Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 964

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 20 1934

20 JUNI .1
.
934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch~St atistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLAF

19E
JAARGANG

WOENSDAG 2

NEDERLARDSCH ECONOMISCH INSTiTUUT.
Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-
meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;
Ch. J. I. M. Welter; C. ,i. P. Zaalberg.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom.; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr. N. J. Polak;
Mr. Dr. L. F. H. Regoat; Dr. E. van Welderen Baron
Rengers;
Prof.
Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis; Prof.
Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. E. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Pestrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnemcn
volgens tarief. Administratie van abonnementen en ad’ver
tenties: Nijgh t van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Post chèque- en giro-rekening No
145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

INHOUD.

Blz.
Mededeelingen van de Centrale Commissie voor de Rijn-
Vaart ……………………………………
538
INDISCHE INVOERRECHTEN
door
Th. Ligthart……….
541

De nieuwe regeling van surséance van betaling, de
gelegenheid tot accoord openende door
Dr. R. van
Genechten………………………………..
542

De kansen van de Nederlandsche industrie in Neder-
landsch-Indië door
H. F. N. Nieuwenhuis ……….
543 Standardisatie van land- en tuinbouwproducten door
C.
Brakman………………………………..
544

De Riiksmiddelen over Mei
1934 ………………..545

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:

Het econoniiscb herstel in Zuid-Afrika door Prof.
Dr. C. G. W. Schumann……………………
546

AANPEEKENINGEN:

Toenemende bewapening in de wereld …………
548

Het kalimonopolie in gevaar ………………..
549

De geografische verdeeling van den Nederlandsclien
uitvoer ………………………………..
549

De trek van het platteland naar de steden in de
Vereenigde Staten ……………………….
550
Het bouwbedrijf in
1933 ……………………551

INGEZONDEN STUKKEN:

De rubberregeling in Nederlaitdselt-Indië door
J. F.
Baccoû
………………………………….
552

MAANDCIJFERS:
Emissies in iclei
1934……………………….562

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……..
553

STATISTIEKEN……………………………553-556
Geldkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten.

FDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

0 JUNI 1934

No. 964

19 JUNI 1934.

Eenige vermindering van de ruimte der geldmid-

delen is ook deze week niet te bespeuren geweest. De

gedeeltelijke aflossing van het hier in Nederlahd ge-

plaatste Fransche schatkistpapier doet vermoeden,

dat de eerstvolgende weken nog meer middèlen naar

de markt zullen vloeien. De Miflister van Financiën

heeft dan waarschijnlijk ook gemeend, hievan te

moeten profiteereii door bij de a.s. inschrijving op

f
85 millioen schatkistpapier – welke den 21sten zal

worden gehouden – waarvan
f
53 millioen voor af-

loopend papier moeten dienen, voor niet minder dan

.f
35 millioen nieuw geld te vragen, wat meer lijkt,

dan de regeering noodig heeft. Prima Nederlandsche

bankaccepten noteerden % pOt., call voor zoover te

plaatsen X pOt., prolongatie onveranderd 1 pOt.
* *
*

Op de wisselmarkt stonden de Marken in het cen-

trum van de belangstelling. De ongunstige positie,

wraarin Duitschiand verkeert, heeft den koers naar

beneden gedrukt, 55.65; tenslotte volgde een ver-

betering tot 56.15. Registermarken lagen ook over-

wegend aangeboden en zijn eveneens sterk terugge-

loopen; ook hier volgde tenslotte een klein herstel.

In den Pondenkoers was uiteindelijk weinig verdnde-

ring 7.43 —7.45—.-7.439. Dollars bleven gezocht en

‘erbeterden van 1.47/:io tot 1.47
7
/is.
De $/ en Frs./2

koersen zijn door de contrôle voor te groote schom-

melingen behoed; (5.05V-_
,
L-5.04Y21 en ongeveer 76/i).

Fransche Francs waren eenige dagen tamelijk gezocht

en kwamen op 9.74, slot 9.73w Belga’s 34.45. Zwit-
sersche Francs vaster 47.91. Gezocht waren Argen-
tijnsche Pesos, waarvan de koers op 37 kwam.

Op de
termijnmarkt
trachtte men – veelal te ver-

geefs – Marken op een- en drie-maanden te plaat-

sen; het disagio was tenslotte ca. 1Y4 resp. 4 c. De

termijiiprjzeu van Ponden en Dollars veranderden

niet.

De laatste dagen was er eenige levendigheid op de

goudmarkt. Er was een groote buitenlandsche kooper,

die ook hier in Nederland zijn behoefte probeerde te

dekken. Baren levering Londen werden tenslotte op

f
1.650 gedaan. Sovêreigns 12.10, Eagles 2.48% en

gouden tientjes 10.14; in gouden munten waren de

omzetten maar van weinig heteekenis. Marken bank-

papier zeer aangeboden: 51.80.

538

ECONOMISCH-STATISTISCIIE BERICHTEN

20 Juni 1934

VERSLAG. VAN DE WERKZAAMHEDEN i)ER
CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN-
VAART OVER 1933.

Administratieve zaken.
Samenstelling van de Centrale Commissie.
De overleden Duitsehe Commissaris, de Heer Peters,
werd voor de Juli- en November-zittingen door Ministerial-
rat Baur vervangen. De Heer Brunet, op zijn verzoek ont-
heven van zijn functie, werd vervangen door den :Eeer
Woestijn, Directeur aali het Ministerie van Openbare Wer-
ken. Sir John Baklwin, die de leeftijdsgrens heeft bereikt,
werd vervangen door den Heer
]).
W. Keane. Tenslotte
heeft Prof. Bruiris zijn ontslag ingediend en werd in den
1oop van het jaar niet vervangen. Eind 1933 was de Cen-
trale Commissie derhalve als volgt samengesteld:
Voorzitter: de Heer Jean Gout,
Commissarissen:
Het Dnitshe Rijk en de Duitedhe Oeverstaten:
de Heeren Seeliger (Commissaris voor Hesser), J3aur
(Conrmissaris VOOr P ruissen), Fuchs (Commissaris
voor Baden), Greuling (Commissaris voor Beieren).
Adj.-Contmissaris: de Heer
België: de Heeren de Ruelle, Woestijn.
Frankrijk: de Heeren Albert Mahicu, Silvairi Dreyfus,
Basdevant, Herrenschm idt.
Engeland: de Heer Keane.
Italië: Graaf Martin Franklin, de Heer Sinigalia.
Nederland: de Heeren Kröller, Sehlingemanii.
Zwitserland: de Heeren Herold, J. Vallotton.
Secretaris-Generaal: de Heet- Hostie (Belg).
Adj.-Secretai-is-Generaal: de Heer Charguéraud 1I:[arttnanii (Franschman).
Leden van het Secretariaat: de Heeren de l’Espinasse (Ne-
derlander) en Schwarzenberger (Duitscher).
Secretaris-Archivaris: de Heer Walther (Zwitser).
De inspecteurs voor de scheepvaart zijn:
voor het Zwitsersche district: de Heer Moor ,,Kantousiu-
genieur” te Bazel,
voor het district IA, Fransch-Zwitsersche grens tot den
mond van de Lauter: de Heer Oallet, ,,Ingénieur des
Ponts et Chausstes” te Straatsbung,
voor het district IB, rechteroever km 182.070 Badensche
telling (tegenover den mond van de Lauter) tot de
]3adensch-Hessisehe grens: de Heer Baer, ,,Oberbaurat”
te Mannheim,
voor het district II, linkeroever: van den mond van de
Lauter tot dien van de Ncuhe; rechteroever: van de Ba-denseh-Hessisehe grens tot km 27,4 Pruissische telling,
beneden Rüdesheim: de Heer Hë.usel, ,,Oberbaurat” te
Mainz,
vooi het district III, van den mond van de Nahe tot de
Duitsoh-Nederlandsche grens: de Heer Gelinsky, ,,Ober-
baurat” te Koblenz,
voor het district IV, de Nederlandsehe wateren: de I:Ieer
])ittlinger, te ‘s-Gravenhage.
Vergaderingen van de Commissie en van Comité’s.
De Centrale Conirnissie heeft in 1933 behalve de twee
gewone zittingen in April en November, een buitengewone
zitting in Juli gehouden.
Akte van Mannheim.
De Akte van Mannheiin werd in 1933 niet gewijzigd.
De Centrale Commissie heeft de besprekingen betreffende
de herziening van de Akte van Mannheim in 1933 niet
voortgezet, daar verschillende Delegaties hebben verklaard,
dat het onderzoek der door de Commissie in eerste lezing
bewerkte teksten waarschijnlijk eerst in den loop van
het volgende jaar zou worden beëindigd.
Reglementaire bepalingen.


In 1933 werden twee wijnigingen aangebracht in het
Rijnvaartpolitiereglement, alsmede drie wijzigingen in de
bepalingen betreffende de coinmtssiën van deskundigen
voor de Rijnvaart en betreffende de Rijuschippers en
scheepspatenten. Van het Rijnvaartpolitiereglement wer-
den cle Nos. 5 en 11 van artikel 5 gewijzigd, van dc be-
palingen betreffende de commissiën van deskundigen arti-kel 17, en het bijbehooreude formulier. Aan de bepalingen
werd een nieuw artikel 20b toegevoegd (zie ook hieronder:
Nautische zaken).
Jaarverslag van de Commissie.
Het jaarverslag van de Commissie voor het jaar 1932
is bewerkt onder toezicht van het permanente Comite voor
het jaarverslag, samengesteld uit de lieeren Ickes, Voor-
zitter, Herrensohmidt en Sdhlingemann, Leden. Het kwam
tegen het einde van 1932 gereed.
Conferenties en vergaderingen, waarop de Commissie
vertegenwoordigd was.
De Commissie was vertegenwoordigd hij de 18e zitting

van de Veukeerseonituissie van den Volkeijbond, alsmede
hij de vergadering van het permanente Comité voor bin-
nenscheepvaart, welke aan de zitting van de Verkeerscom-
missie voorafging.
De Commissie was eveneens vertegemvoordigd bij dc
Conferentie van deskundigen, welke te ‘s-Gravenhage op
initiatief van de Nederliuidsche Regeering is bijeengekomen
om een oi.ttwerp voor een internationale vegeling inzake het vervoer van brandbare vloeistoffen op de biunctiwa-
teren, 01) ‘te stellen. Tenslotte was de Cotniutissie vertegenwoordigd bij de 27e
vergadering valt den ,,Verein fiir die Schiffahrt auf cleni
Oberrhcin”.

Technische zaken.

Brug voor gewoon verkeer te Neuwied.
In 1927 was hij de Centrale Commissie eert voorloopig
plan voor den bouw van een brug voor gewoon verkeer
ingediend, opgesteld door de gemeente Neuvied; de Com-
missie had besloten om de beslissing over het geheele plan
op te schorten in afwachting van meer volledige inlihtiir-
gen, waarna de Duitsche Delegatie had verklaard, dat voor
het oogenblik geen gevolg aan het plan zou worden ge-
geven (zie verslag van 1927).
In 1933 is een, door de stad Neuwied herzien en door
de Duitsche Regeering goedgekeurd, plan bij de Centrale
Commissie ingediend met de opmerking, dat met de
van-
schen, welke de Centrale Commissie vroeger had geuit,
rekening was gehouden.
Het plan is onderzocht dooil1ct bruggen-comité, ouder
voorzitterschap van den Heer Herold. Dit Comité hcef t
vastgesteld, dat het nieuwe ontwerp, volgens hetwelk dc
brug 200 in bovenstrooms van de’ vroeger vastgestelde
plaats zou worden gebouwd, het voordeel •medebracht, dat
geen pijler in de rivier behoeft te worden gebouwd en
dat de midden-pijlers, welke op een eiland gebouwd wor-
den, het uitzicht niet belemmeren. Voorts heeft het Comité
geen bezwaren gemaakt tegen de maatregelen, welke tij-dens de uitvoering der werken in het belang der scheep-
vaart zijn voorgeschreven.
De Centrale Commissie heeft de conclusies van het Co-
mité overgenomen en vastgesteld, dat tegen het ontwei-p
uit het oogpunt van de scheepvaart en vlotvaart geen
bezwaar bestaat en dat de bovengenoemde maatregelen
afdoende worden geoordeeld.

Bruggen voor gewoon verkeer bij Crefeld en Duisburg.

Door de Duitsche Delegatie werden bij de Centrale Com-
missie twee ontwerpen voor de constructie van bruggen
ingediend, het eerste tusschen Crefeld[Uerdingen en Mün-
delsheim, ‘het tweede tussehen Duisburgfllochfeld en R.hein-
‘hausen, welke ontwerpen hun grond vonden in de voort-
durende toeneming van het verkeer in het nabij gelegen
industriegebied van den Roer.
Het bruggencomité heeft in zijn rapport melding ge-
niaakt van de belangrijke verbetering, welke voor de
scheepvaart zal intreden door den bouw van deze brug-
gen, aangezien daardoor twee veren zullen worden opge-
heven. Ten aanzien van de eerste brug, welke volgens
het ontwerp gebouwd zal worden bij den ingang van de
haven vtn Uerdingen, heeft liet Comité vastgesteld, dat de
twee ontworpen pijlers de scheepvaart niet zullen beleni-
meren, daar de plaats van den rechter pijlet- een ruim
voldoende doorvaart waarborgt en deze pijler het uitzicht
niet belemmert; de linker pijler zal één geheel vormen
met den verlengden rechter havendam van den ingang
van de haven van Ucrdingen. De toegang tot de haven
zal zelfs gemakkelijker worden.
Wat de brug tussohen Duisburg/’Hoehfeld en Rheinhau-
sen betreft, waarbij slechts één pijler is ontworpen, terwijl
de bovenstrooms gelegen spoorwegbrug er twee heeft, heeft
het Comité verklaard kennis te hebben genomen van ge-
slaagde proefnemingen, waardoor is aangetoond, dat de
scheepvaart hiervan geen belemmering zal ondervinden.
Overeenkomstig het advies van het bruggencomité, heeft
de Centrale Commissie vastgesteld, dat tegen de ontwer
pen met het oog op do scheepvaart en de vlotvaart geen
bezwaar bestaat én dat de maatregelen, welke de Duitsche
Regeering zich voorstelt te nemen, tijdens de uitvoering
der werkzaamheden in het belang der scheepvaart, afdoen-
de wot-den geoordeeld.

Bruggen van Straatsbimrg/Kelml en Hilningen.
De Commissie heeft in de zittitigen van April
cii
No-
vember kennis genomen van den stand der onderhande-
lingen betreffende de verliooging der bruggen van Straats-
burgfKehl en de eventueele verhooging of opruiming van
de brug bij Hüningen.

20 Jûni 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

539
II

Verbetering van den Rijn tusscicen Bezet en ,Str&ktsburg.
De Commissie heeft zich in de zitting van November
eveneens op de ‘hoogte gesteld over werkzaamheden ter
verbetering van dcii Rijn tussehen Bazel en Strtiatsburg.
Blijkens mededeeling van den Franschen Connnissaris,
was de stand der werkzaamheden bij Kembs
01)
1 October
1933 als volgt: 10. De
stuw is
geheel voltooid, met uitzondering der
toegangswegen op de beide oevers en het laten zinken der blokken ter beschutting tegen uitschuring beneden
de cirenipels. De oeverieklcedingen beneden de stuw moe-
ten nog worden afgewerkt. ])e oeverbekleedingen boven de stuw evenals de afwateringskanalen zijn voltooid. De
inrichtingen voor waterafvoer zijn iii dienst gesteld.
2o. liet
kanaal is
voltooid. 3o. De
sinizen
zijn voltooid.
4o. De
krachtcantrccle is
voltooid. De laatste turbine-
groep is
01)
20 September in dienst gesteld. De electrische
installaties zijn voltooid.
De
opstuwing
heeft
01)
6 Mei 1933 den stand van 244
+
N.N. bereikt. Op 29 Juli liet men den waterstand zakken
om een inspectie der werken mogelijk te maken; geleide-
lijk werd de stand vnu +
230
N.N. bereikt. Na 21 Sep-
teuuiber werd de opstuwing hervat.
Blijkens cle mededeelingeui van den Zwitsersohen Corn-
nuissaris betreffende de norunalisatiewerkeui tnsschen Istein
en Straatsbuug zijn deze werken in de drie bouwafdeelin-
gen krachtig voortgezet en is men zelfs belangrijk verder
clan het werkplan. Sedert het in dienst nemen van bag-
gerwerktuigen
01)
het vak tussehen Sasbach en Ottenheim,
waar neerzetting plaats heeft, strekken cle werken zich
uit over bijna alle vakken tusschen Straatsbu rg en Istein.
De tweede phase der werken, zijnde de afdekking der
kribben en de aanleg van strekdaminen, kon eveneens ge-
durende dcii geheeleui duur van het laagwater krachtig
worden voortgezet. Vastgesteld werd, dat
01)
het rivier-
vak, waar de eerste bonwperiocle geëindigd is, de as van
het vaarwater in het algemeen cle in het ontwerp bedoelde
richting heeft aangenomen. Op sommige vakken kunnen
dc bereikte breedte cii diepte bevredigend worden genoemd.

S’iroonsbevaring 1934.
IDe Commissie heeft besloten in 1934 een stu

oombeva-
ring tussehen .leulen en Maunheim te doel) houden.

1l’crkcn, uitgevoerd in den Rijn en in dc levens !Je-
durende 1933.
Evenals in vorige jaren heeft cle Couuuniissie de staten
ontvangen betreffende de werken, uitgevoerd iii dcii Rijn
en in de havens. i)e betreffende mededeelingen zullen in
het jaarverslag worden vermeld. –

(Joeci ken ring van in 1933 uit gevoerde ‘werken 0/)
het
Rijnvak, hctwelk dc grens vormt t’usschen Duitschlancl en
Il’rankrijk.
in verband niet artikel 359 van het verdrag van Ver-
sailles, heeft cle Centrale Couuumissie cle uitvoering van de
volgende werken goedgekeurd: aanleg van een riool en
van ccii afwateringskanaal in dcii Rijn bij de Zu idersluis,
welke toegang verleent tot de haven van Straatsburg,
waarvoor de plannen door dc Frausche Delegatie wei

den
ingediend en het afvlakken der beloopen tusschen KehI en
Grefferui, waarvoor de planneic dooi- de Duitsche Dele-
gatie werden ingediend.

Nautische zaken.

Coördinatie en codificatie ‘Van Europceschc reglementen betreffende de binnenscheepvaart.
Naar aanleiding van een voorstel van het Belgische lid
van het pernuanente Cornith voor de binnensebeepvaart
van de Verkeerscommissie van den Volkenbond, heef t deze
Commissie in de XViiIe zitting besloten aan cle belang-
hebbende Europeesche Regeeriugen een rondsohrijven te
u-ichten tot het iuiwinnen van inlichtingen over hare ziens-wijze omtrent de mogelijkheid eener coöu-dinatie en syste-
inatische codificatie. der reglementen betreffende de bin-
nensciheepvaai-t. Zonder den ouuuvang van deze enquête blij-
vend te willen beperken, was de ‘er-keerscommissie van
oordeel, dat het de voorkeur vec-diende om voor het oogen-
blik slechts clie bepalingen in overweging te nemen, waar-
van de unifucatie bijzonder wemischelijk was, cl.w,z. de tech-
nische bepalingen betrekking hebbende op cle scheepvaart
en de uitoefening daarvan.

1-lerziening der politiareglenmenten.
iie Centu-ale Commissie heeft besloten over te gaan tot
een algemeene herziening van het Rijnvaartpolitieregle-
uiient. Het onderzoek van enkele voorstellen ‘tot gedeelte-
lijke wijzigingen, welke niet bijzonder dringend varen, is
uitgesteld om ter gelegenheid van de algemeene herzie-
ning te worden hervat.

Eveneens heeft de Commissie zich voorgenomen tot een
algeheele herzien-ing van -het reglen1ent, betreffende het
onderzoek van RijnsOhepen, over te gaan.

Rijn.vaartpolitiercglement. Gekoppelde vaartuigen.
Volgens 5, cijfer 5 mogen mcci dan twee schepen
slechts in geval van nood naast elkandet worden ge
koppeld. Sedert enkele jaren varen vele schepen van het op
het Rijn-Rhône kanaal gebruikelijke type over den Rijn
van Bazel naar Straatsburg. Daar de breedte van drie
zulke schepen, naast elkauuder gekoppeld, kleiner is dan
16 nu. – kleiner dus clan de breedte van twee naast elkaar
gekoppelde Rijnaken – bestaat er tegen het naast elkaar
koppelen van drie zulke schepen geen bezwaar. Daar het
i-eglement toch aan een algeheele herziening wordt on-
derworpen, wei’d deze wijziging voor het oogenblik slechts
van toepassing verklaard 01) het gedeelte van den Rijn
boven Stuaatsburg.
Daar ‘liet zich laten drijven – hoewel toegestaan –
voor de andere vaartuigen en ook bij het doorvaren van
schip

bruggen, niet geheel zonder bedenkiug is, is bepaald,
dat bij het zieli laten drijven,
Caiui
der vaartuigen voor-
zien moet zijn van mechanische voortbeweging van vol-
cloend vermogen.
Bijgevolg werd § 5, cijfci- 5 als volgt aangevuld:
,,Evenwel mogen boven Straatsburg drie zijdelings ge-
koppelde vaartuigen varen, mits hiuuuuue gezamenlijke ‘breed-
te niet nueer bedraagt dan 16 in. cii units boven-dien hetzij ten minste één der vaai-tuigen is voorziemu van voldoende
sterke mechanische middelen van vooi’tbe’weging, hetzij dc
vaartuigen weiden gesleept.” -Deze bepaling is 1 Augustus 1933 iii wei’king getreden.

Rijnvaartpolitiercgle-nment. Vlaggen van politievaartuigen.
Op ver’ioek van de Duitsche Delegatie is de tweede zin
van § 5, cijfer 5 van het Rijuvaartpolitiei’eglement als
volgt gewijzigd:
Dit moet geschieden, wauineei- op liet sohip van den
ariuhtenaar van het toezk-ht bij dag een vlag wordt ge-
toond, welke 01) Frausch Staatsgebiecl uit driehoekige
blauw-wit-roode, op J)nitsch S-taatsgebied uit driehoekige
zwart-wit-roode. op Néclerlandsc-h Staatsgebied uit drie-hoekige rood-wit-blauwe velden bestaat, cii -bij nacht aan
stcuui’booi-d cccie naar vol-en zichtbare lantaarn met rood
licht heen cii weer woi-dt gezwaaid.” I)eze wijziging is
niet ingang van
t
Januari 1934 in wei’king-getreden.

Bepalingen omtrent dc Conimissiën van des k’nndigen
voor de Rijnveart en ooit

ren-t de R’ujnschippers en scheeps-
‘putenten. Vaartuigen voou

zieui van een certificaat, ver-
strekt door een erkende classificatieinaatsehappij.
(Artikel
17; ‘bijbehooi’end formulier, nieuw art, 20b) –
Op iuiitiatief van de Frausohe Delegatie cii niet het
doel om den arbeid de commissie van deskundigen te
vei’eenvoudigen, heeft dc Centrale Commissie, overeenkom-
stig ‘het voorstel van liet nauutisu-h Comité onder voorzit-
terschap van dcii 1ï[eer Schlingenuaun, besloten aan deze
commissies de bevoegdheid te geven om desgew’ensoht af te
zien van een on-clei’zoek naar de constructie en de cui-trus-
tiuug van schepeuu, welke voorzien zijn van een certifi-
caat, afgegeven dooi- een erkende classificatiemaatschappij.
J)eze wijziging heeft ccii verandering medegebracht van
cle redactie van au’tikel 17 cmi van het bij-behoorende
fou-nuulier.
‘J)ientengevolge wercleuu cle volgende teksten aangenonuen:
A. De eerste zin van au-tikel 17 wordt als volgt ge-
wijzigd:
,,Is op grond van de artikelen 16 en 20, 2&b of 23 het
schip deugdelijk bevonden ter be-varing van het Rijnvak,
waarvoor het bestemd is, dan moet cle Commissie den
grootst geoorloofden diepgang van het schip in geladen
toestand vaststellen en door nnddel van ijzel-en platen
(krammen) van 30 cM. lengte en
4
cM. hoogte doen aan-
clii iden.”
13. Een ai-tikel 20b als volgt luidend, wordt toegevoegd:
,,i)e Commissie kan zich onthouden van het instellen
van een onderzoek haar deui bouw vaui het vaartuig en
valu liet vaststellen van zijn uiti-usting, bedoeld in de
artikelen 16 en 20, indien het i’aautuig is voorzien van
een door een door alle Oevei’sta-ten erkende classificatie-
niaatsohappij afgegeveui certificaat, dat aan de Commissie
den waarborg ‘geeft, dat ‘liet vaartuig voldoet aan de bij
die artikelen vastgestelde eischen!’
C. Het bijbehoorende formulier wordt als volgt ge-
wijzigd:
Het bovengeuioeuuude vaartuig is iii al zijne deden en

Het vaartuig, voorzien van een certificaat van de das-
onderdeeleui door de ondeugeteekende Commissie vaii des-

sificatiemaatschappij – . – – gedateerd … is in ‘liet regis-

540

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIÇHTEN

20 Juni 1934

kondigen onderzocht in haar register ingeschreven
onder
ter van de Commissie van deskundigen ingeschreven
nutiiiiier ….(cle rest zonder wijziging). Deze bepalingen zijn 1 Aug.1933 in werking getreden.

Reglement betreffende liet vervoer van b(jtcnde en gif-
tige
stoffen
p den Rijn.
De Nederlandsehe Delegatie had aan cle Centrale Coni-iiiissie voorgesteld artikel 2, cijfer IV van bovengenoeincf
reglement te herzien; dc in de laatste jaren verkregen
oticlervinding in de haven van Rotterdam had namelijk
een wijziging van cle bepalingen, waaraan het vervoer van
verbindingen van silieiuin is onderworpen, noodzakelijk
gemaakt. Het onderzoek van deze aangelegenheid is opge-
dragen aan een Comité onder voorzitterschap van den
Heer Schlingeniann.

Minimum-bemanning der R(jnsche pen.
De Coniinissie heeft in de eerste zitting kennis geiioiiien
van cle in 1932 toegestane afwijkingen van het reglement
op cle niiniiuuiit-benianniug van Rijnsehepen.

Economische zaken.
Te nemen maatregelen ter bestrijding van dc crisis in
de Rijnvaart. De Comnnssie heeft in een buitengewone zitting in Juli
1933 de maatregelen onderzocht, welke genomen zouden
kunnen worden om de crisis in de Rijavaart te bestrijden. i3ij de Commissie was door de Duitsche Delegatie een
ontwerp ingediend, .hetwelk, onder den invloed van de plamnen van een groot aantal reederijen en particuliere
schippers, een verzachting van de crisis zocht in een al-
gemeene vermindering van de vervoercapaeiteit der Rijn.
schepen; in den loop dezer zitting iheeft de Nederlandsche
Delegatie amendementen ingediend van dezelfde strekking
en uitgaande van dezelfde gedachten.
Op de basis van deze teksten had de Commissie een
ontiverp-ove reenkomst betreffende de afijking opgesteld,
welk ontwerp vervolgens aau de Regeeringen werd voor-
gelegd.
Tijdens hare studie is de Commissie ertoe overgegaan
te besluiten om de incest ernstige aandacht van de Re-
geeringen te vragen voor de noodakeljkheid sommige
spoorwegtarieven te wijzigen, teneinde te voorkomen, dat de voo rgenonien maatregelen (afijking) een verscherping
der crisis tengevolge zouden hebben.
iii verband met de door de Regeeringen ingediende
opmerkingen, heeft de Commissie het project in November
omge’werkt. Volledige overeenstemming kon echter nog
hiet worden bereikt, daar eenige Delegaties zich hadden
voorbehouden eerst hare Regeeringen te raadplegen.
In de zitting van November hadden de Belgische, En-
gelsche, Fransche, Italiaansche, Nederlandsohe en Z ivi t-
sersche Delegaties, van ineen ing, dat de afijking alle be-langhebbenden in de Rijuscheepvaart betrof, nader in het
ontwerp opgenomen, dat de maatregelen in zake de af-
ijking vastgesteld zouden worden door een Comité, geves-
tigd te Keulen en samengesteld uit zeven leden, waarvan
één benoemd zou worden door ieder der in de Centrale
Coinmi asic vertegenwoordigde Staten. De omgewerkte tekst
was in dezeri zin opgesteld.
De Duitsehe Delegatie, die had voorgesteld om beslis-
siligen inzake de afijking te ,doen treffen door een be
pe rkt Comité, saaneugesteld uit vier vertegenwoordigers
voor :I)uitschland, vier voor Nederland, twee voor België,
twee voor Frankrijk en één voor Zwitserland, welk Comité
zijn zetel in Duisbu rg zou hebben, heeft dooi- mitiddel van
een mnededeeling van de Duitsche Delegatie van S Januari
1934 verklaard, dat de i)uitshe Regeering •hare toestemii-
iiiilig niet kon vcrleeiieii aan een ontwerp, dat naar haar
i nzi eist, cle bevoegdheden der Centrale Comin issie uitstrek-
te tot zaken, welke tot de bevoegdheden der Oeverstaten
behoorden.
De Delegaties der andere vertegenwoordigde Staten heb-ben haar inzicht, dat liet ontwerp-afijking de bevoegdheden
der Commissie niet uitbreidde, gehandhaafd; in deze om-
standighedeic heeft cle Coniniissie in de gewone zitting vals
April 1934 vastgesteld, dat aan het door haar opgestelde
ontwerp geen verder gevolg kon worden gegeven.
jla’nineldbnm-caux.
Een expeclitie-fi ina had zich tot cle Commissie geweuicl
om ii iteen te zetten, dat zich z.g. aaiiuuielclbnreaux hadcleui
gevo rund voor cle Rijn – zoowel als voor de Rij uzeevaa rt. in
welke bureaux vertegenwoordigers van Il)uitsche en Ne-
cleulauidsehe particulieu’e schippers zitting ‘hadden en dat
pogiïigen waren aangeweud out de werkingsfeer van deze
bureaux nog uit te bu-eiden.
1)eze firma betoogde verder, dat deze regeling in haar
tegenwoordigen vorm voor de iiiet-geo rganiseerde expedi-

teurs een ernstig beletsel voor de uitoefening van hun
beroep vornicle en vroeg zich af, of bedoelde organisatie
‘ereenigbaar was uuiet artikel 1 der Akte van rEannheim.
Daar de Duitsehe Delegatie verklaarde, dat de bedoelde
aauimeklbureaux slechts particuliere instellingen zijn, on-afhauikclijk zoowel van eenige Regeeringsinmenging, als van eenige contrôle van publieke lichamen, heeft de Ccii-
trale Conimissie, nota, iremende van deze verklaringen,
zich op het standpunt gesteld, dat de door de vereenigin-
gen vaut particuliere schippers opgerichte aannueldbu reaux,
niet in strijd ‘zijn met artikel 1 van de Akte van Manu-
heini, daar de schippers niet vet-plicht zijn van deze ho-
rcaux gebruik te maken.

IJnificatie van Verkeersstatistieken.
In de XVIIe zitting had de Verkeerscommissie besloten
aan de belanghebbende Regeeringen het rapport van het
Comité voor de unificatie van verkeeusstatistiekeu te doen
toekomen, met verzoek een en ander te willen onderzoeken.
In de XVIIIe zitting heeft de Verkeerscommissie ken-
itis genomen van de ingekomen antwoorden en beraad-
slaagd over de conclusies, welke naar aanleiding van de
ingestelde enquête zouden kunnen worden genomen. In
verband met de verschillende bedenkingen der Regeerin-
gen, heeft zij tenslotte besloten om het onderzoek betref-
fende de unificatie van verkeersstatistieken uit te stellen
tot een gunstiger tijdstip.

Sociale zaken.

Comité van deskundigen voor liet onderzoek der arbeids-
voorwaarden op de voornaamste Europeesche stroomerc.
Daar de Raad van beheer van het Internationaal Ar-
beidsbureau de, op verzoek van enkele vertegenwoordigers, uitgestelde tweede bijeenkomst van ‘bovengenoemd Comité
niet heeft bijeengeroepen, is het onderzoek van de klacht,
ingediend bij de Centrale Commissie, betrekking hebbende
op verschillende sociale kwesties (verzekeringen tegen
ziekte, ongevallen enz.) en in het vorig verslag vermeld,
aangehouden.

Juridische zaken.
Beroepen voor da Commissie.
Bij de Commissie, in hare hoedanigheid van tweede en
laatste beroepsinstantie in vonnissen van Rijuvaartreeht-
banken, werden in 1933 vier beroepen in burgerlijke zaken
aanhangig gemaakt (in 1932 zeven, eveneens in burger-
lijke zaken). Alle zaken ive rden afgehandeld.
In verband met een beuoep voor de Commissie tegen een vonnis van een Nederlandsche Rijnvaartreohtbank,
heeft de Commissie, na te hebben vastgesteld, dat er ge-
bruik ‘was gemaakt van gezegeld papier en dat er griffie-
rechten zijn geheven, nota genomen van een verklaring
der Nederland’sche Regeering, dat: 1. de ‘bij vergissing
geheven griffierechten waren terugbetaald en 2o. dat de
aandacht der bij de bevoegde rechtbanken aangestelde
deurwaarders was gevestigd op het feit, dat in zake Rijn-
vaartzaken de door hen in deze zaken te beteekenen stuk-
ken, zijn vrijgesteld van zegelrecht.
Op een aan de Commissie gericht verzoek om inlichtin
gen in zake den reehtstoestand betreffende de uitvoering
van vonnissen van Rij nvaa.rtreehtbanken in J3elgië en
Zwitserland, was de Commissie van oordeel, dat het niet
op haren weg lag om aan het verzoek gevolg te geven.

Binnenscheepvaartrecht.

Fivenals in vorige jaren werd de Comumnissie im:1 de eerste
zitting van 1933 ingelicht omntm-ent deu.i stand van dc
ratificaties in cle verschillende lauideui der verdragen, aan-
genomen door de Conferentie van binuienseheepvaartreeht
van Genève in 1930. Uit de versohillende verklaringen
blijkt het volgende:
In Duitschland is liet ondeu’zoek der verdragen door de
belanghebbende adruiirnstraties nog niet beëindigd.
Ln België ivaren de ontwerp-wetten, inhoudende de rati-
ficatie van de oveu-eeiikomsten van Genève, die in 1932
door den Ministerraad ivai-en goedgekeurd, nog niet in-
gediend, daar het onderzoek door de administratie van
de te neiiicn maatregelen out cle nationale wetgeving in
overeenstenuniag te b rangen niet dc overeenkomsten, nog
niet was beëindigd.
lui Frankrijk waren de ontwerp-wetten, strekkende tot
ratificatie der oveu’eeukonisten over cle umtificatie van
eenige regels inzake aanvaring, tebockstelling van sehe-
pen, cle zakelijke rechten
01)
schepen eriz., evenals het in
oveu

eenstemuning brengen valt deze ove reenkounsten met
de Frausc-he wetgeving,
01)
9 :Deeemruber 1932 bij de Khuuier
ingediend en hebben in Maau-t 1933 liet onderwerp uitge-
maakt van een gunstig rapport.
In Nedei-laiid is het ouuclerzoek door de administratie

20 Juni 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

541

nog niet beëindigd. In Zwitserland mag de indiening van
een ontwerp in den loop van het jaar worden verwacht.
De stand van werkzaamheden, welke tot het inwerking
treden van bovengenoemde overeenkomsten moeten leiden,
heeft aanleiding gegeven tot het uitstellen van het bijeen-
roepen van het Comité voor binnensoheepvaartrecht met
het oog op het onderzoek der volgende kwesties: huipver-
leening en berging, voorloopig beslag eji burgerlijke be-
voegdheid in aan va ringszaken.
1)aar de 1-leer Rossetti, wegens zijn belangrijken tegen-
woordigen werkkring, heeft moeten aftreden als voorzi
ter van genoemd Comité, heeft de Centrale Comnrissi
Graaf Martin-Franklin tot voorzitter benoemd.

INDISCHE INVOERRECHTEN.

Bij de Staten-Generaal is een Ontwerp ingediend,
dat beoogt een aanvulling te geven op de Indische
Tariefwet en tevens eenige wijzigingen aan te bren-
gen in het tarief van invoerrechten in Nederlandsch-Indië. De wijzigingen zijn van weinig beteekenis. In
hoofdzaak dienen ze om het bestaande tarief te ver-
duidelijken en om één post, die wat zwaar drukte,
te verlagen. Het zou de moeite niet bonen over dit
ontwerp te schrijven, als ook niet werd voorgesteld
om aan art. 3 der Indische Tariefwet een nieuw
onderdeel c van den volgenden inhoud toe te voegen:

,,Voor maehinerieën, werktuigen of toestellen ten be-
hoeve van de inrichting van nieuwe industriëele bedrijven
of van nieuwe onderdeelen van bestaande bedrijven, die
de vervaardiging van nieuwe eindprodueten ten doel heb-ben, alsmede, gedurende een door hem te bepalen tijdvak
van ten hoogste twee jaren, voor in zoodanige bedrijven
of onderdeelen van bedrijven te verwerven grondstoffen
een en ander indien en vooi- zoover het verieenen van die
vrijstelling of teruggaaf naar zijn oordeel in het econo-
misch belang van Nederlandsch-Indië noodig is.”

De Gouverneur-Generaal krijgt ‘hierdoor het recht
belangrijken steun te verleenen aan jonge indus-
trieën. Daar dit recht, wat betreft de bijzondere be-
handeling bij den invoer van grondstoffen slechts
voor maximum twee jaren geldt, blijkt duidelijk de
bedoeling om alleen protectie te verleenen voor een
periode, die noodig kan zijn voor elke nieuwe nijver-
heid om zich aan de bestaande toestanden aan te
passen en zich op te werken tot een toestand van
weerbaarheid tegen buitenlandsche concurrentie. De
Regeering wil dus steun verleenen aan het streven
naar industrialisatie, dat zich in Indië scherp aftee-
kent, maar wil daarbij vasthouden aan den gebieden-
den eisch, dat elke industrie levensvatbaar en eco-
nomisch verantwoord moet zijn.
Dit principe is gezond en men mag aannemen, dat
de Kamers er zich niet tegen zullen verzetten. Mis-schien zal men in sommige kringen voelen voor een
krachtiger bescherming, in andere weer zal men met
tegenzin eraan denken, dat vermoedelijk verscheidene
industrieën zullen verrijzen, die den uitvoer van Ne-
derland, die toch al zoo teruggeloopen is, nog meer
zullen beperken. Als er in onze Kamers een waarlijk
diepe bel
angs
t
e
lli
ng
voor het wel en wee van Neder-
iandsch-Indië is, zou dit Ontwerp van wet aanleiding
kunnen zijn tot een principiëel debat omtrent de
wenscheljkheid van die industrialisatie. Het industrialisatie-probleem is vele jaren geleden
gesteld, toen men onder den indruk kwam van den
zeer snellen bevolkingsaanwas in de Oost. De vraag
kwam toen op, hoe het op den duur mogelijk zou zijn
die steeds stijgende bevolking te voeden als niet werd
omgezien naar nieuwe middelen van bestaan. De land-
bouw alleen zou, volgens velen, niet in de stijgende
behoeften van de dicht-opeengehoopte massa’s kun-
nen voorzien. Men dacht dan voornamelijk aan Java.
Alleen op dit eiland krijgt men wel eens het gevoel
van naderende overbevolking, de Buitengewesten bie-
den nog ruimte voor een ontelbaar aantal werkers.
Men vist echter, dat de Javaan zeer hokvast is en
nam aan, dat hij de voorkeur zou geven aan een
armelijk bestaan op eigen grond boven vat meer
weelde op een ander eiland.

De sterke uitbreiding van de ôultures, het opne-
men van nieuwe landbouwbedrijven (rubber, vezels, tapioca, oliepalmen) hebben echter tot het begin van
de thans heerschende crisis gezorgd, dat het indus-
trialisatie-vraagstuk nimmer akuut werd. Thans ech-
ter doemt het op met beangstigenden aandrang naar
een logische oplossing. Dit is niet •het gevolg van
gebrek aan goede voor ontginning geschikte gronden,
doordat de landbouw zijn maximale uitbreiding heeft
bereikt, maar van den noodtoestand, waarin de land-
bonw-export-bedrjven zijn gebracht door de afslui-
ting van de grenzen hunner voornaamste afzetlanden. Hierdoor zijn ettelijke bedrijven overbodig geworden
en gesloten, aan uitbreiding valt op geen gebied te
denken en nieuwe cultures kunnen niet worden be-
gonnen, zoolang de onzekerheid
blijft
bestaan, die
het autarkie-streven over de wereld brengt.
Landen als Nederlandsch-Indië, die zich, hun bij-
zondere eigenschappen volgend, er steeds op hebben
toegelegd de wereld van grondstoffen en landbouw-
gewassen te voorzien en de daarvoor in ruil nijver-
heidsproducteu kochten, zijn door de moderne afslui-
tingspolitiek in een moeilijke positie gebracht. Ze
kunnen hun producten moeilijk plaatsen en ze kun-
nen daardoor veel minder industrie-producten op-
nemen dan vroeger. De bevolking vindt in de nood-
lijdende groot-lanclbouwbedrijven niet voldoenden
arbeid meer, er is in •bewoonde streken te weinig
grond voor den betrekkelijk extensieven inlandschen
landbouw, men’ moet dus nu wel heel ernstig over-
wegen of het
mogelijk
is de werkbooze bevolking in
fabrieken aan den slag te krijgen. Men zal daar de
producten moeten maken, die men vroeger koopen
kon, d.w.z. ruilen tegen eigen la
n
db
ouw
pro
d
uc
t
en
.

De inlander houdt over het algemeen niet van
fabrieksarbeid. Déérboopend werken is hem een gru-
wel, en in alle bedrijven klaagde men steeds over de
ziekte van •het absentëisme. Men wist, dat er elken
dag een zeker aantal arbeiders niet zou binnenkomen,
soms steeg het percentage afwezigen tot veertig. Er
was geen behoefte aan en geen verlangen naar roo-
kerige fabriekssteden en stellig zal er nimmer geest-
drift bestaan voor den boopenden band.

Zoo zal ‘het wel in zeer veel landbouwstaten zijn,
die den nood der crisis thans hard op zich voelen
drukken en waar men nu evenals in Nederlandsch-
Indië een uitweg zoekt in industrialisatie.

Het tropenklimaat is weinig verlokkelijk voor
fabrieksarbeid. Toch heeft men in Indië steeds eenige
nijverheid gehad en zonder twijfel zou deze zich ge-
leidelijk hebben uitgebreid, waarbij dan allereerst
industrieën aanpassend aan de landbouwbecirijven in
aanmerking zouden zijn gekomen. Thans echter dwin-
gen de omstandigheden tot een ontwikkeling, die bij
een vrij verkeer zeker nog niet r.ou zijn ontstaan.
Stellig ware het aangenamer als Indië suiker nog
tegen nijverhei’dsproducten ruilen kon. Dat gaat ech-
ter niet meer en daarom wordt men den weg der in-
dustrialisatie opgedrongen.

Het ingediende Ontwerp van Wet wil van den nood een deugd maken en nieuwe industrieën over de eer-
ste moeilijke jaren heen helpen. In de Moniorie van
Toelichting staat nadrukkelijk, dat de faciliteiten be-
perkt moeten worden tot die gevallen, die economisch
verantwoord zijn. Er zullen dus geen ‘broeikas-bedrij-
ven worden gefokt, die te gronde zouden moeten gaan
als de wereld weder tot bezinning komen zal. Men
kan dus niet anders dan de noodzaak van dit ont-
werp, ook voor onze Nederlandsche industrie, ‘betreu-
ren en ‘het desniettemin met instemming aanvaarden.

Het is te hopen, dat het Nederlandsche kapitaal
van den steun, die nijverheidsbedrijven op deze wijze
kunnen verwerven, zal weten te profiteeren en dat
dit nieuwe terrein niet aan het buitenland zal worden
overgelaten. Th. L.

542

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Juni 1934

DE NIEUWE REGELING VAN SURSÉANCE VAN BETA-
LING, DE GELEGENHEID TOT ACCOORD OPENENDE.

Een van de belangrijkste grondslagen van het
kapitalistisch stelsel is, dat men zijn schulden be-
talen moet; de handeisman, die dit niet doen kan,
wordt in zoo’n stelsel als miuderwaardig uitgestooten,
zijn crediet is vernietigd, in verschillende landen
wordt hij van politieke rechten beroofd. Dit is begrij-
pelijk wanneer men beseft, dat dit productiestelsel
de beteekenis van ht particülier bezit verscherpt en
cle betrouwbaarheid van het crediet een van de levens-
eischen ervan is.
Men heeft daaibij sinds lang de noodzakelijkheid
gevoeld een verschil te maken tusschen het gebrek
aan solvahiliteit en het gebrek aan liquiditeit van
den schuldenaar. In het eerste geval trad faillisse-
meut op, in het tweede was surséance van betaling
mogelijk. Deze laatste kon dus alleen bestaan, voor
zoover men kon voorzien, dat de schuldenaar over
eenigen tijd wèl aan al zijn verplichtingen zou kun-

nen voldoen.
Na den oorlog is een verzwakking ook van het
kapitalistisch beginsel, dat men zijn schulden betalen
moet, opgetreden.’ De belangrijkste oorzaak daarvan
is, volgens mij, dat de Bolsjewiki hunne oude schul-
den niet alleen niet betaald hebben – dit hëbben ten-
slotte alle landen, die inflatie pleegden na den oor-
log ook niet gedaan – maar daarenboven uitdrukke-lijk zegden, dat zij dit niet zouden doen, en dat hun toch nieuwe credieten verleend zijn. Daaruit bleek,
dat dezen grondslag miskend kon worden; men ziet
aan Duitsohland, dat het die les ter harte neemt.
Hetzelfde verschijnsel, dat wij aldus tusschen de
volkeren zien optredelL treedt ook op binnen het be-
perkter kader van de onderlinge verhouding tusschen
de burgers. Het genoemde ontwerp van wet is er
een nieuw bewijs van. Nadat in 1925 de voorwaarden
voor de verleening van surséance reeds verzwakt
waren in dien zin, dat het hiervoor niet meer noodig was, dat vooruitzicht op algehcele betaling bestond, maar dat zij ook kon worden verleend, wanneer niet
bleek, dat algeheele betaling niet te verwachten was,
wordt door deze wet de mogelijkheid van surséance
geopend 6ék voor het geval, dat vaststaat dat alge-
heele betaling der schuldeisch’ers niet te verwach-

ten is.

De surséance van betaling heeft zich in Nederland over het algemeen geen groote populariteit verwor-ven. Waarschijnlijk hangt dit samen met het feit, dat
ons faillissementsrecht ook voor niet-kooplieden geldt.
De gevolgen van gebrek aan liquiditeit bij deze niet-kooplieden is of wel betrekkelijk gemakkelijk te on-
dervangen, doordat de crediteur eenig geduld oefent,
wat meestal geschiedt; of wel beteekent gebrek aan
liquiditeit vrijwel steeds tevens gebrek aan solvabili-
teit. Slechts sporadisch kwamen verzoeken tot sur-
séance voor. In de laatste jaren is dit, door oorzaken
waarover ik straks nog spreken zal, anders geworden.
Het bleek toen, dat de belangen van de schuldeischers
gedurende den tijd, dat het verzoek om surséance
hing, niet voldoende gewaarborgd zijn. In deze lacune
voorziet het ontwerp van wet, hoofdzakelijk doordat
de Rechtbank terstond na de indiening van het ver-
zoek surséance verleent, zoodat onmiddellijk de gevol-
gen hiervan kunnen intreden, en aan het zelfstandig
handelen van den schuldenaar een einde wordt ge-
maakt. De verleening van de surséance door de
schuldeischers zal nu ‘heeten: definitieve verleening

der surséance.

De belangrijkste wijziging, die het ontwerp voor-ziet, is ondertusschen de mogelijkheid die voor den
schuldenaar geopend wordt tijdens de surséance een
accoord aan zijn schuldeischers aan te bieden, dat een
dwingend karakter zal krijgen, zoodat hij toestem-
ming van % der erkende en toegelaten schuldeischers,

welke
3/4,
der erkende en toegelaten schuldvorderin-
gen vertegenwoordigen het accoord ook voor de an-

dere schuldeischers bindend zal zijn. Een regeling, die dezelfde is als
hij
het accoord bij faillissement.

Het openen van deze mogelijkheid is het gevolg van
een ontwikkeling, die zich in de practijk heeft voor-
gedaan; meermalen wordt door een schuldenaar, die
in moeilijkheden verkeert, aan zijn gezamenlijke
schuldeischers een regeling aangeboden buiten fail-lissement. Familieleden of vrienden willen hem bij-
staan om de bezwaren aan een faillissement verhon-
den te voorkomen; onder voorwaarde, dat dit wordt
vermeden
zijn
zij bereid zekere bedragen beschikbaar
te stellen; vele crediteuren zijn bereid hiermede ge-
noegen te nemen; soms zijn enkele crediteuren, die
een klein bedrag te vorderen hebben ‘hier echter niet
toe genegen en zij kunnen de regeling doen misluk-
ken; daardoor wordt dikwijls deze ,,gelukkige” oplos-
sing onmogelijk gemaakt. De ‘boedel van het faillisse-
ment brengt dan soms aanzienlijk minder op, omdat,
eenmaal het faillissement uitgesproken, de genoemde
familieleden of vrienden niet meer tot offers bereid
zijn, ook niet voor de aanbieding van een accoord,
omdat de credietwaardigheid van de zaak, die men
redden wilde, toch door het eenmaal uitgesproken
faillissement ondermijnd is.

Door het dwangaccoord tijdens de surséance van
betaling, waardoor dit tot een verzacht faillissement wordt, zooals de Memorie van Toelichting haar dan
ook noemt, vil men nu deze individualistische credi-
teuren beletten het volle pond voor zichzelf te eischen
en hen verplichten met een, door een gequalificeerde
meerderheid aanvaarde regeling genoegen te nemen.

Of van deze mogelijkheid tot schikking veelvuldig ge-
bruik zal worden gemaakt, hangt af van de publieke
opinie, die zich omtrent een dergelijke oplossing zal
vormen. liet is duidelijk, dat, wanneer een dergelijk
accoord mogelijk wordt gemaakt naast het accoord
tijdens het faillissement, dit alleen beteekenis heeft, omdat nu eenmaal tegen de publiciteit en de sociale
clepreciatie, die uit een faillissement voortvloeien, groote bezwaren bij ‘de dehiteuren en degenen, die
hen bij de aanbieding van een accoord moeten ‘helpen,
bestaan, zooclat aangenomen kan worden, dat deze nog
wel een accoord zullen aanbieden, wanneer dit fail-
lissement wordt vermeden en niet meer wanneer het
faillissement is uitgesproken. Met andere woorden,
iemand, die niet mcci- solvahel is, wordt niet uitdruk-
kelijk verklaard, niet meer solvahel te zijn, om hem
aan te zetten zijn best te doen om de crediteuren nog
zooveel mogelijk tegemoet te komen.

Een van de grootste voordeelen, die aan het onder-
hanclsche accoord verbonden is, ni. dat de kennis-
neming daarvan beperkt wordt tot een kleine kring
van menschen, moet men door een accoord bij sur-
séance van betaling natuurlijk missen. Evenals het
faillissement zal de surséance ter algemeene kennis
moeten worden gebracht, al kan daarbij terzelfder tij’d
worden medegedeeld, dat een accoord wordt aange-
boden. Tot hiertoe werd ‘de publicatie van een ver-
zoek tot surséance door dle meeste schuldenaren als
vrijwel even ontwrichtend voor hun crediet-positie beschouwd als de publicatie van hun faillissement.

Wanneer deze meening
blijft
bestaan, zal er voor het

accoord buiten faillissement niet publicatie, weinig
ani’mo bestaan en zal van dle nieuwe instelling waar-
shijnlijk niet veel gebruik worden gemaakt. Ont-
staat echter de meening, dat het treffen van een
dergelijk accoord, ook al wordt het publiek, de toe-
komstige positie van den debiteur minder aantast,
dan is het mogelijk, dat het een breede ontwikkeling

tegemoet gaat.
De verzwakking van den eisch, dat men zijn schul-
den betalen moet, is in dezen tijd begrijpelijk, omdat
het langzamerhand gemeengoed is geworden, dat de
schulden aanzienlijk verzwaard zijn door de sterke

waardestijging van het geld.

Het is ‘dan ook niet te verwonderen, dat de vol-
keren, die aan het behoud van het zuiver kapitalis-

20 Juni 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

543

tisch stelsel het meest gehecht zijn; als Engeland en
de Ver. Staten, er op zeker oogenblik voor zorg heb-ben gedragen, dat een verdere verzwaring van schul-
denlast niet optrad. In die landen, waar men de fic-
tie van de identiteit van de geldeenheid van 1929 en
die van 1934 wil handhaven, is men daardoor weer
tot verdere ficties verplicht. De debiteurenlanden
worden verplicht tot de fictie, dat storting in een
nationale kas, betaling aan een huitenlandschen cre-
diteur heteekent. De boer-grondeigenaar, wordt ge-
holpen met de fictie, dat een door reglementeering verkregen prijs als richtsnoer van de productie kan
worden gebruikt. De boer-pach ter, wordt geholpen
door de fictie, dat men hem in zijn particulieren
nood tegenioet komt, terwijl voor een deel het sociale
verschijnsel van de waardestijging van het geld oor-
zaak is van de onmogelijkheid, waarin hij zich be-
vindt de pacht te betalen. De Memorie van Toelich-
ting wijst ook bij dit ontwerp er weer op, dat de
atnbieding van een accoord buiten faillissement van
belang is als een voorziening op het gebied van het
executierecht, welke speciaal beteekenis heeft in
de bijzondere tijdsomstandigheden, waaronder wij ver-
keeren. Wie gedeeltelijk zijn schuldeischers betaalt,
wanneer hij in nood is, wil men niet als insolvent
laten gelden en daarom wordt het faillissement zoo
mogelijk voorkomen.
Het groote probleem van de hypothecaire schulden
is hierbij nog niet aangevat, want ook bij deze rege-
ling
blijven
de hypothecaire schuldeischers hunne
rechten ten volle handhaven. Wanneer men cle mdi-
vidueele behandeling van de gevallen, waarbij aan-
passing noodzakelijk is, zooals het Nederlandsch
systeem is, verder wil doorvoeren zal nien tenslotte ook
dit prohleem niet buiten beschouwing kunnen laten.
Ook hier heeft reeds gedeeltelijke ,,aanpassing” plaats
gehad, hetzij door publieke, hetzij door stille executies.
Ik blijf hij de meening, dat deze individueele behan-
deling een zoo groote verplaatsing van het bezit op
dikwijls zeer willekeurige wijze teweeg moet brengen,
dat daardoor de grondslagen, waarop ons productie-
stelsel berust, in hooge mate worden verzwakt.
Als crisismaatregel past dus het ontwerp in het
gevolgde vysteem, maar dit systeem kan ik niet toe-
juichen en het is volgens mij op den duur niet door
te voeren. Als maatregel van verdere strekking lijkt
mij de regeling niet bijzonder doeltreffend, omdat,
naar ik ineen, de puiblieke opinie, het verzacht fail-
lissement, waartoe men de surséance van betaling
met gelegenheid tot accoord wil maken, door de pu-
blieke opinie zal worden beschouwd als datgene, wat
het in werkelijkheid is: een faillissementsaccoord, dat
de voordeelen van de stille regeling buiten faillisse-
ment, die hij medewerking van crediteuren wel eens
slaagt, niet zal bezitten. De heele geest van het out-
w’erp verraadt mi. de te uitsluitend juridische op-
vatting van onze juristen, die de sociologische func-
tie, die ‘het recht heeft al te zeer in het gedrang laat
komen. Men kan tenslotte geen juridische regeling
omtrent een bepaald maatschappelijk verschijnsel tref-
fen, wanneer men zich van de sociologische ‘beteeke-nis van dat verschijnsel geen rekenschap geeft. Ondertusschen is het te hopen, dat het wetsontwerp
wordt aangenomen. Eenig nadeel zie ik niet, dat er
uit zal kunnen ontstaan en het is mogelijk, dat het
in sommige gevallen tot een redelijke oplossing kan
leiden, die anders niet zou zijn bereikt, terwijl de
maatregelen om hij surséance onmiddellijk de noodige
waatborgen voor crediteuren te scheppen, in elk geval
aanbeveling verdienen. R.
VAN GISNECHTEN.

DE KANSEN VAN DE NEDERLANDSCHE INDUSTRIE

IN NEDERLANDSCH-INDIË.

.Geljk in de vorige beschouwing reeds te berde
gebracht,
1)
is het voor de bevordering van den uit-
voer van Nederland naar Indië van primair belang,.
dat de Nederlandsche fabrikant meer
eigen
ervaring
opdoet wat betreft de Indische markt en haar arheids-
sfeer, waartoe een onmiddellijk zakenverkeer met den
overzeeschen handelaar zelf een eerste vereischte is.
Ten vooibeeld hiervnn moge o.a. worden geveze
op ‘de resultaten van het ,,British Empire” met zijn
export naar
Britsch-Indië,
welke nu reeds jaren (met
succes) is ingesteld op een zoo nauw mogelijk con-
tact tusschen ‘den producent en den consument. Ver-
gelijkt men het Britsche aandeel in den Br.-Ind. im-
Port – pl.m. gemiddeld 48 pCt. over het tijdvak 1927
t/m. 1933 – met het invoerpercentage voor Neder-land (zeg 10 pOt. in 1933) in
zijn
koloniaal gebied,
dan blijkt wel – ook al wordt rekening gehouden
met Engeland’s grooteren industrie-,,output” – dat het Britsche éérdere inzicht niet oubeloond is ge-
bi even.

Overigens mag zeker nog wel worden geconstateerd,
dat de Britsche exportfabrikant over het algemeen
beter is georiënteerd omtrent de handelstoestanden en -verhoudingen rondom Bomhay, Calcutta, Ran-
goon etc., dan het meerendeel zijner Nederlandsche collega’s wat betreft de situatie op Java of Sumatra.
Alweer een ‘gevolg van de omstandigheid, dat onze
industriëelen niet zèlf hij den handel in den Archipel
betrokken zijn en dus feitelijk ook geen aanleiding
hebben om zich daarvoor, om zoo te zeggen, meer dan
,,toevallig” te interesseeren. Gelukkig is dit verschijn-
sel niet ,,algemeen” waar te nemen, ja zelfs
minder
dan nog enkele jaren geleden het geval was; maar toch zal er nog ‘heel wat moeten verbeteren, resp.
zal er in dan lande met betrekking tot Ned.-Indië en
zijn toekomst nog
véél
moeten worden gepropageerd,
alvorens in een breederen kring van de Nederland-
sche industrie het nut en het
voorrecht
van een over-
zeesch arheidsveld ,,hinnen •het eigen rijksgehiecl” in een voldoende mate zal worden gewaardeerd.
Het geregelde luchtverkeer van onze energieke
K.L.M. brengt Indië steeds dichter bij het
Moeder-
land;
éérlang wellicht reeds binnen de zes dagen en
twéémaal per week!
Maar het voert Indië
tevens
gemakkelijker naar
Europa
en
omgekeerd,
hetgeen impliceert dat ook
andere Europeesche producenten zich meer tot onzen
Archipel, met zijn ,,open” ‘deur, zullen aangetrokken
voelen.

Hoe éér en hoe méér de Nederlandsche exportin-dustrie zich nu van een debiet op de Indische markt
verzekert, des te minder behoeft de Indische hande-
laar zich dan voor soortgelijke producten naar elders
te wenden.

Nu zal door een
samengaan
van belanghebbenden
het hiergestelde doel van ,,nauwere ‘betrekkingen” al-
licht beter en spoediger worden bereikt dan wanneer
door-elken-fabrikant-voor-zich
,,individuëel”
wordt
geageerd. Hetgeen trouwens, in veibancl met de ven-
schelijkheid van goede vertakkingen alom in het uit-
gestrekt gebied, voor velen wel een onuitvoerbare en

in ieder geval bovenmatig kostbare handeling zou be-
teekenen.

Vandaar dan ook het groote ‘belang of beter gezegd:
cle noodzakelijkheid
van het tot stand komen (bren-
gen) van een
centraal lichaam
(consortium of syn-
cli caat), dat met de onderscheidene industriebedrijven,
die naar uitbreiding van zaken met Indië zoeken, in
overleg treedt en deze vervolgens in enkele combina-
ties (van onderling niet-concurreerende fabrieken)
samenvoegt.

Daarnevens zoekt de bedoelde ,,exportcentrale” –

1)
Zie
E.-S. B. van 6 Juni 1934.

544

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Juni 1934

ten dienste van elke als bovengevormde industrie-
groep – dan naar overeenstemming met enkele be-
kwame hier te lande resideerende personen, die in
den overzeeschen handel hun sporen verdiend hebben
en die bereid zijn om – onder de auspiciën van het
Syndicaat – ginds in een hun bekend rayon
uitslui-

tend
voor een bepaalde
Nederlandsche
combinatie te
opereeren; en/of met de diverse overzee in elk cen-
trum gevestigde ,,dwerg”-importfirma’s vaak één-
of twéémans-bedrijfjes, goed geïntroduceerd doch
financiëel-gelimiteerd -, die vermoedelijk wei even
gaarne voor het onderhavige doel te vinden zijn.
Zoover gevorderd, zorgt het Syndicaat, q.q. de
,,centrale”, voor de vorming van een afzonderlijke on-
(lerneming (NV.) met een bescheiden kapitaal, waar-in wordt deelgenomen door het Syndicaat en de (ge-
zamenlijke) fabrikanten elk met
%
deel, terwijl het
restant korne voor rekening van den betreffenden
groeps-agent of -vertegenwoordiger, die de onderne-
ming beheert. Daar dit fonds uitsluitend dient tot
dekking der overzeesche bedrijfslasten (minus de
commissies), zal met zeg
f 25/50.000,—
per onderne-
ming, al naar gelang het rayon, kunnen worden vol-
staan.
De bedoeling is nu, dat iedere fabrikant door mid-
del van die onderneming zijn producten direct ver-
handelt met den overzeeschen tussehenhandel en elk dus dok het deicredere loopt van zijn eigen leveran-
ties. De volle opbrengst der goederen – minus on-
kosten en commissieloon – komt zoodoende ten goede
van den fabrikant, die aldus
weet
en
ervaart
hoe zijn

Indische belangen worden behartigd. Welke commissie-norm dient te worden aangelegd,
‘hangt af van den aard van elk artikel en van den
afzet in een bepaald rayon. En wèlke fabrikaten voor
het doel in aanmerking komen, is eveneens nader te
bezien, alhoewel in algemeenen zin gesproken, álle
z.g. ,,verbruilcs”-artikelen ginds een goede kans kun-
nen maken. Wat de selectie van artikelen betreft,
diene wel een uitzondering te worden gemaakt voor
de belangrijke textielproducten (met name die van
Twenthe en Helmond ‘b.v.), welker bediening ginds te véél aandacht en zorg vereischt – en die trouwens
in Ned.-Indië al goéd en voldoende vertegenwoordigd
zijn – om in een. dusdanige combinatie te worden

ingeschakeld.
Dat
bij
eene in bovengeschetsten zin goed-doorge-
voerde actie voor een
ruimere
en méér
doeltreffende
distributie ten behoeve van
iederen
fabrikant kan
worden zorggedragen, ligt voor de hand, wijl het
,,crediet-risico” in dit geval ten opzichte van een be-

paalden kooper over een
aantal
leveranciers verdeeld

wordt.
* *
*

,,Crediet”
en
,,risico”:
twee belangrijke factoren,

die hier wel even onder de loupe mogen komen.
Wat den gebruikeljken crediettermijn aangaat,

méér dan
twee-
en in sommige gevallen hoogstens
drie maanden
crediet behoeft in Indië thans zeker
niet (meer) te worden verleend. De credietwaardig-
heid van de koopers is wel vrij goed na te gaan en de solvabiliteit is op het moment over het algemeen wel gunstiger dan b.v. enkele jaren geleden; de tusschen-
handel heeft zich ginds al geleidelijk aangepast aan
de gewijzigde omstandigheden.
En wat het gevaar voor déconfitures betreft, vestige
men de aandacht øp de ‘bestaande (semi-officiëele)
Nederlandsche Exportcrediet-Verzelcering Maat-

schap pij.
Rest nog een antwoord te geven op de vraag, op
welke wijze het beoogde
Export-Syndicaat
opgericht

zal moeten worden, resp. wie zich daar véér moe-
ten spannen en een behoorlijke financiëele deelneming
moeten durven nemen. En dan meenen wij, dat in de
eerste plaats de Indische banken en reederjen daar-toe den stoot moeten geven, doch ook onze diverse
andere bankinstellingen en scheepvaart-maatschap-

pijen zich niet onbetuigd mogen laten. Het belang
van onzen overzeeschen export houdt nl. geenszins op
bij het verkeer met Ned.-Indië. Nog zoovele andere
overzeelanden verdienen op overeenkomstigen grond-
slag vanwege onze industrie bewerkt te worden.
Vandaar dan ook, dat de omvang van het vereisch-
te syndicaats-kapitaal moeilijk zou kunnen worden
geraamd. Voor den dienst in Ned.-Indië alléén zou
met een fonds van b.v.
f
Y4
millioen reeds véél kun-
nen worden bereikt.

Van hoeveel gewicht de totstandkoming van een
dusdanig ,,organiseerend” lichaam voor onze indus-
trie zou zijn en 66k, welk een moreelen steun zijn
participatie en toezicht in de te vormen ondernemin-
gen zou beteekenen, behoeft zeker geen toelichting.
Véél van de angstvalligheid van (nog) het meereu-
deel onzer fabrikanten om direct met Indië aan •den
slag te .gaan – waartoe de wil reeds aanwezig is en
de wensch reeds geuit – zou dan wei verdwijnen.
Dat niet iedere aldus in het leven geroepen Indi-
sche vesti.ging
van stonde aan
met winst voor de on-
derneming zèlve zal werken en dat hier en daar wel
een verliespostje zal te boeken zijn, spreekt vanzelf.
Doch bij een zuinigen opzet, die in Indië thans te
vormen en in ‘de toekomst te bestendigen is, zal het
resultaat voor alle betrokkenen
ongetwijfeld
mee-
vallen.

Althans voor de industrie en haar werkers, die het
zonder een behoorlijken uitvoer
niet
goed kunnen
stellen en al evenzeer voor ‘het ‘bank- en scheepvaart-
wezen, die er
zijdelings
min of meer aan verbonden
liggen.
Mocht echter, onverhoopt, het particuliere bedrijfs-
leven terzake deze zoo hôôgst-belangrjke materie te-
kort schieten, ligt ‘het dan niet op den weg onzer
Regeering om – indachtig het advies van de com-
naissie-Bruins – regelend op te treden?

Heeft onlangs oud-Minister Verschuur niet nog
gezegd: ,,Wij moeten en zullen exporteeren, of zullen
Sndergaan”! – Welnu dan, wie neemt het initiatief
om Nederland en Indië economisch dichter bijéén te
brengen?
H. F. N.
NIEUWENHUIS.

STANDARDISATIE VAN LAND- EN TUINBOUW.

PRODUCTEN.

De klachten over wanverhouding tusschen land-
bouw- en detailprijzen blijven aanhouden. Eenerzijds
klaagt de landbouwer over te lage uitkeeri.ng voor
zijn aardappelen etc., anderzijds klaagt de verarmde
stedelijke bevolking over te hooge detailprijzen voor
deze producten. De tusschenkom’st van ‘de regeering
om den producent vergoeding voor kosten en een
matige winst te verzekeren heeft niet voor alle arti-
kelen dit gewenschte resultaat ‘doen zien. Te ver-
w’mnderen is dit niet. In de eerste plaats is de agra-
rische productie afhankelijk van omstandigheden, die

wij slechts voor een klein gedeelte kunnen beheer-
schen, zoodat nu eens de oogst de verwachtingen
verre overtreft, dan weer daar verre beneden blijft.
Oogstschommelingen van
50
pOt. zijn niet zeld-
zaam; voor een inelastisch product als aardappelen
of een aan bederf onderhevig product als bloemkool
brengt dit buitengewone
prijsdaling
met zich mee,
terwijl een product met meer elastische vraag uit
den aard ‘der zaak beter op peil
blijft.
Deze kwestie
vraagt een onderzoek en kan niet uitgesteld worden.
Niets is bekend ‘hier te lande omtrent de elasticiteit
van ‘de vraag naar onze producten en toch ziet de
regeering zich ieder oogenblik voor de noodzakelijk-
heid gesteld in te grijpen in het prijsmechanisme.
Maar hoe kan zij dat doen, zonder dat haar de noo-
di.ge gegevens ter beschikking staan? Bepei±ing van
het aanbod is het wapen, waarvan zij zich bedient
om tot een behoorlijke
prijs
te komen, doch in de
eerste plaats heeft zij noodi.g te weten
hoeveel
het

20 Juni 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

545

aanbod beperkt moet worden, om met eenigen grond
te kunnen verwachten: a. dat de producent een he-
hoorlijken prijs krijgt;
b.
dat de consument door de
prijspolitiek van de regeering zijn verbruik niet ver-
mindert. Stichting van een economisch bureau lijkt
mij dringend noodzakelijk, ‘dat zich onmiddellijk moet
bezighouden met de vraag hoe het verbruik reageert
van melk, ‘boter, etc. op een prijsschommeling, hij
welken prijs wij een stabiele productie kunnen ver-wachten, wanneer een aagekondigde prijswijziging
effectief wordt ten opzichte van het aanbod. Im-
mers het is dutd.elijk, dat een verhoogin.g van de
vieeschpri.jzeu, of een verlaging van de voederprijzen
slechts in de toekomst het aanbod van vleesch be-
invloeden zal.

Naast deze twee moeilijkheden:
a. onzekerheid van de grootte van den oogst;
b.
on-
bekendheid met elasticiteit van de vraag naar ver-
schillende productie, komen maatregelen van de ons
omringende landen ons nieuwe bezorgen, getuige het vaststellen van het invoerrecht op druiven gedurende
dc maand Juli op 75 R.M. door Duitschiand, waar-
toe de handeisverdragen met Nederland en Frank-
rijk de mogelijkheid lieten. Deze zware heffing zal
het exporteeren naar Duitschiand in ‘die maand wel
tot de zeldzaamheden maken en vanzelf brengt deze nu hier te plaatsen hoeveelheid weer sterk verstoord
evenwicht met zich.
Intusschen verzuimt de land- en tuinbouwer ge-
bruik te maken van een gelegenheid, zijn arbeid
eeni.gszins beter te zien beloond, dan tot nu toe het
geval is geweest.
De. arbei’dssplitsin’g, •die zich de laatste 30 jaar ool
meer en meer in den land- en tuinbouw, heeft voort-
gezet, is oorzaak, dat de producent hoe langer hoe meer van den consument is afgegroeid. Het aantal
producenten, dat zelf bij de klanten boter, eieren,
groenten, fruit bezorgt, is zeer gering geworden; het handelsapparaat heeft ‘de functie van distributie, op-
slag, op zich genomen en zich tusschen producent en consument geplaatst. De belooning iTan dezen klein-handelaar is altijd een ruime .geweest in vergelijking
met hetgeen de producent voor zijn diensten ont-
ving, doch in de laatste jaren mag men gerust spre-
ken van een wanverhouding.

Buy, artikel a. wordt op de veiling in 1928 ver-
kocht voor 10; in ‘den kleinhandel werd ‘dit dan
verkocht voor 30; de ,,handelsonkosten” zijn dus. be-
rekend op 20. Door de deflatie is het artikel in 1934
in
.
den klein’handel niet meer te plaatsen boven 20.
Ongelukkigerwijze voor den producent hebben de
,,han’delsonkosten” als meest onbeweeglijke ‘groep zich
practisch op het oude punt gehan’dhaaf’d; bonen,
huren, belastingen, zijn, ondanks de deflatie, of op
het oude niveau gebleven, of onvoldoende gedaald,
zoodat wij voor deze groep van onkosten in 1934 nog moge berekenen 18, met gevolg, dat voor den produ-
cent nog een prijs overschiet van 2. Daling van den
detailprijs met % gaat hier samen met waardedaling van den producenteuprijs met
4/5
van zijn oorspron-
kelijke waarde, eeli voorbeeld, dat niet met de werke-
Iijkheicl in strijd is.

Daar het niet aan te nemen is, ‘dat in deze politiek
gauw verandering zal komen door nl. ook de handels-

onkosten tot % van 20 = 13V3, terug te ‘brengen,
waardoor voor den producent dus 6% ‘in plaats van 2
over zou blijven, ziet de land- en tuinbouwer zich
genoodzaakt langs een anderen weg een gedeelte van
de handelsonkosten tot zich te trekken. Hij kan dit
doen door de goederen dichter bij den consument te brengen, niet dat hij zelf weer dagelijks zijn klanten
gaat bezoeken als vroeger, doch hij kan dit op een
andere manier. Wanneer hij zijn producten, die ‘daar-
voor geschikt zijn, in kleine hoeveelheden verpakt,
en ze onder een handelsmerk bij den groenteboer be-schikbaar stelt, dan heeft de consument de vakkennis
van den groenteboer, die hij nu noodig heeft voor
een goede keuze uit de vele soorten en variëteiten
niet meer noodig.

De diensten van den tusschenhan.delaar vorclen
daardoor teruggebracht tot het overhandigen van
een verpakt artikel, waarvoor de belooning niet hoog behoeft te zijn. Maakt men voor deze standaardmer-
ken een intensieve reclame, dan zal het publiek zich
gaarne tot dit merk wenden, omdat het dan niet meer

voorkomt, dat vandaag de rhabarber aangenaam van
smaak is en morgen oogenschij.nlijk dezelfde soort
niet te genieten is. Soortgelijke verschillen doen zich
met allerlei producten voor. Aardbeien, appels, bes-
sen; herhaaldelijk koopt de niet-deskundige een heel ander product, dan hij meende, wat niet bevorderlijk
is aan een geregelde afname. Niet alle artikelen zul-
len er zich toe leenen, doch zeer zeker winter-aard-
appelen, Zeeuwsche uien, Brabantsche bellefleuren,
kleiperen, winterwortelen, Bredasche spruiten enz.,
die keurig verpakt in kleine hoeveelheden gretig af-

trek zullen vinden. De prijs, die de consument be-
taalt, moge dan nog wel wat ‘dalen, dat lijkt mij voor
den producent geen bezwaar, gezien het zeer groote
percentage van onze bevolking, dat weini’g of geen

groente en fruit gebruikt (gebruiken kan). De afzet
zal daardoor ver.groot worden tot welzijn van het volk
en den producent, die voor zijn gestaudaardiseer.d pro-
duct, tegen lager prijs in den detailhandel verkocht,
een grooter bedrag krijgt dan hij de huidige toestan-
den, waar zeer hooge ,,tusschenkosten” mede oorzaak
zijn van:
le. onvoldoende verbruik door den consument;
2e. onvoldoende ontvangst voor den producent.
Talloos zijn de voorbeelden waaraan de land- en
tuinbouw zich in dat opzicht kan spiegelen, ook in
den handel in levensmiddelen, bv. besohuit, jam,
thee, sardines, ansjovis etc.
Toch blijft er eenig verschil met de meeste van
boveubedoelde artikelen; immers hier wordt de detail-
prijs meestal door den producent vastgesteld. Bij de
land- en tuinbouwprodueten zal dit niet gauw moge-
lijk zijn, mijns inziens verzetten zich daartegen:
de steeds wisselende marktpositie van de meeste artikelen; vlugge aanpassing van den detailprijs ‘hier-
aan is eerste eisch;

het zeer groot aantal producenten, dat buiten
iedere Organisatie staat.

C. BRAKMAN.

DE RIJKSMIDDELEN OVER MEI 1934.

liet totaalcijfer van de opbrengst der Rijksmidde-
ben over de maand Mei jl. lijkt niet zoo ongunstig,
vergeleken met dezelfde maand van het vorige jaar. Indien wij ons even bepalen tot de ,,Overige midde-
len” van Afdeeling II van den staat, ‘die een behoor-
lijke ‘basis van vergelijking opleveren, blijkt, dat de
ontvangsten ditmaal
f
30.297.300 hebben bedragen,
hetgeen een vooruitgang beteekent van
f
4.756.200.
De gemiddelde maandraming werd evenwel niet ‘be-
reikt (tekort
f
1.912.500). Bij nadere beschouwing
blijkt de vooruitgang bij het vorige jaar dan ook uit-
sluitend te zitten in de omzetbelasting en de coupon-
belasting, die het vorige jaar nog niet werden ‘gehe-
ven. Laat men deze beide middelen buiten beschou-
wing, dan blijken de resteerende middelen ditmaal

f
962.300 minder te hebben opgeleverd ‘dan in de
maand Mei 1933, terwijl zij
f
305.900 bij cle maand-
raming zijn ten achter gebleven.
Slechts de gedi’stilleerdaccijns, de bieraccijus, de registratierechten en de boodsgelden vertoonen een
hooger op’brengstcijfer. Neemt men bovendien nog in
aanmerking, dat de bieraccijns in Mei 1933 door bij-
zondere omstandigheden een abnormaal lage op-brengst verschafte, dan zal wel duidelijk zijn, dat
de loop der middelen nog geen reden geeft tot tevre-
den’hei d.
De totale opbrengst over ‘de eerste vijf maanden
van het jaar beliep
f
131.032.000 tegen
f
123.852.700

546

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Juni 1934

in hetzelfde tijdvak van 1933. De vooruitgang be-
droeg derhalve
f
7.179.200. Veel ongunstiger staat

het er met de raming voor; het nadeelig verschil be-
draagt te dezen opzichte
f
30.017.000. In dit laatste

bedrag wordt echter voor ruim
f
16 millioen bijge-

dragen door de omzetbelasting, die in de eerste maan-
den van haar heffing nog niet op gang is kunnen
komen. Indien ook hier dit middel, alsmede de cou-
ponbelasting buiten de vergelijking worden gehouden,
blijkt, dat de overige middelen in vijf maanden

f
12.013.700 minder hebben opgeleverd dan in het
vorige jaar en dat het nadeelig verschil met de

raming
f
12.584.900 bedraagt.
In tegenstelling met de beide vorige maanden gaf
de dividend- en tantièmbelasting ditmaal een decres

(vanf 90.500), waardoor de in Maart en April jl.
verkregen voorsprong boven 1933 daalde tot
f
753.300.

Het is natuurlijk mogelijk, dat hier toevallige om-
standigheden van invloed zijn, doch men krijgt wel
‘den indruk, dat de dividend- en tantièmehelasting
zich weer een weinig heeft hersteld.

De invoerrechten gaven
f
680.800 minder. Hierbij
moet echter worden bedacht, dat de ontvangsten van
Mei 1933 vrij hoog waren. Op zichzelf beschouwd, was
cle opbrengst der afgeloopen maand volstrekt niet
laag, immers
f
770.200 meer dan de maandraming en

ruim
f
1.025.000 hoven de opbrengst van Maart jl.,

clie tot dusver de hoogste van dit jaar was. Na de
diepe inzinking aan het begin van dit jaar schijnt
het peil der invoerrechten weer eenigszins normaal
te worden. Toch kwam in het tijdvak Januari t/m.

Mei nog
f
6.514.500 minder binnen dan in hetzelfde
gedeelte van het vorige jaar. Het statistiekrecht liep

terug met
f
19.100 (over vijf maanden met
f
61.400).

Met de
accijnzen
liep het over het algemeen min-
der gunstig. 1-let zoiit bracht
f
13.700 minder op en
het geslacht wees een vermindering aan van
f
44.000;

in veiban’d met cle staking van de slachtingen voor
de Orisis-Rundvee-Centrale zijn de veeprijzen gedaald.
Voor het geringe decres van den wijnaccijns (met

f
6.200) is geen reden bekend. De stijging van den
gedistilleerdaccijns met
f
72.400 was slechts schijn-
baar, daar de maand Mei ‘ditmaal een verschijndag

van den crediettermijn meer telde dan in 1933. De hieraccijns verschafte een surplus van niet minder
dan
f
661.200; de opbrengst van Mei 1933 was ech-
ter
bijzonder
gering als gevolg van de lage productie
in het begin van dat jaar als reactie op de omstan-digheid, dat vôôr 1 Januari 1933 voorraden waren
gemaakt met het oog op de op dien datum ingevoerde
heffing van 15 opcenten. Het verbruik van suiker
gaat, vermoedelijk mede als gevolg van de hooge hef-
fingen, achteruit. Tot nu toe werd in het loopende
jaar dan ook
f
5.387.400 minder ontvangen. In de

afgeloopen maand kwam
f
754.300 minder binnen;

dit cijfer is evenwel gunstig, daar Mei ditmaal vier
betaaldagen van den crediettermijn bevatte tegen
vijf in 1933. Tenslotte de tabaksaccijns, die met

f
97.000 terugliep. Ook deze heffing heeft nog steeds
onder de ongunstige tijdsomstandigheden en de daar-
uit voortvloeiende verlaging van het levenspeil te

lijden.

De belasting op gouden en zilveren werken ver-
schafte
f
2.700 minder; de verminderde afzet komt
hierin tot uitdrukking. De omzetbelasting komt lang-
zamerhand op dreef; de opbrengst bedroeg ditmaal

f
5.310.700 hij een maandraming van
f
6.791.700.

Omtrent het peil, dat deze heffing op den duur zal
bereiken, staan uiteraard nog niet voldoende gege-
vens teti dienste. Ook de couponbelasting stijgt lang-
zaam maar zeker; de afgeloopen maand bracht

f
407.700 in ‘s Rijks schatkist.

Van de z.g. conjunctuurbelastingen gaven de zegel-
rechten een clecres van
f
15.100. Deze daling komt
geheel voor rekening van de beursbelasting, welke
een vermindering aanwees van
f
198.100. Dank zij
de ruime ontvangsten in de eerste maanden van het

jaar, werd in 1934 toch nog een voorsprong behouden
van
f726.700.
Met de registratierechten gaat het
ook iets beter. De afgeloopen maand gaf een surplus
van
f
151.100, waardoor het accres over vijf maanden
steeg tot
f
181.300.
De successierechten gaven
f
131.200 minder. Toch
valt dit middel nog bijzonder mee; de ontvangsten
overtroffen de maandraming met
f
484.100. Zou de
waardedaling der verrnogensobjecten werkelijk tot
staan zijn gekomen? De loodsgelden gingen met

f
17.700 vooruit; over vijf maanden valt een ver-
‘hetering te constateeren van
f
142.700, waarin al-thans een klein lichtpunt mag worden gezien.
Tenslotte nog een enkel woord over de kohier-
belastingen van Afdeeling 1. 1-let verschil tusschen den stand van ultin10 Mei en dien van eind April ji.
blijkt niet groot te zijn. Blijkbaar heeft ‘het nieuwe
belastingjaar 193411935 nog niet veel invloed kunnen
uitoefenen, en hebben de kohieren nog bijna uitslui-tend betrekking op het laatstverloopen helastingjaai. Zoo is het verklaarbaar, dat de stand der inkomsten-
belasting met niet meer dan
f
1.001.300 is toegeno-
men. Al is dit ook meer dan de stijging in April jI.

(f
454.300), toch is het nog te weinig, om van den
verderen loop van dit middel reeds een indruk te.
krijgen. Daarvoor zal nog even moeten worden ge-
wacht, tot de nieuwe aanslagen in eenigszins belang-rijk aantal zullen zijn uitgereikt.

Een vergelijking met het overeenkomstige tijdstip
van het vorige jaar doet zien, dat de teruggang uit-
sluitend zit in de inkomstenbelasting, waarvan het
zuiver kohieibedrag een teruggang met
f
4.593.600
aanwees; de overige directe belastingen bewogen zich alle in stijgende lijn, en gaven tezamen een voordeelig
verschil van
f
634.800. Voor de grondbelasting be-
draagt de toeneming
.f
120.900, voor de vermogens-
belasting
.f
363.600 en voor de Verdedigingsbelas-
ting
1 f
150.200.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

HET ECONOMISCH HERSTEL IN ZUID-AFRIKA.

Prof. Dr. C. G.
W.
Schurnann te Stellenhosch
schrijft ons:

De depressie van 1929-1932, waarschijnlijk de
ernstigste in de economische geschiedenis van het
land, is in Zuid-Afrika definitief omgeslagen in een uitgesproken opleving. In de tweede helft van 1932
vielen reeds teekenen hiervan waar te nemen. Den
28sten December 1932 werd de gouden standaard
opgeheven.

De vraag rijst nu, in hoeverre en in welk opzicht
cle opleving hier te lande te danken is aan de depre-ciatie van de geideeuheid, en in hoeverre aan andere
oorzaken, zooals de tendens tot verbetering in andere
landen, tot het gewone herstel na een periode van
een diepe depressie. Hoewel dit probleem in ieder
land zijn eigen bijzondere kenmerken vertoont, is een
antwoord op deze vraag, wat betreft Zuid-Afrika,
zeer zeker van ‘belang voor landen zooals Nederland,
Duitschland enz., waar het probleem van den gouden standaard nog in het brandpunt van de belangstelling
staat en nog niet tot een oplossing gebracht is. Zelfs,
indien wij de intensiteit en den aard van het econo-
misch •herstel precies konden meten, wat uit den aard
van •de zaak ‘bijna niet mogelijk is, dan nog zou het
buitengewoon moeilijk zijn, om de uitwerking van
dezen eenen factor, nl. de depreciatie van de geldeen-
heid, hetzij statistisch, ‘hetzij deductief-theoretisch,
van ‘de andere medewerkende factoren te isdleeren.

Mijn bedoeling is •daarom in hoofdzaak, enkele fei-
ten weer te geven over den loop van de depressie en de opleving en daaraan eenige korte beschouwingen
vast te knoopen. Het spreekt vanzelf, dat een volledig
antwoord op bovengenoemde vraag uitgesloten is.

20 Juni 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

547
.

Ik begin met (le volgende statistieken
‘).
Gernid. rnnd. Kosten v.
Index v. elf
prijs v. goud
Index v. d.
levens-
Index v, IS
industrieele
Periode
in Z. Afrika
grootfi.prijz. onderh.
goudaand.
aandeelen
ParjlOQ
1910=1000
1910=1000
Gemid.1925=100 1925
100 1430
1340
100
100
1927 100 1395
1348
Juni
129,2
Juni
122 1929
100
1305
1336
,,

93.6
,,

134
1930
100
1155
1300
81,8
116
1931
100
11.19
1268
83,8
106
Jan.
1932
lOO
1083
1233
77,0
84
Apr.

.132
100
1062
1231
70,0
79
Juli
1932
100
1002
1202
66,8
73
Oct.
1932
100
978
1189
86,2
81
Jan.
1933
141
982
1147
1.26,8
85
.l?ebr.
1933 140
1152
101,6
103
Mrt.
1933
140
1160
169;0
104
April
1933
140
1013
1170
189,8
104
Mei
1933
141
1176
193,4
105
Juni
1933
141
1183
188,6
103
Juli
1933
145
1072 1170
167,6
108
Aug.
1933
147
1170
202,8
110
Sept.
1933
152
fISO
219,4
112
Oct.
1933
1152
1122
1207
205,0
115
Nov.
1933
147
1222
203,0
118
Dec.
1933
147
1220
190,8
120
Jan.
1934
152
1193
1196
Febr.
1934
159
1197

ilet onmiddellijk gevolg van de depreciatie van
de geldeenheicl is cle geweldige ,,boom” in goudaan-
cleelen, en een niet onbelangrijke stijging van den
index van industriëele aandeelen. Uit deze twee in-
clices, die met de ,,speculatie-curve” van de Harvard
Barometer vergeleken kunnen worden, is duidelijk te
zien, dat een definitieve tendens tot opleving zich
reeds in het derde kwartaal van 1932 vertoonde, dus
enkele maanden vi6r de gouden standaard verlaten
werd. De verklaring van den ,,boom” ligt voor de
hand, als in het oog wordt gehouden, dat de waarde
van een aandeel gelijk behoort te zijn aan de gekapi-tali seerde toekomstige opbrengsten. De goudprijs is
met bijna 60 pOt. gestegen, ‘de exploitatie-kosten per ton erts zijn tot -dusverre niet grooter geworden (deze
zijn ni. van Jan. 1933 tot .Jan. 1934 bijna constant
gebleven op 19/- tot 19/6) en vertoonen thans eerder een neiging tot dalen dan tot stijgen, het terugvloeien van geld, dat in 1931-1932 om speculatieve redenen
naar Engeland is gegaan, heeft een geidruimte ver-
oorzaakt en de kap i taairente verlaagd; de levensduur
der mijnen is verlengd, waardoor de reserve voor
amortisatie

een belangrijke factor in den prijs
van de goudaandeelen

aanmerkelijk kon worden
verminderd. Dit alles, gepaard aan het reeds toene-
mende optimisme gedurende het jaar 1932, verklaart
de intensiteit van den ,,boom” in de goudaandeelen.

Een van de meest besproken vraagstukken in den
vroegereii strijd over den gouden standaard in Zuid-
Af rika was, of •de depreciatie van de geldeenhei-d de
kosten van levensonderhoud niet onnoodig boog zou
opdrjven. De populaire opvatting was, dat de interne
waardevermindering van de geldeenheid ongeveer
gelijken tred zou houden met de externe depreciatie.
In het begin van 1932 heb ik in mijn: ,,The World
Depression, South Africa and the Gold Standard”
geschreven: ,,Should the South African Pound there-

i) De gouciprijs is opgegeven door cle ,,Transvaalse Ka
nier van Mijnwese”. .I)e groothandeisprijzen worden in
Zuid-Afrika slechts eens per kwartaal gepubliceerd. De
kosten van levensonderhoud omvatten: voedsel, brandstof,
licht en huishuur. De indexcijfers van
15
goudaandeelen
en ii industriëele nandeelen zijn door schrijver dezes
samengesteld uit cle oorspronkelijke statistieken van de
effectenbeurs te Johannesburg, aangezien er geen bev re
digende index van goudaandeelen bestaat in Zuid-Afrika
en die ‘aii iiidustriëele aandeelen zelfs geheel ontbreekt.
(Een volledige uiteenzetting eis interpretatie van deze
indices, zoosvel als van eukele andere conjunctuurindices,
niet grafieken, zal verschijnen in een artikel van mijn
hand: ,,Business Cycles in South Africa” in de Juni-af-
levering van het ,,Suid Afrikaanse Tydskrif vir Ekono-
mie”)

fore depreciate to 151-, it ‘is aimnnst certain, that the
retail price index will not rise hy more tban say 5 %
in case world prices remain more or less stable.”
(Pag. 129).

In werkelijkheid is de prijs van het goud gestegen,
niet met 33 pOt., zooals verondersteld werd, maar met
bijna 60 pOt., terwijl de wereldprijzen daarentegen.
nog in 1933 een dalende tendens vertoonden; tege-
lijkertijcl zijn de kosten van levensonderhoud in
Zuid-
Afrika van Jan. 1933 tot Jan. 1934 met slechts 44
pct. gestegen. In de toekomst kan echter een stijging
verwacht worden in veband met de stijging van cle
groothandelsprijzen en -de tendens van de werel-dprij-
zen; wij zijn evenwel nog ver verwijderd van de prij

zen van 1925-1929. De algemeen beweerde nadeeli-ge
verschuiving van rijkdom ten nadeele van personen
met vaste inkomens, loonarheiders en crediteuren,
heeft dus feitelijk niet plaats gehad; door grootere
werkgelegenheid met als gevolg vermindering van de
werkloosheid en grootere contrôle op credietverleening
is -deze klasse als sociale groep zelfs ongetwijfeld in
absoluten zin vooruitgegaan in vergelijking met den
toestand van 1931-1932.

Teekenen van economisch herstel en van een uit-
gesproken opleving zijn feitelijk in alle deelen van
het economisch stelsel van het land merkbaar. De
volgende reeksen ‘) geven hiervan een duidelijk beeld.

8

Ii
n
f!5

1925
2068
5661 7453
501
105
1927
2181
6177
8040
107
625
87
.1929
2262
6955
8154
1009
115
930
123
1930
2116 5382
6954 908
111
718
194
1931
1919
4418
5987
863
106
690
.192
Mrt.
1932
1935
2700
5540
763
99
341
269
Juni
1932
1816
2623 5132
691
94
275
195
Sept.
1932
1885
2518 5909 690
95
272
190
Dec.
1932
2079 2915 5330
730

95
209
151.
Jan.
1933
2022
3055 9093
1040 94
240
132
Febr.
1933
1837
3408
8404
1077
98
259
140
Mrt.
1933
2048 4073
9402 920
100
405
157
April
19331843
3543 6763
851
100
440
119
Mei
1933
2055
3770
49011
862
101
572
98
Juni
1933
2223
3907
7781
1011
103
438
86
Juli
1933
2183
4158
6603
921 104
499
76
Aug.
1933
221.0
4351 7325 1072
1105
6118
76
Sept.
1933
2203
.

4473
,
9565
997
107
615
54
Oct.
1933
2285 4958
8118 948
109
670
51
Nov.
1933
2412 4828
7675
894
1.11
580
79
Dec.
1933
2332 4846 8637 002
111
595
70
Jan. 1934
2350 4907
1186
lii
772
Febr.
1934
4415

De algemeene loop der conjunctuur blijkt zeer dui-
delijk uit bovenstaande cijfers, die een nauwe corre-
latie vertoonen met de indices van aandeelenp rijzen,
hoewel het hoogtepunt in den index van goudmijnaan-
deelen reeds in 1927 bereikt werd. Vooral in de
spoorweginkomsten, totalen invoer en ,,Bank Dehits”,

welke alle betrouwbare conjunctuurindices zijn geIble
ken, is reeds gedurende de tweede helft van 1932 een
tendens tot opleving merkbaar.

De sterkere stijging van feitelijk alle indices ge-
durende 1933 is voor een groot deel een direct gevolg
van de depreciatie van de geldeenheid. De groote
sprong in den uitvoer l).v. is een duidelijk gevolg van
de goudpremie; exclusief de premie in den uitvoer-
prijs van goud zou de totale uitvoer in Januari 1934
£ 7.039.000 geweest zijn. De goudpremie is dus direct
verantwoordelijk voor een stijging van £ 2.054.000 in de waarde van den uitvoer, afgezien van de hoogere
waarde van landbouwproducten; een buitengewoon belangrijk feit in verband met de Zuid-Afrikaansc-he

i) Zooals men ziet, zijn van de jaren
1925
tot
1931
de
gemiddelde maandcijfers aangegeven oni die te kunnen
vergelijken met de volgende mnaaudcijfers. Bij de spoor.
weginkonisten leze men voor
1925:
. 1
April
1925
tot
31
Maart
1926, om.

548

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Juni 1934

handels- en betalingsbalans. De sprong in ,,Bank
Dehits” in Jan. 1933 is een gevolg van den verhoog-
den omzet van goudaandeelen en is dus in dit geval
eerder een bewijs van •grootere •heursspeculatie dan

van verhoogde productieve bedrijvigheid. De geleide-
lijke stijging in spoorweginkwnsten, invoer, aantal
arbeiders in fabrieken, goedgekeurde bouwplannen en
cle merkbare daling van het aantal faillissementen
wijst echter op een ‘besliste toeneming van cle reëele

èconomische bedrijvigheid van de Unie na 1932.

* *
*

Staan wij hier voor een definitief ‘herstel na de

depressie van de afgeloopen jaren en •dus aan het be-gin van een ,,major upward swing”, althans wat Zuid-

Afrika betreft?
Het doen van voorspellingen is buitengewoon ge-
vaarlijk, zooals de ontnudhterende ervaring van ver-schillende conjunctuurinstellingen gedurende de vijf
en meer afgel’oopen jaren heeft bewezen. Een nauw-
keurige studie van den huidigen toestand stelt ons
echter in staat, een voorzichtige voorspelling te
maken. Als wij de mogelijkheid van een oorlog uit-

schakelen als onherekenbaren factor, en als wij ver-
onderstellen, dat het Zuid-Afrikaanshe Pond onge-
veer op ‘de tegenwoordige hoogte ‘gedevalueerd wordt,
dat de politieke toestanden in Europa geconsolideerd
worden en ‘dat een meer rationeele internationale gouden standaard hersteld wordt, kunnen wij met
vrij groote zekerheid aannemen, dat wij een periode
van voor’spoed in Zuid-Afrika tegemoet gaan, welis:
waar niet’ in zo’o’n stijgend tempo als in de afgeloo-pen jaren, maar een, waarin volgens onze veronder-
stellingen in de volgende twee of drie jaren geen
groote depressie te verwachten is.
De wetmatigheid van den conjunctuurcyclus, de voor-
loopig ‘blijvende groote inkomsten van de goudmijnen,
de buitengewone geldruimte en de ongewoon gunstige handelsbalans wijzen op de ‘bestendigheid van ‘de hui-
dige ‘opleving. Er zijn echter reeds teekenen van een
speculatieve overdrijving, vooral op den Rand, en een
tijdelijke teru’gslag is niet uitgesloten. Terwijl de
meeste landen nog met groote staatstekorten te kam-
pen hebben, zijn in Zuid-Afrika de tekorten van den
Staat, ‘de Spoorwegen en de meeste Provinciale Raden
als vanzelf verander’d in overschotten. De tegenwoor-
diige economische politiek in Zuid-Afrika ‘behoort ge-

richt te
‘zijn,
niet op steunmaatregelen om de depres-
sie te overwinnen, zooals in andere landen, maar op
de beheersching van een ongezonde overinvesteering,

welke zich als een gevolg van den ,,-boom” in goud-
aandeelen en de abnormlae geldruimte dreigt te ont-

wikkelen.
De vraag rijst, of Zuid-Afrika een verstandige Po-
litiek heeft gevolgd met het verlaten van den gouden standaard. De verschillende indices hebben gewezen
op een snelle stijging gedurende 1933, niet alleen in
waarde, maar ook in reëelen omvang van ‘de economi-
sche bedrijvigheid. Is het echter theoretisch mogelijk
om economische welvaart te bevorderen door depre-
ciatie van de geldeenheid? Een volledig antwoord
hierop zou een uiteenzetting vereischen van het we-
zen der depreciatie en de gevolgen van een rationeele
conjunctuurpolitiek. Het spreekt vanzelf, dat depre-

ciatie van de geideenheid als bewuste economische politiek slechts gerechtvaardigd is bij een bepaalde
economische constellatie. In mijn: ,,T’he World De-
pression, South-Africa and the Gold Standard” heb
ik beweerd, dat de kern van de argumenten voor het
verlaten van den gouden standaard ligt in de afge-
loopen daling van de wereldprijzen en de economische
clesorganisatie, die daarmede gepaard is gegaan.
Slechts waar depreciatie het herstel van een econo-
misch evenwicht kan bevorderen, b.v. tusschen dbi
teuren en crediteuren, tusschen de productie van pro-cluctiemiddelen en verbruiksgoederen, enz. is -dit als
bewuste economische politiek gerechtvaardigd.

In Zuid-Afrika is algemeen beweerd, dat depre-
ciatie van de geldeenheid slechts een verschuiving
van de inkomens kan veroorzaken, maar de totale wel-
vaart geenszins kan verhoogen. Hiermede kan ik het
niet eens zijn. Een depressie en prijsdaling brengen
niet slechts een ongezonde en onrechtvaardige ver-
schuiving in de distributie van de volksinkomens met zich, waarop Keynes in zijn ,,Tract en Monetary Re-
form” in hoofdzaak den nadruk heeft gelegd, maar
veroorzaken ook een absolute vermindering van den

totalen productie-omvang en dus in het te verdeelen
reëele volksinkomen. Cijfers van de wereldproductie,

zooals ,,The World Economie Survey” over 1931f’32
en 1932/’33 publiceert, ‘bewijzen dit afdoende. Trou
wens, indien de wereldprijsdaling van 1929-1933
slechts een herdistribut’ie van de internationale reëele
inkomens beteekende, zouden de verliezen door werk-
loosheid, winstvcrmindering enz. opgeheven moeten
worden door voordeelen, verkregen door andere klas-sen in •de samenleving, wat vanzelfsprekend ondenk-

baar is. –
De depreciatie van de gel’deenheid en het proces
van reflatie, dat nu aan den gang is, hebben er niet
slechts toe bijgedragen om een ‘onrechtvaardige ver-schuiving in de distributie van de volksinkomens ge-
durende de voorafgegane periode van prijsdaling te
herstellen, maar hebben ook stimuleerend gewerkt op
den reëeleu producti&omvan’g van de Unie na een
abnormalen toestand daarvan. In -beide opzichten is
de reëele welvaart van de Unie bevorderd. De ar-
gumenten worden in beginsel niet veranderd door het
feit, dat Zuid-Afrika den gouden standaard verlaten
heeft niet als gevolg van haar internen economischen toestand en -den stand van de betalingsbalans, zooals

door
mij
in een vroeger artikel is aangetoond, maar
door de speculatieve vlucht van het Zuid-Afrikaansch
Pond, door den politieken toestand aan het eind van
1932. De depreciatie van de geldeenheid heeft het al-
ternatief, het sociaal moeilijke proces van loondeflatie
en van afschrjving van schulden, enz. grootendeels
onnoodig gemaakt. Echter moeten wij erkennen, dat de
stimuleerende werking gedeeltelijk een gevolg is ge-
weest van de ietwat unieke positie van Zuid-Afrika

met
zijn
groote goudindustrie als een nationale bron

van inkomen.
Of de gunstige uitwerking blijvend zal zijn, zal
grooteudeels afhangen van de verdere economische
politiek in Zuid-Afrika. Met het ‘bereikte herstel van
een gezonder economisch evenwicht bestaat daar eer

betere grondslag ‘voor blijvende economische welvaart,
vooral als in de naaste toekomst een rationeele con-junctuurpolitiek gevolgd wordt, en er een verstandig
gebruik wordt gemaakt van de belastingen uit de
overwinsten van (Ie ‘goudmijnen.

AANTEEKENINGEN.

Toenemende bewapening in de wereld.

In den laatsten tijd is uit verschillende berichten
gebleken, dat de uitgaven voor bewapening in de be-
langrijkste landen sterk toenemen. Bovendien heeft
het Volkenhon’dsrapport betreffende -den oorlog tus-
schen Bolivia en Paragua aan -het licht gebracht, dat
ook de internationale -handel in oorlogswapenen zeer

belangrijk is.

Het Institut für Konjunkturforschung heeft on-
langs het treuri:ge verschijnsel van toenemende bewa-
pening met cijfers bevestigd.’) Het genoemde Insti-

tuut
wijst
er op, dat de militaire uitgaven van de
wereld in 1933 t.o.v. 1932 verder zijn gestegen en
thans ongeveer 10 pOt. hooger zijn dan in 1928. Deze toeneming van de uitgaven voor bewapening vormt voor het inkomen van -de indivi’dueele volks-
huishoudingen een veel zwaardere belasting dan v6ôr
den oorlog. In -de laatste vijftig jaren v66r den oor-

‘) Zie
het weekbericht
van
28 Febr. ji.

20 Tuni 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

549

log zijn de uitgaven voor bewapening van de Euro-
peesche landen – slechts hiervoor bestaan gegevens
– ongeveer verviervoudigd. In dezelfde periode is de
industriëele productie van Europa echter vier en
een half maal gestegen. Het aandeel van de militaire uitgaven is dus in de periode v56r den oorlog eerder
iets gedaald.
Geheel anders is het beeld na den oorlog. In plaats van de parallelle beweging zijn de uitgaven voor be-
wapening in de laatste jaren bijna ononderbroken
gestegen, terwijl de industriëele productie tot 1932
aanzienlijk is gedaald. Derhalve moest een gestadig
grooter gedeelte van de productie-opbrengst voor be-
wapening worden uitgegeven.
In overeenstemming hiermede is, dat in de inter-
nationale oorlogsindustrie, ondanks de uitschakeling
van de Duitsche, Oostenrijksche en Hongaarsche pro-
ductie, op het oogenblik waarschijnlijk meer arbei-
ders werkzaam zijn dan in 1913. Bovendien moet men
er rekening mede houden, dat de arbeidsprestatie
sterk is toegenomen.
Uit de gegevens van den Volkenbond heeft het ge-
noemde Instituut berekend, dat •de internationale
handel in wapens en munitie van 1913 tot 1929, wat
de hoeveelheid betreft, met ongeveer 50 pOt. is ge-daald. Daar de productie van dit oorlogstuig op zijn
minst gelijk is gebleven, is dus het deel van de pro-ductie, dat wordt uitgevoerd, gedaald. Dit is een ge-
volg van de industrialisatie van nieuwe landen.
Ondanks dit feit, is het aandeel in den uitvoer
van de huidige grootste producenten gestegen tenge-volge van de uitschakeling van Duitschiand en Oos-
tenrijk.
Uitvoer van vuurwapenen en munitie.
1)

1913

1928

1929
Aandeel in den wereldhandel in procenten.
Duitsehiand ……….
32.4

0

0
Frankrijk …………
8.8

15.9

15.4
Groot-Brittannië ……
32.8

38.6

37.7
Oostenrijk ………..
3.7


Tsjecho-Slowakije

3.6

4.9
Ver. Staten ………..
13.2

18.0

16.6
1)
Volgens de handelsstatistiek van de betreffende lan-
den; vgl. Overzicht ,,Welthandel in Munition u. Feuer-
vaffen”.

De beteekenis van den internationalen handel in
oorlogsgereedschap wordt, aldus het genoemde Insti-
tuut, al te zeer verkleind, indien men, zooals de Vol-
kenbond doet, alleen de vroegere wapensoorten (mu-
nitie, vuurwapenen) statistisch wil omvatten. Sedert
de periode v66r den oorlog is de oorlogstechnie’k
enorm vooruitgegaan. De fabricatie van tanks, che-
inische wapenen, militaire vliegtuigen enz. is zeer
ingewikkeld, zoodat vele nieuwe landen nog niet in
staat zijn, deze zelf in voldoende mate te vervaardi-gen. Ondanks de industrialisatie van de nieuwe lan-
den zal de uitvoer van de oude landen van gecom-
pliceerde en moderne wapenen derhalve sedert 1913
sterk zijn toegenomen. Als karakteristiek voorbeeld
dient de vliegtuigindustrie:

Uitvoer van belangrijke landen van vliegtuigen, vliegtuig-
onderdeelen en -motoren (in millioenen Mark resp. R.M.).
Landen

1913

1929
Groot-Brittannië ………. . …………

1,0

44,7
Frankrijk

………………………..
8,7

35,6
Ver. Staten

………………………
0.5

38,2

Totaal ….
10,2

1.18,5

De uitvoer van de drie grootste productielanden
van vliegtuigen enz. is sedert 1913 meer dan ver-
tienvoudigd; hij is thans bijna
gelijk
aan den uitvoer
van alle landen ter wereld van vuurwapenen!
Het is wel mogelijk, dat een deel van den uitvoer
van vliegtuigen voor vredelievende doeleinden wordt
gebruikt. In de
Ver.
Staten wordt ongeveer 70-75
pOt. van de vligtuigproductie voor oorlogsdoelein-
den gebezigd. Int anderQ landen zullen de verhoudin-

gen wel eender zijn.
De omvang van den vereldhande1 in alle moderne

oorlogswapenen kan zelfs niet bij benadering worden
geraamd. De toeneming van den uitvoer van vlieg-
tuigen is alleen reeds voldoende, om een daling in
den internationalen handel met vuurwapenen en mu-
nitie te compenseeren. De geheele internationale han-
del in oorlogstuig moet derhalve – ondanks de uit-
schakeling van Duitschiand – grooter zijn dan vôôr
den oorlog.

Het kalimonopolie in gevaar.

De concurrentiestrijd op de internationale kali-
markt heeft in den allerlaatsten tijd veel scherpere
vormen aangenomen. Zooals bekend, bezat Duitsch-
land tot 1919 een wereldnaonopolie voor ‘kali, waarvan
het door de kaliwet van 1910, welke •een gedwongen
aaneensluiting van de Duitsche kaliproducenten ver-
ordende, zooveel mogelijk trachtte te profiteeren. In
1919 was Duitschiand gedwongen Elzas-Lotharingen
en daarmede ook de belangrijke kalimijnen in den
Elzas aan Frankrijk af te staan. Daar het Duitsche kalidwangsyndicaat echter met het Fransche kali-
syndicaat, de Société Oommerciale des Potasses d’Al-
sace omtrent de ‘belangrijkste concurrentievraagstuk-
ken tot overeenstemming kwam, was tot voor kort,
wat de contrôle over het aanbod betreft, op de inter-
nationale kalimarkt weinig veranderd.
Thans schijnt zich langzaam een verschuiving voor
te bereiden. In de laatste jaren is de kaliproductie
van Spanje sterk toegenomen. Dit land levert thans
reeds zeer aanzienlijke hoeveelheden kali aan Neder-
land en de Ver. Staten. Behalve Spanje is thans ook
de Sovjet-Unie op de kalimarkt verschenen, dat even-
eens met Nederland, Denemarken en de Ver. Staten
in verbinding tracht te treden. Sedert begin Februari
van dit jaar werkt de eerste Russische ‘kalimijn te
Solikamsk in den Noordelijken Oeral op volle kracht,
terwijl het in de twee eerste productiemaanden de
voorloopige raming reeds geheel heeft bereikt. Een
tweede groot bedrijf te Beresniki, eveneens in den
Noordeljken Oeral, zal spoedig worden voltooid en
nog dit jaar in bedrijf worden gesteld.
Het Duitsch-Fransche kalikartel heeft kortgeleden
gepoogd, de Spanjaarden voor een overeenkomst om-
trent de regeling van het aanbod op de buitenland-
sche markten te winnen. De eerste poging is echter
mislukt. Zelfs wanneer toekomstige pogingen meer
succes zullen hebben, zou het onbeperkte kalimonopo-
lie van Duitschiand en Frankrijk thans voor de eerste maal ernstig in gevaar komen, omdat de Sovjet-Unie
in zeer korten
tijd
een zeer gevaarlijke ‘buitenstaander
belooft te worden en de kaliproductie aan de Doode
Zee in Palestina zich eveneens zoo gunstig ontwik-
kelt, dat ook deze kalimijnen binnen afzien’baren tijd
als belangrijke leverancier zullen kunnen optreden.
Met het oog op het groote belang van kali als een
van de voornaamste meststoffen is het in gevaar
brengen of zelfs de verbreking van het kalimonopolie
van groote betekenis voor den landbouw, omdat de verscherping van den concurrentiestrijd stellig niet
zonder invloed op de toekomstige prijsvorming van
de kali zal blijven.
H.

De geografische verdeeling van den Nederland-
schen uitvoer.

Het tweede deel der Jaarstatistiek van den In-,
Uit- en Doorvoer over 1933, dat onlangs is versche-
nen, geeft ons gelegenheid de geografische ver-
deeling van den Nederlandschen uitvoer na te
gaan en ‘door een vergelijking met de verdeeling in
vorige jaren, eventueele verschuivingen in het land
van bestemming te constateeren. De vele veranderin-
gen op handelspolitiek en monetair gebied in de laat-
ste jaren doen zulke verschuivingen verwachten. Daar
de gewichtscijfers door hun verschillende wijze van
samenstelling geen juist beeld voor een vergelijking
zouden geven, hebben wij alleen van de waardecijfers
gebruik gemaakt. Als beginjaar werd 1925 genomen.

550

ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTEN

20 3uni ‘1934’

Aandeel der Wereiddeelen in den Nederi. uitvoer
(in
0/,).

1925
1927
1

1929
1

1931

1

1932

1

1933
79.4
10.2
77.8
11.3
74.7
12.6
80.9
10.1
78.9
8.8
79.6
7.7

Aerika
m
7.3 7.4
9.0
6.3 7.6
8.9

Europa ……….
Azië

………..

2.6 2.9 3.0
2.4
3.2
2.9
Afrika ………
Australië …….
0.5
0.6
0.7 0.3
0.5
0.4

Totaal-Generaal
100._
100.-
100.-
100.-
99._
9.5

1)
De som van de percentages van de Ô wereloaeelefl is
in 1932 en 1933 niet precies 100, daar in die jaren cle
post bunke rkolen, -oliën, scheepsprovisiën en benoocl igd –
heden in het totaal-generaal is opgenomen.

Het overzicht van de verdeeling van den uitvoer
naar werelddeelen doet ons direct den overwegende”
invloed van Europa zien. Bijna 80 pCt. ‘der uitge-
voerde ‘goederen hebben een Europeesch land tot be-
stemming. Het aandeel van Europa vertoonde in de
jaren 1925/’29 echter een achteruitgang, vooral ten
bate van Azië, dat een geleidelijke stijging van zijn
percentage te zien gaf, evenals ‘in iets mindere mate
Amerika. In de periode na 1929 wordt het Europee-
sche aandeel weer grooter. Het percentage voor Azië
beweegt zich nu in dalende richting, waaruit duide-
lijk de gevolgen van de toenemende concurrentie van

Tapan blijken.
Onze
uitvoer naar Amerika heeft ich,

na een sterke ‘daling in 1931, sedertdien aanzienlijk
hersteld.
Een berekening der •percentages naar de landen
laten een nauwkeuriger conclusie toe. Wij zien, dat
Duitschland, Engeland, België, Frankrijk, de Ver.
Staten en Nederl.-Indië gemiddeld 75 pOt., de vier
eerstgenoemde landen alleen bijna 65 püt. van onzen
export afnemen. Onze export is, zooals den laatsten

tijd
duidelijk
is gebleken, van maatregelen en om-
standigheden in deze landen ten zeerste afhankelijk.
Het aandeel van Duitschland, Engeland en Nederi.-
Indië was bijna onafgebroken in de betreffende
periode aan een daling onderhevig.

Aandeel der verschillende landen in den Nederlandschen uitvoer (in
0/).

1925
1927
1929

1

1931
1

1932
j

1933

Duitschiand ….
25.94 24.52
22.93
19.48
21.38 21.79
8.15
10.56
13.48 14.10
13.86
25.91
23.82 20.69 24.62
19.13
17.48
België

………9.04

4.72
6.84
5.89
8.97
10.22
9.94
Engeland …….

3.94
3.43
3.62 2.65
3.49 4.59
Nederl. Indië

.
7.43
7.18
8.76
6.87
5.56
4.25
Denemarken. ..
1.60
1.63 1.73
2.00
1.18
1.10

Frankrijk ……..

1.60
1.56
1.60
1.75
1.69 1.70

Ver. Staten …….

Nooi-wegen
1.57
1.41
1.24
1.05
1.23
1.55 1.15 1.38
1.40
1.13
1.53
1.92

Zweden ………..

Zwitserland
. . .
1.03
1.18 1.36 1.50
2.38
2.61
Italië

………..

1.01)
1.09 1.03 1.24
1.20
1.42
Spanje

………..
Overigelanden.
14.98 17.81
19.19
15.26
16.91
17.70

Totaal.
100._
100.-
100.-
100._
100.-
100.-

Het Duitsche aandeel, ‘dat in1925 nog 26 pOt. be-
droeg, daalde tot ruim 19 pCt. in 1931, herstelde zich
daarna slechts weinig, en bedroeg in het laatste jaar
21.79 pCt. Het gedeelte, •dat Engeland afnam, ver-
toonde in de periode 1925/’29 een nog sterker daling
‘dan het Duitsche, steeg weer aanzienlijk in 1931,, doch
is daarna -.- Ottawa en depreciatie – met nagenoeg
30 pOt. gedaald. Het aandeel van Indië in den totalen
uitvoer is sedert 1931 met meer dan de helft ge-
daald. Het gezamenlijke aandeel dezer drie landen
(Duitschïand, Engeland en Ned.-Indië), dat ‘in 1925
nog 59.28 pOt. bedroeg, was dientengevolge, in 1931
nog maar 50.97 pOt. en in 1933 slechts 43.52 pCt.
Compensatie voor deze afneming werd vooral in
België en Frankrijk gevonden. Het Belgische deel
steeg van. 9.04 pCt. in 1925 tot 10.56 pCt. in 1931 en
bedroeg in 1933 13.86 pOt. Het aandeel van Frank-
rijk is sedert 1925 meer dan verdubbeld. (Van 4.72
pOt. op 9.94 pOt.). Italië, Zwitserland en Spanje wor-
den eveneens geleidelijk belangrijker. Het
tolale
aan-

deel van deze landen steeg van 3.27 pCt. in 1925 tot
3.87 pCt. in 1931 en 5.95 pOt. in 1933, en heeft samen
met dat van Frankrijk en België den verminderden
uitvoer, vooral naar Duitschiand cii Engeland, gecom-

penseerd.
Van de Scandinavische landen vertoont Denemar-ken sedert 1931 een sterken achteruitgang (van 2.00
pCt. op 1.10 pCt.), nadat het tot dat jaar een regel-
matige stijging te zien had gegeven. Zweden blijft ta-
melijk constant, terwijl Noorwegen vanaf 1931 zelfs
een toeneming in percentage vertoont. Het totale
Scandinavische aandeel is dientengevolge sedert 1925
weinig veranderd. Het voor de Ver. Staten bestemde
gedeelte ‘bleef tot 1932 tamelijk constant, doch steeg
in 1933 van 3.49 pCt. op 4.59 pCt.

In procenten van het totaal.

1925

1

1929

1

1931
1933

Daling:
Duitschiand, Engeland, Ned..
Indië ………………..
..
…28
52.38
50.97
4352
Stijging:
België, Frankrijk, Italië, Zwit-
17.03
20.24
26.32
29.75
seiland, Spanje

…………

Totaal ……
.76.31
72.02
77.29 73.27

De bovengenoemde landen nemen samen 80 á 85
pCt. van den geheelen Nederlandschen export op. De
rest gaat naar ca. 25 verschillende landen en vertoon-
de in 1925f’29 een stijging van 14.98 pCt. tot 19.19
pCt., waardoor de daling van het percentage naar
Duitschland en Engeland mede gecompenseerd werd.
Na 1929 vertoonen deze voor den Nederlandschen uit-
voer minder belangrijke landen echter veer een lager
percentage, zoodat voor het verloren afzetgebied in Duitschland, Engeland en Indië in deze landen wei-
nig tegenwicht werd gevonden.

De trek van het platteland naar de steden in de

Vereenigde Staten.

In de periode van 1926 tfm. 1932 viel er in de
Ver. Staten een daling waar te nemen van het aan-
tal personen, dat naar de steden en dorpen verhuisde.
In 1933 is deze daling tot staan gekomen, zoo lezen
wij in een artikel in de Fin. Chronicle van 5 Mei ji.
Het aantal personen, dat naar de steden trok, ‘be-
droeg in ditt jaar 1.178.000 tegen 1.011.000 in 1932.
Deze ommekeer
.
is van groote beteekenis, niettegen-
staande hij slechts een gedeeltelijken terugkeer tot
de groote afvloeiing van de pla’ttelandsbevolking bè-teekent, welke van 1920 tot 1929 jaarlijks plaats had,
zooals uit onderstaande tabel ‘blijkt.

Gegevens omtrent den trek van en naar de hoeren-
hofsteden sedert 1922.
Trek van de Trek van de Overschot trek van de
Jaar

boerderijen

steden

naar

boerderijen naar

naar de steden de boerderijen

de steden
(in 1000 personen.)
1920

896

560

336
1921…….1.323

759

564
1922 ……2.252

1.115

1.137,
1923 ……2.162

1.355

807
1924 ……2.068

1.581

487
1925 ……2.038

1.336

702
1926 ……2.334

1.427

907
1927 …….2.162

1.705

457
1928 ……2.120

1.698

422
1929 ……2.081

1.604

477
1930 ……1.723

1.740

171)

1933 ……1.469

1.683

214)
1932 ……1.011

1.544

533
1
)
1933 ……1.178

951

227
1)
Overschot van den trek van de steden naar de boer-
derijen.

Vele lieden, die in 1933 weder van de ‘boerderijen

naar de steden terugkeerden, konden werk vinden.
Sommigen kregen hun oude betrekkingen terug, ter-
wijl anderen nieuwe werkgelegenheid vonden. Het
grootste gedeelte van deze werkgelegenheid was te

20 Juni 1934

ECONOMISCH-ST&TISTISCHE BERICHTEN

551

danken aan de uitvoering van door de Federale fond-
sen gefinancierde plannen. Verschillende loonwerkers
moesten hun familie op de boerderijen achterlaten,
waar zij tijdelijk hadden gewoond, terwijl anderen
hun gezinnen medenamen naar de stad.
Volgens de vragenlijsten van het Ministerie van Landbouw van de Ver. Staten waren de bewoners
van de Noordelijke Staten, die naar de stedefl waren
verhuisd, oorspronkelijk uit de steden naar het plat-
teland gekomen, wegens gebrek aan werk in de ste-
den, daar zij meenden op het platteland tegen ge-
ringe vergoeding voedsel en onderdak te kunnen

vinden.

De inwoners van de Zuidelijke Staten en andere
gedeelten van het land, die in 1933 van de boerde-
rijen naar de steden verhuisden, waren landbouwers,
pachtboeren en boerenarbeiders van geslacht op ge-
slacht, die naar de door het werkverruimingsplan
ontstane betrekkingen solliciteercien. Verschillende
families moesten haar boerderijen verlaten, daar haar
het recht ontnomen was, deze weder in bezit te krij-gen, wegens faillissement en als gevolg van verkoop

wegens belastingschuld.

Een factor, welke vroeger grootendeels voor den
trek van de plattelandsbevolking naar de steden aan-
sprakelijk was, ontbrâk in 1933 geheel en al, name-
lijk, de trek van de jonge hoerenbevolking naar de
steden op zoek naar werk. Uit de statistieken blijkt,
dat op de Amerikaansche boerderijen meer kinderen
worden geboren, dan noodig zijn voor de vervanging
van de ouden van dagen, die zich terugtrekken, of in de kracht van hun leven sterven. In normale omstan-
digheden absorbeeren de stedelijke industrieën ge-makkelijk dit surplus, doch sedert de depressie een aanvang nam, bleef het grootste gedeelte van deze
jongelieden op de eigen boerderijen, daar zij nergens
anders werk konde.n vinden. Op deze wijze vormt het
huidig surplus van jonge menschen op de boerderijen
een moeilijk probleem in de ontwikkeling van een
gezonde landbouw- en industriëele politiek.
De trek naar het land is sterk aan het afnemen.
Het lokaas van de stad blijkt ten duidelijkste uit de groote afneming van den trek van de stedelijke
centra naar het platteland gedurende 1933. Verleden
jaar bedroeg het aantal personen, dat zich op het plat-
teland vestigde, slechts 951.000 tegen 1.544.000 in
1932. In 1933 was de trek naar het land het kleinst

sedert 1921.

Dit moet aan verschillende omstandigheden wor-
den toegeschreven, zooals bijv. het feit, dat de meeste
werkloozen uit cle steden, clie op boerderijen van fa-
milie of vrienden een toevluchtsoord konden vinden,
hiervan reeds in het begin van de depressie gëbruik
maakten, terwijl het aantal stedelijke werkloozen ge-
durende de eerste helft van 1933 niet in die mate
steeg als een jaar tevoren. Boerenhuizen, waaronder
begrepen vele woningen, welke reeds langeren tijd
leeg stonden en zeer noodig opgeknapt moesten wor-
den, waren reeds vddr 1933 zoo sterk bezet, dat

degenen, die naar het land wenschten te verhuizen,
genoodzaakt waren nieuwe woonhuizen te bouwen.
De stedelijke overheden moedigden voorts haar
werkloozen aan om door tuinbouw in eigen behoefte
te voorzien, waardoor cle prikkel van de stedelijke
bevolking om naar het platteland te trekken werd
verminderd. De
stedelijke
crisisinstellingen maakten
verder bekend, dat de landbouwgebieden geen hulp
meer konden verleenen, tenzij hulp van buitenaf was
verzekerd, terwijl cle kosten voor de zorg van de stede-
lijke families, die naar het platteland waren verhuisd,
stegen, doordat woongelegenheid slechts kon wor-
den verkregen door nieuwbouw.
De oorzaken van de beweging van de plattelands-
bevolking naar de steden zijn, volgens het genoem-
de blad, in de eerste plaats een verbetering van de
werkgelegenheid in de steden. Verder is de steun in
vele steden grooter dan op het platteland als gevolg van de daarvoor beschikbaar gestelde fondsen. Ten
derde verschaften de werkverruiming en openbare
werken aan sommige stedelijke werkloozen voldoende
inkomen om in de steden te blijven wonen.

Het bouwbedrijf in 1933.

Hoewel 1933 nog met recht ccii crisisjaar mag
heeten, was de productie van woningen, aldus cle
Hoofdinspecteur van de Volkshuisvesting in zijn
jongste verslag, weer grooter dan in het voorafgaande
jaar. Dit
blijkt
uit de onderstaande tabel.
In verband met de volkstelling van 1930, is in dit
verslag een vergelijking gemaakt van de woningtoe-standen in 1930 met die in 1899 en 1909. }Iet aantal
woningen met drie of nieer bewoonde vertrekken, in
verhouding tot den woningvoorraad, is sterk gestegen.

1 Aantal wonin- 1

1
Aantal wonili- 1
Aantal
1
gen met
drie
ofPercen_Igen niet
vier
ofjPercen_
aanwezige Imeer bewoondel tage Inmeer bewoondel tagc

woningen

vertrekken 1

vertrekken i

1899. . 1.088.736446.444

41

255.06!

23.4

1909.. 1.267.255

659.949

52

406.224

32.1
1910..

1.885.567

1.472.945

78

1.164.779

62…

Zoowel de bouw van woningen van lage huur-
waarde als de verlaging van de huren der bestaande
wroningen bleken in 1933, aldus het verslag, nog op
groote moeilijkheden te stuiten. Beide hangen trou-
wens ook ten nauwste samen.
In een tijd van voldoenden woningvoorraad zijn de exploitatiekosten van nieuwe woningen maatgevenci
voor de •huren van alle woningen. Wanneer deze
exploitatiekosten dalen en liet mogelijk is, op onbe-
perkte schaal te bouwen, moeten de huren der be-
staande woningen vanzelf, zij het wellicht in een
langzamer tempo, deze daling volgen.
Indien dus deze daling zich te langzaam voltrekt
– en het kan niet worden ontkend, dat voor groote
groepen der bevolking, in het bijzonder voor de arbei-
ders in de onbeschutte
bedrijven,
vele huren in een
wanverhouding staan tot de gedaalde inkomens –

Aantal woningen aan den voorraad toegevoegd
Vermindering van den
Totale ver-
Voltooid door:
Herbouw, uitbreiding,
woningvoorraad door slooping, verandering,
meerdering
van den
Jaar
vernieuwing, verande-
ring van bestemming.
Totaal
onttrekking aan de
woning-
_______________
R ijk, Provincie-
Woniimgbouw-
waterschappen
Gemeenten
vereeniginge ii
Particulieren

enz.
bestemming enz.
voorraad
enz.
(1)
(2)
(
(4)
(5) (6) (7)
(8)

1921
636
1.5
0/
5687
14.1 ol
g

19298
47.8
5/
14743
36.6 s/
Voor de jaren tot en
40364
1895
38460
1922
130
0.6
O/
6808
14.0
0/
13622
30.0
0/
24936
54.8
01

met 1925 in de vorige
45496
2035 43461

1923
04
0.2
0/
5449
12.6
°Io

9590 22.2
o/

27999 65.0
0/
kolommen begrepen.
Dit cijfer betreft nage-
43132
2629
40503

1924
107
0.2
°/o

3574
7.6
5/
8736
18.7 ol
o

34295
73.5
O/
noeg uitsluitend bouw
46712
3616
43096

1925
41
0.1
0
/0
4059
8.6 01
0

8538
18.1 s/
34552
73.2
%
door particulieren.
47190
4477 42713

1926
100
0.2
U/
2916
5.7
0/
4749
0.3
01
0

41068
79.8 o/
2456

1

5.0 ol
o

51280
6926 44363
1927
69 0.1
0/
2759
5.3
s;

4801 9.2
0/
42617
81.3 o/
2112

4.1
0/
52358
7668
44690

1928
44
0.1 0f
1191
2.4
0
10
5542
11.1
0/
40558
81.0 o/
2728

1

5.4
0/
50063
0371
40692
1929
64
0.1 s/
2242
4.5
0
/0
5221
10.5
0/
39820
80.0 ol
o

2476

1

4.9 ol
o

49823
8669
41154
1930
98
0.2 o/
2329
4.3
s/t,

5050
9.4
0/
44024
81.9 01
2240

1

4.2
0/
53741 9210
44531

1931
35 0.1
0/
3358
6.3
0/

5961 11.2
°/o

41226
77.7
0/
2482

4.7 0f
53062
9992
43070
1932
47
0.1 sj
1447
3.3
sj

37)8
8.4 s
36129
81.7 s/
2888

1

6.5 o/
144229 6928
37301
1933
58 0.1
°lo
692
1.5
01

965
2.0
51

42707
89.8
5/
3141

6.6
0/
47563 5938
41625

575
2

ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTÊN

20 Juni 1934

moet dit verband houden met een te geringe daling

van de exploitatiekosten van de nieuwgebouwde wo-

ningen.
Deze kosten zijn de laatste jaren eenigszins ver-
laagd, echter niet in die mate als noodig is om te
voorzien in de behoefte aan goedkoope woningen.
Aan deze behoefte wordt niet voldaan, noch door de
particuliere bouwers, noch door de vereenigingen,
noch door de gemeenten. Er worden genoeg wonin-
gen gebouwd, ook arbeiderswoningen, maar deze zijn
in het aJgemuen te duur. Dit is om. een gevolg van
de te hooge. exploitatiekosten.
De bouwkosteia waren in
1932
en begin
1933
abnor-

maal laag. Daarna begon een stijging met enkele
procenten, gevolg van een prijsstijging van eenige

materialen.
De bonen der bouwvakarbeiders zijn nög hoog;
weliswaar niet hooger dan die van de arbeiders in
andere beschutte bedrijven, maar veelal belangrijk
hooger dan de bonen van hen, in wier behoefte aan
huisvesting moet worden voorzien.
In het voorjaar van
1933
werden in de groote
steden de tarieven verlaagd, terwijl met 1 October
een nieuwe verlaging der contractloonen is ingegaan.
Een verdere verlaging zal onvermijdelijk zijn, doch
een belangrijke daling der bouwkosten mag hiervan
niet worden verwacht, omdat gerekend moet worden
op een stijging van de prijzen der materialen, van
welke sommige abnormaal laag zijn geweest, enkele

zelfs lager dan vSôr
1914.
Een herstel van de materiaalprijzen op een peil,
meer overeenkomende met het algemeene kostenpeil is dan ook te verwachten, terwijl ook de op 1 Januari
1934
in werking getreden Omzetbelasting zich in de
bouwkosten zal doen gevoelen.
Alles tezamen kan worden aangenomen, dat de
bouwkosten einde
1932
en ‘begin
1933
wel het laagst

mogelijke peil hadden bereikt. Een recent onderzoek
heeft uitgewezen, dat de bouwkosten in het begin van
1934
gemiddeld
128
pOt. bedroegen van die in
1914.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE RUBBERREGELING IN NEDERLANDSCH INDIË

De heer J.
F.
Haccoû schrijft ons:

Ter aanvulling op mijn artikel in het nummer
•d.d.
30
Mei is het interessant te vermelden, dat in

eenig jaar niet in het daarop volgende mag worden
ingehaald. In de internationale regeling is echter
bepaald, dat ten hoogste
12
pOt. van het quotum, dat over eenig jaar mag worden uitgevoerd, in het
volgende jaar geëxporteerd mag worden. Aangezien
de voorraden per einde Mei grootendeels zijn afge-
voerd en onder de douane gesteld, dus – ook al
geschiedt de uitvoer later – toch buiten de restric-
tie vallen, en de normale voorraden per eind van het
jaar geen
12
pOt. der voortbrenging vormen, bestaat
de correctie-mogelijkheid tot een zekere grens.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN MEI
1934.

Prov. en Gemeentel. Leeningen ……
f 2.712.500,-

zijnde:

Nederland

Gem. Almelo
f
750.000 4 V2, %
obi. l
99 % ………….
f
742.500
Gem. Eindhoven
f
2.000.000
1)

4/ (y
o
obi.
it
9834 % ….., 1970.000
Industriëele Ondernemingen. )

Mijnbouw

Ondernemingen ………..,,
640.000,-
zijnde:

Nederland
Aandeelen:

Sarakreek Goudvelden

f
640.000 aand.
h 100 % … f
640.000
Kerkelijke Leeningen ……………,,
203.880,-
Nederland ……………… f
203.880

Totaal . . ..
f 3.556.380,-
Waarvan
f
150.000,- ondershands geplaatst.
Conversie:
f
15.000.000
4
341 % obi. Lever’s Zeep Mij.
N.V. á 100 %. Van de oude 5341 % leen4ug stond nog
f
19,5
millioen uit. Er is bij deze gelegenheid dus
f
4,5 millioen terugbetaald.

Bovendien:

f
14.900.000,- 3-rn. Schatkistpromessen
i f
998,10
,, 12.410.000,- 6 ,,

,,

,, ,,
993,70
,, 36.900.000,-

Sehatkistbiljetten

,, 1.007,27
,, 20.100.000,- 5-j.

,,

,, ,,
1.010,-
Dc Kerkelijke Leeningen zijn als volgt onderverdeeld:

Rente- Emissie-
Guldens voet

koers
pCt.

pCt.

de or’donnanties tot regeling der rubberrestrictie is
Geref. Kerk van Rotterdam-Delfs-
bepaald geworden, dat indien het exportquotum der
haMeR

…………………..
100.000

434′

100

hevolkingsrubber

beneden de
80.000
ton zou dalen,
RK. Par. Kerkbestuur
v. d. H.

deze laatste

het

verschil tusschen het vastgestelde
Joannes den Dooper,
Huizum-

quotum en deze
80.000
ton ten laste der onderne-
Leeuwarden, w’aarvan
f
84.000

mingsrubber krijgt toegewezen; de minimum-uitvoer
voor

conversle

……………
190.000

4341

98

dër bevolkingsrubber bedraagt op papier dus
80.000
Emissies in 1934.
.ton. In de persberichten, welke tot nu toe tot ons
Obligatiën
Aandeelen

Totaal

kwamen, vond ik dit niet gememoreerd, vermoedelijk
Januari
f
5.985.000,-

f
5.985.000,-
omdat

men

het alleen van theoretisch belang zal
Februari,,

1.935.375,-

1.935.375,-
hebben geacht.
Maart

.

4.167.375,-

4.167.375,-
Van deze gelegenheid maak ik tevens gebruik een
April ..,, 11.500.625,-

11.500.625,-
onvolkomen’hei’d in mijn artikel te herstellen.
Op
pag.
Mei

…..2.916.380,-
f

640.000,-

3.556.380,-

485
le kolom, le alinea staat, dat een tekort over
f
26.504.755,-

f

640.000,-

f
27.144.755,-

AANVOEREN
in
tons
van
1000
KG.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
10.16 Juni
1

Sedert
Overeenk.
h
1O-16 Juni
Sedert
Overeenk.
1934
1933
1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933
34
1Jan.
1934
tijdvak
1933

37.508
643.770
629.829

20.409
12.022 664.179 641.851
10.229
234.433
201.086

15.257
2.762
249.690 203.848
Tarwe

……………..
Rogge

……………..
768
11.189
11.202


25
11.189 11.227
Boekweit ……………..
Maïs
.
……………….
.9.897
443.802 474.356
4.540
104.418
101.642
548.220 575.998
183.046
146.926 250
27.229
17.613
210.275
164.539
139
2.2

6.115
70.450 83.452
.

200
2.206
2.017
72.656
85.469
119.492
123.237
3.055
122.321
153.721
241.813
276.958

Gerst

………………
Haver

………………..

46.571
31.960

25

46.596
31.960
Lijnzaad

……………55
Lijnkoek ……………2.423
581
9.487 10.306

1.338
3.720
10.825 14.026
Tarwemeel

……………

Andere meelsoorten
1.447
28.525 27.542

2.962
5.203
31.487
32.745
•1

20 Juni 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

553

OVERZICHT VAN ])EN STAND DER RIJKSMIDDELEN.

(In Guldens)

AfdeelingI

Kohieren voor den dienst 1934
1
)
,Jir.

9
Bedragen,
welke zijn
‘ao’

Benaming der
terugge-

middelen
Totaal
bedrag
g
er
even of
ands dan
Zuiver
bedrag
•O*.,_
.og.

-o
wegens be-
taling op de
.
kohierenaf-
.

0

9

Grondbelast. a)

9.509.523

9.509.524 9.388.631
Inkomst.bel. b)

22.994.606

889.923 22.104.683 26.698.333
Verniogensbel. c)

6.371.238

66.484 6.304.754 5.941.129
Vcrdedig.bel. 1

3.365.877

60.811 3.305.066 3.154.821

Totalen.
.1
42
.
241
.
244
1
1
.
017
.
218
1
41
.
224
.
027
1
45.182.914

V4
hoofdsom + 20 opcenteu op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen.
Hoofdsom + 20 opcenten. c) Hoofdsom + 55 opcenten.

Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit 213 gedeelte van het met
1 Mei 1934 aanvangende belastingdienstjaar 1934/1935 en
113 gedeelte van het belastingdienstjaar 193311934.

Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit 2/3 gedeelte van het be
Iastingdienstjaar 193311934 en 1/3 gedeelte van het be-
lastingdienstjaar 193211933.

Afdeeling II.

Mei
Overige middelen.

1934

l&I

periode
1933
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel. )

840.199

3.857.646

3.102.313
Rechten op den invoer ) 7.025.403 27.655.464 34.169.971
Statistiekrecht …………151.659

718.683

780.060
Accijns op zout ………..152.892

824.755

929.495
Accijns op geslacht . . . .

572.833

2.896.576

2.706.120
Accijns op wijn )

76.517

843.300

770.340
Accijns op ‘t gedistill. ) 2.687.325 12.591.736 13.530.082
Accijns op bier ) 948.299 3.914.079 4.016.803
Accijns op suiker ) . . . 3.655.557 19.515.736 24.903.127
Accijns op tabak ) . . . . 2.418.751 11.349.563 12.032.329
Bel, op gouden en zilverw. 38.802 221.456 259.444
Omzetbelasting’) …….5.310.717 17.949.226


Couponbelasting
4)
…….407.724

1.243.719


Recht, en boeten v.zegel) 51.488.951
6
7.188.299

6.461.551
Recht, en boet. v. registr. 1.200.557

4.895.681

4.714.428
Recht, en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden en v. schenking 3.017.472 13.789.469 14.042.798
Opbrengst d. loodsgelden

303.629

1.576.574

1.433.872

Totalen. . . ..30.297.287 131.031.962 123.852.733

) Hoofdsom en opcenten, ook wat betreft de ontvang-sten over het vorige jaar, bedoeld in kolom 3.

Het verschil tusschen de raming en de opbrengst van
dit middel, is in hoofdzaak het gevolg van de in vorige
overzichten medegedeelde oorzaken.

‘) Ofschoon de raniing van dit middel over een vol jaar
is berekend, trad de ivet tot heffing van deze belasting
eerst op 25 Februari 1934 in werking.

5) Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van iiiakclaars en col,imissiounai rs in effecten, ciiz.
f
197.231.
(i3eursbel.)
8)
Id. f
1.418.594.

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET WEGENFONDS.

Wegenbelasting ……..
1
1.927.9361

7.958.3271

7.686.135
Rijwielbelasting

28.583

119.978

129.735

Totaal ………..1.956.519

8.078.305

7.815.870

INKOMSTEN TEN ]3ATE VAN HET GEMEENTEFONDS

Dienst 193311934
Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der
hieren voor den dienst kohieren tot en met
1932/33 tot en met de-
de maand Mei 1934
zelfde maand van 1933

Gemeente.f.belast..
.
59.928.107 70.083.235
Tijd. opc. o. d. gem.f.b.
22.799.203

Opc. verm. t. get. v. 50
5.67 1.759
5.438.020 Tijd. opc. o. d. verm.b.
3.403.055

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Ned (Disc Wissels. 24
19Sept.’33
Lissabon

•… 54
8Dec.’33

Bk

Bel.Binn.Eff.
3
19Sept.’33
Londen ……2
30Juni’32
Vrsch. in R.C.
3
19Sept.’33
Madrid ……6
26 Oct.’32
Athene ……….
7

14Oct.’33
N..YorkF.R.B. 11
1
Feb.’34
Batavia ……….
4416Aug.’33
Oslo

……..
3422Mei’33
Belgrado

……..7
9
Febr.
’34
Parijs

……
2431 Mei’34
Berlijn ……….4 22
Sept.’32
Praag

…… 3425
Jan.’33
Boekarest……..6

5Apr.’33
Pretoria

….
3415Mei ’33
Brussel ……….3

26Apr.’34
Rome………3

11Dec.’33
Budapest ……..44
17Oct. ’32
Stockholm

.. 24
1Dec.’33
Calcutta

……..34
16Feb.’33
Tokio

…. 3.65

2 Juli’33
Dantzig

……..3

6
Mei
’33
Weenen……5
23Mrt.’33
Helsingfors ……44
20Dec.’33
Warschau…. 5
26 Oct. ’33
Kopenhagen

…. 24

1 Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31

OPEN MARKT.

1934 1932
1914

16
‘Ufli
11116
4/9
28Mei!
H
il’

13)18
20)24
Juni
Juni
2Juni
Juni
Juli

A
msterdam
Partic.disc.
118
51_111
31
4

3/
4
..l6/,
13(
4
21/
4

‘h
3’h

‘/,s Prolong.

1 1 1
1
3
14
1
2)4-
3(4
Londen
Dageld.
. .
3
j-1
3j
4
_1
/4-1
3
1
4_
1
‘/4-1
‘je!’),
1314-2
Partic.dlsc.
7/
8
J6/
16

7/5_15154
718-151,6
15/
7
116
-5
18
1-118
4114_314

Berlijn
Daggeld…
3714_51/
5

33j45115
318
-51
14
4
1
15
5
1
4
3
1’5
1
12
5-614

Maandgeld
314-5
1
13
331
4
_511
3

3145
1
13
4
1
12-6
4
1
1,-6
5-6
1
1

Part, disc.
331
4

331
4

3
1
14
3314_715
31
8

4314
211-113
Warenw…
4-
1
12
4-
1
12
4
1
12
4-4
1
)2
4-
1
12
5..’12

Ne,o
York
Dageld
1)
1
1 1 1 1
21/
5
3/
4

1’/-2
1
12
Partic.disc.1
3
1
/u
1

3/
14
.11
4

1
314

1
51
1

1)
Koers van 15 Juni en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data

1 New 1 Londen
1
Berlijn 1 Parijs Brussel IBatav1a
1
York)
1

) 1

1

0)1

0)

1)

12 Juni 1934
1.47%
7.44s1
8

55.80
9.734
34.44
100s1
13

,,

1934 1.47%
7.42%
55.80
9.724
34.44
10031
8

14

,,

1934
1.47%
7.44
5581 9.73ï
34.464
10081
15

,,

1934
1.47
3
18
7.45%’
56.-
9.744
34.47
1003/
16

,,

1934 1.47% 7.44%
56.30 9.744
34.47
10031
8

18

,,

1934
1.4771,
6

7.4411
56.13
9.734
34.46
10031
8

Laagste d.
ww
5
)
1.4671
8

7.42
55.60
9.724 34.374
100
Hoogste d.’)
1.4734
7.45%
56.70
9.744
34.50
10051
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

D a a
Zwit-
serland
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
S,)

Ç!
reSt’.)
0*) *0)

12 Juni 1934
47.87

6.15
1.474
12.70
20.19
13

1934
47.87

6.15
1.474 12.69 20.17
14

,,

1934
47.90

6.15
1.48
12.70
20.17
15

1934
47.89

6.15
1.474
12.704
20.16
16

1934
47.91

6.16
1.48


18

1934
47.92

6.15
1.48 12.71
2016
Laagste d.w’)
47.82%

6.10
1.45
12.624 20.05
Hoogste d.wl)
4795
28.-
6.174
1.50
12.75
1
20.25
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52

Data
Stock-
holm
0)

Kopen-
hagen0)
Oslo’
/

17r,l_

forfi’)
Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)

12 Juni 1934 38.40

33.274 37.424

3.30

35’18

1.48515
13

,,

1934 38.30

33.20

37.324

3.29

36

1.491/
8

14

,,

1934 38.35

33.25

37.40

3.29

36

1.49%
15

,,

1934 38.40

33.30

37.424

3.29

37%

1.49
16

,,

1934 38.45

33.274 37.45

3.29

37

1.49
18

,,

1934 38.35

33.25

37.35

3.28

37%

1.491,
Laagste d.w’) 38.-

32.90

37.05

3.25

35

1.48
Hoogste d.w’) 38.65

33.50

37.65

3.35

37%

1.49%
Muntpariteit

66.671 66.671

66.671

6.266

953/,

2.4878
5)
Noteering te Amsterdam.
*0)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In
‘t
lste
of
2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN
TE NEW
YORK. (Cable).
Data

1

12 Juni

1934
5,0511,
6,61
38,13
67,96
13

,,

1934 5,04%
6,60%
38.16 67.94
14

,,

1934 5,05
6,61
38,04
67,91
15

,,

1934
5,05’1
6,605/,
38,21
67,84
16

,,

1934 5,05
6,60%
38,21 67,83
18

,,

1934 5,05 6,61
38,17
67,90

19 Juni

1933
4,14%
4,81
29,12 49,16%
Muntpariteit..
1

4,86 3,90
51
8

23.81%
4011j4

STATISTISCH OVFRZTCHT

GRANEN
EN ZADEN
TIJINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
GERST
64/65 K.G.
LIJNZAAD
(Loosduinen)
RUND-
VLEESCH
VARKENS-

Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
BLOEM-

KASKOM-

SALADE
(versch)
VLEESCH
(versch)
Rotterdam!1
Amsterdam
R’damlA’dam R’damlA’dam
loco Rotter-
danJA’dam R’damiAdam
KOOL

KOMMERS
Ie soort5)
Gem.v.3kw.
per 100 KG.
per 100 1(0.1
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
er2090KO
per 1960 K.G.
le soort

Ie soort
P. 100 St.
5)

P. lOO st. 5)

l

100 Krop
per 100KG.
Rotterdam
1)
____
4)
Rotterdam
f1.
°Io .
.

i:1
5

.
.f
-010
1925
17,20
100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0236,00
100,01
46250
100,0
– –
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
1

360,50 77,9


1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
1

362,50
78,4
– –
1928
13,476
78,3
13,15 100.6
226,00
97,7
228,50
96,8
1

363,00
78,5
26,47
100,0
23,08
100,0
5.83
100,0
93, 100,-
77,50 100,-
1929
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2 419,25
90,6
26,32
99,4
23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5

56,3 6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
16,32
61,7
18,28
79,2
3,51
60,2
108
1

116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4,55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2
4,33
74,3
88,-
94,6
48,-
61,9
1932
5,22e
30,4 4,625
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00 29,6
16,71
63,1
11,87
51,4
3,57
61,2
61,-
65,6
37,50
48,4
1933
5,01
5

29,2 3,54
27,1
68,50
29,6
70,00 30,0 148,00
32,0
14,47
54,7
9,96
43,2
1,86
31,9
52,-
55,9
49,50
63,9

j
,
an.

1932
5,05
29,4
5,07
5

38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
70,-
75,3
40,-
51,6
ebr.
5,30
30,8
5,07
5

38,8
74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8

1
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
5,52
5

32,1
5,80
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
67,-
72,0
32,-
41,3
April
5,65
32,7
6,22
5

47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2 20,38
77,0
15,06

——————

65,3
5,27
90,4
63,-
67,7
28,-
36,1
Mei
5,60
32,6
5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
13,03
49,2
14,78
64,0

———————-
———————

3,71
63,6

67,7
26,-
33,5
unl
5,22
5

30,4
4,15 31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
5,76 25,0
1,73
29,7
67,-
72,0
34,-
43,9
jul
4,90
28,5
4,-
306
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1

68,8
35,50
45,8
Aug.
5,20
30,2
4,07
5

31,2
77,50
33,5
98,25 41,6
133,00
28,8
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.,,
5,4V
31,8
.4,20
32,1
78,50
33,9
88,50
37,5
150,75
32,6
55,-
59,1
42,50
54,8
Oct.,,
5,25
30,5
3,92
5

30,0
74,50
32,2
79,50
33,7
138,25
29,9










51,-
54,8
44,-
56,8
Nov.
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25
30,8
79,00
33,5
135,25
29,2
53,-
57,0
46,-
59,4
Dec.
4,72e
27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9, 135,00
29,2
53,-
57,0
46,-
59,4
Jan.

1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5















50,50 54,3 44,75 57,7
ebr.
4,776 27,8
3,70
28,3
71,00 30,7 74,75
31,7 130,25
28,2

—-




49,25
53,0

58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,82
5

29,3
73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
46,50
50,0

59,4
April
5,15
29,9 3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
14,62
55,2
13,59







——-

58,9
3,27
56,1
49,50 53,2 48,25 62,3
Mei
5,40
31,4
3,775 28,9 70,50 30,5 73,25
31.0
146,75
31,7
14.32
54,1
10.74












46,5
1,51
25,9
52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
5,56







——-








——-

24,1 0,81
13,9
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
33,9 3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,l














49,25
53,0 48,50
626
Aug.
5,30
30,8
3,55
27,2
61,25 26,5
67,75
28,7
161,50
34,9
28,2








—-










49,-
52,7
49,25
63:5
Sept.
4,95
28,8
3,475
26,6
61,00 26,3 65,25
27,6
159,00
34,4
1
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.

»
Nov.
4,40 25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5


56,25
60,5
54,25 70,0
Dec.
4,55
26,5
2,95
22,6
74,50
32,2
60,00
25,4 147,25
31,8

i
59,50
64,0
54,375
70,2 4,57
26,6 3,30
25,3 73,50 31,7
59,25
25,1
154,50
33,4
– –




60,75 65,3
53,50
69,0
kan.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25



—-

——-

62,50
67,2
53,75
69,4
ebr.
Maart

,,
3,40
3,25
19,8
18,9
2,775
2,725 21,2
20,8
65,25 70,75
28,2 30,6
58,50 58,75
24,8 24,9
133,00
132,00
28,8
28,5







—–






——-

63,-
67,7
53,50
69,0
April

,,
3,20
18,6
2,70
20,7
70,50
30,5
56,75 24,0
136,50
29,5
17,03
64,3
12,20
52,9
4,61 79,1
61,75 63,50
66,4 68,3
50,50
49,125
65,2
63.4
Mei
3,32
5

19,2
2,875
21,9
62,00
26,8 63,00
26,7 154,50
33,4
12,77
48,2
31,2


—-




—-


11,20



—-



—-


48,5 2,09
35,8
65,75
70,7
47,50
61,3
4 Juni
3,65
21,2

1
3,10
23,7
63,00
27,2
69,00
29,2
159,00
34,4
10,30
38,9
5,24



—-



—-


22,7
1,26
21,6
65,-
6
)
69,9
44,-
6)
56,8
,,

,,
3,65 21,2
3,10
23,7
66,00 28,5
73,001 30,9
157,50
34,1
5,97
22,6
2,81
12,2
0,75
12,9
63,50
7
)
68,3
43,50
7
)
56,1
18

,,

,
3,70
21,5 3,25
24,9
65,50
28,3
78,00
1
33,1
155,00
33,5
1
3,73
14,1
1,95
8,4
0,63 10,8
61,509)
66,1
42,50
8
)
54,8
J

.c vuur ue rueulcnring op aezen staat oe nos. van s, I Aug. 192S, 25. Febr. 1931 en IS Febr. 1933.
1)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 tot
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74j5 K.O. Hongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23Mei1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Canada. Van 19Sept.’32 tot 24 Juli ’33 62163 K.G. Z.-Russ.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van-April, Mei en Juni van het betreffende

V,rvnI., TÂTÎSTISrII flVP71d’MT

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM

BENZINE KATOEN
1

WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen, Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf exp
gekamde Australische,
Australische,
HUIDEN
SALPETER
_________

onezeefd f.o.b.
33 tlm 33.9°
64/66°
Sets. per
Middling
locoprijzen
J

F.

F.
Sakella-
G. F. No.
i
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf,
open
kop
GId. oer
100

G.
R dam/A’dam
per
i000
K.G.

5.
g.
per barrel
U.S.gauon
New-York
rides-
Oomra Liverpool
loco
Bradford
per Ib.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per Ib.,
Liverpool
Bradford per Ib.

1925
iE
10,80
100,0
j
1.68
0
10
100,0
8cts.
14,86
01
0

100,-
ets.
23,25

,
Olo
100,0
pence
29,27
0f

100,-
pence
9,35
O/
100,-
pence
55,00
0
10
100,0
pence
29,50
100,0
iE
34,70
1
100,0
12,-
1100,0
1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5 6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46 82,0
11,61
1

96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,- 17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50 88,2
26,50
89,8
40,43
116,5 11,48
t

95,7
1928
10,10
93,5
1.20
72,4 9,98 67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50.
93,6 30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
1

95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
12,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9 26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33.9
8,60
37,0 7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,05)
74,1 0.81
48,2 4,50 30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3.11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15 32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8
0.45 26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2 6,18
51,5
kan.

1932
8,25
76,3
0.71
42,3 5,25 35,3
6,65
28,6
5,09
17,4
3,38 36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59,2
ebr.
Maart
8,25
8,35
76,3 77,3
0.71
0.71
42,3
42,3
4,925
4,62
5

33,1 31,1
6,90
6,90
29,7
29,7
5,31
5,37
18,1
18,3
3,51
3,30 37,6 35,3
16,25 16,50
29,5
30,0 9,00
8,75 30,5
29,7
11,75 10,25
33,9
7,25
60,4
April
8,65
80,1
0.86 51,2
4,34
29,2 6,25
26,9
5,08
17,4
3,08 33,0
16,50
30,0
9,00
30,5
9,25
29,5
26,7
7,40
7,40
61,7 61,7
Mei

,,
8,30
76,9
0.86 51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6 8,25′ 28,0
8,88 25,6 7,40
61,7

J
uni
8,25 76,3
0.86
51,2
4,25
28,6 5,25 22,6
4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9-.
25,9 7,40
61,7
uh
8,10
75,0 0.86
51,2

4,25 28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8 9,75
28,1


Aug.,,
Sept.,,
7,80 72,2 0.86
0.86
51,2 4,30 28,9
7,35 31,6
5,71 19,5
3,33 35,6
15,75
28,6
8,25
28,0

34,6
5,70
47,5
Oct.,,
7,75 71,8
51,2 4,375 29,4
7,75
33,3
6,37
21,8
3,64 38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90 49,2
Nov.
7,65
7,40 70,8
68,5
0.86 0.86 51,2 51,2
4,45
4,60
29,9
31,0
6,50
6,15
28,0 26,5
5,68
5,16
19,4
17,6
3,16
3,-
33,8
32,1
15,75 15,25
28,6
27,7
8,50 8,25
28,8
28,0

40,3
34,6
6,-
6,10 50,0 50,8
Dec.
7,25
67,1
0.746
44,3
4,435 29,8
5,95
25,6
4,73
16.2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7
Jan.

1933
11
7,05
65,3
0.53
31,5 4,16
28,0
6,15 26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
ebr.,,
Maart

,,
7,20
7,25 66,7
67,1
0.38
0.38 22,6
22,6 3,97
3,876
26,7
26,1
6,10
6,40
26,2 27,5 4,98
4,97
17,0 17,0
2,78
2,77
29,7
29,6
15,50 15,25
28,2
27,7
8,25
7,75 28,0
26,3
10,38
29,9
6,40
53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37
22,0 3,67
24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68
28,7

15,75
28,6
7,75
26,3
10,75
11,25
31,0
32,4
6,40 6,40 53,3 53,3
Mei
7,15
66,2
0.23
5

14,0
2,95
19,9
7,30 31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
533

J
uni
7,15
66,2
0.25
6

15,2
302
20,3 7,85 33,8
5,85
20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40 53,3
uh
Aug.

»
7,05
6,95
65,3 64,4
0.41
0.37 24,4
22,0
3′,33
3,37 22,4 22,7
7,60 6,90
32,7
29,7
5,76
5,39
19,7 18,4
3,20
2,91
34,2
31,1
20,75
20,75 37,7 37,7
9,75
9,75
33,1
33,1
16,-
14,75
46,2
42,5
6,40 53,3 48,3
Sept.

,,
6,85
63,4
0.52 31,0 3,50
23,6
6,60
28,4 4,70
16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,2
5,80 5,85 48,8
Oct.


6,60
62,1
0.66 39,3
4,04
27,2 6,40
27,5
4,55
15,5
2,48 26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.

,,
6,75 62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39 25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95 49,6
Dec.
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
6,50 28,0 4,89
16,7
2,38
25,5 25,00 45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0
Jan.

1934
6,65 61,6
0.66 39,3
3,74
25,2

7
,
10

30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0

37,5 6,15 51,3
ebr.,,
Maart

,,
6,30
6,25
58,3 57,9
0.64
0.63

1
37,5
3,25
3,05
21,9
20,5
7:50
7,40
32,3
31,8
5,64 5,50
19,3 18,8
2,68 2,76 28,7
29,5
23,75 23,25 43,2
42,3
12,75 11.75
43,2
39,8

12,50
37,5
360
6,20
625
51,7
52,1
April

»
6,30 58,3
0.62
36,9
2,795
18,8
6,95
29,9 5,37
18,3
2,50
26,7 23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,
,
6
6,
,
30
52,6
Mei

»
4 Juni

6,25
6.20
57,9 57,4
0.62 0.62 36,9
36
,9
2,88
2,88
2
)
19,4
19,4
6,80
7,00 29,2
30,1
5,20
5,295)
17,8
18,1
2,48 2,79
6
)
26,5
29.8 21,00
38,2
10,50
35,6
11,88
34,2 6,30
52,6
6,15
56,9
0.62
36,9
2,88
3
)
19,4
7,15
30,8
5,28
6
)
1

18,0
2,68
6
)
28,7
19,007) 34,5
9,758)
33,1
11,50°)
33,1
6,30
6,30 52,6
52,6
8

,,
6,15
56,9
0.62
36,9
1
2,80
4
)1
18,8
7,15

1
30,8 1
1
630
52,6
Jaar- en maandgem.
afger.
op
1
/8 pence.
2)
1Juni.
3)
8
Juni.
4
)
15 Juni.
5)

6Juni.
6)
13Juni.
7)
7 Juni.
i 12
juni.

GROOTHANDELSPRIJZEN
1)


ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD ZILVER
per
Leeuar’-
Ijeffing

Crisis
Alkmaar
Fabrieks-
0cm. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
Locoprijzen
locoprijzen
Foundry
IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen Londen cash
Londen
cash
Londen per
derCornm.
Zuivel-
kaas Roermond Londen Londen
per Eng. ton
Londeh-per
Eng, ton
No. 3 f.o.b.
Middlesb.
Eng. t.
f.o.b.
per
per ounce
Standard
Noteering
Centr.

ki. mlmerk
p. 100 st.
per Eng. ton
perEng.ton
Antwerpen
Eng.ton
fine
Ounce
per5OK.G.

f1.
°Io
f1. f1.
0
10
t’.
°Io
0
10′
£
£
0
10
Sh.
010
sh.
Ii
£
O/
ah.
O(
pence
O(
o

1925
1926
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0 62.116
100,0
36.816
100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
671-
1

100,-
36.316
100,-
8516
100,-
2h/
100,0

1927
1,98
2,03 85,7 87,9


43,15 43,30
77,1
77,3 8,15
7,96
88,8
86,7
58.11-
55.141-
93,5
89,7
31.116
24.41-
85,3
66,4
290.1716
290.41-
111,1
110,8
8616
731-
118,5 100,0
6818 6416
1

102,5
1

96,3
34.2
1
6
28.101-
94,3
78,8 851-
851-
99,5 99,5
28
11
/1
26
3
14

243/1e

89,3 83,3
1928
2,11
91,3

48,05 85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
1

93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
116
81,1
1929
2,05 88,7

45,40
811
8,11
88,3
75.141- 121,9
23.51- 63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6 24.1716
68,8
851-
99,5
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
687
6,72
732
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
1
/1
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
583
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.1/-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
13(
41,6
1932
0,94 40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121-
23,6
972/-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
1181-
138,0
12
7
/
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124/7
3
14
145,8
12
318
38,5

Jan.

’32
116
50,2

25,75
46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.18IJ
37,8
416
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013
140,7
0(8
43,2
Febr. ,,
134
58,0

27,75
49,6
3,79
41,3
26.41-
42,2
10.51-
28,1
99.216,
37,9
4116
56,8
401-
59,7
10.-/-
27,6
11916
139,9
14
43,6
Mrt.

,,
0,98 42,4

23,65
42,2
3,425
37,3
24.181-
40,1
9.9/-
25,9
96.6/-
36,8
441-
60,3
401-
59,7
9.111- 26,4
1141
133,5
1331
4

42,8
Apr.

,,
0,99 42,9

19,60
35,0
2,77
5

30,2
23.81-
37,7
8.1616
24,2
841516
32,4
451-
61,6
3716
56,0
9.21-
25,2
11013
129.0
13
1
1
40,9
Mei

,,
0,82
35,5

19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8.-!-
22,0
89.1316
34,2
441-
60,3 37(6 56,0
9.9/-
26,1
112/9 132,0
12
5
(
39,3
Juni. ,,
III
48,1

24,25
43,3 3,08
33,5
20.1216
33,2
7.51-
19,9
84.9
1

32,3
44!-
60,3
3716
56,0
8.131-
23,9
11316
132,7
12
5
18
39,3
Juli
0:96
41,6 0,45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
34,7
42/6
58,2
371-
55,2
8.616
23,0
1161-
135,7
12
3
(
38,5
Aug.

,,
0,76 32,9 0,58
17,90
32,0 3,72
40,6
22.416
35,8
7.17/6
21,6
101.-/-
38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.1316
26,7
11816
138,6
12
13
/16
39,9
Sept. ,,
0,84
36,4
0,65
19,70
35,2 4,64 50,5
25.8/-
40,9
9.10/6
26,1
109.9/6
41,8
42/-
57,5
351-
52,2
11.21-
30,7
11819
138,8
13
40,5
Oct.


0,82
35,5
0,73
25,50
45,5
5,73
62,4
22.516
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
411-
56,2
3416
51,5
10.816
28,8
12116 142,1
12
1
1
38,9
Nov.
0,81 35,1
0,78
26,50
47,3
6,65
72,4
21.191-
35,4
8.416
22,6
104.716
39,9
401-
54,8
3416
51,5
10.81
28,7
12519
147,2
12
5
/i
38,3
Dec.

,,
0,73 31,6 0,85
22,55
40,3
5,125
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5
10.71-
28,6
12519
147,2
11
1
/1
35,8

Jan.

’33
0,73 31,6 0,89
21,75 38,8
4,27
46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9.191- 27,5
12218
143,5
1111(
16

36,4
Febr. ,,
0,65
28,1 0,91
20,60
36,8
4,35
47,4
20.31-
32,5
7.71-
20,2
104.716
39,9
431-
58.9
341- 50,7
9.151- 27,0
12015
140,8
11
1
1116
37,2
Mrt.

,,
0,53 22,9
0,99
19,40
34,6
2,80 30,5
20.-16
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
120/5
140,8
127/1
38,7
Apr.

,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5

22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
431-
58,9
3516
53,0
10.8/6 28,8
12011
140,4
12/)4
39,9
Mei

,,
0,52
22,5
1,-
21,80 38,9
2,49
27,1
23.66
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.13/ 29,4
12316
144,4
13
114
41,2
Juni

,,
0,52 22,5
1,-
23,50 42,0
2,50 27,2
25.7-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.12(6
32,1
122134
143,0
13
114
41,2
Juli

,
0,55
23$
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.161-
41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
1231104
144,9
12
7
116
38,7
Aug.
0,63 27,3
1

18,90
33,8
3,575

38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-
55,4
411-
56,2
35/-
52,2
11.71-
31,4
125110
147,2
12
37,4
Sept.
0,66
28,6
095
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3916
54,1
3416
51,5
10.1816
30,2
130111
153,1
11151
1
6
37,2
Oct.
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0 22.11-
35,5
7.141-
21,1
145.5/-‘
55,5
39(6
54,1
3416
51,5
10.131-
29,4
13111
153,3
11
7
/9
37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90 20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.19,6
27,6
128154
150,1
12
1
14
38,1
Dec.

,,
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,475

59,6 21.11-
33,9
7.121- 20,9
153.81-
58,6
4016
55,5 361-
53,7
9.191-
27,5
126124
147,6
12
9
116
39,1

Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0 21.71-
34,4
7.71-
20,2 148.31-
56,8
3916
54,1
361- 53,7
9.121
26,5
12916
151,5
12
3
14
39,7
Feb.
0,47
20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9.-16
24,9
13711
160,3
1212
38,9
Mrt.,,
0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.3/-
32,5
7.316
19,7
144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21-
25,2
136/8
159,8
12
5
/
39,3
Apr.,,
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416 19,8
150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
135/14
158,0
12
7
156
38,7
Mei,,
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54 27,7
20.4!-
32,5
6.16/6
18,7
144.19(6 55,4
40/6
55,5
32/9
48,9
9.2/-
25,2
136/3
159,4
12
1
/16
37,5
4 Juni,
0,41e)
17,7
1,-
18,50
6
)
33,0 2,70
29,4
20.0/-
32,2
6.15/-
18,5
141.1916
54,2
4016
55,5
32/-
i

47,8
9.2/-
25,2
137/2
160,4
12
1
(16
37,5
II

,,

,
0,41
0

17,7
1,-
18,50:
1

33,0
2,75
30,0
20.816
32,9
6.916
17,8
141.1316
54,1 4016
55,5
321-
/

47,8
9.316
25,4
137194
161,2
12
3
116
37,9
18

,,

,
1
34,8 12,75
130,0
19.1/6
32,1
6.171-
1

18,8
137.161-
52,6
40j6
55,5
3116
1

47,0
8.1316
124,0 113719
161,1
12
3
116
1

37,9
5Sept. 1932 79 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No2
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van
an. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2. van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 6415 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3
lar.
6)
1
Juni.
7)
9 Juni.
8
)16 Juni.
9)7
Juni.
10)
14juni.
11)
8juni.
11)
15Juni.

AN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
.

KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Kolo-
basis 7″ f.o.b.
Zweden/
binnenmuur

buitenmuur
O.F. Accra
Ned.-Ind.
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
AfI. N.-1. theev.
Finland
per

per per
50 K.G. c.i.f.
f.m.s.
per
100
K.G.
Locoprijzen
Rotterdam
Sheets
suiker
loco
R’dam/A’dam
A’dam gem. pr
.
Java- en Suma-
Grond-
nlale
per standaard
van 4.672 M.
per
1000
stuks per I000stuks
Nederland
Amsterdam
per
1
12
K.G.
loco
Londen
per Ib.
per
100
K.G.
tratheep.1/1 KO stoffen
pro.
ducten

01
f
%
sh.
1
1
0
f
o/
o

cts.I
0
10
Sh.
0
10
ii
Ç
cts.
1
10
1925
159,75
1100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
1100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153,50
96,1
15,75
101,6
19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
1

90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0 102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62′
90,9
46,875
1

76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9 87.5
109.1
1928 151,50
1

94,8
12,-
77,4
18,50
974
5713
134,9
31,276
88,9
49,625
1

80,9
-110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 91.4
1929
146,00
1

91,4
14,-
90,3
21,25
111:8

45110
107,9
27,37′
76,3
50,75
82,7 -110,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930 141,50
j

88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,626
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
68.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37
5

42,9
25 40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
1
39,1
-/1,75
4,9
6,32′
33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30 25,9
21,10
34,2
-12,25
6,3
5,52
5

29,5
32,75
38,7
.

35.2
34.7

Jan.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5

36,6
23
37,5
-12,125
6,0
7,35
39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
,,
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
1450
40,4
23
37,5
-12
5,6
7,05
37,6
30
35,5
38.3 38.3
Mrt.

,,
70,00 43,8 9,75 62,6
18,-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5
/I,625
4,6
6,25
33,3
31
36,7
37.0
39.7
Apr.

,,
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
20/6
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-/1,5
4,2
5,90
31,5
29,25
34,6
36.2
38.0
Mei
70,00
43,8
8,50 54,8
IS,

78,9
20/6
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
5,62
5

30,0
30,25
35,7
35 2
38.1
Juni
70,00
43,8 8,50 54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,37
5

34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,30
33,6
28,50
33,7
34.2
38.7
Juli
67,50
42,3
8,50 54,8
15,-
78,9
20
1
1
47,3

1
2,37
5

34,5
24
39,1
-/1,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 37.6
Aug.
63,00
39,4 8,50 54,8
15,-
78,9 20
1
7
48,4
12,37′
34,5
24
39,1

1
1,75
4,9
6,576
35,1
22,75
26,9
35.9
374
Sept.

60,00
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9
21/2
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1

12,125
6,0
6,52
5

34,8
23,75
28,1
37.8 38.5
Oct.

63,50
39,7

52,1
14,50
76,3
18
1
8
43,9
12,37′
34,5 26,50 43,2
.
-/1,75
4,9
6,32′
33,7
28,50
33,7
36.2
38.7
Nov.
63,50
.
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,12′
33,8
24,50
39,9
-(175
4,9
5.87′
31,3
30,75 36,4 35.3
37.2
Dec.
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
17
1
4
40,8
11,75
32,8
24
39,
1

-/
1
:
75

4,9
5,50
29,3
28,25 33,4 34.0
35.7

Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1

1
1,625
4,6
5,37′
28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
70,00
43,8 9,25
59,7
13,-
68,4
15
1
9
37,1
10,62′
29,6
23,75
38,7 -11,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4 Mrt.
70,00
43,8 9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,375
28,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4
34.9
Apr.
70,00
43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
15
1
5
36,3 9,50 26,5
23,50
38,3

1
1,625
4,6
6,07
32,4
27,50
32,5
32.8
34.9
Mei

70,00
43,8
9,50
61,3
12,50
65,8
1616
38,8 9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
6

32,1
26,50 31,4
34.2
35.0
Juni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50
36,6
-12,375
6,7 6,35
33,9
31
36,7
37.2
37.5
Juli
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-‘2,625
7,4
5,925 31,6 33,50 39,6
38.2 37.4
Aug.
:
75,00
46,9
10,50
67,7
13,

68,4
1615
38,6
8,75 24,4
20,75
33,8

12,625
7,4
5,27′
28,1
35,25
41,7
36.5
35.6
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9 8,25 23,0
19,75
32,2
-12,5
7,0
5,375

28,7
1

36,75
43,5
36.7
34.6
Oct.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
12
1
7
29,6
7,625
21,3
17,75
28,8

1
2,625
7,4
4,90
26,1
1

42,25
50,0 36.5
33.4
Nov.
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65
24,8
1

40,50
47,9
36.4
32.7
Dec.

,,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975

22,2
16
26,1
-12,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3

Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2
7,45 20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9
33.8
Feb.,,
80,00
50,1
10,50 57,7
12,50
65,8
1415
33,9 7,25
20,2
17,25
28.1
13
8,4
4,975

26,5
46,75
553
35,9
,

35.9
Mrt.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1411
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9
../3,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.7 35.2
Apr.
80,00
50.1
9,75 62,6
12,-
63,2
14
1
4 33,7
6,55
18,3 17,75
28,9

13,625
10,2
425
22,7
44,25 52,4
35.6
34,5
Mei
,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
15
1
2
35,7
6,72
5

18,7
17
277

1
4
11.2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3
4 Juni
80,00
50,1
15/6
36,5 6,75
18,8
17
277
-13,875
10,9
4,125
22,0
40,75
8
)
48,2
34.8
33.7
II

,,
80,00
50,1
15
1
6
36,5
6,87
6

19,2
17
27,7
-13,9375
11,1
4,12
6

22,0
34.7
33.
18
80,00
50,1
1516
36,5
7,125
19,8
17
27,7
-14,125
11,6
4,25 22,7
34.4
33.8
I.B. Alle Pondennoteeringen vanaf 21 Sept. 31 zijn op goudbasis omgerekend; de Doliarneteeringen vanaf 20 AprIl
1
33 zijn In verhoudIng van de depreclatie
en den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

556

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Juni 1934

EOFIRSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen

1
Nofeerings-
eenheden
2Juni
1

1934
9Juni
1
1934
11116 Juni 1934
LaagsfeHoogste
I6Junt
1934

Alexandrie.,
Piast. p. £
97
974
9731
s

975,’
973
Athene
Dr. p.
530
527 527
527
527
Bangkok….
5h. p.tical
111011
8

111011
8

l/lO’/s

1110l1
8

111011
8

Budapest

• .
Pen. p.
j’.
17%
17%
17%
17%
17%
Buenos Aires
d. p.$
2651
25
5
18
26
27
263%
Calcutta . . ..
Sh. p. rup.
1/6
1
1
82

116
1
1
82

116
116I1
116
1
1
Constantin.,
Piast. p. £
625 620
620
620
620
Hongkong ..
Sh. p. $
1/5
8
1
1/5%
114718

115%
115%
Sh. p. yen
1/29/2

1123(
1/281,
11231,
1/2%
Lissabon ….
Escu.p.c
110
110
109%
110%
110
Mexico

….
$ per £
181/
4
18%
17%
18%
18
Montevideo .
d.perc
19% 19%
19y 20k’
20
Montreal

..
$ per £
5.05
5.021/.
4.98
5.03
5

Kobe

…….

Rio d. Janeiro
d. per Mil.
4
4%
4% 4%
4%
Shanghai

..
Sh. p. tael
113%
113
8
1
1a

1/3%
114
11351
8

Singapore ,.
id. p. $
2
1
45
1
32

2
1
45
/
32

214i1
2/4%
2
1
4513
2

Valparaiso
1)

$,per
£
– – – – –
Warschau ..
Zl. p. £
2671
t
26%
26%
27
26

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
5)

Londeni)
N.Yorkl)
Londen
12 Juni 1934.,

1951
45
12 Juni 1934…,
13714
13

,,

1934..

19I51
45%
13

,,

1934….
138/4
14

,,

1934..

1971
8

45%
14

,,

1934….
137
1
81
15

,,

1934,,

19
1
a1
45
15

,,

1934,…
1378
16

,,

1934..

1971
8

4471
8

16

,,

1934….
13718
18

,,

1934..

19
11
1,6
4471
8

18

,,

1934….
13719
19 Juni 1933. .

1931,
36
19 Juni 1933..,.
122,
1
2
27 Juli

1914,, 2415j
59
27 Juli

1914….
84110%
1) in pence p. oz.stand.
2)
Forelgn sliver In $c. p.oz. fine.
3)
in 5h. p. oz.fine

STAND
VAN
‘e
RIJKS
KAS
Vorderingen.
1

7luni1934

1
151uni1934

/
29.147853,07
.f
42.864.904,35
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

227.739,90
,,

25.435,38
Voorsch. op uit. Mei (reap. Apr.)
’34
aan
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keerenhoofds.derpers.bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en dergem
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,

3.443.955,07
2.806.754,47

derlandsche

Bank……………….

Voorschotten aan Ned.-lndit ………
279.942.003,78
,,279.796.651,75
Id. aan

Suriname …………………
12.225.356,78
,,

12.306.917,41
Id. aan

Curaçao ………………….
2.520.561,31
,,

2.496.147,31
Kasvord. weg. credietverst. alh. bulteni
,,
108.944.018,13
,,
109.316.372,74
Daggeldieeningen tegen onderpand ..,,
5.500.000,-

..


Saldo der postrek.v. Rijkscomptabelen

….
….

,,

35,507.068,78
,,

32.963.216,64
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)
1.310.637,78

1.261.663,32
14.383.711,-
,,

16.045.980,02
Vord. op andere Staatsbedrijven’)……..
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……
49.303.932,15
,,

49.303.932,15
Ver Pl l c h t 1 n_ge_n.

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16
van haar octrooi

verstrekt

Schatkistbiljetten In Omloop ………
.f450.248.000,-
,,450.197.000,-
Schatkistpromessen In Omloop …….
49.530.000,-
,,
49.530.000,-
Zilverbons in Omloop …………….
1.341.902,-
,,

1.339.867,-
Schuld op uit. Mei (resp. Apr.
’34
aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d. pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

….

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die

……

bel, en op de verm. bel …………..


Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.i)


Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’) ..,,
113.837.092,27

……..

112.252.686,18
Id. aan andere Staatsbedrijven’) …..
335.901,56
,,

220.901,56
Id. aan diverse Instellingen’) ……..
……
..

10.
.280.078,85
10.936.773,09
‘) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

R

l,,nl

lOflA

1

11

I,,ni

1Q&
Vorderingen:

Saldo Javasche Bank ……………..

Betaalmiddelen in ‘s Lands kas


/
65.907.000,-

waaronder Muntblljetten ………..

Verplichtingen:

..

Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijksinsteli

f279.721.000,-
,,279.671.000,-
Schatkistpromessen ………………

1.000.000,-
,,

1.000.000,-
Schatkistbiljetten ………………..

10
.705.000,-

..

,,

10.705.000,-
….

Schuld aan het Nednd. Muntfonds



.-1

1.549.000,-

..

,,

1.549.000,-
Muntbiljetten In omloop ……………-

idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank

,,

1.645.000,-
.,

1.879.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……
4.416.000,-
,,

426.000,-

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu-
lat le
Andere
opelschb.
schulden

1
Discont.
r

Dlv. reke-
ningeni)

19 Mei

1934,,
736
1.004 459
1

594
2.556
12

1934.
736
1.029
512
1

592
2.549
5

1934..
732
1.197
495
1

586
2.541
28 April

1934..
732 1.124 509
590
2.513
21

,,

1934..
732 1.019
506

1
590
2.508

5 Juli

1914.,
645
1.100 560
735 396
‘ niulap. oer acalva.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 18 Juni1934.

Activa.
Binnenl. Wis

Ifffdbk.
f
23.174.966,36
sels, Prom., Bijbnk. ,,

605.789,06
eIIZ. in ulsc.(.ttg.scn.

f.00O.Oao,uO

f
28.469.378,47
Papier o. h. Buitenl. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.360.725,-
Af: Verkocht maar voor de bk.nog niet af gel.


1.360.725,-
Beleeningen
mcl. vrsch.i
f111 dbk.
f
101.672.134,621)

in rek.-crt.1
t Bijbnk.

5.739.743,62

op onderp.
Ag.sch.

42.191.633,49

f
149.603.511,73

Op Effecten ……
f
145.212.851,37
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

4.390.660,36
149.603.511,731)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud ……
f
103.621.720,-
Muntmat., Goud ..

723.509.545,52

f

827.131.265,52
Munt, Zilver, enz.

23.886.869,03
Muntmat. Zilver,.


11
851.018.134,552)
Belegging
1/,
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
21.961.019,86
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.970.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
4.734.751,26
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
16.996.491,37

f
1.079.114.012,24

Pauiva.
Kapitaal ……………….. . …….

f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.807.914,92
Bijzondere reserve

………………,,
5.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
9.313.176,64
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
888.347.250,-
Bankassignatiën in omloop ……….,,
126.625,24
Rek.-Cour.
fi

Het Rijk
f

41.404.036,61
saldo’s:

1 Anderen,,110.800.422,97
152.204.459,58
Diverse rekeningen ………………

,,
314.585,86

f

1.079.114.012,24

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f
434.561.060,61
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.086.402.650,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndjë
(Wet van
15
Maart
1933,
Staatablad No.
99)
……..
/
76.424.425,-
Waarvan in

het buitenland

……………………..
..7.984.314,50

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud
Circulatle
Andere
opelschb.
Beschlkb.
Metaal-
Dek-
kings
1

Munt
1
Munt mat,
schulden
saldo
perc.

18 Juni ’34 103622
723.510
888.347
152.331
434.561
82
11

’34 103622
716.302 898.700
134.746
431.123
82

25 Juli

’14
65.703 96.410 310.437
6.198 43.521
54

Belee
1
ruptti
1
Data

1
prn
‘e

s

sn
1

1
op het

reke-
Idlsconfo’slrechtstreeksl ningen

buitenl.
1
ningen
1)

18 Juni 19341 28.469

149.604

1.361

4.735
11 ,,

1934 28.767

150.149

1.361

7.367

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
1) Onder de activa.

JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikf
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

9Juni’34
5
)
14.450
190.050
27.880
58.278
2

,,

’34
2
)
145.650
186.630
29.600
59.158

19 Mei 1934
114.867

1

30.441
187.246 28.337
59.075
12

,,

1934
113.864 1

31.199
189.278
28.343 58.014

25 Juli 1914
22.057

31.907
110.172 12.634
4.842

Wissels.
Dek-
Da a
bulten
Dis-
Belee-
ree
kings-
N.-Ind. conto’s
nlngen
nin en’
1

percen-
betaalb.
tage

9Juni’34
2
)
1.290
73100
10.140
67
2

,,

1345)
790
72.110

10.410
67

19 Mei 1934
896
9.910
67
9.53949.52
12

,,

1934
811
9.493

52.074
10.813
67

25 Juli1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44

1) Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

Auteur