18 FEBRUARI 1942
–
Econoryfischm’wStatistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
1
27E JAARGANG
WOENSDAG 18 FEBRUARI 1942
‘No. 1361
II
N.V.
Stoomvaart-MIJ. ,,Nederland”
Amsterdam
N.V.
Rotterdamsche Lloyd
Rotterdam
Zooeven verschenen:
DE BELEGGINGEN
DER BIJZONDERE
SPAARBANKEN IN
NEDERLAND
door
D!. J. R. A. BUNING
32ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut..
PRIJS f
3.65
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1. f 2.75)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
ROTTERDAMSCHE
BÂNKVEREENIGING
ROTTERDAM’AMS1IRDAI5 GRAVENHCE
KAPITAAL EN RESERVE
62.000.000
SAFE LOKEÎTEN
TER REROING ‘.N WAARDE1
150 KANTOREN
IN NEDERLAND
Openbare werken en
Conjunctuurbeweginij
door
Dr. Ir.A. Baars
PRIJS
f
2.10*
Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1. f 1.50.
In den boekhandel verkrijgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHH N.V., HAARLEM
CIII
Nieuwe belastingbesluiten geven nieuwe
BELASTINGMOEILIJKHEDEN
Daarom is voor U van belang
–
D-‘
MAANDBLAD GEWIJD AAN
P)ELASTNI CONSULENT
BELASTING VMAGSTUKKEN
00. 1720
BANKIERS EN ASSURÂNTIE-MAKELAARS
ROTTERDAM
AMSTERDAM (As..)
• G R A
V E
NH A G E
DELFT – SCHIEDAM
V L A A
R D
1 N 6 EN
D
BEHANDELING VAN ALLE
BANK ZAKEN
Waarvan de prijs slechts f 4.— per jaar bedraagt
ADMINISTRATIE:
PRO EFNUMMER
LAAN VAN MEERDERVOORT la
OP AANVRAAG
DEN HAAG..
BEZORGING VAN ALLE
ASSURANTIËN
–
iiiiid
Zoeiv uetletv:
r
.
VERLIESPOSTBL.VOORKOMEND.SYSTEEH
BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN
Deze tijd
is
rijk aan
veran-
deringen Laat daarom
Uw
onbetaald gebleven oude
posten inschrijven bij
DIENST IV VAN HET V.V.S.
VAN DER GRAAF & Co. N.V.
AMSTERDAM C. – AMSTEISTRAAT 14-18
Do9r een abonnement op het
Etonomisch Weekb1ad
Orgaan van hef
voor Nederlandsch-lndië
Departement
v.
Econom. Zaken
blijft U op de hoogte omtrent het economisch
gebeuren in Nederlondsch-lndië en houdt U con-
tct met de Indische markt. Naast goed gedocu-
menteerde artikelen van deskundige hand, bevat
elke aflevering tal• van statistische gegevens,
waardoor het blad tot een onmisbare vraag-
baak geworden is voor iedereen, die zich voor
de ontwikkeling van Indië interesseert.
Losse nummers von
vôôr den oorlog
ver-
_krijgbaar bij
G. KOLFF & Co., P. C. Hooftstraat 168, AMSTERDAM
Derde Gewijzigde Druk
Egalisatiefo ndsen
en Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
Nederland en de
Vereenigde Staten
‘door
Prof. Dr. H. M. H. A. van der Valk
30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.
Prijs f 2.10
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. fl.50)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOFIN N.V., HAARLEM
Laat Uw
JAARGANG
inbinden!
ADVERTENTIES
Onze Organisatie waarborgt U een proriipte, deskundige en economi-
sché uitvoering van Uw advertentie-opdrachten voor alle couranten
NIJGH & VAN DITMAR
ERASMUSHUIS – ROTTERDAM – TELEF. 31696
BlJKANTORENAMSTERDAM, N.Z. Voorburgwal 157 Telfoon 33050.
DEN HAAG, Parkstraat 25, Telefoon 116220.
KOFIINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van werk-
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300
Onze terzake-kundige staf is te allen tijde voor gratis
(3 lijnen)
advies te Uwer beschikking.
-.
Stort f 0.75 op giro 5858 ten name
van H. A: M. Roelants, Schiedam
met vermelding: Band E.-S. B.
1941 en U ontvangt, zoodra de
oplaag gereed is, franco per
post 11w band toegezonden.
Bij franco opzending van Uw
jaargang at
11+ A, M. ROELANTS
SCHIEDAM
onder gelijktijdige storting van
f 2.40 op giro 5858, ontvangt U,
zoodra de banden gereed zijn,
Uw Jaargang keurig gebonden
franco huis terug.
(Uitvoering van den band linnen
rug, verder stevig beplakt bord)
b6bli_
18 FEBRUARI 1942
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch
–
4-.r.Sta.tisfisëhe.
Berichten
.
……
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEIDJINANcIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH .INSTITUUT
.
27E JAARGANG
WOENSDAG 18 FEBRUARI 1942
No. 1361
HOOFDREDACTEUR:
M. F. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR
H. W. Lambers (Zwartewaal).
Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’dani-W.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaat weg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
• Abonnementsprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
is
opgenome’n het Economiséh-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland
f
20.85’per jaar. Buitenland en
koloniën / 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uit imo yan
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden Qan het Nederlandsch Economisch Instituut Ontvangen
het weekblad gratis en genieten een reductie op 1e verdere
publicaties. Adreswijzi
g
ingen op te geven aan de administratie.
Advertenties voorpagina / 0.50 per regel. Andere pagina’s
/
0.40
per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
INHOUD:
–
Blz.
Een bouwprogram voor den woningbouw door
Dr. Ir. H. G. van Beusekom …………….80
Het beslechten van arbeidsgeschjllen in Neder-
landsch-Indië door
Dr. W. F. de Gaay Fortman 83
Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch
g e b i e d
……………………
85
M a a n d c ii f e r s.
Gecombineerde maandstaat van de vier Neder-
landsche groote banken en van het Nederlandsche
bedrijf van de Nederlandsche Handel-Maatschappij
85
S t a t i s t i e k e n.
Wisselkoersen – Bankstaten
.
………………
86
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Reeds in ons vorig overzicht hebben wij melding ge-
maakt van het feit, dat de gewijzigde situatie op de
geld-
markt
zich nu steeds duidelijker gaat afteekenen, nadat
eenigen tijd lang de markt zich precies aan de pezipherie
van de onafhankelijkheid van de stèiin van de centrale
bank had bewogen. De Agent van de Schatkist moet
nu niet meer af en toe, maar regelmatig het beschikbaar
komende wisselmateriaal onder de vragers distribueeren op rantsoeneeringsbasis, en hec geldaanbod overtreft nu
vrijwel voortdurend de vraag. De behoeften van de
•Schatkist zijn in den laatsten tijd duidelijker geringer dan
langen tijd het geval is geweest; blijkbaar beginnen de
nieuwe belastingbronnen in stijgende mate te vloeien.
De nieuwe middelen, die nu sedert meer dan een jaar
mez vrij groote regelmaat aan de markt worden toege-voerd uit hoofde van de stijging der wisselportefeuille
van de centrale bank vinden niet meer, zooals destijds,
een zeker emplooi op de geldmarkt via do behoeften van
de Schatkist. Het gevolg van de geschetste situatie – ge-
brek aan afzetgebied voor beschikbare middelen – i,
dat het zelden voorkomt, dat geldnemers v66r den verval-
tijd van het in hun bezit zijnde schatkistpapier tot reali-
satie genoopt zijn, zoodat de handel in dit materiaal zeld-
zaam begint te worden, vooral nu ook de traditioneele
ruilingen van papier met korten – in dat met langen loop-tijd door de heerschende omstandigheden moeilijker zijn
geworçlen.
De
obligatiemarkt
handhaaft haar reeds sedert weken
aanhoudende gunstige stemming. De vraag naar beleg
–
ging op langen termijn overtreft het aanbod zeer aan-
zienlijk, hetgeen op de obligatiekoersen uitwerkt in een
gestadige stijging. Die tendens geldt voor vrijwel alle
leeningen behalve voor de 4 pCt. leening 1941, die integen-
deel iets tot afbrokkelen geneigd is. De huidige noteering
van die leening is duidelijk afgestemd op een mogelijke
conversie in afzienbaren tijd. Zoo laag is de koerg. nu ge-
daald, dat men zelfs kan aannemen, dat, indien een•
conversie zou volgen, de noteering omhoog zou gaan,
omdat als ,,kort papier”, bij de huidige geldrente, dewaarde
zeker hooger ligt. Overigens valt natuurlijk niets te voor-
spellen omtrent de kans op conversie, vooral ook in ver-
band met nog hangende plannen voor verdere consolidatie
van vlottende schuld, ten aanzien waarvan men moeilijk
kan zeggen of men die uit tactische overwegingen al dan
niet vooraf zou willen doen gaan door conversie.
De
aandeelenmarkt
heeft deze week voor Indische en
overzeesche waarden een duidelijk dalende tendens ver-
toond, zulks in verband met de ontwikkeling van den strijd
in het Verre Oosten. Verscheidene Indische fondsen no- 1
teeren thans zeer belangrijk lager dan de voorheen laagst
behaalde noteering sedert het uitbreken van den Pacific-
oorlog. Nederindsche industrieaandeelen handhaafden
zich over het algemeen goed. Vast gestemd waren–de
meeste bankaandeelen als gevolg van de aangekondigde 1
dividendverhoogingen over het voor deze instellingen
gunstige jaar 1941.
80
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1942
EEN BOUWPROGRAM VOOR DEN
WONINGBOUW.
De behoefte aan een boweprograrn.
Het laat zich aanzien, dat na het beëindigen vn den
huidigen oorlog voor den woningbouw een periode van
groote activiteit zal aanbreken. De groote moeilijkheden,
welke thans zoowel ten aanzien vân de voorziening met
bouwmaterialen als van het transportvraagstuk worden
ondervonden, moeten onvermijdelijk tot een achterstand
leiden, •welke te grooter wordt naarnate de oorlogs-
toestand, en daarmede ook de stagnatie in den bouw, lan-
ger aanhoudt.
Evenals na den oorlog 1914-1918 staat ons dus na
het einde van dezen oorlog een groote bouwbedrijvigheid
te wachten. 1-loeveel woningen dan gebouwd zullen wor-
den, hangt in de eerste plaats af van de normale toe-
neming der behoefte aan woningen, welke verband houdt
met de uitbreiding der bevolking en in ‘het bijzonder
met de toeneming van het aantal gezinnen. En vervolgens
van de grootte van den achterstand, die alsdan zal blij-
ken aanwezig te zijn. Deze achterstand wordt, zooals
reeds gezegd, in de .eerste plaats veroorzaakt door de
langdurige stagnatie in den aanbouw, maar verder ook
• door de oorlogsverwoestingen, door den stilstand van onbe-
woonbaarverklaring en krotopruiming, door het verbod
om woningen aan hun bestemming te onttrekken en door
uitgestelde gezinsvorming tengevolge van den woningnood.
Omtrent de grootte van den achterstand is het moei-
lijk reeds nu iets te zeggen. De woningbehoefte in verband
met de toeneming van het aantal gezinnen kan zeker
voor de toekomstige periode, waarvan hier sprake is,
reeds nu, zij het dan ook globaal, worden benaderd.
Het is van belang dit te doen. De gr6ote bouwbedrij-
vigheid, die zal komen, kan niet gelaten worden afgewacht.
Het moet uit verschillende oogpunten noodzakelijk
worden geacht, den omvang daarvan te voren te bepalen.
Jiet belang, dat hier op den voorgrond moet worden gesteld, is wel dat van een zoo goed mogelijke woningvoorziening.
Bovendien is het echter een eisch van economisch be-
leid, dat in de bedoelde periode de omvang van den bouw
in algemeenen zin zoo goed mogelijk zal zijn aangepast
aan de capaciteit van het bouwbedrijf. Het ,,bouwbedrijf” bestaat uit een aantal bedrijven,
gevestigd in verschillende gemeenten,. welke tezamen
een bepaalde productiecapaciteit vertegenwoordigen. hier-
omtrént zijn gegevens aanwezig, en voorzoover deze
niet beschikbaar zijn, worden zij thans verzameld. Het
‘is dus mogelijk de jaarlijksche productiecapaciteit van het gezamenlijke bouwbedrijf vast te stellen. Is dit ge-
schied, dan moet worden gezorgd, dt de hoeveelheid
.weik, die dit bedrijf te verrichten krijgt, zoo groot mo-
gelijk is, doch niet grooter dan het zonder stagnatie kan
verrichten. M.a.w. eenerzijds, moet worden gezorgd voor
-ecn zoo” volledig mogelijke bezetting van het bedrijf,
‘opdat geen productiecapaciteit ongebruikt blijft ei
werkloosheid in het bouwbedrijf zooveel mogelijk wordt
vermden Anderzijds echter’ moet ‘worden voorkomen,
•dat in éen tak van het bedrijf een tekort aan werkkrachten
of matrialen of kapitaal zou onts.taan, waarvan bijv.
loonopdrijving in een bepaalde vakgroep of ernstige
-prijsstijgingen ‘het gevolg zouden zijn. – Dergelijke ver-
schijnselen heeft men in de periode na den vorigen oorlog
door, het ontbreken van regelend optreden herhaaldelijk
moeten waarnemen. Teneinde dit te voorkomen, moet
dus ‘de omvang van den bouw zoodanig worden bepaald,
dat , hij, met de capacitejt van het bouwbedrijf over-
eenkomt.
Wat den woningbouw betreft, die slechts een deel van
het totale bouwvolumen uitmaakt, is regeihg van den
omvang vooral uit een oogpunt van volkshuisvesting
wenschelijk. Immers wanneer zou komen vast te staan,
dat in de komende periode bijv. 50.000 woningen per jaar
zouden moeten worden gebouwd, dan is het niet vol-
doende, aan het einde van het jaar te weten, dat rgens
in Nederland een dergelijk aantal woningen is tot stand
gebracht. Deze woningen moeten overeenkomstig de be-
hoefte over het land worden verdeeld. D.w.z. in iedere
gemeente moet het dantal woningen worden gebouwd,
dat door de bevoegde instanties wordt noodig geacht,
verdeeld naar typen en soorten overeenkomstig de be-
hoefte. –
Ook uit hoofde van de woningvoorziening is dus een
bouwprogram . noodig, hetwelk waarborgt, dat iedere
stad en ieder dorp die woningen verkrijgt, welke ter
voorziening in de behoeften der bevolking noodig zijn.
De grondslag voor een bouwprogram.
–
Voor het opstellen van een bouwprogram voor het
geheele land ‘moet worden uitgegaan van de plaatselijke
woningbehoefte. Feitelijk moet dit.program dus bestaan
uit het totaal der plaatselijke programma’s, die regionaal
en provinciaal worden samengevoegd. Hierbij dient
rekening te worden gehouden met de behoefte in verband
met den groei der bevolking, den stand van de woning
–
markt, het aantal slêchte woningen en voorts ‘met alle
omstandigheden, die op de-woningbehoefte van invloed
kunnen zijn. De normale toeneming der behoefte moet
worden bepaald aan de hand van een bevolkingsprognose
in verband met de ontwikkeling , der bestaansbronnen.
Dit alles zal plaatselijk, of, voor kleine gemeenten, regio-
naal moeten geschieden.
Voor het verkrijgen van een globaal inzicht in den om-
vang van een dergelijk bouwprogram kan ook in grooter
verband worden gewerkt. Men krijgt dan althans eenig
inzicht aangaande den omvang van hetgeen van ons
land in de toekomst wordt verwacht.
In de eerste plaats is hiervoor noodig een bevolkings-
prognose. De toekomstige bevolkingsgrootte van Neder-
land is het onderwerp’ geweestvah verschillende’ studiën, waarvan met name mogen worden enoemd de clissertâtie
van Dr. G. A. H. Wiebols, die van 1925 dateert, en de
studie van Ir: F. W. ‘t’ Hooft van 1929. In groote lijnen
hebben deze beide auteurs volgens dezelfde methode
gewerkt. Volgens Wiebols zou de volgende ontwikkeling
van de bevolking van Nederland te wachten zijn:
31 December 1930 7.788.000
1940 8.684.000
1950 9.560.000
1960 10.362.000
1970 11.060.000 1980 11.672.000
1990 12226.000′
-, –
2000 12.734.000
Deze cijfers stan wel in schrille tegenstelling met
vroegere voorspellingen, die tot veel hoogere cijfersleid-
den en een schrikbeeld opleverden van een zoodanige
overbevolking, dat de’ bestaansmiddelen volslage’n on-toereikend zouden blijken om het bestaande welvaarts-
peil te handhaven. Toch zijn de cijfers van Wiebols, althans
voor 1930, 1940 en 1950, te laag gebleken. Veel verder
in den tijd kan men trouwens niet gaan, omdat men
dan ‘ te veel het terrein der speculatie betreedt. Latere
auteurs durven dan ook in hun prôgnose niet verder te
gaan, dan 1970.
Een voorbeeld hiervan biedt Ir. L. H. J. Angenot in
zijn boek ,,De toekomstige loop der bevolking in Neder-
land en in het havengebied van Rotterdam”. Op blz.
71 en 72 van deze studie geeft deze auteur de volgnde
cijfers voor Nederland:
0
Maximum
Minimuni.
1940
.
8.950.000 8.850.000
1950
9.900.000
9.750.000
1960
10.800.000 10.300.000
1970
‘
–
11.600.000 10.600.000
18 Februari 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
81
An de hand van de te verwachten geboortecijfers
heeft Ir. Angenot daarna de meest waarschijnlijke be-
volkingscijfers nog iets dichter benaderd en tenslotte
als volgt vastgesteld:
1940 8.900.000
1950 9.800.000
1960 10.600.000
1970 11.250.000
Deze cijferszijn. de beste, waarover thans wordt be-
schikt. Neemt men iii aanmerking, dat deze berekeningen
in 1934 werden gepubliceerd en dat het bevolkingscijfer
op 31 December 1940 n werkelijkheid 8.921.873 bedroeg,
een cijfer, waarin zeker ook nog administratiefouten
schuilen, dan mag aan de cijfers van Ir. Angenot-stellig
vertrouwen worden geschonken.
Hierbij moet worden opgemerkt, dat deze cijfers geen
rekening hebben kunnen houden met de grooe verande-
ringen, die de oorlogsomstandigheden over ons land
hebben gebracht, en die practisch iedere bevolkings-
prognose illusoir makn. Welke economische verande-
ringen zich
in
ons land zullen voltrekken en welke be-
volkingsverplaatsingen daarvan het gevolg zullen zijn,
is thans nog niet te zeggen. Verwacht mag worden, dat
deze op de ontwikkeling van onze bevolking, landelijk
zoowel als provinciaal, èr
van vstrekkenden invloed zullen
zijn. Het gebruiken van de cijfers van Ir. Angenot voor
de komende periode krijgt daardoor een theoretisch ka-
rakter. Toch zal hieruit het materiaal moeten wordén
geput, waarop de toekomstige, aanbouw .van woningen
moet worden gebaseerd.
Op 31 December 1930 was het bevolkingscijfer 7.935.565
en het aantal woningen 1.865.536. De gemiddeldé woning-
bezetting was dus 4.25.
Op 31 December 1939 was het aantal woningen 2.199.121,
zoodat de voorraad in 9 jaren met 333.585 was vermeer-
derd. Aangezien het bevolkingscijfer 8.829.408 bedroeg,
was de gemiddelde woningbezetting 4.01. Zooals in een vorig artikel is aangetoond, bestond zoo-
wel, in .1930 als in 1939 een bevredigend ruime woning-markt, welke tot uiting kwam in een behoorlijke woning-
reserve.. Aangenomen moet dus worden, dat de afneming
jan de gemiddelde woningbezetting moet worden toe-
geschreven aan de vermindering van de gemiddelde
gezmsgrootte de zoa_ Deze
trouwens sedert ve rjïèn een bekend verschijnsel.
Deze gezinsverdunning spreekt ook uit tabel T, waarin
de gegevens naar de provinciën zijn gesplitst. In alle
provinciën blijkt de gemiddelde woningbezetting – die
overigens in de verschillende provincien zeer uiteenloopt –
op dezelfde wijze te dalen.
TABEL I.
.
Betolking, woning000rraacl en woningbezetting in
1930
en
1939.
bJ3
0)
0)
‘c0
:•
01
•E
.
E
c
I-Brabant.
898.386
179.731
4,99
1.033.430
213.371 4,84
Gelderland
.
829.2913
180.054
4,60
923.210
213.346 4,32
Z.-Holland’
. 1.957.578 493.497
3,96
2.167299
587.058. 3,69
N.-}Iolland
.
1.509.587
388.373 3,89
1.690.965
459.035
3
1
68
Zeeland
. . . .
247.606
62.321
3,97
254.854
70.047
3,63
Utrecht
. .
.
406.960
96.090
4,23
479.743
120.052
3,99
Friesland
. . .
399.659 102.748
3,88
424.274 113.738
372
Overijssel
. . .
520.788 113.323
4.59 576.723
133.271
4,32
Groningen
. .
392.436 94.886 4,43 423.329
110.483
3,83
Drente
. . . . .
222.432
.47.513
4,68
247.879
55.779
4,42
Limburg
….
550.840
106.990
5,44
608.274
23
1.268
4,93
Het Rijk .’..I7.935.565j
1.865.5361
4,25
8.829.408
2.199.448j
4,01
• ‘STOF
hetbpaleh
YâiI
de woiingbehoefte in volgende
perioden zal worden uitgegaan van de bovenvermelde
bevolkingsprognose van Ir. Angenot, welke zoo goed
mogelijk over de provinciën zal worden verdeeld.
.TABEL II.
Globale beolkings prognose.
Geschatte bevolkingscijfers
in dulzendtallen
d
–
Noord-Brabant
.
898.386
1054.856
1.216
1.352′
4.480
Gelderland
…….829.293
937.839
4.045 4.134
1.220
Zuid-Holland
. . . .
4.
..957.578
2.173.589
2.284
2.448
2.500.
,
Noord-Holland
.
1.509.587 4.701.049
4.888 2.044
2.190 247.606
254.468 262
266,
275
406.960
489.664
575
651
720
–
Friesland
399.659 427.668
456
475 495
Zeeland
………
Overijssel
520.788
584.899
648 699 745
Utrecht
………
392.436 427.246
461
487 510
Groningen
…….
222.432
250.385
278
304
320
Drente
………
Limburg
550
:
840
619.641
687 743
795
Het Rijk
………l7.o3s.565I8.921.l7I
9.800
., 10.600
1
11.250
In tabel’ II is aangenomen, dat de bevolkingstoeneming
in de periode 1930-1940 zich, binnen de cijfers van Ir. Angenot voor het geheele land, in dezelfde onderlinge
verhouding zal voortzetten. Op deze wijze zijn bevolkings-
cijfers voor de jaren 1950, 1960 en ‘1970 berekend. Bij
deze cijfers is dus rekening gehouden met het karakter
van iedere provincie, zooals dit .in den bevolkingsgroei.
van 1930-1940 tot uiting kwam. Echter niet met wijzi-
gingen in de ontwikkeling, die tengevolge van de gewij-
zigde omstandigheden zullen ontstaan. Dit zal alleen
door afzonderlijke studiën kunnen geschieden.
De oinoang oan het bouwprogram……
Het geschatte bevolkingscijfer voor de provinciën op
31 December 1950 moet als grondslag dienen voor het
bepalen van de woningbehoefte op dezen datum. Daartoe
is het noodig een schatting te maken van de gemiddelde
woningbezetting.
Op 31 December 1930 was de gemiddelde woning’ bezetting blijkens tabel 1 voor het geheele land 4.25;
op 31 December 1939 was zij gedaald tot 4.01. In verband
met de voortdurende daling van de gezinssterkte sedert
het begin dezer eeuw is zonder twijfél een verdere daling
van de gemiddelde woningbezetting te verwachten. Men
kan ‘echter niet op een gelijkmatige daling rekenen.
Een aanwijzing van de te verwachten daling is te
vinden in de daling van de gemiddelde gezinssterkte,
zooals deze blijkt uit de uitkomsten der tienjaarlijksche
volkstellingen. In 1899 bedroeg deze 4.81 en in 1930 4.37. ‘Zou de daling zich in de periode’ 1930-1950 in
hetzelfde tempo voortzetten, dan zou de gemiddelde ge-
zinssterkte in 1950 4.10 bedragen. VlTaarschijnlijk echter
is de daling gedurende de laatste jaren aanmerkelijk
sneller geweest. Immers blijkens de berekening in het
Maandschrift van het C.B.S., welke in een vorig artikel
werd aangehaald, was de gemiddelde gezinssterkte in
1939 te stellen op 4.16. Een voortgaande daling in dit
tempo zou voor 1950 het cijfer 3.90 opleveren. Wij zijn.
dus niet ver van de waarheid, wanneer wij het ge-
middelde aanhouden en de gezinssterkte in 1950 op 4
stellen. Een betrouwbare schatting zou slechts kunnen
worden gemaakt aan de hand van een diepgaande demo-grafische studie, waarbij in het bijzonder wordt rekening’
gehouden met de waarschijnlijke ontwikkeling van den
leeftijdsopbouw.
Gelet op het feit, dat cle gemiddelde woningbezetting
intijdnvenjuime_woningnrkLenkele.procenteu
11einer is dan de gemiddelde gezinssterkte, zou de woning-T:
bezetting i71950 op 3.85 kunnen wordén gesteld. Dit cijfer
schijnt ook hierom betrouwbaar, omdat een daling van
4.25 tot 4.01, dus met 0.24 van 1930 tot 1939 en een
daling van 4.01 tot 3.85, dus met 0.16 van 1939 tot1950
in overeenstemming is met de verwachting, dat’ de ge-
middelde woningbezetting
voorloopig
nog zal blijvén
dalen, doch niet in h’etzelfde temjo als de laatste. jarèn;,
82
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1942
Het aantal benoodigde woningen op 31 December.]
1950 zou dan 9.800.000: 3.85
=
2.545.500 bedragen. Dit
komt neer op een toeneming van den woningvoorraad
van 1939 af, dus in 11 jaar, met rond 346.000 woningen
of 31 h 32.000 per jaar, een cijfer, dat ook met vroegere
schattingen, o.a. van den Hoofdinspecteur van de Volks-
• huisvesting, overeenkomt.
Een overeenkomstige daling van de gemiddelde woning-
bezetting voor de onderscheidene provinciën als ‘voor het
geheele land is in tabel III aangehouden. Aan de hand
• daarvan kan, binnen de raming van 2.545.500 woningen
voor het geheele land, een schatting voor iedere provincie worden gemaakt.
TABEL
III.
Woningbehoefte in de periode
1939-190.
0
0)
C)
1
•
0)
55
to
E
cdOS)
op
.
cd0))
C
—
,-.
0 50
eS
50
Noord-Brabant
.
1.216
4,73
257.500
213.371
44.129
Gelderland
1.045
4,12
253.000 213.346
39.654
Zuid-Holland
….
2.284
3,50
652.500
587.058
65.442
Noord-Holland
.
4.888
3,52
536.500
459.035 77.465
Zeeland
262
3,39
77.000 70.017
6.983
Utrecht
575 3,81
150.000
120.052
29.948
Friesland
456
3,60
426.000
113.738
12.262
Overijssel
648
4,12
156.000
433.271 22.729
461
3,60
127.000 110.483 16.517
Groningen
……..
Drente
278
4,22
66.000
55.779
10.221
Limburg
………
687
4,77
144.000 123.268
20.732
zal uit een woningonderzoek mOeten blijken. Dit za’
verrassende resultaten kunnen opleveren. Voorloopig
verdeelen wij het aantal op te ruimen krotten gelijkmatig
over het geheele land.
In tabel IV is het cijfer uit de laatste kolom van tabel III
vermeerderd met IJ pCt. van den woningvoorraad in
1939 voor cityvorming en 3 pCt. voor krotopruimirig.
Deze cijfers zijn nog met 1/10 ‘vermeerderd, omdat het
om een li-jarige periode gaat. In totaal is dus 5 pCt.
van den woningvoorraad aangehouden. D.laatste kolom
geeft dan het bouwprogram voor een
1
periode van 11 jaren.
TABEL
IV.
Bouwprogram ‘000r 11 jaar
(1940 t/m 1950).
•
–
a
‘0 cS
o
‘
cdc
Noord-Brabant
44.129 10.668
55.297
5.000
Gelderland
39.654 10.667
50.321
4.600
Zuid-holland
. . .
65.442
29.353
94.795
8.600
Noord-Holland
.
77.465
22.952
100.417
9.100
Zeeland
6.983
3.501
10.484
950
Utrecht
29.948
6.002
35.950
3.250
Friesland
12.262 5.687
17.949
1.650
Overijssel
22.729
6.664
29.393
2.700
Groningen
16.517
.
5.524
22.041
2.000
Drente
10,221
2.789
13.010
1.200
Limburg
………
20.732
6.163
26.895 2.450
Het Rijk
S
……..1
9.8001 . 3,85
1
2.545.5001 2.199.4181
346.082
De laatste kolom van tabel III levert dan de toneming
van de woningbehoefte voor de onderscheidene provinciën
voor de periode 1939-1950. 1-Jet aantal te bouwen wo-
ningen is natuur]ijk grooter, omdat ook voorzien moet
worden in de vervanging van woningen, die tengevolge
van openbare werken èn de uitbreiding van handel en
bedrijf en door rechtstreeksch ingrijen van de overheid
komen te vervallen.
Het laatstbedoelde aantal dient gemeente voor gemeente
te worden bepaald. Het aantal woningen, dat voOr doel-
einden van handel en bedrijf pleegt te worden opgeheven,
is het grootst in de groote steden en het kleinst in de
dorpen. Opheffing van woningen voor openbare werken
kan in iedere gemeente voorkomen.
Opheffing van woningen door ingrijpen van’ de over-
heid – door onbewoonbaârverklaring en krotopruiming –
is wel in iedere gemeente noodig, doch niet overal in de-zelfde mate. Wat in dit opzicht moet worden gedaan, kan
slechts aan de hand van een systematisch woningonder-
zoek worden bepaald.
Voor een globaal bouwprogram moet met een algemeen
percentage worden volstaan. In het sociografisch vooronder-
zoek ten behoeve van het uitbreidingsplan van Zaandam
1)
heeft Drs. – J. Diederich aangenomen, dat in Zaandam
in de komende 10 jaren IJ pCt. van den woningvoorraad
door verandering van bestemming (zakenpanden en city
2
vorming) en 1J pCt. door krotopruiming en slooping zal
komen te vervallen.
Het eerstbedoelde percentage kan bij gebreke van
betere gegevens voorloopig voor heJ geheele land en
voor de afzonderlijke provinciën worden aangehouden.
Het tweede achten wij voor het geheele land veel te laag.
Gelet op hetgeen thans reeds omtrent de noodzakelijkheid
van krotopruiming bekend is, zouden wij het percentage
op te ruimen krotten gedurende 10 jaar op 3 pCt. van
den woningvoorraad willen stellen, al wil dit niet zeggen,
dat -reeds de eerste jaren na het beëindigen van den oorlog
met, het opruimen van krotten zal kunnen worden be-
gonnen.,
Hoe groot het percentage voor iedere provincie
–
moet zijn,
‘) Gepubliceerd in het ,,Tijdschrift voor Volkshuisvesting en
Stedebouw” van December
1941.
Het Rijk ……..
1
346.082
1
109.970
1
456.552
1
41.500
Dit program geeft let aaptal woningen weer, dat in de
komende periode zou moeten worden gebouwd, wanneer
er geen oorlog was ewèest’ en er geen stagnatie in den
aanbouw was ontstaan. –
Wanneer de oorlog ten einde zal zijn, en de bouw weer
regelmatig voortgang kan hebben, zal de aanbouw dus
grooter moeten zijn. Het aantal woningen, dat jaarlijks
boven de genoehde 41
k
42.000 zal moeten worden ge-bouwd, zal afhangen van de grootte van den achterstand,
en van het tempo, waarin deze zal worden ingehaald. Zou
de omvang van den aanbouw grooter worden dan de
capaciteit van het bouwbedrijf toelaat, dan zal dè krot-
opruiming geheel of gedeeltelijk naar latere jaren moeten
worden verschoven, en het tempo, waarin het tekort
wordt ingehaald, moeten worden vertraagd.
De taak poor de naaste toekomst.
In het bovenstaande is een bouwprogram ontwikkeld,
dat provinciaal is ingedeeld. Zooals gezegd, draagt het
slechts een globaal karakter, omdat voor verdere preci-
seering de gegevens ontbreken. Feitelijk is het dus niet
meer dan een aanwijzing van hetgeen moet worden gedaan.
Voor een werkelijk bouwprogram is allereerst noodig een bevolkingsprognose, niet alleen landelijk, maar ook
provinciaal, regionaal en gemeentelijk, opdat aan de hand
van zoo
•
goed mogelijke gegevens de te verwachten bevol-
kingsgrootte en vooraF de waarschijnlijke ontwikkeling
van de gezinsgrootte en dus het aantal gezinnen kan
worden bepaald.
En in de tweede.plaats woningonderzoek, d.w.z. het
-verzamelen van gegevens omtrent den woningvoorraad,
de woningbezetting, soort en grootte van de, woningen
en in het bijzonder ook de kwaliteit, omdat alleen op
grond van een dergelijk onderzoek een behoorlijk inzicht
in de behoefte aan woningen en in de noodzakelijkheid
van, verbetering der volkshuisvesting kan worden ver-
kregen.
In de naaste toekomst ligt hier nog een belangrijke taak.
Dr. Ir.
H.
G. VAN
BEUSEKOM.
18 Februari 1942
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
83
•
HET BÉSLECHTEN VAN ARBEIDS-
GESCHILLEN IN NEDERLANDSCH-INDIË.
• Voorschriften inzake het beslechten van arbeids-
geschillen zijn in Nederlandsch-Indië vastgesteld bij de
besluiten van den Gouverneur-Generaal van 24 Novem-
her 1937, no. 31, Staatsblad no. 624, en van 20 Juli 1939,
no. 26, Staatsblad no. 407. Voorts is, in verband met de
huidige buitengewone omstandigheden, een bijzondere
regeling getroffen bij het besluit van den Gouverneur-
Generaal van 16 December 1940, Staatsbiad no. 569.
Het eerstgenoemde besluit bevat een regeling van den
verzoeningsraad voor de spoor- en tramwegbedrijven.
Deze raad bestaat uit een voorzitter en een of meer plaats-
vervangende voorzitters, die door den Gouverneur-Gene-
raal worden benoemd en buiten het spoor- en tramweg-
bedrijf moeten staan, en een aantal leden, onderscheiden-
lijk aangewezen door den hoofdinspecteur, hoofd
der staatsspoorwegen, en een aantal organisaties van
werkgevers en arbeiders in het spoor- en tramwegbedrijf.
De -verzoeningsraad heeft tot taak het verleenen van
tusschenkomst, wanneer bij de spoor- en tramwegen een
geschil over arbeidsaangeleenheden dreigt te ontstaan
of is ontstaan, dat tot staking aanleiding dreigt te geven
of heeft gegeven, dan wel op andere wijze het algemeen
belang kan schaden. De tusschenkomst wordt verleend
door een commissie uit den raad, welke door den voor-
zitter wordt bijeengeroepen, indien hij zulks noodig acht,
of indien vier of meer leden van den raad hem hun wensch
daartoe schriftelijk onder opgaaf van redenen hebben te
kennen gegeven. De commissie bestaat uit ten minste drie leden: de voorzitter en twee door elk der partijen
aangewezen leden. De voorzitter kan nog meer leden
aanwijzen om in de commissie zitting te nemen, met dien
verstande, dat het aantal vertegenwoordigers van werk-
gevers en werknemers gelijk moet zijn.
Het samenstellen van een commissie heeft niet nood-
zakelijk het verleenen van tusschenkomst ten gevolge.
Immers artikel 9 van het besluit bepaalt, dat de com-
missie zelfstandig beslist, of tusschenkomst zal worden verleend. Tusschenkomst wordt echter steeds verleend,
indien. de Gouverneur-Generaal daartoe last geeft.
De commissie kan zich tot bestuurders, ambtenaren en
arbeiders van spoor- en tramweg’ondernemingen om
inlichtingen wenden. Worden deze haar niet verstrekt,
dan maakt zij daarvan melding in het door-haar uit te
brengen verslag. In dit verslag geeft zij té kenneu, welke
gedragslijn partijen naar haar oordeel naar billijkheid
hadden behooren te volgen of alsnog behooren .te volgen.
Zoo eenigszins mogelijk brengt zij partijen tot een minne-
lijke schikking. Het verslag wördt ter kennis gebracht
van den Gouverneur-Generaal, den Directeur van Verkeer
en Waterstaat, den Gouverneur c.q. Resident van het
betrokken gewest en, partijen. Voorschriften nopens .het instellen van een onderzoek
bij ernstige arbeidsgeschillen geeft het besluit van 20 Juli
1939. Is in een particulier bedrijf, dat niet behoort tot
de spoor- en tramwegbedrijven, een arbeidsgeschil Ont
staan, waarbij het algemeen belang in ernstige mate is
betrokken, of dreigt zulk een geschil te ontstaan, dan
dient de Directeur van Justitie den gouverneur-Generaal
tijdig van voorlichting en advies over de vraag, of tot
rege’eringstusschenkomst aanleiding bestaat. De Di-recteur van Justitie- kan zoo noodig, alvorens advies
uit te brengen, door een of moer ambtenaren en/of niet
ambtelijke personen, al dan niet in commissie, een onder-
zoek doen instellen. Het onderzoek strekt zich uit over:
a). de oorzaken van het geschil;
– b). de vraag, welke der bij het ‘geschil betrokken par-
tijen in hoofdzaak verantwoordelijk is voor het ont-
1 staan of ‘het ‘voortduren van het geschil, en iin hoeverre de eischen van de eene of.de
andere partij redelijkerwijze
voor inwilliging vatbaar. zijn te achten;
c). zoodanige verdere punten,.waaromt’rent,’bij een ,66r
het onderzoek door den Directeur van Justitie vast-
gestelde instructie, een onderzoek mocht worden gelast.
Werkgevers en werknemers, die bij het geschil be
trokken zijn, alsmede vakvereenigingen,’ die naar het
oordeel der commissie
1)
daarvoor in aanmerking kômen;
zullen in de gelegenheid worden gesteld, om, desgewenscht
buiten tegenwoordigheid van andere .-belanghebbenden,
zich over alle punten, waarover het onderzoek zich uit
strekt, uit te spreken. De commissie bevordert zooveel
mogelijk minnelijk overleg tusscheri de bij het geschil
betrokken partijen. Zij brengt aan
–
den Directeur van
Justitie van het onderzoek verslag uit. Zoo mogelijk
spreekt zij daarin een oordeel uit over de gedragsffjn,
die door partijen naar billijkheid had behooren of alsnog
behoort te worden gevolgd. Hebben partijen omtrent
eenig punt onvoldoende inlichtingen verstrekt, dan wordt
daarvan in het verslag melding. gemaakt. Bij het onder-
zoek kan de commissie gebruik maken van de diensten
van de Arbeidsinspectie en het Kantoor van Arbeid.
Bij een vergelijking van de Nederlandsch-Indische met
de Nedérlandsche ar,beidsgeschillenregeling blijken er
verschillende belangrijke verschillen te bestaan.
Niet ongewoon is het bestaan van een afzonderlijke,
van de algemeene afwijkende, regeling voor bejaald
bedrijven. In Nederland bestaat, naast de algemeene
regeling van de Arbeidsgeschillenwet 1923, de voor arbeids
geschillen in land- en tuinbouw geldende regeling van de
Crisis-Organisatiebeschikking 1939. Er kunnen zich .nu
eenmaal omstandigheden voordoen, die een afwijkende regeling voor sommige bedrijven gewenscht maken..
Een eerste belangrijk punt van verschil is het ontbreken
in Nederlandsch-Indië vaneen figuur als de Rijksbemid-‘
delaar, de van Regeering ei partijen onafhankelijke derde,
die zich in Nederland in een tijdsverloop van meer dan vijf-
tien jaar bij werkgevers en arbeiders zulk een groot gezag
heeft- weten te verwerven. De Indische regeling gaat uit
van het beginsel, dat tusschenkomst zoo noodig door de
Regeering wordt verleend. Weliswaar geschiedt zij in het spoor- .en tramwegbedrijf door een commissie uit
den verzoeningsraad, doch zulk een commissie is verplicht
tusschenkomst te verleenen, indien de Gouverneur-
Generaaldaartoe last geeft. Bovendien is de verzoenings-
raad door de boven uiteengezette wijze van samenstelling
niet zoo onafhankelijk van Regeering en regeerings-
instanties en van werkgevers en arbeiders als de Rijks
bemiddelaar.
De bevoegdheid om tusschenkomst te verleenen is in Nederlandsch-Indië ruimer dan in Nederland. De Rijks bemiddelaar mag slechts zijn tusschenkomst verleènen;
indien een geschil is ontstaan; dat tot staking of uit-5
sluiting aanleiding dreigt te geven of heeft gegeven en
waarbij ten minste 50 arbeiders betrokken zijh,. mits
zich overigens geen van de in artikel 7-der Arbeidsgeschil-lenwet genoemde gevallen voordoet. De -Indische regeling
voor het spoor- en tramwegbedrijf stelt eveneens staking,
of dreigende staking als grond voor tusschenkomst op
den voorgrond, doch ‘laat deze ook toe in gevallen, waarin
het algemeen belang op andere wijze kan worden geschaad.,
De algemeene regeling van 20 Juli 1939. maakt kortweg
regeeringstusschenkomst mogelijk in arbeidsgeschillen,
waarbij het algemeen belang in erastige mate is betrok-
ken. Is de formuleering van de deshtreffende bepalingen
in Nederlandsch-Indië dus inderdaad ruimer, in de uit-
voering zal er op ditpunt, gezien de practijk in Nederland, tusschen beide gebiedsdeelen. wel weinig verschil blijken
te bestaan. . . ,
De commissies uit den verzoeningsraad voor het spoor-
en tramwegbedrijf vertoonen . overeenkomst met de
verzoeningsraden, welke de voormalige Kamers -van Arbeid krachtens de met ingang -van
–
‘1 Januari 1923
– ‘) Het onderzoek wordt niet steeds ‘door een commissiê ingesteld;
gemakshalve spreek ik. echter in-den tekst steeds van commiSsie.
84
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1942
ingetrokken Wet op ‘de Kamers van Arbeid konden in-
ste)len, en met den bemiddelingsraad, welken, de Rijks-
bemiddelaar krachtens de artikelen 10 e. v. van de Arbeids-
geschullenwet kan vormen, indien hem daartoe door of
namens de partijen bij het geséhil schriftelijk een verzoek
wordt gedaan
2
). Geheel parallel loopen de beide rege
;
lingen echter niet. Slaagt de bemiddeling van den be-
middelingsraad niet, dan kan deze zijn oordeel uitspreken
over alle geschilpunten en de middelen tot vereffening
van, het geschil. Indien partijen weigeren de voorgestelde
middelen te aanvaarden, kan de bemiddelingsraad zijn
oordeel geheel of
gedeeltelijk
openbaar maken. De com-
missie uit den verzoeningsraad brengt van haar be-
m5eiïngen een verslag uit, waarin zij te kennen geeft,
welke gedragslijn naar haar oordeel door partijen naar
billijkheid had behooren of alsnog behoort te worden
gevolgd. Blijkbaar is het niet de bedoeling, dat dit verslag
zal worden gepubljceerd. De Nederlandsche regeling is
hier effectiever. Door de mogelijkheid haar oordeel open-
.baar te maken; kan de bemiddelingsraad daaraan een
belangrijke moreele sanctie verbinden. De voorschriften noens het instellen van een onderzoek
bij ernstige arbeidsgeschillen zijn kennelïjk geïnspireerd
door de artikelen 45 e. v. van de Arbeidsgeschillenwet,
betreffende het instellen, van een enquête in ernstige
arbeidsgeschillen, waarin andere pogingen tot oplossing
van het’ geschil tot geen resultaat hebben geleid. De
conclusie van het verslag der Nederlandsche enquête-
commissie kan door den Minister van Sociale Zaken open-
baar worden gemaakt, doch in Nederlandsch-Indië is
het verslag, evenals de verslagen van de commissie uit
den verzoeningsraad voor het spoor- en tramwegbedrijf,
alleen voor intern gebruik bestemd.,.
Een belangrijk verschilpunt is ‘voorts, dat de Indische
commissie van onderzoek het minnelijk overleg tusschen
partijen zooveel mogelijk bevordert, terwijl een dergelijke
bepaling in de Nederlandsche regeling ontbreekt. Dit
verschil vloeit voort uit den verschillenden opzet, van
beide regelingen. In Nederland treedt een enquête-
commissie eerst op, wanneer alle pogingen tot vreedzame
beslechting van het geschil hebben gefaald en het voort-
duren érvan dergelijke schadelijke gevolgen heeft, dat
nog een uiterste middel moet worden beproefd om het
te beeindigen
3);
in Nederlandsch-Indië is het instellen
van een onderzoek een normale figuur. . Immers zal men
in de practijk wel eerst aan bemiddeling door een com-
missie de voorkeur geven, alvorens tot tusschenkomst
vân de Regeering over te gaan. De bepaling, dat de com-
missie zooveel mogelijk het minnelijk overleg tusschen
partijen bev9rdert, zal er namelijk wel toe leiden, dat zij
daadwerkelijk zal trachten te bemiddelen. Daarvoor geeft
de practijk in Nederland duidelijke aanwijzingen.
Het, is wel merkwaardig, dat men, bij het ontwerpen
eener regeling voor de beslechting van arbeidsgeschillen
in Nederlandsch-Indie, aan de Nederlandsche Arbeids-
geschillenwet twee middelen om daartoe te geraken heeft
oiitleend, waarvan in.Nederland in de practijk zoo goed als
geen gebruik is gemaakt. Hoe de Indische regeling heeft gewerkt, heb ik niet kunnen nagaan. Veel toepassing zal
zij in ieder geval niet hebben gevonden. Zooals in Nederland
de Arbeidsgeschillenwet tengevolge van de bezetting
practisch buiten werking is gesteld en voor het door haar
bestreken terrein’ thans gelden het verbod van stking
en uitsluiting,, de ontslagverordening en. de loonverorde-
ningen,. zoo.hehben in Nederlançlsch-Indië het uitbreken
van den oorlog in Europa en de gespannen toestand in
het Verre Oosten er toe geleid, dat bij besluit van den
gouverneur-Generaal van 16 December 1940, welk be-sluit, met ingang van. 18 December 1940 in werking.is
getreden, bijzondere,. ‘van de boven weergegevene af-
wijkertde, voorschriften zijn gegeven, teneinde gedurende
t)
Van; dCze 1cvoegtbeid
is
slechts eemuaal. gebruik gemaakt.
.M.Een enquête
is
nog nimmer Ingesteld.:.
de huidige buitengewone omstandigheden toezicht te,
kunnen houden op de arbeidsverhoudingen tusschen
werkgevers en arbeiders.
De Gouverneur- G eneraal heeft daartoe een Raad Van
Arbeidszaken inesteld. Deze raad bestaat uit een voor-
zitter, een plaatsvervangend voorzitter en ten ‘hoogste
twintig leden. De voorzitter wijst telkeqs de leden aan,
die aan de behandeling van dq gevallen, welke zich voor-
doen, zullen deelnemen. Daarbij moet hij telkens ten
minste één lid, dat de werkgeyers vertegenwoordigt,
en. één lid, dat de arbeiders vertegenwoordigt, aanwijzen.
De raad kan getuigen en deskundigen hooren en één
of meer van zijn leden of personen buiten den raad be-
lasten met de uitvoering van zoodanige maatregelen
als hij noodig zal oordeelen.
Wanneer een werkgevei’, die meer dan twintig arbeiders
in dienst heeft, op grond van de huidige buitengewone
omstandigheden, arbeiders wil ontslaan of de arbeids-
vooi’waarden in voor hen ongunstigen zin wil wijzigen,
moet hij dit onder toezending van .een toelichting schriftelijk
aan den Raad van Arbeidszaken mededeelen. Is de werk-
gever van ‘oordeel, .dat het ontslag of de wijziging der
arbeidsvoorwaarden niet in verband staan met de huidige
buitengewone omstandigheden, dan behoeft,. ‘hij deze
mededeeling eerst te doen in de maand, volgende op die,
waarin de bewuste maatregelen zijn toegepast. Kan de raad
zich met de voorgenomenof reeds getroffen maatregelen
niet vereenigen, dan stelt hij een’ nader onderzoek in
;
waarbij partijen worden gehoord en de noodige inlichtingen
worden ingewonnen, en tracht hij partijen tot overeen
stemming te brengen. Gelukt dit niet, dan wordt de zaak
ter uiteindelijke beslissing verwezen naar den Directeur
van Justitie. -‘
Een overeenkomstige procedure wordt gevolgd, wanneer
een werkgever of een fonds, stichting of andere instelling,
welke door een of meer werkgevers in stand wordt ge-
houden, zich in verband met de huidige buitengewone
omstandigheden genoodzaakt ziet, de. belalingyan pen-
sioenen of andere uitkeeringen aan gewezen arbeiders of
nabestaanden van arbeiders én gewezen arbeiders op te
schorten of deze pensioenen of uitkeeringen te. vermin
deren. . .
Arbeiders, die tengevolge van de huidige buitengewone
omstandigheden of tengévolge van het feit, dat zij in
militairen of in verplichten burgerlijken dienst worden
geroepen, worden ontslagen of wier arbeidsvoorwaarden
op dien grond in voor hen ongunstigen zin worden ge: wijzigd, kunnen bij den Raad van Arbeidszaken in be-
roep gaan: In dergelijke gevallen beslist de raad in hoog;
ste instantie
4).
**
*
Bij een vergelijking van de in.het besluit van 16 De-
cember 1940 vervatte regeling met de thans in het moe-
derland geldende bepalingen betreffende ontslag en wij-
ziging van arbeidsvoorwaarden valt allereerst op, dat
in Nederlandsch-Indië één instantie met bevoegdheden dienaangaande bekleed is, terwijl in Wederland. de uit-
voering van de agn. ontslagverordening is opgedragen
aan den Directeur-Generaal van’ den Arbeid en die vaxt
de verordeningen betreffende het rerbod, van verlaging
van bonen en salarissen en betreffende de,totstandkoming
van regelingen inzake bonen, salarissen en andere arbéids-
voorwaarden aan het College van Rijksbemiddeiaars.
Voor het in één hand houden van alle bevoegdheden op het gebied
yan ontslkg en arbeidsvoorwaarden is.’ zeker
iets te zeggen. Intusschen lag het in Nederland voor de
hand, dat men, toen .voor elk ontslag een . vergunning
van overheidswege nobdig wrd geoordeeld ‘en de ‘des-
) Uit het besluit blijkt verder nog, dat de’raad ook gedaclit
is
als een algemeene adviesinstantie in sociale vraagstukken ‘voor den Gouverneur-Generaal. Hij adviseeit, hetzij
pdiens
verzoök, hetzij
op eigen initiatief. Voorts”klin de ‘Gouverneur-Generaal den’raad
nog andere bevoegdheden Verleenen. , , .
18 Februari 1942
ECÖNOMISCH-STATISTISCHE .BERICHTEN
85
betreffende regeling plotseling met. grooten spoed moest
orden ingevoerd, voor do uitvoering den uitstekend ge-
outilleerden dienst der arbeidsinspectie met zijn ruime
ervaring op het terrein van den arbeid inschakelde en,
dat men voor de uitvoering der loonverordeningen een be-
roep deed op de Rij ksbemiddelaars, .die hij de uitvoering
van de Arbeidsgeschillenwet de noodige ervaring op het gebied van bonen en anderearbeidsvoorwaarden hadden
opgedaan.
Een tweede verschilpunt is, dat de Indische regeling’
alleen van toepassing is ten aanzien van werkgevers, die meer dan twintig’arbeiders in dienst hebben,’waartegen-
over
.
in Nederlahd beide regelingen, zoowel die inzake
ontslag als die inzake bonen en andere arbeidsvoorwaar-
den, van toepassing zijn op iederen werkgever, onver-,
schillig het aantal arbeiders, dat hij in dienst heeft. Wel
heeft van 28 Mei tôt 13 Juni 1940 gegolden het besluit
van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht van
27 Mei 1940, Staatsbiad no. 0. 801, waarbij het verboden
was gedurende.een tijdvak van dertig achtereenvolgende
dagen zonder vergunning vijfentwintig of meer arbeiders
in een onderneming al of niet tegelijkertijd te ontslaan,
doch dit besluit is juist door de thans geldende ‘ontslag-
verordening vervangen, omdat het doel der regeling,
krachtig tegengaan van de dreigende uitbreiding der werk-
loosheid, door haar onvoldoende werd bereikt. Het ver-
schil in quaestie tiisschen de Nederlandsche en de Indische
regeling is verklaarbaar’door de verschillen, welke tusschen
de Nederlandsche en de Indische arbeidssfeer bestaan.
De regeling in Nederlandsch-Indië is voor den daar be-
staanden toestand, naar het zich laat aanzien, afdoende
en beter uitvoerbaar dan de Nederlandsche daar zou zijn.
De ontslagverordening schrijft voor ieder ontsldk een vergunning van den Directeur-Generaal van den Arbeid.
voor, tenzij de arbeider aan den werkgever een dringende
reden tot beëindiging van de dienstbetrekking, als bedoeld in artikel 11339p van het Burgerlijk Wetboek, heeft gege-
ven. De Indische regeling kent, voorzoover kan worden.
nagegaan, een dergelijke uitzondering niet. Zij geldt echter
alleen voor ontslagen in verband metde huidige buiten-géwone omstândigheden. Een ontslag van
•
een arbeider
op grond van een dringende reden zal in het algemeen geen
vèrbarkd houden met de huidige buitengewone omstandig-
hèden, zoodat daarop het besluit van den Gouverneur-
Generaal van 16 December 1940 niet van toepassing zal
zijn. In de practijk zal derhalve te dezen aanzien tusschen
de Nederlandsche en de Indische regeling geen verschil
bestaan. –
In Nederland is het verlagen van bonen slechts toege-staan met vergunning van het Collee van Rijksbemidde-
laars, tenzij bij een collectieve arbeidsovireenkomst de
desbetreffende partijen, in andere gevallen de partijen
bij een individueele arbeidsovereenkomst het over, de ver-
laging eens zijn. Voor wijziging van andere arbeidsvoor-
waarden in voor ‘den arbeider ongunstigen zin
iS
geen ver
gunning noodig. Op krond van artikel 5 van de verordening
no. 217/1940 betreffende de totstandkoming van regelingen
inzake bonen,
salarissen
eii andere arbeidsvoorwaarden
kan het College van Rijlçsbemiddebaars.eohter, indien eén
dérgblijk geval te zijner ‘kennis wordt gebracht en het de
wijziging niet gerechtvaardigd acht, de oude arbeidsvoor-
waarden, herstellen of zelfs g’unstiger arbeidsvoorwaarden
bindend vaststellen. In Nederlandsch-Indië moet de
werkgever iede’re wiziginig van bonen qf andere arbeids
i
vooiaarden, in voor zijn arbeiders ‘ongunstign zin tçr
kennis van den Rakd van Arbeidszakeri brengen. Merk-
waardig is, dat de raad, N,anneei de werkgevèr de zaak aanhangig heeft gemaakt en de rad zich met
49
voorge-
nomei1 wijzigingen niet kan vei’eenigen, .tusschén partijen
moet bemiddelen en dat, indien dit niet gelukt, de Direc-
teur van Justitie en bindende beshssing geeft terwijl
wannet’.een ârbeiderbij den raad klaagt, deze zelf in hoogstè
instartie .beslistH..
Een belangrijk element in de Indische regeling is, dat zij
denarbeider ook beschermt tegen ontslag of verslechtering
van zijn arbeidsvoorwaarden, in geval hij in militairen
of’ in verplichten burgerlijken dienst wordt geroepen.
Tijdens’de mobilisatie en na de capitulatie is wel gebleken,
dt het ontbreken van een regeling dienaangaande een
ernstige leemte. in het Nederlandsche arbeidsrecht was.
Voorts valt het toe te’ juichen, dat de Raad van Arbeids-
zaken in Nederlandsch-Indië ook contrôle kan uitoefenen
op de wijze, waarop pensioenfondsen of werkgevers per.
soonlijk de op zich genomen verplichtingen tot betaling
van pensioenen . en .andere soortgelijke uitkeeringen na-
komen. In Nederland kan de gepensionneerde arbeider,
wiens pensioen gekort wordt, zich alleen tot den burger-
lijken rechter wenden. Dit is in ieder geval een lange èn
uloeilijke weg. Bovendien ledt hij in veelgevallen niet tot
reultaat door de zeer. strenge eischen, welke de Hooge
Raad voor het in rechte bestaan van een verplichting tot
betaling van pensioen stelt.
Ongetwijfeld zal na ‘het eilide van den oorlog een verge-
lijkende studie, van de in Nederland en in Nederlandsch-
Indië met de hier besproken maatregelen bereikte resul-
taten, nuttige bouwstoffen kunnen leveren voor het ont-
werpen van regelingen van meer blijvenden aard op het
gebied i7an het ontslagrecht en de totstandkoming van loo-
nen en andere arbeidsvoorwaarden.
W. F. DE &AAY FORTMAN.
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
LANDBOUW EN VOEDSELVOEZIENINO.
Scheuren van grasland. Besluit volgens hetwelk uit-
keering van het voorschot bp de schnurpremie ad f 75
per ha reeds zal plaats vinden zoodra het grasland
goedgekeurd en gescheurd is. (E. V. 30/1/’42, pag. 147).
MAANDCIJFERS.
GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN DE VIER NFDER-
LANDSCIIE GROOfE BANKEN EN VAN HET NE1iE1t.
LANDSCIIE BEDRIJF VAN DE NEDEftLANOSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ.
Nederl.
Nederi.
Banken Banken
en Ned.
(In mililoenen guldens)
Handel-Mij.
3431
31
31
Dec. Jan.
Dec. Jan.
194
1942
1941
1
1942
Activa:’
1
1
1
Kas, kassiers en daggeldleeningen
1
55
1
65
1
64
1.
83
Ned. schatkistpapler
…………, t
7931 830
9331975
1
848
Ii
997 1058
‘
14′
18
14
18
.
1
1
1
1.
Bankiers In binnen- en buitenland
64
65
87
88
Prolong. en voorsch. op effecten
..
60
51
80
68.
Ander overheidspapier
……….
Wissels
………………………
.139
135 182
.175.
162
157
203
199
Debiteuren
‘
…………………..
Effecten en syndicaten
……
29
30
39
40..
Deelnemingen
(mci.
voorschotten)
10
11
22
23
Diverse reken. (incL oven, posten)
Belegde bestemnilngsreserven
Eftecten leendepôt
………….’
44
3
21
13
14
1
.
2 13
18
3
21
13
18
1
2
i.
1220
1258
1479
1
529
Passiva:
‘
Crediteuren
…………………..
871
897
1951
1090
, –
.
–
–
–
.
Gebouwen
……………………
Deposito’s op termijn..,…….
69
.71
,
91
,
92
Kassiers engenom. daggeldieeningen
– –
–
–
Wissels
…….. ……. …………
27,
36
32 42
.
2.
2 2
Effecten leendepôt
…………
.3
13
13
iS
982
..
1019
1190
1239
Diverse rekeningen
…………..
Bestemmingsreserven …………..2
Aandeelenkapltaal
‘
……….
170 170 210
210
Reserve
‘
…………………..
68
69
79..
’60.
1220 1
1258
11479 11529
reken
5flk
43,8:68
1
449.343.508
Op Effecten’ enz .
……….
1
149.029.563
1)
Op Goederen en Ceeien ……..
283.945
11
149.313.508 ‘)
Voorschotten
aan het Rijk
………………
..
–
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmaterjaal …………11.026.257.277
Zilveren munt, enz.
……..
..
7.875.254
11 4.034.432.531
Belegging van kapitaal, reserves en
pensioenfonds ,,
• 53.626.691
Gebouwen en meubelen der Bank
…………
4.000.000
Diverse
rekeningen
……………………..
160.893.209
1
4.35.I2I.63
86
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 19421
STATISTIEKEN.
•
ZILVERPRIJS.
–
.
GOUDPRIJS.
Londen
1)
N York
‘)
A’dam ‘)
Londen 4)
9 Febr. 1942. . –
–
9 Febr. 1942.. 2125
168/-
10
,,
1942.. –
–
10
1942.. 2125
168/-
11
,,
1942.. –
.
–
11
,,
1942..
2125
168/-
12
,,
1942.. –
–
42
,,
4942..
2125
168/-
13
,,
1942..
– –
13
,,
‘1942..
2125
168/-
14
,,
1942..
–
–
44
,,
1942..
2125
168/-
15 Febr, 1941..
231/4
.
343/4 15 Febr. 1941. .
2125
168/-
23 Aug. 1939..
181/,,
375/4 23 Aug. 4939..
2110
14816’/,
1)
In pence p. oz. stand.
‘)
Foreign silver in Sc. p.
oz. line.
•
5)
In guldens per kg 1000/1000.
‘)
In sh. p. oz. line.
/
‘S
•
KOERSEN VASTGI
•
NEDERLANDSCH
C
(met data va
Belga’s . . . .30.44 7Aug.
1
40
Zw. Franos. .43.56 11 Oct. ’40
Fr.Francs .. 3.77 6 Mrt. ’41
Lires …….9.91 3 Juli ’41
Deensche Kr.39.34 2 Febr. ’42
Noorsche Kr.42.82 21 Dec. ’40 ZweedscheKr.44.85 13Aug. 40
FlnscheMark 3.82 2 Juli
1
41
Dinar (Joego-Slavlo)
(oude schuld) 3.43 16 Aug.
1
40
Dinar
(nwe. schuld) 3.77 1 Juli ’41
Turksche
Ponden … .1.45k 29 Dec.
1
39
SPELD DOOR HET
[.EARINOINSTITUUT.
vaststelling)
Lewa(Bulgarije)2.30 25Nov.
1
40
Pengoe (Hongarije)
(oude schuld)36.52 20 Dec, ’40
Pengoe
(nwe. scbuld)45.89 20 Dec. ’40
Zloty (Polen)
(oude schuld)35.00 28 Jan. ’41
(nwe. scbuld)37.68 11 Febr. ’41
Lei ……..1.28 24 April ’41
Slow. Kr. .. 6.48 10 Juni ’39
Draclimen
(Griekenland) 1.26 8 Oct. ’41
Kuna
3.77 29 Oct. ’41
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
N.-York
I
Brussel
I
ZUrich
1
Stockh.
1
Helsinki
9Febr.1942
–
30.14
43.67
44.85+
–
10
,,
1942
–
30.14
43.67 –
44.85+.
–
44
1942
–
30.44
43.67
44.86+
–
12
1942
–
30.44
43.67
44.85+
–
13
,,
1942
–
30.14
43.67
44.85+
14
,,
1942
–
30.44
43.67
44.85+
–
Laagste d.w.
–
30.11
43.63
44.81
–
Hoogste d.w.
–
30.17
43.71
44.90
–
Muntpariteit
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266
STAND VAN ?s RIJKS KAS.
V o r d e r i n g e n
31
Jan. 4942
7 Fe15r. 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
1
6.020.736,86
f,
4.422.097,57
Saldo b. d. Bank voor Ned.
–
3.348.674,06
Voorschotten
op
uit.
Dec.
1944
aan
de
gemeenten
verstrekt
op
aan
baar
uit te keeren hoofdeom der
Gemeenten
…………………..
pers. bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.fondsbei., alsmede opc.
op diebelastingen en op de
41.294.539,71
,,
41.294.539,71
Voorschotten aan Ned.-Indie’)
,,
171.752.825,43
178.474.195,43
Idem
voor Suriname ‘) ….
7.459.247,74
7.459.247,74
Idem
aan
Curaçao
1)
250.076,78
.
250.076,78
vermogensbelasting
………..
Kasvord.. wegens credietver-
–
strekking a. h. buitenland
,, 51.069.781,72
,,
50.376.075,52
Daggeldleeningen tegen onder-
….
–
–
–
pand
…………………….
Saldo der postrek. van Riks-
j
comptabelen
…………
88.076.978,95
,,
94.601.331,27
Vordering op het Alg. Burg.
Pensioenfonds
1)
……..
…
Vordering op andere Staats
…….
bedr. en Instellingen ‘)
78.473.368,92
,,
73.634.425,20
V e r p1 i c h t i n g e n
VU
1bU”UU UUUE ue INeU.
naiiit
Ingevolge art. 46 van haar
1
Voorschot door de Ned. Bank
Octrooi
verstrekt
………
in reken.-cour. verstrekt
Schuld
aan
de
Bank voor
Ned.
Gemeenten ………
2.944.985,6
Schatkistbiljetten
in
omloop
,,
110:406.000,-
110.106.000,-
Scbatkistpromessen in omloop
,,1613.300.000,-‘) ,,1636.400.000,-‘)
Daggeldleeningen
………..
–
–
11
….
…..
149.595.463,50
121.409.621,-.
Schuid op ultimo
December
1944
aan
de
gem.
weg.
Zilverbons in omloop
………
d. a. h. uit te keeren hoofds.
pers.bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb. ed. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
Schuld
aan het Alg.
Burg.
Pensioenfonds’)
….. ….
Id. aan het Staatsbedr. der
1.082.901,94
,,
6.375.036,47
P. T. en T.
3)
…………
de vermogensbelasting ………..
237.369.217,27
,,
255.692.815,38
Id. aan andere Staatsbedrij-
……
ven
)
………………
…
19.346.545,86
Id. aan div. instellingen
1)
..,,
…49.337.460,69.
359.466.034,62
,,
359.692.581,88
‘) Inrekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist.
‘)
Rechtstreeks
bij dè Nederl. Bank geplaatst nihil.
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 46 Februari 1942.
Activa.
Binnenl. Wissels, (Hfdbank. 1
–
Promessen, enz. Bijbank
(Agentsch.,,
78.000
Papier op het Buitenland . . 11.057.683.696 —
78.000
Af: Verkocht maar voor de,
bank nog niet afgeioop’en
–
B 1
,
,, 4.057.683.696
eeeningen incl. (Hfdbank. 1 133.155.028 ‘)
Passiva.
Kapitaal
…………………………….1
20.000.000
Reservefonds
…………………………..
5.368.354
Bijzondere reserves
…………………….;
16.583.835
Pensioenfonds ……………………………..44.735.924
Bankbiljetten in omloop
………………..2.423.097.265
Bankassignatiën in omloop ………………
9.628
Rek.-Courant s Van het Rijk 1
40.065.83
saldo’s
Van anderen ,, 266.432.628
276.1 98.484
Diverse rekeningen
……………………..6.734.448
1
.45./ZI.b
Beschikbaar metaalsaldo
………………1
.77.656.669
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe cle bank gerechtigd Is
…………….494.441.670
Scbatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
….
…………………………
–
‘)Waaryan aan Nederlandsch-Indiê (Wet van
45 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……….55.341.825
Voornaamste posten in luIzendn guldens.
1
Gouden
.
1
Andere
Beschikb.
1
Dek-
Data
1
munt en
C1tu
opeischb.
Metaal-
1
hings- muntmater.
schulden
saldo
•
1
perc:
16 Febr.’42
4.026.25′?
2.123.097 1
276.207
77.657
1
43
9
’42
4.026.298 2.119.320
253.457 88.427
1
43
2
’42
1.026.26′.
2.428.283 1
226.751
95.374
1
43.6
6
Mei ’40
4.160.282 1.158.613
1
255.183 607.042
1
83
Totaal
•
Schatkist-
1
Belee-
Papieri
Div.
•
Data
bedrag
prom.
reken.’
disconto’s
rechtslr.
mngen
•
.buitenl.
1
(act.)
16 Febrïl
78
–
149.314
1
1.057.684 460.893
9,,
‘421
83
–
149.033
1
1.048.488
440.734
2
,,
‘421
73
–
154.760
1
1.020.049 451.740
6 Mei ’40
9.853
–
217.726
1
751)
20.648
DUITSCHE RIJESBANK.
(in miii. R.M.)
1
Goud Renten-
1
Andere wissels,
Belee-
Data
1
en
bank-
1
chèques en
1
deviezen
scheine.
•
1
schatkistpapier
71fl’.7fl
7 Febr. 1942
1
76,9
337,4
1
20.509,0
1
21,0
31
Jan. 1942
1
77,3
.
346,5
20.884,3
J
27,7
23
,,
1942
1
77,5
253,4
1
49.943,2
t
47,6
23
Aug.
1939
1
77,0
27,2
1
8.440,0
1
22,2
Data
Effec-
T5iverse
1
Circu-
1
Rekg.-
1
Diverse’
ten
Activa
1
latie
1
Cr1.
1
Passiva
7 Febr.’42
1
451,6
4.076,3
1
18.675,8
i
2.507,1
1
5604
34
Jan. ’42
451,0 995,6
1
48.987,2
1
2.446,6
1
611,2
23
,,
’42
132,9
975,9
1
17.908,2
1
2.478,7
1
600,7
23 Aug. ’39
1
982,6
4.380,5
1
8.709,8
t
4.195,4
1
454,8
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE DANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in miii. francs)
”
0.
0
,
”
.54)
.
’04)
0’d
4)
•.’14
4,
4)0
n4)
1.,Q)
0
.n
0
Q
0
5 Febr.’
896
1T9
WY
29 Jan.’42
35.215 892 18.062
2.250
49.334
3.733
1
2.633
22
,,
1
42
34.994 885 47.711
2.337
49.446
3.730
1
2.331
45
,,
’42
34.749
960
17.615
2.379
49.008
3.766
t
2.483
8
,,
’42
34.643
904
17.818
2.396
48.942
3.797
1
2.348
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480 29.806
–
1
909
A!fabetische Index Qverheids
.
maatregelen op
.
Economisch gebied
(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in
1941
het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)
Blz.
Aardappelen
………………..
33,
47
Accijns
…………………………
33
Bank- en
Credietwezen
…………..
33
Bedrijfsvorm
……………………
59
Bedrijfsorganisatie Vee
L.t
Vleesch
. . . .
59
Belastingen
………………….
33,
5.
Bindtouw
……………………..
33
Binnenscheepvaart ………………..
59
Bouwnijverheid ………………..
47, 58
Buitenlandsche Handel ………
47, 59,
75
Chemische
Industrie ………………
58
Deviezen’ erkeer
………………
33,
59
Dividendbeperking
………………
59
Drankwet
………-
.
………………
58
Electrotechnische Industrie
……….
58
Fruit
Gevogelte
……………………..
47
Grasland
…………………
33,
67, 85
Grafische Industrie
…………..
58,
75
Groenten
……………………….
33
Kaas………………………….
75
hamers van Koophandel
………….
47
Keramische Industrie
……………..
58
Kunstmest
……………………..
59
Kweekerij
……………………..
59
Landbôuw
……..33,
47,
59, 67, 75,
85
Landstand, Nederlandsche
…………
33
Melk
en
-producten
………………
33
Metalen …………………..
47,
58, 75
Motorbrandstof
…………………..
58
OmzetbelastIng
……………………
59
Organisatie
Bedrijfsleven
………….
47
Pacht
…………………………
67
Papier
…………………………
58
Pelterijen
……………………..
58
Pensionbedrijven
………………..
58
Postverkeer ……………………..
59
Prijsregeling
……………..
47, 58
75
Radio
…………………………
47
Registratierechten ………………..
59
Restaurants
…………………….
75
Rijwielen ………………………..
47
Slachtvee
………………..
33,
59, 67
Spertijden
Kleinbedrijf
……………
75
Tabak
……………………..
47, 58
Tweelandenorganisaties …………….
59
Tuinbouw
……………………
33,
59
Turf…………………………..
59
Uien…………………………
33
Varkens
……………………….
59
Vee…………………………..
67
Veevoeder
……………………..
47
Vervoerswezen
…………………..
59
Visscherij
.
……………….
33,
47,
59
Vlas
……………………….
59,
75
Vleesch
…………………………
59
Voedselvoorziening
……..
33,
47, 59, 75
Blz.
Wijnbelasting …………………….
33
Zaden ……………………..47, 59,
Overzicht van de ontwikkeling der
handelspolitiek- van het Koninkrijk
der Nederlanden van 1923 t/m. 1938
(Samengesteld door een groep mede-
werkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof. Mç. P. Lîeftinck)
28e publicatie
van het Nederl. Econom. Instituut.
Prijs f 2.10*
.
(Prijs, voor donateurs en leden van het N.E.I.
f
1.50)
–
Verkrijgbaar in den boek/iandl
UITGAVE:
DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
Tanker Freight
Rates and Tank-
ship Building
door
–
Dr. T. Koopmans
27e Publicatie van
het Nederlandsch
Econom. Instituut
Prijs:
Ingenaaid
f 2.10*
Gebonden
f 3.15*
(Prijs voor donateurs
en leden v. h. N.E.l.,
resp. fl.50 en t 2.25)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave:
–
De Erven F. Oohn N.V. – Haarlem
18 FEBR UARi 1942
Publicaties van het Nederlandsch Economisch Instituut:
A. J. W. RENAUD
Groot- en kleinhandeisprijzen in Nederland en België
………………….(2 din.
/
5,25)*
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
–
De betrekkingen tusschen banken en industrie in België
……………………..
(f
4,20)*
3a. D. C. RENOOIJ
Beschouwingen over een tolunie tusschen Nederland en België-Luxemburg
–
1
……
(/4.20)*
313.
en 8e. D. C. -RENOOIJ
•
Beschouwingen over een tolunie tussehen Nederland en België-Luxemburg
–
II
(2 din.
/
4,20)*
Ir. A. BAARS
Het verbruik van algemeen benoodigde consumptie-artikelen
…………………
(j 2,85)”
Dr. F. L. VAN MUISWINKEL
–
–
De verzamelende graanhndel in de V.S. van Amerika, Canada en Argentinië
….
(f
3,65)
Dr. G. Z. JOL
Ontwikkeling en 6rganisatie der Nederlandsche brouwindustrie
………………..
(/
4,20)’
Dr. A. J. VERHAGE
De,handel
in
bloembollen
………………………………
………………
(f3,15)
Dr. A. TREEP
.
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Frankrijk
…………………..
(f
4,20)*
Mej. Dr. ROSA PHILIPS
1.
De invloed van de Braziliaansche koffieverdedigingspolitiek op de koffie-importen der
.
hoofdconsumptielanden
………………………………….. . ……………
(f 2,10)’
-10.
Ir. ‘A. BAARS en Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Seizoensbewegingen in het economisch leven van Nederland
…………………..
(f
1,55)’
Dr. J. C. M. VAN RHEE
De betrekkingen tusschen banken en’industrie in Zwitserland
………………….
‘f
8,65)”
HENRI REUCHLIN M. A.
Werkverruiming en haar gevolgen voor vo)kshuishouding en overheidsfinanciën ……
(f
1,05)”‘
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Economische politiek in
België
in
de
depressie
.. ……………………………
(f
1,05)”‘
Dr. W. L. VALK
Conjunctuixrdiagnose
………………………………….
(f
6.30*
geb.,
f
5,25e
gekart.)
CH. GLASZ.
Hypotheekbanken en Woningmarkt in Nederland
……………………………
(/
1,55)”
16.’
Ir. J. W: BONEBAKKER
De
Scheepsbouwnijverheid in
Nederland
………………………………….
(f
1,55)’
–
17.
F. WEINREB
Statistische bepaling van de vraagcurve. Toepassing op de Nederlandsche vraag naar
suiker………………………………………………………………….
(t315)*
Dr. E. VAN DER WIEL
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Zweden
……………………
(f
2,60)*
Dr. J. J. J. DALMULDER
0n
econometrics …………………
.. .
.-. .- ………………..(t 2,65*
geb.,
/
1.55*
ingen.)
Dr. T. KOOPMANS
Linear regression analysis of economic time sèries
…………..(f
3,15*
geb.,
t
2,10* ingen.)
Dr. W. L. VALK
Production, pricing and unemployment in the stal4c state
……
(f
3,15* geb.,
/
2,10* ingen.)
Dr. H. J. FRIETEMA
–
Productie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
niale
boter
………………………………………………………….
(t3,15)*
Dr. Ir. A. BAARS
Openbare werken
en conjunctuurbeweging
………………………………..
(f
2,10)*
Dr. Ir. F. J. C. VAN DER SCHALK
Een analyse van de arbeidsproductiviteit in Nederland
……..
……………….
(/
2,60)”‘
Dr. L. R. W. SOUTENDIJK
Methoden tot het vaststellen van den omvang der besparingen
………………..
(t 2,60)*
J. VAN DER WIJK
Inkomens-
en
Vermogensverdeeling
……………………………………..
(t 2,60)*
Dr. T. KOOPMANS
Tanker freight rates and tankship building
………………..
(/
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)
Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden
van 1923 tot en met 1938, samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
–
onder
leiding
van
Prof.
Mr.
P.
Lieftinck
…………………………………
(/
2,10)*
Dr. A. WINSEMIUS
Ecoi’iomische
aspecten
der internationale
migratie
…………………………..
(t 2,10)”
80.
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland en de Verenigde Staten
(derde
gewijzigde
druk)
………………………………………………..
(/
2,10)”‘
M. J. SCHUT
Tinrestrictie
en
tinprijs
…………………………………………………
(j 1,55)”‘
Dr. J. R. A. BUNING
De beleggingen der bijzondere spaarbanken in Nederland ………………………
(f3,65)”‘
–
UitgaQe: De Erpen F. Bohn N. V. Haarlem
.
Verkrijgbaar in den boekhandel
S
DRUK H. A. M. ROELANTS, SCHIEDAM
S