Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1087

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 28 1936

28 OCTOBER 1936

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Econom
‘isch~Stati*stische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21E JAAEGANG

WOENSDAG 28 OCTOBER 1936

No. 1087

COMMJSSIEJ VAN REDACT1K:

P. Lietinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. jiJ. II. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: L. R.
W.
Boutendijk.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rctterdam.

Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaa tweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina
f
0,50 per regel. Andere pagi-

na’s
f
0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenries:

Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gruvenhage. Postchèque. çn giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Sta tis-

tisch Afaandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbaricht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties. –

INHOUD.

Blz.

GOUDEN STAND.ARD OF CONVENTIONEELE STANI)AARO?

door Mr. J. oan Galm ………………………. 778

Het conjunctuurdebat in de Vereeniging voor de Staat-
huishoudkunde door
Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn
Stuart…. – ……………. – … – ……………. 779

De monetaire toestand besproken in de Internationale

Kamer van Koophandel door
Air. J G. Koopmans.. 782

De toestand op de wolmarkt door
Dr. James Rubinfeld 784

Het bioscoopwezen in Nederland dooi-
T.
VOfl
den Bi

iiik 785

INGEZONDEN STUKKEN:

Curagao en Aruba door
J. J. Korudorifer
met Na-
– schrift door
Dr., Ir. P. Cohen Henriq nar ………787

Statistieken:

Groothandeisprijzen
………….
……………………..
790-791
Geldkoersen-Wisselkoerscn-Bankstaten
……………..
789, 792

ROTTERDAM,
26
OCTOBER.

Het bericht, dat op de Duitsche lagere en middel-
bare scholen een middag het onderwijs is opgeschort
om gelegenheid te hebben de Duitsche jeugd van de
heteekenis en historische strekking van het bezoek
van den Italiaanschen Minister van Buitenlandsche
Zaken op de hoogte te brengen en haar vriendschap
voor Italië bij te brengen, verdient zeer de aandacht.
Er blijkt uit, dat de banden tusschen beide rijken,
ondanks verklaringen, welke tot voor korten tijd het
tegendeel, vooral van Italiaansche zijde, wilden doen
gelooven, gedurende het bezoek van Graaf Ciano wel
zeer versterkt schijnen te zijn. Het blijft uiteraard
moeilijk deze banden, op berichten afgaand, geheel
juist te waardeeren, maar de erkenning door Duitsch-
land van het Italiaansch Imperium en de erkenning
door Italië van de Duitsche koloniale aspiraties,
wijzen evefleens in die richting. –
De economische situatie vah Duitschiand zal voort-
aan meer dan ooit in her teeken van autarkie staai
nu generaal Göring van den Rijkskanselier opdracht
heeft gekiegen, het nieuwe vierjarenplan uit te voe-
ren teneinde een zoo groot mogelijke autarkie van het
Duitsche – Rijk te verwezenlijken. Met verdubbelde
kracht zal tevens aan bevordering van den export ge-
werkt worden, hetgeen blijkt uit het feit, dat ver-
wacht wordt, dat het exportfonds aanmerkelijk ver-
groot zal worden. Industrie, handel en nijverheid zou-
den, gezien de hoogcoujunctuur op de binnenlandsehe

markt, welke door de werkverschaffingen en de be-
wapening is teweeggebracht, de hieruit voortvloeiende
lasten zonder bezwaar kunnen drae.n.
Een belangrijk element van het vierjarenplan zul-
len ongetwijfeld de Ersatzproducten zijn, welke door
generaal Göring op groote schaal bij het leger zullen worden aangewend. Mogelijk zal hierdoor voor deze
producten inderdaad ondanks de hooge kosten een
groote afzet gevonden kunnen worden en misschien
daardoor weer een kostenverlaging het gevolg kun-
nen zijn.

Kostenverlaging in het algemeen in het bedrijfs-
leven is ook voor ons land nog steeds actueel, in het
bijzonder nu prijsstijgingen niettegenstaande het verla-
ten van den gouden standaard voorkomen zullen moe-
ten worden. Op de algemeene vergadei-ing van den
Katholieken Nederlandschen Boeren- en Tuinders-
bond heeft de voorzitter verlaging van de productie-
kosten in de agrarische bedrijven een voorwaarde voor
een herstel hiervan genoemd, daar hij niet verwacht-
te, dat deze bedrijven alleen door de gevolgen van de depreciatie van den Gulden weer gezond zullen wor-
den. Inderdaad is het voor deze bedrijven gecompli-
ceerder dan voor verschillende andere bedrijfstakken,

zooals bijvoorbeeld de Tilburgsche textielindustrie,
waar nu, na eeni.ge weken, de werkloosheid reeds met
groote sprongen vermindert.

778

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October 1936

GOUDEN STANDAARD OF CONVEN-

TIONEELE STANDAARD?

liet goud van de circulatiebank, zoo hebben wij
sedert de jaren onzer prille economische opvoeding
geleerd, is de dekking voor de bankbiljettencirculatie
en de andere zicht-verplichtingen van de geöctroyeer-
de emissiebank. De houder van een bankbiljet kon
dit -. aldus de pijler van den gouden standaard –
steeds inwisselen in gouden munt, desnoods in goud,
maar wee dengene, die aan de inwisselbaarheid zou
durven raken. De eirculatiebank was als het ware de trustee, welke het goud voor den biljettenhouder be-
waarde en het op eerste aanvrage moest terug geven;

daar de meeste houders echter op die inwisselbaar-
heid geen prijs stelden, kon de bank meer biljetten
in circulatie brengen dan haar goudvoorraad bedroeg,
maar stringente hankwetten waarborgden, dat van
(leze gelegenheid geen misbruik zou worden gemaakt.
Wanneer wij ons deze klassieke opvatting van het
eirculatiebankwezen te binnen brengen, dan moet het
ons op het oogenblik wel even te machtig worden,
het is toch onmogelijk dien ouden ,,gouden standaard’
(welke de Peel-act een eeuw geleden zoo soliede
trachtte te maken, dat hij op het beslissende moment
buiten werking moest worden gesteld) onder den-
zelf den noemer te brengen met wat Morgenthau thans
den ,,nieuwen gouden standaard” wil noemen. De
analogie met: maatschappij der
vrije
concurrentie

versus ,,New i)eal” ligt voor de hand. inderdaad lijkf
die goede, oude, trouwe gouden standaard van een
eeuw geleden evenwel op den ,,nieuwen gouden sta n-
daard” van Morgenthau als Bastiat’s ,,Harmonies

Economiques” op Roosevelt’s ,,New Deal”.
Gewoonlijk zien wij in de wetenschap, dat theorie
de practijk vooruit is, dat zij de wegbereider is voor
de laatste. Wij moeten tot onze spijt erkennen, dat
het in de economie nog wel eens anders gaat: de
practijk neemt vaak een oplossing ter hand, waar de
theorie niet aan had gedacht, of niet had voorzien;
de practijk met haar telkens tieuwe verschijnselen is
grillig als een vrouw; maar zou de schuld ook niet gedeeltelijk hij de theorie liggen? Laten wij echter

dit uiterst précaire punt rusten.

Zeker is, dat, wanneer wij thans van den ,,gouden
standaard spreken, en daarbij denken aan dien gou-
den standaard uit onze leerboekjes, wij met evenveel
vrucht kunnen discussieeren over den eigendom van
gronden op de maan, want die bedoelde gouden

standaard bestaat sinds lang niet meer.

Of die oude gouden standaard ooit
werkelijk
heeft
bestaan wil ik voor het oogenblik daar laten; dc
Engelsche practijk wijst uit, dat
hij
juist op het
springende punt buiten werking werd gesteld: in
1847 (spoorwegcrisis), in 1857 (Sanderson-crisis), in
1866 (Overeud-Gurney-crisis); ik voor mij geloof
niet, dat dit toen de schuld van den gouden standaard
was, maar een gevolg van het feit, dat het ,,spel vol-
gens de regels werd gespeeld”: door misbruik van het
credietwezen; de gouden standaard straft dit onver-
biddelijk!

Reeds in de tweede helft der vorige eeuw werden
echter in verschillende landen, welke waren overge-gaan tot den gouden standaard, aan de inwisselbaar-
heid eenige beperkingen opgelegd: de ,,Goldkernwah-
rung” ontstond, terwijl ongeveer terzelfder tijd en
min of meer als complement van de ,,Goldkernwiih-
rang” de buitenlandsche wissel-portefeuille haar in-
trede deed, waaruit de ,,gold-exchange-standard” zou
groeien. Hierdoor was reeds een
principieele
wijzi-
ging gekomen in den gouden standaard: niet langer
was het hankbiljet volkomen identiek met de stan-

daardmuut: de cireulatiebank zorgde er slechts voor,
dat de waarde van haar biljetten in het internationale
verkeer, minstens even hoog bleef als die van de in
de munt- of banIcwetten vastgestelde hoeveelheid goud.
Be rechtstreeksche band met het goud was hierdoor

reeds
prijsgegeven;
de biljettenhouders bleven als

vroeger
juridisch
slechts crediteuren van de eircula-

tiebank, doch
economisch
trad door het losser worden

van het verband een belangrijke wijziging in: het
goud was niet langer
dekking
(waardoor het econo-

misch verband tusschen goud en bankbiljet wordt

erkend), maar
wisselkoer.sreserve.
Het verschil kwam

– volkomen in overeenstemming met die veranderde
heteekenis – ook tot uiting in de houding van de

circulatiebank: deze werd van absoluut
lijdelijk
(im-

mers de goudwaarde van haar biljetten handhaafde

zich inderdaad automatisch)
actief.
Haar goudvoor-

raad, eventueel haar buitenlandsche wisselportef eui lie,
werd haar ,,masse de manoeuvre” om aan haar plicht
– de handhaving van de goudwaarde van haar bil-
jetten te voldoen
2).
Na de monetaire chaos, welke de oorlog ons had
nagelaten, was op de conferenties van Genua en
Brussel de goudwissel-standaard troef,; de goudpro-
ductie was sterk gedaald, aangezien alle landen dc gouden standaard hadden prijsgegeven tijdens den
oorlog en er dus geen vaste koopers van goud meer

bestonden (Zweden weigerde zelfs goud!) en daarom
werd allerwege een zoo groot
mogelijke
besparing op
het gebruik van monetair goud aanbevolen. Dat dit kon leiden tot een gevaarlijke illiquiditeit, dat hier-
door niet alleen aan het automatisme, maar zelfs aan
de werking van den gouden standaard een einde werd
gemaakt, (omdat de invloed van opvraging van saldi
op de geidmarkt anders kan zijn dan die van goud-
onttrekking), daarvan repte men toenmaals niet
2);

de ervaring was hier ook weer een betere leermees-

teres dan de theorie!

Een volgende afknabbeling van den gouden sta,i-
daard was de
praetijk
om slechts goud af te geven,
mits dit bestemd is voor een andere eirculatiebarih,
welke zelf ook bereid is tot goudafgifte op dezen
voet. De band tusschen biljet en goud werd hierdoor
verder doorgesneden. Men begon het goud te behan-
delen als een soort bovenaardsch goed, niet geschikt
zich in handen van gewone stervelingen te bevinden.
Ook in de landen, die v66r 1914 toch nog altijd aan den zuiveren gouden standaard meenden te hebben
vastgehouden, zooals Engeland en Frankrijk, was in-
tusschen de vrije inwisselbaarheid der biljetten be-
knot; zij waren overgegaan tot den ,,gold-hulliou-
standard”, feitelijk dezelfde als de ,,Goldkernw’iih-
rung”.

Nog sterker sprak een en ander uit de handelwijze
van enkele regeeringen: de nationalisatie van alle
goudvoorraden. ,,In crisistijd is de practijk om het
goud van den eenen particulier aan den anderen over
te dragen of van de regeering naar particulieren
binnenslands, niet alleen nutteloos, maar uit alle
gezichtspunten bezien ook onwenschelijk; het vervoer
van goud in groote hoeveelheden is slechts noodza-
kelijk voor de reguleering van de handelsbalans. liet
is daarom raadzaam aan de regeering van een land
al het monetaire goud, dat zich binnen
zijn
grenzen
bevindt, in eigendom over te dragen”, decreteerde
President Roosevelt in 1933. Hierbij werd dus demon-
stratief iederen band tusschen het nationale ruilmid-
del en wettig betaalmiddel en het goud doorgesneden.
Intussehen, zoo zal men misschien opmerken, bleef
dan toch altijd nog het goud in die mate basis van
het geldwezen, dat de centrale leiding tot taak had
de buitenlandsche waarde van de biljetten gelijk te
houden aan de waarde van een min of meer vaag
vastgestelde hoeveelheid goud. Maar de z.g. ,,Goud-
overeenkomst” tusschen de Vereenigde Staten, Enge-
land en Frankrijk maakt thans ook dit volslagen illu-

) Het Rapport-MaeMillan noemt als hoofddoel van den
internationalan gouden standaard het handhaven van een
pariteit van de buFtenlandsche wisselkoersen binnen enge
grenzen
(blz. 19).
2)
Mlynarski wees hierop in
1929;
zie ,,Gold and Cen-
tral Banks”, blz. 75 e.v.

28 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

779

soir. Deze afspraak behelst immers niet anders dan
hetgeen in ons land al sedert 1925 practijk was, id.
het slechts afgeven van goud aan die circulatieban-
ken, welke zelf ook slechts goud beschikbaar stellen voor uitvoer naar die landen, die hetzelfde doen. Tot
voor kort kon men nog altijd guldens omwisselen in
goud via de Bank van Frankrijk; welke de inwissel-
baarheid in baren handhaafde; dit was nog slechts
het eenige dunne draadje, dat onzen gouden stan-
daard – wat daarvan was overgebleven – met de

vrije goudmarkt verbond. Thans is dit draadje door-
gesneden en de Goud-overeenkomst heeft meteen ge-
zorgd, dat het niet meer zal worden hersteld. Want
men kan thans nog wel Dollars, Francs of Belga’s
omzetten in goud, maar dan moet men zich hiervoor
eerst zelf Ponden Sterling aanschaffen om daarmede
op de Londensche goudmarkt goud te koopen; hoeveel
van dit metaal men dan voor een Dollar of Franc
zal verkrijgen is niet te zeggen; de Bank van Frank-
rijk, de Fed. Reserve banken of welke andere centrale
bank ook, garandecre.n niet meer een zekere omwis-selingswaarde van haar biljetten in
goud,
maar slechts
in elkanders valuk.
lIet goud zal op de Loncienscha
vrije markt immers kunnen stijgen of dalen (dit laat
ste mits niet beneden den aankoopprijs van de goud-
landen), cle circulatiebanken van cle goud-overeen-
komst trekken zich hiervan niets meer aan: zij geven
slechts dan goud af, wanneer dit noodzakelijk is voor
de handhaving van de overeengekomen of gewenschta
verhouding tusschen haar valuta’s.
Is dit nu werkelijk nog een ,,gouden
s
t
an
d
aar
dr te
noemen? Volstrekt niet; een dergelijk stelsel, een
zuiver conven.tioneelen standaard,
met den naam van
het edele metaal te versieren is volkomen onjuist. Men zou het eerder als een hoon kunnen opvatten
voor den gouden standaard, die hiermede volkomen

om zeep is gebracht. Deze overeenkomst stelt de deel-
nemende landen in staat de waarde van
hun
goud te
manipuleeren naar goeddunken. Het kan zijn, dat de
Londensche goudprijs stijgt van 142/- tot 180/- of
200/-, zonder dat zulks eenigen invloed behoeft te
hebben op de verhouding tusscheu het Pond, Dollar
of Franc, of aanleiding behoeft te zijn tot eenige
gouclbeweging ‘. Men heeft tegen Morgeuthau’s naam
van ,,nieuwen gouden standaard” opgemerkt, dat En-
geland zich toch niet aan het goud bond; dit is echter
slechts een ondergeschikt punt. Het eenige verschil
in monetaire politiek tusschen de drie bedoelde lan-
den is op het oogenblik, dat Engeland geen minimum-
aankoopprijs voor goud tegenover het pond garan-
deert en zich niet verplicht tegenover de pondenhou-
ders tot een vaste verhouding behalve dan voor
den tijd van 24 uur! – tegenover Dollar en Franc,
maar een gouden standaard hebben de Vereenigde
Staten en Frankrijk evenmin als Engeland.
Dit manipnleeren van het goud – wat dus het
,,managen” van het geldwezen toelaat, doch in inter-
nationaal verband (Engeland heeft zich niet aan een
vaste verhouding gebonden en is dus Vrij in nationaal
managen”) – schijnt in overeenstemming met het
W
apport van de Goud-commissie van den Volkenbond.
Immers dit in 1932 verschenen (definitieve) rapport
beveelt maatregelen aan om abnormale fluctuaties in de koopkracht van het goud te voorkomen. Het heeft
evenwel hiertoe niet den maatregel durven noemen,
waartoe de drie voornaamste landen thans’ zijn over-
gegaan, ja, het merkte juist op, dat aan- of verkoop
van goud aan zoo min mogelijk restricties moeten zijn
onderworpen. Het zou wel eens interessant zijn thans
de meening der Commissie over de goud-ovoreenkomst
te hooren!

De verschillende phasen van de denaturatie van
den gouden standaard zijn dus de vlgende:
lo. invoering van ,,Goldkernwhhrung” en buiten-
landsche wissel-politiek, v66r 1914 reeds in een aan-
1)
Vergelijk het ,,pegging” van Pond, Dollar en Franc
in de laatste jaren van den wereldooring.

tal kleine landen, na den oorlog in enkele groote;
2o. bepericing der goudafgifte door kleine landen
tot die circulatiebanken, welke zelf ook goud voor
uitvoer beschikbaar stellen;
3o. nationalisatie der gondvoorraden;
4o. goud-afgifte internationaal beperkt tot de cir-
culatiebanken onderling.

Er zit een climax in deze ontwikkeling, welice zeer
duidelijk verraadt in welke richting wij gaan. Het
goud is reeds lang niet meer ons
geld,
onze nationale
kas; individueel
hebben wij niets meer met goud uit-
staande; het nationale ruilmiddel, het wettig betaal-middel, (sedert den oorlog zijn in de meeste landen
cle banlcbiljetten ook wettig betaalmiddel) is ons geld.
Wat de internationale waarde hiervan is wordt be-
paald door de monetaire politiek van de regeering
en/of de circulatiebank; gewoonlijk door eerstgenoem-
cle. Om die internationale waarde te ,,managen” naar
de gekozen politiek wordt het goud nog gebruikt.
Men zou ook een ander courant goed tot dit doel kun-
nn benutten, ja, hij goed vertrouwen zou men zelfs
geheel met credieten kunnen werken tot dichting der
gaten” in cie ,,betaiingsbalans”; goud is tot nu toe
het meest practisch, (vooral omdat merkwaardig ge-
noeg alle landen steeds graag invoer van dit vrijwel
nuttelooze metaal zien, maar import van waardevolle

goederen alle mogelijke belemmeringen in den weg
leggen; ik ben er van overtuigd, dat men met een
omgekeerde politiek veel beter resultaten zon berei-
ken!). ,,Gouden standaard” kan men een dergelijk
geldsysteein m.i. niet noemen; hoogstens ,,conven-
tioneelei’t gouden standaard” als men het woord ,,ma-
nagen” of manipuleeren niet wil gebruiken.

Of wij de oude gouden standaard nog ooit terug
zullen zien? ik vrees van niet; de tendens gaat in
een andere richitng, hoeveel platonische liefde ook
voor den gouden standaard wordt hetoond. Bovendien

zijn de omstandigheden sedert de vorige eeuw sterk
veranderd; een gouden standaard, die prachtig auto-
matisch werkte i.n een eenvoudige geldhuishouding,
zooals de vorige eeuw nog in hoofdzaak was, zal zon-der ingrijpende wijzigingen niet zoo vlot kunnen wer-
ken in een crediethuishouding, zooals wij die thans
kennen, waar dat automatisme ook bij geringe fouten erostige sociale gevolgen kan hebben. Hierover thans
uit te weiden, valt evenwel buiten mijn bestek.

J. VAN GALEN.

HET CONJUNCTUURDEBAT IN DE VEREENIGING

VOOR DE STAATHUISHOUDKUNDE.

Op Zaterdag 24 October jI. vond in de jaarverga-
dering van de Vereeniging voor de Staathuishond-
kunde en de Statistiek de bespreking plaats van het
vraagstuk der interne conjunctuurverbetering hier
te lande aan de hand van het viertal praeadviezen,
waarover wij in de beide vorige nummers van dit
weekblad reeds het een en ander hebben medQge-
cleeld. Enkele indrukken van deze belangwekkende
discussie laten wij hieronder volgen. Daarbij is het
niet de bedoeling om een volledig overzicht te geven van de gevoerde debatten; wie zich daarvoor interes-
seert, zij verwezen naar het te zijner tijd verschij-
nend stenografisch verslag.
Wat wel in de eerste plaats opviel, dat was de be-
trekkelijk groote mate van vreedzaamheid, waarmee
de debatten werden gevoerd. Wij hebbn het in de
Vereeniging wel eens anders meegemaakt; niet zel-
den vlogen de stukken er af! Thans was dit niet het
geval. Zoo trok het de aandacht, dat de devaluatie
van den Gulden, die sinds de publicatie der praead-
viezen was ingetreden, door niemand als zoodanig
werd bestreden. De antidevaluïsten in de Vereeni-
ging hebben de gelegenheid om aan de kennelijk
devaluïstisch gezinde praeadviseurs van hun afwij-
kend inzicht blijk te geven, laten voorbijgaan. Wij
waardeeren de teedere gedachte om, zooals een der

780

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October 1936

ter vergadering aanwezigen het ons in de pauze spot-
tend zeicle, ,,de wittebroodsweken der devaluïsten on-
gestoord te laten voorbijgaan”, maar zouden toch nog
liever gezien hebben, dat van alle vroeger zoo forsche anticlevaluïstische geluiden althans eenige, zij het ge-
ringe, weerklank in de vergadering vernomen ware;
dat had aan de veelzijdigheid van het debat slechts
kunnen ten goede komen.
Hoe dit zij, het is anders geloopen. De devaluatie werd met meer of minder vreugde door dehaters en
praeadviseurs begroet; men was blij, dat over het
vraagstuk weer vrijelijk van gedachten kon worden
gewisseld en bestreden werd de devaluatie door
niemand.

Een tweede opvallende trek van het debat was, dat ditmaal geen socialistische stokpaardjes werden be-
reden.
Prof. Tinbergen
was de eenige socialist, die
het woord heeft gevoerd, en wel in zijn hoedanigheid
van praeadviseur. Hij gaf daarbij blijk van loffelijke
objectiviteit, inzonclrheid met betrekking tot het
vraagstuk der loonsverhooging en dat der bewape-
ning. Ook dat was bij de in vorige jaren wel eens
ietwat verpolitiekte debatten veelal anders – en
naar onze opvatting minder verheugend – dan dit
jaar.

De discussie had ten deele op zuiver wetenschap-
pelijke problemen betrekking, maar was toch voor
het grootste gedeelte gewijd aan vragen van prakti-sche conjunctuurpolitiek. De zuiver wetenschappe-
lijke bespreking betrof in de eerste plaats de door
Prof. Tinbergen
gevolgde ecouometrische methode van behandeling der gestelde vragen.

Over de waarde van deze methode, die instem-
ming vond hij Prof. Goudriaan, bleek eenig mee-
ningsverschil te bestaan. Zoo merkte
Mr. Koopmans
op, dat liet hem gevaarlijk voorkwam hij het streven naar aanpassing van de verschillende vergelijkingen
aan de economische werkelijkheid gebruik te maken
van coëfficiënten, die worden ingevoegd en op dus-
danige wijze worden gekozen, dat de uitkomst het
beste bij de werkelijkheid past. liet gevaar van een
dergelijk fatsoeneeren der vergelijkingen werd door
Prof. Tinbergen
blijkens zijn repliek niet belangrijk
geacht; de ervaring leert ni., dat de bewegingsvrij-
heid hij deze hewerkingen gering is en dat heel wat
pogingen tot fatsoeneering op niets uitloopen, zoodat
in den loop der tijden op het Centraal Bureau voor
de Statistiek een heel ,,kerkhof van mislukte verge-
lijkingen” is ontstaan en er tenslotte maar lietrek-
kelijk weinig levenskrachtige overlevenden zijn over-
gebleven!

Mr. Dr. J. 11. van Zanten
opperde eveneens een
zekeren twijfel aan de dadelijke bruikbaarheid der
econometrische resultaten en vreesde, dat Prof. Tin-
bergen en zijn medestanders wat al te hard van stal
loopen.
Prof. Tinbergen
maakte daartegenover de op-
merking, dat de econometrici niet anders doen dan
duidelijk formuleeren, hoe de toestand op een gege-
ven oogenblik is, en voorzichtig extrapoleeren op
grond van de in het verleden waargenomen tenden-
zen. Dit laatste geschiedt – en het wil ons voorko-
men, dat Prof. Tinbergen daaiin volkomen gelijk
heeft – door ieder, die niet enkel en alleen het ver-leden wil verklaren, doch daarnevens een of ander
plan voor de toekomst wil opmaken, onverschillig of
hij het laatste in woorden, dan wel in cijfers of let-
ters uitdrukt.

Ook over de oorzaken der conjunctuurbeweging
werden enkele opmerkingen gemaakt, zoo hijv. over de tegenstelling tusschen Saving en Investment, een
tegenstelling, waarvoor
Mej. Dr. E. C. van Dorp
blijkbaar weinig gevoelt; zij beriep zich daarbij op
het laatste boek van Keynes, die daarin van de
vroeger in zijn Treatise on Money verkondigde denk-

beelden weder is teruggekomen. Wij houden het in
dit opzicht in plaats van den hevig rond zwalkenden
Keynes liever met Spiethoff en Cassel, die reeds véôr

Keynes terecht hebben gewezen op het gebrek aan
parallellisme tusschen den stroom der spaargelden en
de mate van investeering daarvan in het bedrijfs-
leven. Juist de omstandigheid, dat het besluit tot het
niet-verteren van geld en de effectieve investeering
daarvan in het bedrijfsleven in tijdsorde niet steeds
samenvallen en dat perioden van opeenhooping van
spaargeld met tijdperken van tekort daaraan af wis-
selen, schijnt ons met de praeadviseurs, van welke
inzonderheid
Prof. Kaag op
dit punt door Mej. Van
Dorp werd bestreden, een der belangrijkste factoren
in de conjunctuurbeweging, zij het geenszins de eenig-
ste conjunctuurverekker.

Omvangrijker dan de beschouwingen van theoreti-
schen aard was dat deel der debatten, dat aan de
praktische conjun:ctuurpolitiek werd gewijd. Ons eco-
nomisch leven heeft thans behoefte aan expansie en
deze moet, daarover waren de praeadviseurs het eens
en deze eenstemmigheid werd dls zeer belangrijk punt
nog eens extra onderstreept door
Mr. W. M. van Lan-
schot,
door bepaalde Overheidsmaatregelen worden bevorderd. De inmiddels ingetreden devaluatie heeft
het accent wat verlegd, maar in wezen konden de
praeadviseurs hun standpunt ook nu nog ten volle
handhaven.

Op een aantal punten hebben zij hun meening ver-
duidelijkt. Ten aanzien van de wenschelijkheid van
groote openbare werken werd door
Prof. Tinbergen
in antwoord op een desbetreffende vraag van den
thans zeer voor bewapening geporteerden
Prof. Oou-
driaan,
verklaard, dat daarbij, hoezeer zulks ook te
betreuren valt, momenteel de landsverdediging tegen
buitenlandsch geweld op den voorgrond moet staan.

Dat is echter, noch volgens Prof. Tinbergen, noch
volgens zijn mede-praeadviseurs, het eenige; zij wil-
len daarnevens nog allerlei andere maatregelen. Zoo
betoogde
Dr. Van der Valic,
door schrijver dezes ge-
prest om zich eens wat nader uit te laten over het
door hem begeerde plan van ,,strategische” conjunc-
tuurpolitiek, dat de activiteit van de Overheid er in
de eerste plaats op gericht moet zijn om, zoo noodig
met passende steunmaatregelen, ons in de depressie
veelal achteruitgegane productie-apparaat (genoemd
werd daarbij als voorbeeld de zeescheepvaart) weder
op het oude peil in verhouding tot het buitenland
te brengen. Een der debaters, Mej. Dr. Oh. van Ma-
nen,
ging in dit verband zelfs zoover, dat zij oprich-
ting van nieuwe Oost- en West-Indische Oompagnieën
bepleitte, een wijze van stimuleering, die den. prae-
adviseurs blijkbaar wei wat te ver ging.

De heer
Posthuina,
die in zijn praeadvies voor het
toekennen van loontoeslagen door de Overheid had
gepleit ter ve.rgrooting van de werkgelegenheid,
handhaafde dit denkbeeld voorloopig eveneens.

Al deze maatregelen van actieve conjunctuurpoli-tiek leiden, wanneer zij niet uit reeds aanwezig, niet opgepot geld worden bekostigd, noodwendig tot een
zekere mate van ,,reflatie”, d.i. verruiming van geld-
circulatie. Voor zulk een reflatie werd in krachtige
termen gepleit door Dr. W. L. Valic,
die de stelling
verdedigde, dat devaluatie zonder reflatie en reflatie
zonder devaluatie heiden zonder het gewenschte effect
van economisch herstel moeten blijven. Wij zijn het
met deze stelling in beginsel eens, doch meenen –
en het kwam ons voor, dat ook
Prof. Kaag
in deze
richting ging – dat reeds het enkele feit der deva-
luatie door de verbetering van de positie der export-
bedrijven automatisch een aantal reflatorische invloe-
den ontketent, zoodat na devaluatie de actieve refla-
tie tot geringen omvang beperkt kan blijven.

Intusschen kan aan
Dr. Valic
weder worden

toegegeven, dat juist in dit jaargetijde, waarin cle
werkgelegenheid pleegt af te nemen, de reflatorische
teudenzen eener devaluatie minder bemerkbaar zijn
dan wanneer de Gulden in ht voorjaar of in den
zomer van het goud ware losgemaakt. Daarom ach-
ten wij de meening aanvaardbaar, dat althans in het

28 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

781

eerstvolgend halfjaar veeleer van verruiming van de
uitvoering van openbare werken dan van inperking
daarvan sprake zal mogen zijn.
Daarbij rijzen dan echter terstond verschillende
netelige vragen. De eerste daarvan betreft het per-
centage van devaluatie.
Prof Haag
was van meening,

dat noch een nieuwe goudbasis, noch een aanslui-
ting bij het pond gewenscht is, dat voorts niet met
het hoogste percentage van devaluatie begonnen
moet worden en dat men, mede om niet terstond
groote storingen in de lvenskosten te veroorzaken,

den gulden geleidelijk ten opzichte van het goud moet
laten depreciëcren. Daarentegen pleitte
Dr. Van der
T7
allc
voor aansluiting bij het pond op een nieuwe
bruikbare pariteit, die circa 10 pOt. beneden de oude
pariteit zal komen te liggen, hetgeen dus op een
de facto
devaluatie van c:irca 30 pOt. neerkomt.
1)

De Heer
Posthunsa
was van dezelfde meening op
grond van het peil der levenskosten hier te lande,

en
Prof.
Tinbergen,
die in zijn praeadvies op grond
van de toen beschikbare gegevens nog 20 pOt, deva-
luatie voldoende had geacht, was inmiddels in ver-
band niet de onvoldoende resultaten der aanpassing
tot de conclusie gekomen, dat dit percentage tot min-
stens 30 pOt. verhoogd zou moeten worden.

Het komt ons voor, dat over de mate van devaluatie
hier te lande bij nader onderzoek weinig verschil
van meening behoeft te bestaan en dat de hoofdvraag
is, of men zal blijven ,,zweven” ten opzichte van pond
en goud beiden, of dat men aan het pond zal aan-
haken. Wij gevoelen met
Dr. Van der Valic
nog altijd
voor dit laatste, zoolang Engeland een op genoeg-
mme stabiliteit gerichte geldpolitiek voert; daarbij
zou liet uiteraard moeten gaan om een
de facto-,
niet om
de
jure-aanhaking. Zeker is liet, dat aan-
liaking aan het goud om de reeds vroeger door ons
in dit weekblad vermelde redenen zeer ongewenscht
moet worden geacht. Het terstond vaststellen van eeu
nieuwe goudbasjs vond overigens en dat stemt tot
verheugenis – in de vergadering geen verdediging.

Als er nu echter ongeveer 30 pOt. geclesalueerd
zal worden, dan ontkomt men niet aan een zekere
stijging van levenskosten. Deze moge voor de betrok-
kenen onaangenaam zijn, te vermijden is zij niet, en
de belanghebbenden dienen wèl te bedenken, dat zij
zonder devaluatie de meest drastische loonsverlaging
hadden moeten ondergaan. Moet men nu echter deze
stijging van levenskosten met behulp van de prijs-
opdrijvingswet tegengaan?

• let deed ons genoegen van
Prof. Haag
te ver-
nemen, dat dit als zoodanig niet zal moeten geschie-
den en dat men zich dient te beperken tot liet tegen-
gaan van excessen; de concurrentie zorgt dan wel
voor de rest.
Velerlei verhooging van levenskosten kan worden.
tegengegaan door afschaffing van crisissteun. Daar-
over bleken de meeningen echter ietwat verdeeld.
Prof. Haag
pleitte voor omzetting van contingenten
in invoerrechten en wekte met zijn afwijzing van den vrijhandel den toorn van
Mei. Van Dorp
op.
Mr. Van
Lanschot
gevoelde ook wel voor afschaffing van
erisismaatregelen, doch waarschuwde tegen overhaas-
ting en wees er op, dat men zijn verwachtingen op
dit punt laag zal moeten stellen. De protectioni.st en
ordenaar
Mr. Kortenhorst
tenslotte ging het verst
in ,,conservatieve” richting en betoonde zich sympa-
thiek ten aanzien van het denkbeeld van ,,imperiale
zelfvoorziening” voor Nederland, een stelsel, waarbij de invoer tot het allernoodzakelijkste zal worden be-
perkt, maar dat
– Mr. L. J. van der Valk
heeft
er in de vergadering terecht op gewezen – tot groote
welvaartsvermindering hier te lande aanleiding zou

1)
Dr. Van der Valk had reeds in zijn praeadvies (blz.
182)
een zwevende Gulden aanbevolen, die naar ruwe
schatting omstreeks 30 pOt. lager zou moeten liggen dan de oule goudpariteit.

geven en op miskenning van de enorme beteekenis
van onze uitvoerbedrjven berust.
Hoe dit zij, zelfs bij vermindering of afschaffing
van crisissteun zullen de levenskosten in ons land
stijgen. De vraag, die velen met angst vervult, i
deze, of in dat geval ook de bonen verhoogd zullen
moeten worden. De algemeene opinie, ook door de
praeadviseurs gehuldigd, was deze, dat liet parool
thans eerst zou moeten zijn het weder te werk stellen der werkloozen en dat van loonsverhooging pas later
sprake mocht zijn, met uitzondering van de bonen
in die bedrijven, die deze reeds tot den rand van het
levensminimum hadden aangepast. In dezen zin ook
zeer nadrukkelijk
Prof. Tinbergen,
die er voorts op
wees, dat de bonen ook bij opwaartsche aanpassing
traag zijn, inzonderheid in tijden van groote werk-loosheid, en dat men zich dus in dit opzicht voors-
hands geen zorgen behoefde te maken.
Het voorloopige programma, zooals dat döor de
praeadviseurs werd aanbevolen, bestond dus in ex-
pansie van economische activiteit zonder noemens-
waardige loonsverhooging en met een matige stijging van levenskosten, een en ander met een vermoedelijk devaluatiepercentage van circa 30 -pOt.
Achter deze voorloopige expansiepolitiek doemt echter de moeilijke vraag op, hoever men daarmee
kan voortgaan. Het was vooral
Mr. Koopmans,
die
daarop de aandacht vestigde. Deze wees er op, dat
met name
Prof. Tinbergen
in zijn praeadvies had
melding gemaakt van remmen op de expansie, ge-
legen in de betalingsbalans.
Mr. Hoop?nans
betoogde
terecht, dat dit niet anders beteekent, dan dat men bij
zijn expansie niet sneller kan gaan dan het buiten-
land, tenzij men een verandering van den wisselkoers
mee in den koop neemt. Zijn vraag was nu, of men
na de overgangsperiode, die noodwendig op de deva-
luatie volgen moet, dit hetalingsbalanscriterium mag
aanhouden, dan wel of daarvoor een ander richt-
snoer in de plaats moet treden.

Er is onzes inziens alle aanleiding tot het stellen
van deze vraag. Immers, verlaat men zich alleen op
de betalingsbalans, dan worden de nationale richt-
snoeren dci’ conjunctuurpolitiek uit handen gegeven.
Men gaat mee in een buitenlandsche hausse, maar
belandt onvermijdelijk ook in een buitenlandsche de-
pressie. Dat alles is niet anders dan een continuatie
van de obestendigheden der conjunctuur met alle
nadeelen van dien. Vandaar, dat ieder rijkhalzend uit-
ziet naar een richtsnoer, dat ook buiten de betalings-
balans om gevolgd zou kunnen worden ter verkrij-
ging van een zoo groot mogelijke mate van evenwicht
in het binnenlandsch economisch leven.

Op deze vraag heeft wellicht
Mr. Koopmans
het
antwoord reeds gevonden, maal’ aan de vergadering
deelde hij het niet mede. Ook
Dr. Valk
sprak over
dit vraagstuk en wees op de wenschelijkheid van
prijs- en loonvorming conform het grensnut, een cri-
terium, dat minst genomen nadere preciseering be-
hoeft, als men er in de practijk iets aan wil hebben.
Prof. Tinbergen
deelde mede, dat hij en
zijn
mede-
werkers op het Oentraal Bureau reeds bezig
zijn
met
een onderzoek naar het vaststellen van een bepaald
richtsnoer voor autonome conjunctuurpolitiek, maar
ook hij bleef in het vage.

Dat de zaak met een enkele correctiemaatregel in den geest van het herleidingsstelsel van
Prof. Mee.s
niet in orde te brengen is, schijnt wel duidelijk.
Terecht merkte de Heer
Posthuma
in antwoord aan
Prof. Mees ter vergadering op, dat herleiding van

schulden in geval van deflatie er slechts toe zal lei-
den, dat men van het crediet in het geld ,,vlucht”,
omdat het niet herleide geld dan een zekerder bezit
wordt, een vlucht, die het deflatieproces, dnt men be-
strijden wil, niet geneest, doch juist verergert. Het
omgekeerde geldt uiteraard in geval van inflatie.
Maar hoe men de zaak dan wel moet aanpakken,
daarover heeft de vergadering van jl. Zaterdag ons

782

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October
1936

niet wijzer gemaakt. Dit beteekent niet, dat men hier
:in het duister zou tasten. Wij bedoelen met het boven-
staande slechts dit, dat de sprekers op die vergade-
ring het probleem daar niet verder hebben gebracht,
en dat wij dus dankbaarheid kunnen gevoelen voor
het voorloopig programma, waarover inderdaad op-
vallende eenstemmigheid bestond, maar zeer weinig
bevredigd werden ten aanzien van de uiteindelijk te
volgen beginselen van conj unctu.0 rpolitiek.
Het wil ons voorkomen, dat hier een terrein val’
nuttige verdere studie gelegen is, in of buiten de,
Vereeniging voor de Staathuishoudkunde. Er is al
veel gewonnen, wanneer zich een voorloopig pro-
gramma afteekent, waarover niet al te veel meenings-
verschil bestaat; dat was jl. Zaterdag het geval.
Doch het verder liggende en nog allerminst bereikte
doel moge een aansporing vormen om met kracht (Ie
studie voort te zetten van de beginselen van con-
junctuurpolitiek, welke gevolgd zal moeten worden
in de phase, volgende op de thans in eersten aanleg
nog de aandacht vergende ,,aanpassing hij (Ie
devaluatie”.
G. M. V. S.

DE MONETAIRE TOESTAND BESPROKEN IN DE

INTERNATIONALE KAMER VAN KOOPHANDEL.

De gebruikelijke najaarsvergadering van het Roof d-
bestuur der Internationale Kamer van Koophandel te
Parijs heeft op
16
October jl. plaats gevonden onder
omstandigheden, die uit den aard der zaak een meer
dan gewone belangstelling voor de groote internatio-
nale economische vraagstukken met zich brachten.
Door de monetaire gebeurtenissen van de laatste wu-
ken, en meer in het bijzonder door het bekende ac-
coord tusschen de Vereenigde Staten, Engeland en
Frankrijk, was, naar ter vergadering bleek, niet
alleen bij de vertegenwoordigers der rechtstreeks bij
deze gebeurtenissen betrokken landen, maar eveneens
bij tal van anderen, een hernieuwde belangstelling
levendig geworden voor het vraagstuk, dat door de
1. K. v. K. terecht reeds sinds jaren als het meest
urgente op het gebied van het internationale econo-
mische leven wordt beschouwd: nl. dat van de voor-
uitzichten op een hernieuwde internationale stahi li –
seering der munteenheden. Een betrekkelijk toevallige samenloop van omstan-
digheden wilde, dat juist in deze vergadering de bz’-
handeling moest plaats vinden van de reeds eenige
maanden tevoren uitgebrachte rapporten der experts,
aangesteld door de nu ca. een jaar geleden opgerichte
Gemengde Commissie van de Internationale Kamer
van Koophandel en het Carnegie Endowment for In-ternational Peace, van welke Commissie reeds enkele
malen in dit weekblad melding is gemaakt.
1)
Van de
dertig individueele memoranda, die door deze experts
– zeventien in getal – waren uitgebracht, hebben
er niet minder dan eenentwintig rechtstreeks be-
trekking op het monetaire vraagstuk in zijn ver-
schillende aspecten; en in de conclusies van de sub-
commissie van vijf onder voorzitterschap van
Prof.
T.
E. Gregorp ),
die tot taak heeft gehad om uit deze
individueele rapporten een serie practische aanbu-
velingen te distilleeren, is eveneens in belangrijke
mate aan de monetaire
zijde
van het vraagstuk van
het economisch herstel aandacht geschonken.
Speciale vermelding verdient, dat deze sub-
commissie in haar eind 3uni j.l. bij het Comité
Mixte ingediende eindrapport zich – duidelijker dan

Vergelijk om, het verslag omtrent de door den Voor-
zitter der Internationale Kamer, den heer Dr. F.
H.
Fen-
tener van Vlissingen, op den 27sten Accountantadag te
Amsterdam gehouden referaat in het nummer van
23
Sep-
tember jl., blz. 677, en voorts dc ,,Aa,nteekening” in het
nummer van de vorige week.
De overige leden van deze sub-commissie waren de
hoogleeraren
Dr. E. Böhler, Bertil G.
Ohfin,
Dr. 4D4reas
Predöhl
en Oh.
Rist.

dit hij eeuige vorige gelegenheid door de I.K.v.K. of
een harer studiecommissies het geval is geweest –
had uitgesproken ten gunste van een ,,adjustment”
van die valuta’s, die niet langer geacht konden wor-
den een juiste pariteit te vertegenwoordigen – zij
het ook, dat nog eenige twijfel mogelijk bleek omtrent
de vraag op
welke
valuta’s (die van de overgebleven
goudlanden, dan wel die van de landen met beperkt
betalingsverkeer) deze uitspraak in de eerste plaats betrekking had. Aangezien echter dit ,,adjustment”
in het rapport niet zoozeer was genoemd als een
redmiddel op zichzelf, maar uitdrukkelijk als een
prealabele conditie voor andere maatregelen –
welke zoowel zouden moeten bestaan in het bevor-
deren van een redelijke stabiliteit der wisselkoersen
voor de toekomst als vooral in het afbreken der
handelsbelemmeringen van allerlei soort – is liet

duidelijk, dat de conclusies dezer experts, wel verre
van intusschen reeds door de fe:i.ten achterhaald te
zijn, juist door de recente gebeurtenissen een ver-
hoogde actualiteit hebben verkregen, waarvan de
levendige gedachtenwisselingen in den Conseil dan
ook ruimschoots blijk hebben gegeven.

Zoowel bij deze discussies als in andere opzichteu
hebben de ditmaal vrij talrijke Nederlandsche aan-
wezigen in deze Conseilvergadering een áctieve rol
gespeeld. Dit begon reeds v66r de eigenlijke beraad-
slagingen over de conclusies der experts met een
rede van Mr.
H. A. van Nierop,
die speciaal voor
deze vergadering was uitgenoodigd om een exposé te
geven over het internationale schuldenvraagstuk.

Daar deze rede reeds vrij uitvoerig in de dagbladen
is opgenomen, zij hieruit slechts één belangrijk punt
aaflgestipt; nl. de, naar de meening van schrijver
dezes zeer juiste, en veelal te weinig naar voren ge-
brachte stelling, dat, niet minder dan eventucele
handelsbelemmeringen in het crediteurenland, een
moratorium in het debiteurenland (hetzij in den
vorm van een ,,Stillhalte” of anderszins) het effect
heeft om de vereffening der schulden in den vorm
van goederen en diensten ook op den duur tegen te
werken: n.l. door het
verlagen
van de koopkracht in
de landen, die deze goederen en diensten uiteindelijk
moeten afnemen, en de gelijktijdige
verhooging van
de koopkracht – gevolgd door een opdrijving van het
prijsniveau en dus een bemoeiljking van den uitvoer
– in de landen, die deze goederen en diensten zouden
moeten exporteeren. Terecht betoogde spr. dan ook,
dat, van het standpunt van de theorie van den inter-
nationalen handel beschouwd, moratoria en import-
belemmeringen elkanders nagenoeg volledig equiva-
lent zijn.

Vrijwel onmiddellijk na deze rede van den heer
Van Nierop weerklonk in den Conseil opnieuw een
Nederlandsche stem, ditmaal die van den President
der Internationale Kamer,
Dr. F. H. Fentener van
Vlissingen.
In zijn met groote overtuigingskracht uit-
gesproken, en door de talrijke aanwezigen met gespan-
nen aandacht gevolgde toespraak, ivaarmede
hij
de
discussies over de rapporten van de experts van het
Comité Mixte inleidde, legde de heer Fentener van
Vlissingen, na in het kort de jongste gebeurtenissen,
en in het bijzonder het ,,driemogendheden-pact” te
hebben gereleveerd, vooral den nadruk op het nauwe
verband
tussehen de monetaire en handelspolitieke
problemen. Dit verband, waarop de Kamer steeds den
nadruk heeft gelegd, wordt, aldus de President, door
de huidige situatie meer dan ooit gedemonstreerd;
met name door de, zij het ook veelal nog slechts aar-
zelende en ,fragmentarische, verminderingen van haii-
delsbelemmeringen, die op de opheffing der tot voor
kort bestaande monetaire spanningen zijn gevolgd.
Met voldoening kan de Internationale Kamer van
Koophandel constateeren, dat de regeeringen thans
in toenemende mate tot het inzicht schijnen te komen,
dat de politiek, welke de Kamer in çle afgeloopen
jaren steeds heeft voorgestaan, de juiste is, en dat

28 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

783

zij geenszins – zooals velen reeds schenen te den-
ken – voor een verloren zaak heeft gestreden. Even-

zeer met voldoening constateerde spr., dat het pro-
gramma, hetwelk thans in opdracht van het Comité
Mixte door een groep deskundigen van wereld-
reputatie is opgesteld, in alle essentieele punten
overeenkomt met de conclusies, waartoe de Kamer
zelve, als organisatie en woordvoerster van de prac-
tische zakenlieden, ook reeds bij vroegere gelegen-
heden was gekomen.

Het belang van het door de experts geformuleerde programma is, zoo vervolgde de President zijn rede,
in de eerste plaats dit, dat het ons in staat stelt,
ons rekenschap te geven van wat reeds bereikt is en
wat nog te doen blijft. Wij hebben thans het monetaire
adjustment”: laat ons hopen, dat dit een defini-
tieve aanpassing zal zijn, maar laat ons er tevens van
bewust blijven, dat deze op zichzelf nooit voldoende kan zijn voor het econcimisch herstel. Met de enkele
afschaffingen van handelsbelemmeringen, die reeds
hebben plaats gevonden, is nog niet meer gedaan dan
de onmiddellijke evenwichtsverstoringen, veroorzaakt
door de wijzigingen in de muntpariteiten, eenigszins te compenseeren. Nog bestaan de clearing-moeilijk-
heden; nog zijn de tarieven vrijwel overal hoog en de
contingenteeringen talrijk; nog is het internationale
betalingsverkeer aan tal van restricties onderhevig
en de transfer v.an kapitalen dikwijls geheel onmoge-
lijk. Het moment voor een geconcentreerde actie is
gunstiger, maar tevens kritieker dan ooit, en het is
de taak van alle weldenkende menschen om zich
rekenschap te geven van de vraag, of een voortduring
en verscherping der economische spanningen op den
duur wel vereenigbaar zal blijken met het handhaven
van den vrede. –
De discussies, welke op deze rede volgden, hadden
tot resultaat,’ dat een programma van aanbevelingen
van dertien punten, gebaseerd op de conclusies der
experts van het Comité Mixte, en den lezers van dit tijdschrift reeds bekend
1),
met algemeene stemmen
werd aangenomen, terwijl de Conseil tevens ‘zijn goed-
keuring hechtte aan den tekst van een gelijktijdig
te publiceeren ,,verklaring” van den President, waar-
aan nog de volgende passages mogen worden ontleend:

,,De verbetering van de ‘internationale nituatie is in de
eerste plaats ‘te daukdn aan ‘het feit, dat de devaluatie der
geldeeisheden van de landen, die het vroegere goudbiok
vormden, heeft plaats ‘gevonden in een sfeer van oprechte internationale zamenwerk.ing. De onvermijdelijk ‘daaraan
verbonden risico’s zijn aldus tot een minimum geredu-
ceerd, terwijl liet vertrouwen van het publiek ongesehokt
is gebleven en zelfs is toegenomen……Het bewijs is
thans geleverd, dat, wanneer slechts een voldoende mate
van internationale goodwill bestaat, de mogelijkhedenge-
geven zijn voor samenwerking op economisch gebied. Ook
de reactie van de publieke opinie alom in de wereld is een
l)ositief bewijs, dat de volken in staat zijn om zich boven een enge opvatting van hun nationaal eigenbelang te ver-
heffen, indien slechts op hun verbeeldiugskracht een be-
roep wordt gedaan door een krachtige en aan de behoeften
van het oogeublik aangepaste actie, ondernomen in een
atmosfeer van welbewusten in’ternationalen goeden wil. Een
begin is thans gemaakt en nieuwe hoop is gewekt; het
constructieve werk van de laatste-weken kan en mag niet
tevergeefs gedaan zijn. –
Het herstel van liet vertrouwen is grootendeels af’
hankeljk van de oplossing van zekere politieke vraag-
stukken; een oplossing, waartoe noodzakelijkerwijze de
samenwerking van groote zoowel als van kleine ‘Staten
vereisoht is. Niettemin zijn er echter een aantal groote
naties, wier houding jegens de groots economische vraag.
stukken van ‘het oogenbliik een krachtigen . invloed zal
kunnen hebben op de tendenzen tot economisch herstel in

1)
Zie ook ‘hiervoor het reeds eerder genoemde artikel
in het nummer van 23 September, waar-deze dertien pun
ten, die toen nog niet door den Conseil waren aangenomen, werden geciteerd als persoonlijke conclusies, door den beer
Feutener van Vlissingen uit de rapporten der experts ‘ge-trokken, alsmede de wijziging van- punt
11,
vermeld op
blz. 773 van het vorige nummer.

alle deelen der wereld. De actie, in de laatste weken onder-
nomen door de regeeringen van Frankrijk, Groot-Bribtannië
en de Vereenigde Staten, draagt hij tot liet soheppen van
een atmosfeer, die noodig is om een rationeele ‘bespreking
omtrent ‘het internationale schuldenprobleeni niogel ijk te
maken. Politieke onzekerheid, een monetaire chaos, en
overdreven protection-isme doen afbreuk, zoowel aan het vermogen van den debiteur om te betalen, als aan dat van
den crediteur om te ontvangen. Een uitbreiding der pro-
ductie, die het gevolg zou zijn van een meer geordende
wereld, zou ‘gelijktijdig de lasten van de betaling der schul-
den voor den debiteur kunnen verlichten, de transfer-moei-
ljkheden van teehuisoh-monetairen aard tot een minuîiluln
terugbrengen, en het aanpassingsvraagstuk in de ontvau-
gende landen ‘vergemakkelijken.
Een wereld, die zich in
een toestand van economische expansie bevindt, heeft niets
te verliezen en alles te winnen bij een vereffening van
de schulden uit het verleden en bij de eventueele hervat-
ting van een met behoorlijke waarborgen omgeven crediet-
verkeer voor de toekomst.
Een algemeene politiek van
minder restricties en meer handel, waarbij de crediteur-
landen de leiding geven, zal een uitbreiding van de wereld-
markt tengevolge kunnen hebben in een tempo, nog snel-
ler dan dat, waarin de productiemogelijkheden toenemen.”

Wegens de groote belangstelling, die het monetaire
vraagstuk onder de gegeven omstandigheden uit den
aard der zaak voor zich opeischte, werd aan het zui-
ver handelspolitieke gedeelte van de conclusies ddr
experts bij de discussies iets minder aandacht be-
steed, dan anders wellicht het geval zou
zijn
geweest.
Slechts enkele delegaties, met name de Zweedsche, de

Tsjecho-Slowaaksche en de Belgische, hadden hier-
omtrent het een en ander in het midden te brengen;
vermelding verdient hierbij speciaal de opmerking
van Belgische zijde, dat – hoezeer ook het contin-
genteeringsstelsel wegens de daaraan onvermijdelijk
verbonden discriminaties te veroordeelen is – af-
schkffing hiervan redelijkerwijze toch slechts dan
kan worden aanbevolen, wanneer tevens maatregelen
worden getroffen tegen den niet minder bedenke-
lijken vorm van discriminatie, die voortvloeit uit den
export tegen kunstmatig gedrukte wisselkoersen door
de landen met een aan ‘restricties onderhevig beta-
1 i ngsverkeer. .

Afgescheiden van: deze discussies over de aanbe-
velingen van het Comité Mixte werden voorts in de
namiddagvergadering van’ den Conseil door de ge-
clelegeerden van ca. een tiental nationale Comité’s
nog een reeks mondelinge exposé’s gegeven omtrent
de reactie in hun land op de gebeurtenissen van de
laatste weken, en omtrent de opinies, welke in de
zakenmilieux bestaan over de verder te verwachten
gevolgen en’ over de thans te voeren politiek. Voor
zoover ons land betreft, werd bij dit gedeelte van de
besprekingen het woord gevoerd door den Voorzitter
van de Nederlandsche Organisatie voor de I.Kv.K.,
den heer J. B. van der Houven, van Oordt,
die er in
zijn rede vooral den nadruk op legde, dat – ofschoon
het verlaten van den gouden standaard hier te lande
in eerste instantie zoowel door het publiek als door
de zakenwereld met groote kaimte is ‘opgevat ‘- de
verdere ontwikkeling geheel en al afhankelijk zal zijn
van (a) het verdere verloöp van den guldenkoers, (b) het al of niet slagen van de Regeering in haar

streven om een belangrijke verhooging van het prijs-
peil tegen te gaan en (c) – last but not bast – de
w’ijze, waarop andere landen op de gebeurtenissen. in
het vroegere goudblok zullen reageeren, en vooral of
deze gebeurtenissen niet aanleiding zullen geven tot
een hernieuwden algemeenen depreciatiewedloop.

Met betrekking tot de thans in het Nederlandsche’
bedrijfsleven heerschende opvattingen wees de heer Van der Houven van Oordt op de uitgesproken nei-
ging bij velen der gewezen voor- en tegenstanders
in het devaluatievraagstuk, om thans het verleden te

laten rusten en eensgezind achter de Regeering te
staan, alsmede op het onmiskenbare gevoel van ‘op-
luchting, dat, door het verdwijnen van het vroegere strjdobject, zelfs bij tal van vroegere tegenstanders

784

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October 1936

der devaluatie is teweeggebracht. Aan den anderen
kant waarschuwde spr. er
intusschen voor, dat men

nauwlijks kan verwachten, dat cle vroegere contro-
verse, die ten dccle op fundamenteele beiangentcgen-
stellingen berustte, op den duur niet in eenigsz:ns
gewijzigden vorm zal herleven; zulks in het bijzonder
tea aanzien van de mate, waarin het thans wenschelijk
is contingen teeringsm aatregel en en crisisheffingen af
te schaffen of te verruimen. in dit verband maakte spr. onder meer met een enkel woord melding van
het recente adres der Rotterdamsche Kamer van
Koophandel aan de Regeering, terwijl hij eveneens de aandacht vestigde
01)
de resultaten der enquête, die

onlangs door enkele groote dagbladen bij een aantai
Nederlandsche bedrijven is gehouden.
Wat betreft de tot dusver reeds door de Regeering
genomen maatregelen — voor zoover deze de strek-
king hebben van een zekere mate van afbraak der
bestaande handelsbelemmeringen — legde de heer Van der Houven van Oordt speciaal den nadruk op
de onmiddellijk na 27 September tot stand gebrachte
ingrijpende wijzigingen in de hanteering van het
landbouwerisisapparaat, en voorts op de afschaffing
van een vijftal contingenteeringen. Ook kon spr.
wijzen op de namens de Nederlandsche Regeering te
Genève uitgesproken bereidverklaring tot samenwer-
king met andere naties inzake de opheffing van han-
delsbelemmeringen, maar met dat al kan bezwaarlijk
worden ontkend, dat de Nederlandsche woordvoerder
ten deze een bescheidener geluid moest doen hooren
dan bv. de heer
Gigrtoux,
de nieuwe vice-voorzitter

van het Fransche Nationale Comité der Kamer, die
voor zijn land kon wijzen op de afschaffing van niet
minder dan 120 contingenteeringen en bovendien op
belangrijke tariefsverlagingen, terwijl dit laatste ook
ten opzichte van den Italiaanschen woordvoerder, den
heer
Targeffi,
het geval was. Daarentegen was het
exposé van den Engelschen spreker, den heer
Guinness,
op dit punt eenigsains teleurstellend, daar
hij in hoofdzaak slechts het reeds uit de recente dis-
cussies te Genève bekende standpunt herhaalde, dat
Engeland reeds een ,,low tariff nation” is, waar-
aan hij toevoegde, dat men in zijn land ook thans nog
,,in de eerste plaats met het werkloosheidsvraagstuk
rekening moet houden” (!).

De discussies over deze onderwerpen werden beslo-
ten met een, als steeds voortreffelijke, rede van den
Voorzitter van de Commissie van Experts,
Prof. Ore-
gOry, die er o.m. op wees, dat het door het Comité
Mixte verrichte werk een gelukkig voorbeeld is ge-
weest van een vruchtbare samenwerking tussehen
economisten en zakenlieden, welke, naar hij hoopte,
zou kunnen worden voortgezet en een nieuwe aera van
wederzijdsch begrip zou kunnen inluiden. In dit ver-
band legde spr. in het bijzonder den nadruk op de
noodzakelijkheid van een ernstige en rationeele bestu-
deering van de hedendaagsche leuze der ,,ordening”
(,,planning”), welke hij kenschetste als: ,,the great
problem of our age, which involves the emotions, the
hopes and fears of millions of people”

Vergeleken bij de zeer belangrijke algemeene eco-
nomische discussies zijn ditmaal de meer technische en
administratieve onderwerpen, die anders een vrij
groot deel van de Couseilvergaderingen voor zich ple-
gen op te eischen, sterk op den achtergrond ge-
bleven.
t)
J. G.
lo:HnANs.

– 1)
Vermelding verdient echter nog, dat de Conseil zijn
goedkeuring heehtte aan het den dag te voren door con
speciale commissie vastgestelde ontwerp-programma voor
het in Juni
1937
in Berlijn te houden IXde. Congres der
Kamer. Op tra.nsportgebied werden voorts een tweetal re-
soluties omtrent de samenwerking tussehen luchtvaart- en spoorwegverkeer aangenomen. Aangenomen werd verder
nog een voorstel tot nadere •bestudeering van de oprich-
ting in de ,,eleariug-laiiden” — speciaal die van Centraal
en Z.O. Europa — van zgn. ,,Treuhandstellen”, die het
mogelijk zouden moeten maken om op geblokkeerde vorde-
ringen voorschotten te kunnen verkrijgen.
DE TOESTAND OP DE WOLMARKT.

Indien niet alle teekenen bedriegen, gaan
wij
een

periode van hoogere wolprijzen tegemoet. Deze ten-
dens bleek reeds op de laatste veiling. van Kolo-
niale wol in Coleman Street (Londen), welke einde
September 1936 werd gehouden, doch vooral ook op
de veel belangrjkere Australische en Nieuw-Zeeland-
sche wolveilingen in de maand October van dit jaar.
Dit wil zeggen, dat noch de ononderbroken stijgende
wereldproductie van kunstzijde en stapelvezels voor
mode-doeleinden de vraag naar fijnere kamgaren
weefsels beïnvloedt, noch de deviezenmoeilijkheden de
behoefte aan eenvoudigere verwarmeude stoffen ver-
minderen. Er zij op gewezen, dat op de locale Aus-
tralisehe markten, vooral Frankrijk veel kocht, doch
na de devaluatie van den Franc, zoodat men hier niet
van een vlucht in goederen kan spreken.
De markt wordt thans speciaal gekarakteriseerd
door de groote belangstelling voor alle gangbare
klassen en soorten van ,,comebacks” en kruistochten,
welke, zooals vanzelf spreekt, in belangrijke mate
voor ie uitrusting van de legers van vale zich wape-
nende landen worden gebruikt, met het gevolg, dat
het aanbod uit Nieuw-Zeeland en Zuid-Amerika
geringer wordt. Van groote beteekenis is het feit,
dat de in den wolhandel vrijwel algemeen gevreesde
invloed van den Japanschen boycot van Australische
wol zich niet heeft voorgedaan, daar andere landen in
de plaats van J.apan kwamen. Met ongeveer 750.000

balen was Japan in een enkel seizoen zelfs na Enge-
land op ee.n na de beste afnemer van Australië, en het scheen ook dit land eveneens spoedig te zullen
verdringen, nadat de Japansche wolindustrie zich
zoo had ontwikkeld, dat Japan thans ongeveer elf-
maal zooveel ruwe wol moet invoeren als kort voor
den wereldoorlog, of tenminste een achtste van de
totale wereidwolproductie. Het toenemend westersch
karakter van de Japansche kleeding, waardoor veel
meer schapenwol noodig is dan vroeger, en de aan-
zienlijke Japansche uitvoer van wollen en ge-
mengde stoffen beteekende sedert het laatste crisis-
jaar voor wol (1930) een groote steun voor de inter-
nationale wolinarkt; men vreesde daarom een ineen-storting van de juist in 1936 verbeterde wolconjunc-
tuur, welke zich echter niet voordeed. De vorming
van steunfondsen en van semi-officieele opkoopmaat-
schappijen, zooals de ,,Bawra” in Australië, welke na
aankondiging van den Japanschen boycot door de
verbouwers aldaar vaak werd verlangd, is nu feitelijk
overbodig geworden, en de regeering te Canberra is
zelfs op haar standpunt blijven staan wat betreft de
verzwaring van den Japanschen textielinvoer, daar
zij meent zich dit te kunnen veroorloven.

Een denkbeeld omtrent de prijsvorming voor ruwe
wol, welke in het begin van dit jaar stellig door de
houding van Japan werd beïnvloed, krijgt men aan
de hand van den z.g. Bradforder prjsindex op goud-
basis (Juli 1914 = 100). Aan deze Bradforder index-
cijfers kennen wij een groote waarde toe, omdat er
voorloopig geen betere gemeenschappelijke index
voor de ongeveer 2000 verschillende typen wol be-
staat en voorts omdat de uit uiteenloopende kwali-
teiten wol gewonnen kamsels (tops) en garens in deze

indexberekening mede begrepen zijn:

Prijsindiees van wol van de ,,Weekly Wool Chart”
(Bradiord)
Maand
ruwe wol
kamsels
garens

groep

gemiddelde
September
1935

……
46 50
60
52
januari
1936

……
51
53
64 56
Februari
1936

……
52
55
64
57 l:aart
1936

……
54
57
65
59
April
1936

……
54
57
65 59
Mei
1936

……
52
56
65
58
Juni
1936

……
52
56
65
58
Juli
1936

……
53 56
65
58
Augustus
1936

……
55
57
66
59
September
1936

……
55 57 66
59

28 October
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

785

Sedertdien heeft zich, zooals reeds werd vermeld,
een verdere opwaartsche beweging voorgedaan, welke
overigens mede kan zijn veroorzaakt door het bekend
worden van de statistische cijfers van het Imperial
Economie Oommittee, die als bijlage van ,,Wool In-
telligence Notes” en als aanvulling van het in den
herfst van
1935
verschenen overzicht ,,Wool Produc-
tion and Trade
1928-1935″
kortgeleden werden ge-publiceerci. Volgens (leze bedroeg de geheele wereld-
productie van wol (op basis van ongewasschea wol):

Seizoen
(1
Juli-30 Juni)

nijl!.
ib.

1928/’29 = 100

1928/’29 …………
3.S99.5

100

1929/’30 …………3.963,0

101,6

1930/’31 …………3.847,0

98,6

1931/’32 …………3.854,6

98,6

1932/’33 …………3.862,5

99,0

1933/’34 …………3.744,7

96,0

1934/’35 …………3.680,8

94.,3

1935/’36 …………3.668,4

94,0

liet productiecijfer voor het laatste seizoen berust
waarschijnlijk op voorloopige ramingen, aan den ande-
ren kant betreft het echter gezaghebbende ramingen,
welke bijv. door de statistici van den Volkenbond
voor de bekende publicaties van •Genève worden ge-
bruikt. Zij zijn in dit opzicht de voornaamste bron
van onderzoek naast een andere Amerikaansche in-
stantie (U.S. Department of Agriculture, Washing-
ton), omdat alleen deze beide instanties samenvat-
tende statistieken van de
wereldproductie
van ruwe
wol geven, liet spreekt van zelf, dat de internatio-
nale wolindustrie en vooral de wolhandel zich min-

der interesseert voor de wolproductie, welke in hoofd-
zaak in locaal verbruik overgaat (bijv. in de Ver. Sta-
ten) doch veeleer voor de productielanden, welke
voor de wereidvoorziening van wol produceeren,

d.w.z. de vijf ,,wollanden” (Australië, Argentinië,
Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Uruguay). Maar ook de

desbetreffende productiecijfers doen zien, dat de to-
tale hoeveelheid ,,exportwol” in het laatste seizoen
kleiner is uitgevallen dan in het voorafgaande sei-

zoen, hetgeen door de droogteperioden (en, evenals
vroeger, door het veelvuldig voorkomen van vliegen,
distels, vergiftige planten) in de weidegebieden vol-
doende verklaarbaar wordt, hoewel de resultaten in
Zuid-Afrika bevredigender waren.

Landen

Soheeropbrengsten
in miii. ib. ougewasschen wol
1933/’34

1934/’35

i.935/’36
Australië …………..1.063

1.01

963
Argentinië …………388

376

360
Nieuw-Zeeland ………288

276

272
Zuid-Afrika …………330

222

250
Uruguay …………..112

117

117

Totaal

…………….2.181

2.012

1.962

Zooals men echter ziet, werd de stand van het sei-
zoen
1933/’34
ook in de Unie van Zuid-Afrika ten-
slotte nog lang niet bereikt. Dit is daarom van groot
belang, omdat, zooals bekend, Japan moeite doet, zijn
wolaankoopen
ZOQ
mogelijk van Australië naar Zuid-
Afrika over te brengen. In deze richting, d.w.z. ver-
trouwende op een planmatige toeneming van de wol-
productie (merino) in Zuid-Afrika, is ook officle31
door een Zuid-Afrikaansche delegatie getracht in
Japan invloed uit te oefenen. De stand van zaken is
feitelijk evenwel zoodanig, dat – vooral ook met het
oog op de pogingen in Zuid-Afrika tot het oprichten van een nationale wolindustrie, welke de eigen wol-
productie zooveel mogelijk kan absorbeeren – Zuid-
Afrika zijn wolproductie niet willekeurig kan uit-
breiden, teneinde in de belangrijk toegenomen be-hoefte te voorzien. Wolproductie is ig sterke mate
afhankelijk van klimatologische en kolonisatorische factoren, zoowel in Australië als in Zuid-Afrika; het
sterven van schapen in 1034 kon in laatstgenoemd
tand dan ook slechts moeilijk worden bestreden. Met
name de merinoteelt vereischt een zeer extensief
weidebedrijf in tegenstelling met crossbred, waarbij

de boer kan steunen zoowel op den verkoop van lams-
vleesch als van wol, en waarvan de teelt ook in meer
gekoloniseerde streken kan plaats hebben (Nieuw-
Zeeland, Argentinië ten deele).

Geïnteresseerden hebben er in de laatste jaren vaak
op gewezen, dat de meerdere sportbeoefening, de toe-
nemende centrale verwarming in de woonhuizen en
kantoorlokalen en niet in de laatste plaats de out-
wikkelirig van de vrouwenmode tot het verdringen
van de warmte isoleerende en tegen water bestand

zijnde dierlijke schapenwol moesten leiden, en wel door
kunstzijde en stapelvezels alsook door katoen (katoen:
,,de meest hygiënische kleeding!”). Dit kan in prin-
cipe juist zijn, het feit echter, dat er ook tijdens de
depressie van schapenwol slechts vrij geringe wereld-
voorraden waren, welke niet behoefden te wo;den ,,ge-
controleerd”, heeft bewezen, dat de menschheid in
sterke mate op wol is ingesteld.
Dr.
J.ME5 RUB1NFaLD.

HET BIOSCOOPWEZEN IN NEDERLAND.

Laat men de periodieke crisisperioden buiten be-
schouwing en beziet men de economische ontwikkeling
over een langer tijdvak, dan heeft de groote toene-
ming der procluctiviteit met de algemeene welvaarts-
vermeerdering ook een belangrijke verkorting van den
werktijd gebracht. Een verkorting, die haar maximum
nog niet heeft bereikt, en die in de toekomst, mis-
schien reeds in de naaste toekomst door een verdere
beperking van den dagelijkschen arbeidstijd zal wor-
den gevolgd.

Met deze ontwikkeling is ook belangstelling ont-
staan voor de besteding van den
vrijen
tijd. Dit laat-
ste vraagstuk is van verschillende kanten te bena-
deren. Men kan uitgaan, zooals bij verschillende en-
quêtes reeds het geval is geweest, van de individueele
personen en trachten te weten te komen, op welke
wijze men zich buiten de werkuren bezig houdt. Men
kun ook van den anderen kant beginnen en zien op
welke wijze en in welken omvang gelegenheid tot ont-
spanning wordt geboden en in welke mate van deze mogelijkheden wordt geprofiteerd. Beide methoden
hebben hun eigen karakter en meer dan tusschen
beide te kiezen, zal men zoowel in de eene als in de
andere richting moeten onderzoeken en de resultaten elkander moeten laten aanvullen.

Het is intusschen wel merkwaardig, dat waar het
niet ontbreekt aan beoordeelende en veroordeelende
beschouwingen
over den aard van vrijwel alle soorten van ontspanning,
feitelijke gegevens
over den om-
vang, waarin deze wordt genoten, zeer moeilijk en on-
volledig zijn te
verkrijgen,
terwijl, met uitzondering
voor enkele onderdeelen, samenvattende overzichten
niet bestaan. En dit geldt zoowel voor sport als voor
tooneel en muziek, musea en lectuur, bioscoop en
radio, enz. De laatste beide nemen hierbij in verschil-
lende opzichten een speciale plaats in. Beide zijn het
product van het steeds verdergaande technisch kun-
nen der menschheid, hebben in korten tijd een wereld-
debiet veroverd en zijn van groote beteekenis gevor-

den voor de cultureele ontwikkeling, hoewel mis-
schien niet altijd in gunstigen zin. Beide takken heb-
ben ook in economischen zin een belangrijke plaats
verkregen. Men kan ul. op grond van de beschikbare
gegevens aannemen, dat de Nederlandsche bevolking
minstens
50
tot 60 millioen gulden per jaar voor
bioscoop en radio uitgeeft, een niet gering bedrpg
naast bv. de
75
millioen voor onze defensie en de 130
millioen voor tabak, sigaren en sigaretten.

Hieronder zijn thans enkele cijfrs bijeengebracht
over de bioscoop. Volledig zijn zij niet. In ons land
zijn er slechts enkèle beschikbaar. Het is echter in
hoofdzaak de bedoeling de aandacht te vragen voor een gebied, dat uit tal van overwegingen binnen het
terrein van het statistisch onderzoek dient te worden
betrokken.

786

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October 1936

Volgens de uitkomsten van de Bedrijfstelling
19301) zijn in ons land in het bioscoopbedrijf 246

plaatselijke vestigingen geteld, welke men met een-
zelfde aantal bioscopen gelijk kan stellen. Hiervan
waren er in Amsterdam 27 gevestigd, in Rotterdam
17, in Den Haag 13, in Utrecht 6, in Haarlem 4 en

in Groningen 4 en in deze gemeenten boven 100.000
inwoners tezamen dus 71 van de 246. De verdeeling
over de andere gemeente in ons land blijkt uit on-

derstaande cijfers.

Grootte der

Aantal Aantal geni. Tot. aantal Aantal
mw.

gemeenten

gemeenten met biosc. bioscopen per bioscoop

50-100.000

12

12

40

20.000

20— 50.000

28

24

46

20.000

10– 20.000

86

35

48

25.000

5— 10.000

172

31

31

39.000

—5.000

774

10

10

168.000

Dat in de laatste groepen nog gemeenten met
bioscopen voorkomen, houdt ongetwijfeld verband met
den aard der gemeenten, waar zij zijn gevestigd en

van de daar wonende bevolking en met de ligging ten
opzichte van andere kleine gemeenten in de om-

geving.
Het aantal zitplaatsen, voor een juiste vergelijking

onmisbaar, is niet bekend. Alleen voor Amsterdam

zijn hierover eenige cijfers beschikbaar.
In 1933 bedroeg daar het aantal bioscopen 29 met
in totaal 14.675 plaatsen, terwijl het thans 35 met 19.333 plaatsen bedraagt. De in deze jaren nieuw
geopende theaters zijn in hoofdzaak kleine bioscopen

met 250-750 zitplaatsen, welke met de uitbreiding
der stad in de buitenwijken werden opgericht, en vrij-
wel geheel zijn aangewezen op de in de naaste om-

geving wonende bevolking.
Doch ook in het geheel genomen nemen de kleine

bioscopen een overwegende plaats in en bedraagt de
gemiddelde grootte slechts 550 zitplaatsen.

Amsterdam
1936
Zitplaatsen

Bioscopen Zitplaatsen
1500
en meer
……….
2

3378
1000-1500
…………
2

2349
750 —1000
…………
2

1522
500 – 750
…………
8

4439
250 – 500
…………
17

6970
—250

…………
4

675

35

19.333

De vier bioscopen met meer dan 1000 plaatsen blij-
ken dus tezamen over niet minder dan 30 pOt. der
totale bioscoopruinste te beschikken.
Het
bioscoopbezoek
is in den loop der jaren sterk

toegenomen, hetgeen op grond van de gegevens van de administratie der vermakelijkheidsbelasting is na

te gaan.
In 1916 waren in Amsterdam van de 6.8 millioen
afgegeven plaatsbewijzen voor openbare vermakelijk-
heden, 3.8 millioen bioscoopentrée’s of wel 56 pOt.

In 1925 was dit percentage toegenomen tot 60, terwijl
het in 1935 71 bedroeg, ni. 8.4 millioen van de 11.4
millioen. In deze 20 jaar nam het totale jaarljksche
bezoek aan openbare vermakeljkheden dus met ruim
5 millioen toe, waarvan ruim 4Yami1lioen voor reke-

ning der bioscopen.
Het. bioscoopbezoek is echter niet alleen relatief
ten opzichte van andere vermakelijkheden, doch ook

op zichzelf bezien belangrijk gestegen.

Aantal bioscoop.bezoeken per jaar
per mw. van

per inwoner
15
j. en ouder

1916
……..
6.0

8.4

1920
……..
9.0

12.2

1925
……..
8.6

11.5
1930
……..

10.3

13.5

1935
……..
10.8

.

14.0

Al zullen onder de bezoekers ook niet-Amsterdam-

‘) Uitgave Centraal Bureau voor de Statistiek. De verder
volgende cijfers over Amsterdam en Rotterdam zijn o.m.
ontleend aan de Jaarboeken en Maandbericbten dezer ge-
meenten.

mers voorkomen, dan kan men toch aannemen, dat,
gemiddeld genomen, tegenwoordig iedere Amsterdam-
mer van 15 jaar of ouder minstens één maal per
maand naar de bioscoop gaat.
In totaal betaalden de 8.4 millioen bezoekers (Ie
Amsterdamsche bioscopen in 1935 een bedrag vail
rond 4 millioen gulden aan entrée’s, waarvan bijna
7 ton aan de gemeente ten goede kwam. In 1932 en
1933 was het totaal bedrag
f
436 millioen en het aan-
tal bezoekers slechts 6.6 millioen. De sindsdien ver-

laagde entréeprjzen hebben dus ongetwijfeld een sti-
muleerende werking uitgeoefend. In 1935 was de ge-

middeld betaalde eiatréeprjs
f
0.48, terwijl 75 pOt.

der bezoekers minder dan
f
0.50. betaalden. Voor de

schouwburgen waren deze cijfers resp.
f
1.38 en

22 pOt. De toenemende voorkeur voor de film kan
dus voor een deel ook een crisisverschijnsel zijn: een
verschuiving van het duurdere schouwburgbezoek

naar het belangrijk goedkoopere bioscoopbezoek.
Uit de beschikbare cijfers is ook een indruk te ver-
krijgen van de gemiddelde bezetting per voorstelling.
Neemt men voor Amsterdam een gemiddelde van 3
voorstellingen per dag (2 per avond en 1 matinéc-
voorstelling), dan komt men per jaar op 1100 voor-
stellingen. Bij de 8.4 millioen bezoekers in 1935 wil
dit zeggen 7600 bezoekers per voorstelling en op de
totale beschikbare ruimte van ruim 19.000 zitplaatsen
beteekent dit dus een gemiddelde bezetting van 40

pOt. Het spreekt vanzelf, dat dit cijfer voor de af-
zonderlijke bioscopen in de binnen- en de buitenstad,
in de avond- en middagvoorstellingen, bij die in de
week en des Zondags en ook in de verschillende maan-
den van het jaar zeer uiteen kan loopen.

Ook voor
Rotterdam
zijn enkele cijfers beschikbaar.

In 1935 bezochten daar 5.130.000 personen de bios-
coop, d.w.z. 8.6 bezoeker per inwoner perjaar en 11.8
per inwoner van 15 jaar en ouder. Lagere cijfers dus
dan de hierboven vermelde voor Amsterdam (resp.

10.8 en 14.0).
Ter beoordeeliiag van bovenstaande cijfers volgen

thans nog enkele buitenlandsche gegevens.

Berlijn
1)
telde in 1934 bij een bevolking van ruim
4 millioen zielen 394 bioscopen met 194.000 zitplaat-
sen, d.w.z. 1 bioscoop per 11.000 inwoners en 1 zit-
plaats per 22 inwoners. Voor Amsterdam waren deze
cijfers in 1936 resp. 22.000 en 40 en de totale bios-
coopruimte is dus in Berlijn, relatief gezien, ongeveer
het dubbele van die in Amsterdam. Wat de
grootte

der bioscopen aangaat bestaat er echter veel overeen-stemming. In Amsterdam tellen de bioscöpen gemici-

deld 550 zjtplaatsen, in Berlijn 500. in Amsterdam i
het aantal zitplaatsen in 9 pOt. der bioscopen meer
dan duizend en in 60 pOt. minder dan 500, terwijl
voor Berlijn de overeenkomstige percentages 10 en
64 zijn!
liet bioscoopbezoelc is in Berlijn wat hooger. in
1934 in totaal rond 50 millioert, d.w.z. 12 bezoeken
per jaar per inwoner (in Amsterdam in 1934 9.4).
Berekend per inwoner van 15 jaar en ouder waren de
cijfers 14.1 en 12.2 en het Berlijnsche dus ruim 15
pOt. hooger. Daar de beschikbare
ruimte
bijna dubbel

zoo groot is, is te Berlijn de gemiddelde
bezetting

veel ongunstiger dan te Amsterdam. Bij 1100 voor-
stellingen per jaar komt men voor Berlijn op 46.000 bezoekers per voorstelling, wat op 194.000 plaatsen
een gemiddelde bezetting van 25 pOt. beteekent. Dit
cijfer is nog te gunstig. In tal van bioscopen is het

aantal voorstellingen meer dan 3, zooals voor Amster-
dam is aangenomen.
In
Engeland
2)
zijn de verhoudingen in tal van op-

zichten anders.
Londen
(postal area met 6.4 millioen
inwoners) telde in 1934 401 bioscopen met 462.000
zitplaatsen of wel 1150 per bioscoop, een gemiddelde,
dat meer dan tweemaal zoo groot is als dat te Am-

Ilerliner Wirtschaftsberichte,
1936, No. 3.
Journal
of
the Royal Statistical Society,
1936-1, p.
67
ev.

28 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

787

sterdam en te Berlijn. Slechts 16 pOt. der bioscopen heeft minder dan 500 plaatsen en in niet minder dan 45 pOt. is dit aantal meer dan duizend. Meu heeft er
1 zitplaats per 14 inwoners, tegen 1 op de 22 in Ber-
lijn en 1 op de 40 in Amsterdam.
Ook de omvang van het bioscoopbezoelc is in Enge-
land veel grooter. In 1934 bedroeg het 22 bezoeken
per inwoner per jaar en 30 per inwoner van 15 Jaar
en ouder. Voor Londen, waarvoor geen afzonderlijke
cijfers bekend zijn, zal het niet lager zijn geweest.
Desondanks is, gezien de groote omvang van de bios-coopruimte, de gemiddelde bezetting niet hoog. Deze
is iii. op grond van verschillende gegevens op 33 pOt.

berekend.
in totaal werd in 1934 in Engeland ruim £ 41 mil-

lioen aan bioscoopentrée’s betaald, waaronder £ 6.8
millioen aan vermakeljkheidsbelasting, hetgeen op
20 pOt. der netto entréeprjs neerkomt, een percen-
tage gelijk aan dat, hetwelk te Amsterdam wordt ge-

heven.
Hoewel de op ons land betrekking hebbende cijfers
mede door de vergelijking met enkele buitenlandsche,
een globalen indruk geven, blijven er nog tal van
vragen, zoowel ten aanzien van het bioscoopbezoekend
publiek als van den algemeen economischen en den
bedrijfseconomischen kant van het bioscoopbedrijf on-
beantwoord.
Dit is jammer, omdat de heffing der vermakelijk-
heidsbelasting en het contact, dat de administratie
daarvan met de bioscoopbedrijven heeft, de mogelijk-
heid biedt om op eenvoudige
wijze
reeds tal van be-

langrijke gegevens te verkrijgen.
Het wekt eenige verwondering, dat hieraan tot
dusverre zoo goed als geen aandacht is geschonken.
Temeer, omdat de belastingheffing reeds zoovele
malen en op zoo verschillend gebied de verzameling
van statistische gegevens heeft mogelijk gemaakt.
De vermakelijkheidsbelasting is echter een gemeen-telijke belasting, en de verzameling der gegevens voor
het geheele land is dus minder eenvoudig dan indien
men met een rijksheffing te doen had. Dit is evenwel
geen overwegend bezwaar. Het initiatief zou kunnen
uitgaan van de Af deeling gemeentelijke statistiek van
het Centraal Bureau voor de Statistiek, welke regel-
matig met alle gemeenten in contact staat voor de
verzameling van tal van andere statistische gegevens.
Volgens een eenvoudig schema beginnend, zou op
deze wijze
een goed vergelijkbaar materiaal ter be-
schikking komen, dat voor geleidelijken uitbouw vat-
baar is. Wel is het wenscheljk, dat dan niet alleen de
bioscoop, doch tegelijkertijd alle onder de belasting vallende vermakeljkheden in het onderzoek worden
betrokken.
T. VAN
DEN BRINK.

INGEZONDEN STUKKEN.
CURAÇAO EN ARUBA.

De Heer J. J. Korndorffer
schrijft
ons:
Het belangwekkende artikel van de hand van den
heer Dr. Ir. Cohen Henriquez over de economische beteekenis van Curaçao en Aruba, in No. 1083 van
E.-S.B. doet, in verband met de reeds eenige malen
voorgekomen, zeer ingrijpende wijzigingen in den eco-
nomischen toestand van Curaçao, de vraag rijzen, of
de Regeering ginds bij haar financiëel beleid reke-
ning houdt met de ervaring, dat uitzonderlijk groote
bloei veelal niet eeuwig duurt. Met de ervaring van
vroeger voor oogen, lijkt het eenigszins speculatief
schuld op langen termijn aan te gaan tot een belang-
rijk bedrag, zelfs ter verbetering van havens en der-
gelijke, veelal als productief beschouwde, werken.
Een klein land als Curaçao, waar zeer groote verdien-sten samengaan met de mogelijkheid van zeer aanzien–
lijke vermindering van inkomsten, zooals ook het
verleden reeds te zien gaf, moet zoo mogelijk schuld-
vrij zijn. En hoe is de toestand wat andere verplich-
tingen op langen termijn betreft, zooals pensioenen,
p ersoneelcontracten, enz.?

De geweldige toeneming der bevolking van pl.m.
34.000 in 1920 tot pl.m. 52.000 in 1934 en op Aruba
van pl.m. 9.000 tot pl.m. 19.000, doet verder de vraag
stellen, of de Regeering bevoegd blijft, ook na een
jarenlang verblijf van vreemdelingen, deze te allen
tijde, zonder veel omslag, weder te verwijderen, zelfs
wanneer het ijverige en ordelijke medeburgers betreft.
Vooruitzien is een eisch, met betrekking tot eilan-
den, die economisch zoo êénzijdig georiënteerd schij–
nen te zijn als Curaçao en Aruba, zelfs wanneer land-
bouw en veeteelt niet in die mate zouden zijn achter-

uitgegaan, als de heer Henriquez mededeelt. Zou deze
bereid zijn in dit tijdschrift enkele aanvullende me-
dedeelingen te doen, waaruit blijkt, dat de Regeering
ten volle rekening houdt met de ervaring, dat uit-
zonderlijke bloei veelal niet van zeer langen duur is?
Bij een ernstigen terugslag zouden Curaçao en Aruba
er nog veel slechter aan toe
zijn
dan een aantal ge-
meenten in ons land met enorme schuidverplichtin-
gen op langen termijn. Vermoedelijk is echter ginds
de toestand wel in orde. Met een enkel woord als toe-
lichting, zal de heer Henriquez
ongetwijfeld
vele be-
langstellenden verplichten.

N a s c h r i f t. Voor West-Indische aangelegenheden
is de belangstelling in Nederland steeds met een
lantaarntje te zoeken; naar het
schijnt
zelfs dân, als groote moederlandsche belangen met deze geliëerd
zijn. Ik ben den heer Korndorffer dan ook zeer dank-
baar voor
zijn
opmerkingen, die van veel interesse ge-
tuigen en die bovendien de kern van het probleem
raken.

De groote welvaart van Curaçao bevindt zich tot
op heden inderdaad op zeer wankele basis. De bloei
is geheel afhankelijk van de petroleum-industrie en
het verdwijnen, tijdelijk stopzetten of inkrimpen daar-
van, beteekent voor Curaçao, economisch gesproken,

een. geheele of gedeeltelijke ondergang: immers, de
vroegere middelen van bestaan
zijn
verdwenen en
zullen niet dan voor een zeer gering deel kunnen
herleven.
Nu kan men – gehoopt wordt, terecht – die-
genen pessimisten noemen, die vreezen, dat de Vene-zolaansche Regeering op een goeden dag zal eischen,
dat alle petroleum in het land zelve wordt verwerkt.
Men zal kunnen aanvoeren, dat de Engelsche en
Amerikaansche belangen waarborgen scheppen tegen
tè drastische maatregelen in deze richting. Daar-
tegenover staat weer, dat concessies voor nieuwe vel-
den tegenwoordig slechts verleend schijnen te worden onder voorwaarden, die verwerking binnen Venezuela
waarborgen (b.v. hoog uitvoerrecht) en dat men dan ook, naar verluidt, in dit land bezig is aan den bouw
van belangrijke raffinaderijen.
Buiten dit alles om echter is van alles overheer-
schende beteekenis het feit, dat de levensduur der
bronnen, vooral in acht genomen het steeds geweldig
toenemende verbruik van petroleumderivaten, uiter-
aard beperkt is, en waarschijnlijk wel zSd beperkt, dat
men, binnen het kader van een vooruitziende politiek,
gerust van een urgent probleem kan spreken.
Een schuldenlast heeft Curaçao gelukkig niet. Van
1890 tot 1924 steunde het moederland met een paar
ton jaarlijks; dit geschiedde echter ,, fonds perdu”
1
).
Nadien kon het gebiedsdeel zich bedruipen. In 1930
werden uit – de Nederlandsche schatkist z.g. ,,Kas-
voorschotten” verstrekt voor het bekostigen van de
havenverbetering en de uitvoering van andere open-
bare werken, ten totale van pl.m. 8 millioen gulden.
Deze voorschotten zijn nu echter reeds geheel of zoo goed als geheel afgelost.
Het is -begrijpelijk, dat gedurende de haussejaren
de ambtenaarstractementen moesten worden ver-
hoogd,- terwijl ook het ambtenarencorps zeer sterk

1)
Weliswaar spreekt men er over,
of
het niet billijk is,
deze steun, althans gedeeltelijk, te laten restitueeren, nu de
Curaçaosche begrootiugen ,,blijvend” overschotten aantoonen.

788

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October 1936

werd uitgebreid. Een en ander brengt in totaal zware
pensioenverplichtingen met zich mede. ]iierbij dient
evenwel in acht genomen te worden, dat de ambte-
naar slechts recht heeft op pensioen na 20-jarigen
diensttijd, bij een leeftijd van 50 jaar. Een pensioen-
fonds wordt gevormd.
Dit zijn dus lichtpunten: geen schuldenlast en vor-
ming van een pensioenfonds. Er blijven echter genoeg
inktzwarte onweerswolken over. Ten tijde, dat
Curaçao’s geluksster zich ter kinime zal neigen, zal
men opgescheept zitten met een groot aantal deels
onnutte, deels te groote, gebouwen voor den algemee-
nen dienst, kostbare wegen, een te groot waterleiding-
net en twee destillatie-inrichtingen, een nitgebr.eid
rioleeringssteisel, een te kostbaar krankzinnigenge-
sticht, euz. enz., die allemaal onderhouden moeten
worden. liet ambtenareneorps, de gezondheidsdienst,
de politie, het onderwijs, kunnen slechts zeer geleide-
lijk worden ingekrompen; en men moet bovendien
rekenen op uitkeeri.ng van wachtgeld gedurende wel
4 jaar aan vele ambtenaren, die nog niet pensioen-

gerechtigd zijn.
De vreemdelingen kan men, theoretisch althans,
zonder meer ui,t het land voeren; echter zal ver-
moedelijk, zij het maar gedurende een paar jaar van
,,aanpassing”, werkloozensteun aan de eigen lands-
kinderen onder de oogen moeten worden gezien. Be-
denkt men, dat een drastische verarming zal optre-
den bij een bevolking, die in alle lagen gewend is
geraakt aan een levenspeil, dat oneindig veel hooger ligt dan het vroeger durfde droornen, dan moeten de
politiéke onaangenaamheden, waarmede eenmaal
rekening zal moeten worden gehouden, niet te laag
worden aangeslagen.
Voorts moeten wij rumte laten voor de mogelijk-
heid, dat wellicht de val, ivanneer hij komt, nâg
dieper zal zijn, dan men, op grond van de tegen-
woord ige gegevens, verwacht. Immers, het herstel

van de wereldconjunctuur kan voor Curaçao in de
volgende jaren een nieuwe hausse beteel enen, waar-
van de top boven dien van 1929 ligt, welke omstan-
di ghei d nieuwe investeeringen van particulieren en
overheid mede zal brengen. Bovendien nog bestaan
plannen van onze vooruitstrevende K. L. M. om
Curaçao te ontwikkelen tot een luchthaven van be-
teekenis, terwijl ook gesproken wordt van een nieuwe,
uiteraard zeer kostbare, brug over de St. Annabaai.
Men ziet het, de afwezigheid van schuldenlast en het vormen van een pensioenfonds zijn bij lange na geen voldoende waarborg tegen de catastrophe, die
Curaçao bedreigt.

Is deze eatastrophe te voorkomen? Aan de beant-
woording van deze vraag kan ik hier slechts enkele
korte woorden wijden; nitvoerige bespreking zal el-
ders worden gegeven.
In de eerste plaats bedenke men, dat met de ont-
sluiting van de geweldige rijkdommen van de Cara-ibische landen rondom Curaçao nog nauwelijks een
allereerste begin is gemaakt. Verdwijnt de petroleum,
dan zouden er vermoedelijk andere industrieën voor
in de plaats kunnen komen. En waarom zouden de schepen niet in de toekomst de synthetische vloei-

bare brandstof, die eens de petroleum zal substitu-
eeren, op Curaçao kunnen bunkeren, zooals zij er
vroeger de kolen bunkerclen?
Nog een stap verder: zou het geheel onmogelijk zijn, deze synthetische brandstof ter plaatse aan te
maken?
Curaçao’s sleutelpositie in de Caraïbische Zee be-

hoeft niet met de Venezolaansche petroleum te staan
e.0 te vallen. Het behouden van deze sleutelpositie en

het versterken daarvan zou zelfs
belangrijke
gelde-
lijke offers waard zijn; het is veel meer dan een
Curaçaosch belang, het is een Rij ksbelang. Men be-
denke: het zou voor de regeering wel eens verkiese-
ljker kunnen
zijn
bepaalde ondernemingen of bedrij-
ven met ee.n zeker kapitaal tegeinôet te komen, (al
zou uit principiëele gronden het toekennen van

steun wel het allerlaatste middel zijn waartoe men
zou moeten grijpen), dan een grooter bedrag als

steun aan een armlastige kolonie uit te keeren en een
nog veel grooter geïnvesteerd kapitaal aan vernieti-ging prijs te geven.

1-let is echter heelemaal niet gezegd dat het behoud
van Curaçao’s welvaart eenigszins belangrijke offers
van het moederland zou vergen, het tegendeel zou
wel eens het geval kunnen zijn. Het allereerste nood-
zakelijke kost heelemaal geen geld, dat is belangstal-
ling. Het tweede, wat noodig is om Curaçao’s drei-
genden ondergang te voorkomen en tegelijkertijd wel-
licht voor Nederland
belangrijke
expansiemogelijk-
heden te ontsluiten, kost relatief weinig geld; het
is een systematisch en grondig economisch en teelt-nologisch onderzoek door hevoegde Nederlandsche
instanties, betreffende Curaçao, bezien in het Cara-
ibische kader. Alleen op deze basis zal eenigerlei zin-volle en doelbewuste politiek mogelijk zijn.
De apparaten voor economisch en technologisch
onderzoek zal Curaçao nooit en te nimmer zelfstan-
dig kunnen scheppen. Het gebiedsdeel moet opge-
nomen worden in het wordende systeem van de
Nederlandsche Economisch Technologische Instituten.
Indien ergens in ons land de noodzaak van Econo-
misch Technologisch onderzoek urgent is, dan is het
wel in dit gebiedsdeel, .ran weiks problemen en moge-
lijkheden de economisch en technologisch bevoegdu
instanties in Nederland
niets
weten.
Het heeft echter den schijn of men het verkies-
lijker vindt de kans te loopen in de toekomst veel
expansiemogelijkheden voor Nederland te vergooien en veel geld uit te geven voor een armlastige kolonie
dan in het heden aan Curaçao de aandacht te be-
steden, die het waard is en er desnoods ook eenig
geld voor uit te geven.
Men zal echter eens en voor al moeten afrekenen

met de bewust of onbewust heerschende opvatting, als
zou West-Indië niets meer zijn als een ,,appendix”,
die men veilig en wel onder de hoede van ,,Kolo-
niën” gesteld heeft en waarvan de rest van Neder-
land zich niets heeft aan te trekken. Men stelt aldus
,,Koloniëia” voor vraagstukken, die het niet kan op-
werpen noch oplossen, omdat het daartoe ten eenen-male cle structuur en middelen ontbeert.
hoe ware het niet te hopen, dat behalve de heer

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
1824 Oct.

Sedert

Overeenk.
18124 Oct.

Sedert

Overeenk.
1936

1935
1936

1jan. 1936

tijdvak 1935
1936

1jan. 1936

tijdvak 1935

14.801
793.286
808.846

9.061 16.501
802 347
825.347
3.646
212.842
189.320 3.976
701
214.818
190.021
Tarwe

……………….
Rogge

……… ……….
320
20.258
17.003

350

20.608
17.003
Boekweit
………………
.I aïs
………………
6.5
.48
06.003
644.603
4.325 122.701 98.977
728.704
743.580
Gerst

……………..
15.’OO
255.055
283.078
2.231
18.824.
24.781
283.879 307.859
3.300 79.268


123.501

1.175 1.660
80.443
.

125.161
6.910
21.6.714
150.532 2.065
147.281
283.109 363.995 438.731
Haver

……………..
Lijnzaad

……………
850
41.607 40.402

375

41.982
40.402
Lijukoek

…………….
m
335
29.723
16.197
30
7.326
5.147
37.049
21.344
Tarweeel

………….
Andere meelsoorten
460
28.187 26.691

1.121 1.121
29.318 29.460

28
October
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN’

78.9

Korndorffer ook anderen van hun belangstelling blijk

gaven voor de hier aangestipte problemen, die heusch
n jet alleen specifiek Ouraçaosche beteekenis bezi tten,
maar integendeel van groote draagwijdte zijn,
66k
voor Europeesch Nederland.
Een bezitting met zulk een gunstige economisch-
strategische positie als Curaçao, gelegen temidden
van een potentieel zeer rijk gebied, dat aan de voor-
avond van haar ontwikkeling staat, mâg men niet als
,,quantité négligeable” beschouwen.
Dr. Ir. P. COHEN HERIQUEz.

STATISTIEKEN.


BANK D1SCONTO’i.
In de bankdisconto’s is sinds de opgave in
E.S.B.
van
21
October, pag.
773
geen wijziging gekomen.

OPEN MAJKT.

1936

2419(24

12(17

5110
Oct.

Oct.

Oct.

Oct.

1935

21!26
Oct.

1934
22127
Oct.

1914

20124
Juli
Amsterdam
Part je. disc.
1j8
1
5
182
1
18
2
1
18_
3
1
‘s
2114.315
33l94114
112
3318-
3
1i6
Prolong.
211
4

2
1
14.118
214-
314
231
4
_311
4

3112 4L 2
1
21
4
31
4

t.onden
Dagged
. .
h/
2
I
1
1..1
12-1
‘/i-1
1
12-1
1
131
131
4
-2
Partic. disc.
9
116
17
132
-9
116
17
132_
9
116
17
/..
9
1i6
1i6/8
10116
41/4_3/4
Seri/in
Daggeld…
25(g-31
4
.
2
3
/-51
2
1
13.
7
18
2
5
18-3
3
3
7
185
1
12

V1aandeId
251-71
2
1
I-
7
1
2(4-3
2
3
14-3
3..
1
1
4
1
12-
6

‘art, disc.
2′
1
/
2
7
f
3 3 3
33/
21/_1/
i

Warenw. ..
4_11
4_
1
12
4_
1
14
4.11
4

4_11
3

4.
1
12

Vew York
Daggeld
8)
1 1
1
1
11
4

1
13/
4
21/
3

‘artic.disc.1
114

1
1
14

1
1
14

1
2
1
14.318 61,
6
11
11
4
.31
5


1)
Koers van
23 Oct.
en daarasn
vooraf
eaande
weken
tlni. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavio
York
*1
.)
)
*)
)
1)

20 Oct.

1936
1.87
9.14% 75.25
8.71
31.50
100
21

,,

1936
1.85%
9.09%
74.90
8.64% 31.29
100y.i
22

,,

1936
1.85%
909%
74.80
8.59
31.27*

100
23

,,

1936
1.85%
9.06
74.65
8.62 31.20
1005.j
24

,,

1936
1.85%
9.08
74.75
8.64
31.27*

10094′
o

26

,,

1936
1.8594
e

9.07
74.60
8.63
31.24
100%
Laagste d.wl)
1.85
9.05
74.25
8.52%
31.15
100%
Hoogste d.w1)
1.87%
9.17
76.-.
8.74
31.60
100
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

o a
ZW1t_
serlan
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
*)
1) rest
8)
**)
**)

20 Oct.

1936
43.-

6.60

– –
21

1936
42.75

6.60



22

,,

1936
42.67%

6.60



23

1936
42.62%

6.60



24

1936
42.72%

6.60
– – –
26

1936
42.70

6.60



Laagste d.w’)
42.50
35.-
6.50
1.55


Hoogste d.sv1)
43.10 35.25
6.70
1.60
10.-

Muntpariteit
148.003
35.007
7.371
1.488 13.094
48.52

Data
Slock- Kopen-
Oslo 9
s
nim
n
tl
_
Buenos-
Mon-
holm
9 hagen
fcrfi)
Aires
2)
treal
)

20 Oct.

1936
47.15
40.85 45.95
4.05
52% 1.86%
22

,,

1936
46.90 40.62* 45.721
4.-
52
1.85%
22

,,

1936
46.90
40.62* 45.721
4.-
51% 1.85%
23

,,

1936
46.72*
40.471
4
5.52*
4.01 51% 1.85%
24

,,

1936
46.82*

40.55
4
5.6
2
*
4
.0
2
*
51%
1.85%
26

,,

1936
46.771
40.50
45.60
4.-
51% 1.85%
Laagste d.wl)
46.50 40.30
45.371
3.95
51
1.85
aoogste d.w’)
47.30
41.-
47.._..
4
.07*
53
1.87%
Liuntpariteit
66.67]
66.671
66.671
6.266
95%

2.1878
.
J
s

ng le ÎtiiSLCEUd. –,, r’oi. ie tiolieraam. ‘) rart. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D
a
Londen
$
per
£)
Parijs
1$ p.
lOOfr.)
Berlijn
($
P.
100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100
gid.)
20 Oct.

1936 4,80
1
/
33

4,65%
40,29
53,66
21

,,

1936
4,89
1
1
32

4,65
40,20
53,88
22

,,

2936
4,89
1

4,65
40,22 53,92
23

,,

1936
4,88
29
/
33

4,66%
40,22
53,88
24

,,

1936
4,88
31
/
33

4,65%
40,22 53,90
26

,,

1930
4.88
23
/
32

4,65
40,21
53,93%
28 Oct.

19351
4,91%
6,59% 40,24
67,92
liluntpariteit..
1
4,86
3,90%
23.61%
40
8
/
s

KOERSEN TE LONDEN.

Plaats,
n en
Lanaen Noteerings-
eenheden
10
Oct.
1936
17
Oct.
1936
1

19124
Oct.’36
1
LaagstelHoogstel

1
24
Oct.
1956

Alexandrië..
Piast.
p.
97% 97% 97%
1
97%
97%
Athene

….
Dr.p.aC
550
550 540 560
550
Bangkok….
Sh.p.tical
111073
l/lOTï

I/l0
3

1110
1110
Budapest
1)..
.
Pen. p. £
26%
27
26 28
27
BuenosAires
2
p.pesop.
17.55
17.55
17.50
17.60
17.55
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
1/6%
1/6%
1
/
6
116
5
1
33

1’6%
Constantin.
.
Piast.p.0
612 612
611
612
611
aongkong
. .
Sh.
p. $
112
29
/
32

112
27
1
32

1/2%
1;3 1,2
29
/
33

Sh.
p.
yen
1/2
1
1
112
1
1
33

112
1,2%
1
211
35

Lissabon….
Escu.p.g
110%
1 lOy,
6

110
110%
110
Eobe

…….

,Iexico

. .. .
$
per
£
17.70
17.70 17.50 18.50 18.00
4ontevideo
8)

d. per
£
26
26
25% 25%
25%
tlontreal

..
$
per
£
4.90% 4.88%
4.88
4.89%
4.88%
Etiod.Janeiro
cl.
per
Mil.
2%
2%
2
27
1
2 ly,
2191
33

shanghai

. .
Sh.
p. $
112%
1
1
1
2,14
1
2%,,
112,14
112
15
,’
33

ingapure
. .
id. p. $
2145/
33

214
5
1
33

2
1
1
4%
6

2/4%
2,4
5
1
33

‘JalparaisoS).
$per.g
131%
131%
131%
131% 131%
(Varschau
. .
Zi.
p. £
26
26%
25%
26%
26
1)
Offic. not. 7 Oct. 16
1
12.
2)
Offie. not. 15 laten, gem. not., welke imp.
hebben te betalen 2 Sept. 17.00.
3)
Offic. not. 6
Oct.
:-971.

4)
Id.
II
Mrt.
1935 411
4
. 5) 90 dg. Vanaf 28 Aug.

laatste .export” noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
8)

Londen’)
N.Yorkt)
Londen
20 Oct.

1936..

10
1
X
6

44%

20 Oct.

1936…,
14
2
3*
21

,,

1936..

19
1
%,,
44%

21

,,

1936….
14
2
11*
22

,,

1936..

19%
44%

22

,,

1936,..,
14211
23

,,

1936..

191Y
16

44%

23

,,

1936…,
142/
2
*
24

1936,,

19′

24

,,

1936….
142/2*
26

,,

1936.,

19%
44%

26

,

1936.,..
142
1
3
28 Oct.

1935.. 29%
65%

28 Oct.

1935….
141/6
27 Juli

1914.. 249/
1
,
59

27 Juli

1914….
84110%
t)
in penre
p.oz.
stand.
1)
Foreign silver in
$c. p. oz.
fine.
3)
in sh.
p. oz.
fine

STAND VAN ‘s_RIJKS_KAS.

Voraeringen.
I

15Oct.1936

1

23Oct.1936
Saldo va,,
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne.
f

51.112.299,89
/
64.861.812,76
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
228.012,40
.

148.350,39
Voorsch.
op

ultimo September 1936
a/d. ge.neent. verstr.
op
a. haar uit te

derlandsche Bank
……………….

keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hootds. der grondbel. en der geit.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
3.984.292,10
3.984.292,10
,,

18.682.847,56
,,

94.472607,36
Voorsch,.tten aan Ned.-lndië
……….
Idem aan

Suriname ………………
,,

12.698.753,80
12.551.975,82
Kasvord weg. credietverst. a/h. buiteni.
.,,
116.876.233,02
116.437.955,54
Daggeldleeningen tegen onderpand ..
Saldo der

Rijksconiptabelen
postrek.
v.
15.900.000,-
38.386.161,76
,,

4.800.000,-

Vord.
op
andere Staatsbedrijven
t)….

2.322.422,30 34.695.811,68
.

4.823 492.50
Verstr. ten lastede,’ Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…
,,

28.120.000,-
,,

28.120.000,-
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van

haar octrooi verstrekt
– –
Schatkiatbiljetten in

omloop. ……..
f448.638.000.-
f448.584.000.-
.

75.650.000.-
75.650000.-
,,

1.162.223,-
1.161.273,50 Schuld
op
ultimo September 1936 a/d.

Schatkistpromessen in omloop
…….

gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.

.

Zilverbons in Omloop

……………..

pers. bel., aand.
i.
d. hoolds. d. grondb.
e. d. gem.. londsb. alsni.
opc. op
die bel, en
op
de verinogensbelasting

Schuld

liet Alg. Burg. Pensioent.
8)
a,,n
,,

969.146,62
984.690,18

Id. a. h. Siaatsbedr. der
P.T.

T. 1)
en


2.718.353,39
,
2.713.938,62
Schuld aan Curaçao’)
….
…………..

84.886800,89
,,
,,

1.500.000,-
76 650 356,76
,,
1.500.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven’)
……
Id. aan diverse instellingen’)
………
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
.
J
105.385.504,92
105.240.530,75

NEDERLANDSCHINDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
17 Oct. 1936

1

24 Oct. 1936
Vorderingen:1)
Saldo Javasche

Bank
….

………..
..-
f

3.868.000,-
Saldo b.
J.
Postchèque- en Girodienst
f
.
338.000,-
,,

435.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinstell.
»
93.693.000,-
,,

94.473.000,-
Schatkisipromessen in omloop …….
4.250.000,-
4.250.000,-
2.000.000,-
2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
,,

1.414.000.-

1.414.000,-
Schatkisibiljetten in omloop
…………..

Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
.

864.000,-
,,

739.000,-
Belegde kasmiddehen Zelf besturen…..
790.000,-
790000,-
Voorschot van de Javaschie Bank

870.000,-

1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
17
Oct.
1936 f 47.859.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Dato
Metaal
c
Andere
ojisib.
Discont.
D
nigen’)

26 Sept.’
.
1936..
722
1.093 478
645
1.444
19

,,

1936,,
723 1.053 469
641
1.450
12

,,

1936.,
722
1.026
533
638 1.429
5

,,

1936,,
720 1.168
517 637
1.430
29 Aug.

1936,.
720 1.183 454
641
1.445
1Juli

1914.,
645
1.100
560
735
396
‘) SIultp. Oer activa.

7

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October 1936

.
.

STATISTISCH OVERZICI-

.
:
GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN .
VLEESCH

TARWE
R GGE

MAIS

GERST
LI NZAAD
DRUIVEN
TOMATEN
BLOEM
RUND-
VLEESCH VARKENS-
VLEESCH
Manitoba
loco
Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
kg
La
loco
Plata
Black
Alicante
A
1 e soor
(versch)
(versch)
Rotterdaml

R’dam!A’dam R’dam(A’dam
Rdam/A’dam
per kg
per 100
kg
P. 100 st
per 100
kg
per 100
kg

per 100 kg.
per 100
kg.
per 2000 kg.
per
oco
kg.
per 1060 kg.
Westland Westland
GOOt
Rotterdam
Rotterdam
2)

3)
4)

f

°Io
t
-ii;-
f
0
10
%
1
°Io

1

0
10

f
0
10
t

010

t

010
f
O/

1925
17.20

100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50

100,0
1926
15,90

92,4
11,75

.
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50

77,9
1927
1475

85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50

78,4
1928 13,47
5

78,3
13,15 100,6
226,00 97,7
228,50
96,8
363,00

78,5

0,80

100,0

20-
100,0 14,80

100,0

93,-

100,0
77,50
IOC
1929
12,25

71,2
10,87b
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
41925

90,6

0,64

80,0

16,-
80,0
17,23

116,4

96,40

103,7
93,12
5

12C
1930
9,67
6

56,3
6,22
5

47,6
136,75
59,1
1 1 1 ,75
47,4
356,00

77,0

0,62

77,5

20,-
100,0 14,22

96,1

108,-

116,1
72,90
91 1931
5,55

32,3 4,55
34,8
84,50
36.5
107,25
45,4
187,00

40,4

0,49

61,3
14,50
72,5
7,54

50,9

88,-

94,6
48,-
61
1932
5,22
6

30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00

29,6

0,41

51,3.
11,50
57,5
9,92

67,0,

61,-

65,6
37,50
4E
:
1933
5,025

29,2
3,55
27,2 68,50
29,6
70,00
29,7 148,00

32,0

0,31

38,8

8,21
41,1
6,69

45,2

52,-

55,9
49,0
6
1934
3,676

21,4 3,32
5

25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
14250

30,8

0,27

33,8

553
27,7.
8,26

55,8

61,50

66,1
46,65
6C
1935
4,12
5

24,0 3,07
5

23,5
6100
26,3
68,00
28,8
131,75

28,5

0,29

36,3

6,64 33,2 8,85

59,8

48,12
5

51,7
51,62
5

6E

Jan.
1935
3,30

19,2
3,525
27,0
74,25
32,1
89,25
37,8
137,25

29,7
53,62
5

57,7
45,628
5
Iebr.
3,20

18,6
3,375
258
68,00
29,4
71,25 30,2
12425

26.9
51,90

55,8
47,55
61
Maart
320

18,6
3,076
23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50

26,1
51,40

55,3
51,20
6(
April

4,07
5

23,7
2,95
22,6 70,75
30,6
66,75
28,0

51,925

55,8
50,25
64
Mei
,
4,05

23,5
2,90
22,2
60,00
25,9
67,25
28,5
125,50

27,1

.
_
50,80

54,6
48,50
6
Juni
,,
4,02

23,4 2,90
22,2
57,50
24,8
75,00
31,8
124,25

26,9

48,-

51,6
46,125
5
Juli

3,92

22,8 2,55
19,5
54,50
23,5
66,75 28,3
124,50

26,9


10,19
50,9
48,-

51,6

47,37
61
Aug.
.,
4,25

24,7
2,62
5

20l
55,25
23,9
64,50
27,3
132,25

28,6

0,42

52,5

7,29
36,5
44,80

48,2
52,55
6
Sept.
475

27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50

302

0,27

33,8

4,45 22,3
6,60

44,6

43,376

46,6 56,62
5

7
Oct.
4,9

28,8 3,35 25,6
57,75
24,9
64,75 27,4
142,75

30,9

0,19

23,8

4,61 23,1
10,94

73,9

46,07
5

49,5 64,62
5

K.
Nov.
4,65

27,0 3,20
245
55,00
23,8
59,75
25,3

125,00

27,0

137,75

29,8

9,02

60,9

42,75

46,0
56,85
7
Dec.
5,15

29,9
3,40
260
56,75
24,5
60,75
25,7

146,50

31,7






















44,75

48,1
52,25
6

Jan.
1936
5,45

31,7
3,525
27,0
56,00
.

24,2
63,50
27,0
153,50

33,1











—-

44,-

47,3
0,87
6
Febr.
5,225

30,4 3,40
26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50

33,0







—-

43,7
76

47,1
48,25
6
Maart
5,22
5

30,4 3,50
26$
5950
25,7
69,75
29,6
150,00

32,4
45,75

49,2 46,57
6

64
April

5,175

30,1
3,45 26,4
64,00 27,6
7000
29,7
147,25

31,8
48,50

52,1
45,375

51
Mei

5,125

29,8
3,17
5

26,6 63,75 27,5 72,25 30,6

‘147,75

31,9

—-








5160

55,5
44,30
5
Juni
.,
5,05

29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00

33,3

—-











—–






5
4
,
1
5

58,2
46,25
51
Juli
,,


5,625

32,7 3,65 27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50

35,1


7,47

—-






37,4

57,35

61,7
47,75
61
Aug.
,
6,35

36,9
4,025
30,8
84,00
36,3
88,00
37,3
170,00

36,8

0,48

60,0

4,23

21,2


——-



60,40

64,9
50,20
6′
Sept.
6,50

37,8
4,40 33,7
85,00
36,7
88,00
37,3



166,75

36,1

0,25

31,3

3,45

17,3

——–





5,81

39,3

61,05

65,6
51,87
5

5 Oct.
,,
8,75

50,9
5,85
44,7
98,50 42,5

113,50
48,1
203,50

44,0

0,25

313

9,75 48,8
95

54

§2,_
6
)

66,7
54,_6)
61
12

,,
8,90

51,7
6,40
48,9
98,50 42,5
122,50
51,9 201,00

43,5
62,-
7
)

66,7
54,50
7
)

19
.,
9,-

52,3 6,05
46,3
97,50
42,1
123,50
52,3
195,50

42,3
59,_S)

63,4
51,50
8
)
61
26

,,
8,60

50,0
7,80
59,7
95,00
41,0
122,00
51,7
198,50

42,9 57,30
9
)

61,6
51,-
0
)
61
1)
Men
zie voor de toelichting
op
dezen staat
de
nos. van
8, 15 Aug. 1928, 25
Febr. 1931 en 15 Febr.
1933.
°)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931 tot 16Dec.
1929
American
No. 2, van
16 Dec.
1929 tot
26 Mei
1930 7415
kg
Hongaarsche; vanaf 26 Mei
1930 tot
23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei
1,
Van 23 Mei-19
Sept. 1932 No. 3. Van
19 Sept. ’32
tot 24
Juli ’33 62163 kg
Z.-Russ.
Van 24 Juli ’33-7
Oct.’35
64165 kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ’36 62/63

Vervolg
STATISTISCH OVERZICI

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschej
P’r
cI
RLE
Y
M

BENZINE
KATOEN WOL
WOL
gekamde
KOE- KALK-
Hollandsche
‘rude
Gulf exp.
an ¶1e
is,c
Australische,
HUIDEN
SALPET
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
t

3390
cts.
64/66°
per
Middling locoprijzen
F. G. F.
Sakella-
c
F
N
.

0.
M rinra
0V
1e
o
d

rd
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
GId.
100kg
per

R’damlA’dam
g.
er baireI
U.S..
gallon
New-York
rides
Liver
001
oc

erib
°
50’s Av.
loco 57-61
pnd.
netto
per
1000
kg.
per
1h.
Liverpool

Bradford per Ib.

/
0/
/ •
°jo
ets.

Ojo
cts.

%
cts.

0
10
ets.

0
10
cts.

0
10
c,ts.

%
/
Oj
/
1925
10.80
100,0
4,16
5

100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
1
1926
17,90
165,7
4,68
6

112,5
33,85
91,9 43,5 75,5
81,8
55,5
31,8
67,4
238,1
85,9
124,7
83,9
.28,46
82,0
11,61
1927
11,25 104,2
3,225
77,4
36,85
100,0
43,4 75,3
84,6
57,3
36,6
77,8
244,4
88,2
133,6
89,8
40,43
116,5
11,48
1928
10,10
93,5
2,97
5

71,4
24,75
67,2
49.6
86,0
96,8
656
37,9
80,4
259,6 93,6
153,7 103,4
47,58
137,1
11,48
1929
11,40 105,6
3,05
73,2
24,80
67,3
47,5
82,4
859
58,2
33,2
70,5
1966
70,9
127,3
85,6
32,25 92,9
10,60
1930
11,35
105,1
2,78 66,7
21,75
59,0
33,6
58,3
60,5
41,0
19,8
41,9
134,8
48,6
81,9
55,1
25,36
73,1
9,84
1931
10,05
93,1
1,44
34,5
12,50
33,9
21,3 37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5′
40,7
18,65
53,7
8,61
1932
8,00
74,1
2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7 26,3
17,8
15,7
33,3
80,6
29,1
42,8 28,8
11,15
32,1
6,15
1933
‘7,00
64,8
1,115
26,8
8,95
24,3
16,7.
29,0 25,9
17,5
14,0
29,7
97,0
35,0
47,9
32,2
13,26
38,2
6,18
1934
6,20
57,4
1,56
37,5 7,14
19,4
18,2
31,6 26.8
18,2 13,5
28,7
97,0
35,0
51,7 34,7
12,07
34,8
6,11
1935
6,05 56,0
1,55
37,2 7,49 20,3
17,5
30,3 26,0
17,6 14,9
31,7
84,4
30,5
42,8 28,8
12,54
36,1
5,89

Jan.
1935
6,05
56,0
1,55
37,2 7,38
20,0
18,7
32,5
27,1
18,4
15,1
32,0 74,3
26,8
41,6
28,0
10,75
31,0
6,15
Febr.
6,05
56,0
1,55
37,2
6,82
18,5
18.6
32,3
26,4
17,9
15,1
32,1
70,6
25,5
39,1
26,3
10.50
30,3
6,20
5
Maart
,,
5,90 54,6
1,54
36,9
.6,80
18,4 16,9
29,2
24,4
16,6
14,1
29,8
69,3
25,0
37,8
25,4
10,25
29,5
6,25
5
April
6,00 55,6
1,56
.37,5
7,42
20,1
17,5
30,3
24,6
16,7 14,6
30,9 74,3
26,8
40,3
27,1
10,75
31,0
6,30
5
Mei

6,05
56,0
1,54
36,9
7,38
20,0
18,1
31,4 25,0
16,9
15,5
32,8
80,6
29,1
42,8
28,8
11,75
33,9 6,30
5
Juni
605
56,0
1,54
36,9
7,81
21,2
17,4
30,1
24,3
16,5
15,0
31,9
84,4
30,5
42,8
28,8
12,-
34,6 6,30
5
Juli
6,05 56,0
1,54
36,9
7,73
21,0
18,0
31,2
24,3
16,5
15,5
32,9 92,0
33,2
45,4,
.
30,5
11,75
33,9
5,40
4
Aug.
6,15 56,9
1,54
36,9
7,64
20,7
16,9
29,2
24,7
16,8 14,3
30,3
92,0
33,2
46,6
31,4
12,-
34,6
5,40
4
Sept.
,,
6,10 56,5
1,55
37.2 7,07
19,2
15,9
27,5
24,9
16,9 13,3
28,1
92,0 33,2
44,1
29,7
14,50
41,8
5,50
4
Oct.
6,05 56,0
1,55
37,2
7,44
20,2 16,6
28,8 26,7
18,1
14,9
31,7 93,2 33,6
44,1
29,7
16,-
46,1
5,55
4
Nov.
,,
6,05 56,0
‘1,54
36,9
7,86
21,3
17,5
30,3
29,7 20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4
30,5
16,-
46,1
5,60
4
Dec.
6,05
56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3 29,8
20,2 15,9.
33,7
93,2
33,6
44.1
29,7
14,25 41,1
5,70

Jan.
1936
6,15 56,9
1,52
5

36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19,9
14,7 31,1
97,0 35,0
45,4

30,5
15,-
43,2
5,80
4
Febr.
,,
6,15 56,9
1,51
36,3
8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8
13,8
29,3 97,0
35,0
46,6
31,4
15,-
43,2
5,85
4
Maart
,,
6,15 56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5 35,9
.

47,9 32.2
14,25
41,1
5,90
4
April
,,
6,20 57,4
1,52
5

36,6
8,51
23,1
17,1
29,7 27,6
18,7 13,8
29,2
99,5 35,9
47,9
32,2
14,-
40,3
5,95
4
Mei
,,
6,25
57,9
1,52
6

36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
27,3
18,5
13,5
28,6
100,8
36,4

47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
Juni
6,30
58,3
1,52°
36,6
8,33
22,6
17,6
30,5
27,4
18,6
16,8
35,7
97,0 35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
juli
6,25 57,9
1,525
36,6
8,06
21,9
19,3
33,5
31,4
21,3
18,1
38,5
97,0 35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
Aug.
,,’
6,30
58,3
1,525
36,6
7,94
21,5
17,9
31,0 33,3
22,5
17,2
36,6
99,5 35,9
46,6
31,4
13,50

38,9 5,25
Sept.
,,
6,35 58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
31,2
32,3
21,9
17,8
37,8
99,5
35,9
49,1
33,1 14,50
41,8
5,35
4
5 Oct.
,,
7,90
73,1
1,97
5

47,4
10,40
1

28,2
23,7
41,1
40,7
5
)
27,6
22,29)
47,1
118,5

8)

42,7
60,2
8)

40,5
19,25
12

55,5
5,40
4
12

,,
,
7,80 72,2
1,95
5
2)

46,9
10,34
2

28,1
23,02)
39,9
41,9
0
)
28,4
22,3
6
)
47,3
120,7

9)

43,5
61,3
9)

41,2 5,40
19

7,70 71,3
1,94
46,6
10,21
3

27,7
.23,0
39,9
41,6°)
28,3
21,97)
46,5
122,220)
44,1
61,110)
41,1
5,40
26

,, ,,
7,70
71,3
1,93
46,3
10,22
4

27,7
22,3
38,6
.
.

121,3
11)

43,8
60,6
11
)
40,8 5,40
4
2)
3 Oct.

2
)10
Oct.

3
)
17 Oct.
4)
24 Oct.
5)
7
Oct.

6)
14 Oct.
7)
21 Oct.’ 8)
1 Oct.
9)

8 Oct.
10)
15 Oct.
11)

22 Oct.

12)

13 Oct.
13)
20 Oct.

28 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

791

AN GROOTHANDELSPR!JZEN’)

0

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER

E
KAAS

dammer
EIEREN
KOPER
L OD
TIN
IJZER d
GIETERIJ-
ZINK
GOUD ZILVER
per kg
He’ffing

Alkmaar
Gem. not.
Standaard
coprij
Lozen
Locoprijzen
Fiv
IJZER
Locoprijzen
casio
cash
Leeuwar- Crisis

Fabrieks-
Etermijn
Locoprijzen
Londen
Londen
No.3fob
(Lux III) p.
Londen
Londen
Londen per
der Comm.
Noteering Zuivel- Centr.

kaas
kLm/merk
Roermond
p. lOO St.
Londen
per Eng. ton
per Eng. ton
per Eng. ton
Middlesb
Eng, t. Lo.b.
Antwerpen per
Eng. ton
per ounce
line
Standard
Ounce
per Eng.ton

f
‘°Io
t’
t
o/s
f
0J
f.
010

f.
0
1
f•
°Io
t’
0
1
f.
°Io
t.
°Io
f.
0
1
f•
%
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,00
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
702,50
93,5
376,00
85,3
3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,00 94,3
51,75
100,0
144,50
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
674,00
89,7
292,75
66,4
3511,50
110,8
44,25
100,0
39,00
96,3
344,75
78,8 51,75
100,0
134,75
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99 87,0
772,00
102,8
254,75
57,8
2749,75
86,8
40,00
90,4
38,00
93,5
305,75
69,9
51,75
100,0
131,25
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3 916,00
121,9
281,25
63,8
2465,75 77,8
42,75
96,6
41,50
102,6
301,00
68,8
51,75
100,0
123,25
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
661,25
88,0
218,75
49,6
1721,25
54,3
40,50
91,8
36,00
88,8
204,00 46,6 51,75
100,0
89,75
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3
438,75
58,4
145,75
33,1
1331,50
42,0
33,25
75,3
28,75
70,9
139,50
31,9
51,75
100,0
67,50
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
276,50
36,8
104,00
23,6
1175,00
37,1
25,50 57,5
22,50
55,2
118,50
27,1
51,75
100,0
65,00
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4 267,75
35,6
95,25
21,6
1596,00 50,4
24,75
56,2
21,25
52,2
128,50
29,4
51,75
100,0
62,25
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,45
37,6 226,50
30,2
82,00
18,6
1718,00
54,2 24,25 54,8
20,25
50,1
102,25
23,4
51,75
100,0
65,75
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
230,75 30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5
24,00
54,1
20,25
50,2
102,75
23,5
51,75
100,0
89,25
55,1

Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5

34,0
205,00 27,3
75,75
17,2
1676,50
52,9
24,00
54,1
20,75
51,5
88,75
20,4
51,75
100,0
74,25
45,9
Feb. ,,
0,52
22,5
0,95
14,375
25,7
3,20
34,9
196,00
26,1
75,00
17,0
1650,50
52,1
.24,00
54,1
20,75
51,5
86,75
19,8
51,75
100,0
74,75
46,1
Mrt.
,
0,37
16,0
1,025
13,30
23,8
2,74 29,8
198,50
26,4
77,25
17,5
1503,75
47,5
23,00
52,1
20,50
50,4
84,75
19,4
51,75
100,0
79,50
49,0
Apr.
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,315
25,2
222,75 29,6
88,00
20,0 1585,50
50,0 23,25
52,7
20,25
50,0
91,25
20,9
51,75
100,0
91,75
56,6
Mei

,,
0,34
14,7
1,10 11,85
21,2
2,38
5

26,0 242,00
32,2
100,75
22,9
1636,75
51,7
23,50
53,4
20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
100,75
62,3
Juni ,,
0,41 17,7
1,-
11,95
21,3
2,415
26,3 227,50 30,3
103,75
23,5
1649,00
52,0
24,00
54,1
20,25
50,0
103,50
23,6
51,75
100,0
99,00
61,1
Juli

,,
0,44
19,0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7 223,75 29,8
104,75
23,7
.1701,00
53,7
24,00
54,1
20,25
50,0
102,75
23,5
51,75
100,0
92,25
57,0
Aug. ,,
0,46
19,9 1,07
15,10
27,0
3,31
5

36,1
239,00
31,8
115,50
26,2
1641,00
51,8
24,25
54,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
90,00 55,6
Sept.,
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4 248,25
33,1
117,75
26,7
1636,25
51,6
24,00
54,1
20,25
50,0
113,75
26,0
51,75
100,0
88,50
54,7
Oct.

,,
0,65
28.1
0,89
19,875
35,5 3,95 43,0 255,25
34,1
135,00
.30,6
1656,25
52,3
24,00
54,1
20,25
50,0
121,25
27,7
51,75
100,0
88,75 54,9
Nov.,
0,59 25,5 0,94
16,90
30,2 4,69
51,1
255,50
34,0
130,50
29,6
1641,75
51,8
24,50
55,5
20,25
50,0
118,50
27,1
51,75
100,0
88,50
54,7
Dec.
0,57 24,7
0,95
15,80
28,2 4,60
50,1
255,50 34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4
24,75
56,2
20,25
50,0
110,00
25,2
51,75
100,0
77,25 47,7

Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04
44,0 252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0
24,75
56,2
20,25
50,0,
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50 37,4
Peb.

0,61
26,4 0,925
17,375
31,0
3,375

36,8
256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75
56,2
20,25
50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
60,25 37,2
Mrt.
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6
2;69
29,3
261,75
34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7
24,75
56,2
20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50 36,8
Apr.
0,44
19,0 1,026
16,825
30,0 2,49
27,1
269,50 35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75
56,2
20,25
50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei

0,47
20,3
0,99
18,75
33,5
2,52 27,5 270,25 36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2
25,00
56,8 20,25 50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
62,25 38,5
Juni
0,57
24,7
0,89 20,20
36,1
2,69 29,3 268,50 35,8
110,50
25,1
1358,25
42 25,00
56,8 20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75 37,5
Juli

,,
0,60 26,0
0,815
19,35
34,6
2,91
31,7 275,25
36,6
117,75
26,7 1382,00
43,6
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.,
0,62 26,8 0,80
17,875
31,9
3,31
5

36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.,,
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0
3,63
39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
61,6
20,25
50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
60,75
37,5
5Oct.
0,66
10

28,6
0,75
17,75
0
)
31,7
4,50
49,0 371,50
49,5
170,75
38,7
1894,75
59,8
34,00
76,8
26,25
64,8
131,75
30,1
66,00
127,5
78,00
48,1
2

,
0,64
11

27,7
0,75
19,-
14

33,9
4,60
50,1
371,25
49,4
168,25
38,2
1854,25
58,5 33,75
76,3
26,00
64,2
129,75
29,6
65,50
126,6
77,00
47,5
9
0,61
12

26,4
0,80
18,50
15

33,0
5,-
54,5
376,50
50,1.
169,25
38,4
1843,25
58,2
33,25
75,1
25,75
1
63,6
138,50
31,6
64,75
125,1
72,50
44,8
f6

,,


0,61
13

26,4
0,80
16,50
9
)
29,5
5,30
57,7
379,25
50,5
.
168,00
38,1
1798,25
56,8
33,00
74,6
25,50 63,0
140,00
32,0
64,50
124,6
75,25 46,5
Sept. 193279 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936 80kg. La Plata.
2)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928
t 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23Mei1932 64165 K.G. Zuid-Russische.
‘Russische.
6)
De jaren 1928 en 1929 Broek op Langendijk.
6)
2Oct.
7
)10 Oct.
8)
16 Oct.
9)
23Oct.
10
) 1.Oct.
65
) 8Oct.
12
) 15Oct.
12
)22 Oct.
14)
9Oct.
06
) 16Oct.

GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENIIOUT
S T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER SUIKER
THEE
INDEXCUFER
________

Kolo-
basis 7″ f.o.b. Zweden/
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-lnd.
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
All. N.-I. theev.
Finland per

.

per
per
50 kg c.i.f.
t. m.
S.
per 100 kg
Locoprijzen
Rotterdam
Sheets
suiker loco
R’damlA’dam
A’dam gem. pr. Java- en Suma-
Grond
niale
per standaard
van 4.672 M2.
1000 stuks

1000 stuks
Nederland
Amsterdam
per
‘j

kg.
loco Londen
per Ib.
per 100 kg.-
trathee
p. ‘/2
kg.
stoffen
pro-
ducten

010
t
0
1
f
°Io
t
“i”
t
/o
cts.
‘Ç’
‘7″
cts.
“010
1925
159,75
100,0 15,50 100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
6

ioö,o
61,375
100,0 1,80
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926 153,50
96,1
15,75 101,6 19,50 102,6
29,65
115,3
34,-
94,8 55,375
90,2
1,21
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,626
90,9
46,87
76,4 0,9
5

3
51,6
19,126
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
34,64
134,9
31,87
6

88,9
49,625
80,9
0,54
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
27,73
107,9
27,37
6

76,3
50,75
82,7
0,52 28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9 85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12
82,2
22,62
1

63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60
51,2
60,75 71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6 13,56
52,8
15,375
42,9 25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8 46.6
1932
69,00
43,2
9,25 59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2
24
39,1
0,09
4,9
6,32
5

33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
9,28
36,0
.
9,30 25,9 21,10
34,2
0,11
6,3
5,52
6

29,5
32,75
38,7
35.2
34.7
1934
76,50
47,9 8,50
54,8
10,50
55,3 8,17
31$
6,90
19,2
16,80.
27,4
0,20
10,9
4,076
21,7
40
47,3
34.4
32.1
1935
59,50
37,2 7,25 46,8
8,75
46,1
8,12
31,6
9,15
25,6
14,10
23,0
0,18
10,0
3,85 20,5
34,50
40,8
33.6
29.0

Jan.’35
66,00
413
7,25
46,8
8,50
44,7
8,52
33,1
8,77
5

24,5
16
26,1
0,20
10,9
3,50
18,7
33,75 39,9
32.9 29.5
Feb.
66,00
413
6,75
43,5
8,25
43,4 8,57
33,3
9,375

26,!
15,625
25,5
0,19
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4 28.9
Mrt.
59,00
36,9
7,-
45,2 8,25
43,4 8,02
31,2
8,57
5

23,9
14,625
23,8
0,16
9,1
30
18,9
29
34,3
80.9
27.4
Apr.,
60,00
37,6
7,-
45,2 8,25
43,4 8,17
31,8
9,15
25,6
14,50
23,6
0,17
9,5
4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Mei
57,50
36,0
7,-
45,2
.8,25
43,4
.
8,07 31,4
9,50
26,5
14,125
23,0 0,18
10,0
4,20
22,4 32,75
38,8
33.3
28.6
Juni

57,50
36,0
7,25
46,8

9,-
47,4
802
31,2
9,07
5

25,3
13,87
6

22,6
0,18
10,0
3,87
5

20,7
30,25
35,8
33.2
27.8
Juli
57,50
36,0 7,25
46,8.
8,75
46,1
797
31,0.
8,-
22,3
13,50
22,0
0,18
10,0
3,576
19,1
30,75
364
33.4
21.1
Aug.
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
7,92 30,8 8,07
6
22,5
13,50
22,0
0,18
10,0
3,525
18,8
32,50
38,5 33.7
27.4
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4 8,12 31,6
8,476
23,6
13,50
22,0 0,17
9,5
3,721
19,9
36 42,6 34.2
28.8
Oct.

56,50
35,4
7.25
46,8
9,25
48,7
8,12 31,6
9,976

27,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,225
22,5 46,25 54,7
35.5
31.9
Nov.,,
57,75
36,2 7,25
46,8 8,75
46,1
8,02 31,2
10,32
6

28,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,10 21,9
39,50

.
46,7
35.8
31.1
Dec.
,,
58,00
36,3
7,50 48,4
9,50
50,0 8,17 31,8
10,45
29,1
13
21,2
0,20
10,9
4,20
22,4
39,50
46,7
35.4
30.4

lan.’36
63,00
39,4
8,25
53,2
10,-
52,6 8,47 32,9
11,125
31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,32
5

23,1
39,50
46,7
35.5 30.9
leb.
,,
63,00
39,4
8,

51,6 9,50 50,0 8,62
33,5
10,626
29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,12e
21,3
38,50
45,5
35.6 30.8 Mrt.
,,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
8,47
32,9
9,776

27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,92
5

20,9
37,25
44,1
35.8 29.9
Apr.
,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67 33,7
9,726
27,1 13
21,2
0,23
12,6
3,975
21,2
36,50
43,2 35.6 29.8
Mei
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
9,23 35,9
9,525
26,6
13
21,2 0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2 29.9
uni
,,
68,00
42,6
7,75

50,0
10,-
52,6
10,34
40,2 9,90
27,6
13
21,2 0,23
12,6
3,85 20,5
36,50
43,2
35.3 31.0
iuli

,,
71,25
44,6
7,-
45,2 9,25
48,7
10,34
40,2
10,47
6

29,2
13,12
6

21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
Aug.
73,25
45,9 6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
31.1
Sep.
,,
79,00
49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,275
31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,476
18,5
37,50
44,4
37.2 32.6
Oct.,
110,00
68,9
15,88
5
)
61,8
14,-
39,0
15
24,4
0,31
17,2
4,25
22,7
44,75
8)
53,0
47.1
14)

31.3
14)
106,00
66,4
‘ ‘
.
18,7413
72,9
.13,626
38,0
104,50
23,6 0,30
16,7
4,50 24,0
46,75
00
)
55,3
46.4
16)

40.6
15)
106,00
66,4
.
13,87
5

38,7
15
24,4
0,30
16,7
4,626
24,7
47.4
1.6)

41.6
16)
106,00
654
0

14,-
39,0
IS
24,4 0,30
16,7
4,50
24,0
.
47.2
17)

44.2
17)
ndexcijfers op goudbasis resp. 36,5 en
28,9.
15)
Op goudbasis 36,2 en 31,7.
16)
Op goudbas,s 37,3 en 32,7.
17)
Op goudbasis 37,4 en
35,0.
Detegenwaarde in
guldens,
van de £ en
$
noteerin gen, berekend tegen den ivisselkoers van den dag. (Zie E.-S. B. van 7 Oct. 1936, blz.

792

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 October 1936

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 26 October 1936.

Activa.
Binnenl.Wis-f’Hfdbk.
f
20.146.694,23

sels,Prom..1 Bijbnk.
,,

313.746,13
enz.indisc.Ag.sch.
,,

Z.lJI.UU,

f
22.667.448,36
Papier o. h. Buiten!, in disconto

……
,,

Idem
eigen
portef.

f

2.244.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
,,


2.244.000,-
Beleeningen
lufdbk.
f
209.437.331,701)
mcl. vrsch.0
Bijbnk.
,

6.918.836,26
in

rek.-crt.
iAg.sch.

33.354.06,32
op onderp.)

f
249.710.874,28

Op Effecten ……
f
246.949.661,48
1
)
OpGoederenenSpec.
,,

2.761.212,80
249.710.874,281)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..
,,

e1unt, Goud ……
f
124.106.740,-
11untmat., Goud
..
,,
445.788.032,87

f
569.894.77,87
Munt, Zilver, enz.

,,

20.887.440,61
Muntmat., Zilver.
.
,,

,,
590.782.213,48
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds

……………………
,,
39.433.272,13
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
5.285.860,33
Staat d. Nederl. (Wetv. 275’32, S. No. 221)
,,
11.958.329,12

f
926.681.997,70
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………………
,,
6.300.000,-
Pensioenfonds

………………….
,,
10.232.091,71
Bankbiljetten in omloop ……..
.
. …..

,,
761.268.045,-
Bankassignatiën in omloop

……….
,,
73.695,34
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
7′

57.885.465,22
saldo’s:

1
Anderen
,,
65.399.030,14

123.284.495,36
Diverse

rekeningen ………………

,,
2.417.901,25

f
926.681.997,70

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

237.867.495,25
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
594.668.738,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..
,,

i) Waarvan aan Neder1andsch-lndi
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99)…………
f
68.518.450,-
2)

Waarvan in het buitenland ………………………

. 10.500.000,-

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Munt
Muntmat. Circulatie
opeischb.
1

schulden
Metaal-
_saldo
kings
_perc.

26 Oct.

’36
124107
445.788
761.268
123.358
237.867
67
19

,,

’36
124106
445.788 764.716
122.262
236.250
66,5

25 Juli ’14
65.703 96.410 310.437
6.198 43.521
54

Totaal
Schatkist-
B 1 e-
e

e
Papier
Diverse
Data
bedrag
Idisconto’s

promessen
I

rechtstreeks
huh26e
op het
buifenl.
ninen
i)

26 Oct.1936 22.667

249.711

2.244

5.286
19
,,

1936 22.646

2.244

2.244

5.348

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
i)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulafie
opeischb.
metaal-
schulden saldo

24 Oct.
‘362)
10870
156.850
27.350 34.590
17

,,

‘362)
10810
159.480
23.190
34.992

26Sept.1936
8.565

20.195 155.394
23.277
37.291
19

,,

1936
89.065

19.609
157.618
22.654
36.566

25 Juli1914
22.057

31.907
110.172
12.634
4.842

Wissels,
ive,se
Dek-

a a
buiten
Dis-
Belee-
kings-
N.-Ind.
conto’s
ningen

g n n
percen-
betaalb.
lage
24 Oct.
‘362)
2.230
75ö0
10.850
59
17

,,

’36
2
)
2.190 73.760
10.820
59

26Sept.1936
1.945 10.037
61
1611
50.470
19

,,

1936
1.679
10.378

52.258
10.146
60

25 Juli 1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbilj. OtherSecurities
Data
Metaal
1
in
_
‘n Bankingl
i
Disc.andlSecurities
1
circulaf ie
1
Deparfm.
1
Advances

21 Oct.

1936
249.677
440.100

68.560
6.74421.552
14

,,

1936
249.732
446.367

62.294
9.553
)

19.377

22 Juli

1914
40.164
29.317
33.633

1
OtherDeposirs

1
1
Dek-
Data
Gov.
Sec.
Public
Depos.
1

Other

1
Bankers
Reserve1
kings-
_
lAccountsl
1
perc.
1)

21 Oct. ’36
79.943 37.597
81.425
1

41.112
1
69.5771
43,4
14

,,

’36
80.368
31.616
82.156

41.231
1
63.3661
40,9

22 Juli ’14
11.005 14.736
42.185
29.297
52
, vernouuing jiisscnen ,çeserve en ueposlis.
BANK VAN FRANKRIJK.

1

ITe goed Wis

Waarv.I

Renteloos

1
buite
e
nl.
sels

buitenlj
ningen
1v.
d. Staaf
Data

Goud ‘Zilver’ in h t


op het
Belee-
voorschot

16 Oct.’36162.359
9

,,

1
36162.359

23
Juli’141

1

4.104
_

5521
5491

640

12
17
1

8.4711
1

9.2151

_
1.5411

1.4761 1.4761

8

5.270
5.607

769

1

3.200
1

3.200

_

Bons v. d.
1

1
Diver-
Rekg.Courant
Data
zelfst.
amort.
P
.
sen’)
Circulatie
1
Zelfst.

Porti-
Staat
Iamort.k.l
culieren

16 Oct.’361

5.640
1

2.555
85.371
1.853
1

1.801

1

8.178
9

,,

‘361

5.640 2.494
85.778
1.515
1

1.770

1

9.319

23 Juli ’14



5.912
401

943
1)
Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere

Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee
tenl. drc.
dekking
en
ningen
banken
i)
geldende
cheques

23 Oct.

1936
1
63,8 27,9
5,3
4.429,9
36,2
15

,,

1936
1
63,4 27,6
5,5
4.567,8
44,3

30 Juli

1914
1.356,9
– –
750,9 50,2

Data Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa
2
)
lotie
Crf.
Passiva

23 Oct.

1936
19,3
581,9
1

4.274,5
683,8
1

261,8
15

,,

1936
219,3
604,6
J

4.398,4
693,8
1

263,3

30 Juli

1914
330,8 200,4
1.890,9
944,-
40.0
‘) unuelast.

W.U. IÇCIltCflUdIIKSCIICIIIC ho, 10 ‘JCt. lCbp. .30 L
111111.
NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’s).

D ata

Goud

b.0
C,)
….

Rekg. Crt.

-‘
.5
1936
0
2
,
‘.

ei

22 Oct.

3.6801

11.3501

70

157

40

4.460
1

31

852
15

,,

3
1

53

1.364

68

157

40

4.502

37

844

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraod
Wissels

Data
,,Other
1

Goud-
In her-
1
In de
Totaal
certifi-
cash”
2)
disc. P. d.
1
open
bedrag
caten
1)
member
1
markt
banks
1
gekocht

14Oct.’36
8.594,5
1

8.581,4 251,3
8,2

1
3,1
7
,,
’36
8.540,1
8.527,9
252,2
7,5
j
3,1

Belegd
F. R.
Notes
Totaal


Gestort
1
Goud-
1

Dek-
t
Algem.
1

Dek-‘
Data
in
u.
S.
Gov. Sec.
in circu-
1
Kapitaal
1
kings-
kin gs-
lat ie
.1
1
perc.8)

1

perc.
4
)

14 Oct. ‘361
2.430,2
1
4.093,2
1
7.000,9
1

130,2
79,7
t
7

,,

’36 2.430,2
4.077,7
6.946,2
130,2
79,8
1


‘) LICLC ÇCI UlIt.dLCIt WCZ
Uyl. UtflJI uc.J,ala,n,aI na,,
gegeven voor de overname van het goud, toen de
$
op 31Jan.
1
34 van
100 op
59.06
cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelachbare schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Dis-
1
t
Totaal
Waarvan
Data
Aantal
contos
1

Beleg-
IR~
R
n
.
,
~
e
d
1

depo-
1

time
leening.
en
beleen.
gingen
1
banks
1

sito’s
1
deposits

7
Oçt.’361
1
1

8.703
1
13.904

1
5.117

1
27.413
1

5.069
30 Sep.’36)

1

8.753
113.9
2
9

1
5.023

1
27.429

1

5.063
tin
punten van tin nuu.
flanK,
uoavaa.,o

nu.

flau.n
land zijn In duizenden, alle overige posten in mliiioenen van de be.
treffende valuta.

Auteur