Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1208

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 22 1939

22 FEBRUARI 1939

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

24 JAARGANG

WOENSDAG
22 1

COMMISSIE VAls’ REDACTIE:

P. Lief tinok; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

M. F. J. Gooi – Adjunct-secretaris.

EBRUARI 1939

No. 1208

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

In de achter ons liggende verslagweok heeft dc
Pondenkoers zich, althans tegenover den 9ulden, gun-
stig ontwikkeld, zoodat, waar de Engelshe instanties de Pond-Dollarpariteit op het oude peil houden, zich
zulks ook in de Dollar-Guldenverhouding moest doen gevoelen. Het gevolg was dan ook, dat het Egalisatie-
fonds op bepaalde oogeublikken in de markt moest
komen, teneinde eenigen steun te bieden. Op Maan-
dag ji. interveni’eerd’e het op 1.86% en Dinsdag ji.
op 1.86
v
/s. Intusschen zou men verkeerd doen met
aan de hand van deze interventies te coneludeeren,
dat de affaires een helangrij’ken omvang hebben aan-
genomen; hiervan is geen sprake, doch bij het ont-
breken van eenigszins omvangrijk aanbod is ‘de ge-
riiigste vraag reeds voldoende, om de koersen
OP
te
drijven, om daarna evei, snel weer te ‘dalen, zoodra
het Egalisatiefonds bereid blijkt af te geven.
• Waar ook de Fransche autoriteitei nog steeds het
Pond op circa Frs. 177 hahdhaven, maakte de Fran-
sche Franc te onzent de stijging met de andere va-
luta’s vrij:wel ten volle mede.
Intusschen kan men nog steeds niet zeggen, dat de
,,peggings”politiek der En’gelsche autoriteiten met be-
trekking tot den Dollar, zonder eenig bezwaar kan
worden doorgevoerd; het tegendeel is eerder waar.
H’et Engeische Egalisatiefonds moet nog onvermin-
derd gvoote bedragen aan goud afstaan, waarvoor het
slechts in betrekkelijke mate een tegenwicht vindt in het ter markt komende goud, afkomstig yan termijn-
transacties in gouid, die als uitvloeisel van het em-
bargo ‘thans niet worden gecontinueerd.
Het is maar al te bekend, hoezeer het verbod dezer transacties velen Engelschen een doorn in het oog is,
temeer omdat zij aannemen, dat de andere geld-een-
tra, met Amsterdam vooraan, momenteel een groot
deel van deze termijn transacties overnemen. Indien
zulks inderdaad het geval ware, dan zouden wiji hier-
van de symptomen, in den vorm van contante aan-
koop’en van. goud, moeten’ bemerken; daarvan is ech-
ter geen sprake.
In overeenstemming met d’en vasten Dollarkoers, beweegt ook de goudprijs zich op betrekkelijk hoog
niveau, t.w.
f
2.085 per kg. De affaire blijft overigens
bescheiden en de aanzienlijke premie, welke in de
achter ons liggende lange Septemherdagen munten
boven baren wisten te bedingen, is tot een fractie
ingeschrompeld.
Dat op ‘de geldmarkt de situatie eerder nog gemak-
kelijker is geworden
j
toont het resultaat der jongste
schatkist-emissie. Hoewel men geneigd was aan te
nemen dat de prijzen, waartegen de Agent bij de
vorige inschrijving het aangeboden papier kon toe-
wijzen, wel als laagterecords waren te beschouwen,
blijken nieuwe records in dezen toch nog steeds moge-
lijk. Zoo ging 5-maands papier ditmaal op
3
/16,
tegen
Vs hij de vorige inschrijving. Voor 8-maan’ds papier
was de prijs toen tegen thans
/ie.,

Redactie-adres: Pieter
,
de lloochweg 122, Rotterdam-West.

Aa.ngeteekende stukken:, Bijkantoor Ruigeplaati.veg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Oravenhage. Postchque- en giro-rekening

No. 145192.

Ahonnementsprjs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-St atis-

tisch Maandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen

f20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

B1z.
Middenstand en grootbedrijf in den detailhandel door

Prof. Dr. N. J. Polak ………………………. 146

Kuustmatige werkverruiming en rentabiliteit door

Mr. Dr. A. van Doorninck ……………………148

De rubberpositie door
J. F. Haccoû ……………..149

De Engelsche banken in
1938
door
Prof.
Mr. Dr. G.

M. Verrijn Stuart……………………………151

Vrijheid en gebondenheid bij verkeerscoördinatie door

J. P.
B. Tissot van Patot ……………………154

De economische zijde der landsverdediging door

D
r. A. de Graceff …………………………..156

De Rijksmiddelen over Januari………………….
158

AANTEEKENINGEN:


De financiering van de herbewapening in Engeland
159

Overheidsingrijpen in het Indische bedrijfsleven .. 160

De belastingdruk in Nederlandsch-Indië ……….
160
De hiandelspolitiek der Nederlandsche Regeering
met betrekking tot Nederlandsch-Indii
.
……….
161

MAANDCIJFERS:
Emissies in Januari
1939
……’ ……………..
162

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……… 162
Statistieken:
Verkorte opgave der Groothandelsprijzen ………………..
163
Qeldkoersen-Wlsselkoersen-Bankstaten’ ……………….
163, 164

146

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Februari 1939

MIDDENSTAND EN GROOTBEDRIJF IN

DE DETAILHANDEL.

Stogumber (to Cauchon). You are a
traitor.
Wa,rwick. My lorci: 1 apologize to
you for the word useci by Messire John
de Stogumber. It does not maan in England what it does in France. In
your language traitor means betrayer:
one who is per! idious, treacherous, Un-
fa.ithful, dïsloyal. in our country it
means simply one who is not wholly
devoted to our English interests.

Bernard Shaw, Saint Joan, 4e bedrijf.

Sha.w’s striemend sarcasme heeft wijdere strekking
dan het object, waarop hij het uitviert. Bovenstaande
satyre is, rnuta.tis mutandis, van toepassing op vrij-.
wel alle kringen, die fdo bedreiging hunner belangen
publiekelijk uiten en publieke belangstelling of pu-
blieke bijstand ervoor vragen. In zulke situaties bezigt
men veelal grote woorden in veel onschuldiger beteke-
nis dan men meestal aan die woorden hecht. 1-let be-
grip oneerlijke concurrentie moet dan verstaan wor-
den als concurrentie, waar anderen moeilijk tegenop
kunnen, het begrip bonafide (dat een ongunstig tegen-
deel doet veronderstellen) als hanidelend op de aloude
wijze.

Wie economische en sociale conflicten, waaromheen
zich zulk een woordgebruik heeft gevormd, nuchter
en zakelijk wil beschouwen, moet zich allereerst los-
maken van de suggestie, die van de in belanghebbende
kringen gebruikelijke taal uitgaat. Anders laat hij
zich door de scherpte van de uitdrukkingen te spoedig verlei’den tot het aandringen op ongeniotiveerd scher-

pe maatregelen. Talrijke eenvoudigen van geest en
ook een aantal geleerden zijn voor die verleiding be-
zweken. Wie zou niet de oneerlijke concurrentie met
wortel en al willen uitroeien, wie zou niet willen
medewerken aan de h(-schermin.g van de goede trouw?

Ware het vraagstuk z6 te stellen., het zou spoedig
zijn opgelost. Maar zo simpel is het niet, gien de
specifieke betekenis van de veelgebruikte scherpklin-
kende woorden.

Wij zullen trachten, het probleem nuchter en zake-
lijk te stellen. Alle bedrijven, die bij de distributie
zijn betrokken, trachten .zich een zo groot mogelijk
debiet te verschaffen door hun artikelen en hun dien-
sten zo goed mogelijk aan hun afnemers aan te bieden.
Winststreven door behoorlijke vervulling van hun
maatschappelijke functie is hun aller drijfveer. Ver

dringing van den een door den ander, hetzij op een enkel gebied, hetzij op een breed terrein, kan daar-
van het gevolg zijn, doel is het nimmer. Beeldspraak
als poliepen en draden van het web is dus misleidend,
daar zij de gedachte opwekt aan bedoelingen om
slachtoffers te vangen en uit te zuigen en door hun
ongeluk te gedijen. Deze gedachte behoort in een zake-
lijke beschouwing niet thuis.

In de mededinging om den consument te dienen
en daardoor loon, voor arbeid en rendement voor ka-
pitaal te verkrijgen, treffen wij zeer verschillende he-
drijfstypen aan. Daar zijn niet slechts te onderschei-
den de middenstandszaken, de grootbedrijven, de
coöperaties en de dwergwinkeltjes, tussen welke grote
groepen ook hier de natuur geen sprongen maakt.
Elk van deze groepen valt, naar verschillende belang-
rijke criteria, alweer uiteen in de meest verschillende
typen.

Hoe kon het ook anders zijn? Al die bedrijven zijn
producten van een ontwikkeling, die nog steeds in
gang is. Grootbedrijven hebben zich uit middenstands-
zaken ontwikkeld, middenstandsaaken zijn uit dwerg-
winkeltjes gegroeid of tot dwergwinkeltj es verschrom-
peld, fabrikanten hebben zich min of meer bij som-
mige middenstandszaken geïnteresseerd, hebben an-
dere overgenomen, weer andere tot een filialengroep

verenigd ofwel zelf filialen gesticht. En somtijds heb-
ben fabrikanten hun eigen winkels afgeschaft, die
toen als middenstaiidszaken door hun voormalige win-
kelchefs of door anderen zijn overgenomen en voort-
g(Yet. Het ene type gaat in het andere over. Zelfs
zijn de grenzen moeilijk te onderkennen; zo werd mij
in middensta.ndskringen medegedeeld, dat men daar
een met name genoemd detailbedrijf met een winkel-
pand van vier verdiepingen en zeker wel 20 meter
gevelhreedte, en een ander bedrijf met een personeel
van ongeveer zestig meisjes, tot de middeustandszaken
rekende.

Die voortdurende ontwikkeling, die voortgaande groei, hebben niet slechts betrekking op de grootte
Mr
bedrijven. Het ene bedrijf groeit door filiaal-stichting, het andere door uitbreiding van assorti-
ment het derde juist dôor inkrimping van assorti-
m.ent’ en vergi-oting san de kring van zijn afnemers
voôr zeer speciai waren, het vierde door een uitge-
breide rondhing- en verzendingsor-anisatie, het vijf-
cle door zijn. kundige voorlichting, zijn scherpe selectie
en zijn coulante kwaliteitsgarantie. Deze rijk gescha-
keerde groei leidt tot onderscheidingen, welke die tus-
sen groot-, middel- en dwergbedrijven doorkruist.

Naast het grote filiaalbedrijf is er de winkelier, die
filialen heeft gesticht, hetzij om zijn verhuizende
klanten te behouden, hetzij om zijn dehiet met nieuwe
afnemers in n.ieuwgebouwde buurten en wijken te ver-
groten. Naast de producentenwinkeis met van anderen betrokken aanvullingsassortiment vinden wij den win-
kelier, die een deel van zijn waren zelf is gaan fabri-
ceren. Naast het speciale grote magazijn is er de ruim
gesorteerde vakwinkel, naast het warenhuis de win-
kelier, die de grenzen van zijn vroegere branche verre is te buiten gegaan, naast de eeuheidsprijzenwinkel de
volkszaak met alleen de lagere soorten van de aange-
boden collecties. Al die verschillende typen, die op
zichzelf alweer een grote individuele verscheidenheid
te zien geven, hebben hun eigen kenmerken, hun eigen
richtlijnen, hun eigen functies. En bij de voortduren-
de veranderingen in productie en verbruik zijn ook
clie richtlijnen en functies steeds wisselend.

Men lette maar een’s op de geheel verschillende
reacties ‘an onderscheiden detailverkopen op de-

zelfde verandering van omstandigheden. Bij de toe-
genomen gevarieerdheid van cie vraag heeft dc een
ernaar gestreefd, een assortiment samen te stellen
van één groep artikelen van hoog tot laag, met in alle prijsklassen een zeer ruime keuze, een ander heeft zich tot enkele
prijsklassen
beperkt met cei
uiterst gevarieerde keuze in meerdere groepen con-
sumptieverwante artikelen, weer een ander heeft zich
beperkt tot goedkoop massagoed, het assortiment in
ieder artikel heperkcnd, maar daartegenover het aan-
tal artikelen sterk vergrotend. Ziehier drie geheel verschillende reacties, naar geheel uiteenlopende
richtlijnen. Een vierde heeft, zonder richtlijnen, alle
drie de voorgaande ten dele nagebootst. Hij heeft
allerlei verwante artikelen in vrijwel alle prijsklas-
sen, maar alles in onvolledige sortering, hij biedt

voor alles enige, maar geen ruime keus. Zowel hij de midclenstandszaken. als hij de grootbedrjven kunnen
wij alle vier deze reacties onderkennen. Vandaar dat
de verscheidenheid steeds groter wordt en zowel de
middenstand als het grootbedrijf een zeer heterogene
groep vormen.

Do veranderingen van de laatste tijd hebben on-
tegenzeglijk tot voordeel gestrekt aan de verschillen-
cie typen van grootbedrijf. De toegenomen gevarieerd-
heid van de vraag eist een vergroting van sortering,
welke het bedrij’fso’ptimum van het distributiebe-
drijf omhoog brengt
‘).
Afgezien van dan winkelier,
clie inkrimping
vbn
zijn sortering aan nevenartikeleti aandurft om zich in zijn hoofdgroep te speciadiseren

‘) Uitvoeriger uiteengezet in mijn rede D’i’s’triibutievraag-
stukken, Erven F. Boh.n, Haarlem
1937.

22 Februari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

147

op ruime keuze, deskundige voo.rlchting en smaak-vuile combinatie en afwerking, zal hier het kleinere
bedrijf bij het grotere ten achter staan. Grote maga-zijoen, warenhuizen en eigen winkels van fabrikan-
te.n.v an gevarieerde smaakartikeien zijn door de veel-
eisendheici van cle kopers gebaat.
De verarming van een aantal kopers heeft daar-
entegen een ander groothedrijf wind in de zeilen e-blazen. Vermindering van koopkracht leidt niet da-
delijk tot het zich ontzeggen van de vroeger geregeld
gekochte artikelen, maar aanvankelijk tot mindere
eisen bij de aankoop. Alen stelt zich tevreden meteen
verengde keuze, indien het goed tegen aanmerkelijk
lagere prijs to koop is. Aanmerkelijk lagere prijzen zijn
mogelijk, naarmate de fabrikanten minder gevarieer-
de bestellingen hebben uit te voeren en naarmate zij
grotere orders krijgen voor uniforme waar. Hierin
ligt een voordeel voor de filiaalbedrijven (vooral
buiten de levensmiddeien’branche) en voor de een-
hei dsprijzeuwinkels.

De Nederlandse industrieën, die op massaprodcui-
tie voor export waren ingesteld en door de handels-
belemmeringen gedwongen werden, zich op de kleine
gevarieerde Nederlandse markt te oriënteren, zien in ide
grote bestellingen van het grootwinkelbedrijf een pro-
ductie-basis, waarvoor zij gaarne prijsreductie toe-

staan. Naarmate de industrie hier te lande meer op
variabele productie wordt ingesteld kan deze voor-
sprong van liet grootbedrijf afnemen, in de over-

gangsperiode heeft het groothedrijf zeer voordelig
kunnen inkopen, daardoor tegen lage prijzen zijn
waren aan kunnen bieden, wat alweer tot vermeercier-
de omzet en tot nog sterker positie tegenover de
fabrikanten• leidde.
De bernoeilijking van de invoer heeft tengevolge
gehad, dat de speciaal gesorteerde bedrijven minder ruim waren voorzien van nouveauté’s, welke niet in
liet eigen land haar oorsprong hadden. Vooral de
kleinere zaken, die nooit zelf hebben geïmporteerd
en dus geen recht hebben op een. invoercontingent,
zagen hun kracht, die gelegen was in haar buitenge-
wone sortering, afnemen. Grote bedrijven, die wel
zelf geïmporteerd hebben, bewegen zich vrijer, zijn
in staat, met nieuwe snufjes te komen en overvlen-
gelen daarmede de kleinere.
in de levensmiddelenbranche zijn verschillende
soorten grootbedrijven door verkoop onder eigen
merk vrijer in hun prijspolitiek dan de verkopers
van nierkartikelen met prijshinding, aan vier omzet
bovendien door cle dwergwinkeltjes en het agentes-
.seudebiet afbreuk wordt gedaan. En de omstandig-
heid, dat reclame voor merk en voor verkooppiaats
één en dezelfde kan zijn, iverkt mede tot de mogelijk-heid van goedkope aanbieding.

Binnen de grote steden vinden ‘olksverhuizingeu.
plaats. Nieuwe wijken verrijzen met moderne wonin-
gen, zeer 1)ij de bevolking in trek. Reeds voordat de
nieuwe buurt bevolkt is, heeft een of ander groot-
bedrijf er een filiaal gevestigd: het is :in staat, de
tijd van onderbezetting door het nog onvoldoende be-
woond zijn van de nieuwe wijk, ,,uit te zingen”. Ook hierin heeft het grootbedrijf een voorsprong.

Al deze voordelen, die het grootbedrijf aan de
niaatschappelijke ontwikkeling dankt, ken men moei-
lijk oneerlijke concurrentie noemen, ook al kunnen
zijn aanbiedingen vaak aanzienlijk lager geprijsd zijn
dan die van den ,,bonafide” winkelier. Zij leveren
zeker geeti grond voor overheidsmaatregelen tegen
liet grootbedrijf. Slechts indien werkelijk van oneer.-
lijke concurrentie sprake is, indien bij de aanbiedin-
gen of de reclame onjuiste voorstellingen worden gewekt of indien met lokartikelen de grenzen van
het. hetamelijke wordt overschred. is het de over-
weging waard om warenwet, uitverkoopwet en welke
andere wettelijke wapenen ook, te verscherpen en ter hand te nemen.

Ook de overweging, dat de overheid zoveel heeft

gedaan voor cle arbeiders, voor de hoeren en voor do
fabrikanten en het nu tijd wordt, dat ze ook de mid-
denstand eens gedenkt, kan geen grond vormen voor
overheidsmaatregelen tegen het grootbedriji. Immers,
de overheid heeft niet Sinterklaas gespeeld voor de arbeiders, boeren en fabrikanten, maar zij heeft om
redenen van algemeen belang maatregelen genomen,
welker uitwerking aan de

arboiderse, boeren en fabri-
kanten ten goede kwam. Zij heeft de voikskracht en
de volksgezondheid beschermd en bevorderd door
sociale maatregelen, waarvan vooral de arbeiders heb-
ben geprofiteerd, maar die niet ten doel hebben ge-
had, de arbeiders te bevoordelen. Zij heeft de binnen-
landse agrarische en industriële productie in stand
gehouden en gestimuleerd door een ingewikkeld
samenstel van maatregelen, die geenszins ten doel
hadden, boeren en fabrikanten voordelen te bezorgen,
al hebben ook velen hunner ervan geprofiteerd. Zij
heeft de vestiging van dwergwinkeltjes, die de dis-tributie tezeer dreigde te verbrokkelen en daardoor
wellicht kostbaar te maken, gebreideld. Welk algemeen
belang zou erbij zijn betrokken om die distributio
thans nog te gaan verdelen tussen de talrijke, veel-
soortige, voor hun taak berekende hediijven?

De middenstand zal zich de ontwikkeling hebben te
realiseren, en door daadwerkelijke samenwerking de
overvleugeling door het groothedrijf het hoofd te
bieden. Er zijn bewijzen, dat zulks kin.

Maar er is voor de middenstand één zeer grote
moeilijkheid. De middenstand is verarmd, niet alleen door de instroming van steeds meer werklozen in het
distributiebedrijf en door de overspanning van het
credietverleningsorganisme, maar 66k in aanzienlijke
mate door de rampspoedige periode van deflatie, die
ons land van 1929 tot 1936 heeft doorgemaakt. Lang-,
durige huurcontracten of hypothecaire leningen op
het winkelpand hebben gedurende de steeds voortgaan-
de prijsdaling de kosten van het winkelhedrij buiten-
sporig hooggehouden. Daarbij kwamen nog de her-
haalde verhogingen van personele belasting, grondbe-
lasting en sociale lasten, en de starheiid van de tarie-
ven voor electrische stroom. De verminderende bruto-
winsten door prijsdaling en omzetvermindering von-
den du§ geen compensatie in kostenverlaging, vandaar
een voortdurende achteruitgang van kapitaal, van
wreerstan dskrach t
.
, van on dernemingsdurf. Door deze
verzwakking is de middenstand niet meer in staat, aan het grootbedrijf, dat zich net aandelenkapitaal
heeft kunnen financieren en niet in dezelfde mate
als de middenstand vaste’ lasten had te dragen, het
hoofd te bieden.

Door de jarenlange voortzetting van de deflatie-
politiek heeft de overheid een verantwoordelijkheid
op zich geladen ten opzichte van een grote groep nij-
veren, die dâlrdoor niet in staat zijn, hun maatschap-
pelij’ke functie naar behoren te vervuilen. Hier is een
morele plicht aanwezig om die groep behulpzaam te
zijn,, hetzij door toeslagen ter verlaging van de be-
drijfskosten, hetzij door renteloze of laagrentende
voorschotte.n tot herstel van de toerusting tot de con-
currentiestrijd.

Een eerlijke concurrentiesti-ijd wordt niet gestreden
door belemmering van den tegenstander, maar door
opvoering van eigen kracht. Alleen bij
,
hl te groot
verschil in kracht is een handicap op zijn plaats.
Slechts als zodanig zou men een korte adempauze
voor het dooï de deflatie verarmde middenstandsbe-
drijf toelaatbaar kunnen achten. Het zou ons verwon-
deren, als het grootwinkelbedrijf niet zelf ertoe zou
willen. medewerken, gedurende een of twee jaar de
nieuwe vestigingen te beperken tot de verhouding,
waarin de bestaande vestigingen staan tot het totaal der zaken in de bëtrokken stad, de betrokken streek
of het betrokken gewest. Naast de ,financiële hulp,
in de vorige alinea bepleit, zou. enige overheidsinstan-
tie hier een bemiddelende bijstand kunnen verlenen.

Verdere aanspraken vermogen wij niet te zien. P.

148

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Februari 1939


KUNSTMATIGE WERKVERRUIMING EN

RENTABILITEIT.

In cle laatste weken hebben er van ambtelijke, jdus
vat min of meer officieele zijde in de pers enkele pu-bl.icatces plaats gevonden, welke met het oog op haar beteekems voor ‘s Rijks financiën onze bijzondere be-
langstelling verdienen.
De heer Meijer de Vries, hoofclamhtenaar van het
Departement van Sociale Zaken, belast met de leidiig
der werkverschaffing, heeft in de E.-S.B. van 28 De-
cember jI. eenige groote werkohjecten toegelicht, die bestemd heeten te zijn tot verhoogiug van de produc-
tiviteit van den bodem.

Droogmalcing van gronden in Zevenhuizen.

1-let eerste project betreft dan. aankoop en droogma-
king van gronden in de gemeente Zevenhuizen, ter

grootte van
225
ha.
Voor aankoop en drooglegging van deze gronden is

henoodigd
f
1.327.000. De waarde van den droogge-

legden grond wordt geschat op
f
1800 per ha en be-
draagt dus in totaal
f
40.000, zoodat een verlies
wordt geleden van
f
922.000, welk verlies wordt ge-
dekt: door een subsidie uit de publieke kassen ad
100 pOt. van de bonen
= f
751.000, voorts voor de

helft van het restant of
f
85.500 dodr een subsidie
van de provincie Zuid-Holland en voor de overige

.f
85.500 door een subsidie van het Rijk.

Bebossching Van duinen.
liet tweede plan betreft cle bebossehing van een
duingebied op het eiland Voorne en Putten, eigen-
dom van een in het publiek belang werkende Stich-
ting en bestemd tot recreatie-oord van de bevolking
van Rotterdam. T-Jet terrein, groot 400 ha, komt voor
de helft voor hehossching in aanmerking, waarvan
de kosten zijn geraamd
opf
200.000,
te
verdeelen in

f
130.000 loon en
,f
70.000 bijkomende kosten. Ook
hier wordt ten laste van de werkverschaffing een
subsidie verleend ten bedrage van 100 pOt. van het
loon, terwijl de bijkomende kosten voor de helft wor-
den betaald door de exploiteere.nde stichting en voor
cle wederhelft door de provincie Zuid-Holland.

Landaanwinnin.g op de Groning er Wadden.

Het derde plan eindelijk omvat iandaanwi.nuings-
werken op de Groninger Wadden. De uitvoering van
dit plan strekt zich uit over de jaren 1939 t/in. 1941
en zal in totaal kosten
f
3.000.000 aan arbeidsloon,
voor 100 pOt. te betalen uit het werkloosheidsubsi-
diefônids, en
f
3.000.000 aan bijkomende kosten, te
financieren door het Terkfonds Voorts wordt ver-
meld, dat uiteindelijk de beschikking zal worden ver-
kregen voor een hedrijfsoppervlakte van 4771 ha bin-
nen de dammen en 2140 ha buiten de dammen, ter-
wijl een belangrijke blijvende werkverruiming zal ont-
staan, daar de exploitatie van het geheele complex,
dat woongeiegenheicl zal bieden aan pl.m. 7000 zielen,
permanent 450-700 arbeiders zal vorderen, aan wie
per ingedijkte ha een bedrag van pl.m.
f
105 per
jaar moet worden verbond.

Zijn de bovengenoemde werken rendabel?

De overwegingen, op grond waarvan de schrijver
cle uitvoering van do boven omschreven werken nuttig
en wenschelijk acht, zijn: dat zij in meerdere of min-dere mate zoowel een onmiddellijke werkverruirning

als een
blijvende
werkgelegenheid scheppen, en als
zoodanig gunstig afsteken hij steunverleening, waarbij
dat niet het geval is. Het isechter duidelijk, dat men met deze argumen-
tatie zéér voorzichtig moet zijn. Indien het verstandig
is bm van twee kwaden het minste te kiezen, clan
houdt daardoor aUeen hot minste nog niet op een
kwaad te zijn. De heer Meijer de Vries had dus, in-
dien hij, – wat bljkeis den aanhef van zijn artikel
zijn hedoling is geweest – inderdaad had willen
demonstreeren, dat de door hem beschTevcn groote

werkobjecten leiden tot een grooter productiviteit
van den bodem, zich niet moeten beperken tot een
opsomming van den omvang der bij de uitvoering
dezer werken betrokken tijdelijke en blijvende werk-
gelegenheid, maar hij had ook moeten aantoonen, dat
ook in de toekomst die werkgelegenheid economisch
benut zal kunnen worden of m.a.w., dat het in do
wericen gestoken kapitaal ook inderdaad pïoductief
kan worden gemaakt. Alleen dan immers kan men
van productieve werken spreken, indien het in die
werken vastgelegde kapitaal normale rente afwerpt.
Dit voorop stellende moeten wij al dadelijk het in
de derde plaats genoemde werk buiten verdere be-
schouwing laten, omdat geen enkel cijfer wordt ver-
meld omtrent de waarde van hetgeen door deze land-
aanwinning wordt verkregen, noch -omtrent de exploi-
tatie- en onderhoudskosten en omtrent de risico’s,
welke aan deze exploitatie verbonden zijn.
Dit geldt mut. mut. ook voor het tweede plan. Ook
daar kan de uitspraak van den schrijver, dat dit
plan behalve door zijn beteekenis voor de directe werk-
verruiming bijzonder aantrekkelijk is wegens de be-
stemming van het te hehosschen terrein tot recreatie-oord voor de bevolking van een op dit punt niet ruim bedeelde stad als Rotterdam, bezwaarlijk als afdoend
antwoord gelden op de vraag, hioe de noodlijdende
budgetten van
het.Rijk
en -van de gemeente Rotter-
dam een bedrag van
f
130.000 moeten vinden om op
het eiland Voorne en Putten een heboscht recreatie-
oord to scheppen, waarin de direct belanghebbende
eigenaresse slechts
f
35.000 bijdraagt.
Alleen het eerste plan gunt ons ook in de commor-
cieebe kant van de zaak een blik door vermelding
van de geschatte waarde van den drooggelegden grond.
Doch daaruit blijkt dan ook, tegen welk een prijs deze
,,bijvende werkgelegenheid” zal worden gekocht: voor een bedrag van
f
1.327.000 wordt een waarde gelcocht
van
f
405.000, zooclat
f
922.000 of 70 pOt. van het
Icapitaal als verlies moet worden afgeschreven.

– Zijn er onclarcks de onvoldoende rentabiliteit andere
motieven?

De heer Meijer de Vries stelt tegenover deze onmis-
kenhare wanverhouding een tweetal overwegingen,
welke naar zijn meening de uitvoering desondanks
ten voile rechtvaardigen en wei:
To. indien het werk niet zon worden uitgevoerd zou
wegens steun aan de hierbij tewerk te stellen arbei-
ders
f
450.000 worden uitgegeven, met welk bedrag derhalve het verlies van
f
922.000 moet worden ver

laagd, eu
– 2o. tegenover het resteerende verlies van
f
472.000
staat, dat de drooggelegde polder een blijvende werk-
gelegenheid biedt van
f 100
per ha, dus in totaal van

f
22.500 per jaar, waarmede dit verlies gedekt is.
Zijn echter deze motieven aannemelijk?
Wat cle tweede overweging betreft moet vooreerst
worden hdacht, dat naar de togeawoordige toestanden
in den landbouw een bedrag van
f 100
per ha, dat
in den drooggelcgden polder jaarlijks zou worden ver-
lodnd, even kunstmatig is als dc werlcversehaffing
zelve, daar het uit deii landbouwsteun betaald zou
moeten worden.
Doch afgezien hiervan zal toch geen enkele bedrijf s-
leider een kapitaalinvesteering van
f
472.000 gerecht-
vaardigd of verantwoord achten, alleen omdat die
investeering een loonuitgaaf van
f
22.500 per jaar
zou tengevolge hebben. Niet
omdat
er in -de onderne-
ming
f
22.500 per jaar kan worden verbond is zij
productief, maar
indien
zij productief is kan er per
jaar
f
22.500 in worden verbond.
Zôbzeer heeft de w-ensch om door de Overheid geld
te laten verboonen de geesten bevangen, dat alleen
door het feit der geidverbooniug een kapitaalinvestee-ring procluctief wordt geacht. Uit een dergelijk voor–
beeld kan men zien, aan welke outzaglijke verliezen
het volksvermogen zou worden blootgesteld, indien voortaan de kritiek -vati. den particulieren belegger

22 Februari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

149

hij industrieele ilivesteeringert werd uitgeschakeld.

Niet minder bedenkelijk is het eerstgenoemde argu-
mont van dec heer Meijer de Vries, als zou voor de
beoordeeling van de productiviteit van een Overheids-
werk cle bespaarde steun van het te investeeren be
drag mogen worden afgetrokken. De productiviteit
van een onderneming moet uitsluitend naar haar
eigen baten en lasten worden beoordeeld. Zou men dit
beginsel loslaten, clan zou de toevallige omstandigheid,
dat cle Staat werkloozensteun verleent tot gevolg heb-
ben, dat tal van improductieve ondernemingen pro-cluctief gemaakt zouden kunnen woiiden, indien ze
(loer den Staat zouden wôrden overgenomen, een ge-
volgtrekking, die toch wel niemand zal willen aan-
vaarcien. Het gevvar van dergelijke redeneeringen ligt
niet alleen hierin, dat op deze wijze het ééne gat met
het andere wordt gestopt en de zoo noodige klaarheid
in het finaucieele Overheidsbeheer allengs verloren
gaat, maar bove:ndien daarin, dat de Staat ongemerkt
van tijdelijke noodmaatregelen wordt gedrongen naar
een terrein
an. blijvende staatmverkzaarnheid, zonder-
dat cle economische gevaren van die taakuitbreiding
voldoende worden overwogen.

Toevallig valt er uit de publicaties van de laatste
weken nôg een voorbeeld te vermelden, dat de geva-
ren van dergelijke onzuivere argumenteeringen en be-
rekeningen duidelijk in het licht stelt.
De heer Ir. V. J. P. de Blocq van Kuffeler, Hoofd-
ingenieur-Directeur der Zuiderzeewerken, heeft dezer
dagen een rede gehouden voor de Afd. Technische
Economie van het Kon. Instituut van Ingenieurs over
den financieelen opzet van de Zuiderzee-inpoldering,
van welice rede een overzicht is opgenomen o.a. in de
Nieuwe Rotterdamsche Courant van 4 Febr. jl.
pr
on
,l
ac
i Indien dit verslag de rede juist heeft
weergegeven, heeft de Directeur aldaar een tweetal
becijferingen ontwikkeld, welke met cle &ovenvermelde
argumenteering van den heer Meijer de Vries over-
censteminen. Vooreerst heeft hij betoogd, dat van de
kosten van droogmaking der Wieringermeer ter grootte
van 20.000 ha, welke kosten
f 100
inillioen hebben
bedragen, een bedrag van
f 17
millioen afgetrokken
zou mogen worden wegens besparing op den werk-
loosheidsteun. Eenzelfde redeneering wordt gevolijd
hij de N.O. inpoldering ter oppervlakte van
47.000
ha,
(lie
f
123.8 rniliioe.n zal kosten, bij welke berekening
echter de rente van het bouwkapitaal ten bedrage van
f 45.1
millioen buiten beschouwing is gelaten, omdat
deze rentelast zou wegvallen tegen de voorclëelen der werkverruiming. Ik heb er reeds vroeijnr op gewezen,
dat deze redeneeriug, die ook in de officicele hdgroo-
tiugsstukkeri voorkomt, en die alleen wordt gebruikt
om den kostprijs van den grond wat dichter bij de
rocluctieve waarde te brengen en iercloor de uit-
voering van het werk aannemelijker te maken, on-
juist is.

liet is
niet
waar, jdat cle kostprijs per ha in. den N.O.
polder
f
123.800.000
47.000 = f 2000 zou bedragen.

T
aut

de rente van het houwkapitaal ten bedrage van
.f 45.1
millioen wordt door den Staat betaald, en
wordt, aangezien deze rente het hegrootingstekort ver-
hoogt, niet aanstonds afgeschreven, maar door geld-
leening gedekt, welke geldleening vanaf cle consolicla-
tie ingevolge het bepaalde in art. 6 lid 2 der Compta-biliteitswet ten laste van het betrok-ken begrootings-
hoofdstuk komt. Bovendien is 47.600 ha de bruto
oppervlakte van den polder, waarvan ter berekening
van den netto-kostprijs moet worden afgetrok-
ken de totale oppervlakte heoodigd voor wegen, ka-
nalen e.d. De kostprijs van dezen grond bedraagt dus
niet
,f
2600 per ha, maar zeker
f
4000 per ha, wat nog
niet eens bijzonder hoog is berekend, daar in de Wie-
ringermeer de kostprijs
f 5000
heeft heclragei. In-
dien nu de productieve waarde Van.den grond in de
N.O. polder is te stellen op ‘gemiddeld
f 2000
per ha,
dan zal dus na de droogmaking op iedere ha
f 2000
en op den geheelen N.O. polder
f 95.200.000
wegens

overkapitalisetie door het dan levende geslacht afge-
scieven moeten worden..
Het tegenwoordlig geslacht profiteert in sterke
mate van deze inpoldering, niet alleen, omdat er een
kleine
2000
rnenschen aan werkzaam zijn, maar ook
wegens den aankoop hier te lande van de voor de uit-
voering henoodigde materialen. Tegenover deze voor-
cleelea staat het aandeel, dat deze generatie in dc
lasten draagt in geen verhouding. Is de polder echter
drooggemaak-t, dan mag het dan levende geslacht uit
de heiastingophrengsten de overkapitalisatie ten he-
cirage van een klein.e
f
100 millioen afschrijven, dlie
door de tegenwoordige generatie ten onrechte naar de
toekomst is verschoven. Dit voorbeeld van ongeoor-
1 oofde lastenverschuiving staat volstrekt niet alleen
en zou nog in bedenkelijke mate uitbreiding erlangen,
indien in de gedachtengang van den heer Meijer de
Vries de Staat ter wille van de werk-verruiming kapi-
taal ging steken in allerlei mogelijk sympathieke, doch
niet of
13
jet voidoend productieve ondernemingen.
Het adres der zgn. negen-mannen, dat het tekort
0
1)
de Rijkshegrooting voor
1939
heeft
becijferd
op onge-
veer
f 200
millioen, is terzijde gelegd, omdat het over-
dreven en negatief werd geacht. Negatief was het
adres
niet,
omdat het, steuneude op de overtuiging,
dat alleen •een goed en volledig inzicht in den tegen-
woordigen toestand der Overheidsfinanciën de meer –
derheid van het Nederlandsche volk tot de overtui-
ging zal kunnen brengen, dat het behoud van onze
volksweivaart een belangrijke inperking van den Over-
heidsdienst noodzakelijk maakt, het positieve advies
bevat om véér alles de Rijkshegrooting zoodanig te herzien, dat dle tekorten volledig tot uiting worden
gebracht, d.w.z: zonder weglating of vermindering van
verplichte uitgaven en zonder oiverantwoorcleljke
lastenverschuivingen naar de toekomst of wei naar
andere publiekrechteljke lichamen, die deze uitgaven
evenmin dekken kunnen.
En of het door de negen mannen becijferde tekort
overdreven is zal wel blijken, zoodra men den moed
heeft gevonden den werkeljken toestand volgens
ovengenoemde beginselen in de Rijkshegrooting tot
uitdrukking te brengen. De hierboven vermelde, aan
publicaties van de laatste weken outleende voorbeel-
den, doen ons zien, voor welke verrassingen men hij
een dergelijk objectief onderzoek nog kan komen te
staan.

.

A.
vAN
D00RNINCK.

DE RUBBERPOSITIE.

Besluit comité.
1-let besluit van het Internationale Rubbercomité,
genomen in zijn vergadering van 14 dezer, om dc
restriCtie voor het tweede kwartaal 1.939 op 50 pOt. te handhaven, biedt een welkome gelegenheid om de
rphberpositie eens nader te bezien. Laat ons daarhi,j
vdoropstellen, dat wij het besluit volkomen toejui-

clien het feitelijk de eonigc mogelijkheid achten,
ciie ‘het comité open stond. Reeds weken lang ver-
toonde de rubbermarkt, zoowel door de politieke fac-
toren als door de veld winnende overtuiging op’ de markt, dat het restrictiepercentage zou worden ver-
laagd, con afbrokkelende tendens, die het het comité zeer moeilijk maakte een dergelijic besluit te nemen. ‘Van verschillende zijden werd het als een catastrofe
geschilderd, indien het uitvoerpercentage wederom
met 5 zou worden verhoogd en met de onzekerheid
0 politiek gebied – Hitler zou op den dag der verga-
dering spreken – voor oogen, kon het comité niet
riskeeren, dat dloor groote liquidaties een druk op de
prijzen zou worden geoefend. De rubbermarkt leed
hoqfdzakelijk aan een gebrek aan belangstelling, aan
een gebrek aan affaire, die zij met de effectenmarkt
gemeen heeft en: die voortspruit zoowel uit de moei-
ljic, te overziene politieke situatie als uit de aarze-
lende houding, die de conjunctuur kenmerkt.
Was dus een verkleining der restrictie door markt-
technische oorzaken vrijwel onmogelijk, voor een ver-

150

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Februari 1939
scherping der beperking was,
01)
grond van de ont
wikkeling der rrihberpositie, geen enkele aanleiding.
De eenige mogelijkheid, welke overbleef was dus, hot
achterwege laten van het nemen van een besluit daar-
gelaten, het handhaven van het restrictie-percentage.
Daartoe bestond te meer aanleiding, omdat het aan
den vooravond der vergadering gepubliceerde cijfer
van het Amerikaansche rubberverbrui k in Januari,
ni. 46.234 ton, als gunstig moest worden beschouwd.

Statistische positie.

Aan de hand van het Januari-bulletin van het in-
ternationale rubbercomité is het mogelijk thans een
overzicht te geven van den gang van zaken in 1938.
In cijfers samengevat krijgen wij dan het volgende:

Voorraad buiten de restricbie-lanrien per uIt.
1937 526.082
uetto-expor’teu in
1.938
van
de volledige rejstrioiiieiande.n. ……
737.411
‘ton
Siaini en Fransch ludo-China …..
99.598
de outsiders ………………….
27.l7O ,,

864.679

1.390.761
Verbruik van dc Vereen.i.gde Staten
. 411.242
ton
‘het Ver. Koninkrijk
. 106.915 ,,
invoer der aindere jn.vocrlaudn
. . 390.711 ,

908.858

]3erekeude VOOrraad buiten de rostriotiagebielan
per
uit. 1938
…………………………
481.893

Het bedoelde overzicht van het comité raanit dozen
voorraad, exclusief dien in Japan, op 458.566 ton;
het verschil kan hieruit worden yerklaard, dat de
stoomende voorraden hier worden aangenomen over-
een te komen met I.Y2 maand wereldverschepingen.

Bezien wij cle productiecijfers nader, dan valt het
op, dat cle restricti.elanden zonder uitzondering meer
dan het quotum hebben uitgevoerd. Malakka over-
schreed den toegestanen uitvoer, inclusief den carry-
over van 1937, met 1.1.381 ton, Ceylon, met 7.145 ton,
Ned.-Indië met slechts 278 ton en de andere restric-
tiegebieden miii of meer
belangrijk.
Voor Ceylon.
deed indertijd het gerucht de ronde – dat overigens
niet bevestigd is – dat het internationale comité
een overschrijding heeft toegestaan, doch afgeschei-
den hiervan beteekent deze overschrijding, die inclu-
sief Ceylon, 22.277 ton bedraagt, een vooruitloopen
op den uitvoer van 1039; immers wat toen te veel
werd uitgevoerd, moet thans worden ingehaald.
Siam en vooral Fransch Indo-China hebben hun
i)rocluctie sterk opgevoerd, ni. van, respectievelijk
35.551 ton in 1931 tot 41.080 in 1.938 en van 43.374.
tot 58.51.8 ton; ludo-China is daardoor de grens ge-
naderd (60.000 ton), waarboven ook dit gebied aan
de beperking deelneemt, echter zondenda.t daardoor
een streven tot vermindering van den uitvoer ont-
staat. Integendeel,
bij gunstige prijzen
zal de restric-
tie hier een stimulans voor de productie en uitvoer
vormen, omdat hoe grooter de overschrijding van de grens van 60.000 ton is, des te meer zal kunnen ivor-
den afgezet, hoewel dan ook meer moet worden prijs-
gegeven. De omvang van den uitvoer wordt hier zui-
ver bepaald door opbrengst en kostpijs.
:De uitvoer der outsiders is ondanks de prijsdaling
ongeveer constant gebleven, jil. 27.670 ton tegen
28.275 in 1.937, een merkwaardig verschijnsel, dat
erøi wijst, dat voor de buitenstaanders, met name Li-
beria en de Phillipijneia, de uitvoer van rubber een
voordeel beteekende. Daar, waar de ruhberwinning geheel of ten dccle door inhoorlingen of uit bijzon-
clere gewassen geschiedt (overig Afrika, Brazilië en
Mexico) hart wel een vermindering van den export
worden vastgesteld.
De consuniptie van geregenereerdo rabber is in
1.938 zoowel in de Vereenigde Staten als in het Ver-
eenigd Koninkrijk minder geweest, vooral in de

ereenigde Staten, waaruit weer het verband tussohen
rubberprijs en verbruik van reclaimed ruhber blijkt.

De consumtie van rubber is, gelijk onderstaand
staatje toont, over de geheele linie minder geweest.

1938

1937

Vci’bruik dor Vc’r’eenigde Staten
411.242
tou

543.600
ton
11

Veroenigd Koninkrijk
106.915 ,,

114.628

Lirvocr ovetige ‘iiïportlandeu . .
390.711 ,,

435.54E

908.868
ton
1.093.769
ton
VCrbruil in piodtiotielaudee . .

8.362 ,,

9.791

Totaal . . ..
917.230
ton
1.103.560 ton

Deze verm:indering van het verbruik, die niet uit-
zondering van slechts een enkel land over de geheele wereld wordt waargenomen, moet in de eerste plaats,
naast vermoedelijk aan kleinere’ voorraadvorming,
worden toegeschreven aan de verminderde automo-
bielproductie; de wereldproductie van auto’s is van 6.358.000 wagens in 1937 gedaald tot 3.980.000 in
1938; het aandeel der Vereenigde Staten daarin was
respectievelijk 4.808.974 en 2.489.559.
Daarnaast mag zeker niet uit het oog worden ver-
loren, dat ook het verbruik voor andere bestemmin-
gen – ondanks de beteekenis als oorlogsgrondstof –
althans voor de Vereenigdo Staten, is gedaald.
De synthetische rubber, van welke men de gevaren zoo graag verkleint, blijft een zeer onaangename fac-
tor; in Duitsehland, Italië en Japan stelt men alle

pogingen in het werk om de kunstrubber de plaats
van de natuurlijke te doen innemen, en ook in Rus-
land wordt naar autarkie gestreefd. Nu moge men
hetoogen, dat de synthetische rubber alleen in naar
auta.rkie-strevende ‘landen – overigens ook Polen –
een kans’ heeft, het gevaar is ook dan zeer reëel, het-geen wel hieruit blijkt, dat deze ‘landen gemiddeld in
1937 en 1938 tezamen hebben ingevoerd bijna 210.000
ton ruwe rubber op een totaal gemiddeld verbruik van
ruim 1.000.000 ton, dus ruim 20 pCt. Weliswaar is
hier ook een voorraadvorming bij inbegrepen, doch
evenzeer is het waar, dat deze landen reeds ten deëlo
in eigen behoefte voorzien. Men behoeft nog geen
spoken te zien om toch vast te stellen, dat het onver-
standig zou zijn deze realiteiten uit het oog te verliezen.

Tegen de algemeene verwachting in gaven de laatste
maanden van 1938 een vermeerdering van verbruik te
zien, die het niveau van den wereldvoorraad buiten de
restrictiegebieden tot beneden een half jaar verbruik
heeft doen dalen; de voorraden binnen de restrict,ic-
gebieden zijn daarentegen grooter geworden.
De voorraadpositie is dus, hoewel nog te groot, be-
langrijk g-unstiger geworden en zal daarom op zich-
zelf geen prijsdrukkenden invloed kunnen oefenen.
Veeleer valt aan te nemen, dat de markt daarin, zoo-
dra de algemeene toestand beter wordt, alleen maar
gunstige factoren ziet.
Het jaar
1989
zet gunstig in: een voorraad van
nog geen 6 maanden verbruik, een gunstig consump-
tiecijfer voor Januari en een verwachte uitvoer, die
beneden liet verwachte verbruik zal blijven; immers
voor liet eerste halfjaar geldt een restrictiepercen-
tage van 50, hetgeen een toegestane uitvoer beteekent.
voor dc volledige restricie1’ande’n ….
366.125
ton
daarvan
in
1938
reeds uitgevoerd (‘mcl.
Ccyloii)

……………………..22.277 ,,

343.848

uitvor Siain, Indo-China en outsiders …….± ‘
66.152

Totaal ….
410.000
o:f gemiddeld per maand nog geen 69.000 ton. Zelfs
in het toch niet zeer gunstige jaar 1938 heeft sedert
Februari het verbruik zich voortdurend boven dit
niveau bewogen, voor Januari van dit jaar mag men
een wereldconsumptie van 90.000 ton aannemen.
lIet Idomt ons voor, dat dus een verdere verminde-
ring der voorraden in deze periode mag worden ver-
wacht en dat, indien de economische toestand ver-betert, niet alleen een verhoogin.g van het uitvoer-
percentage voor het derde kwartaal verwaoht mag
worden, doch ook als volkomen gemotiveerd toege-
juicht zou moeten worden. De statistische positie is
slechts van secundaire beteekenis en wil men bij een
verbetering van den economischen toestand een sterke
prijsstijging voorkomen, dan zal een verhooging van
het uitvoerpercentage daartoe de eenige weg zijn.
J. F. H.

22 Februari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

151
.
1

DE ENGELSCHE BANKEN IN 1938.

De conjunctuur in Engeland.
De jaarvergaderingen der Engelsche banken heb-
ben in den ioop’ der vorige maand plaats gevonden en
de Presidenten dezer instellingen hebben op de ge-
bruikelijke wijze hun meening over den economischen toestand doen kennen.
Dat deze beschouwingen beïnvloed waren door den
teruggang in de conjunctuur, welke zich in den .ioop
van het vorige jaar in Engeland heeft voorgedaan,
spreekt vanzelf. Het jaar 1938 heeft gestaan in het
teeken van een tot dusverre nog niet bijzonder em-stige depressie, of, zooais men het in zulke gevallen
gaarne uitdrukt, van een ,,recession” in de economi-
sche ontwikkeling.
Reeds in 1937 was een zekere mate van stagnatie
in de te’oren aanzienlijke bedrijvigheid in het bouw-vak te bemerk-en, welke zich in 1938 heeft voortge-
zet. De uitvoer was in 1938 mede als gevolg van
den achteruitgang der conjunctuur in andere landen,
minder gunstig. Textielindustrie en scheepsbouw ver-
toonden sterken achteruitgang, hetgeen weder tot een
terugsiag in andere bedrijven leidde, niet name in de
ijzer- enstaalindustrie. De stimulans, doör de bewa-
peningsopdrachten der Regeering aan het economisch
leven gegeven, bleek voorshands niet voldoende om
een en ander te compenseeren. En, al bewegen zich
de verschillende conjunctuurindices op een aanmer-
kelijk hooger niveau dan in het dieptepunt der vorige
depressie het geval was, zoo schijnt, het toch niet twij-
felachtig, of Engeland bevindt zich wederom in een
baisse van de korte conjunctuurgoli.
Wij laten ter illustratie van een en ander eerst
enkele cijfers volgen betreffende productie en werk-
loosheid.

Index industr.prod.
I

Werkloosheid
(1924 = 100)

1 Geschatte
Maand-

Ikostenuittel
gemid

Ruw ijzer,

voeren i

Totaal
1
scheepsb.
1
milI. £

T in mm.
1
Percentage
delde

1

staal,

Ibouwplann.l Aantal
1 en spoorw.
1 materiaal
1

1929
110,6
114,0
6,09
1,26
10,4
1932
84,9 46,1 5,52
2,85
22,1 1935
108,4
92,6
9,53
2,03
15,5
1936
117,9
109,5
9,75
1,82
13,2
1937
r
119,6
115,7
9,62
1,71
12,2
II
126,5 122,4
9,78
1,49
10,7
III
121,3 125,1
8,35
1,44
10,0
IV
128,7
130,5
8,98
1,60
11,1
1938 1
122,8
125,0
8,46
1,89
13,1
II
108,1
107,3 8,81
1,87
13,1
III
99,3
86,4
7,70
1,87
13,0
IV
107,8
91,0 7,44
1,90
12,9

De achteruitgang in
den internationalen handel,
de daling der scheepsvrachten, welke factoren op de
ontwikkeling van de betalingsbalans een ongunstigen invloed hadden, gepaard
aan het slechts weinig da-
lende prijsniveau daar te lande, verklaren naast den

invloed, van de in het
najaar van 1938 tot groote
bedragen weggetrokken internationale
saldi, veel van
de daling, welke het Pond Sterling ten vorigen jal-e
heeft ondergaan.

Wij vestigen in het bijzonder de aandacht op het
relatief hooge niveau der prijzen van eindproducten
en der levenskosten. Weliswaar hebben deze beide
in den loop van 1938 een tendens tot daling vertoond,
die in het hierboven weergegeven gemiddelde niet tot
uiting komt, doch deze daling is van zeer geringen
omvang. De prijzen der eindproducten toonden met
114.0 het hoogste maandgemiddelde in Januari 1938
en besloten het jaar, op 111.2; de’ levenskosten be-haalden het hoogste maa.ndcijfer met 101.6 in Juni
om vervolgens te dalen tot 98.8 in December. Er is
dus blijkbaar eenige beweging in neerwaartsche rich-
ting geweest, maar van groot belang was deze tot
dusverre niet.
Uiteraard moest de economische achteruitgang in
het land zelf en de aftocht van een aanzienlijk bedrag aan buitenlandsche saldi ook de positie van het bank-
wezen beïavloeden. De achteruitgang, welke het bank-
bedrijf vertoont, is echter van zeer g’eringen omvang
gebleven. De deposito’s vertoonen een matigen terug-
gang. Onder de activa is het eigenlijk alleen ‘de post
,,wissels”, die sterk is teruggeloo’pen, hetgeen in ver-
band wordt gebracht met onvoldoend aanbod van
wisselmateriaal van den handel en van schatkistpa-pier. Overigens zijn de cijfers opmerkelijk goed op
peil gebleve, ook de voorschotten aan het bedrijfs-
leven, die slechts zeer weinig zijn achteruitgegaan.
Dit moge blijkén uit de onder aan deze bladzijde af ge-

drukte gegevens.
De ietwat a:fgeno’men economische activiteit heeft
zich op financieel gebied in 1938 ook geuit in de ver-mindering der in de ciearinig omgezette bedragen. De
Lon.densche clearing vertoonde het volgende beelid:

Maand-

Londensche Clearing

gemiddelde

(in in.m.

1929
3.328
1930

3.232
1931:
2.651
1932
2.319
1933
2.310
1934
2.561
1935
2.704
1936
2.920
1937
3.060
1938
2.822

Con.junc tuursta bilisatie en ,nsana.ged curr ency’.

Als steeds trekken bij de beoordeeling van de si-
tuatie in het afgeloopen jaar de beschouwingen van
Engeland’s incest prominenten bankman, den heer
McKenna van de Midland Bank-, ten zeerste de aan-
dacht.

Deze is, gelijk men weet, een groot voorstander van
,,managed currency”, in het algemeen gericht op in-
terne prijsstabilisatie en op het neutraliseeren van
den invloed van het buitenland door de gestie van
het Equa.Iisation Account eenerzijds, en – zoo noodig
– een bewegelijken valuta.koers anderzijds. Toe- en
afvioed van tijdelijk in Engeland door het buitenland
aangehouden gelden dient zooveel mogelijk gecompen-
seerd te worden door ge.noemd fonds, opdat niet ren-

(In millioenen £)

Einde des
jaars
Deposito’s

Kas
Saldi bij en
cheques op
andere
Call-Money
enShort’

.

,Wissels
.
Kas, saldi
etc., CalI en
wissels

Beleggingen
_____________________________________
Voorschotten

Accep-
ten
In
%
v.
In
%
v.(
1
In
%
v. Dep.
banken

in
%
v. Dep.
,
Dep.
Dep.

1929
1.625,4
210,1
12,9
67,4
124,3
196,1
36,8

.
196,5
12,1
887,7
54,6 154,4
1930 1.897,3
211,4
12,5
60,0
119,0
288,4 40,0

236,3
13,9
828,8
.48,8
108,4
1931
1.563,4

185,3
11,9
56,3
1,02,5
211,4
35,5
234,4
15,0
809,2 51,8
93,9
1932
1.773,0
198,1
11,2
57,3
‘109,8
355,4
40,6
398,8 22,5
689,9
38,9
82,4
1933
1.744,0
202,0
11,6
.58,6
106,7
269,9
36,5
481,9
27,6
658,2
37,7
103,9
1934
1.771,4
196,7

.
11,1
62,a
J3$,4
232,5
35,6
505,4
28,5
677,9
38,3
112,6
1935
1.874,3
215,9
11,5
69,0
129,5
277,3
36,9
520,5
27,9
704,3
37,6
88,3
1936
2.016,1
225,4
11,2
76,3
167,2
267,6

36,5
552,8
27,4
765
1
6
38,0
89,9
1937
2.034,5
223,6
11,0
78,4
126,7
263,4
34,0
531,8′
28,1
851,6 41,9
88,1 1938
1.950,1
218,7

.
11,2
75,9
120,6′
217,2
32,4
544,7
27,9
846,6
43,4
104,8

152

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Februari 1939

Van prijzen en Ievenskosten geeft onderstaanci
staatje een beeld:
1930 = 100

Groothandeisprijs index

Maand-

(Board of
.
Trade)

Index kosten v.

emid-

Ievensonderh.

ieIde

(Ministry of Grondstoffen

Halffabr.

Eindproducten

Labour)

1930

100

100

100

100

1931

76,6

86,5

93,6

93,9

1932

70,7

83,7

92,7

91,2

1933

80,2

84,6

93,5

88,7

1934

88,0

86,9

94,8

89,8

1935

88,3

87,6

94,9

91,0

1936

98,9

93,3

98,2

93,8

1937

122,9

108,9

111,4

98,9

1938

92,9

104,5

112,1

99,3

teverhooging van de Centrale Bank zal behoeven
plaats te vinden op een oogenblik, waarop dit voor
het hinnenlandsche bedrijfsleven ongewenscJït zou zijn; de rente, die de Centrale Bank berekent en die
voor de rekening-courant-voorschotten der particulie-
re banken het richtsnoer vormt, dient geheel te wor-
den beheerscht door de positie van het binnenland.
Wegvloeien van buitenlanidsch geld moet derhalve
niet worden beantwoord met discontoverhooging, die
juist in het afgeloopen jaar schadelijk zou zijn ge-
weest. De heer McKen.na betreurt het weliswaar, dat
de banken door gebrek aan wisselinateriaal haar
,,second line of defense” niet zoo sterk kunnen maken
als zij wel zouden wenschen, en dat zij dus ook aan
haar voorschotten aan het bedrijfsleven niet dien om-
vang kunnen geven, die strikt genomen thans noodig
zou zijn voor het weder op peil brengen van de afge-
nomen economische activiteit. Maar hij is toch over
het geheel met do resultaten, die Engeland met zijn
geldpo-litiek sinds het loslaten van den gouden stan-daard heeft opgedaan, uitermate tevreden:

,,’flhe great achevemenjt of monetary progress sinee
1931
-is the discovery that our domestic business cnn be
proteoted against extra.neous deve!opmeuts, . with which it
isis
noth
,
ing to do and for w.hiah it is not responsible,
and bimt we eau expand er contraot credit according to
internal needs. To this entent ait bast ve have become
masters in our •ow-n heuse.”

,,To this extent”: dit wil niet zeggen, dat Enge-
land geheel onafhankelijk van het buitenland zou zijn
geworden; maar wel kan men zeggen, dat bpaa1de
buitenlandsche invloeden – waarbij de heer McKenna
blijkbaar denkt aan de bewegingen van het vlottende
internationale kapitaal – de binnenlandsche situatie
niet behoeven te wijzigen en dat met behulp van het
nieuwe monetaire apparaat, waarin het goud nog wel
een rol speelt als internationaal betaalmiddel, doch
niet meer als standaard fungeert, een aanmrke-lijke
mate van conjunctuurstabilisatie is te bereiken, die
tot dusverre gunstig a.fsteekt hij de in verschillende
andere landen, met name in het nog steeds zoo onrus-
tige Amerika, bereikte resultaten.
Tot zoover kan, naar het. ons wil voorkomen, het
betoog van dn President der Midiand Bank met in-
stemming worden begroet. Geen geidpolitiek is. in de
praktijk feilloos toegepast geworden, ook- in ,Engel-and
niet. Maar het streven om, mede door monetaire mid-
delen te geraken tot een meer gelijkmatige economi-
sche ontwikkeling is als zoodanig juist en een be-
lan.gr’ijke stap in de goede richting, vergeleken bij het
onheholpen. automatisme van den vroegeren gouden
standaard.
Nu is intusschen met het aanvaarden en toepassen
van op stabiele geidwaarde gerichte monetaire politiek
nog alechts een deel van de taak verricht, die noodig
is om een waarlijk gezonde economische ontwikkeii ig
te verkrijgen. Geen gelcistelsel kan den waarborg ver-
schaffen, dat niet van tijd tot tijd meer of minder
ernstige inzinkingen in het economisch leven zuÏlen
intreden, al was het alleen mtar, omdat men den
invloed der buitenlandsche conjunctuur en de nadee-
li-ge gevolgen van verminderde köopkracht van vreeni

cle landen op den eigen

uitvoer’ niet geheel en al-kan
uitschakelen.
Bestrijding van niei door interne ?rtonetaire oor-
zalcen veroorzaakte con junctnurin,zin,king.

De vraag rijst dan, op welke wijze een conjunctuur-
inzinking, diie niet te wijten is aan de fouten der
eigen geidpolitiek, kan worden genezen. Het is op dit
punt, dat in Engeland door velen de inschakeling
voi’clt verlangd van de uitvoering van openbare ver-
ken door de Overheid, gefinancierd niet leeningen,
clie deels stilliggend geld zullen mobiliseeren, deels
tot nieuwe geldcreatie door do banken aanleiding zul-

len geven. Voor Engeland speelt hier vooral de be-
wapening een rol van beteekenis, waarbij aanstonds
het probleem rijst, of men in tijden van stagneerende of achteruitgaande conjunctuur de kosten hiervan uit leeningen dan wel uit belastingen zal hebben te beta-
len. Gelijk bekend, legt de Engelsche Regeering in
deze het zwaartepunt hij de financiering uit leeningen.
Ook de heer Mc-Kenna bespreekt deze vraag en is
onomwonden voor financiering uit leeningen gepor-
teerd, zoolang er nog zooveel – w’erkloozen zijn. Men
hoorn slechts:

,,The ohoic-e lies bnt’,veen addirt.’ion-al taxation, boi-rowiing,
er something of eaoh. 1f labour today vere -in full em-pioy-
nent 1 shoul-d, for my part, u-nhesi-tatingly lay the em-
phasis on taxajtion. But w’he’n there is very considei’able
umuploymeut, questions arise wt-ich may leed to a dif-
ferent eenelu-sion. New taxation &is-turbs industry for the
time being by reducing the demand for goods of wide-spread eonsumption, or at any rate by creating a belief
that there will be such a reduction in the near future..
Orders are withhe1d – and einploymeut ‘is consequent!)’ di-
minished. In a condrition of full employment the labour so
displaoed might r-ead’ily be absorbod, but w’hen we have
alreaidy near-ly two million people unempioyed we must be
careful not to add to their number. The sdditional expen-
d’i-ture by the Government ougiht if possibleto bo so direoted
as to :brring into produotive aotivity men and woman who
are now out of einpl-oyment. Ta.xation will aot help in
‘this respeot; bor -0w-ing, on the othor hand, under existing
conditions will stimulate eniploymeat, and as the demaaid
for -labou-r grows industriaÂists will be forced ultiimately
to d-eaw from the pool of uneinployed. ‘l’he limit to this
policy is obviously reaclied wihen all labour employable
it a proftt st the ourrent raite of wages is t ully engaged,
but wè are a long w’ay from that con-di-tien ait the present
time.”

De vraag rijst, of dit dan geen bedenkelijke gevol-
gen voor de betalingsbalans zal hebben, daar toch be-
wapening to,t extra-invoer leidt en als zoodanig den
uitvoer geenszins stimuleert, integendeel, deze veel-
eer bemoeilijkt wegens de prijso-pdrijvende tendenzen,
welke zij in werking stelt. Men weet, dat reeds met
betrekking tot 137 Sir Robert Kindersley zijn onge-
rustheid over de verslechtering van de Engelsche be-
talingsbalans kenbaar heeft gemaakt.
McKenna uit -zich over deze zijde van het probleem
op de volgende wijze:

,,It may be -aslced, however: What effeot will this lage Government expeuditure have on the balaince of interna-tional panaits? Obv’iously, for a country w’bioh producas
wi,tbin lits -own hoede-ns so little of the raw materials
required for re-armaniea’t, the carrylng out of a vast pro-
gramme saab as Great Britaiin kas un’dertaken must in’volve
au expaasion of the volume of .import.s, agninst whjieh there
is no pronpeat of aountervail’iasg experts. Add to th-is the
1-ayimig in of stocks of food and other necessa,ries, and thee
arises -a strong probabiliity -that our current iucome from
sales aibroad of British goods and -services and the yield
on our overseas in-vastrnents may be ihsuff’ioienit to meet our purchases. A year ago 1 suggestccl tint -the balance of
paymeats is ander 01-dinar)’ condbitions a test of vhether
we – -are right or
wrong
‘in goiug on wi,th an expansive
monetary policy. 1 expressed some donbt as to the accu-
racy of previons – eatiz’ajtes, bu’t it may wall be now that
our specialby enilarged imports jhave not been fin-anced out
of ourrent ‘inc’ome from abroad. Are we ‘thea -to i-nfer that
the tinie kas come w.han our ,montary policy should be
reversed, -and tnstrioti’ve 1 inancia-1 measu ras adopted in
order to redu-ce owxsunzptijen
?

22 Februari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

153

T do not th’iaik we neod contemplate, as an early neçes-
sity, ainy such drastic – and damagiii’g – steps. Th
e

toniporary onlargement of iluports for purposes of defence
is a different niatter from growîth of iiTlponts for imme-cliate consuniptioo. 1f we are incui’rtnig a deficit o.n our
curreot balanee of payrneebts we must, it is truc, be
drawrin.g en our capital abroad; but so far as
VC
are
accu mulaitiiig stocks we are me rely exchangteg one ki
‘al
of
nset for anotihcr. fin any oase we are not drawing oii our capital abroad to naintain a standard of living 1igher than
we eau afford. 1f it should become dear that reaimiament
is cauaiiig truc in flartioui, as indicated by ever-employmeut
and an all-round rse in costs, it will, 1 thiak, be Un-
deniable that restrictive measures have become a matter
of ur.goucy. But T see no sigu of a ucar approach to that
oondition.”

Naast het hier gesignaleerde gevaar voor de beta-
lingsbalans, dat MeKeuna blijkbaar nog niet van veel
belang acht en dat in wezen hierop neerkomt, dat bui-
teulandsche activa worden ingeteerd, waartegenover
in het eigen nationale economische leven slechts im-productieve activa in den vorm van bewapening ont-
staan, is er nog een tweede gevaar, dat ons met be-
trekking tot Engeland en andere landen, die de be-
wapening als een gesc’hikt middel tot ,,Ankurbelung”
beschouwen, voordoet.
Wanneer een land eenmaal een zeker hewapenings-
programma heeft aanvaard onder den drang van om-
standigheden, welke deze uitgaven tot een onvermij-
delijkheid maken, en wanneer dan voorts, zooals zulks
momenteel in Engeland het geval is, een aanzienlijke
werkloosheid heerscht en geld- en kapitaalmarkt ruim
zijn, zoodat van de benoodigde productiefactoren een
zekere, braak liggende reserve aanwezig is, dan ligt
het inderdaad voor de hand om in zulke tijden van ‘depressie de bewapening te bezigen als middel tot
conj unctuuregalisatie.

Dit middel werkt echter slechts ,,eenmaiig”, het reproduceert zich niet, tenzij – hetgeen niet is aan
te nemen – de bewapening tot in het oneindige zou
worden voortgezet en uitgebreid. De stimuleerende
werking verdwijnt dus, zoodra het bewapeningsplao
klaar is. Indien dan niet inmiddels andere mogelijk-
heden tot rendabele aanwending van de beschikbare
productiekrachten in het perticuliere bedrijfsleven zijn
geschapen, zal na voltooiing der bewapening bf
een geweldige inzinking der economische activitt
intreden, bf wel de Staat noodgedrongen den weg der
perpetueele ,,staatscoujunctuur” moeten inslaan:
Noch het een noch het ander schijnt bijzonder aan-
lokkelijk. Nu is het mogelijk, dat de heer McKenna
zich deze minder aangename perspectieven ook wel
heeft gerealiseerd, maar daarvan blijkt dan toch in
zijn overigens belangv’ekkende rede niets. Dat is ook
daarom te betreuren, omdat, wre de zuiver tijdelijke
werking ‘der bewapening wel in het betoog betrokken, allicht door den spreker ook de mogelijkheden zouden
zijn aangegeven ter beantwoording van de vraag: ,,af-
ter re-armernent, what?”
Deze vraag is zeer wel voor beantwoording vatbaar.
Naast de beginselen eener ration.eele geldpolitiek,
waarop de President der Midland Bank zelf met zoo-
veel talent heeft gewezen, dient als onderdeel van eên
programma voor duurzaam hers tel der economische
activiteit in een land van de structuur van Engeland
op tweeërlei te worden gewezen.
liet eerste punt betreft ‘de verruiming van het
internationale h andelsverkeer, zoodat de uitvoer)e
drijven, die telkens weer voor terngslagen komen te
staan en dan de conjunctuui ongunstig beïnvloeden,
den noocligen armslag verkrijgen. Het Britsch-Arneri-
kaansche Handelsverdrag is een belangrijke stap in
de goede richting, ‘die echter door meer van dergelijke
stappen gevolgd dient te worden. Daarbij zal het aan-
vankelijk met zooveel aandrang in Engeland verkon-
digde en in belangrijke mate in practijk gebrachte
deukheeld, dat men met
bescherming
tot algemeene
verlevendiging van het
bedrijfsleven
kan geraken,
overboorici gezet moeten worden; wel kan men op çlez

wijze de binnenlands(he markt stmuleeren, maar nog altijd alleen maar ten koste vIce de uitvoerbedrijven.
Voor het eene land zijn deze belangrijker dan voor
het andere; maar hij een productie voor uitvoer, die
ongeveer 8 A 10 püt. van de waarde van het geheele
naf.ionale inkomen uitmaakt en die bovendien sterk
geconcentreerd is in bepaalde gebieden, zooals dat in
Engeland het geval is, daar laat zich het belang van
de uitvoerbedrjven voor een harmonische conjunc-
tuurontwikkeling niet w’egcij
••faren.

Het kostenpeil.

Kan men zeggen, dat op dit gebied teekenen van verbetering te constateeren zijn, waarbij overigens
het initiatief niet zoozeer van Engeland, als veeleer
van de Vereenigde Staten is uitgegaan, op een ander
gebid ziet het er voorshands nog rninde.r gunstig uit.
Zooals wij reeds in ons verslag van de laatste jaar-
vergadering van de Vereenigiging voor de Staathuis-
houdkunde hebben uiteengezet ), zulks naar aanlei-
ding van een belangwekkend betoog van Prof. Mees,
is in een periode van depressie of, als men het zoo
noemen wil, ,,recession”, bij toenemende werkloosheid
de verlaging van het peil der geldloonen een harde
noodzakelijkheid. Uitstel of afstel daarvan op grond
van de zgn. ,,koopkrachttheorie” verergert slechts de
kwaal, die immers voortspruit het verminderde ren-
dabiliteit van een deel van het bedrijfsleven.
Van loonsverlaging valt in Engeland nog weinig
te bespeuren. De index van gemiddelde weekloonen
bal’ond zich in 1938 op hooger peil dan in 1937 en
bleef ‘sinds Mtai’t 1938 onveranderd op ‘103.2. Dat is
ongetwijfeld een voördeel voor dén kleinhandel, welks
omzetten in 1938 ‘ffog konden stijgen. Maar, of liet
voor Engeland’s conjunctuurontwikkeling in de toe-
komst bevorderlijk mag worden geacht, moet, zooall
gezegd, sterk worden betwijfel±
Wij laten ‘hier een staatje van lbonindicès en klein-
hkwdelsornzetten Volgen:

Inde van gemid- Index van omzetten
Maandgemiddelde delde weekloonen in den kleinhandel
(1924 = 100)

(1933 = 100)

1929
99,0

1930
98,0

1931
96,9

1932
95,2

1933

.
94,0
100
1934

,
94,0
103
1935
95,0
109
1936
97,4

,
117
1937
100,5
125
1938
103,1
128

Nu is het onjuist, om
uitsluitend
en alleen van loonsverlaging in tijden van depressie heil te ver-
wachten voor het herstel der economische activiteit. Zulk een loonsverlaging helpt in den regel weinig of
niets, wanneer zij niet gepaard gaat met een passende reflatiepolitiek (devaluatie, goedkoop geld, versnelde
uitvoering van openbare werken, tijdelijke financie-
ring van Overheidsdeficitten met geleend of gecreëerd
geld, ed.). Geen dezer maatregelen helpt op zichzelf.
Zij zijn ook niet in alle omnstandigheden alle tezamen
noodzakelijk; somtijds kan men er één of enkele na-
laten. Maar als men zich vastlegt op één enkel prin-
cipe ter bestrijding van een zoo complex verschijnsel als de conjunctuurgolven, leidt dit gewoonlijk tot een
mislukking, en wel omdat men dan een kwaal, die
zich in verschillende onderdeelen van het economisch
organisme uit, slechts op één terrein te lijf gaat en
haar elders laat doorwoekeren, hetgeen den geheelen
toestand gewoonlijk verergert en in elk geval een
stemming van, toenemend pessimisme moet kweeken.
Dit alles dient te worden bedacht, wanneer in tijden
van stijgende werkloosheid véér loonsverlaging wordt

1)
Zie F,con.-Stait. Bem. van
2
November
1938.

154

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN

22 Februari 1939

gepleit. Onzerzijds wordt deze aanbevolen als nuttig,
maar geenszins als uitsluitend heilmi’ddel.
Thans terugkeerend tot de rede van den heer
McKenna, moeten wij constateeren, dat deze aan het
zooeven vermelde aspect van ons vraagstuk niet of
nauwlijks aandacht heeft besteed. De loonsverlaging
als zoodanig wordt door hem niet in het geding ge-
bracht en voor zoover hij er wellicht op zinspeelt,
zouden wij geneigd zijn te meenen, dat hij er tegen
is. Immers, hij verheugt zich over het feit, dat in
Engeland ondanks den teruggang in de Amerikaan-
sche conjunctunr en ondanks de reacties, die zulks in
Engeland zelf heeft teweeggebracht, de ,,general
standard of living has been fully maintained”.
Dat het in tijden van achteruitgaande werkgelegen-
heid voor de arbeiders als geheel een belang kan zijn
om ,,reculer pour mieux sauter” en om, zoola.ng dat
ter werkverruiming geweascht is, verlaging van loon
te aanvaarden, zij het ten koste van een tijdelijken
achteruitgang in. den levensstandaard, is een meening,
waarvoor de President der Midiand Bank, blijkbaar
zelve eenigszins besmet met de koopkrachttheorie,
terugdeinst. Hetgeen te betreuren is bijl een zoo end-

nent economist. . G. M. V. S.

VRIJHEID EN GEBONDENHEID BIJ

VERKEERSCOÖRDINATIE.

1. In de verhouding tusschen Overheid en verkeer
zijn vrijheid en gebondenheid belangrijke waarden.
Hoe groote bewegingsmogelijkheid het verkeer ook
geeft, liet is toch voor het overgroote deel gebonden
aan de grenzen van den weg en aan de techniek van
wegen- en voertuigbouw. En ook de economische functie kent haar bindingen. Wij noemen er twee: de eene is van zuiver economischen, de ander van
politieken aard. De economische gebondenheid is te
vinden in het noodzakelijke evenwicht van opoffe-
ring en opbrengst van de verkeersdiensten, die boven-
dien in het algemeen een onzeifstandig en van an-
dere economische prestaties afhankelijk karakter be-
zitten, omdat verkeer zelden doel, maar bijna altiid
middel is. De politieke gebondenheid is te vinden
in het groote belang van de verkeersdiensten voor
het persoonlijke en het economische leven en . noopt
de Overheid regelen vast te stellen voor de fune-
tionneering van het verkeersapparaat ten bate en ter
verzekering van het algemeen belang. Het ligt voor
de hand, dat zoowel het evenwicht tusschen kosten en
opbrengst, als dat tusschen eigen en algemeen belang
labiel is en dat het in de practijk zeer moeilijk vast
te stellen . zal zijn of de juiste middenpositie getrof-

fen is.
En evenzeer lig-t het voor de hand, dat men
desniettemin bij coördinatie van het verkeer naar
een bevredigende balanceering tusschen opbrengst en
kosten, en tusschen algemeen en eigen belang zal
moeten streven. Dat daarbij meeningsverschillen zul-len blijven bestaan, is te verwachten, omdat zich vele
imponderabilia voordoen, welke een preciese afwe-
ging moeilijk maken.
De verhouding tusschen Overheid en verkeers-
heeft zich steeds bezig gehouden met beide
evenwichten, ook al komen de maatregelen ter be-
vordering van het algemeen belang op de eerste
plaats. Wie de keuren, de provinciale reglementen,
de patenten en hoe cle overige publieke verordenin-
gen heeten, cloorsnuffelt, komt voortdurend bepalin-
gen tegen, die de economische en politieke balan-
ceering nastreven. Wat de eerste betreft, kan men
wijzen op het ,,reglement op den dienst der openbare
middelen van vervoer,” geldend van 1829 tot 1880,
en de bepaling bevattend, dat de mecledinging een
,,passende” moest zijn. De spoor- en tramwegwet- geving in de vorige eeuw kent echter tal van voor-
schriften ter bevordering van het algemeen belang.
Bezien wij in het onderstaande hoe volgens de aan-

hangige wetsvoorstellen de Regeering de verhouding
tusschen vrijheid en gebondenheid hij verkeerscoördi-
natie ziet, speciaal met het oog op de bevordering van
het algemeen belang.

Wat brengt de bevordering van het algemeen
belang bij verkeerscoördinatie mede? Allereerst zet
zij een stempel op de te volgen verkeerspolitiek. Deze mag niet beheerscht, worden door een bijzondere zorg
der Overheid voor eigen verkeersondernemingen .of
voor bedrijven, waarbij zij financieel betrokken is
1).

Alen
,
kan de bevordering van het algemeen belang
OP
verschillende punten der verkeerspolitiek uitwerken.

01)
juridisch
gebied kan dit naar twee zijden ge-
schieden. T.o.v. de gebruikers door een juiste afwe-
ging van hun rechten en verplichtingen, m.a.w. de
vaststelling van de vervoersovereen komst en door het
vaststellen van een vervoersplicht. Tegenover de pro-ducenten van verkeersdiensten moet men streven naar een zoo groot mogelijke gelijkheid van wettelijke ver-
plichtingen voor alle bedrijven. Voorschriften in het
belang der veiligheid mogen bijv. bij het eene ver-
voermiddel niet onnoodig zwaar drukken, terwijl zij
bij het andere (ongewenscht) ontbreken.

Op fina.ncieel
gebied houdt de bevordering van het
algemeen belang in, dat alle vervoermiddelen inte-
graal voor de kosten, die zij aan de Overheidslichameu
veroorzaken, moeten opkomen. Zou de Overheid op
dit stuk van den een wel en van den ander geen ver-
goeding voor de wegkosten vragen, dan zou dit de
concurrentieverhoudingen tusschen deze beide ver-
keersmidsdelen beïnvloeden en den één onrechtmatig

een te groote brok uit den verkeersschotel doen toe-
komen. Tegenover de gebruikers van het vervoermid-
del beteekent bevordering van het algemeen belang
op financieel gebied het scheppen van waarborgen
tegen een uitbuitingspolitiek en het medewerk-en aan
een zoo laag mogelijk tarievenniveau. Het houdt ook
in, dat alle willekeurige begunstiging van bijzondere
verzenders uit den booze is, terwijl het tenslotte –
om niet meer te noemen – medebrengt openhaa:rheid
der tarieven en der vervoersvoorwaarden.
Op
sociaal
gebied houdt bevordering van het alge-
meen belang in, dat sociale voorzieningen worden ge-
maakt ten bate van hen, die in de verkeersbedrijven
arbeid verrichten. Het is op dit punt, dat de verkeers-
bedrijven nog g-roote verschillen vertoonen.

Op
verkeerstechnisch
gebied houdt de bevordering
van het algemeen belang in, dat de exploitatie der
verkeersmiddelen zoo efficiënt mogelijk is. Aanslui-
tingen op de verschillende verkeersmidclelen moeten
bevorderd worden met inachtnemin.g van den aard
van het verkeer. Een zekere taakverdeeling kan daar-
bij goede diensten bewijzen. Als de Nederlandsche
Spoorwegen van het locale vervoer gaan afzien en
zich gaan specialiseeren op het vervoei tusschen
knooppunten – zooals dit bijv. gebleken is met de
invoering van de zomer-dienstregeling van 1938, toen
150 stations gesloten werden – dan is in het alge-
meen belang noodig, dat de verkeersbediening naar
andere verkeersmiddelen overgaat en dat op de knoop-
punten goede aansluitingen ontstaan van secundair
op primair vervoermiddel, opdat de reizigers met zoo min mogelijk tijdverlies worden aan- en afgevoerd.

De middelen, waarmede de Overheid het al
g
e-
meen belang kan bevorderen, zullen verschillend zijn
al naar het gebied, waarop de toepassing geschiedt.
Voor de vervoersovereenkomst zal de Overheid alge-

1)
De M. v. T. van de maohtigingsavet drukt dit aldus
uit: ,,Het is
niet
de bedoeling om door de coördinabie een
bijzondere bescherming te geven aan eermig bepaald onder-
deel van het vervoem-sapparaat, bijvoorbeeld de Spoorwe-
gen……..,De coördinatiie zal een gezond, economisch ver

voersapparaat moeten brengen in het
algemeen belang,
waarbij tevens de belangen gediend woeden van de groote
groep der bevolli.ng, welke in het vervoerswezen arbeid
vindt.”

22
Februari
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

155

meene regelen bij de wet kunnen vaststellen, al zijn
er voorbeelden, dat zij zich bemoeit met iedere ver-
voersovereenkomst afzonderlijk (hijv. door middel van
cle bev.rachtingscomrnissie). Ook veiligheidsmaatrege-
len kunnen grootendeels bij de wat getroffen worden.
Daarnaast kan het wenschelijk zijn bepalingen voor
ieder individueel geval te treffen.

Op financieel gebied zullen regelingen, welke alle
vervoermiddelen van een bepaalde soort treffen, in de wet of in reglementen opgenomen worden, buy.
inotornj.uigenbelastingwet, provinciale reglementen
enz. Maar daarnaast kunnen heffingen voorkomen,
welke een meer individueel karakter dragen (bijv.
gelden voor periodieke keuring van het materieel).

Bepalingen op sociaal terrein zullen, waar zij groe-
pen bedrijven treffen, wettelijk geregeld kunnen wor-
den, hoewel daarnaast ruimte moet open blijven voor
individueele regelingen. Bij de spoor- en trainwegen
kent men de reglementen betreffende de dienstvoor-
waarden. Voor het autovervoer is een rijtijdenwet aan-
genomen, en een rijtijdenbesluit binnenkort te ver-
wachten. In de schipparij zijn de arbeids- en rust-
tijden 5f ongeregeld 5f het resultaat van overleg tus-
schen vakvereenigingen en werkgevers.

Op verkeerstechnisch gebied zullen veel individu-
eele gevallen te regelen zijn. Een generale regeling
bij de wet is dientengevolge niet bijzonder geschikt;
een individueele regeling verdient hier de voorkeur.

Waar individueele regelingen getroffen moeten
worden, zal een vergun.uingsstelsel het meest doel-
treffend zijn. In
1926
heeft de Overheid voor de
regeling van het vervoer van reizigers met autobus-
sen naar dit stelsel teruggegrepen. Later – in
1933
– heeft de Regeering voorgesteld het ook in te voe-
ren voor goederenvervoer per auto. En thans is een
ontwerp ingediend voor een regeling van het ge-
heele reizigersvervoer per auto bij de wet (W.A.P.)
en een voorstel aanhangig tot wijziging van de mach-
tigingswet (wet tot verlaging der openbare uitgaven)
– 1935.
Volgens beide voorstellen zal de individueele
regeling van de verhouding tusschen vrijheid en ge-
bonden.heid plaats vinden door middel van vergunnin-
gen en daaraan te verbinden voorwaarden.
• 4. liet aantal vergunningen voor het reizigersvervoer
per auto is velerlei, al naar de soort van het vervoer, dat men denkt te bewerkstelligen. De W.A.P. noemt
vergunningen voor autobusdiensten in één en meer dan één gemeente, voor groepsvervor (vervoer van
beperkte groepen van personen) in één en meer dan
één gemeente, voor ongeregeld vervoer (kan men hier
niet beter spreken van onregelmatig vervoer; ook
dit vervoer wordt immers geregeld!), dat geen toeris-
tisch karakter, voor toerwagenritten, die wel dat
karakter bezitten en voor huurauto’s.

De machtigingswet noemt daarentegen alleen ver-
voer krachtens overeenkomst en eigen vervoer. Ver-
dere differentiatie geeft zij niet, behalve voor het
eigen vervoer, dat zij nog onderverdeelt in zuiver en
in gemengd eigen vervoer. Deze differentiatie zal
voorbehouden blijven aan den algemeenen maatregel van bestuur, die de machtigingswet zal uitwerken.

Beziet men de voorwaarden, die aan deze vergun-
ningen kunnen worden verbondemi, dan blijkt, dat zij
goed.e instrumenten in handen der Overheid leggen
om daarmede ter bevordering van het algemeen belang
te opereeren. Op juridisch gebied kan men wijzen op
den varvoerplicht, die in de W.A.P. vodr autobusdien-
sten en groepsvervoer in meer dan één gemeente
wordt geregeld. Uit de M.v.T. van de machtigings-
wet blijkt, dat de Regeering overweegt 1cn bestaanden
vervoerplicht der spoorwegen te beperken tav. be-
drijven, die een belangrijk eigen vervoer beiitten en
op geregelde heroepsveivoerdiensten alleen in geval
van nood eeti beroep doen. Wil een dergelijke beper-
king effect sorteeren, dan zullen de heroepsvervoer-
ders op dit punt één front moeten maken. Maar of

het individueele winstbejag niet sterker zal zijn dan
het groepshelang, zal moeten blijken.
De W.A.P. vraagt voor autobusdiensten en groeps-
vei-voer in meer dan één gemeente de bevoegdheid regelen te stellen omtrent de voorwaarden in het al-
gemeen vervoersbelang. Ook mag hierbij erop gewezen
worden, dat verzekering tegen de gevolgen van wette-
lijke aansprakelijkheid eveneens in de W.A.P. is opge-
nomen, hetgeen een belangrijke stap is ter bescherming
vati het publiek. Voor het goederenvervoer wenscht
de Regeering blijkbaar den arbeid der commnissie-Lose-
caat Vermeer af te wachten. Tenslotte zij nog ver-
meld, dat voorwaarden voor de veiligheid van het
verkeer volgens beide wetsvoorstellen, getroffen kun-
nen worden.

Op financieel gebied zullen voorwaarden betref-
fende de tarieven in het algemeen belang aan de ver-
gunningen kunnen worden verbonden. Daarbij zal –
aldus de toelichting bij de machtigingswet – eener-
zijds gelet worden op den eisch, dat een economische
bedrijfsvoering mogelijk moet zijn, maar anderzijds op
het algemeen economisch belang van zoo laag moge-
lijke vervoerprijzen. De bevordering van de verkeers-
dichtheid is daarbij een belangrijke factor. Het is
te hopen, dat cle voorwaarden, te stellen t.o.v. de
dienstregeling, den weg of het operatiegebied en het
te hangen vervoermiddel, in deze richting worden
aangewend.

Ter bevordering van het algemeene sociale belang vraagt de Regeering in de machtigingswet bevoegd-
heid voorwaarden te stellen betreffende de dienst-
en rusttijden van hen, die het vervoer verrichten.
Daarbij zal wel aangesloten worden bij het af te kon-
digen rijtijdenhesluit. De W.A.P. kent echter een der-
gelijke bepaling niet..

Op verkeerstechnisch gebied kan het algemeen be-
lang bevorderd worden door de verzekering van goede
aansluitingen en bepalingen omtrent de dienstrege-ling. Zoowel de W.A.P. als de machtigingswet vra-
gen bevoegdheden in die richting.

Bij nadere beschouwing van deze voortraarden, voor
welker verbinding aan de vergunningen de Regeerin.g
de bevoegdheid vraagt, blijkt wel voldoende, dat de
Overheid, wanneer beide wetsontwerpen worden aan-
genomen, een goed gevuld arsenaal verkrjgt, wmar-
mede zij ter bevordering van het algemeen belang
kan opereeren. Het is dan ook te wenschen, dat de
Overheid deze bevoegdheden ontvangt en daarmede
het beroepsgoederenvervoer ten dienste van het alge-
meen belang regelt.

5.
Maar de machtigingswet kent ook vergunningen
voor het verrichten van
eigen
vervoer. Bij verschil-
lende gelegenheden heeft echter de Regeering ver-klaard, dat het eigen vervoer vrij blijven zou. Is de
voorgestelde regeling nu niet in strijd met deze toe-
zeggingen?

O.i. is dit niet het geval. De administratieve voor-waarden kunnen in rede niet als een beperking wor-

den opgevat. Dat voorwaarden betreffende de dienst-
en rusttijden worden gesteld, in aansluiting op een
soortgelijke regeling voor het heroepsvervoer, is niet
meer dan billijk. Hetzelfde geldt voor de bepalingen
t.a.v. personeel en materieel; ook hier is geen enkele
reden aan te voeren voor een uitzonderingspositie van
het eigen vervoer.

Voor gemengd eigen vervoer (de M.v.T. noemt als
voorbeeld het vervoer voor eigen bedrijf met gehuurde
transportmiddelen en •de tusschenvormen van eigen
vervoer en vervoer tegen vergoeding, de eigen-handel-
schipper) kunnen dale voorwaarden worden uitge-
breid. Ook hiertegen kan moeilijk bezwaar worden in-
gebracht, omdat, indien men aan het heroepsvervoer
verplichtingen oplegt, het logisch is, dat men de ver-
voerssoorten, die naar den aard het beroepsvervoer na-
deren, ook aan voorwaarden bindt, die de conditiën
van het beroepsvervoer nabij komen.

Ï56

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Februari 1939
Omdat men echter met de vergunningen voor het
eigen vervoer geen economisch doel heeft, kan men
beter van inschrijvingsplicht spreken. Of deze in-
schi-ijvingsplicht niet te voorkomen zou zijn, door in
cle wet algemeene regelen te stellen met betrekking
tot het eigen vervoer, kan niet worden toegegeven. Op practische gronden zal men ieder soort vervoer

door een goedkeuringsbewijs moeten dekken. Zou men
wel het beroepsvervoer regelen en niet het eigen ver-
voer qualificeeren, clan zou het heroepsvervoer zich
als eigen vervoer voordoen, waardoor een zgn. romp-vergunningssteisel lek zou slaan en contrôle onmoge-
lijk zou worden. Alleen zou men cle vraag kunnen

stellen of
01)
de verplichting een vergunning voor

eigen vervoer af te geven geen uitzondering gemaakt
client te worden voor die vervoerders, die eerder met

een dergelijke vergunning frauduleus beroepsvervoer
hebben bewerkstelligd?

Ook bij de
verleen’ing der vergnnningen
heeft

cle Overheid te maken met het evenwicht tusschen
algemeen en eigen belang. Uit de machtigingswe’t
blijkt echter niet wie een vergunning krijgt bij het in
werking treden van het vergunningsstelsel. Zullen dit alle bestaande ondernemingen zijn of zal reeds
direct een selectie worden toegepast? Wij hopen, dat
het laatste niet het geval zal zijn. Met de commissie-
Grosheide meenen w’ij, dat een juist inzicht in den
omvang van het beroepsgoederenvervoer en van de
behoeften voorshands ontbreekt — zelfs deze uit ver-
voersonderneniers samengestelde commissie weet niet
hoeveel ondernemers er zijn -, omdat de Regeerin.g
met dat vervoer in het algemeen nog nimmer eenige bemoeiing heeft gehad. De aanvragen zullen in kor-
ten tijd niet ernstig op hun economische noodzakelijk-
heid onderzocht kunnen worden.
Omtrent de
intrekicing
der verguning missen wij
een regeling, welke onteigening onder schadeloosstel-
ling voorkomt. Deze is natuurlijk niet noodig, indien
de intrekking geschiedt op grond van erustige en her-
haalde overtreding van voorschriften. Wel is zij o.i.
noodzakelijk, indien de intrekking geschiedt uit over-
wegingen van vervoersbelang, zooals bijv. artt. 20 en
34 van. de W.A.P. mogelijk maken. Het strijdt met
ons rechtsgevoel, dat de Overheid, terwijl zij voor een i-
gen tijd bij uitzondering het recht verleent om een
dienst uit te oefenen, gedurende die periode zonder
schadeloosstelling aan dat recht een einde kan maken.
In dit opzicht bevredigt ons de Zwitsersche regeling
meer ‘). Wanneer een vergunning buiten schuld van
den houder niet verlengd wordt, kan de Zwitsersche
vergunning-verleenende autoriteit den nieuwen hou-
der verplichten het oude bedrijf over te nemen. Ge-
schiedt dit niet of wordt geen nieuwe vergunning
verleend, dan heeft de houder aanspraak op een scha-
deloosstelling uit een fonds, gevoed door bijdragen
van de vervoerstak. Wij zouden deze bijdragen liever
gestort zien door
alle
verkeersbedrijven, omdat deze tenslotte
alle
de winst van een intrekking in het

vervoersbelang incasseeren.

Uit het bovenstaande blijkt, dat de Overheid hij
de verkeerscoördinatie eenige krachtige middelen ter
bevordering van het algemeen belang ontvangt. Daar-
mede moet een evenwicht tusschen vrijheid en gebon-
denheid gevonden worden, dat practisch verkregen zal
worden bij het gebruik, dat de Regeering van haar
bevoegdheden zal maken. Over dit gebruik hij de rege-
ling van het goederenvervoer kan bezwaarlijk iets op-gemerkt worden, daar hier de practijk aan de hafld van
een nog te detailleeren regeling moet groeien. Maar
de practische toepassing van de in het R.A.P. neer-
gelegde bevoegdheden voor het reizigersvervoer geeft
vertrouwen, dat de Regeering èn het vergunnings-
stelsel èn de daaraan te verbinden voorwaarden in
het algemeen belang zal weten te gebruiken..
J. P. B. TissoT
VAN PATOT.

1)
Men zie ,,Binnenscheepvaart”, 29 Oct. 1938 (blz. 188 ev.).

DE ECONOMISCHE ZIJDE DER LANDS-

VERDEDIGING.

Op het oogeublik is bij de Staten-Generaal een
aantal wetsontwerpen in behandeling, welke speciaal
betrekking hebben op de economische vraagstukken, welke zich bij de landsverdediging in tijden van oor-
log of oorlogsgevaar voordoen. Zij dienen ter vervan-
ging van een reeks op dezelfde onderwerpen betrek-king hebbende wetten, welke in de critieke Sep tem-
berciagen van, het vorige jaar zeer snel tot stand
kwamen. Deze wetten, waarin de bepaling was opgeno-
men, dat zij op 1 Maart van dit jaar. afloopen, zullen
tengevolge van deze bepaling binnenkort komen te
vervallen.
1)
Waar wij in den tegenwoordigen tijd niet
zonder deze wettelijke bepalingen kunnen, is het be-
grijpelijk, dat de Regeering deze wetten wenscht te
verlengen. Dat zij dit gedaan heeft door de in deze
vetten belichaamde gedachten in een aantal nieuwe
wetten te verwerken — ditmaal zonder tijdsbeper-
king wat hun geldigheid betreft – vindt in louter
technische overwegingen zijn grond. De Regeering
wenschte deze gelegenheid aan te grijpen tot het
aanbrengen van een reeks technische en redactioneele
verbeteringen op de bestaande wetgeving op dit
punt, welke, zooals men zich herinneren zal, in het
vorig jaar overhaast tot stand moest worden gebracht,
terwijl zij bovendien prijs stelde op ‘een rustig overleg.

Overzicht van de thans aanhangige ontwerpen.

Allereerst moge een opsomming van de aanhangige
wetsontwerpen volgen, daarbij tevens vermelden.d,
welke wetten zij beoogen te vervangen.
Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding
1939, houdende regelen met betrekking tot de mede-
werking van alle personen en lichamen aan de voor-
bereiding van de voorziening in geval van oorlog,
oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden
in de behoeften van volkshuishouding en iandsverde-
diging, zoomede aan de voorbereiding van de finan-
ciering dier voorziening. Deze wet zal dienen ter be-
stendiging van de wet Economische Verdedigings-
voorbereiding 1938;

Algemeene Vorderingswet 1939, houdende rege-
len met betrekking tot het vorderen, in buitengewone
omstandigheden, van goederen ten behoeve van volks
huishouding, landsverdedig ing en veiligheid der bur-
gerbevolking. Deze wet zal de Algemeene Vorcie-
ringswet 1938 rnoeten vervangen;
Bodemproductiewet 1939, houdende regelen met
betrekking tot de bodemproductie in buitengewone
omstandigheden. De Bodemproducti ewet 1938 was
hiervan de voorgangster;
Distributiewet 1939, houdende regelen teneinde
in buitengewone omstandigheden een doelmatige dis-
tributie van goederen in het belang van volkshuis-
houding, landsverdediging en veiligheid der burger-
bevolking mogelijk te maken. De Distributiewet 1938
ging aan dit ontwerp vooraf;
.L’rjsopdrjvings- en hamsterwet 1939, houdende
regelen, teneinde het opdrjven van prijzen van goe-
deren en diensten, alsmede het hamsteren van goe-
deren, in buitengewone omstandigheden te voorkomen.
De binnenkort expireerende regeling was vervat in
de Prijsopdrijvingswet 1938;
Zeeschepenvorderingswet 1939, houdende regelen
met betrekking tot het vorderen in buitengewone om-‘ stan.digheden van Nederlandsche zeeschepen ten be-
hoeve van volkshuishouding en landsverdediging. De
basis was tot dusver de Schepeavorderingswet 1938;
Wet behoud Scheepsruimte 1939, houdende rege-
len teneinde te waarborgen, dat Nederland in bui-
tengewone omstandigheden in voldoende mate de
beschikking blijft behouden over scheepsruimte. Deze
wet zal de Schepenuitvoerwet 1938 vervangen;

t)
Tn behoeve van een groridige voorbehancieling der
aanhaitgige wetsontwerpen is deze termijn onlangs tot
1
Juli as, verlengd.

22 Februari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

157

S. Zee- en luchtvaartverzekeringswet 1939, hou-
dende regelen teneinde de Regeeriog te machtigen
tot het aangaan in buitengewone omstandigheden van
verzekeringsovereenkomsten op het terre:in van de
scheepvaart en de 1uchtvtart. Dit ontwerp tenslotte
beoogt de vervanging van de oorlogszee- en lucht-
vaartverzekeringswet 1938.

Basis en raci.m voor maatregelen bij oorlogsgevaar.

Aangezien de ingediende ontwerpen vrijwel con-
form zijn aan de tijdelijke wetgeving, welke op dit
punt reeds bestaat, mogen wij ons ontslagen achten
van de verplichting eener gedetailleerde bespreking.
De situatie, waarin ons land zich in September
ji. geplaatst zag, was wat betreft de economische
voorbereiding onzer landsverdediging allerminst be-vredigend. Weliswaar bestaat het werk van de Oom-
rtiissie voor de Economische Verded igingsvoorberei-
ding (O.E.V.V.) eenerzijds in hoofdzaak uit het in
vredestijd gereedmaken van de maatregelen, welke bij
mobilisatie in werking moeten treden, zoodat het
vanzelf spreekt, dat op de bureaux van deze Oom-
missie een aantal wetten en besluiten gereed moet
liggen om direct te worden uitgevaardigd. Maar de
wetsontwerpen, welke in September jl. snel in de
Kamer werden aangenomen, hadden een veel verder
reikende strekking. Zij behooren niet tot de maat-
regelen, welke eerst op den dag van een mobilisatie
iu werking moeten treden; zij votmen basis en raam
dier maatregelen. Dit beteekent derhalve, dat deze
wetten reeds in vredestijd moeten werken.
Dat noch basis noch raam tot voor kort in orde
waren, moet niet worden geweten aan de nalatigheid
van de O.E.V.V., maar aan die van de Regeering, welke dit onderwerp zoo lang verwaarloosde, het
overlatende aan den goeden wil van enkele per-
sonen en de medewerking van het bedrijfsleven, het-
welk in dit soort kwesties in het algemeen een open
oog voor noodzakelijkheden heeft. Maar het was ten-
slotte te gek, dat zij, die deze maatregelen moeten
voorbereiden, geheel afhankelijk waren van den goe-
den wil van de personen, welke zij gingen bezoeken.
Een wettelijke basis was ten zeerste noodzakelijk voor
een zon belangrijk onderdeel der landsveiligheid, het-
welk men maar niet aan goeden wil en opofferings-
gezindheid k.0 overlaten.
Moet in vredestijd in het economische leven naar
onze meening het individu voorop staan, in oorlogs-tijd treedt dit terug te.iï bate van de gemeenschap.
Als beheerder van de belangen dezer gemeenschap
heeft de Regeering dan over alle bronnen en midde-
len te beschikken, voor het gebruik waarvan reeds
in vredestijd plannen worden beraamd, veelal in sa-
menwerking of gebruik makend van de adviezen van
de betrokken bedrijfstakken. Deze samenwerking, al
zal er altijd op onderdeelen wel svat te wenschen over-
blijven, biedt in het algemeen een waarborg, dat de
gctro•ff en regelingen zooveel mogelijk zullen beant-
woorden aan het algemeen belang. Dit maakt het weer
mogelijk, dat de bemoeienis van de Staten-Generaal
zoo beperkt mogelijk kan zijn en zich tot enkele
breede machtigingswetten kan beperken.
Terwijl in vredestijd een zoo intensief mogelijke
contrôle van de Staten-Generaal wenscheljk is –
men kan zich bijv. afvragen of de tegenwoordige be-
moeienis valT de Kamers met de belangen van het be-
drijfsleven niet veel te wenschen overlaat -, moet
in tijd van oorlog of oorlogsgevaar deze bemoeienis
zooveel mogelijk worden beperkt. De ervaring leert –
men zie Duitschland tijdens den grooten oorlog en
Japan tijdens het conflict met China -, dat de
volksvertegenwoordiging dan veeleer als een remmen-
de last wordt ondervonden. Zonder nader op de oor-
aaken in te gaan, moge worden volstaan met de op-
merking, dat het onderwerp voor de Kamerleden
in al zijn consequenties volkomen onoverzichtelijk is,
omdat zij niet alle details kunnen weten,
terwijl
an-

derzijds de Regeering niet gerechtigd is van derge-

lijke details mededeeling te doen met alle gevblgen,
welke daaraan verbonden kunnen zijn. Bovendien
heerscht er nu eenmaal in ons volk ten aanzien van
uitgaven voor de laudsverdediging een soort lust tot
formalistische critiek, welke in geen enkel opzicht
het groote landsbelang als centraal punt in het oog
vat (men denke bijv. aan de weinig fraaie discussie
over het luchtafweergeschut van het Friesche P.E.B.)
en welke vrijwel saboteerend werkt. Volkomen terecht
acht de Regeering dus een blijvende wetgeving nood-
zakelijk en indien een woord van critiek op zijn
plaats zon zijn, dan zou het slechts kunnen zijn, dat het betreurd moet worden, dat bij deze gelegenheid
nog niet enkele andere wetsontwerpen zijn ingediend,
welker aanwezigheid in het stelsel onmisbaar is, ter-
wijl bovendien tot dusverre is nagelaten enkele mili-
taire voorschriften met de nieuwe wetten in overeen-stemming te brengen, c.q. de wederzijdsche gebieden
meer in detail af te bakenen. Het tempo laat nog
altijd veel te wenschen over.

Noodza.kelijlcheid van 1crachtier optreden.
liet landsbelang verbiedt in het openbaar gedetail-
leerde mededeelingen te doen over het gebruik, dat
de Regeering van deze wetten kan maken, subsidiair welke maatregelen zij op grond daarvan kan nemen.
Nochtans kan ieder, die daarin belang stelt, zich
daaromtrent door lezing van de publicaties over de
maatregelen gedurende den wereldoorlog alsmede van
de zich in de laatste jaren snel vermeerderende lite-
ratuur op dit gebied, een voorstelling vormen. Het
ware stellig te wenschen, dat hieraan meer aandacht
werd besteed, omdat dan wellicht tal van populaire
misverstanden – bijv. over de gevolgen van finan-
cieelen weerstand – zouden verdwijnen. Van de acht wetten, welke hierboven werden aan-
gekondigd, is de wet medewerking verdedigingsvoor-
bereiding 1939 feitelijk het kernstuk. Daarvan uit-
gaande regelt ieder der andere wetten de maatregelen
op een bepaald terrein. Volkomen terecht heeft de
Regeering dan ook in de Memorie van Toelichting op dit wetsontwerp de algemeene grondslagen van
haar politiek nogmaals uiteengezet. Mag daarbij het
inleidend betoog, dat deze maatregelen noodig zijn
door het groote materiaalverbrnik van de weer-
macht allerminst geslaagd heeten – de scheiding
veermacht en burgerbevolking schijnt een onver-woestbaar restant uit ouderwetsche opvattingen -,
voor het overige getuigt deze Memorie van gezonde
en juiste inzichten. Niet alleen wat betreft de maat-
regelen in oorlogstijd, niaar evenzeer geldt dit oor-
deel met betrekking tot de noodzakelijkheid van
wettelijke grondslagen in vredestijd. Wil het appa-
raat in tijd van oorlog of oorlogsgevaar kunnen wer-
ken, dan dient het in vredestijd niet alleen op papier
reeds te bestaan, maar ook in werkelijkheid reeds
te functionneeren. De Septemberdagen hebben ge-
leerd, dat wij toen op eenige punten, zoo een oorlog
zou zijn uitgebroken, reeds te laat zouden zijn ge-
‘eest. Daarom is het noodzakelijk, dat, indien deze
ontwerpen eenmaal wet
zijn
geworden, de Regeering
ook nog krachtiger dan tot dusverre voortgaat op den
weg, welken zij heeft uitgestippeld. De critieke Sep-
teniberdagen hebben een aantal manco’s aan het licht
gebracht, wèlke in de toekomst vermeden dienen te
– worden. Of ideze les wel overal begrepen is, of de be-
treffende instanties al weer niet zijn ingedomineld,
overladen als zij zijn met vraagstukken van den dag,
is een vraag, welke ernstig overwogen dient te worden.
Het is bijv. verbazingwekkend, dat men dezer dagen
in een artkel van Mr. Dr. A. A. van Rhijn, die
ambtshalve in nauw contact met dit onderwerp staat,
kon lezen, dat men aan voorraadvorming bij den
particulier moest gaan denken. In een periode als
waarin wij leven, waarin het ooriogsgevaar latent aan-
wezig is, hadden deze dingen reeds lang geregeld moe-
te .i zijn. Meer dan iets anders bewijzen soortgelijke
opmerkingemi, hoe ver wij nog achter zijn.
Dr. A.
Dn
GRAAEF.

158

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22. Februari 1939

DE RIJKSMIDDELEN OVER JANUARI.

Algemeen beeld.

Zooals uit het in dit nummer voorkomende midde-
len-overzicht blijkt, heeft het nieuwe jaar gunstig
ingezet. De opbrengst van de niet-directe heffingen

bedroeg ditmaal
f 38.402.300
tegen
f 33.340.600
in de
maand Januari van het vorige jaar, zoodat een stij-
ging valt waar te nemen van
f 5.061.100.
Bij nadere

beschouwing zal men echter opmerken, dat de voor-
uitgang uitsluitend zit in de omzetbelasting, die in
de afgeloopen maand een surplus van niet minder
dan f 5.379.600
boven de gelijknamige maand van
1938
opleverde. Overigens vertoonden de onderschei-
déne heffingen een nogal afwisselend beeld. Mèèr
brachten op de invoerrechten, het statistiekrecht, de
geslachtaccijns, de wijnaccijus en de suikeraccijns, de
belasting op gouden en zilveren werken, de omzetbe-
lasting, de zegelrechten en de loodsgelden. Daartegen-
over wezen de dividend- en tantièmebelasting, de
zoutaccijns, de gdistilleerdaccijns, de bieraccijns, de
tabaksacci.jns, de couponbelasting, cle registratiérech-
ten en de successierechten een lager opbrengstc••fer
aan. Alles bijeengenomen zegt deze eene maandop-
brengst nog niet veel voor de verwachtingen, welke
met betrekking tot den loop der middelen in
1939

mogen worden gekoesterd.
Aang.eteekend zij nog, dat de ontvangsten
f 1.591.900
bij de gemiddelde maandraming ten ach-
ter zijn gebleven. Indien men hierbij let op den ster-
ken vooruitgang van de omzetbelasting, is dit cijfer
niet zon gunstig. Aan den anderen kant moet worden
bedacht, dat de maand Januari als regel lagere ont-vangsten geeft dan de meeste andere maanden van
het jaar. Dit in aanmerking genomen is de verhou-
ding tusschen opbrengstcijfer en, maandraming nog
niet zoo onbevredigend. Wat de afzonderlijke midde-
len betreft, werd de raming overschreden bij den ge-
slachtaccijns, den
suikeraccijns,
den tabaksaccijns, de
omzetbelasting, de couponbelasting, cle zegelrechten,
de registratierechten en de loodsgelden. De totale
maandraming bedraagt dit jaar•
f 36.810.400
(in
1938 f 35.168.750).

Dividend- en tantièmebelasting.

In tegenstelling met het vorige jaar, toen de divi-
dend- en tantièmebelasting in de eerste maand een
sterke stijging te zien gaf, beweegt deze heffing zich
thans op een meer normaal peil. Er kwam ditmaal
f 316.800
minder binnen dan in Januari
1938.
Bij
een afwisselend middel als de dividend- en tantième-
belasting mag aan een enkele maandopbrengst intus-
schen niet te veel b&teekenis worden gehecht. Dat de
gemiddelde maandopbrengst bij lange na niet werd
gehaald, behoeft ook niet te verontrusten, omdat de
hooge opbrengsten eerst in het midden van het jaar
worden geïnd. Eerst dân zal het mogelijk zijn zich
omtrent den loop van dit middel een oordeel te
vormen. Aangeteekend zij nog, dat de raming voor het loopende jaar
f6.000.000
hooger is gesteld dan
voor
1938.

Invoerrechten.

De invoerrechten gingen vooruit met
f 914.600.
Daarentegen werd de raming niet gehaald (tekort
f 45.600),
hoewel de jaarraming voor
1939,
in ver-
gelijking met het vorige jaar, met
f 2.000.000
is ver-
minderd. Overigens waren de ontvangsten ditmaal
lager dan in de voorafgaande acht maanden. Het sta-
tistiekrecht verschafte ditmaal
f 4.600
meer dan in
dezelfde maand van
1938,
doch de opbrengst van
Januari
1938
was laag. De gemiddelde maandraming
werd ditmaal dan ook niet bereikt (tekort
f 7.600).

Accijnzen.

De zoutaccijus liep terug met
f 10.100
en bleef
f 39.200
bij de maandraming ten achter. Beter liep
het met den geslachtaccijns, die een aceres van

f 21.400
te zien gaf en
f 2.100
boven de maandraming

opleverde. De wijnaccijus steeg met
f 24.500, doch de
eerste maand van het kwartaal is voor dit middel
van betrekkelijk weinig belang. De gedistilleerdac-
cijns daalde met
f122.600
en de bieraccijns met
f 15.200;
beide middelen konden de raming ook niet
halen. Een bepaalde oorzaak is voor dezen teruggang
niet aanwijsbaar; wellicht moet hier aan een wissel-
werking met de vorige maand worden gedacht toen
de opbrengsten Vrij gunstig waren. De suikeraccijns gaf een bijzondere fraaie ontvangst
(f 566.100
meer
dan in Januari
1938
en
f157.100 boven de maand-
raming), wat te meer opvtlt, omdat ook de maand December jl. aan den hoogen kant was. Tenslotte
moge nog worden gewezen op den tabaksaccijns, die
f 10.100
minder verschafte dan in dezelfde maand
van
1938,
doch de gemiddelde maandraming overtrof
met
f 215.400
en derhalve een alleszins bevredigende
ontvangst voor de schatkist opleverde. Het volgende
overzicht g.eeft een vergelijking van de voor de jaren
1938
en
1939
aangenomen ramingscijfers:

Ranninig 1938

Raining 1939

f

2.000.000
f

2.000.000
au
Gnslht

……….
7.200.000
.,

7.500.000 Wijn

………….
2.200.000
,,

2.250.000
Geclistiiikoid
…..
28.000.000
28.050.000
131e,
…………..
7.000.000
8.000.000
Suiker

………..
55.000.000
,,

56.100.000
Tabak

…………
35.000.000
36.000.000

f
136.400.000

f
139.900.000

Andere indirecte heffingen.

De belasting op gouden en zilveren werken bracht
ditmaal rond
f5.100
meer op; de raming werd vrij-
vel verkregen. Hierboven werd reeds de aan.dacht
gevestigd op de enorme stijging van de omzetbelas-
ting (opbrengst
f 9.136.100
tegen
f 4.351.000
in
Januari
1938
en bij een maa.ndraming van
f6.833.300).
Het verschil is te verklaren uit de jongste technische
wetswijziging, welke tevens een uitbreiding betee-
kende. Bovendien vielen ditmaal betalingen voor
oude aanslagen samen met die voor nieuwe aanslagen,
zoodat vermoedelijk een groot deel van den vooruit-
gang als een bate ineens is te beschouwen. Voor
1939
wordt op een ontvangst van
f 82.000.000
gerekend (de
raming voor
1938
bedroeg
f 15.000.000).
De coupon-
belasting blijft door de vele plaats gehad hebbende
con.versies zich nog steeds in dalende richting be-
wegen; het decres beliep ditmaal
f80.800;
daaren-
tegen werd de maandraming met
f 50.200
overschre-
den; de jaarraming is voor
1939 f 500.000
lager ge-
steld dan voor
1938.
De z.g. conjunctuurheffingen hielden zich vrij
goeds Hoewel de zegelrechten in Januari
1938
een
zeer behoorlijk opbrengstcijfer vertoonden, kwam in
de afgeloopen maand nog
f 162.200
mébr binnen,
waarvan
f 126.100 op
rekening komt van een ruimer
vloeien van de beursbelasting. De mandraming werd
bij de zegelrechten overtroffen met
f 493.400.
Wat
de registratierechten betreft, hier was een belangrijke
teruggang te constateeren (van
f 744.600),
dôch de
registratierechten waren, in Januari
1938
uitzonder-
lijk hoog. Er kwam in de afgeloopen maand toch nog
f 7.600
meer binnen dan waarop blijkens de raming
was gerekend. D.e jaarraming is voor deze beide mid-
delen resp.
f 3.000.000
en
f 500.000
lager gesteld dan
voor
1938.

De successierechten waren ditmaal minder goed;
de opbrengst bedroeg
f 3.220.400
tegen
f 3.942.900
in Januari
1938
en bij een maandraming van
f4.000.000
(de jaarraming is voOr
1939
met
f 2.000.000
verhoogd). Bij een
dergelijk
wisselvallig
middel zijn ups and downs nu eenmaal onvermijde-
lijk. De loodsgelden accresseerden met
f 5.600
en
overschreden de maandraming met
f 9.100.
In verge-
lijking met de ontvangsten over het laatste kwartaal
1938
beteekent deze opbrengst een daling van onge-
veer
f7.500.

22 Februari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

159

Directe belastingen.

Over de directe belastingen valt nog niet veel te
vertellen. Aan grondbelasting is
f
769.600 minder
op kohier gebracht. Hier is een vertraging in de aan-
slagregeling in het spel, door het niet tijdig vast-
stellen van provinciale opceuten. Bij de inkomsten-
belasting is het zuiver bedrag der kohieren
f
4.501.000
hooger dan de stand van den overeenkomstigen dienst
op 31 Januari 1938. Het accres is te danken aan de
verhooging der opcenten en aan de verbetering van
de conjunctuur in 1937. De overige directe belastin-
gen vertoonen alle een daling. Bij de vermogensbe-
lasting en de verdedigingsbelasting 1 is de oorzaak
te zoeken in de daling van de waarde der vermogens
per 1 Mei 1938, vergeleken met 1 Mei 1937. Een bepaalde reden voor het verschil in minder bij de
belasting van de doode hand is niet gemakkelijk op
te geven; vermoedelijk zijn in Januari 1939 minder
aanslagen vastgesteld dan in dezelfde maand van het
vorige jaar.
Uit Overzicht II, dat den vorderen loop van het dienstjaar 1938 aangeeft, blijkt, dat in de zuivere
opbrengst der directe belastingen nog enkele wijzi-
gingen
zijn
gekomen. Dientengevolge is de raming
thans bij alle overschreden, met uitzondering van de
grondhelasting.

AANTEEKENINGEN.

De financiering van de herbewapening in
Engeland.

De .Engelsche Regeering heeft sinds 1935 de goede
gewoonte om kort v66r het versohijien van de eerste
officieele schattingen voor het komende begrootings-
jaar een Witboek te publiceeren, waarin zij de be-
volking voorlicht over wat in het afgeloopen jaar
met de horbewapening bereikt is èn wat ziji zich voor-
stelt in het komende te doen.
Het de vorige week uitgekomen Witboek leg-t, in
tegenstelling met zijn voorgangers, waarin vooral
vraagstukken van organisatie op den voorgrond ston-
den, vollen nadruk op de financieele zijde van deze
herbewapening.
Het laatste nummer van ,,The Economist” ‘) wijdt er een uitvoerig hoofdartikel aan. Daaruit blijkt, dat
terwijl in 1937—’38 de uitgaven van de Departenien-
ten van Oorlog, Marine en Luchtmacht nog £ 262
millioen. bedroegen, deze in 1938—’39 reeds gestegen
zullen zijn tot £ 388 millioen; in 1939—’40 zullen ze
niet minder dan £ 523 millioen. bedragen. Sluit men
voor het laatste jaar ook nog de uitgaven in ten be-
hoeve van de luchtbescherming der burgerbevolking,
kan korit men zelfs tot een totaal van £ 580 millioen.
De geweldige eischen, die de herbewapenintg aan
Engeland stelt, realiseert men zich, wanneer men
weet, dli.t de uitgaven voor militaire doeleinden in
1939—’40 overeenkomen met meer clan
4/5
van alle
gewone uitgaven in 1933—’34.

Zelfs, indien de overige departementen geen zwaar-
der eischen aan de Schatkist stellen, zullen de totale
uitgaven in het komende begrootingsjaar niet minder
dan £ 190 millioen meer. bedragen dan in het vorige.
Daartegenover valt, zonder het invoeren van nieuwe
belasting niet op een stijging van de inkomsten te
rekenen. De daling der effectenkoersen, de vermin-
dering van den huitenlandschen handel, de geringere
winsten der verschillende vennootschappen doet eer-
der het tegendeel verwachten; op een vermindering
van de opbrengsten van de successie- en van de in-
voerrechten evenals van de winstbelasting moet men rekenen. De schrijver van het artikel in ,,The Econo-
mist” verwacht daarom, dat de inkomsten van de
Schatkist in 1939—’40 niet meer dan £ 920 millioen
zullen bedragen tegen £ 940 millioen in 1938—’39.
Hierom en vooral om de stijging van de militaire

‘) The Bunden of Arms, The Economist,
18-2-1939, blz.
329, 330.

uitgaven moet voor 1939—’40 gerekend worden op
een tekort van £340 millioen; (in 1938—’39 £140
millioen).
Om deze kloof tusschen inkomsten-en uitgaven te overbruggen, zal de Engelsche regeering nog verder den weg van de ,,deficit financing” op moeten gaan,
een nog sterker beroep moeten doen op de kapitaal-
markt. De machtiging haar verleend bijt de Wet op de
Defeusieleeningen is niet meer voldoende om het
heele tekort te dekken. Op 1 April 1939 zal men nog
over £ 203 millioen kunnen beschikken alvorens de in
deze wet aangegeven limiet is bereikt. Daarom is
in deze week bijt het Parlement een wetsvoorstel.
ingediend om de in genoemde wet gestelde grens met
£ 400.000.000 te verhoogen, welke limiet dan gelden
zal voor de komende drie begrootiugsjaren.
,,The Economist” is er van overtuigd, dat het de
kapitaalmarkt niet moeilijk vallen zal deze behoefte
der Overheid te bevredigen. In dit verband herinnert
ze er aan, dat in 1928 de publieke lichamen, voor
£ 369 millioen aan obligaties enz. wisten op te nemen.
Wij moeten er echter op
wijzen,
dat de voorwaarden,
waartgen in 1937 •de bewapeningsleening geplaatst
werd, ongunstiger waren dan in 1936. In het laatst-
genoemde jaar nam men al. nog genoegen met een
rente van 214 pOt.; de leenin’g-1937 bood reeds een
rendement van 3.1 pOt. Bovendien moest van de laat-
ste leening heel wat ondergebracht worden bij -ban-
ken, terwijl ook een beroep gedaan moest worden op
de sociale verzekeringsinstellingen en op die depar-
tementen, tdie tijdelijk over liquide middelen beschik-
ten. De laatste mogelijkheid is er thans niet; ook het
opnemingsvermogen van de ,,fondsen” is beperkt, ter-wijl tenslotte in een democratischen staat de middelen ontbreken om de particuliere banken voor te schrijven
door te blijven gaan met het investeeren in staats-
leeningen. Bovendien wijzen wijt er op, dat het hier-
boven vermelde tekort van £ 340 millioen over 1938-
1939 waarschijnlijk te laag geraamd is; maatregelen
ten behoeve van den landbouw en de werkloozen zul-
len hoogere eischen aan de schatkist stellen.
Wordt het reeds vermelde wetsvoorstel tot wet ver-
heven, dan zullen de Departementen van Defensie
in de drie achtereenvolgende begrootin.gsjaren van hun bewapeningsuitgaven voor in totaal £ 600 mil-
lioen met geleend geld kunnen financieren.
In tegenstelling met de verwachting van ,,The Eco-
nomist” zal, naar uit de redevoering van Minister
Simon op 20 Februari jl. valt op te maken, de Re-
geering vermoedelijk er niet toe overgaan om de be-lastingen in 1939—’40 te verhoogen, maar het heele
tekort willen dekken door het uitschrijven van een
leening ter grootte van £ 350 millioen.. Men ver-
wacht, dat een gedeelte van de benoodigde fondsen,
voorloopig althans, gevonden zal worden door de uit-
gifte van schatkistbiljetten, wat de discontomarkt,
clie klaagt over een tekort aan materiaal, zeer welkom zou zijn. Het achterwege blijven van belastingverhoo-
gingen, althans van zulke, die de ontwikkeling van
handel en’ industrie zouden schaden – zooals men van
plan schijnt te
zijn,
heeft in de City een gunstig ont-
haal gevonden. Een conjunctuur remmende invloed van de herbewapeningsfinauciering wordt daardoor
uitgeschakelid.
Op de wenschelijkheid om de bewapeningsuitgaven
niet door verzwaring van fiscale lasten maar door
overheidsieeningen te financieren, is mede gewezen
door den heer McKenna, President van de Midland
Bank, in zijn in het begin van deze maand uitgespro-
ken jaarrede’). J.v.B.

1)
Aan de opvattingen van Mc,Keana wordt in dit num-
mer een u;itvoenitge beschouwing gewijd door Prof. Mr. Dr.
Verrijn Stuart – ,,De Engedsehe Banken
du 1938″ –
bldz. 151 e.v.

160

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22
Februari 1939

Overheidsingrijpen in het Indische bedrijfsleven.

wij
citeeren uit de Memorie van Antwoord, uitge-
bracht door den Minister vun Koloniën, op het Voor-
loopig Verslag vau de Afdeelingeti van de Tweede
Kamer der Staten -Genera al de volgende alinea’s, clie
het standpunt der Regeering met betrekking tot het
overheidsingrijpen in verschiiierde takken van het
bedrijfsleven daar te lande aangeven’):

Togen o11zerMJing van de bestaande theerestt’ietie in ceit
inclividueele restriotie, zooais deze voor de bevolkingsrubber
wordt toegepast, ziet de Minister bezvaar. I)e inheemsche
bevolking toch produceert geen verhandelbare thee, doch
bepaalt zich tot cle inlevering van versoh theebiad, hetwelik
door de opkoopfairieken tot liet voor export geschikte pro-clucit wordt verwerkt. Een dergelijke omzetting zou overi-
gens een kostbare en omvaingrijike administratie vereiscjlien.
Zij kan trouwens worden gemist, omdat hetzelfde resultaat
thans op een eenvoudiger wijze wordt bereikt door vast-
stelli iig van mi ni,n nm-p rijzen, welke rechtstreeks met de theeprijeen verband houden, geCombineerd niet de toepas-
sing van hot
age.
Kiugma-stelsel, volgens hiwelk aan de
i]theemsdhe theeproducenten de gelegenheid vord.t geschon-
ken het hun toegewezen leveringsaaiideel beurtelings aan
de biunen hun rayons gelegen fiheefabrieken te verkoopen.
Tot het verbod viaji den opkoop van bevolkfiugsriet is
indertijd eerst na grondige overweging overgegaan, en
zulks niet alleen om te verhinderen, jdat riet uit fabrieks-aaripiantingen werd ontvreemd voor den verkoop aan an-
dere fabrieken, doch om. ook om olandesbiene uitbreiding
van fabrieksaaiiplanbiiigen te voorkomen. Afgezien hier-
van is niet te verwachten, dat een opheffing van dat op-
koopve rbod tot een ii oenienswaard ige ontwikkeling van de
bevolkingssui.kerrietcultuur zou leiden, omdat de bevol-
kingssuiker een eigen markt heeft, welke onafhankelijk is
vaii cle onderiieniingssu.iker, en desnikeroncerneinaingen
tijdens cle huidige produatiobeperking van de suiker niet
bercicl zouden zijn meer suiker riet van de bevolking op te
koopen.
Voor een herziening in het belang der iniheemsche ho-
volking van de verhouding tussehen de rubberquota voor
degroote Westersehe bedrijven en de inlieemsche planters
in de Buitengewest.en bestaat, naar het oordeel van den
Minitcr, geen aanleiding, omdat bij de vaststelling der
quota voor den duur der nieuwe rubberrestrintie-overeen-komst reeds in mmie mate met de belangen der bevolking
is rekening gehouden. Zulks blijkt hieruit, dat aan de
in,heeiwsclie rubberproducenten voor de jaren 1940-1943
een grooter aandeel is toegekend clan haar op gi-ond van
de berekende productieoaipaeiteit zou toekouicin.
De situatie der coprap.roducenten heeft de volle aandacht der Indische overihehd. Door saiiienwerking van den Dienst
der Coöpemaitie, do Algemeene Volkscredie’bbanik en de Coöpe-
ratieve i’rodueten Verkoop Centrale ,,Minahassa” is reeds
een begin gemaakt met cle verbetering van de positie der
klappertuinbezitters in het algemeen en van hun schuld-
bevrijding in het bijzonder. Een gelijike strekking heeft het
onlangs bij den Volksraacl ingediend ontwerp eener ,,Copra-
c’o.ntracten -o rdon nanti e Maj usdo”. waarbij wordt beoogd het
aangaan van contracten tusselicir opkoopers en producen-
ten van oopra zoocla.nig aan banden te leggen, dat aan liet
bestaan van sinds lang ingeslopen misbruiken een einde
wordt gemaakt. Voorts wordt door verlaging van de vraeh-
ten voor copra aan •de belanghebbenden tegemoet gekomen.
Van de bedrijfsreglementeeri.ng gaat geenszins een ibe-
leinmerencle invloed uit
0
1
)
de ontwikkeling van de in-
heemsuhe bedrijven. Zij is •in versghillende bedrijfstakken
zoowel voor de inheei sche als voor de uitheemscihe bedrij-
von noodig geworden oni een evenwiht te scheppen tus-
sohen vraag en aanbod cii bevordert adus liet bestaan van
gezonde economische verhoudingen. In den Bedrijfsregle-
inenteeringsraad is het inheemseh element ruimschoots ver-
tegenivoordigd door de aanwezigheid van twee iniheemsche
ambtenaren niet groote economische ervaring; of ‘in dezen
raad ook een vertegenwoordiger van de inheeimsehe bedrij-
ven zitting moet heibben, is ccii vraag, die naar de meaning
van dein Minister ‘Ier beoordeeling van de Indische Regee-
ring moet worden gelaten. Aan de verbetering van den toestand van den inhieeim-
sohen middenstand wordt de noodige zorg besteed. De in
1929 in liet leven geroepen Comniissie nopens het iutellein
van een iiiiddensta.ndsonder zoek bracht in 1931 een rapport
uit, waarin zij als middelen tot bevordering van den n,id-
denstand op Java en Madoeira aangaf de inrichting van een

1)
Kamerstukken: Zitting 1938-1939 – No. 4/69; blz.
39 e.v.

handelsvoorlichting voor inheeuusohen, de uitbreiding van
de nijiverheidsvoorlicihting, de instelling van een passend
handelsonderwijs voor de inheenisehe sfeer, de uitbreiding
van aimbaektsonderivijs en de uitbreiding van crediehrnoge-lijkheden voor de inheeinsclie bevolking. Aan de meeste van
haar voorstellen is reeds in inceider of minder iiiaLe uiit-
voerling gegeven. De bicijenlandsche handelsvoorlichting is
eenige jaren geleden georganiseerd en wordt tezamen met
de eoöperahie verzorgd door een afzonderlijke onderaf.dec-
liiig van heit Departement van Economische Zaken; de nij-
veiheidsvoorlichtinig wordt voortdnrend uitgebreid; aan
het handels- en nijverheidsonderwijs is de noodige aal dacht
besteed, om. door de oprichting van kleinhandelsscholen
en bekostiging of siibsidieeriiig van inrioh’hiingcn van tech-
iseh- en aaiibaohtsonderwijs; tenslotte wordt in de crediet-
behoeften van den middenstand niet alleen door de Alge-
meene Vodkscredietbank doch ook door de in aantal toene-
niende inheenische credietcoöperaities voorzien, zoomede doof
de centrale stichting ,,Fonds voor kleine nijverheid” en
kleinere locale stichtingen, wast-van de voor de i nheem sche
nijverheid bestemde credieten meermalen door de overheid
gegarandeerd worden. ‘orenbedoelde stichtingen voor de
kleine nijverheid vervullen derhalve de functie ‘aii een
bedrijfe- of in.dusitriefinancieringsfoods.

De belastingdruk in Nederlandsch-Indië

De Memorie van A:ntwoord, uitgebracht door den
Minister van Koloniën,
op
het Voorloopig Verslag
van cle Adeeliugen van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal bevat met betrekking tot de belastingdruk-
verdeeling in Nederiari dsch Oost-Indië enkele passa-
ges, die wij hier doen volgen i):

Met betrekking tot de onder dit hoofd en op blz. 17 en
IS van het Voorloopig Verslag nopeins den di-uk der ho-
lastingen geinaaikte opmerkingen, moge de Minister het
volgende aan’teekenen.
Die opnierkingen weklcen dn indruk, als zouden in Ne-
derlandscili-Iniliö cle minst draagkradhitigen door nieuwe
zware lasten worden getroffen, terwijl de beter gcsi’t.ueer-den en de bedrijven slechts matig belast blijven Tegen een
dergelijke voorstellinnig van zaken moet de Mi’niter op-
komen.
Reeds bij de behandeling van •de wetsontwerpen nopetis
de voor 1939 te treffen beiastingmaatregelen heeft hij
uiteengezot, dat de hoogere opbrengst van de invoerrechten
ad fhi.4 millioen slechts ‘ten deele, nl. tot een bedrag
van rond
f
3 millioen, door de groote massa der Inland-
sche bevolking zal worden opgebracht. Oindait die bevol-
king slechts hij eet’ betrekkelijik gering aantal uniportgoe-
deren daadwerkelijk belang heeft, zegt ook een gemiddelde
druk der invoerrechten vati 11 pOt. der waaide niets. Trou-
wens, dit gemiddelde ligt tussohen een recht van 0 pot.
waaronder bijv. i-ijst valt, welke vrijgesteld is van invoer-
redht) en andere uitersten, zooals bijv. de 200 pOt. ad

valo mciii, waarop liet specifiek recht neerkomt, dat vordt
geheven op een door de inhee’nischen niet gebruikt artikel
als jenever.
En ‘vergelijking van dien druk der invoerrechten met
den gein iddelden druk van 38 pOl. voor de u’iitvoerreehte
t
gaat om die reden dus reeds niet op. Aangezien overigens
de uitvoer van bevolkingsproduuten een belangrijk porren-
lage uitmaakt van dn goheelein indisehen uitvoer, mogen
de in het Voorloodg Verslag aan het w’oord zijnde leden
bedenken, dat een aandrang om de bestaande ci itc’oe r recli –
ten te vetihoegen, deels neerkomt op een pleidooi tot ver-
zwaring van latein voor de bevolking. Bovendien wordt
daarbij over liet hoofd gezien, dat het niveau der uitvoer-
rechten na de de’preoiatie van den gulden reeds werd ver-
hoogd door de instelling van liet tijdelijk extra-udtvoer-
t-echt van 2
pot.,
gevolgd door het defensie-uitvoerrecht
wun 1 pot
Terwijl de Minister zich veroorlooft, voor wat de loon-
belasting betreft, naar zijn onlangs in de Tweede en in
cle Eet-slee Kamer gegeven uitvoerige beschouwingen
te
verwijzen, moge hij er de aandacht op vestigen, dat slechts
een betrekkelijk gering deel van de inkomstenbelasting door
de iniheemsehe bevolking woult opgebracht, aangezien dc landbouiende bevolking, voor zoover zij landrenteiplichtig
is, geen inkomstenbelasting betaalt. Bij de veiihoogin.g van
de laatstgenoemde heffing kan daarom de Indische nul-
lioenenmassa nauwelijks betrokken zijn.
Onder de dmnkvevzwarirugen, welke door de hoogerbedoel-
de. leden verder worden aanibe’volen, ontmoet de Minister
iii de eerste plaats die van de veinnootschiapsbelastiag. To

‘) Kanierstukken: Zitting 1938-1939 — No. 4/69,- b]z.
25 cv.

22 Februarj 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

161

dien aanelen ‘is van andere
zijde
op blz. 10 bovenaan van
het Voorloopig- Verslag. tereeht reeds opgemertkt, dat een
zoOdali ige ‘verhoogi ng allerminst sbimuleerc’nd aal kunnen
ivci-ken op het aantrekken van kapitaal. waaraan Indië
voor de bevordering van zijn welvaart, om, door vestiging
van nieuwe industrieën. soozeer behoefte heeft. De von-
iiootsohapsbelaslui eg bedraagt thans een vij Me gedeelte van
cle fiscale wiin’st en c1aarbij wordt geen aftrek ‘toegelaten
voor reservefonidsen (voor zoover dit geen feitelijke af-
sehrija’iaigsreken’inge’n zijn). Aangezien die heffing moet
worden oipgcbraciht na,at andere belastingen (zooa.ls in-
voorrechten en verpond’ing), is de Minister van oordeel.
dat groote oinziehtigheid geboden is bij het verder spannen
van den boog.
Bij de heffing van eeti extra-uiitvoerreeht op mijnpro-
clucton zou het Land, voor wat de belasting vai tin aan-
gaat, om voor de hand liggende redenen in eigen vleesch
snijden. Een bijsondere heffing op goud en zi1vr moge
voor het oor een zekere bekori’ag hebben – .,•min.ing is a
ehance” en de niillioenen, die aan het zoeken naar die
edele metalen vruchteloos ten koste werden gelegd, niogeis
cl aarorn niet worden voo rbijgez’i en.
De nieetibedoelde leden, die een ‘herziening van cle zgn.
5a-eontraoten aanbevajen, teneinde het Land ccii grooter
aandeel ‘in de opbrengst daarvan te verzekeren, zien blijk-
baar over het hoofd, dat bij een contract
twee
1)tijl1
betrokken zijn, zoodait wijziging niet ‘zonder de i nsten-
]ning van de wederpartij zou kunnen plaats vinden.
Van de opmerking van verscheidene leden, dat de gun-
stige resultaten van het oJ’iobodrijf slechts in geringe mate
in de bijdrage van de N.1[.A..M. aan de schatkist tot uit-
drukking kozneii, heeft de Minister niet verwondering ken-
als genomen. Behalve vennootschapsbelasting, eijns en vast
recht, ontving het Land toch over de jaren 1935, 1936 en
1937 een dividend van rond
f
857.482,
f
2.244.929 en
f7.l89.052, hetgeen ondet-seheiclenlijk neerkomt op 15.15
pOt., 40.82 pOt. en 130.71 pOt. van ‘het getnvesteord kapi-
taal van
f
5/ millioen.
Na al hetgeen de laatste jaren door de Regeering bij
herhaling nopens de belasting van de aardolie-industrie in
hot midden werd g’e’bi-acht, moge de Minister yiih veroor-
loven deze aangelegenheid thans te laten rusten. Het tijd-
i-oovend onderzoek, dat
te
dezer zake in Indië moest wor-
den ‘ingesteld, ‘is nagenoeg beëindigd, zoodat een besluit
nopeus de verder te volgen gedragslijn oerlang kan worden
genomen.
Voor verdere verlaging van ten zoutprijs, welke met in-
gang van 19 October 1936 met 2 cent per •briket werd verlaagd en daardoor weer op ht van ouds gebruikelijk
peil werd gebracht, bestaat geen aanleiding. Opgemerkt
moge wrden, dat de reorganisatie van den zGutverkoop,
welke reeds in een niet onbelangrijk deel van het regie-
gobied haar beslag heeft gekregen, voor de bevolking een
gi-oote tegemoetkoming be’Leekent, niet alleen wegens de
aanzienlijke ve nnee ide ring vaas het aantal verkoopplaatsen,
maar vooral wegens liet verkrijgibaar stellen van kleine
bt”iketteu tegen den prijs van 2, 1 en cent.

De handelspolitiek der Nederlandsche Regeering

met betrekking tot Nederlandsch-Indië.

Aan cle Memorie van Antwoord, uitgebracht door
den Minister van Kolo.niën, OP het Voorloopig Ver-
slag van cle &fdeeliugen van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal ontieenen wij het volgende
1):

i) liamerstukkon: zitting 1938-1939 – No. 4J69, blz. 1
Ii.

Slechts op een enkel punt, nl. .dat der bandelpol’itiek,
wil de Minister hieraan nog een opinerlolug toevoegen.
Dat de voordeelen, welke Indië bij verschillende gelegen-
heden zijn ten
deel
gevallen, dank zij het gezamenlijk
voeren van de handelspolittiek, aanzienlijk zijn, ateust tot
groote voldoening. Met name hct in het verslag besproken
handelsverdrag met de Vereenigde Staten is voor Neder-
landsoh-Indië ‘van veel beteekea’is en heeft bewerkstelligd,
dat het lia’ndelsverkeer tuaschen dit gebiedsdeel en Ame-
rika zich op een belangrijk hooger niveau beweegt dan te-
voren ihet geval was.
De Minister ontkent niet, da,t de invoer van goeclkoope
goederen uit Oost-A aië direct’ voordeel kan opleveren voor
de mindet- koopkraehtige groepen der. Indische samen-
leving; in zooverre zijn, evenals zulks overal elders het
geval zon ‘blijken, die goederen dezen koopers vermoedelijk welkom. Dat bij de ‘iizheenisc’he massa overigens beducht-
held zou ontstaan, dat ‘zij door het aankoopen van deze
goederen den bui teulanclsehen invloed helpt uitbreiden, is
al even onwaarschijnlijk ‘te achten, als dat die massa –
ijn’heemsche pers en inhee’msdhe leiders worden door de
aan het woord zijnde leden immers uitdrukkelijk uitge-
sdhakel’d – zulk een eventnecle stijging van buritonlan’dschen
invloed met bew’uste sy’nipaithie of tegenzin zou volgen.
Al kan
gereedelijk worden toegegeven, dat bij uitbreiding
van liet liandels’verkeer binnen het ‘imperiaal verband met
dc belangen van beide gebied.sdeeien ‘ten volle moet worden
gerekend, het ‘vraagstuik schijnt toch te s’ürnplis’bisøh ge-steld, wanneer daaruit de uitsluitemide conclusie zou iver-
den getrokken, ‘dat liet imiet mogelijk is van de iniheemsche
bevolking ‘te vergen Nederlaiiclsche goederen te koopen,
indien zij diie tegen lager prijzen uit Oost-Azië kan be-
trekken.
lllij’kba.ar wordt hier gedoeld 01) de con’t’ingenteeringen
die voor
ccii
deel mccle in het belang van den Nodei’i’and-
suhen invoer werden ingesteld.
De Minister moge daarover het volgende aa,ntee-
ke.neii, waarmede tevens de ‘ten aanzien van de prijsver-
hoogende werking der conitioigenteeningen en ten aanzien
van de voorziening vati de Indische markt met textielen
gestelde vragen worden beantwoord.
En de eerste plaats wordt bij cle toepassing der contin-
geniteeringen op effectieve wijle, om. door liet aanleggen
van buffervoorraden, door contrôle op prijmti van fabri-kanten en importeurs en soms ook door reoh’tstreeksohe
prijszntting, ht prijsvei-sch’il tusschen goederen van ver-
schillende herkomst tot een minimum teruggebracht, voorts
dienen de eonrtingen’teeringcn, waarom liet hier gaat, vol-
strekt niet alleen de belangen der Nederlaudscice nijver-
heid, doch ook die van de Indische ‘industrie, die van het
Indisch distributie-apparaat en itidi rect vooral ook die
van den indisehen export, welke alle belangen ‘ertege’n-
woordiigen, die ook voor de inheemsche bevolking vitaal
moeten w’orclen geacht. Daarbij komt, ‘sooals in het Voor-
loopig Verslag terecht nog eens is uiteengezet, ee hier-
boven werd beaamd, dat de prestaties van Nederland niet a1ctei’staan bij die van Indië, en dat vals die prestaties de
Indische samenleving als geheel ‘terdege profiteert.
Gaarne maakt cle Minister in dit verband tot de
zijne de uitspraak in liet Voorioopi’g Verslag, dat door te
eisohen, dat de een alles betalen moet en de ander alle
voordeelen uit de sanienwer’kiug trekt, men niet de zelf-
standiglield, maar veeleer de financieele en econonuselie af-
hankelijkheid
va
n[ndië miastreeft.
Tenslotte kan nog woi’deti vermeld, dat de contingentee-ringen iii IIlndië voor alle liietboven genoemde doeleinden
tezamen slechts betrekking hebben op ccc vierde gedeelte
van de waarde van den .geheelen invoer.

AANVOER VAN GRANEN. (In
tons van 1000 kg.)

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

12118 Feb.
Sedert
Overeenk.
12(18
Feb.
Sedert
Overeenk.
1939 1938

1939
1Jan. 1939 tijdvak 1938
1939
1Jan. 1939
tijdvak 1938

Tarwe

……………..
18.343
100426
144.217
8.063
10.765 1.627
111.191 145.844
Rogge

……………..
17.011
30.833
29.603



30.833 29.603
Boekweit ……………..
210 2.548
1.210



2.548
1.210
Maïs ………………
8.729
108.835
227.336

20.316
24.078
129 151
251.414
4.315
31.428 42.653
500
2.047
2.101
33.475 44.754
3.832
19.851
37.589

1.460 1.036
20.311
38.625
975

.

7.460
14.043
1.300
65.213 51.593
72.673
65.636

Gerst

…………….
Haver

……………..

2.004
12.926
13.348

150

13.076
13.348
Lijnzaad

……………..
Lijnkoek

…………….
m 216
5.659
7.738

445
3.180 6.104
10.918
Tarweeel

………….
Andere meelsoorten ….
836
3.575 5.645
145
615
768
4.190
6.413

162

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22
Februari 1939

ONTVANGEN BOEKEN.

Dync&nsik der Weltwirtscha.f t
door V. St,aukevic.
(Leipzig 1938; Ostverlag der Buchhandlung Pri-hacis. Prijs
R.M.
2.50).

De lo.ndbouw-crisismaa.tregelen, hunne wending en uit-
voering XX
(met bijlagen). Driemaandelijksch
verslag aan de Staten-Generaal (Juli, Augustus,
September). (Den Haag1939; Algemeene Lands-
drukkerij).

The moneta.ry aspect of the raw material,s problem
and the reviva.l of international trade
door Al. A.
Heilperin. (Parijs 1938; International-Institute
of Intelleetual
Ce
operation).

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN
Uit. Januari 1939 (in Guldens)

AFDEELINGIa
Kohieren
voor den dienst
1939
1
)
Dir. belastingel
Bedragen,

Benaming der
Totaal
terugge-
geven of
Zuiver

E

10*
middelen
bedrag
anders dan
bedrag
a 0

S
.o o
wegens
betaling
W0

0
opdekoh.
afgeschr.

Grondbelast. a)
1.289.320

1.289.320
2.058.905
Inkomst.bel. b)
28.793.700
272.600
28.521.100
24.020.111
Verrnogensb. e)
6.462.733
24185
6.438.548 6.522.868
Verdedig.bel. 1
1

3.509.058
15.860
3.493.198 3.771.393
Bel.v.d.doodehd.
155.746

155.746
436.918

Totaal
40.210.557
312.645
39.897.912 36.810.195

a)
1%
hoofeisom + 20 opcenten op de lioofd,soirn der ge-
bouwde eigondomnien. b) Hoofdsorn + 70-88 opcmten.
c) Hoofdsom + 75 opeenten.
1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan ide vermelde bedraigen u6t % gedeelte van het met
1 Mei 1939 aanvangende b
e
l
as
ti
njg
di
ens
tj
aar 1939/1940 en
gedeelte van het belastingd(ienntjaar 1938/1939. ) Voor de belastingen naar inkomen en vermogen bestann de ver-
melde bedragen uit % gedeelte van het belastingdienst-
jaar 1938/1939 en / gedeelte van het beiastingdiienstjaar
1037/1938.

AFDEELING In
Overige middelen.
Jan
Sedert
1Jan.
1939

Overeen-
komst/ge
per/ode
1938
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel.

711.986
711.986 1.028.830
Rechten op den invoer
.
7.954.415
7.954.415
7.039.795 200.780
200.780
196.214 127.440 127.440
137.495
Accijns ôp zout

…………
Accijns op geslacht

….
627.108 627.108 605.685
Accijns op wijn
57.023 57.023
32.520

Statistiekrecht

………..

Accijns op gedistill.


..
2.159.901 2.159.901
2.282.486
538.451
538.451
553.640 5.432.087
5.432.087 4.866.015
Accijns op bier

………..
Accijns op suiker

……
3.215.355 3.215.355 3.225.453
Accijns op tabak

…….
Bel, op gouden en zilverw.
47.837 47.837 42.151
Omzetbelasting
.

………
9.736.682
9.736.682’1
4.357.046
Couponbelasting

……..
.508.511
508.5111
589.320
Recht, en boeten v. zegel
12.410.069
1)

2.410.069
2.247.870
Recht, en boet. v. registr.
1.382.614 1.382.614 2.127.221
Recht. en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden

en

v.

schenking
3.220.414 3.220.414 3.942.885
Opbrengst d. loodsgelden.
71.614
71.614
65.987

Totalen….
38.402.287
38.402.287
33.340.613
1)
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz;
f
562.039
(Beursbel.).

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.

Dienst 1938/1939
1
Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der

l

hieren voor den dienst
kohieren tot en met
1
9371’38 tot en met de-
de maand Jan. 1939
zelfde maand van 1938
Gemeente.f.belast..
.
62.875.228
57.936.031 Opc. verm. t. get. v. 50 5:427.013
5.497.797

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1938.

Lulvere op-
brengst over het

Benaming der middelen
Bedrag van de
raming tijdvak van
1
Jan. 1938 tot en
met de maand
Jan. 1939
Grondbelasting.
(Y,
j
hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
10.600.000 10.504.009
Inkomstenbelasting
75.000.000 82.040.517
Vermogensbelasting
20.000.000
20.055.521
9.000.000 10,915.475
Belasting v. d. doode hand

.
..
1.800.000
2.048.847
Divid.- en tantièmebelasting.
21.000.000 25.039.286
98.000.000
99.152.194
2.459.189
1.981.017
7.424.844 2.263.353

Rechten op den invoer

………
Statistiekrecht

…………..2.500.000

Accijns op gedistilleerd

.
..
.
28000.000
28.921.256

Accijns op zout

…………..2.000.000
Accijns op geslacht

……….7.200.000

7.000.000 8.119.599

Verdedigingsbel.

1

…………

55.000.000
56.853.456
35.000.000
36.512.955
Belast, op gouden en zilverw.

575.000 577.096
75.000.000
77.127.641

Accijns op wijn

………….2.200.000

5.001.667

Accijns

op

bier

…………….
Accijns

op

suiker

………….

Rechten en boeten van zegel
26.000.000
21.112.051

Accijns

op

tabak

………….

Rechten en boeten v. registr.
17.000.000
16.605.610

Omzetbelasting

…………..
Couponbelasting

…………8.000.000

Rechten en boeten v. succes- sie, v. overgang bij overlij-
46.000.000 50.321.940
den en v. schenking ……
Opbrengst der loodsgelden -.
750.000 663.225

Totalen. ..
545.625.000 565.700.746
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN
TEN BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSTJBSIDIEFONDS.

Zuiver bedrag
Dienst 1939

Bedrag van kohieren tot en
raming

met de maand
Jan. 1939

Grondbelasting (veertig ten hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom wegens ongebouwde
9.681.000
1.178.478
Personeele belasting (tachtig ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweedenen derden
19.000.000
194.238
grondslag)

………………
Qemeeatefondsbelasting

(vijf

en

eigendommen)

…………….

twintig opcenten op de hoofd-
15.500.000

Vermogensbelasting

(twee

e.n
twintig opeenten op de hoofd-

som)

……………………..

2.640.000

som)

……………………
[nkomstenbelasting

(tien opeen-
ten op de hoofdsom)
4.800.000

Totalen …… .51.621.0001

1.372.716
ENKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.


Jan.1939
1

1939
1

1938

Motorrijtuigenbelasting
Rijwielbelasting ………

Totalen
., … . …

.

1.717.219
11.817
1.717.219
11.8171
1.506.448
13.675

..1.729.036
1.729.036 1.520.123

EMISSIES IN
JANUARI 1939.
Staatsleeningen ‘)
Pro’. en Gemeent. Leeningen …..
f.
1.481.175,-
zijnde:
j
Tcderlci?
Obligaiön:
Provincie Utrecht

f
1.000.000
234%
obl.)
a
101% …………
f

1.010.000
Ge.meonite Meppel
f470.000 3 % obl.
a
1003’%

………….471.175
Industrieele Ondernemingen ……,, 3.100.000,-
zijnde:
Nederland
Aandeelen.’
Heijn eken’s 13ierb “ouwe- rij Mij. N.V.
f
2.000.000
aa]id.
3)

155% ….
f

3.100.000

22 Februari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

163

Petroleum ondernemingen
……..
zijnde:
Nederland
Obligatiën:
N.V. Bajtiafsche Petr. Mij.
f 100.000.000 3%% obi.
t 1004% ……….f 100.500.000
Kerkelijke Leeningen
4)

Totaal
. . . . f 105.081.175,-
‘)
Converse:
Fran/rijk: Obligatiën:
Fransche Republiek
f 100.000.000 (= Zw.
Fr.
240.500.000) 4% obi. t 95%, waarvan reeds
f 30.000.000
in het bui,tcnla,nd geplaatst.
3)
Van de totale 1eeniiurg, groot
f 1.393.000 •is
reeds
f 393.000 op
eniiss’ie-voorwaarden geplaatst.
introductie.
Ooaiversie: Islissiehuis noor vreemde m i!ssiën,
Steyl,
f650.000 4%
obl. t 100% (le tranOhe).
Voorts werd ivier ite landë de inschrijving opengesteld
op een beperkt bedrag: Depôtfraotiebewijscn van
1/toe
en
deal der depoteenheid van Zweedsohe aandeelen
,.Svezeska” resp.
t pins. f 434
en
f 867
per bwij
.De’potfractiebeavijzen van
7ioo
en 2
/100
depoteeinheid Ame.-
rikajansche .aandeeIen ,.Amei’ikabeleggiiisg”
t plan. f 470.20
per depoLfractiti (introductie).
Cert. van 10 Ciass A aajnd. van $ 1 elk Curtiss-Wrigiht
Oor’p.
t $ 19
3
/s pa.
Cert. van
5
en 1.0 gew. aaud. z.n.w. H’ira,m Walker Gen-
derhaan & Worts Ltd.
t $ 36%
p-
(i.ntrtycluotiie).
Cent. van 10 en
20 cum.
pref. aand.
5:11w.
Hiraim Wal-
ker Gooderhiun & Worts Ltd.
t $ 15%:
pa. (introductie).
• Cert.’ vais
5
en 10 gcw. aand.
t $ 50
Westinghouse Elec-
tric & Manufactury
Cy.t $90%
p.a. (introductie).
Emlssies in 1939.
(In Guldens)
Nieuw kapitaal:

Conversie:

Obligatiën

Aandeelen

Totaal

Jan.’…..101.981.175,-

3.100.000,-

105.081.175,-

70.650.000,-

Groothandeisprijzen van belangrijke voedings- en
genotmiddelen en grondstoffen.
(Indexcij Iers gebaseerd op
1927
t/in
1929 = 100).
La,atste noteeringen
(14-21
Februari
’39).

A r t

k e t
Vreemde
Prijs in

‘Index-
munt Guldens
cijfer


83,50
38,8

89,25
46,5

96,50
45,3

Gerst

…………………………..

a

Ftogge

………………………….

4,25 34,9

C

Maïs,

termijn

……………………
.!

Maïs,

Amer.

Mixed

………………

.

Tarwe,

termijn

………………..

3,50
27,9
Tarwe

Roemeensche

.
…………

..
..
3,70
27,4
Rijst

…………………………..
.
sh.
5(2
3
(4
..
2,29
35,1
o

Boter

…………………………..
Kaas
0,87
42,2

sh.
414
19,50 1,89
42,8
63,9

..f0,60′)


3,375 42,1

61,-
64,4

…………………………….
51

Eieren

…………………………..


56,-
65,6
sh. 1001-
43,64 65,5

C

GesI.

runderen

…………………..

sh. 2016
8,97
26,0

Gast,

varkens

……………………
J

Bacon

……………………………


0,13 26,5

Bevr.

Arg.

rundvieesch

…………
Cacao

…………………………..
Koffie,

Robusta

………………….
o

Koffie,

Sup.

Saotos

.. ………….
>

0,15 25,4

.
5,75
36,0
Suiker

……
…………………….
……………..
Thee

……..
……..

0,48
5

64,0

Jute

…………………………..
£23.lO(-
205,24
48,0
$cts 8,91
0,166
35,2
4,02
0,146
40,6

Austr.

Wol, Crossbr. Col.

Carded pence 16,-

..

0,582
42,1

5

Katoen,

Mid.

Upland

…………….
5
Katoen, Sup. Fine Oomra

………ence

51
Austr.

Wol,

Merino

…………….
pence24,75
0,901
38,6
Jap.
Zijde

………………………$
g

Rubber

………………………..
..
1
1
99
pence8,12
..
3.71
0,30
29,0 45,2
>

Grenenhout

…………………….
£
19.51- 168,01
73,1
109
1
-‘
71,4
.-
14,50
36,2
Vurenhout

………………………-

9,50
31,0
Koehulden

……………………..
Copra

………………………….-
o

Grondnoten

……………………
£10.613
90,21
36,1
LiJnzaad

………………………..
.

91,25 46,9

Goud

……………………………
sh.
14815
64,90
126,1

‘5

Koper

…………………………
£
42.319
369,05
46,9
£
14.716
125,75
45,3
S

Tin

………………….. . ………
£213.15/-
1869,80
64,3
s

Lood

…………………………….
..

sh.
99/-
43,30
102,8
..

sh.

6716
29,50
74,6
£
13.14/5
120,-
37,8
pence 20
3
14
0,76 58,5

IJzer,

Cleveland

………………….
51

Gleterij-ijzer

………………………


9,15
83,8

Zink

……………………………..
Zilver

………………………….

Petroleum

………………. …….
$
0,96
1,79
58,0
Steenkolen

…………………………

$cts 4,38
0,0817
28,3
>

Benzine

………………………..
.

Kalksalpeter

…………………..

..

6,10 54,5
4

Zwavelz.
.
ammoniak

…………….
.

5.30
47,5
c

Cement

……………………….

12,35
67,9
6
0

Steenen,

binnenmuur

…………..
.-.
.
9,50

.
72,6
ep

Steenen,

buitenmuur

…………..
.-
12
1

64.3
1) Heffing Crisis Zuivel-Centrale,
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande statistse-
ken deze week het gebruikelijk overzicht der groothandels-
prijzen.)

Indexcijfers van belangrijke voedings- en genot-
middelen en grondstoffen.

‘Cu,tQ’bfltC)

v
nasa


,

=

.!a
5
e
…..a

Oct.

1938
44,6 41,3
56,9 49,8
47,8
47,2
Nov.
43,2 40,6
56,1
49,0 46,8
45,4
Dec.
43,6
40,2
55,5
48,6 46,6
45,1
‘Jan.

1939
43,4
40,7
55,1
48,5 46,5
45,4
31
Jan.-7 Feb.
42,8
41,1
55,2 48,8
46,5
45,5
7-14

,,
42,7
41,7
55,4
49,2
46,6
44,8
14-21
42,4
42,1
55,6 49,5
46,7 46,4

STATISTIEKEN.
OPEN MARKT.

1939 1938
1937
1914

18
Febr.
13/18
6/11
30Jan.!
14/19
15/20
20(24
Febr.
Febr.
4 Febr.
Febr.
Febr.
Juli Amsterdam
Partic.disc.
11
4

11

.
11
4

11
4

11
4

114
3714.4314
Prolong
1
12
1
12
11
3

113

1/
1
3_411
4

Conden
Daggeld.
. .
‘/,-1
1
I1
ll-1
1
121
1
(2-1
1
12-1
Partic. disc.
17/31
17132
17135
‘(is
I1-I
17[35
9
115
/io-Io
Berlijn
Daggeld…
2114_1/
3

211
4
31
4

21153/4
2
1
13-3
1
(s
211
3
-7/
5

2-
1
/1
2
5
153
1
18
1aandeld
2314-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
1-3
23(
4
_15(
55

21(
a
_71
a

Part, disc.
2718
2718 271
2
7
18
2
7
18
3
271
8

Warenw.
..
4.1/
4.
1
12
4.1(1
4-12
4..1f
4_l/
3

41(
4

r’jew York
Daggeld’)
1
1
1
1
1
1
31
Partic.dlsc,
1
(2
1(
3

11
3

11
5

11
3

3/4
1
1) Koers van 17 Febr, en daaraan voorafgaande weken t(m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York’)
t)

)
t)
t)
1)

14
Febr.
1939
1.86%
8.74%

74.90
4.94%
31.46
100%
15

1939
1.868/,
8.72%

74.721
4.93%
31.40
100%
16

1939
1.86%
8.73%

74.75
4.9334
31.431
100%
17

1939
1.86i’i
1

8.74%

74.90
4.94%
31.46
100%
18

1939
1.869,
8.74%

74.85
4.94%
31.44
100%
20

,,

1939
1.86%
8.74%

74.85
4.94%
31,44
100%
Laagste d.w’)
1.86
8.72

7465
4.92
31.38
100
Hoogsted.wl)
1.87
8.76

75.-
4.95
31.50
100%
Muntpariteit
1.469 12.1071

59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
serland
Prai
Boeka-
Milaan
Madrid

14
Febr.
1939
42.35 6.40
– –

15

1939 42.2734
6.38

– –
16

,,

1939
42.32%
6.40
– –

17

1939
42.38
6.40



18

1939
42.35 6.40



20

1939
42.40
6.40


Laagste d.w’)
42.24
6.35

9.75

Hoogste d.w’)
42.4234
6.45
2.25 9.85

Muntpariteit
48.003
1

7.371
1.488

13.094

1

48.52

a
D to
Stock-
holm’) hagen’)
Kopen-
Oslo

Hel-
,
.Buenos
Airesl)
Mon-
treal’)

14
Febr.
1939
45.071 39.05
43.95 3.84

43
1.85%
15

,,

1939
44.97138.9’7
43.85
3.85
43
1.85%
16

,,

1939
44.971 39.-
43.90
3.85
43
1.85%
17

1939
45.071 39.05
43.95
3.85
43
1.85%
18

1939
45.05

39.05 43.95
3.85
43
1.8534
20

1939
45.071 39.05
43.95 3.85
43
1.85%
Laagste d.wl)
44.90

38.90
43.80
3.82
42%
1.85
Hoogste d.wl)
45.10

39.10
44.-.
3.88
43%
1.86
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.2661
95%
2.1878
*) Noteering te Amsterdam. “) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of Zde No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data
Londen
($
per
£)
Parijs
($
p.
lOOfr.)
Berlijn

I
($
p. 100
Mk.)
Amsterdam
($ p. 100
gld.)
14
Febr.

1939
4,68%
2,64%
40,14
53,64%
15

.

1939
4,68y4
2,64%
40,14
53,68
16

1939
4,68%
2,64%
40,14
53
2
64
17

1939
4,68% 2,64% 40,14
53,62
18

1939
4,68%
2,64% 40,14
53,64
20

1939
4
1
68%
2, 6 4
1
y,,
40,14


53,58
21
Febr.

1938
5,01%
3,28% 40,45
55,95
Mluntpariteit..
4,86

3,90% 23,81%
40%

f 100.500.000,-

164

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Februari 1939

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Nofeerings-
4
Feb.
1
II Feb.
13118
Feb.’39
I8
Feb.
Landen

I
eenheden
1
1939

1939
LaasfeIHooste
1939

Alexandrië..
Piast.p.
y,
97% 97%
97%
97%
97%
Athene

….
Dr.
p.
X
547h
547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10
9

1/10
1/10k
1/10
1/10k
Budapest

..
Pen. p.
£
23%
23% 23%
24%
23%
BuenosAires’
p. peso p.X
20.374
20.34
20.28
20.40
20.374
Calcutta ….
Sh. p. rup.
1/5u/
115
1
9.
1/5
29
/
32

1/5
81
1
32

lj5
1
9.
Hongkong ..
8h. p.
$
1/21%
16

113
1/2%
1/3%
1/2%
Istanbul

..
Piast.p. Y,
580
575
580 580
5.80
Sh. p. yen
1/2 1/2
1/1
1
%
1/2%
112
Kobe

…….
Lissabon….
Escu.p.0
110%
110%
110
110%
110%
Montevideo
.
d.perC
18%
18%
18,
19
18%
Montreal

..
$
per
£
4.70%
4.71
4.70%
4.71%
4.71
Rio d.Janeiro
d. per Mil
33
3%
3
3%
Shanghai

..
d.p.$
8%
8%
7
%
8%
8%’
Singapore ..
Sh. p.
$
2/3
89
/
32

2/3% 2/3%
2/4
.
21329131
Valparaisol).
$per Y,
116
116.
116 116 116
Warschau ..
Zi. p.
£
24% 24%
24%
25%
24%
1)
0111e. not. 15laten, gem. not., welke Imp. hebben
te betalen 15Nov.1938
17.13.
2
)
90 dg. Vanaf 13Dec.1937 laatste

export”noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’)
N.York
2
)
A’dam
8)

Londen
4′
14 Febr. 1939.. 20%
42%
14 Febr.
1939.. 2100
148/34
15

,,

1939..

203.
428%


15
1939.. 2100
148/4
16

1939.. 20%
42%
16
1939.. 2100
148/44
17

1939.. 20%
42%
17
1939.. 2100
148/44
18

,,

1939.. 20%

18
1939.. 2100
148/34
20

,,

1939.. 20%
42%
20
1939.. 2100
14815

21 Febr. 1938.. 20%
44%
21 Febr.
1938.. 2035
139/10

27 Juli

1914.. 24%
59′
27 Juli
1914,.1648
84/101
I)
in pence p. oz. stand.

2)
Foreign silver
in $c.
p. os. line.

3)
In guldens
per Kg. 1000(1000.
4)
in 5h. p. oz. line.

STAND VAN ‘e
RIJKS KAS.
V order 1 n ge n.
1

15 Febr. 1939
1

7 Febr. 1939
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
fl84.025.352,50
1175.959.438,11
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

150.137,21
,,

242.890,55
Voorschotten op ultimo Januari 1939
‘a(d. gemeent. verstr. op a. haar uit te

derlandsche Bank ……………..
..

keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting


Voorschotten aan Ned.-lndië ………
34.578.134,07

35.020.438,77
Idem aan Suriname ………………
12.226.960,08
,,

12.187.296,04
Kasvord.weg.credietverst.alh.buitenl.
100.977.845,10

100.291.725,35
Daggeldieeningen tegen onderpand..
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

….

.

39.816.157,54

,,

40.055.293,26
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.
1)…


Vord. op andere Staatsbedrijven’)
15.489.655,08
,,

14.177.202,89
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………
f220.706.000,-
f220.706.000,-
Schatkistpromessen in omloop


Zilverbons in omloop …………….
,,

1.077.523,-
,,

1.077.355,-
Schuld

op

uitimo

Januari

1939

.

gem. weg. a.h.ulttekeeren hoofds.d.
pers. bel., aand. I. d. hoofds. d. grondb.

..

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de vermogensbelasting
10.613.335,20 14.952.326,72
.
,,

1.217.476,33
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
Id. a. h. Staatsbedr. der

en


31.495.163,14 255.042.784,59
5.524.996,81
,,
267.710.343,25

Schuld aan Curaçao’)…………….1.217.393,76

P.T.

T.’)
.
64.715.606,14

,,

14.250.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
….
…13.500.000,-
Id. aan diverse instellingen’) …….. …

265.120.905,38
t
)
In rekg.-crt. met ‘s
Rijks
Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

1
11
Febr. 1939
1

18 Feb. 1939
Vorderingen:
1)
– –
Saldo b. d. Postchèque- ‘en Girodienst
1

380.000,-
t

348.000,-
Saldo Javasche Bank ……………….

Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rljksinsteil
,,

35.072.000,-
,,

36.947.000,-
Schatkistpromessen in omloop…. …
35.000.000,-
,,
35.000.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
Schuld a.d.Indische Pensioenfondsen


– –
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
,,

2.173.000,-

..

,,

2.152.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank

2.432.000
1

,,

2.587.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen
695.000,-

695.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
fl,.*

.I._JAA..,….

1..

_

T ….A..

It…

t
,,

4.494.000,-
fl’flIYTfl
2327.000,-

SURINAAMSCHE BANK.
Voornas.mgte posten in duizenden gulden..

Data
Metaal
1
latle
Andere
oPeischb.
schulden
Discont.

14 Jan.

1939. .
877 1.085 684
519
1.199
‘1

,,

1938..
860
1

1.181
718
517
1.177
31 Dec.

1938..
863
1.291
595
522
1.314
24

1938..
879
1.203
602
523 1.294
17

,,

1938,.
875 1.126
618 519
,
1.330

1 Juli

1914..
645
1.100

1

560
735 396

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 20 Februari 1939.

Activa.
Binhenl. Wis. rHfdbk.
f

7.658.628,88
sels, Prom.,j Bijbnk.

252.754,73
enz.indisc.Ag.sch.

555.232,78

f
8.466.616,39
Papier o. h. Buitenl.

f

3.150.000,-
Af: Verkochtmaar voor
‘de
bk.nog niet af gel.


3.150.000,-
Beleeningen

f
Hfdbk.
f
264.238.919,281)
nc1. vrsch.
Bijbnk.

2.025.899,26
2n rek.-crt.
1
Ag.sch.

23.982.025,97
op
onderp.
1.
f
290.246.644,51

Op Effecten enz. ,.
f
288.726.850,021)
OpGoederenenCeel.
,,

1.519.794,49
290.246.644,511)
Voorschotten a. h. Rijk …………….

..

Munt, Goud
……f

106.637.555,-
&tuntmat., Goud
..
,,1.354.642.420,28

[1.461.279.975,28
Munt, Zilver, enz.

27.642.082,24
Muntmat., Zilver..


1.488.922.057,52
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
,,
43.621.293,07
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
11.969.947,84
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221)
,,
8.905.871,61

Paeeiva.

f
1.859.862.430,94

Kapitaal
………………………..f
2 0.000.000,-
Reservefonds
……………………
,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve

………………
,,
7.102.179,67
Pensioenfonds

………………….
,,
11.842.132,10
Bankbiljetten in omloop ……………

,,
966.565.085,_
Bankassignatiën in omloop
……….
107.728,56
Rek.-Cour.
J’
Het Rijk
f
162.801523,13
saldo’s:

‘1,, Anderen

,,
681.654.665,17

,,
844.456.188,30
Diverse rekeningen
………………

,,
4.928.329,80

f
1.859.862.430,94

Beschikbaar metaalsaldo

…………f
764.656.589,68
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is
,,
1.9,11.641.475, –
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………..
,,

1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indig (Wet van
IS
Maart 1933, Staatsblad No. 99)
……..
/

63.247.800,-

Voornaamste
posten iii
duizenden
guldens.

1
Goud.
1
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek.
Data

1 1
Ciriulat (ei
opeischb.I
‘Metaal- Ikings
1
Munt
1
Muntmat.

1
1
schu’ldenl
saldo

1
perc.

20
Febr. 39110663811.3546421
966,5651844.564
764.657
82
13

,,

‘39110663811,354.6411
1
848.342
1

760.508
82

25Juli,’14
65.703
_96.410

_
310.437
6.198 43.521
54
1

Totaal
1
Schatkist-
Belee-

Papier
1
Diverse
Data
1
bedrag
1
promessen
1

nin gen
het
bJtenl.
1

reke-
Idisconto’slrechtstreeksl
1
ningen’)

20
Febr. 1939
8.467
1


1
290.247
3.150
11.970
13

,,

1939
8.183
1


1
300.711
3.150
11.994

25
Juli

1914
67.947

61.686
20.188
509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Andere Beschik
Data
(loud
Zilver
Circulatie
opeischb.
‘metaal-
I

schulden
saldo

18Febr.’39
2
)
.

1i3.600
186.510
80.440 31.820
.11

,,

‘392)
138.610
190.470
81.100 29.982

21 Jan.1939
118.886 1

21.848
186.803
82.836
30.878
14

,,

1939
116.886 i

21.620
191.435 79.159
30.269

25Juli1914
22.057

31.907
110.172 12.634
4.842

Wissels,
1
Diverse
Dek-
Dat a
buiten
Dis.
1

Belee.
reke-
kings- N.-Ind.
conto’s
t
ningen ningen
8)
percen-
betaalb.
1
lage

18Febr.’39
2
)
8.370 74.140 60.370
52
11

1392)
9.060
77.920 60.470
51

21 Jan.1939
9.417
62.269
51
13.997

1
48.675
14

,,’ 1939
9.911 13.987

1
49.252 61.104
51

25 Juli 1914
8.395 7.259

75.541
2.228
44
fl

Çl,,iinn,f

.,.tjv,,
2

CI4fp,’g
f,lp,,,’,fi,’h
nntv,,noen.
,) Sluitp. der activa.

1

:”‘–‘ -“
– .-.-..-..

Auteur