belichting oan gemeenschappelijk belang
Een vierde punt van groot belang is, dat door collec-
tieve reclame argumenten en gedachtei
–
i naar voren
kunnen worden gebracht, welke voor veihchillende be
langhebbenden, resp. concurrenten, gelijkluidend zijn.
Men vergelijke hetgeen wij hierover reeds eerder opmerkten
bij de bespreking van de phasen van het verkoopsproces.
De individueele verkooper kan het soms niet verantwoor-den zich in zijn reclame-uitingen te intensief toe’te leggen
op zuiver verbruïksbevorderende voorlichting; hij zou
dan het gevoel hebben reclame te maken voor zijn con-
currenten. Veeleer acht hij het in den regel zijn belang
zich vooral toe te leggen op het naar voren brengen van
eigen naam en merk, om zijn directe verkoopscampagne
niet te verzwakken. Het is duidelijk, dat dit de kans in
de hand werkt, dat minder aandacht wordt besteed aan
de punten, waarnaar gemeenschappelijk w’ordt gestreefd.
F. Grootere ooertuigingshrctcht.
Dan noemen wij nog een uiterst belangrijke factor;
collectieve reclame spreekt veelal meei’ tot het publiek
dan individueele reclame, omdat uit haar minder het
directe eigenbelang, het winstbejag van bepaalde ver-
koopers, spreekt. Zij draagt immers meer een voorlichtend
karakter. Dit heeft, o.i, het gevolg, dat het publiek er
minder sceptisch tegenover staat
6).
Wanneer men ons in een collectieve campagne wijst op
ons kennelijk belang bij den aanschaf van een bepaald
artikel of op het algemeen belang daarvan, zullen wij
waarschijnlijk in de opgescimde argumenten eerder ver-
trouwen stellen en daardoor overtuigd worden, – dan
wanneer deze iotiveering wordt gebruikt in de reclame-uitingen van een individueele onderneming.
‘) E. B. W.
Schuitema: ,,Grondslagen der moderne reclame”,
blz. 193.
Het teriein der, levensverzekering lijkt ons een treffend
voorbeeld hiervan, mede in verband iïiet den typischen
toestand t.av. de acquisitie in dezen bedrijfstak. Het
publiek is dikwerf wantrouwend tegenover den agent
van de levensverzekeringmaatschappij, in wien het
soms geneigd is iemand te zien, die zal trachten, het
koste wat het lcost een post voor zijn maatschappij af
te sluiten. Men staat daardoor in vele gevallen a riori
afwijzend tegenover de argumenten, ook de overigs
juiste, die de agent heeft aan te voeren. Hier zou ecn rustige,
objectieve, opvoedende voorlichting van de gezamen-
lijke maatschappijen vermoedelijk •een nuttige functie
kunnen vervullen en in staat zijn doôr voorbereiding
en aanvulling van de verkoopsactiviteit der maatschap-pijen een uitbreiding van het verzekerd kapitaal teweeg
te brengen.
lIet feit, dat collectieve propaganda een objectieveren
indruk maakt endaarenhoven dikwerf meer gericht kan
zijn op een belang, dat parallel loopt aan hetgeen ook
in het algemeen belang gewenscht kan worden geacht
(uitbreiding werkgelegenheid, bevordering volksgezond-
heid, aankweeken spaarzaamheid, vermindering van het
aantal ongevallen door den aanleg van klinkerwegen,
enz.), maakt verder, dat zij in vele gevallen over hulp-
middelen kan beschikken en over medewerking van licha-
men of autoriteiten, van welke de individueele reclame
is verstoken. Zoo zullen bijv. de pers of het onderwijs
eerder aandacht besteden aan de gegevens, verstrekt
door de leiding van een collectieve actie, dan aan de
reclame van een individueele ondeineming, welke laatste
immers veelal slechts een verschuiving van de vraag
van het -eene naar het andere bedrijf beoogt.
Er zijn echter ook factoren, welke de verbreiding der
collectieve reclame in den weg staan. Daarop zal in eenS
volgend artikel nader worden ingegaan, evenals op de
toekomstmogelijkheden der collectieve propaganda.
B. M. SWEERS.
COMMERCIEELE BALANS ËN FISCALE
BALANS.
Tijdens cle parlementaire behandeling in begin 1940
van het wetsontwerp tot heffing van een vinstbelasting,
welk ontwerp tn slotte, met geringe wijziging, in het Besluit op de ‘Winsthelasting 1940 zijn belicharning
vond, rees de vraag, of de balans, vastgesteld door de
Algemeene Vergadering van Aandeelhouders (aangeduid
als commercieele balans) zou mogen afwijken van de
balans, die de basis vormt voor den aanslag in de Winst-
belasting (aangeduid als fiscale balans).
Voor hen, die bekend waren met de practijk, van de
heffing der Nederiandsch-Indische Vennootschapsbelasting.
en andere buitenlandsche winstbelastingen, .was dit eigen-
lijk geen vraag. Voor de Nederlandsche %vinstbelasting werd zij van regeeringszijde bevestigend beantwoord.
In Nederland bestaat thans ook reeds eenige practijk
ten aanzien van de vermogensopstellingen voor de Winst-
belasting, de zgn. fiscale balansen,’en zij voeren – althans
bij vele lichamen – een zelfstandig bestaan naast de
zoogenaamde commercieele balansen. .
Dit naast elkaai’ bestaan blijkt echter door sQrnnligen.
overbodig te worden geacht. Tn enkele publicaties van de
laatste maanden kan men de meening uitgesproken vin-
den, dat de zoogenaamde fiscale balans tevens
balans zou kunnen zijn.
In het navolgende vil ik trachten duidelijk te maken, waarom mijns inziens de zoogenaamde commercieele.
balans – althans bij een niet te verwaarloozen aantal
lichamen – recht heeft om zelfstandig voort te bestaan
en als ,,de” balans van het lichaam te woi-den beschouwd.
II
29 April 1942
–
ECONOMISCH-STATISUSCHE. BERICHTËN
191
Samen aallen an coininercieele en fiscale balans in bepaalde
geaallen, en in ieder geaal tot op zekere hoogte.
Alvorens uiteen te zetten, waarom naar mijn meening
hij vele lichamen een commercieele balans naast de fiscale
balans behoort te blijven bestaan, wil ik voorop stellen,
dat er ook lichamen zijn, bij welke het mogelijk is, dat de
balans, zooals de Algemeene Vergadering die vaststelt,
tevens als vermogensopstelling voor de Winstbelasting
dient. Waar dit tnogelijk is, leidt het samenvallen van
commercieele en fiscale balans ongetwijfeld tot vereen-
voudiging van werkzaamheden.
Voorts wil ik opmerken, dat mi. liëhamen,.die beide
balansen niet kunnen laten samenvallen, er zeker nut – van zullen hebben, de verschillen tusschen commer-
cieele en fiscale balans tot een minimum te beperken.
Van de opstellingen voor de Winstbelasting kan onge-
twijfeld een verhelderende invloed op de commercieele
balansen uitgaan: het kan zijn, dat de opstellingen voor
de Winstbelasting, resp. het overleg daaromtrent met
Inspecteur en’ Rijksaccountant, tot inzichten leiden, die
men – zoodra dat mogelijk is – in de commercieele
balans op gelijke wijze als in de fiscale tot uitdrukking
zal gaan brengen. Ik denk hier bijv. aan reserves voor
‘pensioenen en reserves voor assurantie-eigen-risico, die
in de commercieele balans dikwerf vrij willekeurig werden
bepaald, althans weinig bewust verband hielden met
den omvang van het risico tot dekking w’aarvan zij be-
stemd waren.
Bezwaar -tegen de fiscale balans als ,,de” balans aoor alle
lichamen, zonder uitzondering.
Mijn bezwaar tegen de fiscale balans als ,,de” balans
voor alle winstbelastingplichtige lichamen — zonder uit-
ondering – is gegrond op het fet, dat de fiscale balans
er eene is, die haar bestaan dankt aan een belastingverorde-ning, welker bepalingen in vele gevallen niet leiden tot ver-
mogensopstellingen, die commercieel een goed beeld geven
van het aan de belasting onderworpen lichaamop het
einde van ieder boekjaar. Hiermede bedoel ik geenszins,
‘dat hèt Besluit op dé Winsthelasting 1940 geen goede
belastingverordening zou zijn’, integendeel: wie met de
Winktbelasting te maken heeft, leert haar waardeeren als-
eeh gaaf stelsel van bepalingen, ‘dat tövens op knappe
wi,)ze dén o’rergang van uitkeeringsbelasting tot wint-
belasting heeft tot stand gebracht.
De omstandigheid, waardobr de vermogensopstelling
voor de winstbelasting m.i. principieel niet bruikbaar is
als commercieele.vermôgen’sopstelling, is, datbij de fiscale
vermôgensopstelling de waardeering van, resp. afschrij-
ving op, deelnemingen in andere ondernemingen, kapitaal-
goederen voor langen gebrûiksduur. en onkosten, die
hun nut over een lange reéks van,jaren afwôrpen, moet
geschiden’ volgéns een eens aoor al aast te leggen systeem,
dat in oerband met de fiscale consequenties (vordt gekozen
Den eisch, dat men aan het eens gekozen systeem – be-houdens bijzondere omstandigheden – verder gebonden
is, stelt de fiscus waarschijnlijk, omdat hij alleen langs,
dezen weg kan komen tot een door den fiscus
cont,’oleer-
bare
friethode van vaststelling van de winst
Voor den fiscus is de vermogënsopstelling aah het einde
van ieder boekjaar slechts een middel tot vaststelling
van de fiscale winst en het interesseert den fiscus ovenigen
niit of de volgens de voorschriften dér Winstbelasting vast-gestelde vérmogenisopstelling een juist beeld geeft van den
‘vermô’gè’iistoestand vah het belastingplichtige lichaam op
het oogeniblik, waarop dik opstelling gedateerd is.
Het opsteUen der cômmer’cieele jadrstukken heeft véér
‘)
1h dit verband moge ik renereereh kan de interessanta be-
schouwingen van Drs. A. L. Dernenint in het Maandblad voor
Accountancy eis Bedrijfshuishoudkunde” van October 1941
,,Eenige opmerkingen over’afskhrijvingsstelels in verband niet het
Besluit oji de Winstbelasting 1940 en het Besluit op cle Inkomsten-
belasting- 194 1″.
alles ten doel de jaarlijksche verslaggeving aan aandeel-
houders, waarbij wordt aangegeven, of bedragen mogen
worden uitgedeeld. Toelaatbaar is zoo’n uitdeeling slechts
dan, als de waardeering van het totale complex activa en
passiva geschiedt niet inachtneming aan alle omstandigheden
en risico’s,
die den bestuurders bekend zijn. In het bij-
zonder komt dit — althans bij vele lichamen — tot uit-
drukking in de waardeering van, res
,
p. de afschrijving
op, deelnemingen in andere onden-nemingen, kapitaal-
goederen voor langen gebruiksduur en onkosten, die hun
nut over een lange reeks van jaren afwerpen. –
De
oo,zaak aan het oerschil
tusschen fiscale en commer-
cieele balans, wat betreft de ivaardeering van, resp.
afschnijving op, investeeringen voor langeren termijn,
is hiermede aangegeven. –
Eensdeels kan dit verschil bestaan in het voor de corn-
mercieele balans volgen van een
ander systeem
dan voor
de fiscale werd gekozen, anderdeels oefenen bij het op-
stellen van de cominercieele balans verschillende
omstan-
digheden, die zich tijdens den gebruiksduur (,00,’doen,
hun
invloed uit. De
ae,’schillen in systeem
vinden grootendeels
hun oorzaak in de bepalingen betreffende de vroeger
niet uitgekeerde winsten, die hij de Winstbelasting de
,,overgangsreserve” vormen.
De voordeelen van hooge waardeering van activa en
lage waardeering van passiva –
s
– alles binnen de ruime
grenzen van ,,goed koopmansgebruik” – tegenover de
nadeelen van een hooge overgangsreserve zijn bij vrij’iel ieder Nvinstbelastingplichtig lichaam tegenover elkander
afgewogen.
Ook de bepaling in art. 40, Ge lid, van het Besluit op de
– Winstbelasting 1940, waarbij wordt toegestaan een nega-
tieve overgangsreserve in mindering te brengen van
‘insten over de eerste 3 jaren na het overgangstijdstip,
heeft ongetwijfeld de opstelling van verscheidene fiscale
balansen bèïnvloed. –
Los van de bepalingen inzake de overgangsreserve
doet het in de commercieele balans volgen van een ander
systeem dan voor de fiscale balans werd gekozen zich
echter ook voor.
Bij verschillende lichamen is bijv.voor de waardeering
van deelnemingen in andere ondernemingen voor – de
fiscale balans als systeem gekozen ,,waardeering tegen
kostprijs”, waarbij de fiscale waarde constant blijft tot
realisatie plaats vindt. Waardeverschillen, die niet worden
gerealiseerd, hebben bij dit systeem geen invloed op de
belasting, hoe ook art. 7, lid 2, van het Besluit op de
Winstbelasting 1940 wordt uitgelegd
2).
Voor de Iommercieele balans zal men het systeem ,,vaardeering tegen kostprijs” in het algemeen echter
niet volgen voor deelnemingen in andere ondernemingen.
Mén zal bijv. deelnemingen, die ter beurze genoteerd zijn,
niet voor den kostprijs in de commercieele balans willen
opvoeren, vtinneer’ de beurswaarde beneden den kost-
prijs is gekomén.
.1
Men heeft .hier een geval, dat het fiscaal gekozen
systeem ongeschikt is voor de ‘comrnercieele balans,
terwijl het volgen van het commercieele systeem in de
fiscale opstelling gevolgen ten aanzien van de belasting-
heffing zou kunnen hebben, die men niet wenschelijk acht.
Het geval, dat om stand igheden, die zich tijdens den
gebruiksduur ao’ordoen,
invloed uitoefenen, doet zich
typisch voor bij afschrijvingen op kapitaalgoederen voor
langen gebruiksduur en onkosten, die hun nut over een
lange reeks van jaren a(werpen. Tot zulke omstandigheden
is bijv. te rekenen de uitvinding van modernere machines,
waardoor het noodig vordt een extra. afschrijving in eens,
‘)-Volgens Resolutie van den Secretaris-Generaal van Financiën
dcl. 14/11/40, no. 173,-hebben noch boekwinsten en -verliezen, noch
winsten en verliezen, welke bij vervreeinding of afliortiSatie van
aandeelen en ivinstbewijzen tot, uitdrukking komen, invloed op de
belasting, doch cle Resolutie laat de mogelijkheid, dat de Hooge
Raad over dezen uitleg van art. 7 lid’Z, een’ ander oordeet zou
kunnen hebben, niet onvermeld. –
$
192
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BEI.IÔHTEN,
.,
29 Ap 1942
te doen. In het bijzonder moeten er m.i. ook toe worden
– gerekend de meer of minder ruime resultatën, verkregen
in de verslagperiode, alsmede de voruitzichten voor het
bedrijf op het oogenblik van de opstelling der jaarstukken.
Wat betreft den invloed van de verkregen en te verf
wachten resultaten op de afschrijving van activa, waarin
voor langeren tijd geldèn zijn geïnvesteerd, dient te
vbrden bedacht, dat, commercieel bezien, de afschrijving
op deze activa geen vraagstuk is van op zichzelf staand
jaarperioden, doch een aangelegenheid, die over de ge
;
heele exploitatieperiode moet worden beschouwd. Bij
het doen der investeering vertrouwt men, dat, over de
geheele. exploitatieperio’de genomen, de activa zoowel de
geïnvesteerde bedragen als éen voldoende overschot
zullen opleveren. Dit zal echter slechts zelden gelijkmatig
gaan: in de eploitatieperiode zullen zich vrijwel steeds
jaren voordoen, dat de betreffende activa in belangrijke
mate tot de resultaten bijdragen en jaren, dat dit in
geringe mate het geval is, of anders gezegd: jaren, dat hun
rnitsprestaties voor het bedrijf grooter en jaren, dat deze
kleiner zijn. De commercieele afschrijvingen zullen in
vele gevallen, meer of minder bewijst, naar deze nuts-
prestaties worden geregeld.
Ziet men de zaak zoo, dan vormen meer of minder
ruime resultaten niet een toevallige mogelijkheid tot
royale of minder royale afschrijving, doch een aanwijzing,
dat van het totale nuttige prestatievermogen der activa,
waarin voor langeren tijd gelden zijn geïnvesteerd, in het
boekjaar meer of minder is vei’bruikt.
Het feit, ‘dat de commercieele afschrijvingen op activa,
waarin voor langeren tijd gelden zijn geïnvesteerd, dik-
wijls onregelmatig’ zijn, tengevolge van omstandigheden,
die zich tijdens den gebruiksduur voordoen en veelal
een verband vertoonen met de bedrijfsresultaten, vindt
m.i. in het vorenstaande een verklaring en rechtvaardiging.
Deze onregelmatigheid van commercieele afschrijvingen
doet hen jrincipieel verschillen van de fiscale. Een fiscaal
1
afschrijvingsstelsel kan wel een enkele maal in verband
met bijzondere later optredehde omstandigheden worden
gewijzigd, maar een voortdurende beinvloeding van de
afschrijvingen door omstandigheden tijdens den gebruiks-
duur aanvaardt de fiscus niet.
Fiscale en commercieele afschrijving hbben eenzelfde
einddoel, maar bereiken dit langs wegen, die véelal niet
parallel loopen. Slechts in een volkomen statische sameh-
leving zouden zij nimmer uiteen behoeven te loopen.
Mijn
principieele bez-raar
tegen de fiscale vermogens-
opstelling als ,,de” balans voor alle lichamen – zonder
iitzondering – t.w. de omstandigheid, dat’bij de fiscalè
vermogensopstelling de waardeering van, resp. de af-
schrijving op, investeeringen voor langeren termijn ge-schiedt naar een stelsel, gekozen in verband met fiscale
consequenties, en – behoudens bijzondere omstandig-heden – ongevoelig voor tijdens den gebruiksduur der activa optredende omstandigheden, hoop ik hiermede
voldoende te hebb’en gemotiveerd.
Practische uiWoerbaarheid oan het denkbeeld, de fiscale
balans ,,de” balans te doen zijn.
Thans nog een enkele opmerking over de practische
bezwaren, die verheffing van de fiscale balns tot ,,de”
balans met zich zou brengen.
In de eerste plaats zij opgemerkt, dat bij eenigszins
grootere lichamen de fiscale balans meestal niet aanstonds
vaststaat, doch het resultaat is van een vaak lingdurig
overleg, of een nog langduriger strijd, tusschen belasting-
plichtige en belastingadministratie. Niet alleen in de
eerste jaren doet zich dit voor: de toepassing van de met
ingang van 1924 ingevoerde Nederlandsch-Indische Ven-
nootschapsbelasting kent meerdere gevallen, dat aan-
slagen, bijv. van 1930, eerst
7
of 8 jaar later definitief ,erden geregeld. In zulk een tusschentijd blijven alle
volgende aanslagei liangende.
Uit het in de ‘vorige alinea vermelde volgt ook reeds,
dat het weinig zin zou hebben de jaarstukken te publi-
ceeren, zooals zij aan den fiscus worden voorgelegd. De
verschillen, welk
.
6 tusschen de aangifte en den uiteinde-
lijken aanslag bij grootere lichamen dikwerf bestaan, zijn
daarvoor te belangrijk.
Men kan zich v6orts de mogelijkheid denken, dat de
bepalingen van het, Besluit op de .Winstbelasting 1940
een wijziging zoudn ondergaan, die een verandering van
fiscale balansen ‘inet terugwerkende kracht ten gevolge
zou hebben. Welke fiscale balans zou dan,,de” balans
zijn? Beschouwt men de, commercieele balans als ,,de”
balans, dan zijn zulke verschillende fiscale bal.nsen niet
anders dan variant-opsteilingen, ieder voor een
.
bepaald
doel, zooals men trouwens bij internationaal werkende
lichamen reeds iieerdere opstellingen der jaarstukken
voor de belastiiigen’in verschillende landen kende..
Met het vorenstahde hoop ik te hebben verduidelijkt,
waarom naar mijn meening – met inachtneming van
hetgeen ik opmerkte onder ,,Samenvallen van commer-
cieele en fiscale bâlans in bepaalde gevallen, en in ieder
geval tot op zekre hoogte” -:
de zgn. commercieele balans recht heeft zelfstandig
voort te bestaan én als ,,de” balans te wordén beschouwd;
de zgn. fiscale balans niet alleen principieel, doch
ook practisch niet geschikt is om ;,de” balans te zijn.
A. C. 13’UR&ERSDIJK.
OBLIGA11ES VAN COMMANDITAIRE
–
VENNcOTSCHAPPEN.
In de avndhladen van 14 April 1942 is medegedeeld,
dat de uitgifte van de voorgenomen conversieleening
van de Commanditaire Vennootschap Werf Gusto Firma
A. F. Smulders niet zal plaats vinden, op grond van de
omstandigheid, dat de Vereeniging voor den. Effecten-
handel (Bedrijfsgrop Effectenhandel) van oordeel is,
dat zij’en obligatieleening ten laste van een comman-
ditaire’vennootschap niet tot de noteering kan toelaten.
liet reglement van de Vereeniging laat de noteering van
obligaties ten laste vaii commanditaire vennootschappen
uitdrukkèlijk toe, en zij heeft-dan ook destijds de obli-
gaties vn de c:v. Wm. ii. Müller & Co. in de noteering
opgenomen. Zou men dus in zoover geneigd zijn aan een
incidenteele beslissing te denken, uit, de redactie van de
mededeeling, welke wel niet zonder goedkèuring van de Bedrijfsgroep in:dezen ‘vorm zal zijn gedaan, blijkt wel,
dat daarvan geen sprake is, doch dat er hier is een
principieele afwijzing van obligaties, door commanditaire
vennootschappen uitgegeven. Naar de gronden voor dit standpunt kan men slechts gissen; men moet echter wel
aannemen, dat de Vereeniging een commanditaire ven-
nootschap door haar natuur als minder geschikt voor
credietverkrijging dan een naamlooze vennootschap be-
schouwt. –
lIet ooi’deel . van de Bedrijfsgroep noodigt tot een
vergelijking tusschen de naamlooze en de coinmanditaire
vennootschap.als object van credietverleening, een vraag-stuk, dat des te belangrijker is geworden, nu de belasting-
wetgeving, welke jaren lang aan de naamlooze vennoot-
schappen een .levoorrechte positie heeft ingeruimd, thans
den commanditairen vennootschappen gunstiger gezind is geworden, en reeds uit dien hoofde het bedrijfsleven meer
geneigd-zal worden zich op dien rechtsvorm te oriënteeren.
Vooropgeste1d zij, dat naamlooze vennootschap en
commanditaire,vennootschap, al is de eerste rechtsper-
soon en de laatste niet, beide niet anders zijn dan rechts-
vormen, in welke natuurlijke personen aan het rechts-
verkeei deeIrnen. Bij de naamlooze vennootschap zijn
dit een of rneer’bestuurders, tezamen met een aantal per-sonen, die als- aandeelhouders kapitaal hebben bijeenge-
bracht, bij de commanditaire vennootschap een of meerbe-
29 April 1942
ECO1O1’1IISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
193
heerendevennooten, tezamen met een aantal personen, die
als commanditairen kapitaal hebben ingebracht. De
bestuurders der naamlooze vennootschap 2ijn, in beginsel
en afgezien van het zelden voorkomend geval, dat zij door
onbehoorlijke vervulling van hun taak tot schadevergoe-
ding zijn gehouden (artt. 47c en 49a W. v. K.), in hun
persoonlijk vermogen niet aanspraklijl voor de schulden
der vennootschap, de beheerende ved’nooten zijn steeds met hun geheele vermogen verbonclèn; aandeelhouders
en commanditaire vennooten staan’ in zoover gelijk,
dat zij tot niet meer verplicht zijn dân tot inbreng van
hunaandeel in het kapitaal. In zoover geeft dus reeds
dadelijk de naamlooze vennootschap minder waarborg
dan de commanditaire: bij deze laatste is de persoonlijke
aansprakelijkheid van de personen, die namens haar han-
delen, zonder meer gegeven; uitvoerige processen tot
vaststelling van die aansprakelijkheid,, met alle daaraan
verbonden moeilijkhedén van bewijs, afweging van de
mate van schuld of nalatigheid, zijn onnoodig.
De naamlooze vennootschap is ichtspersoon; de
commanditaire niet en omtrent haar juridische constructie
bestaat een groote onzekerheid. Men zal wel niet ver mis-
tasten, indien mn aanneemt, dat deze omstandigheid
en in het bijzonder het arrest van den Hoogen Raad van
4 Januari 1937 (Ned. Jur. 1937/586) op het huidige oordeel
der Vereeniging grooten invloed heeft gehad. Bij de
naamlooze vennootschap weet men, wie eigenaar is van
het vennootschappelijke vermogen: de rechtspersoon
naamlooze vennootschap; ‘bij de commanditaire vennoot-
schap twijfelt men: zijn de beheerende vennooten alleen,
zijn de beheerende en de commanditaire vennooten geza-
menlijk eigenaren?’Men neemt aan, dat het zooeven ge-
noemde arrest van den Hoogen Raad deze vraag in eerst-
genoemden zin oplost; er is dan in wezen van een ven-
nootschappelijk vefmogen geen sprake meer, behoudens
– en dit is een ‘van de onbevredigende punten in die
leer -, indien er meer dan één beheerènde vennoot is:
in dat geval toch is er plotseling weer wel een vennoot-
schappelijk vermogen, waarin de commanditairen dan
echter niet als eigenaren, doch als een soort achtergstelde
crediteuren zijn gerechtigd. Bijna eenstemmig hebb’n de juristen, die het arrest van den Floogen Raad bespi’aken,
dit arrest betreurd en onjuist geoordeeld. liaatstelijk heeft
Duynstee in zijn proefschrift ,,Commanditaire Vraag-
tukken” uitvoerig betoogd, dat noch de tekst van de
wet,. noch de geschiedenis harer totstandkoming, noch de
histbrische ontwikkeling van de comrnanditaire vennoot-
schap het standpunt van den Hoogen Raad schragen. In het recht van .de werkelijkheid, ,,die Meinung der
Kaufleute”, om met von Savigny te spreken, leeft dan ook een andere opvatting van de commanditaire ven-
nootschap, en wel, dat zij wel degelijk heeft een afgeschei-
den vermogen, gemeenschappelijk eigendoii van behee-
rende en commanditaire vennooten, dienend tot de uit-
oefening van een bedrijf door de beheerende vennooten
en in de eerste plaats strekkende tot verhaalsobject
vooi ‘de bedrijfscrediteuren. Indien de opvatting van den
Iloogen Raad dus inderdaad is zooals hierb&ven geséhetst
– Coebergh betwijfelt, of het arrest wel’die verre strek-
king heeft, welke men er algemeen aan toekent -, en
indien de ôpvatting van den Hoogen Raad nog dezelfde
zou zijn, meen ik een kloof tusschen het juiitenrecht en
het i’echt der werkelijkheid te moeten cotistateeren, een strijd, welke, naar de geschiedenis leert, uiteindelijk ten
gunste van het recht der werkelijkheid zal vorden beslist,
zij het, dat de rechtspraak overstag gaat, ‘zij het, dat de
wetgever ingrijpt. Inmiddels is het zoover nog niet,en
voorshands zal degene, die met de comnianditaixe vennoot-
schap te maken krijgt, als crediteur of âls’ Yennioot, nog
rekening moeten houden’met de waarschijnlijkheid, dat de
rechtspraak aanneemt, dat de inbreng van’ôommanditaire
vennooten eigendom van de beheerendë vénnooten is.
Voor aen commanditair is dit een positië; welke har
bezwaren met zich brengt. Doch dit is niet de vraag
welke ons hier bezig houdt. Die vraag is deze, of de positie
van den schuldeischer bedreigd is. De schuldeischer zal,
welke ook zijn persoonlijke overtuiging is, niet het risico
willen loopen, dat, door de toepassing van de eene of Van
de andere juridische constructie, zijn verhaalsobject aan
zijn verhaal ontglipt. Bezien wij de positie eerst van het
ezichtspunt van de veronderstelde leer van den Hoogen
Raad uit. Bij de c.v. met één beheerenden vennoot is er
in wezen geen vennootschap: de inbreng van den corn-
manditair wordt eigendom van den beheerenden vennoot,
is dus een deel van zijn vermogen, en het aangaan van de
é.v. heeft niet de vorming van een afgescieiden vennoot-
schappelijk vermogen ten gevolge. Schulaenaar van de
,,vennootschappelijke” schulden is de beheerende ven-
noot; hij is ook eigenaar van haar bezittingen, de schuld-
eischer heeft verhaal op het geheele vermogen van zijn
schuldenaar, dus ook op afles, wat de cômmanditaire vn-
noot bij wijze van inbreng aan den beheerenden vennoot
in eigendom heeft overgedragen; ergo heeft de schuld-
eischer precies op datgene verhaal, waarop hij verhaal
dacht te hebben en behoort te hebben, en de leer van
den Hoogen Raad deert zijn positie in geen enkel opzicht.
Nemen vij nu aan, dat het vennootschapsvermogen
gezamenlijk eigendom is van den beheerenden en den
commanditairen vennoot. Het staat wel vast, dat nar
Nederlandsch recht de schuldeischers geen rechtstreek-
sche aanspraak op den commanditair-hebben. Zij kunnen
hem niet persoonlijk dagvaarden, ook niet al bepalen
zij hun vordering tot zij ii inbreng. Maar evenzeer staat
vast, dat de bezittingen van een vennootschap kurnien worden uitgewonnen voor de schulden, welke een der
vennooten bevoegdelijk ten laste van die vennootschap.
heeft aangegaan. De schuldeischer van ,,A. & Co.” zal dus
de bezittingen, welke A en zijn Co. in gemeenschap heb-
ben gebracht, kunnen uitwinnen voor de schulden, welke
A als met het beheer belaste vennoot binnen de grenzen
zijner bevoegdheid heeft aangegaan. Ook in deze leer
komt de schuldeischr du niets te kort. En neemt men
aan, dat de cömmanditairevennoot niet moest inbrengen, d.w.z. in gemeenschappelijkeigendom brengen, doch aan
den beheerendn vennoot ir eigendom.moest overdragen,
en dat, wat partijen een, inbeng hebben genoemd, niet
een eigendomsoverdracht is geweest, dan komt alweer de
schuldeischer niet te kort, want, al kan hij zelf den com-
manditair niet aanspreken, de beheerende vennoot of zijn
faillissementscurator kunnn dit wel en zullen in die
leer dus op grond van het vennootschapscontract nog
kunnen vorderen, dat de in gemeenschap gebrachte zaken
in eigendom aan den beheerenden vennoot of zijn fail-
lieten boedel worden overgedragen.
Wat het verhaal op den kapitaalinbreng betreft, is
de crediteur van de conimanditaire vennootschap dus,
ondanks de onzekerheid omtrent de juridische structuur,
niet in een nadeeliger positie dan de schuldeischer van de naanilooze vennootschap. 1-lij heeft, welke leer men ook
huldigt, verhaal op datgene, wat de commanditair of de
aandeelhouder heeft ingebracht of moest inbrengen, altijd
voorzoover het no’g aanwezig is op het oogenblik, waarop
de schüldeischer zijn verhaal gaat uitoefenen. Men bedenke
hierbij dan nog, dat voor obligatieleeningen veelal zakelijke
zekerheid zal zijn bedongen, in welk geval de obligatie-
houders, zoowel bij de c.v. als bij de n.v., zich in de eerste
plaats op dit onderpand zullen kunnen verhalen, onver-
schillig’ wiens eigendom dit is. In één opzicht staat de
schuldeischer van de cv. met één beheerenden vennoot iets achter bij zijn collega, den crediteur van de n.v.: in
de leer van denHoogen Raad zullen deprivé-schuldeischers
van den beheerenden vennoot met hem, voorzoover
hij geen zakelijke zekerheid heeft, gelijkelijk opkomen;
terwijl hij bij ‘de naamlooze vennootschap met de par-
ticuliere schuldeischers van de. bestuurders slechts dan
te maken krijgt, indien de bestuurder persoonlijk aan
194
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
29 April 1942
sprakelijkis geworden. Tegenover dit nadeel staat het reeds
geschetste voordeel van het onvoorwaardelijk verhaal
op het privé-vermogen
xan
den beheerenden vennoot.
Dat de-commanditaire vennoot zijn inbreng iioge-
lijkerwijze niet heeft gestort of niet in eigendom aan den
beheerenden vennoot heeft overgedragen, en de schuld-
eischer den commanditair dan niet rechtstreeks kan aan-
spreken, is niet een structureele zwakheid, welke bijzon-
derlijk aan de c.v. eigen is. Ten eerste is het geval vrij
uitzonderlijk,- en het zou verkeerd zijn een rechtsvorrn
reeds daarom als minder credietwaardig te bestempelen,
omdat zich bij hem in bepaalde gevallen wel eens moei-
lijkheden zouden kunnen voordoen. Doch ten tweede
heeft ook bij de nv. de kapitaalinbreng niet altijd plaats
gehad, en ook dan heeft de schuldeischer geen recht-
streeksch verhaal op de aandeelhouders. Dat het innen
van de op de aandeelen nog niet gestorte bedragen niet
altijd eenvoudig is, bewijzen tal vah vonnissen en arrested.
Toch heeft die omstandigheid de Vereeniging nog nimmer
aanleiding geg&ven om de pandbrieven van hypotheek-
banken uit de noteering te houden.
Ik schi’eef reeds, dat de crediteur op den inbreng van
den commanditair slechts verhaal zal hebben, voor-
zoover die inbreng nog aanwezig is op het oogenblik,
dat die crediteur dit verhaal zoekt. Nu wordt de cre-
diteur van de nv. in dit opzicht eenigermate beschermd
door de artikelen 41a en volgende en – in geval van
bntbinding – 56a en volgende van het Wetboek
van Koophandel, krachtens welke de terugbetaling van
het kapitaal eener nv. slechts kan geschieden na vervulling
.van zekere formaliteiten, welke den schuldeischer de
mogelijkheid bieden tijdig zijn aanspraken te beveilige. Bij de c.v. ontbreken deze formaliteiten; toch zullen dé
vennooten van een cv. niet op een voor de’n schuldeischer
kwaden dag ter verkorting van zijn rechten den inbreng
.van den commanditair kunnen gaan terugbetalen. Dit
wordt hun belet door art. 1377 B. W.,dat met nietigheid
bedreigt iedere onverplichte handeling, hoe ook genaamd,
door welke de schuldeischers worden benadeeld, indien
scEuldenaar en wederpartij bij die handeling zich van de
benadeeling ,bewust waren. Daarnaast heeft de schuld eischer clan nog altijd zijn verhaal op den beheerenden
vennoot. Daarenboven, al ontbreekt hel vereischte van de
vervullingder formaliteiten van art. 56a van hetW.v. K.,
is de terugbetaling van den geheelen inbreng aan den commanditair in wezen een ontbinding der comman-
ditaire vennootschap; in geval van ontbinding is in de
eerste plaats vereffening – verzilvering der baten, be-
taling der schulden – vereischt (artt. 32 en 33 W. v. K.).
Ook op dit punt kan men zich wel allerlei uitzonderlijke
gevallen indenken, in we]ke de crediteûren eerier cv.
door manipulaties van de vennooten te kort komen, doch
al weer moet men daarbij nit veronderstellen, dat dit
nu een bijzoiderlijk de c.v. aanklevende eigenschap is.’
Ook bij de n.v. kan een belangrijk deel van het kapitaal
verdwijnen, zonder dat de schuldeischer dit gewaar wordt.
Men denke aan de mogelijkheid van inkoop van eigen
aandeelen, aan’ het verstrekken van leeningen aan finan-
1
tieel zwakke aandeelhouders en directeuren. Wie aan een
nv. crediet verleent, een obligatie in een nv. deemt,
doet dit in het vertrouwen, dat de bestuurders dier n.v.
van de oirbare middelen om haar kapitaal te verhinderen’
een gepast en van de onoirbare middelen geen gebruik
zullen maken. Blijkt dit vertrouwen misplaatst, dan
hebben de crediteuren wei allerlei acties, doch deze zijn
niet altijd eenvoudig, in. feite – w’ant grof bedrog is
een uitzondering – nooit denvoudig en het juridische
succes waarborgt allerminst het feitelijk verhaal. Bij
de c.v is,dit’al,niet anders, met deze uitzondering, dat het
verhaal op de beheerende vennooten juridisch steeds
voor het grijpen ligt; ook hier zijn de betrouwbaarheid,
de eerlijkheid en de voorzichtigheid van de vennooten
voor de crediteuren de zekerheden, op welke zij zich, af-s
gezien van zakelijke zekerheden, in de eerste plaats moeten
verlaten. Wanneer deze echter blijken te kort te schieten,
dan is de crediteur van de cv. niet machteloozer dan
die van de n.v.
Tenslotte de continuïteit. Gebonden aan natuurlijke
personen is de cv. vergankelijker dan de n.v. Al weer
een punt, dat den vennooten van commanditaire ven-
nootschappen bezwaren en irioeilijkheden berokkent.
Doch deert het den crediteïir? In geen enkel opzicht.
De overleden beheerende vennoot heeft erfgenamen, die
vooi’ de schulden van hun erflater aansprakelijk zijn,
in ieder geval tot het bedrag van de nalatenschap. Wordt
de cv. door het overlijden ontbonden, dan moet weder
vereffenirig, insluitend betaling der schulden, plaats
hebben. Blijft de c.v. voortbestaan met andere vennooten,
dan zullen deze bij de overneming van het vermogen, zoo
dit aan hen moet worden overgedragen, hij den overgang
van het vermogen, zoo dit aan hen in’ verband met be-
palingen uit het vennootschapscontract van rechtswege
overgaat, ook de schulden voor hun rekening krijgen,
waarnaast dan nog altijd de erven en rechtverkrijgenden
van den overledene aansprakelijk blijven.
Er zijn tal van mogelijkheden, waardoor de crediteur
van een c.v. er zijn geld bij kan inschieen; het kapitaal
der vennootschap en het vermogen der beheerende ven-
nooten kunnen verloren gaan, de vennooten kunnen met
het vermogen verdwijnen; er zijn echter dok gevallen
bekend van naamlooze vennootschappen, die tengevolge
van verliezen haar verplichtingen niet meer konden
nakomen, zelfs van naamlooze vennootschappen, wier
obligaties tot de noteering waren toegelaten; er zijn ook
directeuren van naamlooze vennootschappen met dé kas
vertrokken. . –
Alles bijeengenomen kan ik voorshands niet inzien,
dat de commanditaire vennootschap dooi’ haar rechts-
vorm voor een obligatiehoudér een schuldenares van
minder deugdelijk gehalte zou zijn dan de naamlooze
vennootschap. In ieder geval moeten wij hopen, dat de
in uitzicht gestelde nieuwe wettelijke regeling van de
commanclitaire vennootschap van’ dien aard zal zijn,
dat de Vei’eeniging . voor, den Effectenhandel haar be-
zwaren tegen de obligaties van dergelijke vennootschappen
laat vai’en. Ook al zullen de vennootschappeiï, die in aanmerking komen voor het uitgeven van obligaties
meestal niet cdmrnanditaire vennootschappen zijn, zoo-
dat het standpunt der Vereeniging nu niet zoo een groot
pi’actisch hezv.’aar oplevert, haai’ oordeel werpt toch op
de coinmanditaire vennootschap iii het algemeen een
onvei’dienden’ schijn van mindere credietvaardigheid,
welke op de ontwikkeling van dezen rechtsvori belemme-
rend kan werken.
F.
Mr. A. SCHADEE.
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
HANDEL EN NEJVEHHEm.
‘Economische Sancties. Nadere regeling met betrekking
tot den verkoop van, als gevolg van de uitvoei’ing van het
Economisch Sanctiebesluit 1941, in beslag genomen of
verbeurd verklaarde goedei’en. (E.V. 10/4/’42, pag. 463;
Stct. No. 64). –
Grafische industrie. Nadere regeling inzake vei’voer van
bepaalde werktuigen voor de grafische industrie. (E.V.
10/4/’42, pag. 466; Stct. No. 64).
Keramische artikelnn.
rÏijdelijke
stopzetting van deii
verkoop van bepaalde aardewerk- en porseleinartikelen
i.v.m. een komende distributieregelinj voor deze goederen.
(E.V; 10/4/’42, pag. 463).
Ncdcrlandsclie Coöperatieve Rasd. Instelling van de
Nederlandsche Coöperatieve Raad, welke tot taak hèeft
dQ behrtiging der gemeenschappelijke
belanger!1
van de
29 April 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
195
coöperatieve vereenigingen en van de centrale organisaties
op het gebied der voedselvoorziening. (BV. 10/4/’42,
pag. 462;
V.B.
No. 8).
Non-ferrometalen. Nadere regelingen inzake handel in,
aflevering •en bewerking van non-ferrometalen. (E.V.
10/4/’42, pag. 466; Stct. No..63).
Oorlogsschade. Regeling inzake, afwikkeling van oude
–
overeenkomsten van door oorlogsmolest getroffenen.
(BV. 10/4/’42, pag. 464; V.B. No. 8).
Organisatie bedrijfsleven. Mededeelingen inzake de instel-
ling van de afdeelingen Rotterdam en Amsterdam van de
bedrijfsgroep haven- en aanverwante bedrijven, aanvul-
ling van het algemeen reglement betreffende samen-
stelling, inrichting en bevoegdheid van organisaties op
•het gebied van de voedselvoorziening, instelling van
een aantal onderbedrijfsoi’ganisaties voor verschillende
akkerbouwproducten en zuivel, alsmede besluiten inzake
de organisatie van deze groepen, wijziging inzake de orga-
nisatie van de chemls€he’ indusfrie. (E. V. 3/4/’42, pag.
438/39; Stct. Nos. .61, 62 en 63; Voedselvoorzienings-
blad No. 3).
Instelling van den tot den bedrijfsgroep Groothandel
behoorenden vakgroep Groothandel inHout. (E.V. 10/4/’42,
pag. 468;
..
Stct. No. 64).
Papier. Nadere fabricageoorschriften inzake het ge-
bruik van papier voor het
vervaardigen
van bepaalUe
verpakkingsartikelen. (E. V. 3/4/’42, pag. 438; Stct.
No. 60).
Prijsregeiuigcn. Nadere prijsvoorschriften met betrek-
king tot de maximum-prijzen voor’ groenten en fruit, de
prijzen vooi’ leghennen en legeenden, consumenten-prijzen
voor kunsthoning, verhooging van de prijzen van aard-,
appelmeelderivaten, vaststelling prijsmarges voor krenten-
brood. (E.V. 40/4/’42, pag. 462: Stct. Nos. 64, 65 en 67). Tabak. Instelling van een in- en uitvoermonopolie, ten
name van de Akkerbouwcentrale, voor tabakszaad.
(E. V. 3/4/’42, pag. 438; Stct. No. 61).
Winkelsluiting. Voorschriften aangaande de tijdstip-
pen, waarop sommige detailzaken geopend moeten zijn.
(E. V. 3/4/’42, pag. 436; Stct. No. 61).
LADBOV
EN
VOEDSELVOORZIENINO.
Klaverzaad. Voorschriften inzake den teelt van klaver-
zaden. (E.V: 10/4/’42, pag. 464).
Meel en bloem. Afkondiging van het ,,Mee]- en Bloem-
besluit V.V.O. 1942″, waarin de bestaande regelingen
inzake deze producten worden samengevoegd. (E. V.
3/4/’42, pag. 436; Stct. No. 62).
–
Sinaasappelen. Regeling inzake
–
de distribueering van
sinaasappelen. (E. V. 3/4/’42, pag. 436; Stct. No. 60).
Teelt oliehoudende zaden. Mededeeling van plannen tot
aanzienlijke uitbreiding vari den verbouw van blauwmaan-
zaad. (E. V. 3/4/’42, pag. 439).
Varkens. Regeling inzake voedseiverstrekking voor be-
paalde varkens, welke dan volgens contract aan het Vee-
enVleeschaankoopbureau moeten worden geleverd. (E. V.
3/4/’42, pag. 440).
GELD-, CEEDIET- EN BANKWEZEN EN BELASrIIOEN.
Accijns.. Besluit betreffende vrijstelling van accijns en
invoerrecht op zout voor zgn. liksteenen en voor andere
landbouwdoeleinden. (E. V. 3/4/’42 pag. 434; Stct.
No. 62).
Wijziging Bankwet 1937. Besluit inzake een wijziging
van de dekkingsvoorschriften, waarbij de verplichte, dek-
king behalve
uit
munt en muntmateriaal, thans ook kan
bestaan uit saldo’s.bij bankenin het buitenland of.buiten-
lands betaalbare chèques, wisselbrieven, ander handels-papier en schatkistpapier. (E.V. 10/4/’42, pag. 462; Stct.
No. 62).
Verantwoordelijk voor den gebeden inhoud: Drs. M. F. J.
Cool, Rotterdam; Uitgever tevens drukker: H. A. M.
Roelants,.Schiedam, K 2193.
STATISTIEKEN
DE NEDERLANDSCIIE BANK.
–
Verkorte balans
t
op 27 April 1942.
Activa.
i3innenl: Vissels,
Ç
Hfdbank. f 21i.000.000
Promessen, enz Bijbank
–
–
Agentsch.
4.299
210.004.299
Papier op het buitenland
..
f 933.969.660
Af: Verkocht maar voor de
Bank nog niet afgeloopen
–
Beleeningen mcl.
90
voorschotten in ~
H!dbank.
t 135.400.856
rekening-courant Bijbank.
–
1.753.225
op
onderpand
Agentsch.
;,
15.570.789
152.724.870
Op Effecten enz., ……….f. 152.624.704
‘)
Op Goederen en Ceelen ……..100.166
152.724.870
‘)
Toorschotten
aan
het
Rijk
………………ts.000.000
..
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal …………f
958.396.423
–
Zilveren munt,
enz.
………
…7.943.265
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
966.339.688
,,
53.656.134
Gebouwen en meubelen der Bank
…………
4.000.000
Diverse
rekeningen
……………………….
175.975.588
12.511.670.239
Passiva.
Kapitaal
………….
……
……
………
.f
20.000.000
Reservefonds
……………….. ……….
..5.368.354
.
Bijzondere
reserves
……………………..
16.583.835
Pensioenfonds
……………………………
11.719.586
Bankbiljetten
in
omloop
…………………
2.251.233.125
Bankassignatiën
in omloop
……………….
25.825
Rek-Courant
J’
Van het Rijk
t
–
saldo’s
3, Van anderen
,,
197.850.275
Diverse
rekeningen
……………………..
197.850.275
8.889.239
11
1.
–
f2.511.670.239
Beschikbaar
dekkingssaldo
………………
t
999.069.974
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de
bank gerechtigd.is
……………
Schatkistpapicr, rechtstreeks bij dc bank onder-
2.497.674.935
gebracht
………………………………
209.000.000
‘) Waarv5n aan
Nederlandsch-Indië
(Wet van
15
Maart 1933,
Staatsblad
No.
99)
………
,,
55.341.825
Voornaamste posten In duizenden guldens.
Gouden
Andere’
1
Beschikb.
D ata
munt en
• .
‘
JJ
opeischb.
1
dekkings-
kings-
muntmater..
.
schulden
1
saldo
1 perc.
27 April’42
958.396
2.251.233.
197.876
999:070
1
39.5
20
,,
’42
958.358
2.226.344
166.836
989.237
1
40
13
,,
’42
958.312
2.2 1 9.526
1
177.740
966.759
1
40
6
Mei ’40
1.160.282
1.158.613
1
255.183
607.042
1
83
Totaal
‘
1
Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
Data
bedrag
1
discontos
prom.
1
rechtstr.
–
ningen
op het
buiteni,
rek
en
.
(act.)
Apr
il
‘4
2
210.004
209.000
1
152.725 933.970
20
’42
192.803
190.000
1
149.824
909.402
167.642
13
,,
’42
222.801
1
220.000
1
154.183
895.385
1
175.976
163.448
6 Mei ’40
9.853
—_
1
1
217.726
750
120.648
DU9TSCUE IU.IKSRANK.
(in
milI. R.M.)
Data
I
Goud
en
1
R
en
t
en
–
bank-
1
Anderewissets,
1
chèqi.ees
en
1
1
Betee-
deviezen
1
scheine
1
‘schatkcstpapier
flinOen
15 April 1942
1
77,1
1
328,3
.
1
21.093
,1
1
22,1
7
,,
1942
1
76,9
1
292,0
21.693,2
1
19,5
31 Maart 1942
1
77,1
1
313,0
21.673,4
1
22,8
23 Aug. 1939
1
77,0
1
27,2
1
8.140,0
1
22,2
Data
Ef/ec-
Diverse
1
Circi’i
Rekg.-
1
Diverse
ten
1
Activa
1
latie
1
Cr1.
–
1
Passiva
15April’42
47,1
1.091,6
1
19.223,1
1
2.583,6
1
357,8
7
,,
’42
54,1
1.213,0
1
19.789,6 2.707,6
1
337,8
31 Maart’42
71,9
1.269,1
J
19.773,9
1
2.761,9
394,2
23 Aug. ’39
982,6
1.380,5
1
8.709,8
1
1.195,4
1
454.8
OEZAM,ENLLJKE STATENVAN DE NATIONALE BANIC VAN
BEEGIË EN VAN DE EMISSIICBANIC TE BRUSSEL.
(in mill. Francs)
.
.c
n
.na
)
‘
–
00
-2
o.’-
czs
5
3
.
01
16Apr.’42
37.296
815
21.265
1.905
53.234
3.879
3.424
9
-,,
’42
37.063
816
21.113
1.941
53.096
3.869
3.225
1
,,
’42
36.931 822
20.362
1.963 52.549
3.848
2.940
26 Mrt. ’42
36.821
819
20.312
1.996
51.939
3.800 3.468
12
,,
’42
35.900
828
20.339 2.013 51.423
3.820 3.096
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480
29.806
–
909
196
29 APRIL 1942
Alfa
betische Indek Overheidsmadtrege’len op Economisch gebiëd’
(Zie
voor den alfabetischen index Overheidsmaalrkgelen in 1941 het ia81’register 1941, laatste bladzijde.)
Blz.
Bis
Aarciappeten
………………….
33
47.
Pluimveehouderij ………………..
16
AardolieproduCtefl
……………..
102
Postverkeer ………………………50
Prijsregeling47, 58,
7h,
101
113,123, 155, 1 653
Accijns
…………………
Afval
………………………
33,. 185,
195
165
h4, 195
Arbeidszakefl
……………….
113,189
Radio
…………………………
47
Bank- en
Credictwezen
……….
33,
195
Registratierechten .- ………………
59
Bankwet
1937
……………………
195
Restaurants
…………………….
75
Bedrijfsvorm
……………………
59
Rijwielen ……………………
47, 123
l3edrijfsorganisalle Vee en
Vleesch
. . . .
’59
Rubber
……………………
113, 123
Belastingen
…………………
33,
51
Slaclitvee
. ……………….
33, 59, 67
Bindtouw
‘
…………………….
33
Smeerolle
……………………..
102
Binnenscheepvaart
…………..
59, 156
Spaar- en betaalzeg1kasbedrijf
……102
Bloemkweekerij
.
155
Sperkliden Kleinbedrijf
………..75, 123
Boschbouw
……………………..
185
Surrogalen ……………………..
155
Bouwnijverheid
……………
47,
58, 113
‘L’a bak ………………
47, 58,
113, 195
Buiteniandsche Flandel 47,
50,
75,
101, 113,
Textiel
……………………….
102
155
Tuinbouw
………………..
33; 59. 102
Chemische Industrie …………..
58, 184
Turf
…………………………..
59
Deviezenverkeer …………..
33, 59, 167
Tweelandenorganlsatles …………….
59
Diamant………………………
413
Uien
…………………………..33
59
1)ividendbeperking
………………
59
Varkens
…………..
.
………….
Drankwet
………………………
58
Vee
……………..
67,
165,
185, 195
EcononBsChe
Sancties.’
.
………….
194
Veenproducten
. . .
………………
113
Electrotechnische Industrie
………
58
Veevoeder
………………….
47, 102
Fruit
…………………………59
Verf en -grondstoffn.. ……….
102, 165
Garnalen ……………………….
123
Vervoerswezen …………..
59,
102,
165
Gevogeile
………………………47
Vestigingselschen
……………..
102
Grafische
Industrie ………..
58,
75,
194
Visscherij
…………
33, 47,
59,
102, 123
Graslantl
…………….
33, 67, 95,
155
Vlas
………………………..
59,
75′
Groenten
…………………..
33, 155
Vleesch
………………..
59,
165,185
Kaas
75
Voedselvoorziening
33, 47,
59, 75, 123, 155,
………………………….
Kamers van Koophandel
………47,
84
185
33
Kantoormachines
……………
Kapok
……………………
.-:::
156
101,
165
Wijnbelasting
……………………
Zaden ……….41,
59,
102, 123,
156,
195
Keramische Industrie
…………
58,
194
Zuidvruchten
……………………
195
Kunstmest
……………………..
59
Kweekerij
………………………
59
Landbouw 33, 47, 59, 67, 75,
85, 93, 102, 155,
165,
195
Landstand, Neclerlandsche
……..33,
102
Leenlngfonds
1940
………………
10
2
Meel en -producten
…………
101,
195
Melk
en
-producten
………………
33
Merkengeld
……………………
113
Metalen
……..47,
58,
75,
155,
184,
195
Middenstand
……………………
195
–
Notorbrandstof ………………
58,
165
Nationale
Plan
………………..
10
1
Nederlandsche Coöperatieve Raad
. . . .
194
Nicotine ……. …….. …
.
………
…102
Oliën
en
vetten ……………..
102,
195
Omzetbelasting
………………
59,
102
Oorlogsscliade
……………
123,
184,
105
Organisatie Bedrijfsleven 47,
102,
113,
123,
–
165,
195
l’acht
…………….
67, 102,
23, 165
•
Papier
………………..
58,
102,
195
Peiterijen
Pensionbedriivefl
………………..
58
1
Economische
aspecten der
internationale
migratie
door
Dr. A. Winsemius
Overzicht van de ontwikkeling der
handeispolitiek van het Koninkrijk
der Nederlanden van 1923 t/m. 1938
(Samengesteld door een . groep mede-
werkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof. Mr. P. Lleftinck)
28e publicatie van het Neder). Econom. lrstituut
Prijs t 1.10*
(Prijs voor donateurs en leden van het N. E.
l.
1.50)
Verkrigbaar in den boekhandel
29e Publicatie van
het Nederlandsch
Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en
leden van het N.E.I. fl.50)
Verkrijgbaar in den boekhandel
t
‘
Uitgave.:
Di’ Erven F. Rohn N.V.
•
llaarIe
”
UITGAVE:
DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
:
P. 1299/3.
DRUK H. A. M. ROELANTS, SC}SIELIAM