Ga direct naar de content

Jrg. 15, editie 754

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 11 1930

11 JUNI 1930

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch~Statistische

Beri
*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET iNSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

15E
JAARGANG

WOENSDAG
11
JUNI 1930

No. 754

INSTITUUT VOOR ECONOi1IISCBE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.
ECONOMISCH-STATISTISCIIE BERICHTZiN.
COMMISSIE
VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Slandele;
Prof.
Dr. M. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rengers; Prof. Mr. II. R. Ribbius; Jan Schilticuis;
Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de V-ies.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
Redacteur-Secretaris: II. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de lloochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
]Tederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ont-
vangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoo-
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.
Aan geteekencle stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s-Graven.hage. Postchèque- en giro-
rekening No. 6729.

10 JUNI 1930.

De geidmarkt is de afgeloopen week zeer ruim ge-
bleven. Cail was op 1 pOt. nauwelijks te plaatsen. De
rente voor prima bankaccepten is nog verder terug-
geloopen en er werd tenslotte op 1% pOt. afgedaan.
Prolongatie-rente noteerde 2%-2-1%-2 pOt.

* *
*

De balans van De Nederlandsche Bank geeft ook
ditmaal weinig verandering van beteekenis te zien.
De post binnenlandsche wissels bleef zoo goed als on-
veranderd. De beleeningen daalden met
f
3,9 mil-
lioen. Het renteloos voorschot aan het Rijk werd in
cle afgeloopen week geheel afgelost om plaats te maken
voor een creditsaldo van de schatkist ten bedrage van

f
15,8 millioen.
De goucivoorraad bleef op dezelfde hoogte. De zil-
vervoorraad liep met
f
400,000 terug. De post papier
op het buitenland onderging geen wijziging van be-
teekenis,
terwijl
de diverse rekeningen onder het actief
met
f
3 millioen blijken te zijn teruggeloopen.
De biljettencirculatie daalde met
f
29,7 millioen.
De rekening-courant-saldi van anderen vertoonen een
vermeerdering van
f
4 millioen. Het beschikbaar me-
taalsaldo bedraagt
f
3,5 millioen meer clan verleden
week. Het dekkingspercentage is ruim 53.

* *
*

De zaken op de visselmarkt waren van niet veel
beteekenis. De omzetten bleven gering, terwijl de koer-
sen niet noemenswaard veranderden. Slechts op den
laatsten dag was de stemming uitgesproken vaster.
De Ponden kwamen van
12.081%
op 12.08V2, terwijl

Dollars van 2.4870 tot op 2.4875 verbeterden. De
Dollar-noteering in Londen schommelde tusschen de
4.8585 en 4.8590; slot: 4.8583. Marken liepen aan-
vankelijk iets terug — van 5934%-59.33 – doch
sloten weder op 59.34% (Ponden tegen Marken
2036Y4).
Parijs
was vooral op het laatst zeer gezocht; er werd
9.761%
geboden, zonder dat er afgevers lcwa-
men. De Pondenkoers in Parijs liep heden om nog
onbekende oorzaak van 123.87 tot 123.77 terug en
noteert dus nu weder een flink stuic onder het goud-.
punt. Zou de Banque de France om de Bank of
Englancl aangenaam te zijn misschien op een of andere
wijze bezwaren hebben gemaakt om goud te acceptee-
ren? Zwitsersche Francs waren de geheele week flink
gezocht; de koers steeg van 48.11% op 48.17 (Ponden
tegen Zwitsersche Francs 25.08%). Peseta’s konden
zich niet handhaven en kwamen van 30.271/
2
. op
30.02%. Zloty’s 27.90. Finsche Marken 6.26%. Indië’
hooger 100%. Ook Yen beter 1.23
1
/16. Daarentegen
Rupees wat lager op 89″jio. Rio noteerden 29%. Ook
Pesos waren, nadat zij de geheele week tusschen de
94%-94Yi geschommeld hadden, weder flink aange-
boden; de koers liep tot 93% terug. Canada 2.48%. De flauwe geldmarjct en de hoogre wisselkoersen
deden de termijnkoersen hier verder terugloopen. De
slotnoteeringen voor één- en drie-maands Ponden wa-
ren hier gelijk, nl. %

/io c. disagio; voor Dollars
waren de noteeririgen resp. 13-11 en 22-20 c. disa-
gio. Marken noteerden voor deze termijnen 8%-81%
en 11-9% c. onder den contanten koers.

LONDEN, 9 JUNI 1930.

De geldmarkt werd verleden week beheerscht door
het zeer groote bedrag aan coupongeld, hetwelk door
het Gouvernement op de 5 pOt. War Loan werd uit-
betaald. Toch valt het iederen keer weer op, hoe
spoedig dit groote bedrag door cie verschillende daar-
voor bestemde kanalen geabsorbeerd wordt. in den
bankstaat op Donderdag zijn dci cijferwijzigingen al-weder tot veel kleiner proporties teruggebracht. Toch
bleef geld natuurlijk overvloedig gedurende deze eer-
ste week.
In do discontomarkt moesten de optimisten, die
Maandag nog vol vertrouwen over een verlaging van
het bankdisconto spraken, hunne opinie wel wijzigen,
toen Duitschland op Maandag en Dinsdag een paar flinke posten goud van de Bank kocht, behalve nog
het Afrikaansche goud, dat Dinsdag in de open markt
voor Berlijn was genomen. Bovendien liep de Fran-
sche koers tot 123.88 terug, herstelde zich echter later
weder, vé6rdat voor Parjsche rekening goud was ge-
kocht. Op 123.92 is de koers toch nog steeds zeer dicht
hij het gouduitvoerpunt.
De bankdirectie wijzigde het disconto Donderdag
dan ook niet en de noteering voor 3-maands bank-
accepten liep dientengevolge tot
2/16
pOt. op, een
Icoers, waartegen ook de schaticistpromessen gisteren
werden toegewezen.

524

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Ii Juni 1930

MEDEDEELÏNGEN VAN’ DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR DE RIJNVAART.

VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN VAN DE

CENTRALE COMMISSIE GEDURENDE HET JAAR 1929.

II. (Slft).

TECHNISCHE KWESTIES.

Sti-o-onibevaring 1929.

Zooals in het vorige Verslag vermeld was, heeft een stroom-
bevaring van 27 Juni tot 6 Juli 1929 op het gedeelte Mann-
heim-Bazel plaats gehad.
Aan deze reis hebben deelgenomen:
Voor de Duitsche Staten.
de H.H. Hoebel, President; Langen; Von Moro; Spiess;
Hhusel, plaatsvervangend lid.
Voor België:
de H.H. Denil; Caulier, plaatsvervangend lid.
Voor Frankrijk:
de H.H. Montigny, Vice-President; Callet, plaatsver-
vangend lid.
Voor Engeland:
de heer Reed.
Voor Italië:
de heer Padoan.


T’oor Nederland:
de heer Schönfeld.
Voor Zwitserland:
de H.H. Mutzner; Kuntschen, plaatsvervangend lid. Secretaris: de heer De l’Espinasse.
De Rapporten en conclusies van het Comité kunnen als
volgt worden samengevat:

Toestand van het vaarwater.

Het Comité heeft met voldoening vastgesteld, dat de for-
malisatiewerken tusschen Mannheim en Sondernheim grooten-
deels beëindigd zijn en dat de diepte onder den gelijkwaardigen.
waterstand 2 M., bij een breedte van 90 M., bedraagt.
Wat het gedeelte Somdernheim-Straatsburg betreft, heeft
het Comité vastgesteld, dat de waterweg zich in een be-
vredigenden toestand bevindt, en dat dé twee belanghebbende
Administraties zich voornemen, de gedeeltelijke verbete-
ringen, welke nog noodig mochten blijken, uit te voeren.

Bruggen.

a. Bruggen ‘bij Straatsburg-Kehl.

Het vraagstuk van de opvijzeling der bruggen bij Straats-
burg-Kehl en meer speciaal de kwestie van de doorvaarthoogte
zijn door het Comité bestudeerd (zie onder het. hoofdstuk:
Opvijzeling der bruggen bij Straatsburg-Kehi).

b. Schipbruggen bij Maxan en Spiers.

Het Coiuité heeft met voldoening nota genomen van het
feit, .dat de Duitsche Administratie zich voorstelt de schip-
bruggen- bij Manau en Spiers, welke tevens voor het spoor-
.wegverkeer dienen en voor de scheepvaart zeer hinderlijk zijn,
.door vaste bruggen, waarvan de projecten ree
çl
s aan de een-
trale Commissie zijn voorgelegd, te vervangen (zie Verslag
over het jaar 1927).

Stuw bij Kembs.

Het Comité heeft tegelijkertijd den toestand der bevaar-
baarheid bij de in aanbduw zijnde stuw bij Kembs onderzocht en in het bijzonder de omstandigheden, waaronder de scheep-
vaart kan plaatshebben bij het doorvaren van de door de aan-
nemers vrijgehouden opening van 30 M. Het Comité heeft de
klachten van de vertegenwoordigers van de scheepvaart over
de breedte van deze doorvaartopening gehoord. Na een grondig
onderzoek was de meerderheid van de leden van het Comité
.van meening, dat een breedte van 30 M. onvoldoende was om
zonder gevaar met Rijnschepen de doorvaart te passeeren en dat een breedte van 50 á 60 M. noodzakelijk was (zie verder
onder het hoofdstuk: Rijnverbetering tusschen Straatsburg
en Bazel (Kanaal).

Havens.

Het Comité heèft de havens van Mannheim, Ludwigshafen,
Karlsruhe, Straatsburg, Kehi en Bazel bezocht. De belang-
rijke uitbreiclingswerken van de haven van Straatsburg, welke
gedeeltelijk beëindigd zijn, hebben de speciale aandacht van
het Comité getrokken.

Rijnverbetering tusschen Straatsburg
en B a ze 1.

(Kanaal).
In de November-zitting heeft de Centrale Commissie nota
genomen van de verklaring van den Franschen Commissaris,

INHOUD.
Blz.
Mededeelingen van de Centr. Commissie voor deRijnvaart
II(Slot)

…………………………………..
524
SPOORWEGEN EN ORISISMAATREGELEN
door S.
A. Reitsma
526
Driehoeksverhoudingen in het Ainerikaansche ruilver-
keer door
W. G. H. van der Zweep

…………..
529
Banken en Industrie door Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn
Stuart ……………………………………
532
AANTEEKENINGEN:
Conjunctüuronderzoek

……………………..
535
J)e economische toestand van Suriname in 1929 ..
535
Een Instituut voor Suikerbietenteelt …………
537
Indéxcijfers van Nederlandsche aandeelen ……..
537
Indexcijfers van groothandelsprijzen …………..
538
AANDOIJFERS:
Conj unctuurgegevens betreffende de Vereenigde Staten
539
S’FATIsTIEREN
EN OVERzIOB’rEN
…………….540-546
Geidkoersen.

1

Bankstaten.

Verkeerswezen. Wisselkoersen.

1

Goederenhandel.

1

waaruit blijkt, dat een ontwerp-wet inzake de voortzetting
der werkzaamheden beneden het Kembser Kanaal binnenkort
bij het Fransche Parlement ingediend zal worden.
Wat de werken van de stuw bij Kembs betreft, waren ldach-
ten bij ‘de Centrale Commissie aanhangig gemaakt door twee
Zwitsersche scheepvaartmaatschippijen, betrekking hebbende op de breedte van 30 M. der doorvaartopening, welke volgens
hare meening niet voldoende was voor de behbefte van de
scheepvaart (zie ook hierboven onder: Stroombevaring 1929).
De Commissie heeft deze klachten in de eerste zitting van
1929 onderzocht en not& genomen van de veridaring van de
Fransche Delegatie, dat die maatregelen zullen worden ge-
nomen, welke noodig zijn of noodig zouden kunnen worden,
opdat in het belang van de scheepvaart de bepaling No. 3 van
het besluit van de Centrale Commissie van 16 December 1921
ten allen tijde wordt nageleefd.,
Bovendien is aan de Fransche Delegatie verzocht, de Com-
missie met het oog op de volgende zitting, in te lichten om-
trent de bevaarbaarheid bij de stuw van Kembs, omtrent de
ervaring, welke intusschen over de opgeworpen kwestie werd op-
gedaan, alsmede over de bijzondere maatregelen, die zij in het
belang van de scheepvaart goedgevonden heeft te nemen.
In de November-zitting heeft de Centrale Commissie, na
kennisname van het rapport van het Comité van de stroom-
bevaring 1929, dat betrekking heeft op deze kwestie (zie hier-
boven) nota genomen van de mededeeling der Fransche Dele-gatie, betreffende het nieuwe programma dor werkzaamheden
van de stuw, volgens weilce in een doorvaartopening van 65 M.,
verminderd met de ruimte van de voor de aangrenzende pijlers
benoodigde steigers, tot 15 Maart 1932 is voorzien; een door-vaartopening aan den linker oever van 30 M. van 15 Maart tot
15 Mei en dat vanaf dat tijdstip de scheepvaart door het kanaal
zal kunnen plaats hebben. Evenwel heeft de Fransche Dele-
gatie hieraan toegevoegd, dat de aannemers zullen trachten
de werkzaamheden zoodanig te bespoedigen, dat het begin der
periode van twee maanden, waarop de opening 30 M. zalbe-dragen, wordt vervroegd.

Rijnverbetering tusschen Straatsburg en

Baz
5
el.

.

(Normalisatie).

In de eerste zitting van 1929 heeft de Commissie nota ge-
nomen van een tusschen de Duitsche en Zwitsersche .Regee-
ringen gesloten overeenkomst, waarbij deze zich tot liet vol-
gende verplichtten: le. de nooclige maatregelen te nemeil, opdat
de scheepvaart gedurende de uitvoering der normalisatie-
werken daarvan geen noernenswaardigen hinder ondervindt;
2e. op eigen kosten de nadeelige gevolgen te herstellen, welke
voor het reeds genormaliseerde gedeelte van den waterweg
beneden Straatsburg zouden kunnen ontstaan door de uit-
voering der normalisatiewerken boven Straatsburg. Duitsch-
land heeft zich bereid vmidaard, deze verplichting alléén op
,zich te nemen en wel voor de geheele uitgestrektheid der be-
treffende gebieden.
De genoemde Regeeringen verklaren, eveneens stappen te
zullen aanwenden bij de Franche Regeeiiug om door het
indienen van voorstellen overeenkomstig No. 1,
30
van het
besluit der Commissie van 29 April 1925 diens zienswijze te
leeren kennen ‘aangaande de technische en administratieve
medewerking van Frankrijk, wat betreft de normalisatie van
den Rijn tusschen Straatsburg en Istbin.
In de tweede zitting van 1929 heeft de Commissie nota ge-
nomen van. de verklaringen der Duitsche, Fransché en Zwit-
sersche Commissarissen, waaruit bleek, dat de onderhande-
•lingen betreffénde de wijze der technische en administratieve
samenwerking-van de Oeverstaten, begonnen zijn.

1i Juni 1930,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

525

Boiiv van nieuwe bruggen over den Rijn.

Twee nieuwe bruggenprojecten over den Rijn werden in
1929 aan de Centrale Commissie voorgelegd. Deze projecten,
nfkomstig van de Delegatie van het Rijk en de Duitsche
Oevdrstaten en van de Nederlandsche Delegatie, werden door
een technische Sub-Commissie, onder voorsitterschap van den heer Herold, Commissaris voor Zwitserland, onderzocht.

10.
Spoorwegbrug bij Rheinkassel.

De dootvaarthoogte van de nieuwe brug bedraagt bij een
lengte van meer dan 150 M. 9.10 M. boven het niveau van den
hoogsten waterstand, waarbij de scheepvaart nog uitgeoefend
kan worden. De pijlers bevinden zich buiten het bevaarbare gedeelte van de rivier. Daar de brug zich in het midden van
een recht gedeelte van de rivier van meer dan 5 KM. bvindt,
zijn de voorwaarden van zichtbaarheid dus geheel voldoende.
De leden van de Sub-Commissie verklaarden, geen bezwaar
tegen het project te hebben.
De maatregelen, welke de Duitsche Regeering in het belang
van de scheepvaart gedurende de uitvoering der werkzaam-
heden aan de aannemers oplegt, hebben geen aanleiding ge-geven, tot opmerkingen van de Sub-Commissie. Deze maat-
regelen behelzen o.a. dat, indien de hoofddoervaart-opening van
de brug niet steigers wordt gemonteerd, er twee doorvaart-
openingen, welke tegelijkertijd voor de scheepvaart bestemd
zijn, vrijgehouden moeten worden, elk met een vrije doorvaart
van minstens 65 M. tusschen de remmingswerken, terwijl de
hoogte van deze doorvaartopeningen minstens 8,10 M. moet
bedragen boven den hoogsten’ waterstand, waarbij de scheep-
vaart nog uitgeoefend kan worden, dat in geval het uitzicht
door de steigers belemmerd wordt, waarschuwipgsposten
moeten worden opgesteld boven en beneden de plaats, waar de
brug gebouwd wordt en dat als de monteering plaats heeft met
steigers, welke de scheepvaart belemmeren, op een ander aan
te duiden plaats boven de bouwplaats, sleepbooten gereed
moeten worden gehouden, welke de stroornafwaarts komende
vlotten, de op zich. zelf varende schepen evenals van sleep. treinen losgeworpen aken, gratis door de in aanbouw zijnde
brug moeten sleepen.

2o.Brug bij Zalt-Bommel.

De’doorvarthnogte van 9.14 M. boven den hoogsten water

stand, waarbij de scheepvaart nog uitgeoefend kan worden is
dezelfde als die van de bestaande spoorwcgbrug, welke zich
bevindt op een afstand van 55
M.
boven de plaats, waar men
sich voorstelt de nieuwe brug te bouwen. De doorvaartwijdten
der twee bruggen bedragen 110. á 115 M. De ligging ten op-
zichte van het midden der rivier, van de pijlers en de land-
hoofden der ontworpen brug komt eveneens oi’ereen niet die
der pijlers en der landhoofden van
ac
spoorwegbrug.
Deze omstandigheden evenals de maatregelen, wëlke de
Regeering zich voorstelt in het belang van de scheepvaart
gedurende de uitvoering der werkzaamheden te nemen, hebben tot geen opmerking vai de leden der Sub-Commissie aanleiding
gegeven. Deze maatregelen voorzien, dat één der voor de
scheepvaart beschikbare doorvaartopeningen steeds vrij moet blijven voor, cle scheepvaart, terwijl bovendien in cle andere
doorvaartopeningen een doorvaart van minstens 65 M. moet worden vrij gehouden; over deze breedte van 65 M. moet de
doorvaarthoogte minstens 8.10 M. bedragen boven den hoog-
sten waterstand, waar.bij de scheepvaart nog uitgeoefend kan
worden. De andere maatregelen zijn vrijwel gelijk aan die,
welke de hierboven gennimde brug bij Rheinkassel betreffen.
De Centrale Commissie, die het rapport van de Sub-Com-
missie betreffende de brug bij Rheinkassel in de voorjaal-s-
zitting en het rapport, betreffende de brug hij Zalt-Bommel
in de najaarsaitting behandelt, heeft vastgesteld, dat tegen de
2 ontwerpen van het standpunt der scheepvaart en vlotvaart
geen bezwaar bestaat en dat de maatregelen, welke de belang-
hebbende Regeei-ingen zich ‘voorstellen in het belang der
scheepvaart te nemen, als afdoende worden beschouwd.

pvijzeling der bruggen bij
Straats burg-KehI.

In de November-zitting heeft de Commissie zich bezig
gehouden met de kwestie der doorvaarthoogte, welke aan de
bruggen bij Straatsburg.Keh.l moet worden gegeven na haar
opvijzeling. Na kennisname van de-rapporten van het Comité
van de stroombevaring 1929, heeft de Commissie de kwestie
grondig bestudeerd en besloten om tot een technische, eco-
nomische en financiëele enquête over te gaan, teneinde in de
volgende zitting met volledige kennis van zaken een oordeel uit
te kunnen spreken.

Winterhave na.

De Commissie, heeft’ vastgesteld, dat bij bekendmaking
van 1900 in Pruisen de toegang der winterhavens verboden is
voor vaartuigen, alsmede voor ta.nkschepen, welke ontvlam-‘ bare stoffen vervoeren, een en ander, teneinde de .veiligheid

te verzekeren; zij; heeft met voldoealng nota genomen van een mededeeling der Duitsche Delegatie bevattende alle mogelijke
inlichtingen van wat ‘de Duitsche administratie gedurende den
winter 1928-’29 heeft gedaan om de’ vaartuigen, welke ont-vlambare’stoffen vervoerden, te hulp te komen en warbij de,
Duitsche Regeering, gezien de steeds groeiende ontwikkeling
der scheepvaart met tankschepen, de maatregelen bestudeert,
welke te nemen zijn om eventueel de overwintering voor tank-
schepen mogelijk te maken. De Commissie heeft eveneens
kennis genomen van de toezegging der Duitsche Delegatie om
haar de resultaten van het onderzoek te doen toekomen.

B eb a k e n ing.

Tijdens de besprekingen der resultaten der stroombevaring
1929, (zie hierboven) heeft in de Centrale Commissie een ge-
dachtenwisseling plaats gehad over de bebakening van het
vaarwater van den Rijn t.usschen Straatsburg en Bazel. De
Commissie heeft debela,nghebbende Delegaties verzocht, haar
het resultaat mede te deelen van het onderzoek, hetwelk door
de bevoegde Administraties in dit opzicht wordt ondernomen.

NAUTISCHE KWESTIES.

a. Lengte van .sleepkabe1s.

– Zooals reeds vernield (Conventioneele en Reglementaire
Bepalingen) heeft de Centrale Commissie het betreffende voor-
stel aangenomen. (Zie ook het verslag over 1928).

b.
Nachtvaart.

Op aandrang van de scheepvaartmaatschappij, die een
verzoek had ingediend om schrapping van paragraaf 21 No. 8
van het Rijnvaart Politiereglement (zie Verslag van 1928),
een paragraaf, welke het gebruik van schijnwerpers gedurende
de vaart verbiedt, heeft de Centrale Commissie, van meening
zijnde, dat zij niet kan beoordeelen of en in welke omstandig-
heden het gebruik van schijnwerpers kan toegestaan worden,
zonder dat een voldoend aantal proefvaarten dienaangaandé heef t plaats gehad, de Commissarissen der Oeverstaten uit-
genoodigd, zich tot hunne Regeeringen te wenden, opdat deze
hare medewerking willen verleenen tot de proefvaarten en
zooveel mogelijk de veiligheid van de scheepvaart gedurende
deze proefvaarten willen waarborgen onder zekere door haar te
bepalen voorwaarden.
Bovendien heeft de Centrale Conimissie,• zooals reeds is
vermeld, in het Rijnvaart Politiereglement een nieuwe alinea
toegevoegd, volgens welke ,,bij wijze van proef en voor stroom-
opwaarts varende schepen, afwijkingen voor het gebruik van schijnwerpers door de autoriteiten dr Oeverstaten toegestaan
kunnen worden.” Bovendien is bepaald, dat ,,het gebruik
van schijnwerpers strikt beperkt moet blijven tot het gebruik
tijdens het varen, terwijl zooveel mogelijk vermeden moet
worden, andere schepen en de oeverbewoners te hinderen.”

ECONOMISCHE EN BELASTINGKWESTIES.

Rijiistatistieken.

(Zie in het eerste gedeelte: Betrekkingen ‘met andere inter-
nationale ichamen.

Scheepsbe hoe/ten.

(Zie hieronder: Klachten).

Douanebehandeling aan de Duitsch-

Nederlandsche grens.

De Centrale Commissie heeft met voldoening kennis geno-men van de mededeeling der twee belanghebbende Delegaties over een Verdrag en Uitvoerings-overeenkomst., gesloten tus-
schen DuitschIand en Nederland, welke op 4 Nvemher 1929
in werking is getreden en betrekking heeft op de vereen-
voudiging van de douaneformaliteiten bij het passeeren der
Duitsch-Nederlandsche grens. Volgens deze overeenkomst
worden de uit- en inklaringsfoi-maliteiten voor de afvarende
schepen in het algemeen verricht door de Duitsche en Neder-
landsche douauiers te Lobith en voor de opvarende schepen te
Emmerich.

PRIVAAT- EN SOCIAALRECHT.

Het Privaatrecht-Comité heeft in Januari1929 te Brussel
vergaderd.
Het Comité heeft een ontwerp-overeenkomst opgesteld
en aan de Centrale Commissie ter goedkeuring onderworpen
betreffende de aanvaring in de binnenscheepvaart. Het Comité
heeft besloten om een aanvang te maken met de voorbereidende
werkzaamheden van de kwestie der bepalingen van het
connossement en van de wettelijke beperktheid der verant.
woordelijkheid. Er zal echter geen nieuwe vergadering van
het Comité gehouden worden voor de Conferentie van den
Volkenbond, waarvan hierboven sprake is geweest.
Wat betreft de unificatie van het sociaalrecht in de Rijn-
scheepvaart, zie hierboven onder ,,Betrekkingen met andere
internationale lichamen” en hierbeneden.. onder: .,Klachten”.

526

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

II Juni 1930

JURIDISCHE KWESTIES.

De studie, betrekking hebbende op de toepassing van
artikel 40 der Overeenkomst van Mannheim in de Oeverstaten
en in België, zoowel wat betreft de ton uitvoerlegging van
beslissingen van Rijnvaart-rechtbanken, als de wijze van ver-
zending van mededeelingen betreffende Rijnvaartzaken, is
in den loop van het jaar 1929 voortgezet.
Het is interessant op te merken dat het onderzoek van een
zaak, welke bij de Centrale Commissie aanhangig was gemaakt,
in haar kwaliteit van rechtbank voor hooger beroep, geleid
heeft tot het in studie nemen van de wijziging van zekere
bepalingen der gemeenschappelijke reglementen. Het totale aantal hoogere beroepen voor de Centrale Com-
missie gebracht, is van 18 in 1928 tot 9 in 1929 afgenomen.
Onder deze 9 beroepen zijn er 5 in strafzaken (8 in 1928); het
aantal der burgerlijke beroepen is dus van 10 tot 4 gedaald.

KLACHTEN.

Drie klachten zijn in 1929 aan de Centrale Commissie gericht.
De twee eerste klachten hadden betrekking op een technische
kwestie (doorvaartopening in de in aanbouw zijnde stuw bij
Kemhs), de derde op sociale kwesties (iekteverzekering, onge-
vallen, enz.) De twee eerste klachten hebben aanleiding gegeven
tot besluiten in 1929. Het onderzoek van de derde klacht als.
mede
van
de kJânht betrekking hebbende op de scheeps-
behoeften (vermeld in het vorige Verslag) is nog niet beëindigd.

PROTOCOLLEN VAN DE CENTRALE COIVEVIISSIE.

Onder goedkeuring van de v66r 1870 in de Commissie ver-
tegenwoordigde Staten, heeft de Centrale Commissie besloten,
om de raadpleging (zonder verplaatsing) van de protocollen
van vôôr 1870 aan die personen toe te staan, welke daartoe he
verzoek richten en welke de gebruikelijke waarborgen kunnen geven. Deze maatregel maakt het mogelijk aan de specialisten
van internationaal binnenscheepvaartrecht, van waterhouw-
kunde en van economische geschiedenis, een belangrijke bron
van inlichtingen te verschaffen.

INTERNE KWESTIES.

Het budget van 1929 is gehandhaafd op
Zw.
Frs. 175.000.

DIVERSEN.

De Centrale Commissie is uitgenoodigd, zich te doen ver-
tegenwoordigen op de 60e vergadering van de ,,Zentral-
Verein für Deutsche Binnenschiffahrt” (Berlijn), op de jaar-
vergadering van de ,,Verein für die Schiffahrt auf dem Ober-
Rhein” (Bazel) en op de openingsplechtigheid van de nieuwe
brug te Keulen.

SPOORWEGEN EN CRISISMAATREGELEN.

,,Een spoorweg is een gi-oot lichaam, het onverinij-
delijk ingewikkelde mechanismus, waarmede dat li-
chaam gedreven wordt, geeft aan het geheel iets
grootsch, maar het spoorweghedrijf op zich zelf is
geen groothandel of grootindustrie, veeleer een win-
kelnering, een centenwerk.” Aldus een kenner der
spoorwegen, de heer R. W. J. C. van den Wall Bake,
een dertigtal jaren geleden in de Meiaflevering
van de
Econornist (
1900 blz. 348). En na er op ge-
wezen to hebben hoeveel personen en hoeveel tonnen
goederen wel vervoerd moesten worden om een niet
absoluut noodige verhooging der exploitatiekosten
met een of twee tonnen gouds te compenseeren, voeg-
de hij er de waarschuwende woorden aan toe: ,,Zij die moeten zorgen voor den financieelen welstand
van dat lichaam, zijn daarom verplicht groote behoed-
zaamheid in acht te nemen bij het aanvaarden van
lasten of het verminderen der inkomsten; het even-
wicht, zoo licht verbroken, wordt pas na jaren her-
steld.”
Deze voordeu, geschreven in een
tijd
toen het
spoorwegstelsél in Nêderland nog versplinterd en ge-
heel in handen van particulieren was, zijn nog altijd
waar. Ook nog nadat de spoorweg maatseb appijon
zich fusi.oneerdeu en nadat daarna de groote particu-
liere onderneming eenige jaren geleden werd omgezet
in een gemengd
bedrijf,
waarin de Staat der Neder-
landen aandeelhouder werd, garant der 5 pOt. divi-
denduitkeeringen aan houders van aandeelen aan
toonder, waarmede gepaard ging het vei-krijgen van
de grootste medezeggenschap bij de leiding van het
bedrijf. Zuivere staatsexploitatie werd hier te lande
toen niet inuevoerd. uitdrukkeliik werd benaald. dat

le exploitatie op-eommercieelen grondslag zou blijven
geschieden. Doch al ware in 1922, wat velen schijnen
te meenen, overgegaan tot naasting der maatschap-
pijen, met daarop gevolgde staatsexploitatie, dan nog
zouden de woorden van den heer van den ‘Wall Bake
onveranderd juist zijn gebleven, omdat het verschil
in bedrjfsvorm in
wezen
niets aan de bedrijfsgestie
van spoorwegen verandert. De exploitatie is en blijft
een centen-nering, waarbij de grootst mogelijke voor-
zichtigheid is geboden, onverschillig of zij recht-
streeks door, dan wel met medewerking van den Staat
of door particulieren wordt gedreven. Wie hieraan
mocht
twijfelen,
worde verwezen naar de ervaringen
opgedaan in de naoorlogsjaren, toen deze waarheid
wel scherp op den voorgrond trad, overal waar de
Staat volledige zeggenschap had. Zeer duidelijk werd
het gedemonstreerd in Indië, waar te verre doorvoe-
ring van het ,,gemeinwirtsehaftliohe” beheersprin-
öiPe het groote bloeiende staatsbedrijf aan den rand
van den financieelen ondergang bracht. Vandaar dat
sedert ook ginds als eisch gesteld werd, dat het spoor-
bedrijf zich minstens zou kunnen bedruipen. Dit leid-
de tot scherp rekenen, scherper dan vroeger ge-
schiedde, met als gevolg bezuiniging aan de eene zijde
en het omhooghrengen der tarieven aan de andere,
waarcloo-r zij meer in evenredigheid kwamen met de intussehen gestegen vervoerswaarde van goederen en
de hoogere exploitatiekosten. Dat dit laatste gepaard
ging met protesten uit vervoerderskringen, wien zal
dat verbazene Maar de Regeering en spoorwegleiding
hielden voet bij stuk waardoor voorkomen werd, dat
het transportbedrijf noodlijdend werd en iii lengte
van dagen daardoor een zware lastpost voor de lands-
financiën. Onder het nieuwe régime werd verkregen,
dat rente en afschrijving opgebracht konden worden
en een behoorlijke remuneratie overbleef voor het in
.

de ijzeren wre.eu gestoken reusachtige kapitaal. Daar-
door – en ook alleen daardoor – was het mogelijk
bij het Indische Staatsbedrijf verzekerd te
zijn
van een
behoorlijke, geregelde kapitaalsvoorziening, welke het
bedrijf in staat stelde te kunnen blijven voldoen aan de niet geringe eischen, welke het econonisch leven
aan de spoorwegen stelt. Was het dus juist gezien,
dat bij een staatsbedrijf de tarieven op zoodanig peil
gebracht werden, dat een rationeel beheer mogelijk
was, nog sterker spreekt de eisch naar volledige self-
supporting hij particuliere
bedrijven;
welke nog meer dan staatsspoorwegen afhankelijk zijn van de kapitaal-
markt. En voor gemengde bedrijven geldt hetzelfde;
nog te verseh liggen de ervaringen van de crisisjaren in het geheugen om een schildering noodig te maken
van al de ellende, welke het gevolg zou zijn van een
noodlijdend Nederlandsch spoorbedrijf.
De hedrijfsvorm verandert in
wezen
niets aan de
bedrijfsgestie van spoorwegen, schreef ik hoven.
Daaruit te concludeeren, dat de beheersprincipes in
de verschillende gevallen identiek zullen zijn, zou
onjuist zijn; het streven van particuliere spoorwegen
zal als regel gebaseerd zijn
01)
het verkrijgen van een
hoogere winst, dan waarmede een overheids- of semi-
overheidsbedrjf zich tevreden zal stellen. Dit gaat
echter ook al weer niet
altijd
op, men zie de gewel-
dige overschotten, welke de Duitsche Spoorwegen
véér den oorlog in de schatkist stortten. In algemee-
nen zin kan men echter zeggen, dat het onderscheid
tusschen het ,,privatwirtschaftliche” en het ,,gemein-
wirtschaftliehe” principe, dat in de verschillende ge-
vallen aan de tarifeer.ing der goederentransporten ten
grondslag ligt, slechts gradueel is, dat heiden min-
sten§ zelfhedruiping van het bedrijf moeten nastreven
en dat dit in de centen-nering, welke dat bedrijf altijd
en overal nu eenmaal is, alleen bereikt kan worden
door aanvaarding van alle onnoodige lasten te weige-ren en vermindering van inkomsten te vermijden, om
in de terminologie van den heer van den Wall Bake
te blijven.
Om aan den leek op transportgehied duidelijk te
makç,n. hoe de tarieven hij een snoorbedriif cmae-

1 ii
Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN


527

bouwd zijn, aan welke, dikwijls tegen’strijdige, eischen
zij moeten voldoen om eenerzijds behoorlijke inkom-
sten te verzekeren en anderzijds het vervoer te sti-
muleeren, zou meer plaatsruimte vorderen, dan waar-over hier beschikt kan worden. Er worde daarom vol-
staan met de mededeeling, dat alle commercieel ge-
expiQiteerde spoorwegen de goederenvrachten bere-
kenen naar een z.g. waardetarief, dat verband houdt
met de waarde der goederen, liever gezegd met de
waardevermeerdering, welke de goederen ondergaan
door het vervoer van de plaats van herkomst naar
die van bestemming. Dit dikwijls op theoretisch niet
geheel onjuiste gronden aangevochten stelsel had in een tijd van geen of betrekkelijk geringe concurren-
ti.e door andere vervoermiddelen, zulke groote prac-
tische voordeelen, dat men over de theoretische be-
zwaren heenstapte; o.a. was het daardoor in Neder-
land mogelijk om de akkerproducten in op een na de
goedkûopste vervoerklasse onder te brengen. Waar
cle concurrentie zich dan’ deed gevoelen, of waar
indere omstandigheden daartoe leidden, werden dan
in bepaalde gevallen speciale tarieven toegepast. Deze
iiitzonderingstarieven waren lager dan de normale,
1.
haar moesten toch aan den eisch voldoen, dat zij loo-
heuci waren; tegen vervoer, dat verlies op zou leveren, moest gewaakt worden.

In Nederland heeft men een vierklassenstelsel,
waarvan het gevolg is, dat over eenzeifden afstand
Ejen transport van een hoeveelheid meerwaardig goed
als bloembollen (gerangschikt in klasse A), meer
kQst dan dat van suikerbieten (klasse D), welks ver-
ô
e
r de hoogere vracht van klasse A niet zou kunnen
dragen. Naast die klasse-indeeling bestaan voor
vèrschilleode relaties een groot aantal uitzonderings-tarieven, zoowel permanente als tijdelijke, Onnoodig
te zeggen, dat die tarie
en met de uiterste zorg zijn bpgesteld en beantwoorden aan hun doel: de verze-
kering van de rentabiliteit ‘an het bedrijf. In het
ilgemeen kan men zeggen, dat zij tevens bevruch-
ud gewerkt hebben op landbouw, handel en nij-
vôrheid. Waar juist in Nederland de concurrentie te
water bijzonder scherp is, daar kan men wel verzekerd
zijn, dat van onredelijke vrachten geen sprake kan
zijn. Wel wil iedere verzender gaarne minder betalen
dan van hem gevraagd wordt en hoort men een en-
Icele maal vergelijkingen met huitenlandsche vrachten
hinken, welke niet altijd in het voordeel der Neder-
tandsche uitvallen, doch dan vergeet men de bij-ôndere omstandigheden in rekening te brengen,
welke in dezen beslissend zijn. Vragen om vrachtver-
ltging bereiken natuurlijk periodiek elke spoorweg-
administratie, dus ook de Nederlandsche. Bepaalde
grieven worden echter niet geuit, behalve wanneer
en bepaald bedrijf een crisis doormaakt. Dan klinkt
jilbtseling van direct belanghbbencle zijde een luiden
iöop op om verlaging van spoorvrachten en heet het
in eens, dat niets deugt van het tariefs’telsel, dat te-

voren zijn bruikbaarheid duidelijk demonstreerde.
* *
*
Een sterk voorbeeld van dit laatste vormt het ver-
1001)
der i.nterpellatie van den heer Van den Heuvel
ih c1e Tweede Kamerzitting van 25 en 26 Maart ji.
Tevoren had de heer Bakker aan den Minister eenige
vragen inzake de spoorvrachten van akkerhouwpro-
ducten gesteld en had de heer Bierema een drietal
schriftelijke vragen ingediend, betreffende de wer-
king van het z.g. speciale tarief Nr. 2, zoodat door
den interpellant in eersten termijn niet uitvoerig op
de spoortarieven werd ingegaan. Wel deed zulks de
heer Ament (Hand. II blz. 1841), die meende dat ver-
laging der spoorwegvrachten eenige verlichting aan
het noodlijdend landbouwbedrijf kon brengen; met
instemming werd een aanval uit het blad de
Tuin-
derij
overgenomen, waarin betoogd werd, dat de toe-
passing van het speciale tarief No. 2 voor het ver-voer van buitenlandsch giaan een subsidie aan het
buitenland zou beteekenen. Alsof zonder de toepassing
van het tarief het graan niet per concurreerend

transportmiddel zijn weg naar den Nederlandschen
gebruiker zou vinden. En alsof een tarifeering van
alle vervoerde goederen buiten de in dat speciale
tarief niet genoemde relaties, dus tegen op bestaande
concurrentie gebaseerde vrachten, niet een onnoodige
vermindering van inkomsten zou beteekenen, welke
het spoorbedrijf, welks wezen wij in den aanvang met
de woorden van den heer vn den Wall Bake teeken-
den, niet zou kunnen dragen.
De heer Bierema (Hand. II blz. 1849) tastte het-
zelfde speciale tarief Nr. 2 op dezelfde gronden aan
en de heer Bakker noemde de spoorwegtarieven niet
in
den haak, toen hij op de logische gevolgen van
het waardetariefstelsel wees: verschil in spoorvrach-
ten bij verschillend getarifeerde goederen. Van ver-
laging der spoorvrachten verwachtte deze spreker

(Hand. II blz. 1855), dat de producten aan het rollen
zouden komen, waardoor
allicht
beweging ook op het
gebied van den handel zQu volgen. Doordat er eenige
opruiming zou Icomen in de akkerbouwproducten, zou
er allicht
meer vraag komen, met het gevolg dat de prijzen der artikelen zouden stijgen. Deze zeer spe-
culatieve redeneering zou zonder het herhaalde
allicht.
waarde gehad hebben, indien de heer Bakker
aangetoond had, dat vervoer tusschen de plaatsen A
en B niet
allicht
doch
zeker
loonend was, blijkende uit
l)epaalde prijsnoteeringen, dat de bestaande vrachten
een absoluut beletsel voor den afzet vormden, dat
lager’ vrachten de afzetmogelijkheid zouden scheppen
en eindelijk, dat die verlaagde vrachten geen verlies
voor de spoorwegen zouden opleveren. Want in dit
laatste geval zal men toch moeten toegeven, dat waar
de Minister van Binnenlandsche Zaken en Land-
bouw de vraag ontkennend beantwoordde, dat de

bijzondere omstandigheden van het oogcnblik vol-
doende rechtvaardiging boden voor gebruik van
iandsgelden om bepaalde conglomeraties schadeloos
te stellen voor door hen geleden verliezen (Hand. II
blz. 1843), dit zeer zeker opging voor de gelden van
een bedrijf
als de Nedlerlandlsche Spoorwegen. Welk
belang zou dit lichaam er bij hebben om in een dus-
danig geval financieel bij te springen in de overigens
natuurlijk niet gedeelde verwachting, dat dit rollen
der landbouwproducten door Nedierland allicht aan
de betrokken landbouwindustrie in eenigszins bedui-
deude mate tegemoet zou kornen? De spreker. vergat ten eenenmale, dat van een bedrijf als de spoorwegen
een dergelijke altruistische politiek niet verwacht kan
worden en dat de spoorwegen slechts in zooverre aan
de geuite weuschen tegemoet kunnen en mogen ko-
nleu, als dit door het bedrijfsbelang – dit zeer ruim
genomen – toegelaten wordt. Verder te gaan zou
wijzen op een niet te verantwoorden financieelepoli-
tiek, tenzij het land de gederfde winst uit de alge-
meene middelen zou willen ‘bijpassen, waardoor de
verkapte subsidie langs een omweg ves-haald zou wor-
den op alle belastingbetalende.n. Steltde hebr liere-
ma hiertegenover, dat in andere landen wel eens
spoorwegfinanciën gebruikt worden ter leniging van
crisisnood, dan heeft d:it argument als zoodanig geen
bewijskracht. Eerstens toch zou men de talrijke hij-
omstandigheden moeten kennen waaronder het feit
plaats had. En verder is dan nog niet aangetoond,
dat ook ginds niet ten onrechte zaken aan elkaar ge-
koppeld werden, die dienen gescheiden. te blijven.
Ook. andere sprekers sloten zich bij het betoog van
den heer Bakker aan, zij het in algemeenen zin; zoo de heeren Ebels (Hand. 11 blz. 1856) en Weiticamp
(Had. II blz. 1851). De heer Van der Sluis riep,
sprekende over de verlaging der spoortarieven, triom-
fantelijk uit (Hand. II blz. 1861): ,,hier hebben we
nu een maatregel, die zonder al te veel schadie voor
de schatkist door de Regeering kan worden genomen.” De heer Schouten (Hand. II hlz. 1865) stond iets scep-
tischer tegenover de aangeboden hulp; deze afgevaar-digde voelde het element der protectie aan en voegde,
hoewel hij verlaging der tarieven, indien mogelijk,
bepleitte, aan dit advies toe, dat van het middel ,,geen

528

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

ii
Juni
1930

baat van eenige beteekenis te verwachten was”. Ool
de heeren Hiemstra (Hand. II blz. 1868), Van Rap-
pard (Hand. II blz. 1868), Kampschöer (Hand. II blz.
1876), Loerakker (Hand. II blz. 1880) en Zandt (Hand.
II blz. 18i) bepleitten allen vrachtverlagingen; geen
enkel Kamerlid stelde het onwenschelijke van dien
maatregel in liet licht. En er was blijdschap in de
Kamer toen de Minister besloot met ,,de verheugende
inededeeling”, dat op de spoortarieven van aardappe-
len, na overleg met de directie der Nederlandsche
Spoorwegen, een reductie verleend zou worden van
50 pOt., zôo spoedig mogelijk ingaande
en
eindigende
den 15en Juni; voorts dat voor wat de andere pro-
ducten betreft het overleg met de Nederlandsche
Spoorwegen nog niet afgeloopen was. Een vraag C~et
zich voor! Hebben de verheugde luisteraars wel ge-
realiseerd, dat de gevraagde subsidie door massaal
vervoer voor den spoorweg een groot bedrag kan ver-
tegenwoordigen, terwijl bij een vervoer over 100 K.M.
volgens liet speciale tarief Nr. 1 bij d 50 pOt. reduc-
tie slechts een vrachtvermindering van 0,18 (en
0,15)
cent
per KG. verkregen werd, een voordeel ten
eenenmale onvoldoende om effect te sorteeren. Slechts
de heer Schouten begreep de relatieve geringe be-
teekenis
van
spoorwegvrachten op de handeisprijzen
en afzetmogelijkheden. Of het spoorwegbedrijf ook
een centenbedrijf is!
* *
*
Over het principieele deel, dat in den wensch dr
afgevaardigden verscholen lag, nl. of het aanbeveling verdiende thans
subsidie
aan landbouw, straks aan
visscherij, nog later aan veeteelt of aan industrie door
het
spoorwegbediijf
te laten betalen, daarover werd
met geen woord gerept. En toch loont het wel de moei
te om te weten hoe de Volksvertegenwoordiging zich
in het algemeen de toekomstige figuur denkt, het
subsidieeren van bepaalde particuliere bedrijven in
tijden van crisis uit de bedrijfsinkomsten der Neder-
landsche Spoorwegen.
Een scherpzinnig man als het Kamerlid Van Braam-
beek heeft

buiten de Tweede Kamer

de beslissing
van den Minister principieel niet goedgekeurd. In-
tuïtief heeft hij begrepen, dat een consequente door-•voering van
deze incidenteele beslissing de spoorwe-
gen op glibberig terrein zou brengen, naar een moge-
lijk niet-sluitende rekening, welke o.a. ook perso-
neelsbelangen
in
gevaar zou
kunnen
brengen. Maar
scherp tegen de vermenging van landsbelangen,
spoorbelangen en landbouwbelangen is de heer Van
Braambeek ook al weer niet te velde getrokken. Zijn
eerste

en juiste

betoog verzwakte hij door die
speciale reducties te beschouwen als een reclamemid-
del ter verhooging
van
de populariteit van den spoor-
weg, alsof het streven daarnaar niet is het offeren
aan den waan van den dag.
Hij
gaat dan zelfs zoo-
ver deze3gederifde inkomsten te vergelijken met gif-
ten, die kapitalistische ondernemingen soms uit een
eens verworven overschot yoor lief dadigheidsdoelein-
den schenken en lees ik goed in het
Wee1tblad van de
Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramweg-
personee’ van 12 April ji., dan verdedigt de heer Van
Braambeek, ondanks zijn tevoren te berde gebrachte
bezwaren, tenslotte het innemen van een breed stand-
punt in soortgelijke gevallen met een beroep op de
deelname van den Staat in het bedrijf (,,een spoor-
weg- een transportondernemer, die een zoo belang-
rijke plaats in het volksleven inneemt, dat hij door
een speciale wetgeving wordt beschermd, kan niet
een houding aannemen, alsof hij er slechts was om
zoo goed mogelijke gelaelijke resultaten te verkrij-
gen”). Dit laatste is er natuurlijk naast, juist die
deelname
van
den Staat in het bedrijf toch maakt, dat
er niet met gelden van het Spoorbedrijf, welke ten
deele landsgeiden zijn, op onverantwoordelijke wijze
wordt omgesprongen. Voor mij ligt het bedenkelijke van den door de Tweede Kamer op den Minister uit-
geoefenden aandrang om een tariefmaatregel te ne-
man, welke niet zijn ontstaan dankte aan een gedegen

berekening der flnancieele gevolgen voor het bedrijf
en aan de nauwkeurige afweging der economische
voor- en nadeelen voor de noodlijdende conglome-
raties, maar .aan het feit, dat door de omzet-
ting van het particulier }edrijf in een gemengd be-
drijf de gedachte blijkbaar in breede kringen post
gevat heeft, dat de voorheen juiste bedrijfsbeginselen
min of meer verwaarloosd kunnen worden om plaats
te maken voor in financieelen zin onberekenbare da-
den en hët ondeskundig
drijven
van een vage wel-
vaartspolitiek door buiten het bedrijf staanden, welkè
opvatting bij Staatsexploitatie, waartoe een gemengd
bedrijf onjuist opgevat
)
eenigszins nadert, altijd zoo-
veel onheil heeft aangericht. De heer Van Braambeek spreekt hier iets uit, wat velen zullen hebben gedacht,
(lat het huipprincipe emaneerde uit de geldelijke ver-houding van Staat en bedrijf. Met de wijziging in den
bedrijfsvorm meende men blijkbaar, dat ook het karak-
ter
van
het bedrijf plotseling veranderd was en on-
getwijfeld zou men nog sterker die richting zijn uit-
gegaan als de spoorwegen eens geheel in handen van
den Staat waren geweest. Hier ligt echter de waar-
schuwing niet tegen staatsspoorwegn als zoodanig


waarvan ik onder sommige omstandigheden een groot
voorstander ben

maar tegen zekere uitwasseh,
welke dikwijls genoeg gesignaleerd zijn, ni. dat ondr pressie van machtige politieke of economische groe-
pen, vaak zoodanig ruw ingegrepen werd in de tarief-
stelsels, dat elk ovrzicht verloren ging tegen welkn
prijs de centen-nering haar waar, de personenkiloe-
ter of de tonkilometer, aan het publiek moest verkoo-
pen
om behoorlijk te
kunnen
rond komen. Zelfs een
groot-econoom als wijlen Mr. Pierson, waagde zich
op glad ijs, toen hij, tijdens den suikercrisis van 1886
in een brochure verlaging der suikervrachten over
Indische Staatsspoorwegen aanbeval, op grond van de
fictie, dat het hier een verlaging van ,,retributiën’
gold en dat een kloppende bedrijfsrekening niet noo-
dig
was.
Hoewel Mr. baron van der Goes van Dirx-
land

particulier spoorwegexploitant

de mei-
ning van Mr. Pierson geenszins deelde, wilde dze
blijkens eene door hem geschreven brochure de
particuliere Ned.-Ind. Spoorweg
Mij.
wel in het in-
komstenverlies van
f
364.000, gevolg van tariefver-
lagingen, doen participeereri, mits tegen het ver-
vallen van de verplichte jaarlijksche amortisatie vkn

‘f
85.000 en een jaar concessieverlenging voor elk
Jijr
dat de steunregeliug zou gelden
2).
Voor wat, hoorde
wat.
Terecht! Maar hier lagen de omstandigheden
nog wel anders dan thans in Nederland. Door de vei&
laging der tarieven, groot
f
520.000, een cijnsverla-
ging van
f
2.000.000 en een schorsing
van
een uit-
voerrecht van 9 cent per pikol, waarbij. de vrachtv-
lagingen een klei,n onderdeel vormden van de’i
totaal geboden hulp, koe toen een besparing van
rniddeld 53 cent per p:ikol suiker verkregen vor.de,
niet ,,allicht” doch ,,zeker” voldoende om het suiker-
hédrijf weder loonend te maken, terwijl
.
thans
cenige steun, de vrachtverlaging het, vervoer d’rr

1.00 KM. slechts met een fractie
van
een cent per
ICG. terugbrengt, welk bedrag bij de prijsdalingen q-
genoeg niet medespreekt. Toen later meer reductjez
op het suikervervoer gegeven werden, kwam in 1903
dezelfde heer Van den Wall Bake, die in 1900 ‘het
spoorbedrijf zoo juist getypeerd had, eveneens in’de
Economist,
op tegen het ,,ongemotiveerde verband”
(lat door twee opeenvolgende Ministers tuschen
51jjL

kercrisis en spoorwegtarieven was gelegd. Hij schiéf
o.a.: ,,Van geen enkele
zijde
is, zoover
mij
lekeM,
tegen den maatregel opgekomen, de grootste ‘ooi

standers van zuinigheid in het beheer van ‘s lands
financiön, de warmste tegenstanders van ,protectiè
hebben gëzwegen, toen besloten werd om ongeveer

Zie
mijn artikel
in
E.-S.
.B.
van
18
Dec.
1929.
Zie ook zijn Nota als Tweede Kamerlid,
overgelegd bij
liet Voorloopig Verslag van het wetsvoorstel tot steun
(Bijl.
St. G. II.
1886-1887.
No. 83-5. Wetten van
25
Dec.
1886).

11
Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

529

twee ton gouds uit de Staatsinkomsten aan een zes-
tigtal suikerfabrikanten te schenken, teneinde hun
den struggie for life te vergemakkelijken; toch geldt
het hier een gewichtig principe.” Zooals men ziet is
er eigenlijk niets nieuws onder de zon! Jammer dat
in Nederland de verkeerseconomie zoo’n misdeelde
wetenschap is en van de lessen der historie uit on-
bekendheid zoo bitter weinig profijt wordt getrokken.
Belangstellenden in de werking van tariefstelsels
moge ik voor de leerzame geschiedenis verwijzen naar
deel 9 en 10 van mijn door de Staatsspoorwegen uit-
gegeven werk over de Indische spoorwegpolitiek.
Een en twintig jaar geleden betoogde ik reeds in het
Tijdschrift voor Nijverheid en Landbouw in Ned.-In-
dië de onwenschelijkheid om staatsspoorwegfinanci.ën
te gebruiken voor het subsidieeren van particuliere be-
drijven; men ziet, mijn meening dateert niet van
vandaag of gisteren. Het betrof toen het vervoer van
koelies van Midden- naar Oost-Java als werkkrach-
ten voor een groote onderneming, welke het deed
voorkomen of hiermede een landsbelang – de trans-
migratie – gemoeid was. Het resultaat van am-
pele overwegingen was toen, dat wel een verlaagd
tarief werd ingevoerd, doch dat tenminste de door de Staatsspoorwegen gederfde inkomsten middels
regularisatie weder uit de landsmiddelen naar het bedrijf terugvloeiden. Dit was althans een stand.-punt, dat te verdedigen was, als men van het aan-
wezig zijn van het landsbelang overtuigd was en niet
als Minister Ruys de Beerenbrouck op 25 Maart ji. het
nut om landsgelden voor dergelijke doeleinden te be-
steden ernstig in twijfel trekt. Maar principieel on-
verdedigbaar waren de dikwijls in. strijd met de ad-
viezen der bedrijfsleiders, – soms zelf met die der

Indische Regeering – genomen beslissingen op het
Plein om diverse cultures, die tijdelijk een tijdperk van malaise doormaakten, te steunen door het ver-
leenen van vrachtverlagingen, dus met spoorweggel-
den. Een in strijd met elk zakenbegrip genomen
steunbesluit om suikerrietstekken
gratis
over lange
afstanden te vervoeren, werd door een lateren Mi-
nister van Koloniën bij een mondeling debat ten on-
rechte geloochend, waarschijnlijk omdat deze bewind-
man zich de mogelijkheid van een dergelijke steun-
verleening door een voorganger zelfs niet kon voor-stellen. Hoeveel millioenen deze en andere gevoels-

exploitatie wel aan de Staatsspoorwegen, dus aan de
gemeenschap, gekost hebben, waag ik niet te becijfe-
ren. Het ging in dien tijd van den hoogen boom. In
zekeen zin kon dat ook, al is daarmede een dergelijke
politiek niet verantwoord. Maar toen het in de na-

oorlogsjaren ging spannen, toen men leerde calculee-
ren, toen werden al die regularisatieregelinen en
speciale tarieven overboord gegooid en de te lage
tarieven verhoogd. En ondanks de protesten van de
vroeger onnoodig bevoordeelden bleef het goed gaan
bij de verzenders en ging het wederom beter bij de
spoorween.

Moge het gebeurde bij de Staatsspoorwegen in In-
dië een waarschuwing zijn voor degenen, die zonder

kennis van het tariefwezen en de relatieve beteekenis
der vrachtprijzen, voor bepaalde takken van land-
bouw, nijverheid en industrie meenen, dat de finan-
ciën van het gemengde bedrijf der Nederlandsche
Spoorwegen straffeloos gebruikt kunnen worden om
in crisistijden de getroffenen te subsidieeren. Eischt
het landsbelang – ter beoordeeling der Regeering -,
dat steun noodig is, dan staan daartoe andere maat-
regelen aan de Regeering ten dienste.

S. A. REITSMA.

DRIEHOEKSVERHOUDINGEN IN HET
AMERIKAANSCHE RUILVERKEER.

In zijn voor ruim veertig jaar verschenen voor-
treffelijke beschouwing over de theorie van den han-del en de handelspolitiek stelde Beaujon de vraag, of
men, bij het vellen van een oordeel over onze handels-
politiek en wat daarmede in verband staat, wel in

den regel genoeg in het oog houdt dat de niet corn-
mercieele schulden van het buitenland aan ons in-
derdaad thans onze stelling in den wereldhandel groo-
tendeels beheerschen; een vraag, welke naar de heden-
daagsche uitingen ter weerszijden van de handelspo-
litieke scheidingsljn te oordeelen, ook tegenwoordig
niet misplaatst zou zijn. Want nog al te veel verraden
deze een gemis aan het inzicht, dat uit hetgeen dc
geleerde schrijver onder de niet-commercieele posten
op de betalingsbalans begreep – thans veelal het on-
zichtbare ruilverkeer genoemd – meestal een jaar-
lijks terugkeerend overschot ten voordeele of ten na-
dccle van elk volk voortvloeit en de invloed dezer over-
schotten volkomen gelijk staat met dien der andere
omstandigheden, die de internationale ruilvcrhou-
dingen in het voor- of nadeel van eenig land bepalen

en wijzigen
1).
Met name de Nederlandsch-Amerikaan-
sche handelsbalans heeft in den laatsten tijd, onge-
twijfeld mede in verband met de jongste wijziging
van het tarief van invoerrechten der Vereenigde Sta-
ten, tot bedenkingen aanleiding gegeven en haar be-
loop is dan ook wel geschikt, om de gemoederen te
verontrusten:

Overschot van den Nederlandschen invoer uit, boven den
uitvoer naar Amerika (millioen gulden)
1919…. 487

1923….

187

1927…. 203
1920…. 449

1924…. 213

1928….

197
1921…. 345

1925…. 205

1929…. 201
1922…. 209

1926….

178

Nu leveren wij wel verschillende goederen naar de Unie, welke niet in onze uitvoerstatistiek worden op-
genomen, waardoor dus het invoeroverschot grooter wordt dan het in werkelijkheid is, doch deze kunnen
het aanzienlijke overwicht van den invoer toch bij
lange niet opheffen. Zoo werd in 1929 voor een
waarde van rond 50 millioen gulden aan diamant en
voor rond 7 millioen gulden aan Sumatra tabak uit
Nederland herwaarts gezonden, door welke bedragen
het invoeroverschot over dat jaar tot 144 millioen
gulden daalt; maar voor verdere belangrijke verlagin-
gen uit dezen hoofde bestaat te minder grond, daar
uit de Amerikaansche handelsstatistiek een overeen-
komstige verhouding als uit de Nederlandsche blijkt. Deze passiviteit van onze handelsbalans met de Ver-eenigde Staten, welke mitsdien als een werkelijkheid
moet worden aanvaard, vormt tevens een wezenlijk
kenmerk van de Nederlandsche volkshuishouding;
welker ruil met het buitenland zich ten dccle als
uitvoer van goederen uit Nederlandsch Indië voltrekt:
het kapitaal en de ondernemingsgeest van Nederland,
waardoor Indië tot economisch leven werd gewekt,
werpen in den vorm van goederen uit den vreemde
hun baten aan het moederland af. Het is dan ook geen
toeval, dat het aanzienlijke invoeroverschot van de
Vereenigde Staten hier te lande, met een aanzienlijk
uitvoeroverschot van Nederlandsch Indië ten opzichte
van dat land gepaard gaat:

Oversebot van den Indischen uitvoer naar, boven dec
invoer uit Amerika (millioen gulden)
2)

1919….

61

1923….

100

1927..,.

124
1920….

135

1924….

100

1928….

105
1921.. ..

_39*)

1925….

198
1922….

64

1926.. ..

176
) Invoeroverschot.

Vereffent men deze Indische uitvoeroverschotten
met de bovenvermelde Nederlandsche invoeroverschot-
ten, dan blijkt de verhouding van het als een econo-
mische eenheid gedachte gebied van Nederland en
Nederlandsch Indië tegenover de Vereenigde Staten
als volgt te zijn geweest (invoeroverschot in niiilioen
gulden):

1
Verg. Beaujon. Handel en ban delspolitiek
;
i.h.b. Hoofd-
stuk III.
2)
Ten aanzien van den invloed van den huidigen bcdrijfs-
toestand op de Indische handelsbalans moge naar de on-
langs in de Mededeelingen van cle ]ifandelsvereeniging te
Medan verschenen zeer lezenswaardige beschouwing ,,Ma-
laise in Deli” worden verwezen.

1
530

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11
Juni 1930
1

1919…. 426

1923….

87

1927,…

79

1920….

314

1924….

113

1928….

92

1921….

384

1925….

7

1922….

145

‘ 1926….

2

Een volkomen evenwicht mag niet worden ver-
wacht, daar ruil van goederen en diensten van één der drie betrokken gebieden met ieder willekeurig
ander gebied tot het vereff enen van hun onderlinge
vorderingen en verplichtingen kan strekken en bij-
voorbeeld een levering van Indischen rubber aan de Unie zeer wel met invoer van hout uit Zweden naar Nederland kan worden betaald, terwijl een deel van den Indischen uitvoer naar Amerika over Singapore
nopt en mitsdien in de ddbetzijde van Amerika’s han-
de}nlan met Britsch Malakka en in de ereditzijde
van iedeza Jsch Indië’s handelsbalans met Siga-
pore versehijnL. Bovendien komen in deze statistieken
de Amerikaansche betrekkingen met West Indië, be-
nevens de vorderingen en verplichtingen uit hoofde
van dieustverleening niet tot uitdrukking en schui-
len daarin ten slotte verschillende onnauwkeurighe-
den – men denke aan den uitvoer van voortbrengse-
len der voor Amerikaansche en andere vreemde reke-
ning gedreven Indische ondernemingen en den reeds
vermelden diamantuitvoer van Nederland naar de
Unie. Haar strekking is nochtans onmiskenbaar en
wordt volledig door de Amerikaansche handeisstatis-
tiek, uit welke het volgende overzicht werd samen-
gesteld, bevestigd:
ilandelsbalans van Nederland inet Nederlandseh Indië tegenover de Vereenigde Staten van Amerika
(millioen dollar)

Algemeene
Uitvoer (met
In- of uitvoer-

Jaar
invoer uit
wederuitvoer)
overschot
Nederland en
naar Nederland
(- of +) van de
Nederl. Indil en Nederl. Indië
Ver. Staten

1910/’14
gem
44,1
107,7
+
63,6
1921/’25
gem
125,6
155,4
+
29,8
1926
…….
221,5
163,4

58,1
1927
……. …
178,6
180,3
+

1,7
1928
……..
169,8
.
176,7
+

7,9
1929
……..
.166,2
.
174,-
+

7,8

Het is duidelijk, dat deze driehoeksverhouding nog
sterker in de handelsbalans tusschen de Vereenigde Staten en Engeland aan den dag moet treden. Want
in de eerste plaats is dit de belangrijkste koloniale
mogendheid, welker geheele invoeroverschot (zonder
goud en zilver) in 1928 358 millioen pond sterling
besomde (Nederland 58 millioen pond sterling), bij
een invoeroverschot van het gezamenlijke Britsehe
:ieizerrijk van 293 mi.11ioen (Nederland met Neder-
landsch Indië 7,3 millioen), terwijl het Britsche Kei-
zerrijk zonder het Vereenigd Koninkrijk tegenover
alle andere landen te zamen een uitvoeroverschot van
65 millioen had (Nederlandsch Indië 51 millioen)
1).

Voorts trekt Engeland veel grootere inkomsten uit
zijn overige buitenlandsdhe beleggingen en zijn koop-
vaardijvloot dan Nederland en heef t het in Londen een
wereldmarkt voor bijna alle stapelgoederen; hetgeen
alles tezamen, doch met uitzondering van de beleg-
ging, volgens een raming van het Britsehe Ministerie van Handel een door Engeland gedurende 1927—’29
in liet buite:nland gemaakte winst van achtereenvol-
gens 504, 510 en 517 millioen pond sterling.
Zoo kwam van het geheele uitvoeroversehot uit
hoofde van den goederenhandel der Vereeuigde
Staten, groot 1.038
2)
miljoen déflar, in 1928 409

millioen voor rekening van dit land, welk be-
drag tot 568 millioen (bij een herzien gehel’

1
iiit

voeroverschot van Amerika ter waarde van 837 mil-
lioen) stijgt, wanneer met den ruil van voortbreng-
selen dezer beide landen over een derde land rekening

1)
Do volledige handelsbalans van Nederland en al zijn
overzeesche gebieden betreffende
1928
is nog niet bekend;
zij zou het beeld echter niet noemenswaard wijzigen.
) Afwijkingen tussehen dit en later vermelde bedragen
worden door het gebruik van versuii1lende schattingen ver-
oorzaakt.

wordt gehouden en de wederuitvoer wordt buitenge-
sloten. Indien men evenwel, naar het voorbeeld van
Nederland en Nederlandseh Indië, ook de handel van
de Vereenigde Staten met Britsch Malakka in de be-rekening begrijpt, dan daalt dit uitvoeroverschot met
200 millioen dollar, terwijl de handelsbalans van
Amerika tegenover geheel Zuid en Zuid Oost Azië,
waar Engeland zulke gewichtige belangen heeft, niet
390 millioen dollar passief was en een aanzienlijk deel
van zijn betalingen voor rubber, tin, thee en andere stapeloederen uit deze gebieden, als rente op over-
zeesche beleggingen zijn weg naar Engeland vindt.
Een nauwkeurige berekening is ook ten aanzien van
dit land onmogelijk, hetgeen dadeljk in het oog
springt, wanneer men naast de gesehetste bezwaren
overweegt, dat daartoe de betalingsbalans van de Unie
met een dertigtal andere gebieden moet worden opge-
steld, terwijl men in Nederland nauwelijks tot een
balans van zijn ruil met de overige wereld als geheel is gekomen. De medegedeelde feiten rechtvaardigen
desnietternin ‘de zienswijze, dat Engeland zich zijn in
het buitenland gemaakte winsten en interesten deels niet Anierikaansche koopmansgoederen laat betalen
en tot op zekere hoogte derhalve de Amerikaansche uitvoer op Ehgeland’s reederj en buitenlandsche be-
leggingen steunt; opnieuw een merkwaardig voor-
beeld van den internationalen eebnoniisehen samen-
hang, welke niet minder in de volgende, volledige
handelsbalans van de Unie aan den dag treedt:

iliandelsbalans vaii de Vereenigde Staten over
1928,
uitge-
drukt in millioen dollar, zonder, wederuitvoer (Invoer-
overschot – Uitvoeroversehot +)

0 0 0
0
2
0
Alle goederen
.

E

2

o
(
0
—.n
L.
1928

1
1929

Europa..
+
627

+
101

+
184

+
16

+
166

+
1
.
094
+
1
.
008

N. Amer.

14—
21—
101—
6
+
444

-1–

302
+

115
Z.
Amer.

172—
285
+

18-13
+
360

92

339
Azië en
Oceaniël—
573—
33
I-

49-25
+
290—
390—
18
Afrika
. .
_42—
17+
7-17
+

95

+

26

+

74

Alleland.-_
174
1

255
1+
9I-
451+1.3551+
9401+
840

Doordat Europa een dichte bevolking met een be-
trekkelijk hoog koopvermogen bezit, ontvangt het van
iedere goederengroep van dan Amerikaanschen uit-
voer liet leeuwendeel en bovendien is het uitvoerover-
schot tegenover Europa aanmerkelijk grooter dan
tegenover eenig ander w’erelddeel, doordat de Euro-
peesche nijverheidslanden veel meer grondstoffen en
voedingsmiddelen uit Amerika betrekken dan zij
daarheen leveren. Wel is ook het uitvoeroverschot van
de fabrikaten tegenover Europa in volstrekten zin

belangrijk, doch de handelsbeweging hiervan nadert
toch een heel eind tot den evenwchtstoestand. Azië
en de twee gebieden welke tezamen het Latijnsche
Amerika vormen zijn de belangrijkste herkomsten
van den Amerikaanschen invoer van grondstoffen en
voedingsmiddelen en wel dermate, dat ondanks den
omvangrijken en geie:idelijk toenenienden uitvoer van
fabrikaten daarheen, de handelsbalans der Unie tegen-
over hen passief is, vooril voor zoover het Azië be-
tref t.
De uitvoeroverseliotten van de Vereenigde Staten
met hun invoeroversehotten vereffenend, komt men
tot een eindoversehot van den uitvoer dat in 1928 940
en in 1020 840 millioen dollar bedroeg, hetivelk in
zeer overwegende mate uit den meer-uitvoer naar
Europa voortvloeit; en de vraag rijst, wat daar-
van de beteekenis in het internationale betalingsver-
keer en in het
bijzonder
in dat van Amerika is. Voor
het antwoord hierop
zij
eerst de ruilverhouding van
Europa tegenover de geheele overige wereld in oogen-
sehouw genomen, waarbij blijkt, dat in 1927 en 1928
de invoeren in Europa zijn uitvoeren telkens met meer

II Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

531

dan 4.000 millioen dollar overtroffen en in 1927, het
laatste jaar waaromtrent vanwege den Volkenbond
1)

uitvoerige onderzoekingen werden openbaar gemaakt,
met 4.121 millioen, geld en muntmateriaal inbegre-pen. Door vermindering met ongeveer 400 millioen
wegens te lage schatting der uitvoeren en voor beloo-
ningen van tusschenpersonen en van 400 tot 500 p111-
lioen wegens vrachten en verzekeringspremiën in den
inter-Europeeschen goederenhandel, komt men hier-
van uitgaande tot een schatting van een door ,,on-
zichtbaren” ruil te vereffenen bedrag van 3.200 mil-
lioen dollar. Voor deze vereffening zijn de belangrijk-
ste saldo-posten in het credit van de ,,onzichtbare”
balans van Europa de renten op zijn buitenland-
sche beleggingen en zijn ontvangsten uit de reederij,
waarvan de eerste op 1.200 millioen dollar en de
tweede op 800 tot 900 millioen dollar worden ge-
raamd. Voorts bedraagt de netto-hesteding door
Amerikaansche plezierreizigers in Europa gedurende
1027 300 mi.11ioen dollar, terwijl een bijna gelijk
bedrag door emigranten in Amerika naar hier werd
overgemaakt, gevende voor deze vier creditpos-
ten tezamen 2.700 millioen dollar, zoodat er nog een verschil van 500 millioen ten laste van Europa blijft,
dat vrijwel zeker door middel van leeningen en
verder door bankzaken en bankierscommissies, als-mede door de diensten van verzekeringsmaatschap-
pijen en dergelijke, werd vereffend.

De delging van de Europeesche schulden voor ont-
vangen goederen door middel van leeningen, derhalve
door omzetting van schulden op korten termijn in
zulke van langen duur, kenmerkt de jaren na den
wereldoorlog; wel te verstaan voor Europa als geheel,
want van land tot land verschilt de toestand zeer en
tegenover een groep kapitaal invoerende landen staat
een aantal landen met een belangrijken kapitaaluit-
voer, terwijl de netto Britsche kapitaaluitvoer ook
thans nog grooter is dan die van de Vereenigde
Staten:

Netto kapitaalinvoer (+) of -uitvoer (—) gedurende
1925—’28
naar het hoofd van de bevolking
(uitgedrukt in dollar)
1)

])uitschla.nd

………………………
+ 53
Noorwegen ……………………….
+ 33
Hongarije )

……………………..+
23,5
Polen……………………………
+

8
Denenarken

……………………..
+

6
Roemenië
2)

……………………..
.+

2,4
Frankrijk
3)

………………………
.
42

Engeland

………………………..
– 35
Nederland
4
)

……………………..—
29,8
Z
weden

………………………….
– 15
Tsjecho Slowa.kije ………………….
– 13

S.C1.N., Balance des paiernents,
1926-28.
1926—’28.
Schatting P. Meynial (Revue d’Eeonomie politique)
1926—’27.

Toch is ook de beteekenis van Engeland voor de
kapitaalvoorziening der wereld nog slechts twee der-
den van die van v66r den oorlog, want terwijl uit de
emissie-statistieken van de Midiand Bank kan worden
afgeleid, dat de buitenlandsche uitgiften te Londen in de laatste drie jaar gemiddeld 125 millioen pond
sterling of 600 millioen dollar besomden, bedroeg
vroeger de kapitaaluitvoer van Engeland jaarlijks 900
millioen dollar, die van Frankrijk 400 en die van
Duitschiand 300 millioen en was hun geheele buiten-
landsche belegging in 1913 tot onderscheidenlijk
20.000, 10.000 en 5.000 millioen dollar, of tezamen
35.000 millioen dollar, gestegen. Het door de Ver-
eenigde Staten aan Europa geleende kapitaal beliep
in dat jaar nog geen 10 pOt. van het tegenwoordige en
vormde slechts 13,3 pOt. van alle buitenlandsche be-

1)
Aperçu Général clii Commerce Mondial,
1926—’28,
Vol. T, waarheen tevens voor nadere gegevens omtrent de
grondslagen van de in deze zinsnede toegepaste berekening
zij verwezen.

leggingen der Unie, ‘tegen 30,8 pOt. in 1929, waar-
van meer dan een derde ten behoeve van Duitschland.
1)

Zoo werd de ontwrichte Europeesche volkshuishou-
ding weder door Amerika op gang gebracht en het
toenemen van de beteekenis der Vereenigde Staten
ten koste van die van Europa blijkt niet minder dui-
delijk uit de verschuiving in de verdeeling van hete

volksjnkomen der wereld, dat vroeger voor ongeveer
de helft aan Europa en voor iets meer dan 30 pOt.
aan Amerika toevloeide, terwijl het Europeesche aan-
deel’thans tot minder dan 40 pOt. is gedaald, bij een
stijging van het aandeel der Unie tot ruim 40 pOt.
2).

i3uitenlandsche beleggingen van de Vereenigde Staten.
1)

31
December
Tezamen
millioen dollar

Waarvan aan Europa

millioen dollar
i

°Io

1913
2.625
350
13,3
14.500
4.327
29,8
1927

………..
1928

………..
15.601
4.798
30,8
1929

………..
16.604

5.107
30,8
1)
Schatting van Max Winkler (Vice-President van Ber-
tron, Griscom & Co., Inc.).

Deze Arnerikaansche kapitaalverstrekking houdt de
geesten in Europa sterk bezig, niet alleen om de daar-uit sprekende verarming en vervreemding van dit we-
relddeel, doch ook in verband met de daarmede samen-
hangende overdrachtsvraé.gstukken en hun handelspo-
litieke nevenwerkingen. Nog onlangs merkte bijvoor-
beeld Prof. Treub in zijn rede op de jaarvergadering
van den Ondernemersraad voor Nederlandsch Indië op,
hoe Amerika betaling van zijn oorlogsschulden van
Europa verlangt en tegelijk de goederen, waarmede die

betaald worden, buiten de grens wil houden, waarnaast
door anderen de verwachting wordt gekoesterd, dat het

uitvoeroverschot van de handelsbalans der Unie in
zijn tegendeel moet verkeeren, zoodra zijn uit het bui-

tenland ontvangen renten den kapitaaluitvoer over-treffen. De hieronder opgenomen samenvatting van
de door Ray Hall
3)
opgestelde herziene betalingsba-
lansen der Vereenigde Staten over 1922—’28 bevat
nochtans enkele aanwijzingen, welke in dit opzicht tot

voorzichtigheid stemmen. Immers hieruit volgt, dat
gedurende 1922—’28 tegenover een uitvoeroverschot
van 4.008 millioen dollar een netto-kapitaaluitvoer
van 3.253 millioen stond, zoodat zelfs indien in het
geheel geen kapitaal was in- of uitgevoerd, toch
de handelsbalans een uitvoeroverschot van 755 mii-
lioen dollar zou hebben opgeleverd; voorts was

het bedrag van den netto-kapitaaluitvoer in die jaren
lager dan de opbrengst van de buitenlandsche leenin-
gen en beleggingen, groot 4.639 millioen dollar, zon-der dat zulks tot een wijziging van het uitvoer- in een

invoeroverschot van de goederenbeweging heeft ge-
leiii. Dit wijst erop, dat althans in het hier beschre-,

ven tijdperk de goederenbeweging den kapitaaluitvoer
niet in zoo sterke mate heeft gevolgd, als werd ver-
wacht; hetgeen door het onderschatten van de betee-
kenis van eenige tot het onzichtbare ruilverkeer van
onderscheidenen aard behoorende posten moet worden
verklaard. De belangrijkste daarvan is de netto-beste-

ding door Amerikaansche plezierreizigers in het bui-
tenland, welke in de besproken zeven jaar netto 2.743
millioen dollar beliep, hetgeen met de bedragen, door landverhuizers en voor liefdadige doeleinden overge-maakt tezamen netto 4.701 millioen dollar geeft, der-
halve aanzienlijk meer, dan den geheelen netto-kapi-
taaluitvoer.

2
Een opgaaf van de sedert het herstel van de waarde-
vastheid der rijksniark door Duitschland in het buitenland
opgenomen langloopende leeningen komt op blz.
510
van
het vorigc nummer van E.-S. B. voor.
Verg. Die wirtschaftlichen Krëf te der Welt, herausg.
v. d. ])resdner Bank
1930.

Van de Financieele en Beleggiagsafdeeling’ van het
Amerikaansche Ministerie van Handel.

532

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Ii Juni 1930

Betalingsbalans van de Vereenigde Staten betreffende het
tijdperk 1922—’28,
uitgedrukt in millioen dollar.
(—= Debet en + = Credit).

Handelsbalans…………………………..
+
4.008
Onzichtbaar ruilverkeer van onderscheidenen aard:
vrachten…………………. .-. ………..

555
uitgaven van plzierreizigers (verminderd met
hun betalingen aan Amerikaansche reede-
rijen en aangiften ten invoer in de Veree-
Staten)

…………………………….

2.743
rente op alle private beleggingen (lang en
kort

geld)…………………………..
+

3.242
ontvangsten ingevolge oorlogsechulden

……
+

1.397
regeëringsontvangsten en -uitgaven (beh. de
voornoemde)…………………………

361
overgemaakt door landverhuizers …………

1.561
overgemaakt voor liefdad. en zendingsdoeleinden

397
ander

(verzekering,

filmhuur, telegraaf, oc-
trooien, electrische kracht uit Canada,
enz.)
+

460

Handelsbalans en onzichtbaar ruilverkeer
tezamen

…….. …………………..
+ 3.490

Goudverschepingen en -oormerkingen ……….-.
289
Kapitaalbeweging:
netto toeneming Amerikaansche beleggingen van langen duur In den vreemde (nominale
waarde) ……………………………..
– 5.941
provisiën

+

755

Tezamen…………………………..

5.186
netto toeneming buitenlandsche beleggingen
van langen duur in de Vereenigde staten
+ 1.267
netto toeneming tegoed van buitenlanders bij
Amerikaansche banken

+
666

Geheele beweging privaat kapitaal……….

3.253

Op den invloed van verschillende onderdeelen van
het onzichtbare ruilverkeer viel indertijd reeds de
aandacht door de opmerking van The Economist
1
),

dat het Amerikaansche uitvoeroverschot niet toereik-
te om kapitaaluitvoer op groote schaal mogelijk te
maken en de vreemde uitgiften in de Vereenigde Sta-
ten alleen door het weder-uitleenen van aan hen ge-leend geld of door gouduitvoer konden worden ver-
werkt. Welke zienswijze overigens slechts ten deele
door de sindsdien verschenen statistieken wordt beves-
tigd, want hieruit volgt, dat in 1922-28 tegenover
een netto-toeneming van de Amerikaansche beleg-
gingen van langen duur in den vreemde, ten bedrage
van 5.186 millioen dollar, een netto-toeneming van
de buitenlandsche beleggingen van langen duur in de
Unie van 1.267 millioen en van het buitenlandsch
tegoed bij Amerikaansche banken van 666 millioen,
benevens een gouduitvoer van 289 millioen, dus te-
zamen slechts 2.222 millioen dollar stond, terwijl het
uitvoeroverschot 4.008 millioen dollar bedroeg. Zoo-dat in dit opzicht aan het uitvoeroverschot der goede-
renbeweging toch wel de meeste beteekenis toe komt.
Er schuilen vooral in de Amerikaansche betalings-
balans zoo talrijke mogelijkheden – men bedenke, dat
een wijziging in een willekeurigen post gevolg en
oorzaak van een toe- of afneming van andere onder-
doelen is – dat een voorspelling van redelijke ge-
grondheid te haren aanzien welhaast buitengesloten
moet worden geacht. Dit neemt evenwel niet weg, dat
de schatplichtigheid van Europa tegenover de Ver-
eenigde Staten slechts door uitvoer van goederen,
dienstverleening, Amerikaansche verterrngen in het
buitenland en remises (bijvoorbeeld door landverhui-
zers of voor liefdadige doeleinden), overdracht van
titels (vorderingen, effecten) of annuleering kan wor-
den vereffend, terwijl het uitblijven van vereffening
– naar door den heer Heldring in zijn rede bij de
intrede van 1927 werd opgemerkt – ,,althans in
theorie ten leste tot het overnemen voor kwade schuld
en tot exploitatie voor Amerikaansche rekening” van
brokstukken van het Europeesche bedrijfsleven
voert
2)
Daar het ondenkbaar is, dat men zich

9 Vol. CVI, Nr.
4423 van
2
Juni
1928,
blz.
1119.
2)
Belangrijk voor de kennis van den invloed van het
vreemde kapitaal op de Duitsche volkshuishouding is het
binnenkort (bij W. Girardet in Essen) te verschijnen on-

op den duur in Europa bij zulk een toestand van
afhankelijkheid neer legt en de Unie niet veel voor
annuleering, voor zoover mogelijk, schijnt te voelen,
moet ten slotte terugbetaling volgen. Aan de schuld-
vergelijking door middel van goud schijnt hierbij
slechts een ondergeschikte plaats te zijn toebedeeld,
want Amerika zal het te ontvangen goud bezwaarlijk
voor andere dan de hiervoor genoemde doeleinden
kunnen gebruiken en bovendien beliep de geheele
Europeesche goudvoorraad op het eind van verleden
jaar 4.100 millioen dollar, waarvan een groot deel ten
behoeve van dekkingsdoeleinden is verankerd en voorts
ter regeling van de wissel- en geidkoersen aanwezig
moet blijven, bij een Amerikaansche kapitaalverstrek-
king aan Europa ten bedrage van meer dan 5.000 mii-
lioen dollar (zonder aftrek wegens delging).
Van de middelen daartoe biedt de rechtstreeksche
uitvoer door Europa, in verband met den, door in-
voerrechten verstevigden, economisch-geografischen
toestand der Vei-eenigde Staten weinig kans, terwijl een voor het gestelde doel voldoende toeneming van
de Europeesche dienstverleening te hunnen behoeve,
van hun geidzendingen of zelfs van de besteding door
Amerikaansche plezierreizigers onwaarschijnlijk lijkt, al kunnen deze overdrachtswijzen wel meer of minder
tot de beoogde vereffening medewerken. Indien die

middelen echter te weinig opleveren, dan zal Europa
zich klaarblijkelijk niet anders dan door overdracht
van vorderingen uit zijn economische hoorigheid kun-
nen bevrijden, met name door uitvoer van kapitaaigoe-deren naar koloniale en andere te ontwikkelen gebieden
cn in bezitstelling van de aldus ontstane titels aan
Amerika of door uitvoer voor zijn rekening van elders
gewonnen voor Amerika onontbeerlijke grondstoffen
– naar het voorbeeld der Nederlandsch- en Britsch-
Amerikaansche driehoeksverhoudingen hetgeell op
het zelfde kan neerkomen. Daarbij zal het in hoofd-
zaak van de vergrooting van de productieve kracht
van het arbeidsproces en van de ontwikkeling van de
koloniale betrekkingen van Europa afhangen, of en
in hoeverre de dientengevolge ontstaande inkomsten-
derving tevens in voistrekten zin tot een lageie be-
hoeftenbevrediging en dus een daling van den wel-
stand zijner bevolking leidt.
Zw.

BANKEN EN INDUSTRIE.

De verhouding tussehen banken en industrie be-
treft een van die problemen, waarover sinds tiental-
]en van jaren wordt geredetwist en ten aanzien waar-
van niettemin nog lang geen eenstemmigheid is be-
reikt. Eenige jaren geleden maakten wij de volgende
opmerking: ,,dit vraagstuk zal zonder twijfel nog
vele jaren onder de rubriek ,,onafgedane zaken” ge-
rangschikt moeten worden”
1)
Recente ervaringen
hier en elders (inzonderheid in Engeland) hebben deze
verwachting ten volle bewaarheid.
Op 8 Deeember 1928 en 20 April 1929 werd de ver-
houding van banken en industrie besproken in het
Koninklijk Instituut van Ingenieurs, alwaar het on-
derwerp resp. door de heeren Orena de longli en
Fentener van Vlissingen werd ingeleid. Vervolgens
hield Mr. A. J. van Hengel er een rede over op den
Nederlandschen Accountantsdag
2)
En onlangs heeft
ook de Nationale Vereeniging tegen de Werkloosheid
het onderwerp aan de orde gesteld. Voor de op 31 Mei
ji. gehouden jaarvergadering van deze Vereeniging
werden een drietal praeadviezen uitgebracht, onder-
scheidenlijk door Prof. H. A. Kaag, Hoogleeraar te
Tilburg, Ir. H. I. Keus, Directeur van ,,Heemaf”, en
Dr. J. van den Tempel, Lid der Tweede Kamer, over
de vraag:

derzoek naar ,,Das auslIndische Kapital in der deutschen
Wirtschaf t” door W. Salewski.
9 Enkele Koloniale Bankvraagstukken, ‘s Hage
1925,
blz.
4).
2)
Zie E.-S. B. van
14
Aug.
1929,
blz.
732,
v.v. en 16 Octo-
ber
1929,
blz.
932, v.v.

11 Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

533

‘¼

,Dient het verstrekkeu van ]cpitaal door bankon-
dernemingen aan industriëelc ondernemingen welke
kapitaal behoeven, met het oog op vermeerdering der
werkgelegenheid te worden bevorderd en zoo ja, op
welke wijze?”
1)

Naar aanleiding van deze praeadviezen en van de
daarover gevoerde discussies wenschen wij hier en-
kele opmerkingen te maken.
Zooals uit de vraagstelling blijkt, ging het erom,
of de banlen iets kunnen doen voor de werkverrui-
ming. Liet behoeft geen verwondering te baren, dat
men daarop in de praeadviezen een weinig pertinent antwoord aantreft. Wat de banken voor het bedrijfs-
leven moeten doen, dat is ervoor te zorgen, dat de
geidkapitalen, die hun in den vorm van besparingen
toevloeien of die zij voor een deel in den vorm van nieuw bankpapier of nieuw gecreëerd ,,giraalgeld”
zelf in het leven roepen, zoo doelmatig mogelijk wor-den aangewend, en dus daar emplooi vinden, waar zij
met inachtrieming van de noodige liquiditeit van de
bank zelf eii van voldoende soliditeit van den geld-
neer op den duur het hoogste rendement opbrengen.
Of zulk een rationeele aanwending van het geldka-
pitaal steeds
onmiddell’ijk
tot
werkver’ruiming
aanlei-
ding zal geven, valt te betwijfelen. Wanneer bijv. een
bank medewerkt aan de reorganisatie van een ietwat
verouderde industrie – zooals dat in velerlei opzicht
in Engeland staat te geschieden – zullen er anvan-
kelijk een aantal arbeiders overbodig worden. De
vraag, die bij een principiëele behandeling van het
bankwezen in zijne verhouding tot de industrie moet
worden gesteld, is echter niet, wat van vandaag op
morgen zal geschieden, doch hoe de banken er naar
hare krachten toe kunnen bijdragen, dat de verschil-
lende productiefactoren worden angewend op een
wijze, die
uiteindelijk
de beste’ resultaten, d.w.z. het
grootste ruilvoordeel belooft. Braakliggen van kapi-
taal of uitzetting op een wijze, die niet de beste com-
binatie geeft van soliditeit, rentabiliteit en liquidi-
teit, maar waarbij buy. ôf teveel ôf te weinig op liqui-
diteit wordt gelet, vormen de klippen, die het bank-
wezen moet omzeilen. Dat de banken bij het uitoef e-
nen van deze taak meestal geen rechtstreeks verband
kunnen leggen tusschen het aantal arbeidenden in
de door haar met crediet gesteunde bedrijven en den omvang der verleende credieten, leert de praktijk bij
voortduring. Maar op den duur is een gezonde ere-
dietverleening alleen te verkrijgen en is langs den weg
der geidverstrekking aan het bedrijfsleven de werk-
gelegenheid alleen te bevorderen, wanneer de banken
zich in staat toonen om voor ieder concreet geval de beste combinatie van solvabiliteit, rentabiliteit en li-
iuiditeit ‘te vinden. Verstarring in eenmaal aan-
‘aarde beginselen (een fout van het Engelsche
bankwezen) is daarbij even bedenkelijk als credietver-
leening met sociale bedoelingen, maar zonder in acht-
neming van de zooeven gestelde eischen.
De vraag komt dus eigenlijk niet hièrop neer, of de
banken iets voor de werkverruiming kunnen doen,
maar moet meer algemeen gesteld worden in dezen zin: op welke wijze kunnen de banken de productie
en distributie in onze maatschappij op de beste wijze
dienen, inzonderheid in landen, die, zooals het onze,
in een stadium van voortdurende industriëele ont-
wrikkeling verkeeren?

Prof. Kaag en Ir. Keus hebben te dezen aanzien
weinig ingrijpende voorstellen gedaan. De eerste pleit,
wat de praktische bankpolitiek betreft, voor een
zekere pret erentieele behandeling van binnenlandsche
credietnemers,. opdat niet het Nederlandsche crediet
strekke tot vermeerdering van werkgelegenheid aan
gene zijde de grenzen.
Mr. Orena de Iongh wees er ter vergadering terecht
op, dat zulk een preferentiëe]e behandeling ieeds

‘) Deze praeadviezen zijn verschenen in aflevering
5
van het Tijdschrift van den Nedeilandschen Werkloosheid-
Raad.

thans geschiedt,’ blijkende buy, uit het feit, dat de Ne-
de’rlandsche credietnemer als regel minder rente te
betalen heeft dan de buitenlander.

Het argument van Prof. Kaag verraadt voorts de
bekende vrees voor kapitaalexprt, een vrees, die ook
in het praeadvies van Ir. Keus tot uiting komt. Wij
hebben er vroeger in deze kolommen en ook ter ver-
gadering op gewezen, dat deze vrees niet gegrond is. Kapitaalexport beteekent het ter beschikking van het
buitenland stellen van een zeker bedrag aan
Neder-
la,ndsch
geld; dit verhoogt de koopkracht van het ge-
zamenlijke buitenland tegenover ons land; het bui-
tenland kan nu die koopkr’acht aanwenden om zich
hier goederen te verschaffen, in elk geval de kapi-
taalexport ten goede komt aan onze uitvoerbedrijven;
of wel het kan het geld hier laten staan, in welk geval
onze geldmarkt erdoor verruimd wordt en er dus zoo-

lang als het duurt, geen credietverleewing aan het
buitenland, doch op de binnenlandsche markt plaats
vindt, hetgeen almede niet in strijd met onze lands-
belangen is.

Nu wij het toch over dit onderwerp hebben, moge
terstond een opmerking gemaakt worden naar aan-leiding van het praeadvies van Ir. Keus. Deze uitte
den reeds vroeger verschillende malen naar voren ge-brachten wensch, dat bij plaatsing van buitenlandsche
emissies hier te lande de voorwaarde gesteld moge
worden, dat het geld zal moeten strekken voor bestel-
lingen bij de Nederlandsche industrie, indien deze
evengoed of beter kan leveren dan de buitenlandsche.
Wij gevoelen voor het stellen van zulke eischen wei-
nig. Op het gebied der internationale emissies
heerscht een hevige concurrentie en het stellen van
voorwaarden belemmert de ontwikkeling der Holland-
sche kapitaalmarkt. Dit is ongewenscht, daar im-
mers, zooals gezegd, het aan het buitenland verstrekte
geld op de een of andere manier aan ons land ten
goede moet komen. Mogelijk zal er bij
wijze
van uit-
zondering eens iets te bereiken zijn, maar de ervaring
wijst niet in die richting.
Prof. Kaag pleitte voorts voor oprichting van in
stellingen, die zich alleen met lang crediet zullen
bezighouden. Liet denkbeeld, bestreden door Mr. Orena
de Iongh, schijnt ons niet zoo verwerpelijk als deze
meent. Vooral voor het bevorderen van de plaatsing
van aandeelen en obligaties van de vele kleinere in-
dustriëele ondernemingen hier te lande zou de ont-
wikkeling van ,,investment trusts” e.d. van belang
kunnen zijn en ten goede kunnen komen aan een be-
tere verhouding van banken en industrie.
Tenslotte wees Prof. K. op de wenschelijkheid van
het stichten van een gezamenlijk conjanctuurinsti-tuut door de banken, een denkbeeld, waartegen op
zichzelf wel geen bezwaar zal zijn, doch waarbij de
vraag rijst, of het niet beter door een andere instan-
tie, eventueel door de Overheid, zou kunnen ge-
schieden.

Wij merkten reeds op, dat ook Ir. Keus in de struc-
tuur van ohs bankwezen geen groot veranderingen .wenscht. Van de indertijd door den heer Van Vlis-
singen bepleite Industriebank wil hij niet weten, om-
dat dan het geheele risico der industriëele crediet-
verleening bij één bank zou zijn ondergebracht. Daar-
om wil hij met behoud der hier te lande gevolgde
methode van eredietverleening (het z.g. ,,gemengde”
stelsel, waarbij crdietverleening met emissiebedrijf
wordt gecombineerd) een beter contact tusschen dd
verschillende betrokkenen verkrijgen door het instel-
len van een commissie van bankiers en industriëelen
onder, voorzitterschap van den President der N. B.;
deze commissie zou alle inkomenele aanvragen om
industriëel crediet moeten onderzoeken, ‘terwijl bij
haar fiat elke deelnemende bank tot een zeker bedrag
in het te verstrekken crediet zon moeten deelnemen.
• Liet denkbeeld van een èommissie van onderzoek
verdient o.i. toejuiching, want zulk een commissie zou
de gelegenheid bieden, om alle desiderata behoorlijk
te bekijken. Onder verwijzing naar ons artikel vn

534

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11
Juni 1930

14 Augustus meenen wij echter, het slot van het voQr-

stel, het toekennen van
zeggnscha.p aan
zulk een

commissie over de door cle banken te verleenen ere-
dieten, te moeten ontraden. Voor zulk een zeggenschap
zullen de banken momenteel vermoedelijk niet te vin-
den zijn, maar reeds met een enkele studiecommissie zouden goede resultaten te bereiken zijn.
Tenslotte het praeadvies van Dr. Van den Tempel.
Deze wenscht wèl een ingrijpende hervorming in het Nederlandsche bankwezen. Tegen ons huidige bank-
stelsel heeft hij dit bezwaar, dat het bij zijne gestie
gelei.d wordt ,,niet door het belang der gemeenschap
bij de ontwikkeling van de economische krachten des

volks, hoe evident dit ook op een bepaald moment naar
voren moge treden, maar door haar eigen belang of,
ruimer gezegd, door het belang van de groepen en in-
dividuen, dat zij vertegenwoordigt. Dat ligt in de
rede – en iets anders te vragen ware ijdele sentimen-
taliteit. De banken, in haar rassche ontwikkeling, be-
machtigen in toenemende mate een functie van pu-
bliek belang. Maar het publiek belang heeft op haar
gestie geen rechtstreekschen invloed.”
Om nu dit publiek belang beter tot zijn recht te
doen komen, wenscht de heer Van den Tempel de
oprichting van een afzonderlijke Industriebank. Ech-
ter niet op de wijze, die aan den heer Van Vlissin-gen voor den geest stond. De heer v. d. T. meent –
o.i. zonder grond – dat zulk een bank alleen de groot-
industrie en niet de kleine en middelbedrijven zou
steunen. Maar zijn hoofdbezwaar is toch wel, dat ook
deze bank geheel zou staan onder invloed van parti-
culiere kapitaalbelangen.
Daarom moet de nieuwe bank het karakter dragen
van een gemengd bedrijf, d.w.z. de Overheid moet
naast particulieren in het kapitaal deelnemen. De
Directie moet in hare gestie onafhankelijk zijn, de
bank moet geleid worden volgens gezonde beginselen
en het z.g. gemengde stelsel (combinatie van crediet-
verleening en emissiebedrijf; niet te verwarren met den zooeven genoemden gemengden bedrijfsvorm)
moeten toepassen, juist als de bestaande banken, maar
steeds zal zij het algemeen belang in het oog moeten
houden. Rare middelen zal zij deels op de normale
wijze verkrijgen, deels echter op buitengewone manier,
doordat de Staat een deel van de Successiebelasting
voor de bank reserveert, terwijl de mogelijkheid wordt
opengelaten, dat de Staat in speciale gevallen zekere

risico’s van de bank overneemt. ,,Overziet men in het geheel de positie en de werk-
zaamheid van zoodanige bank, dan kan aan de goede
kans op behoorlijk rendement van het eigen kapitaal
der bank o.i. moeilijk worden getwijfeld. Voor de mo-
gelijkheid om particulier kapitaal bij de oprichting
te interesseeren, is dit punt uiteraard van de aller-

grootste beteekenis.
Door origine en bestemming zal de bank zich bij
haar werkzaamheid en bedrjfspolitiek en ten aanzien
van het benutten van eventueele winstkansen beper-
kingen moeten opleggen en anderzijds vaak eenig
extra-risico, dat nu eenmaal onafscheideljk verbon-
den is aan constructief werk, op zich moeten nemen.
Maar daar staat tegenover, dat de aard van haar
verkzaamheid, het aanzien, prestige en de invloed,
welke haar verbindingen haar zullen verleenen en het
vertrouwen, dat voortspruit uit de openbare contrôle
op haar gestie, uitermate ten goede zullen komen aan
de uitbreiding van haar relaties en den omvaigvan

de ,,gewone” bankzaken.”
Wij zijn in tegenstelling tot Dr. Van den Tempel
uitermate sceptisch gestemd ten aanzien van dit bank-
plan en wij zouden het voor de gezonde ontwikkeling
van ons bankwezen hoogst bedenkelijk achten, wan-
neer het plan ooit werkelijkheid zou worden.
De door Dr. v. d. T. ontworpen Industriebank zal
de gerechtvaardigde credietbehoeften van onze indus-
• trie moeten opzoeken, die momenteel onbevredigd blij-
ven, en zij zal deze moeten bevredigen, hetzij door
eredietverleening, hetzij door verleening van tus-

schenkomst bij emissies of bij onderbrenging van het
risico bij den Staat.
Daarbij zal zij zich, zooals ons op een desbetreffen-
de vraag door Dr. v. d. T. met grooten nadruk werd
bevestigd, moeten houden aan de bekende beginselen
van soliditeit, liquiditeit en rentabiliteit; ook haar
streven moet dus gericht zijn op hdt behalen van een
redelijke winst en een verstandige risicobeperking,
al zal zij zich daarbij, zooals het bovenstaande citaat
leert, eénige beperking in baar winststreven moeten
aanleggen en tegen eenig extra risico niet al te zeer

moeten opzien!
Schuilt hier nu geen bedenkelijke tegenspraak? Dr.
v. d. T. wees, als wij hem ter vergadering goed ge-volgd hebben, op de omstand.igheid, dat het
tempo,

waarin een credietzoekende onderneming de noodige
resultaten moet afwerpen, vooi de Industriebank den ander zal kunnen zijn dan voor de thans hier te lande werkzame banken. M.a.w. voor de nieuwe Industrie-
banic komt het niet zoozeer aan op resultaten in een
nabije toekomst, zij kan zich veroorloven ,,to take a
long view”. Dat nu levert voor de
praktijk,
inzonder-
heid bij een bank, die een semi-overheidskarakter
draagt en welicer le:iders al evenmin als particuliere
bankiers de gave der toekomstvoorspellirg bezitten,

een groot gevaar op. Ook de particuliere bankiers zijn
niet kortrichtig, maar de afstand tusschen ,,a long
view” en eene tot bevroren credieten voerende fan-
tasie is, gelijk ieder weet, die de praktijk eenigszins
kent, niet zeer groot.
Maar, zoo wordt hier .al aanstonds tegen aange-voerd, er wordt dan toch geklaagd over het gebrek
aan belangtelling van onze banken tegenover de in-
dustrie, en er moeten dan toch wel een aantal gerecht-
vaardigde credi.etbehoeften zijn, die onbevred.igd blij-
ven. Dit laatste is
moeilijk
te bewijzen, ook Mr. Har-
togh wees er ter vergadering nog eens terecht op.
Maar het eerste is beter te toetsen aan de i:eiten. Reeds
vroeger hebben
wij
erop gewezen, dat de geschiedenis
van ons bankwezen ons verschillende perioden doet
kennen, waarin onze banken groote belangstelling
voor de industrie hebben getoond. Als
wij
momenteel

eenige reactie ondervinden, zoo is dat niets dan een
gevolg van al te groote actie in de eerste na-oorlogsja-
ren. Het is, ook heden ten dage, een fabel, dat de ban-
ken niets voor de industrie zouden doen en dat het Ne-
derlandseh beleggend publiek niets van industriëele
aandeelen zou moeten hbben. Ir. Steffelaar had groot
gelijk, toen hij dat aan de hand van
emissiecijfers
en

commissariaten van bankdirecteuren in industriëele
ondernemingen nog eens duidelijk maakte aan de ver-
gadering. ilet eenige wat o.i. noodig is, bestaat in het
overwinnen van de reactie, die zich na den grooten conjunctuuromsiag van 1920 heeft voorgedaan. De
constructieve krachten, die in ons bankwezen aanwe-
zig zijn en die vele ingenieurs en iudustriëelen wel
eens een beetje beter mogen bestudeeren aan de hand
der historie, dan zij tot dusverre gedaan hebben,
geven alle hoop, dat datgene, waaronder men mo-
menteel zegt te lijden, in de toekomst zal worden over-
wonnen. En wel in een nabije toekomst, gegeven de
snelheid, waarmede de industrieele ontwikkeling van
ons land voorschrjdt. Daarmee is natuurlijk niet ge-zegd, dat er nergens iets te verbeteren zou zijn. Met
name de plaatsing van aandeelen en obligaties van
icleinere ondernemingen zal een voorwerp van studie moeten uitmaken. Ook andere punten vereischen na-
dere regeling (bijv. het paudrecht op industriëele
voorraden). Maar de groote lijn van ontwikkeling
teelcent zich in het licht der historie van ons bankwe-zen zeer duidelijk af: toepassing van het ,,gemengde”
systeem; uitbreiding, voor zooveel noodig, van de
outillage onzer banken voor de beoordeeling vaL in-
dustriëele eredieten, zoodat de fouten van den na-
oorlogstijd kunnen worden vermeden of beperkt; ver-
betering van plaatsingsmogelijkheid van de fondsen
der kleinere ondernemingen, o.m. door het instituut
der ,,Investment Trusts”; zie daar enkele mogelijk-

11
Juni 1.930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

535

heden, die zich voor een gezonde ontwikkeling van
ons bankwezen voordoen.
Daarom onthoude men zich van nieuwe creaties als
clie, welke Dr. v. d. T. heeft ontworpen. Op zijn best
doet zulk een ,,gemengde” industriebank hetzelfde, als
wat particuliere banken ook reeds doen; dan is zi
overbodig. Maar er is alle kans, dat zij door andere
nuanceering van winststreven en risicoverdeeling af-
wijkt van gezonde beginselen van bankbeleid en bij
alle goede bedoelingen van socialen aard het karaicter
krijgt, van wat ter vergadering genoemd is een
,,stroppenbank”, voor welker gestie in laatste instan-
tie cle Staat de moreele aansprakelijkheid zal dragen

G.M.V.S.

AANTEEKENINGEN.

Conj unctuuronderzoek.

Na den oorlog is het onderzoek naar het verloop
van de conjunctuur van steeds meer beteekenis ge-
worden. De noodzakelijkheid om bepaalde economische
verschijnselen aandachtig te volgen, treedt hoe langer
hoe meer naar voren.
Een van de landen, waar men het eerst een
systematisch onderzoek naar de golfbeweging in het
economisch leven ter hand heeft genomen, is de Ver-
eenigde Staten. Het meest bekende institiut op dit
gebied aldaar is de Harvard Economic Society Inc.,
dat de economische toestand in de Vereenigde Staten
v66r en na den oorlog aan een grondig onderzoek heeft
onderworpen en een treffend parallelisme vond tas-
schen het verloop van drie representatieve groepen nl. van de beurs, de bedrijvigheid en de geldmarkt.
Zeer opmerkelijk is echter, dat de correlatie tussehen
deze drie groepen de laatste jaren zoek is.
Het voorbeeld van het Harvard Instituut vond wel-
dra in Engeland navolging, waar de London and Cam-
bridge Service tusscheu de genoemde drie groepen-
van het economisch leven een zelfde parallelisme vond.
Ook in andere landen, waar de methode van het 1-lar-
vard instituut werd toegepast, bleek zij succes te heb-
ben, daarentegen leidde zi,j in enkele landen tot geen
resultaat.

Niettemin is thans allerwegen de belangstelling
voor conjunctuuronderzoek ontstaan en het wekt vol-
doening, dat ook in Nederland door het Centraal Bu-
reau voor de Statistiek sinds verleden jaar een der-
gelijk onderzoek ter hand is genomen.
liet behoeft geen nader betoog, dat ook voor Ne-derland de ontwilckeling van de conjunctuur in an-dere landen van groot belang is. Als exporteerende
natie is ons economisch leven zoo nauw met dat van andere landen verbonden, dat de ontwikkeling in het
buitenland met de meeste aandacht dient te worden
gevolgd.
In verband hiermede hebben wij besloten om –
naast de gegevens betreffende den economischen toe-
stand in het algemeen of van bepaalde landen in het
bijzonder – voortaan regelmatig conjunctuurgege-
vens over enkele landen te publiceeren. Voorloopig zal
dit de Vereenigde Staten, Groot-Brittannië en
Duitschland betreffen, terwijl, indien dit wenschelijk
mocht blijken, ook andere landen in deze publicaties
zullen worden betrokken.

In dit nummer treft men het eerste overzicht van
de Vereenigde Staten aan, waarin gegevens zijn op-
genomen over de voornaamste onderdeelen van het
economisch leven, voor het grootste deel door ons ont-leend aan Amerikaansche maand- en weekbladen. We-
gens gebrek aan plaatsruimte zijn deze overzichten zoo
heknopt mogelijk gehouden, doch wij vertrouwen, dat
zij zich in dezen vorm in de belangstelling van onze
lezers zullen verheugen.

De economische toestand van Suriname in 1929.

Het onlangs verschenen jaarverslag van den Hoofd-
Directeur der Surinaaminhe Bank, behelst, evenals
in vorige jaren, een uitvoerig overzicht van den eco-

nomischen toestand van Suriname. Aan de in dit over-
zicht voorkomende, algemeene opmerkingen, ontlee-nen wij in de eerste plaats het volgende:

Algemeine opmerkingen.
Zooals ik reeds in vorige jaarverslagen te kennen gaf, is
het zeer moeilijk een juisten indruk te verkrijgen en weer te
geven omtrent den voor- of achteruitgang van Suriname in
een enkel jaar. Zelfs de bestudeering van een reeks jaren geeft
een wonderlijk op- en neergaande welvaartslijn. Bovendien kan
het oordeël zoo verschillend zijn naarmate men alleen let op
de feitelijke gebeurtenissen of wel ook in aanmerking neemt
geopende mogelijkheden, die voor de toekomst perspectieven
openen.
Ik kan mij niet losmaken van de conclusie, dat, wat den
feiteljken toestand betreft, Suriname in 1929 sterk is achter-
uitgegaan. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat, bij den wonder-
lijk economischen gang van de kolonie, als gevolg van klima-
tologisohe verschijnselen en wereldmarktpositie, 1930 weder
een stijgende lijn zou kunnen vertoonen, maat 1929 staat
beslist in het teeken der depressie.
Veel werd gepraat en geschreven over Suriname; allerlei
doktoren waren aan het dokteren, maar onderwijl verergerde
de ziekte van den patient, zooals een Nederlandsch blad in
den loop van het jaar den toestand treffend in beeld bracht.
Eenerzijds wordt Suriname teilcenjare verder in het groote
wereidverkeer getrokken: na de radioverbinding met het
wereldnet kwam in 1929 de luchtvaartverbinding met Noord.
Amerika. Vreemdelingen kwamen met de vliegtuigen Suriname
bezoeken; hotels worden voor hen ingericht.
Anderzijds ziet men niets gebeuren, dat de ontwikkeling van de kolonie en hare natuurlijke hu.lpbronnen een flinke
schrede vooruit kan brengen. Noch de Regeering, noch het
Koloniaal Bestuur kan tot nog toe wijzen op een heilaan-
brengend geneesmiddel en het Nederlandsch kapitaal houdt
de handen op den zak en de beurs gesloten. Het moet op
clie wijze wel misère worden, tenzij het buitenland ons in
het Nederlandach gebiedsdeel voorgaat.
Is die misère nu werkelijk onvermijdelijk? Zooals ik reeds herhaaldelijk in mijn jaarverslagen aangaf, kan het antwoord
op deze vraag beslist ontkennend zijn. Ik moge hier herhalen
wat ik ten vorigen jare schreef op blz. 12 van mijn verslag
over 1928:
,,Het aanvaarden van het bestuur der kolonie door Gou-
verneur Dr. A. A. L. Rutgers gaf voor de toekomst gansch
andere belangrijke aspecten. De tropische landbouw, zoowel
die, uitgeoefend door de groote coltuurondernemingen, als
die, welke tot het terrein van den klein-landbouwer behoort,
is allengs dringend gaan eischen meerdere voorlichting en
meerderen steun van Bestuurswege. Dat de cu.ltuuronder-
nemingen thans feitelijk alleen drijven op koffie-cultuur
schept een onzekeren toestand. Dat de klein-landbouwer
echter, na den sterken achteruitgang van de cacao-cultuur,
geen enkel product verbouwt, dat een behoorlijk, zeker en
voldoend loonend uitvoerartikel oplevert, schept op den
duur een onhoudbaren toestand. Niet alleen de bonen door
buitenlandsche ondernemingen en industrieën in de kolonie
uitbetaald, kunnen hare bevolking tot econoinischen wel-
stand brengen, maar de winst te verkrijgen op het product
van eigen arbeid moet kunnen worden gemaakt en naar
de kolonie terugkomen. Daartoe dient thans naar eene winst-gevende volkscultuur voor export te worden gezocht.
Zal het rijst zijn, of maïs, of cassave of zal het de sinaas-
appel- of ananas-cultuur zijn? Wie zal beter in staat zijn ten
deze leiding en voorlichting te geven dan de deskundige nieuw
opgetreden Gouverneur Rutgers, in overleg met zijn adviseur
Prof. Stahel en diens staf?”
De destijds neergeschreven verwachtingen werden nog geen
werkelijkheid.
De weersomstandigheden waren in het afgeboopen jaar voor
de cultuur niet ongunstig, wat echter niet tot uitdrukking
kwam in den omvang van den oogst.
Voor de suikercultuur was dit een gevolg van terughouding
– in den aanplant in verband met de lage suikerprjzen, die geen
uitzicht boden op een loonend bedrijf. Zelfs werd op een
oogenblik door de eigenaren van een der 4 nog bestaande
suikerplantages ernstig overwogen zich uit Suriname terug te
trekken. Aan dit voornemen wpd een begin van uitvoering ge-
geven door het, met toestemming der Overheid, overdoen van
eenige honderden immigranten aan andere ondernemingen, hal
– sterk inkrimpen der exploitatie en het, bij advertentie in
eenige Europeesche bladen, te koop aanbieden der onder-
neming. Het is echter niet zoo ver gekomen. Integendeel later
in het jaar werd de exploitatie weer met meer kracht ter hand
genomen, zoodat het er naar uitziet, alsof men het voorloopig nog eens wil aanzien.
Voor de koffiecultuur vond de kleinere oogst zijn oorzaak
in het eerst laat intreden van den voorjaarsbloei, waardoor de

536

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni 1930

najaaï-sôbgs
in
velegevallen voor het grootste gedeeltë ver-. schoven werd naar 1930. Deze late bloei was het gevolg van
droogte in de eerste maanden van 1929. Voor suiker zoowel als voor koffie bleef dientengevolge de
uitvoer achter bij dien van 1928, voor suiker overigens slechts
met eene geringe hoeveelheid. De koffie-uitvoer viel echter
terug van 34500 balen in 1928 tot 23800 balen in 1929, welk
groot verschil niet alleen zijn grond vindt in eene kleinere
productie, doch tevens in eene terughouding der verschepin-
gen in het einde van het jaar als gevolg van het uiterst laag
niveau derkbffiemarkt en de moeilijkheid van verkoop, welke
een opslag gedurende geruimen tijd en daarmede te maken
belangrijke kosten deed verwachten.
Maakte dus het grootlandbouwbedrijf geen voordeelig jaar
door, voor het kleinlandbouwbedrjf was het al niet veel beter.
Nog steeds is daarvoor geen loonend te verbomven export-
product gevonden, waardoor de kleine landboew bijna geheel
op rjstverbouw voor binnenlandsche consumptie is aange-
wezen, terwijl de uitvoer, voor wat meer dan voor de binnen-
landsche consumptie verbouwd wordt, geheel afhankelijk blijft
van eene oogstmislukking elders. De kwaliteit van de in
Suriname verbouwde rijst laat nog te veel te wenschen over
om als concurrent met andere rjstsoorten op de wereldmarkt
te kunnen optreden en slechts wanneer rijst van elders schaarsch
of duur is, wordt tijdelijk eenige aandacht aan de Surinaamsehe
rijst geschonken. De gang van zaken in 1928 en 1929 heeft de
juistheid van deze meening weer eens duidelijk aangetoond.
Tengevolge van een gedeeltelijke mislukking van den rijst-
oogst in Burma, kon Suriname in 1928 een 7000 balen op de
West-Indische markten plaatsen, doch, toen in 1929 de weers-omstandigheden elders een ruimen wereldoogst in het vooruit-
zicht stelden, nam de vraag naar Surinaamsche rijst al heel
spoedig af om geleidelijk geheel op te houden. De uitvoer van
rijst viel in 1929 dan ook tot beneden de helft van dien voor
1928 terug en bedroeg slechts 3200 balen.
Het badatabedrjf toonde een verderen teruggang in de
productie. De groote exploitanten begonnen het jaar met
kleinere expedities dan gewoonlijk en, hoewel gedurende den
loop van het jaar een kleine verbetering in den balataprijs
kon plaats vinden, was deze onvoldoende om tot grooter
werkzaamheid aan te sporen.
Het houtbedrijf bleef vrijwel op gelijke hoogte als in 1928.
Door de houtexploitanten werd eenige teleurstelling onder-
vonden door het plotseling ophouden der vraag van Curaçao
naar basra-locus palen, waardoor menigeen met een vrij
belangrijke hoeveelheid van dit hout bleef zitten. De uitvoer
van hout leed onder het gebrek aan scheepsgelegenheid, waar-
door ook van dezen uitvoer de waarde achterbleef bij die van
1928.
Van de mijnbedrjven ging het goudbechijf opnieuw sterk
achteruit, de productie viel tot slechts ] 10 KG. terug. De
Compagnie des I1ines d’Or, het oudste en grootste goudbedrj
had reeds in 1928 zijn werkzaamheden gestaakt en kwam in
1929 niet opnieiw in bedrijf. Naar verluidt is echter in 1929
de Maatschappij overgenomen door een Engelsch consortium,
dat enkele van hare concessies opnieuw in exploitatie zal
brengen, waarbij echter meer aandacht zal worden besteed
aan verwerking van goudhoudende kwartsen dan aan ver-
werking van het alluviale oppervlaktegoud. De voor genoemd
Engelsch consôrtium exploreerende ingenieur, die maanden
aan een grondig onderzoek van den bodem besteedde, meent
voldoende aanwijzingen te hebben verkregen om eene loonende
exploitatie van eenige door hem gevonden kwartsriffen te mogen verwachten. Door zijn mededeelingen omtrent het
resultaat van zijne bevindingen is weer eenige hoöp gewekt
op herleving van het goudbedrijf, zij het dan onder anderen
vorm dan tot nu toe in Suriname in gebruik is geweest.
Het bauxietbedrijf op Noengo bleef zijn bedrijvigheid hand-
haven; de productie van erts bleef op gelijke hoogte als in 1928;
de verschepingen waren daarentegen een 14.000 ton hooger.
De Kalbfleisch Corporation exploiteerde hare concessie slechts
gedurende de eerste helft van het jaar, waardoor hare productie
bij die van 1928 ten achter bleef. De reden van deze slechts
gedeeltelijke exploitatie is niet bekend. In totaal was de uitvoer
van bauxiet een 9000 ton grooter dan in 1928.
Zooals uit bovenstaand kort overzicht van den gang van
zaken in de verschillende bedrijftakken blijkt, was er weinig,
dat stimuleerend op den economischen toestand werkte. Er
kan veeleer van een stilstand met eene neiging tot langzamen
achteruitgang worden gesproken, wat zijne uitdrukking ook
vondt in den loop der Lands financiën.

Over het in de kolonie werkzaam vreemde kapitaal, merkt Mi-. Dr. 0. F. Sehoch het volgende op:

De belangstelling van het vreemde kapitaal was zeer gering
in 1929, terwijl het Nederlandsch kapitaal, in de cultures
gestoken, zich zeer gereserveerd toonde in verband met den

onbevred.igenden gang van zaken op de productenmarkteri en
de houding der Overheid in zake het loonvraagstuk.
Dit laatste, de houding van het Koloniaal Bestuur in zake
het loonvraagstuk, deed groote bezwaren ontstaan bij de be-
langhebbenden bij den grooten landbouw. In plaats van de
plantagebedrjven in hunne moeilijke ontwikkelingsperiode
rustig te laten voortwerken, werden de eischen voor zieken-
verpleging verzwaard en werd de contrôle op de loonsuitkeerin-
gen verscherpt, terwijl ontdekte misstanden minder het gevolg
waren van tekortkomingen bij de plantagedireeties, dan wel
van het buitengewoon slecht physiek gehalte der aangevoerde immigranten, die aan de plantages waren toebedeeld. De keu-
ring eerst in Ned.-Indië, zoowel wat leeftijd als gezondheid
betreft, als bij aankomst in Suriname bleek önvoldoende. Zelfs
werd een geheel nieuwe immigratieregeling ontworpen met
andere loonregeling, waarbij de sedert 50 jaren goed werkende
bepalingen eenvoudig ter zijde werden gesteld. Deze regeling,
op Nederlandsch-Indische leest geschoeid, kwam gelukkig nog
niet tot stand. Zoowel de Surinaamsche Landbouwvereeniging
als de Ondernemersraad voor Suriname hebben bij de autori-
teiten krachtig hunne bezwaren tegen de nieuwe regeling doen
hooren. Betreurd mag zeker worden, dat de Bestuursaandacht niet met volle energie gevestigd werd op de ontwikkeling van
den kleinen landbouw, waar de groote landbouw clie aandacht
vooralsnog ontberen kon.

Over in- en uitvoer van de kolonie en over de han-delsbalans, tref t men in het vei-slag de volgende be-
schouwingen aan:

Uitvoer ea Invoer.
Een vergelijkend overzicht van den uitvoer van de voor-
naamste producten over de jaren 1925-1929 wordt hierachter
aangetroffen.
In 1929 was de totale waarde van den uitvoer / 7,945,275.-

tegen /11,670,051.—in 1928
11,834,361.—,, 1927
7,689,685.—,, 1926
en ‘ 9,932,306.—,, 1925
De waarde van den uitvoer in 1929 was dus / 3,724,776.-
lager dan die in 1928.
De totale waarde van den invoer in 1929 was t 8,553,920.-

tegen t 9,081,101.—in 1928
9,088,771.—,, 1927
10.020,516.—,, 1926
9,474,161.—,, 1925
en

7,496,453.—,, 1924
De waarde van den invoer in 1929 was dus / 527,181.-
lager dan die in 1928.
Reeds in mijn vorig verslag gaf ik aan (bi. 35), dat de werke-
lijke uitvoerwaarde voor sommige producten lager diende
gesteld te worden dan de cijfers van de officieele statistiek. Ik
had toen het ôog op de waarde van suiker en koffie. Voor de
suiker toch werd als waarde de prijs genomen, dien men in de
kolonie voor die suiker betaalt, welke ingevolge een speciaal
trief veel hooger is dan de suikerprjs op de wereldmarkt,
terwijl voor de koffiewaarde ook aan een veel te hoog ge-
middelde werd vastgehouden. Alleen voor die twee producten
scheen de uitvoerwaarde een 1f mil]ioen te hoog geschat
door den financieelen dienst der kolonie.
De sinds jaren geuite klachten omtrent de onjuiste officieele
waardeering van die uitvoercijfers, die steeds belangrijk boven
de marktwaarde bleven, heeft er ditmaal toe geleid, dat de
Administratie van financiën in Suriname de cijfers van den
uitvoer aan een meer nauwkeurig onderzoek heeft onder-
worpen, waarna deze meer in overeenstemming met de
marktwaarde zijn gebracht.
Daardoor wordt voor het eerst voor 1929 een ongeveer
zuiver beeld verkregen van de verhouding van uitvoer tot
invoer en deze rectificatie van den uitvoer bevestigt volkomen
de meening, dat deze verhouding veel ongunstiger was dan
uit de tot nu toe gepubliceerde officieele cijfers bleek.
Toonden de voorloopige cijfers, opgemaakt volgens de oude methode, aan, dat tegenover een invoer van / 8,553,920.— een
uitvoer stond ter waarde van
,f
9,987,693.—, zoodat oogen. schijnlijk een voor Suriname voordeelig resultaat der handels-balans ‘san
1f
millioen was verkregen, de gecorrigeerde cijfers
geven aan, dat de waarde van den uitvoer in werkelijkheid
slechts / 7,945,275.— heeft bedragen, zoodat het oogenschijn-,
lijk uitvoersurplus van
1f
millioen in een reëel uitvoertekort
van / 600,000.— verandert. De in vorige jaren gepubliceerde
cijfers blijken dus ongeveer 25 % te hoog te zijn geweest. Met
vrij groote zekerheid is dus aan te nemen, dat ook het jaar 1928,
dat volgens de officieele cijfers een uitvoeroverschot van
2f millioen opleverde, inderdaad een uitvoertekort heeft
opgeleverd.
Houdt men au wederom rekening met de ± 20 % voor
vracht, assurantie enz. voor verrekening met het buitenland

11 Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

WYB

op den invoervallende, dan is als ruwe schets van de betalings-
balans van Suriname voor 1929 aan te nemen, dat een bedrag
van ruim / 10 millioen aan het buitenland te betalen was,
waarvan slechts een bedrag van nog niet vol
t
8 miffioen in
den yorm van uitvoerproduct ter beschikking stond, terwijl
deze cijfers voor 1928 te schatten zijn op 11 millioen te
betalen, waarvan 19 millioen in uitvoerproduct ter beschik-
king was.
Ter verrekening van dit verschil wordt de hoofdpost ge-
vormd door de overmakingen van het Moederland ten behoeve
van het Gouvernement, doch daar deze post niet toereikend is
om het geheele verschil aan te vullen, behoeft het geen ver-
wondering te wekken, dat onze instelling steeds meer moeilijk-
heid ondervindt bij het in evenwicht brengen van de Suri-
naamsche betalingsbalans met haar chronische tekorten. Daarbij dient.er dan nog aan herinnerd te worden, dat voor
de betalingsbalans de uitvoerwaarde van producten van
landbouw en industrie slechts betrekkelijke waarde hebben.
Slechts het bedrag, dat weder voor Suriname beschikbaar
komt voor uitbetaling van bonen en voor uitbreiding van cu.ltures, in het algemeen voor werkkapitaal, heeft in dat
opzicht waarde.

Producten.

Waarde.
1928
1929
Balata ……….
t
1,241,897.-
t 1,003,315.-
Bauxiet………..
2,184,509.-
,, 2,697,437.-
Black Eye Pes

.. ,,
2,365.-
,,

10,408.-
Cacao………….
147,158.-.-
,,

138,596.-
Goud …………

..
208,807.-
113,542.-
Hout …………,
302,066.-
201,351-
Hout (Letter)..
. .
,,
9,036.-
1,970.-
Hout (Planken)
. .
,,
5,997.-
27,821.-
Huiden ……… ..
24,532.-
16,601.-
Katoen ………..
764.-
Koffie

………,,
3,428,012.-
,, 1,847,331.-
Koolteer ……..,,
8,344.-
9,256.-
Mais…………..
9,094.-
25,553.-
Melasse ………,,
-.-
17,357.-
Rum …………,
43,452.-
,.

56,042.-
Rijst (gepeld)….
99,587.-
42,489.-
Sinaasappelen …,,
5,886.-
,,

13,143.-
Suiker (le prod.)
.
,;3,778,753.-
,.1,349,041.-
Suiker (2e prod.)
.
,,
88,067.-
,,

11,451.-

/11,588,326.- t 7,582,704.-

Ook over het bedrijf van de bank zelve, bevat het
verslag enkele belangwekkende beschouwingen. In ver-
band met de beschikbare plaatsruimte kunnen wij
daarop thans niet nader ingaan. Wij stellen ons voor,

de desbetreffende passages in Sén onzer volgende num-
mers op te nemen.

Een Instituut voor Suikerbietenteelt.

De moeilijkheden in de suikerindustrie in Neder-
land, die reeds in het begin van het vorige jaar ge-
leid hebben tot de indiening van een initiatief voor-
sI.el tot het verleenen van. tijdelijken steun aan de

heetwortelsuiker-industrie, hebben zich den laatsten
tijd nog verscherpt, wat voor een groot gedeelte is
toe te
schrijven
aan de protectionistische politiek, die
in de meeste suikerproduceerende landen van Europa wordt gevolgd. Reeds meermalen is er in ons blad op
gewezen en wij zullen er thans niet nader op ingaan,
dat de verschillende protectionistische maatregelen
de gevolgen van de bestaande overproductie nog ver-
scheren en het natuurlijke herstel tot eeii nieuw
evenwicht tegenhouden.

Met voldoening hebben wij daarom kennis genomen
van de oprichting van een Instituut voor Suikerbie-
tenteelt te Bergen op Zoom. Dit Instituut zal op een
wetenschappelijke basis de bevordering van de renta-
biliteit van de suikerproductie in ons land tei hand
nemen. Het neemt de taak over van de proef velden-
cowmissie der suikerindustrie, die reeds gedurende
een zestal jaren tal van proefnemingen heeft ver-
richt.

Men heeft hierin een navolging te zien van de land-
houwproefstations in Indië, die aldaar reeds vele jaren
met succes werken. Bij het nieuwe Instituut zijn de
Oentrale Suikermaatschappij en alle coöperatieve
heetwortelsuikerfabrieken aangesloten. Het streven,
dat in de oprichting van dit Instituut tot uitdruk-
king komt, verdient toejuiching; verbetering van de
wetenschappelijke grondslagen der suikercultuur
vormt op den duur het beste middel tot het tegengaan
van de noodlottige gevolgen der huidige situatie.

Al moge zijn arbeid niet onmiddellijk resultaat kun-
nen afwerpen, toch zijn wij overtuigd, dat dit Insti-
tuut, indien het zijn taak breed opvat, op den duur
tot verbetering van den Nederlandschen beetwortel-
suikerteelt zal medewerken en daardoor onze positi
ten opzichte van de andere beetwortelsuikerproducee-rende landen zal versterken.

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indexcijfers van 12 aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
1)

Banken
Electri- industrie
Kunst-
zge
Mijnbouwl
Olie
ubber
Schp-

Suiker
Tabak
Thee

Januari
1929
158.8 308.5

180.0
420.9
309.3

300.4
399.0
256.1 142.0 411.7
579.4
468.1
Februari
1929
165.0_
316.9

182.0
427.3 286.9

297.6
386.3
273.9
139.9
412.8
576.6
458.3
Maart
1929
166.0
310.5

183.3
421.8 280.3

291.6
394.8 270.3
140.6
412.0
559.1
442.3
April
1929
62.7
328.0

178.2
418.2 274.8

275.8
394.9 238.6 135.4
400.8
514.4
.458.5
Mei
1929
161.8
361.5

170.4 435.6
281.4

269.2
393.4
242.2
128.5
401.8
485.5
472.9
Juni
1929
155.3
375.2

167.4
455.3
292.5

273.5
.
404.2
234.2
126.6
403.2
459.9
445.7.
Juli
1929
157.8
366.2

166.0
462.2 258.3

272.2
.
392.0
244.4
122.9
402.3
451.6
.

447.6
Augustus
1929
154.4
375.2

165.9
489.4
259.0

276.9 396.8
248.8
121.2
400.8
462.4
443.4
September
1929
159.4
378.4

169.9
482.0 219.5

280.9
431.7
247.2
120.1
414.7
470.3.
433.2
October
1929
156.5
335.3

158.0
427.3 185.4

254.0
435.4
225.4
113.0
397.5
453.3
423.8
November
1929
151.4
301.1

150.2 384.1 144.3

218.9 398.3
.
174.6
106.2
366.9
426.7
406.4.
December
1929
150.4
292.8

144.6
368.7
124.4

213.9 396.7
145.7
103.4
356.1 408.3
418.2
Januari
1930
155.8
289.6

143.8
311.7
107.6

211.2
398.2
142.5
102.1
354.4
413.8
396.1
Februari
1930
159.9
278.6

144.2 302.7
103.9

219._
389.5
154.8
96.6
365.-
428._
.
392.4
Maart
1930
157.3
268.5

134.7
291.5
93.2

205.5
386.5
145.1
91.9
346.3
421.2
406.4
April
1930 158.7
283.6

140.4 305.4
1
100.1

200.8
411.8
142.3 92.3
340.6
423.-
405.7
Mei
1930 156.8
267.6

129.1
281.0
98.1

184.0
402.2
127.5 91.5
309.5
388.4
396.9

Schommelingen
in het aandeelen-indexcijfer.
2 Januari
1930
f
5.114.480.000
100.

2 Januari
1930……..
100
26 Februari

1930……..
99.3

16
April
1930 ……..
.101.6
8
1930 ……..100.1
5 Maart
1930……..
98.3

23
1930……..
101.9
15
1930……..
102.4
12
1930………
97.7

30
1930……..
99.-
22
1930……..
102.4
19
1930……..
95.8

7
Mei
1930 ……..
96.2
29
1930……..102.2
26
1930 ……..
98.5

14
1930……..
96.1
5 Februari
1930……..
101.9
2 April
1930……..
101.2

.

21
1930……..
96.1
12
1930……..101.1
.

9

,,
1930……..
101.5

28
1930……..
95.8
19
1930……..100.5
1)
Men zie voor de toelichting op dit overzicht
het nummer van E.-S. B. van 15 Januari
1930, blz. 64.
Nadruk verboden.

538

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTN

11 Juni 1930

Indexcijfers van groothandeisprijzen.

,,The Economist” schrijft: De uitgesproken daling
van de groothandelsprijzen, die, met uitzondering
van een korte opwaartsche beweging gedurende Juli
ii., sedert Maart 1929 geregeld voortduurt en gedu-rende de afgeloopen vijf maanden werd geaccentu-
eerd, maakte verderen voortgang gedurende Mei. Ons
indexcijfer per 31 Mei toonde met 80.6 een daling van 1.6 pOt. gedurende de afgeloopen maand en 12.2 pOt.
in vergelijking met een jaar geleden.

Gemiddelde
1927
=
100

Mei
1929 Febr.
1930
Maarti
1930
April
1930
Mei
1930

Granen en Vleesch
92.6
85.4
84.7 84.9 82.0
Andere voedings en ge-
notmiddelen ……..
84.3 83.0
82.7
80.8
79.0
94.9
74.7
73.0 72.9
71.1
Weefstoffen ………..
95.7

.

90.5 89.8 85.6 84.3
Delfstoffen
.
………..
Diver8en ………….
.89.5
87.0
85.5 83.2
84.4

Totaal ……………..
91.5 84.2
83.1
1

81.6
80.6

Na. een korte onderbreking in April, gekenmerkt door betrekkelijke stabiliteit, toonden de groothan-
delsprijzen voor voedingsmiddelen gedurende de af-
geloopen maand opnieuw een flauwe tendens. Bui-
tenlandsche tarwe, meel en schapenvieesch waren
duurder, terwijl de prijzen voor mals, gerst, Engeisch
rundvleesch, aardappelen en thee aanzienlijk daal-
den. In de groep ,,Weefstoff en” waren de wolprijzen
vaster, maar de katoennoteeringen iets lager en daal-
den zijde, hennep en jute sterk. Tin was opnieuw
flauwer en in mindere mate ook koper, gepaard gaan-
de met een seizoensverlaging van kolen voor huis-
brand, waardoor het indexeijfer voor de groep ,,Delf-
stof f en” lager was. In de groep ,,Diversen” werd een
daling van den rubberprjs meer dan teniet gedaan
door hoogere
prijzen
voor huiden, lijnolie en creosoot.
De derde tabel toont het verloop van ons index-
cijfer, herleid tot een percentage van 1913.
In vergelijking met Mei 1929, toonen de groepen ,,Weefstoffen” en ,,Granen en Vleesch” de grootste
verschillen met dalingen van resp. 25 pOt. en 11.4
pOt. Indien men 1924 op 100 stelt, bedraagt het in-dexcijfer voor de afgeloopen maand 69.4, in verge-
lijking met 70.5 einde April en 79.1 een jaar geleden.
Voorts volgt hier nog een overzicht van het prijs

verloop in een aantal
belangrijke
landen.
De volgende opmerkingen zijn ontleend aan de des-
betreffende maandpublicatie van het Oentraal Bu-

Data
.
.
0

1913
100 100 100 100 100 100
Gemiddelde

1925..
168.4
204.2
194.6 139.8
126.2 160.9
1926..
151.7
195.3
152.6 149.8
120.7
149,4
1927..
147.6
202.2
157.0
125.1 116.1
143.7
1928..
152.9 189.7
165.0
115.2
111.2 140.9
1929..
143.0
173.5 144.7 119.6
105.0
132.8
Einde Mei

1929..
136.6
170.5 149.0
119.7 103:9
131.5
Juni

..
140.3
170.1
145.5
120.4
103.6
131.7
Juli

..
152.7.
171.3
143.8
120.2
106.6 134.6
Aug.

..
149.5 174.3
143.9 120.4
105.6
134.5
Sept.

..
141.4
175.1
137.7
120.3
106.2
131.9
Oct.

..
139.:3
171.9
133.7 118.3
105.3 129.8
Nov.

..
133.7 169.9
131.2
115.6
104.2 126.9
Dec.

. .
136.2
169.1
129.6 115.6
103.5
126.9
Jan.

1930..
131.6
168.0
120.4
115.8
102.1 123.7
Feb.

,,…
126.0
167.8
117.2
113.2
101.0
121.0
Maart

..
125.0
167.2
114.6
112.3
99.2
119.4
April

..
125.3
163.4
114.4
107.1
96.6
117.2
Mei

..
121.0
159.7 111.6
105.4
98.0
115.8

reau voor. de Statistiek en hebben betrekking op de
Nederiandsche indexcijfers 1913
=
100.
Bij beschouwing tier indexcijfers over April 1930

>•:
(0
0
a
6

.

•0

N

.
V
,
z

1913 704
1006
100
100
100
7

100
100
100
358 438
367 392
214
Hoogste

1920
J
591
(Apr.)
679
(Apr.)
..
325
Uan.)
366
Uuni)
297
(Juli)
322
(Mrt.)
Gemiddelde 1925
1035
555 646
1425

161
155
202
1926
100
5

71)3
654
134
145
149
145 179
1927
96
618
527
138
142
146
148
170
1928
98
621
491
140
145 148 149
171

November

1918
……….

1929
April ”

1929
96 97
611
481
493
137
141
140 142
166

Mei
96
627
624
485
137 136
140 139
141
140
144
142
170 169
luni
96
611
480
135
139
139
141
168
uli

98
614
477
139 143 140
141
166
Augustus
98
597
474
138
143
141
142
165
September

.
97
598
472
138
142 140
141
164
October
96 590
470
137 142
138
140
163
N4ovember
94
584
464
135 140
135
137 160
December

..
94
576
459
134
139
134
135
155
Fanuari

1930
93 565 453
132 136
131
131
152
Februari
92 565 445
129 133
128
126
151
Maart
91
554 436
126
131
125
122 148
April

……
519 429
127 129
124
122
1)
Bureau of Labour.’)
StaL
Reichsamt.
3

Sedert
1922
gebaseerd
op

juli 1914=I00

Middenl9lI=I0.

-‘

in vergelijking met die der vdorgaande maand, blijkt,
dat zoowel het algemeen indexeijfer als dat der voe-

Toe- (+)ofafneming(—)
Toe-(-l-)ofafneming(—)
Toe-(-rening(—)
in perc.
vergeleken_met
in perc.
vergeleken met
.
in perc.
vergeleken met
vor. maand

vorig jaar
vor. maand

vorig jaar
vor. maand t vorig jaar

Tarwe (buitenl.)
-F
2,3
+
2,9

0,3

15,8
Hout (Eng.) …….
99

(Eng.) ……

4,7

12,7
Katoen (Am.) …….
,,

(Egypt.)

4,6
—21,4
,,

(Zweedach)
..
. .

5,3
Meel

………….
+
45
+
11,1
Garen…………..

1,0

18,3
Cement ………..

6,4
—31,5

1,0
—11,9
Huiden ………..
+

9,1

4,0

2,5
—32,8
Wol
(Eng.)
..
—36,0
Leder ………….
+

..

+

7,5
-11,1
—22,2
,,

(Austr.)
+
10,2
—34,1
Benzine No. 1 …..

..

. .

7,7

Laken…………..

,,

(tops) ……..
+

7,4
—29,3
Petroleum ……..

Haver …………..
Maïs ……………

-14,3

14,3
Zijde

…………

8,5
..

20,7
Stookolie ………
Rundvleesch(Eng.)
—10,0

7,3
Vlas ………….

3,3
—26,6
Lijnolie

……….
+
59
+
47,8

Gerst ……………

11

(Arg.)
+
0,9

..


0,9
Hennep
……….

16,9

35,5
Talk
………….

2,0

5,3
Schapenvl. (Eng.)
+
7,0
+
4,8
Jute
………….

8,4

..
..

—21,5
Rubber
………..

3,6

..


37,2
(N.
Z.)
+
4,5

16,1
Weef stoffen
noda
………….
— 2,5

..

—25
1
Varkensvl.(Deensch)
—11,9
—11,1
‘ ‘
A.mm. Sulphaat

..

..

—24,1

Rijst ……………
Aardappelen ……..

(ranenenVleesch
Ruw.IJzer
..

..


5,3
+

3,7

..

—32 6

3 4
—11
4
btalen rails
…….
IJzeren staven….

Creosoot
………..


6,6

14,5
+

14

57

.
5,8

6,1

0,9

1,8

Thee

…………..

Cacao

…………

9,6
Kolen (Weisch)..

Diversen
………

Koffie
……………


1,2

4,5
,,

(Dur. Gas.)..
..
+
3,2
— 1,1

3,3

Blik …………..

,,

(huisbrand)

4,8
Rietsuiker
………

+
0,5

5,3
Lood
………….
+

1,3

22,0
Bietsuiker
………
Kaas (Cao.)
……..
Boter (Deensche)
,

3,6
—18,5
Tin …………..

8,0
—28,3
Kokosolie
……….

1,5
-f-
4,7

2,7
—27,0
Tabak
………….
.
..
+
2,3
Ongez. Zink
……

..
..


0,7

36,4
Andere voedings- en

Koper…………..
..

Genotmiddelen

2,2

6,3
Delfstoffen
…….
1,5

11 Juni 1930


ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

539

dingsmiddelen gelijk is gebleven.
in April de
stijging
in procenten als volgt: mais
29.3,

Tegenover een prijsstijging van
14
artikelen
(9
voe-
tarwe
11.9,
rogge en aardappelen

16.1,

gerst

11.7,

dirigsmiddelen) met in totaal
133
punten (w.o. maïs
haver
12.0,
cacao
6.2,
groene erwten
9.7,
ruwe katoen

met
30,
tarwe met
17,
rogge en aardappelen elk met
6.9,
paardehuiden 11.1, lijnolie
5.0,
rijst
1.5, T
ijzer

ii
CII
cacao met 10 punten), staat een prijsdaling
1.2
en zilver
0.9;
de daling is
voor zwavelzure am-

van
20
artikelen
(14
voedingsmiddelen) met in totaal
moniak
14.3
pOt., boter
13.4,
melk
11.9,
tin 11.0, hooi

148
punten (w.o. peper met
24,
hooi, melk en boter
10.1, kaas
9.2,
peper
8.4,
thee
7.3,
vetleder
5.7,
zeme-

elk met
15,
kaas met
13,
thee met 11 en zwavelzure
len
5.6,
alcohol en vatkensvieesch
3.6,
macaroni
2,5,

ammoniak en tin elk met 10 punten).
hennep
1.2,
kalfsvleesch en rundvleesch
0.9,
hout en

In vergelijking met de prijzen van Maart
1930 is
suiker
0.6,
terpentijnolie
0.3
en eieren
0.2.

CONJUNCTUTJRGEGEVENS BETREFFENDE DE VEREENIGDE STATEN.

Productie
1),
Handel en Verkeer

Productieindex

,

.
,
,)
Buitenlandsche handel3)

OM

.
E
Datum

z
w
Invoer
Uitvoer

::°

XM
bn
TotaaITotaaI
2
katen
.

Gemiddelde van 1923-1925
=
100
19231925

1925 ….
104
105 99
100
103
106
106
104
107
122
103

99.7
100.9
352
146
402
154
50

1926 .
. . .
108
108 108
110
104 •
110
113 104
109
130
107
109
2

101.4
104.3
369
149
393
163
24

1927 ….
106
106
107 99
121
105
104
113 86
128
103 122
98.8
102.0 349
133
397
165
48
1928 ….
111
111 106
94
122
115-
119
107
113
135
103
107
97.2
101.8
341
122 419
188 78
1929 ….
118
119
115
100
137
127
130 115 132 117
106
115
100.4
107.2 367 139
430 211
63

Januari
117
117 118
104
137
129
117 116
150
100
104
118
97.4
108.7
369
142
488
215
119

Februari
117
116
120 110
137
136
16
113
148 88
107
115
99.7
108.0
369 138
442
218
73
Maart
118
120
107
90
133 135
132
116
159
118
103
117
101.3
110.8 384
139
490
264
106

April
122
123
115 102
132
141
135
120
153
156
111
119
101.8
111.3
411 147
425
229
14
Mei
123
125
116
104
134,
139
145
121
148
143
111
125
101.6 111.2 400
142
385
203

15

Juni
127
129
113 102
135
124
155
121
162
133 108
122 101.2
109.2 353
121
393
220
40
Juli
124
.126
114 102
143
122
1.51
118 142
159
108
119
100.7
104.8
353
120 403
227
50
Augustus
123
124 114
98
145
119
143
120 143
119
109
119
102.0 109.4
369
126

381
202
12
Septemb.
122 122 118
103
140
125
139
116 133
108
108
115
103.4110.5
351 122
437
191
86
October
117 117
118
102
140
123 124
118
113
109
104
117
102.1
110.0
391 127
529
212
138
Novemb.
106 105
110
98
131
118
100
108
81
95
99
104
98.2
102.0 338
121
442
173
104
December
99
96
116
103
132
116
90
96
49
77 97
90
94.8
98.7
311
116
427
181
116
1930
Januari
103
102
112
99
132
101
99
103
102
79 97
102
92.9 94.2
311
109
404
192
93
Februarf
107
106
109
91 135
95
118
99
103
77
99
94
92.9 97.4 282
99
343 183
61
Maart
104v
105v
96v
81
125
88
112
98
109
111
95
94
92.7
98.0
300
102
363
200
63

De indexcijfers
betreffende
de
productie,
de wagonverladingen;
het katoenverbruik,
het
aantal
tewerkgestelden
en
de betaalde
bonen
zijn
ontleeiid
aan het
Federal
Reserve
Bulletin.
Wat de
index
van
de industrieele
productie
betreft,
deze is samengesteld
uit de
gegevens
van
58
industrieën
n.1. 50
van
fabrikaten
en 8
van
mineralen.
gemiddelde
van
Maart-Dec.
De
cijfers
der
jaren
1925-1929
zijn inaandgemiddelden.
v)
=
voorloopig.

Kapitaalmarkt

Effectenbeurs

Ernissies
3)
Geidmarkt
Prijzen

Indexcijfer van
1)
Binnen- en buiteni.
Binnenlandsche

Dat
. . .

.

0.

.
“Ij
1-
o
1-
Q1
•cI
o
o
.-o.

1926
=
100
mlii
i
n milbioenen dollars
1926
=
100
’12Ju1i
1914
=
11)0

1925
2.336
518
76
101
417
391
300
91
127
4.206
3
4
1
1
104
1.10
169
1926

– –


3.123
528
91
98
430
433 313
120
95
450e
3
q
100
100
166
1927
0174
ojSi
0
151

97.6v
3.646
649
179
524
126
519
388
131
130
4.05
3
*
95 99
162
1928
150 354
129 149
97.67
5.215
676 156
256
420
566
446
121
110
6.05
98
106
161
1929
182
190
147
235
95.7
6.563 850
117
508
341
731 668
63
119
7.74
51
116
57
97 105
162
Jan.
185
jS3

142 193
97.0
6.735
915
148
552 363
875 803
72
40
6.94
4-5
5
97
106
161
Febr.
187 192
142


——

202
96.3
6.679
934
124
631
303 869
800
69
65
7.47
5- J.
5
97
105
161
Mrt.
189 196
140
204
95.8
6.804
997 60
561
436
772
(jOS
104
225
9.80
5-
5-6
8
107
160
Âpril
17
193
138
201
95.8
6.775
677
139
387
290
661
576
85
16
9.46
5


6
97 105
159
Mei
188
193
139
212
95.7
6.665
1.127
392
583
544
1.080 899
181
47
8.79
5
6
96
102 159
Juni
191
191
145
233
95.3
7.071 773
17
353
420
601
452
149 172
7.83
5 6
96
103
160
Juli
207 203
160
273 95.2
7.074
880
60
626 254
844
766
78
36
9.41
5 6
98
108
162
Aug.
218
210
165
304
95.0
7.882
843
25
650
193
822
745
77
21
8.15
*
6-.}
OS
107
163
Sept.
225
216
168
321
94.8
8.549
1.307 308
1.029
278
1.299
1.201
98
8
8.62
5 6
98
107
163
Oct.
202
194 157
277
95.1
6.109
843
34
443
400
791 676
115
52
6.10
51
61.
96
104
163
Nov.
151
145 135
195
95.7 4.017
281
17
122
159
248
163 85
33
540
3,1- 41
5J- 61
94
101
163
Dec.
154
147
136
201
96.5 3.990
574
84
127
447 530 232
298
44
4.88
3. 4
5
94
102
162
1930
Jan.
156
14Q
137
209
96.5
3.985
747 77
127
620
718
611
107
29
4.31
3.4
4.5
93
101
160
Febr.
166
156 143
231
96.4 4.168
592
30

155
437
466
388
78 126
4.28
4-5
92
98 159
Mrt.
172
163 143
242
97.8 4.656
799
22
123
676 658 516
142
141
3.56.
21-33-4
91
95
April
181 171
142
264
97.9
5.063
903
55
261
642
730 582
148
173
3.79
2F3
3-4

2)
Indexcijfers
van
Standard
Statistics
Co.
2)
Einde
v.
h. jaar
(resp.
maand).
8)
Ontleend
aan
The
Commercial
and
Financial
Chronicle.
De cijfers
der jaren
1925-1929
zijn
maandgemiddelden.
4)
Stock
excbang
cail

loans.
°)

Renewal
rate.
0)
Steek
exchange
90-day
time loans.
7)

nieuw
kapitaal.
*) 40
obl.
o. resp.
aand.
tot.
229,
md.
197,
spoorw.
31.

540

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni’ 1930

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. ” beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S. isc. Wissels. 3
2,5Mrt.’SO
N d
Lissabon

…. 8
28Juli’28
3

1 Mei ’30
Bk
elBiun.Eff.
r
B
’30
4

7Mrt.
Londen ……
rsch.inR.C.4
7Mrt.’30
Madrid …….
5419 Dec.’28
Athene ……….
9

2Dec.’28
N.-YorkF.R.B. 3

1 Mei ’30
Batavia ………..
4410 Mrt.’30
Oslo

……..
4420 Mrt.’SO
Belgrado

……..
5428
Mei
1
30
Parijs

……
24
1 Mei ’30
Berlijn ………..
44′!O Mei ’30
Praag

……
4424 Mei ’30
Boekarest……..
9
23 l/ov.’29
Pretoria

.
.
.6 17Aug.’29
Brussel ………..
1 30 Apr.
1
30
Rome…. ….
5419
Mei ’30
Budapest ……..
5428 Mei ’30
Stockholm
.. 34
2 Apr.
1
30
Calcutta

……..
6

3Apr.
1
30
Tokio

……
5.4
180ct.
1
27
Danzig ……….
5

1 Mei
1
30
Weenen……
5423 Mei ’30
Helsingfors ……
6428Apr.’SO
Warschau …
.
7 14 Mrt.’SO
Kopenhagen

….
4

3 Mei ‘301
Zwits. Nat Bk. 3

3Apr.
1
30

OPEN MARKT.

1930 1929
1928
1914

Juni
217
26131
19124 318
49
20124
Juni
Mei Mei
Juni Juni
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
I14-
1
116
1314.2
2
1
116.3116
2
1
h6-
3
116
5
1
14.318
4
3
116-
5
116
318-116
Prolong.

131
4
.2114
2.112 2.113
511
4
.31
4

41/
3

21/
4
.3/
4

Londen
DageId…
1
1
132
1
1
14-2
11143
I
1
12’2
3
14
3-4’1
2.311
2

1
3
1
4
-2
Part,c.disc.
2/1
2
3
133-
3
/16
2
1
18.
3
119 2
1
18-
3
1i6
5
1
14_
5
16
3I4-I8
2114.314

Berlijn
DageId…

5-6
3
14
2-7
I3
1
12
6
1
12.10
1
12
4
1
11-812

Partic.disc.
30-55 d..
.

331
4

331
4

331
4

7
1
12
6
1
/3-
6
18

56-90 d…

331
4

331
4

331
4

7
1
12
6
1
13.118
21
/8
-1
1
Waren-
wechsel.

4
4118
411..11
8
1
13
6
3
14.7
New York
DageId
1)
3_11
3.11
4

3_11
3.11
4
7.11
4

5
1
12.7114
18
/42
1
11
Partic.disc.
2114
2114.115
2
1
12
2112.518
51(3.3(4
4I8

1)
Koers van 6 Juni en daaraan voorafgaande weken t/m Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KORSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
)
Brussel
)
Batavia
York’9
)
)
1)

3 Juni 1930
2.4815/
s
,
12.08%
59.344
9.754 34.71
100ij,
4

,,

1930
2.482%
12.0861
8

59.354
9.754 34.71
100 ‘ja
5

,,

1930
2.482/
4

12.0881
4

59.344
9.754 34.71
100 i,
6

,,

1930
2.48t1/,
12.08%
59.334
9.754 34.71
10001
4

7

,,

1930
2.48%
12.0831
8

59.34
9.754 34.71
100
1
/8
9

1930



– –

Laagsted.w.2)
2.4811
4

12.0771
8

59.32
9.744 34.69
Hoogste d.w
1)
2.48181
1

12.0811
8

59.36 9.75

34.72
1001/
8

2 Juni 1930
2.48%
12.08%
59.35 9.75

34.71
100
2
/16
26 Mei

1930
2.4811
t

12.07718
59.31
9.744 34.70
100h
1
,
Muntpariteit
2.488%
12.10%
59.28
9.75

34.59
100

Data
Zvit

d

seran
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan Madrid
S)
1)
rest’)
SS)
55)

3 Juni 1930
48.12%
35.10
7.374
1.49
13.03
30.024
4

,,

1930
48.14% 35.10
7.374
1.49
13.024
30.074
5

,,

1930
48.15
35.10

.
7.374
1.49
13.03
30.20
6

,,

1930
48.15′
35.10
7.37k
1.49 13.02
30.16
7

,,

11430
48.15
35.10
7.37k
1.49


9

1930

,




Laagsted.w.l)
48.09
35.05
7.364
1.48
13.014
29.95
Roogsted.w’)
48.16
35.12%
7.33
1.50
13.05
30.30
2 Juni 1930
48.12 35.10 7.374
1.49
13.03
30.25
26 Mei

1930
48.10 35.07%
7.374
1.49
13.034
30.264
Muntpariteit
48.-
35.-
7.371
1.488/
13.09
48.524

D a
O
Stock-
Kopen.I
Oslo
•)
Buenos-
Mon-
Foolm

)
hagen)
f05
,
)

Aires’)
ireal’)

3 Juni 1930
66.75
66.55 66.55 6.254
943/
8

2.4821
s

4

,,

1930
66.75 66.55
66.55
6.254
941j
2.4881
8

5

,,

1930
68.75
66.55 66.574
6.264
94814
2.4881
8
6

,,

1930
66.75
66.55
86.574
6.264
9434
2.48
11
/
7

,,

1930
66.75
66.55
66.574
6.264
2.48%
9

,,

1930

– – –


Laagste d.w.
1)
66.70
66.49
66.50
6.25
94


2.48%
Hoogste
d.w’) 66.774 86.574
66.58
8.27
94%
2.48
7
18
2 Juni 1930
66.75
66.524
66.55 6.26
94%
2.4801
16

26 Mei

1930
66.724 66.524
66.524
6.254
95
’18
2.48
9
120
Muntpariteit
86.67
66.67
166.67
6.264
95%
2.48%

) Noteering te Amsterdam.
*5)
Not. te Rotterdam. 1) Part, opgave.
In het eerste nummer van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN
TE NEW
YORK.
(Cable).

D
a a
Londen
Parijs
Berlijn

Amsterdam
.
($
per

)
($
P.
IOOfr.)
($ p. 100
Mk.)
($ p.JOO
gld.)

3 Juni

1930
4,85%
3,92
23,85%
40,20%
4

1930
4,85
27
/
32

3,92o1
23,86
40,21
5

1930
4,85
27
/
33

3,9201
4

23,859/,
40,20%
6

,,

1930
4,8571,
3,9211
4

23,86
40,21%
7

,,

1930
4,8571
8

3,92%
23,86
40,21
9

,,

/

1930 4,857/
9

3,92%
23,36
40,21

10
Juni

1929
4,8471
s

3,91
23,84%
40,15
Muntpariteit..
4,8667
3,9081
4

1

23,81%
40
’11

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en Noteerings- 24Mei 1
31
Mei 1
217
Juni
1
30 1 7
Juni
Landen

1
eenheden
1
1930

1930
LaagstelHoogste,1
1930

Alexandri8..
Piast.
p.0

97%
97%
9771,6
9791l5
97%
p.
375
375
374%
34
375 375
Bangkok….
Sh.p.tical
l/lOT

1110
1/10%
1/107/
t

1/10
8
18
Athene ……Dr.

Budapest
.. .
Pen.
p. £
27.82
27.81 27.76
27.82 27.784
Buenos Aires
d.
p.$
4271
8

42
19
1
t
,
42%
423/,
426/
4

Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
115
53
164
115
51
1
64

1
1
5
23
1
82

15
18
1
16

1j5
51
1
64

Constantin.. Piast.p..0
1.025
1.025
1.025 1.025 1.025
Hongkong
..
Sh.
p. $
1/5%
114
12
1
112%
114%

113318
Kobe

……
Sh.
p.
yen
210
210
25
1
2/0
1
I/
2/07/,
2/025/
54

Lissabon
….
Escu.
p. £
108%
108%
10811
8

10881
s

108%
Mexico 1)….
$
per
£

..

10.224
10.224
10.10
10.35 10.25
Montevideo
.
d.per.f
45ij
s

45%
4434
45518
’18
Montreal

$
per
£
4.86% 4.86
7

4.85j.
4.86% 4.85
Rio d. Janeiro
d. per
Mii.
5271
555/
/64
527/
33

551

Shanghai

Sh.
p.
tael
1110
1
V
7

1181/
8

1,5
1/7%
1/671
8

Singapore
..
id.
p. $
213%
2/3%
213211

213
27
1
32

2/3%
Valparaiso
5).
$
per
£
39.94 39.91
39.88
39.94
39.88
Warschau
..
Zl. pC
43.354
43.334 43.30
1
43.37
43.34
1)
In het vervolg worden
de
Mex.
8
niet
meer in penc. doch in
£
genoteerd.

2)
90 dg.

ZILVERPRLJS
GOUDPRIJS 5)
Londen’)
N.York’)
Londen
2 Juni 1930..

1781,
36s1
2 Juni 1930….

8413134
3

,,

1930..

1651,
35
3

,,
1930…..

8411134

4

,,

1930.

15’8,
34
4

,,
1930….

84111%
5

,,

1930..

1684
3601
8

5

,,
1930…..

84111%
6

,,

1930..

16%
3551
.

6
1930….

84/1134
7

,,

1930..

16tal
le

36%
7

,,
1’930..
..

84111%
8
Juni 1929.. 201
52%
8 Juni 1929….

84111%
27 Juli

1914..
24i’j,
59 27
Juli

1914…
.

84111
1)
In pence p.Oz.Stand.
1)
Forelgn sliver in
tc. p.oz.
line.
8)
in
sh.
p.oz.flne

STAND VAN ‘. RIJKS KAS.

Vorderingen.

1
30 Mei1930
7Juni1930

1
15.883.884,70
/
15.399.908,94
Saldo
b.
d. Bank voor Ned. Gemeenten
88.356,44 15.931,73
Saldo
bil
de Ned. Bank

…………..

Voorschot
op
uit. April ’30 aan de ge-
meente
op
voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en
opc.op
de
,,

30.496.961,25

30.496.961,25
Voorschotten aan Ned.-Indië ………
50.838.736,09
,,

56.129.656,75
Id. aan

Suriname …………………
11.342.l39,-
,

11,362.741,83

Rijksinkomstenbelasting…………..

Id. aan

Curaçao ………………….
,,

2.371.739,55
,,

3.003.012,08
Kasvord. wee. credietverst.a/h. buitenl

….

,,
109.047.804,29
107.424.164,49
Daggeldleeningen tegen onderp ……
,
29.000.000,-
,

5.500.000,-
Saldo der postrekeningen van Rijks-

….

comptabelen

…………………..

.

,,
22.040.544,23
,,

22.096.134,82
Vordering
op
het Algemeen Burgerlijk

.
.

663.439,67

Pensioenfonds’)

…………………..
Vordering
op
andere Staatsbedrijven
1),,

11.925.402,84
,,

12.020.689,14

Verplichtingen.

Voorschot door de Nederl. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt


Voorschot door de Ned. Bank inrek.


co
urant verstrekt
…………………..
1132.541.000,-
/
132.541.000,- 50.180.000,-
»
26.210.000,-
Waarvan direct bij de Ned. Bank



Schatkistbiljetten in omloop
……….
Schatkistpromessen in omloop
……..

6.446.630,-
,,

6.335.383,50
Daggeidieeningen

…………………….
Zilverbons in omioqp
………………
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
Id. a. h. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.’)..

,

29.758.648,19
205.988,10
30.692.689,81
Id. aan andere Staatsbedrijven

Id. aan diverse instellingen’)
………..
8.412.064,20
,,

8.462.559,99
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

31 Mei 1930
1

7 Juni 1930

Vorderingen:
Saldo bi)
‘s
Rijks kas


Verplichtingen:
Voorschot
‘s
Rijks kas ……………

.

50.839.000.-
f
56.128.000,-
.

700.000,-

Saldo bij de Javasche Bank………..

Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas

– –
,,

700.000,-

Schatkistpromessen

.
……………..

Muntbiljetten in omloop
………….

.
f

27.710.000,-
Waarvan Muntbiljetten
……………..

Schuld aan het Ned..lnd. Muntfonds.

.

28
..402.000,.-

3.618.000,-
»

3.394.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
..

902.000,-

774.000,-
Voorschot van de Javasche Bank….

30.004.000,-
»
30.181
.000,-

11 Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

541

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 10 Juni 1930.
4otiva.
Binnenl.Wis.(Hfdbk.
f
39.343.152,02
se1s,Prom.,:Bijbnk. ,,

557.957,46
enz. in
disc.! Ag.sch. ,,

12.484.705,71

f
52.385.815,19
Papier o. h. Buitenl. Ïlisconto

……

Idem eigen portef.
.
f
237.432.067,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
,,

237.432.067,_
Beleeningen
(Hfdbk

f

30.696.048,99
mcl. vrsch.
Bijbnk.

,

9.312.806,46
in rek.-crt.1
Ag.sch. _,51.848.121,06
op onderp.l.

f

91.856.976,51

Op Effecten
……f

87.017.069,15
OpGoederenenSpec.
,,
4.839.907,36
91.856.976,51
Voorschotten a. h. Rijk …………

Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f

64.877.510,-
Muntmat., Goud ..,,367.053.747,69

f
431.931.257,69
Munt, Zilver, enz.

,,

25.592.862,39
Muntmat., Zilver..
,,

457.524.120,08
1
)
Belegging t1
5
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
25.562.779,15
Gebouwen
en
Meub. der Bank ……..,,
5.000.000,_
Diverse rekeningen ………………

,,
36.230.640,15

f
905.992.398,08
Passiva.
Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
7.199.946,44
Bijzondere reserve

………………,,
8.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
6.708.153,09
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
816.878.785,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,
285.438,80
Rek.-Cour. J Het Rijk
f

15.756.437,64
saldo’s:

Anderen

,,29.000.927,68
44.757.365,32

Diverse rekeningen ………………
,,
2
.
162.709,43

f
905.992.398,08

Beschikbaar metaalsaldo
………….f
112.312.397,48
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
280.780.990,-
1)
Waarvan in het buitenland
f 23.890.447.18.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud
Andere
Beschlkb. Dek-
Data
Munt
1
Muntmat.
Clrculatie
opeischb.
schulden
Metaal- saldo
2)

kings
perc.

10 Juni
1
30 64.878 367.054 816.879 45.043 112.312 53
2 ,, ’30 64.883 367.054 846.537 25.326 108.774 52
26 Mej ’30 64.891 367.021 804.012 54.471 114.933 53
19 ’30 64.895 367.021 815.756 42.530 114.649 53
12 ,, ’30 64.896 367.023 835.180 33.296 109.629 52
5 ’30 64.900 367.023 865.574 13.598 118.157 54

10 Juni ’29 66.090 370.803 803.815 14.901 130.129 56

25 Juli ’14 65.703 96.410 1 310.4371 6.1981 43.521

54

Totaal
1
Schatkist- B

Papier Diverse
Data

bedrag promessen

e ee

op het

reke-
disconto’s rechtstreeks

g – buiienl. fin gen
2
)

10 Juni 1930 52.386

91.857 237.432 36.231
2 ,, 1930 52.422

95.797 237.394 39.188
26 Mei 1930 52.407

91.181 236.194 40.476

19

1930 52.177

91.943 236.722 39.443
12 ,, 1930 53.429

97.026 236.822 45.128
5 ,, 1930 53.238

129.954 224.308 47.368

10 Juni 1929 75.123

103.063 171.801 33.132

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
1)
Sedert den bankataat van
14
Jan. ’29 weder op de basis van
2j
1

metaaldekking.
i
) Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
ci
ia
r
t
c
f
e

Andere
opeischb.
Discont.

10 Mei

1930.
,
1
947 1.399 631
1.021
491

3

,,

1930-
986
1.514
594
1.033 476

26 April1930….
1.010
1.338
638
1.058 457

19

,,

1930-
942
2

1.340
584
1.014,
479

11 Mei

1929-
811 1.487 732
986
290

5 Juli

1914-
645 1.100
560 735 396

i) Sluitp. der activa.
2)
f 100.000
bil de Ned. Bank gedep.

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. be samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data

Goud

Zilver

Circulatie opeischb,metaal-
schulden saldo

7Juni1930
i1700
276.400
49.600
36.300
31 Mei 1930
166.300
272.700
49.400
37.460
24

,,

1930
166.400
272.200
50.00Ö
37.520

10 Mei 1930
138.958

29.18
278.423
48.181.
37.499
3

,,

1930
138.964

29.723
272.507
49.047
40.066
26Apr.1930
138.952

30.350
269.381
52.207
40.667
19

,,

1930
143.882

30.813
271.784
42.758
43.879

8Juni1929
161.745

23.021 306.733
34.716
48.186
9Juni1928
174.216

16.623
311.171
47.783 119.400
2

25 Juli
19141
22.057

31.907
110.172
12.634
4.842

1
wissels, i

1 Diverse

Dell-
1
Dis-
1
buiten

Belee-

reke- t kings-
Data

conto’s
1
N.-Ind.
1
ningen

ningeni)

Percen-
1
betaalb.
1

lage

7Juni1930
141400
S..
51
31 Mei 1930
147.500
S..
52
24

,,

1930
147.100
*
52

10Mei 1930
32.528
51 198
37.881
53.548
3

,,

1930
8.824 36.330
54.025
29.588
53
26Apr.1930
8.916
36.647
55.249 29.552
53
19

,,

1930
9.081
34.881
52.540
30.697
56

8Juni1929
9.822
24.945
90.454
38.870
53
9Juni1928
15.353
19.636
73.130
64.042
55

25 Juli1914
7.259
6.395
47.934
2.228
44
1) Sluitpost activa.
2)
Basis
11
metaaldekking

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten in duizenden ponden sterling.


Data
Metaal
Bankbilj.
in
circulatie

Bankbilf.
in Banking
Departm.
Disc,
and
Advances

OtherSecurities

ecur

es

4 Juni 1930
156.879
359.799 56.190
6.476
12.717
28 Mei

1930 158.117
356.132
61.054 6.805
111
5
16
21

,,

1930
158.444
354.694
62.804 6.838
13.643
14

1930
163.348
356.455
65.929
6.404
10.989
7

1930
164.502
358.491 65.082
6.555
9.609
30 April 1930
164.284
358.822
64.520
6.755
9.999

5 Juni 1929
163.851
361.577 61.392
6.215
21.000

22 Juli

1914
40.164 29.317
33.633

Data
00v.
Sec.
Public
Depos.

OtherDeposits
1

Other
Bankers IAccountsl
1
Reserve1
Dek-
kings-
1
perc.’)

4Juni’30
58.381
8878
71.082 36.909 57.080
48J21
28 Mei ’30
45.578
13.241
58.964
35.907
61.985
57
‘1,
21

’30
49.788 21.178 57.836
37.035
63.749
54131

14

’30
52.793
24.548
58.311
36.457
86.893
56
’30
56.363
16.211
68.534 36.034 66.012
54191
81
30Apr. 30
59.238 21.002 66.162
36.561
65.462
52
10
1
35

5 Juni’29
43.107
8.511
70.347
35.946
62.274
54
1
/
32

22 Juli ’14
11.005
13.736
42.185
29.297
52

1) Verhouding tusschen Reserve en Deposlts.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen fraucs.

IZilverJ
Te goedj
Wis-
1
Waarv.
Belee-
1
Rent eloos
Data
Goud’)
in het
1

sels
op
het
n neen
1
voorschot
297

t
buitenl.
buitenl.
Ia.d.Staat

30 Mei ’30
43.809
6.873 26.343
18.689
2.541
3.200
23

’30
43.802
297
6.879
27.485
18.702
2.621 3.200
16

’30
43.187 298
6.896 23.297
18.709
2.678 3.200
9

’30
42.950
294
6.889 23.870
18.720
2.652
3.200

31 Mei ’29
35.596
732
7.805
24.229
18.407
2.444
3.200

23Juli’14
4.104
840

1.541
8
769

Bons
v.
d
‘t

Diver-
1
1

Rekg.Courant Data
zelfst.
sen2)
Circulatie
1

1
Zelfst.
1
Parti-
Staat
amort,k.I
Iamort.k.Icalieren

30 Mei ’30
5.395
1.741
73.079
1

3.500

1

1.863
10.062
23

,,

’30
5.395
1

1.576
70.907
3.010
1.844
13.921
16

,,

’30
5.395
1

1.758
71.131
3.4301
1.942
8.527
9

’30
5.395
1

1.698
71.612
1

4.023
1

1.948
7.873

31 Mei ’29
5.769
1

3.322
1

64.316
5.037
1
6.394
7.176

23Juli’14
– –
5.912
1

401

943
2)
Bij de stabilisatie is de goudvoorraad gewaardeerd volgens ae
nieuwe waarde van den franc.
2)
Sluitpost activa.

5,42

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni 1930

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.

Daarvan

Devlézen

Andere
,

,,

bij bui-

als goud-

wissels

Belee-
a a

OU

feni. circ.

dekking

en

ningen
banken 1)

geldende

cheques

31 Mei

1930

2.591,1

149,8

350,8

1.873,7

187,7
23

,,

1930

2.585,9

149,8

342,7

1.519,7

53,3
15

1930

2.577,7

149,8

297,8

1.584,8

69,1
7

1930

2.565,4

149,8

330,2

1.853,5

53,6
30 April 1930

2.565,5

149,8

32,4

1.939,1

135,5

31 Mei

1929

1.764,5

59,1

299,1

2.860,0

.254,8

30 Juli 1914

1.356,9

-750,9

-_50,2

D

Effec-

Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse
0 a

ten

Activa’)

latie

Crt.

Passiva

31 Mei

1930

101,1

596,4

4.812,5

401,1

– 210,7
23

,,

1930

101,1

618,5

4.045,8

680,2

192,2
15

1930

93,0

615,5

4.196,3

556,0

165,8
7

1930

93,1

606,0

4.403,7

601,4

163,1
30 April 1930

93,1

580,7

4.664,2

536,5

162,0

31 Mei

1929

92,9

458,7

4.606,4

628,2

307,6

30 Juli

1914

330,8

200,4

1.890,9

944,-

40,0
I)Onbelast. )
W.O.
Rentenbankscheine 31,23, 15,
7
Mei, 30 April ’30,
31 Mei29, resp.26;62; 62; 50; 18; 7 miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIE.
Voornaamste posten in millioenen Belgas.

Data

n

.

Goud
4

Rekg.
Crt.

.2

1930
jg
t,
o

L
0
L

°
__ —– —

4 Juni 1199

707

45

804

37

309

2.923

52

86
28 Mei

1200

673

45

830

30

315

2.909

32

113
22

1200

673

45

830

29

315

2.875

36

142
15

1196

665

45

820

35

315

2.903

24

112
8

1195

646

45

802

31

315

2.907

4

88
6Juni
1

981

477

44

737

46

342

2.476

33

74
1
)
1929.
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in millioenen dollars.

Goudvoorraad

Wet
aal-
tig

Wissels
bet
Totaal
kin
Data

Dekg

middel,

disc. v. d.

open
in her-

in de
F. R.

Zilver

member
1

markt bedrag

Notes

etc.

ban

gekocht

28 Mei’30

3.057,3

1.634,6

163,5

247,0

175,6
21

’30

3.076,5

1.661,2

171,6

210,0

186,9
14

’30

3.074,1

1.681,5

174,2

210,5

171,0
7

’30

3.068,2

1.700,9

174,0

237,4

175,2
30Apr.’30

3.072,7

1.683,3

178,9

233,5

209,6
23

,,

’30

3.046,4

1.695,3

178,4

211,5

256,9

29 Mei’291 2.823,8

1.382,1

146,2

988,2

117,9

Belegd

Coud-

Âlgem.

Data

in
u. s.

Notes

1
Totaal

Gestort

Dek-

Dek-
Oov.Sec. in circu-1

Kapitaal

kings-

kings-
latie

1

perc.
1)

perc.
1)

28 Mei’30

529,8

1.465,9

2.420,8

170,5

78,6

82,9
21

1
30

528,3

1.452,7

2.438,9

174,2

79,0

83,5
14

’30

527,9

1.464,9

2.420,8

174,2

79,1

83,6
7

’30

527,8

1.493,0

2.413,0

174,2

78,5

83,0
30Apr.’30

529,5

1.507,3

2.433,9

174,2

77,9

82,5
23

,,

’30

527,4

1.518,3

2.422,2

174,2

77,6

81,8

29 Mei’291 144,6

1.653,7

2.331,2

156,4

70,8

74,5
1)
Verhouding totalen goudvoorrasd tegenover opeischbare
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. BES.
STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

Dis-1

IReserve

Data

Aantal
1
conto’s

Beleg-

bij de

Totaal
t
Waarvan
banken
1

en

1
gingen
1
F. R.

depo-

1

time

1

beleen.

1

sito’s

deposits

19 Mei’30

43
1
16.806

5.855

1.757

20.564
1

7.132
12

– ’30

47
1
16.806

5.811

1.755

20.618

.7.100
5

,,

’30

79
1
16.852

5.792

11.727

20.457
1

7.079
30Apr.’30

74
1

16.964

5.791

11.774

20.732
1

7.055
23
.
,,

’30

58

16.955

5.791

1
1.727

20.597
1

7.034

22 Mei’29

614

16.187

5.818

11.647

19.698

6.789
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
10 Juni 1930.

Aan cle t a r w e.niarkt hebben oogst- en weerberichten
deze week weder een belangrijke rol vervuld, omdat uit de
Vereenigde Staten en Cai.tacla, zoowel voor de wintertarwe
als voor cle zoritertarwe, nog al eens minder gunstige beP-
richten k’amen, welke echter tot nog toe telkéns weder
door nededeelingen omtrent betere weersomstandigheden
gevolgd zijn. Zoo werd over droogte nog al eens geklaagd
in verschillende gedeelten van Canada en juist droogte kan
daar in clezen tijd van het jaar een zeer ongunstigen in-
vloed op de ontwikkeling der nieuwe zomertarwe uitoefe.
nen, vooral nu de vochtreserve van den bodem toch al niet
te groot schijnt te zijn. Het is echter met het gevaar voor
schade tot nog toe nog al losgeloopen, want ook deze week
werd nu en clan ook zeer goede regenval gemeld en wel
speciaal iii die gedeelten van de Canadeesehe Prairie.Pro-
viucies, waar het meest, naar regen verlangd werd. Met de
voorjaarstarwe van het Noord-Westen der Vereenigde Sta-
ten gaat het tot nog toe naar weiseh, maar van de ‘inter.
tarwe schijnen de resultaten hier en daar niet mee te val.
lati. Uit ‘[‘exas cii Oklahoxtta, waar het oogsten in vollen
gang is, wordt namelijk gemeld, dat de opbrengst tegen-
valt. In andere gedeelten van het wintertarwegebied der
Vereenigde Staten klaagde men in den loop der week over hevigen regenval, doch intussehen is wel gebleken, dat die
in Kansas nog geen schade veroorzaakt, omdat hdt oogsten
(laar nog niet begonnen ‘is, terwijl in het wintertarwege-
bied van het Midden-Westen de regeli zelfs een gunstigen
invloed heeft gehad. Particuliere ramingen, welke deze
week verschenen zijn vin de opbrengst der wintertarwe,
wezen weliswaar op eeh kleineren oogst dan in het vorige jaar, maar cle hoeveelheid viel lang niet
tegen
en bedroeg gemiddeld voor de verschillende ramingen per 1 Juni 544
inillioen quarters, hetgeen ongeveer hetzelfde is als cle of.
ficieele ramilig van een niaanci geleden. In verband met
cle talrijke vrij ongiinstige mededeelingen, welke in den loop
der maand verschenen varen, had men eigenlijk lagere
schattingen verwacht en de gepubliceerde cijfers hebben clan
ook cle markt gedrukt. ])e ‘oogst schijnt .eehter in de ver-schillende gedeelten van het vintertarwegebied zoo onge-
lijk te zijn, dat het zeer. beawaarlijk is, een eenigszius be-
trouwbare schatting samen te stellen. Voor de zoniertarwe der Vereenigcle Staten wordt een flinke oogst verwacht en
ook een voorloopige raming, welke er van den oogst der
Catiadeesche Prairie-Provineies verscheen, wees er op dat,
ofschoon het nu natuurlijk nog veel te vroeg is
01fl
een
cijfer te berekenen, dat ook voor later waarde zal hebben,
althans op dit oogeublik de vooruitzichte’n in Canada lang niet slecht zijn. ].ntusschen hebben dc herhaalde berichten
omtrent ongunstige. weersomstandigheden, clie uit Noord.
Amerika voortdurend naar Europa werden geseind, wel
meegewerkt tot het handhaven der tarweprijzen, welke dan
ook niet cenige fluctuaties, zoowcl te Chicago als te Winiti-
peg, tenslotte slechts ‘weinig gewijzigd zijn. Eenige ver-hooging valt speciaal in Canada te constateeren, hetgeen
wel za1 samenhangen met cle omstandigheid, dat de kleine
oiiivaug van den laatsten Argentijaschen oogst, speciaal
voor Canadeesche tarwe, verbetering der vraag teweeg
brengt. Intussehen is het ook niet dien Argentijnschen oogst niet zoo slecht geweest als cle officieele cijfers zouden wil-
len doen gelooven. De hoeveelheid tarve; wel.ke
sedert 1 Ja-
nuari uit Argentinië verladen is, is tenminste nog slcchs
100.000 ton kleiner dan de hoeveelheid, welke er volgens officieele Argentijosche gegevens gedurende het gehee]e
jaar in Argentinië voor export beschikbaar zou zijn. Bij die sedert 1 Januari uitgevoerde tarwe is ook een flinke
hoeveelheid van den ouden oogst gew’èest, terwijl volgens
de of fieieele gegevens van 1. Januari geen oude tarwe meer
aanwezig zon zijn geweest. Hoeveel tarwe er nog in Argen-
tinië voor export beschikbaar is, valt tegenwoordig niet
aan te geven, doch de Argentijnsche versebepingscijfers,
welke ook deze w’eek klein waren, doen toch telkens wel
weder zien, dat van overvloed dit jaar geen sprake is. In-
tusschen blijven de groote voorraden, welke er in de Ver-
eenigde Staten nog van den vorigen oogst zijn overgebleven,
een belangrijken marktfactor vormen en ofschoon deze n
den laatsten tijd wel geregeld is verminderd, is de zicht-
bare voorraad mde Vereenigcic Staten toch altijd nog zee
veel grooter dan iii het vorige jaar, toen van dat overschot
dc sterke druk op den tarweprijs uitging, welke oorzaak
is geworden van het ingrijpen door de Amerikaansche re-
geering ih den loop der tarweprijzen. Ook de record.00gst
van Britsch-Indië doet tegenwoordig zijn invloed gelden
en cle grondtoon van cle tarwemarkt is nog altijd niet vast.
Ook cle gunstige ontwikkeling der Europeesche oogsten

ii Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

543

AANVOEREN in tons van 1000
KG.

Rotterdam

Amsterdam
Totaal

Arilkele,,
117 Juni
Sedert
Overeenk.
117 Juni Sedert
Overeenk
192
.
1930

I9
1930
1 Jan. 1930
tijdvak 1929
.

1930
1Jan. 1930
tijdvak

9

48.933
597.353
700.132
930
24.193
56.886
621.546
757.018
Tarwe

……………..
Rogge

……………..
954
160.344
86.289
-•
18.932

179.276
86.289
353
6.415
fl.748

1.361

7.776
11.748
Boekweit ……………..
8.870
437.899
300.196
4.031
76.449
96.130
514.348
396.320
3.771
207.752
180.261 1.368
18.345
1.731
226.097
181.992
2.922
91.970
91.314

2.602 2.419 94.572
93.732

MaIs ……………….
(lerst

………………

826
28.885
73.405
15.526
137.371
166.375
166.256
239.780
Haver

……………..

4.527
78.632
104.474
– –
250
78.632
104.724
Lijnzaad

……………..
Lijnkoek

……………
3.949
45.782
41.161
1.080 15.073
14.515
60.855 55.676
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
80
9.295
8.535
– – –
.295 8.535

werkt daartoe mede. Weliswaar begint men nu ook in
Italië toe te geven, dat de opbrengst er waarschijnlijk niet
zoo groot zal zijn als in het vorige jaar, maar in Frukrjk
wordt weder een groote opbrengst verwacht en ook in vrij-
wel alle andere Europeesche landen staat het gewas er
uitstekend voor. De wereldverschepingen van tarwe waren
(leze week weder voldoende en de naar Europa onderweg
zijnde hoeveelheid heeft weder eenige vermeerdering onder-
gaan, al blijft die dan ook altijd belangrijk achter bij clie
van het vorige jaar om dezen tijd. Bij de verscheepte tarwe
bevond zich circa 100.000 quarters uit Rusland. Aan •de termijnmarkt te Chicago sloot tarwe op 9 Juni
V
2
dollar-
cent per 60 lbs. lager tot 1V4 hooger dan op den 2den, ter-
wijl te Winnipeg een verhooging van 1y
2
tot 234 cent had
plaatsgevonden. Aan de Argentijnsche termijnmarkten be-
droeg de prijsstijging 10 á 20 eentavos pet -100 KG.
In r o g ge blijven de zaken nog steeds even moeilijk.
Uit Duitschiand wordt wel eeuige vermeerdering gemeld
van het gebruik van rogge als veevoeder, doch de vele
Duitsche regeeringsmaatregelen tot steun van den rogge-
prijs hebben nog lang niet het gewenschte resultaat ten
gevolge gehad. Daarbij zijn de vooruitzichten voor de nieu-
we Duitsche rogge weder uitstekend en wanneer daarin ten-
slotte niet een wijziging intreedt, kon men dus ook in het
nieuwe seizoen in Duitschland wel eens weder met dezelfde
moeilijkheden te kampen krijgen. Rusland blijft rogge aan-biéclen en voorziet nog altijd voor een niet gering gedeelte
.

in de behoeften van Duitschlands geregelde roggekoopers.
In de lage prijzen, waartoe Russische rogge te koop is, is
nog steeds geen verbetering ingetreden en van zaken naar
Europa in rogge van andere herkomst, zooals uit Argen-
tinië en Noord-Amerika, is nog altijd niet het minste sprake.
M a ï s bleef ook deze week van den Donau ruim aangebo-
den tot prijzen, welke slechts weinig verandering hebben
ondergaan en die zich slechts eens een enkelen keer iets konden verbeteren als gevolg van de omstandigheid, dat
Argentinië voor mais nu en dan vast was en voor Argen-
tijnsehe maïs steeds belangrijk hoogere prijzen clan voor
Donau-maïs werden gevraagd. Ondanks, het feit, dat de
kwaliteit der Donau-mais tegenwoordig zeer goed is, werd
toch deze week voor spoedige Plata-maïs voortdurend over
de 15 pCt. meer dan voor Donau-mais betaald, omdat zware
regenval in Argentinië de verschepingen van nieuwe Pia-ta-maïs belemmert, zoodat deze slechts van zeer geringen
omvang waren ‘en er bovendien naar verschillende havens
van Noord-Westelijk Europa nog steeds Plata-maïs Mei-
afiading te dekken viel. De verbruiksvraag was echter voor
Plata-maîs over het algemeen nog altijd teleurstellend en
hetzelfde geldt ook voor Donau-mais. Daarin komen wel

naar Nederland geregeld zaken tot stand op aflading in
Juni en Juli, doch de verschepingen zijn nog altijd klein,
ondanks de zeer groote hoeveelheden maïs, welke nog,
speciaal in Roemenië, voor export beschikbaar zijn. De lage
prijzen hebben namelijk ten gevolge, dat de boeren in Roe-
meniëzich niet haasten met het ter markt brengen hunner
maïs. Het bijzonder lage prijspeil voor gerst werkt er toe
mede, dat de vraag naar maïs nog steeds onbevredigend
blijft en dat de kleine verschepingen en de geringe naar
Europa onderweg zijnde hoeveelheid geen vastere stemming
aan de maïsniarkt ten gevolge hebben. Voor Plata.maïs op
zomer-aflading bestaat tegenwoordig in de meeste Euro.
peesche landen zeer weinig belangstelling en zaken daarin
van eenige beteekenis worden eigenlijk slechts in Engeland
gedaan, ofschoon ook daar de omzet beperkt is. Het toch
reeds gebrekkige vertrouwen in den toekomstigen loop der
maïsprijzen wordt nog verder verminderd door aanbod uit
Zuid-Afrika, dat dit jaar een belangrijk grooter uitvoer.
overschot heeft clan in het vorige en maïs op aflading tot
ongeveer dezelfde prijzen aanbiedt als Argentinië of zelfs
nog iets daar beneden. Ofschoon het weder in Argentinië
nog altijd niet beter is geworden, is daar wegens de te.
leurstellende Europeesche verbruiksvraag de maïsprijs aan het einde der week gedaald, nadat aanvankelijk het slechte
weder een vrij sterke verhooging had teweeg geroepen.
De Argentijnsche termijnmarkten sloten voor mais op
9 Juni nog 10 Ê 15 centavos hooger dan op den 2den.
Zeer flauw is nog altijd g e r s t en ruim aanbod uit Hoe.
menië, verdere vcrschepingen uit Rusland en geregeld aan-
bod uit Argentinië hebben tengevolge, dat de prijzen nog
weder verder zijn gedaald, zoodat die nu zelfs voor alle
gewone soorten voergerst kwamen beneden de
f
100.- pef
2.000 KG. cif. West-Europa. Die nieuwe prijsdaling gaf
wel aanleiding tot wat meer zaken, vooral in Donau-gerst,
doch zoolang Duitschland niet weder als kooper optreedt,
is toch van een eenigszins levendigen kooplust geen sprake.
Behalve naar Nederland werd ook naar Engeland deze
week nu en dan Donau-gerst verhandeld. Dat Duitschland
binnenkort weder gerst zal importeeren wordt niet waar-
schijnlijk geacht, ofschoon in de van vroeger nog in de
Noord-Duitsche havens aanwezige voorraden wel eenige
vermindering intreedt en de prijzen daarvoor in den loop
dezer week zijn gestegen. In Nederland bestond eenige be.
langstelling voor gerst ter levering in nazomer en herfst
en Duitsche verkoopers deden dientengevolge naar Neder-
land daarin nu en dan zaken.
Voor h a v e r is de verbeterde vraag voor Argentijnsche,
Chili en Donau-soorten, welke in de vorige en het begin
dezer week in Engeland nog bestond als gevolg van het

N.V.

INDUSTRIEELE DISCONTO MAATSCHAPPIJ

AMSTERDAM

LONDEN

BERLIJN

PARIJS

IOPENBAGEN

Maatschappelijk Kapitaal 1 25.000.000.-

Volgestort geplaatst en reserves
f
13.400.000.-

0

De Maatschappij financiert de aanschaf fing op termijnbetaling

van Industrie-machines, Landbouwmachines. Zuivel-

installaties, Kantoor- en Winkelmachines,

Bedrijfsautomobielen, enz. enz.

544

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni 1930

feit, dat Duitschland na
5
Juni geen uitvoerrecht op haver
meer betaalt, later weder verdwenen. Er is namelijk in het
einde van Mei en in het begin van Juni nog zeer veel
Duitsche haver naar Engeland en andere naburige landen
geëxporteerd, terwijl bovendien gebleken is, dat in ver-
schillende Duitsche havens nog groote hoeveelheden haver
zijn opgeslagen, waarop het uitvoerrecht nog zal worden
betaald en die dus in de eerstvolgende weken ter versche-
ping zullen komen. Prijsverhooging voor haver heeft ook
in Argentinië niet plaats gevonden. In Nederland bestaae
voor andere dan Duitsche haver weinig belangstelling.

SUIKER.
De kalme stemming voor suiker bleef in de afgeloopen
week op alle markten aanhouden.
In A m e r ik a ging het een en ander om in Ruwe
Sui-
ker tot 1
3
/8
& 1 d.c. c. & Ir.
De fluctuaties op de termijnmarkt te New-York waren
fractioneel; het slot gaf het volgende beeld te zien: Juli
1.41;
Sept.
1.48;
Dec.
1.58;
Jan.
1.60
en Mrt.
1.66,
terwijl
de laatste noteering voor Spot Centr.
3.27
was.
De ontvangsten in de Atlantische havens der V.
S.
be-
droegen deze week
49.000
tons, de versmeltingen
57.000
tons tegen
61.380
tons verleden jaar en de voorraden
511.000
tous tegen
703.100
tons.
De laatste
C
u b a-statistiek luidt als volgt:

1930

1929

1928

Tons

Tons

Tons
Cubaproductie …………..
4.600.000 5.134.000 4.027.000
Consumptie …………….
36.612

63.000

80.000
Weekontv. afscheephavens
27.837 54.842 39.512
Totaal sedert
111 ……….2.829.974 3.884.353 2.899.088
Weekexport …………….
3.269 103.179 60.948
Totale export sedert 111 ….
1.291.476 2.586.915 1.641.180
Voorraad afscheephavens.. . ..
1.701.274 1.440.368 1.263.287
Voorraad binnenland ……..
1.570.638 1.152.647 1.047.912
Aantal werkende fabrieken
18 3 2

Nadat raffinadeurs in E n ge 1 a n d eenige partijen ruw-
suiker gekocht hadden, verhoogden houders hunne vraag.
prijzen, waartoe geen verdere zaken mogelijk bleken te zijn.
De Londensche termijnmarkt was prijshouclend met de
volgende noteeringen aan het slot:

Juni ……….Bietsuiker
88
0
fob. Sh.
6/11
Augustus

,,

,,

,,

,,
613
December

,,

,,

,,

,,
6171
Januari ……..Rietsuiker
96
0
cif.
,, 713e
Maart ……….,,

,,

,,

,,

7181
Mei …………,,

,,

,,

,,

7111 *

De J a v a-markt was aanvankelijk zeer bom, totdat de
verkoop van de
V.1.S.P.
van ca.
23.000
tons Superieur tot

f
9.-
en
ce. 6000
tons
No. 16
en hooger tot
f8.-
tegen
liet einde der week een opleving veroorzaakte.
II
ï e r te 1 a n cl e ging zeer weinig om. De noteeringen
op cle termijnmarkt te Amsterdam bleven de geheele week
zoo goed als ongewijzigd. Het slot luidde als volgt: Juni

f
9%;
Aug.
f
9
5
/8
;
Dec.
f
10/s; Mrt.
f
10%
en Mei
f11.-.
De omzet bedroeg 1500 tons.

KATOEN.
Ontvangsten in- en uitvoeren van Âmerikaansche havens.
(In dulzendtallen balen).

1
Aug.
’29
Overeen komstige periode
tol
6Juni’30
1928129

1927128

Ontvangsten Gulf-Havens.
}

9237

8233
,,

Atlant.Havens Uitvoer naar Gr.Brittannië
1

1804

1335
‘t Vasteland etc

*’

4361

4732
Japan

1428

937

Voörraden.
(In dulzendtallen balen).

Overeenkomstig
tijdstip
6Juni’3
0

1929
1928

A.merik. havens
1088
1214
Binnenland
419 595
New York
173 97
New Orleans
206 308
Liverpool

.
…………..
313
582 576

Marktberieht van de Heeren Sir Jacob Hehrens & Sons.
Manchester d.d.
4
Juni
1930.

In de Amerikaansche katoenmarkt is weinig nieuws te
melden; prijzen
zijn
vast gebleven ondanks den slechten in-

S-TATISTISCH OVERZICH1

TARWE HardWinter
o. loco
Rotterdani! Amsterdam

R000E
ArnericanNo.2
2
)
loco
Rotterdam
per lOO K.O.

MAIS
La Plata
loco
R’dam/A’danm
per 2000 K.G.

GERST
Arner.No.2
lOCO
Rotterdam

2000CG

LiJNZAAD
La Plata
loco
R’dani!A’dani
per 1960 K.G.

Hollandsche
bunkerkolen,
ongezeefdf.o.b.
R’dam/A’dam
PETROLEUM
Mid. Conun.
.
Crude
33 t/m 3390
.

IJZER
Cleveland
oundry

0.3
f.o.b.
Mddlsbruh

KOPER
Standaard
Locoprijzen
Londen
per Eng. ton

II,
01
(1.
01
II.
01
0.
0
1
fl.
°Iö
8.
01
$
01
Sh.
015
£
0
10
Jaargemidd. 1925
17.20
100,0
13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0 10,80 100,0
168
100,0
73t-
100,0 62.116 100,0
1926 15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196.75
83,4
360,50
77,9
17,90.
165,7
1.89
112,5
8616
118,5
58.11- 93,5
1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,51
78,4
11,25
1(4,2
1.30
77,4
731- 100,0 55.141-
89,7
Mei

1927
15,75
91,6
13,57
0

103,8 172,75
74,6
258,25
109,4
373,75
80,8
10,95
101,4
1.22

72,6
741-
101,4
54.141-
88,1
Juni
15,60
90,7
13,20
101,0 175,25
75.8
245,00
104,2
372,75 80,6
11,00
101,9
1.22
72,6
701-
95,9
54.2/6
87,2
juli
15,10
87,8
12,05
92,2
171,50
14.1
235.75
99,9 367,75
79,5
11,10
102,8
1.22
72,6
70/-


95,9
53.19j-
86,9
Augustus
14,87
5

.86,5
11,45
87,6
178,50
77,1
252,50
107,0
368.25 79,6
11,05

..’
102,3
1.22
.72,6
69!-
94,5
55.516
89.0
September
14,70
85,5
12,15
92,9
179,50

77,5
233,25
98,8
369,50
79,9
10,90
100,9 1.22
72,6
651-
89,0
54.131-
88,0
October

,,
13,72
5

79,8
11,45
87,6
178,75
77,2
230,50
97,7
359,00 77,6
10,90
100,9 1.22
72,6
651-
89,0
55.51-
89,0
November
13,45
78,2
12,125
92,7
184,75
79,8
233,25
98,8 349,75
75,6
10,65
98,6
1.22
1.22
72,6
651-
89,0
59.11-
60.2/-
95,1
96,8
December
13,40
77,9
12,57

.
96,2
201,00
86,8
246,25
104,3
348,25
75.3
10,60
98,1
72,6
65/-
89
1
0
Januari

1928 13,50
78,5
12,70
97,1
207,50 89,6
247,75
105,0
361.00
18,0
10,30
95,4
1.22
72,6
651-
89,0
62.-!-
99,9
‘Pebruari

,,
13,80
802
12.87
5

98,5
226,50 97,8
243,75
103,3
304,00
78,0
10,00
92,6
1.21
72,0
651-
89,0
61.121-
99,2
Maart

,,
14,60
84,9
14,00
107,1
240,75
104,0
255,75
108,4
350,75 75.8 9,95
92,1
1.19
70,8
6516
89,7
61.316
98,6
April

,,
15,30
88,9
14,97
5

114,5
239,50
103,5
261,00
110,6
358,25
77,5
10,05
93,1
1.19
70,8
661-
90,4
61.1416
99,4
Mei

.,
15,30
88,9
15,47
5

118,4
238,50
103,0
260.75
110,5
372,00
80,4
10,60
98,1 1.19
70,8
661-
90,4
62.151-
101,1
14,37
5

83,6
14,276
109,2
234,00
101,0
252,50
107,0
365,25
79,0
10,10
93,5
1.19
70,8
661-
90,4
63.17/-
102,9
j
uni
uli

14,25
f2,8
13,070
100,0
246,75
106,6
241,00
102,1
359,75
77,8
10,10
93,5
1.19
70,8
661-
90,4
62.181-
101,3
Augustus

,,
12,00
69,8
12,62
5

96,6.
214,75 92,8
226,75
96,1
350,75
75,8
10,05
93,1
1.21
72,0
661-
90,4
62.1016
100,7
September ,,
11,65
67,7
11,570
88,5
198,75
85,9
198,25
84,0
350,75
75,8
10,00
92,6
1.21
72,0
661-
90,4 63.81-
102,1
October
l2,27
71,4
‘2,27

.
93,8
218,50 94,4
189,50
80,3
366,00
79,1
9,95
92,1
1.19
70,8
661-
90,4
65.121-
105,7
November
12,32
5

71,7
12,07
0

92,4
227,25 98,2
185,50
78,6
386,25
83,5
10,20
94,4
1.18
70,2
661-
904
67.181-
109,4
December

.,
12.30
71,5
11,90
91,0
220,25
95,1
180,50
76,5 373,75 80,8
10,10
93,5
1.18
70,2
661-
90,4 70.31-
113,0
Januari

1929
12,35
71,8
12,20
93,3
231,50
100,0 194,25
82,3 365,00
78,9
10,10
93,5
1.16
69,0
661-
90,4
75.1016
121,7
lebruari
12,72
5

74,0
12,65
96,7 236,00
101,9 194,75
82,5
357,25
77,2
12,90
119,4
III
66,1
66/6
9111
78-16
125,7
Maart
12,65
73,5
12,62
0

96,6
233,00
100,6
191,75
81.3
359,00
77,6
12,00
111,1
1,11
66,1
671-
91,8
89.81-
144,0
April
12.12
0

70,5
11,625
88,9
218,00
94,1
185,25
78,5
373,25
80,7
.11,05
102.3
1.11
66,1
681-
93,2
82.1716
133.5
Mei
11,12
64,1
10.57
0

80,9
198,25
85,6
177,50
75,2
363.50 78,6
11,15 103,3
1.16
69,0
69/6
95,2
75.4/6
121,2
Juni
10,87
5

63,2
10,20
78,0
193,50
83,6
171,25
72,6
355,25
76,8
11,25
104,2
1.30
77,4
711-
97,3
74.11/
120,1
Juli

12,80
74,3
11,20
85,6 218,50 94,4
191,25
81,0
415,50
89,8
1,25
.
104,2
1.30
77,4
72.6
99,3
72.1216 117,0
Augustus
13,125
76,3
10,75
82,2 202,50
87,5
182,75
77,4
452,50
97,8
11,25
104.2
1.39
77,4
7216
99,3

73.171-
119,0
September ,,
12,625
73,4
.10,20
78,0
191,00

82,5
172,00
72,9
506,75
109,6
11,40
105,6
1.30
77,4
7216
99,3
74.191-
120,7
October
12,10
70,4
9,875
75,8
185,00
79,9
168,00
71,2
516,50
111,7
11,25
104,2
1,30
77,4
72/6
99,3
72.16/-
117,3
November
11,775
68,5 9,20
70,4
174,00
75,2
164,75
69,8
483,25
104,5 11,35
105,1
1.30
77,4
7216
99,3 70.51-
113,2
December ,,
12,620
73,4
9,35
71,5
166,00
71,7 163,75 69,4
482,00
104,4 11,75
108,8
1.30
77,4
7216
99,3
68.616
110,1
Januari

1930
12,670
73,7
9,35 71,5
149,25
64,5
151,25
64,1
433,75
93,8
11,75
108,8
1.21
72,0
7216
99,3
71.916
115,1
rebruari

.
11,720
68,2
8,175
62,5
139,0(1
60,0
135,75
57,5
398,50
86,2
11,75
108,8
1.11
66,1 7216
99,3
71.1216
115,4
Maart

.
10,90
63,4
7,15 54,7
143,50
62,0
125,00
53,0
390,00
84,3
11,55 106,9
1.11
66,1
701-
95,9
68.1916
111,1
April

,,
11,17
5

65,0
7,625
50,3
180,25
77,8
129,75
55,0
431,00
93,2
11,35
.
105,1
1.16
0

69,3
6716
92,5
61.3/-
98,5
Mei
10,45
60,8
6,55
50,1
148.50
64.1
114,50
48,5
405.01 87,6
11,35
105,1
1.185
70,5
6716
“2,5
53.91-
86.1
2 juni
10,75
62,5
5,60
42,8
137,00
59,2
110,00
46,6
404.00
87,4
11,35
105,1
1.18
5

70.5
6716
92,5
53.17/6
868
9

»
10,70
1 62,2
1

5,25
1

40,2
1

145,00
1

62,6 1106,001
40,9
39,00
1

85,4
11,35

1
105,1
1

1.1855
1
70,5651
6716
5

l

9?,5
5
1
51.716
5

8285
• Men zie voor de toelichting op dezen staat de nummers van 8 en 15 Augustus 1928 (No. 658 en 659) pag. 689190 en 709. 2)=Western vôôr de invoerIng van
1)
Manitoba No. 3. t Zuid-Russische.

1′

11 Juni 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

545

dustrieelen toestand in de meeste landen. New-York was
gisteren echter eenigszins flauwer, terwijl Liverpool heden-
snorgan 6 tot 8 punten lager opent.Egyptische katoen is eveneens lager. Loco-verkoopea in Liverpool warèn de
vorige week gering en bedroegen totaal slechts 17.000 balen.
Hiervan was minder dan eeirderde Amerikaansche katoen,
terwijl ruim 6.000 balen van Zuid-Amerika afkomstig waren
en meer dan 4.000 balen van Afrika. 1.200 balen waren
Egyptische en Soedaneesche katoen.
In de Amerikaansche garenmarkt blijft weinig omgaan.
Spinners vinden over het algemeen slechts weinig aanmoe-
diging, de vraag is gering en verkoopen zijn zeer beperkt.
In grove nummers zijn hier en daar bescheiden hoeveel-
heden geplaatst, doch in de meeste soorten mule twist en
wefteops. gaat slechts weinig om. Daar staat tegenover,
dat enkele bescheiden hoeveelheden ringtwist genoemd wor-
den, terwijl indeelingên tegen contracten beter binnen-
komen. Er worden enkele flinke hoeveelheden getwijnde
garens voör de Midiands gerapporteerd. In Egyptische
garens gaat nog weinig om. De handel is voor de meeste
soorten twist en wef t slecht en er blijft productiebeperking
op een vrij groote schaal plaats vinden. Er bestaat nog een
goede vraag naar speciale garens voor weven met kunstzijcle
en er worden enkele verkoopen van fijne getwijnde garens
voor het’ Continent genoemd. De onevenwichtige wereld.
toestand veroorzaakt echter gebrek aan belangstelling en
van de meeste soorten garens wordt slechts weinig gekocht.
Men blijft dan ook de Pinkstervacantie algemeen met be.
langstelling tegemoet zien.
In de doekmarkt is slechts weinig veranderd. De voort-
dureude koersdaling heeft een slachten invloed op de vraag
van China gehad. ‘Hongkong deed pogingen om zaken te
entameeren, doch nu is de vraag weer verdwenen en in
Shanghai is de toestand nog critieker geworden. Wat Indië
betref t, schijnt de boycot niet absoluut d’ootgevoerd te zijn.
‘Wij vernamen, dat enkele aardige partijen voor Madras ge-
boekt zijn, alsook verschillende partijen voor Karachi,
Rangoon en Calcutta. Er gaat echtör slechts hier en daar
wat om en dan ‘nog veel beneden het normale. Er is een
geringe vraag van Singapore en Ned.-Indië, doch men blijft
algemeen de Piukstervacantie met belangstelling tegemoet
zien.
Tengevolge van de vacantie zullen wij de volgende week
geen Rapport publiceeren.

Liverpoolnoteeringen

Oost. koersen 27Mei 3Juni
28Mei 4Juni T.T. op Br.-Indië 115
2
5

19
F.G.F. Sakellaridis 13,85 13,30 T.T.op Hongkong
1/4718

G.F. No. 1 Oomra 4,35 4,20 T.T. op Shanghai 1/8%
1171

KOFFIE.

Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.

Zichtbare voorraad op 1 Juni in duizenden balen.

1930 1929 1928 1927 1926
Voorraad in Europa… 2.073 2.153 2.074 1.833 1.609
Stoomend ÇBrazilië .. 487 ‘ 535 567 429 357
n. Europa Oost-Indië.

29.

30

77

44

25

2.589 2.718
2.718 2.306
1.991
Voorraad Ver. Staten
791
683
775
743
583
Stoomend
lB
5
zilië
388 439 599
475
448
naar
1
8

– –
Ver.StatenJO05t4

3.769
3.848 4.092
3.524
3.022
Voorr, in Pernambuco
7
2
6

Bahia
7
18
’34
20
19
Victoria

..
128
18
87
8

RiodeJaneiro
294
347
294
172 143
Santos

……
1.142
1.100
915
907
1.265
Paranagua
,
136
13 10

Totaal … …
*5.483
•5346
•5.438
*4.631
*4.449

Op

1

Mei

……….
•5.300
*5217
*5434 *4537
4.533

1929
1928
1927
1926 1925

Op

1

Juli

…….-. ..
5.338
•5.729
*4.720 *4.571 *5.085
e
Niet inbegrepen de binnen!, voorraden in Brazilië.

De binnenlandsche voorraden te
Santos

Rio de Janeiro
Mei
1925
2.644.000 balen
Juni
1925
2.403.000
Juli
1925
1.786.000
Mei
1926
3.531.000
Juni
1926
3.144.000
Juli
1926
2.833.000
Mei
1927
3.133.000
Juni
1927
2.810.000
Juli
1927
3.312.000

‘AN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

TIN
locoprijzen
Londen per
.

Eng. ton,

KATOEN
for Middling

Iocoprijzen
New York
per Ib.

WOL
gekamde
Australische,
Merino, 64’s Av.
loco Bradford
per, Ib.
WOL gekamcle
Australische, CrossbredColo-

nial Carded,
SO’s Av. loco
Bradford per Ib.

RUBBER4)

Standaard
-Ribbed Smöked
Sheets
loco Londen per Ib.

SUIKER
Witte kristal- suiker loco
R’dam/A’dam.
per 100 K.O.

KOFFIE
Robusta
Locoprjzen
Rotterdam
per ‘/ K.G.

THEE
Af!. N.-I. theev.
A’dam gem. pr.
Java-en Suma-
tratheep.’/2K0.

Indexcijfer
v/h. Centr. B.

v. d. Stat., herleid
van 1913= 100
tot 925= 100

Indexcijfer
van The
Economist,
herleld’
1927
=
100
tot 1925=100

ds.
%
pence
0
10
pence
0
10
Sh.
0
10
,

II.
0
10
cts.
°Io
cts.
0/
261.171-
100,0
23,25
100,0
55,00
100,0
29,50
100,0 2111,625
100,0
18,75
100,0
61,375
100,0
84,5
100,0
100,0
100,0
290.1716
111,1
17,55;
75,5
47,25
85,9
24.75
83,9
21-
67,4
17,50
93,3
55.375 90,2
94,25
,

111,5
93,2
92,9
290.41-
110,8
17,50
75,3
48,50
88,2
26,50
89.8
116,375
51,6
19,120
102,0
46,875 76,4
82,75 97,9
95,4
89,5
295.12/-
112,9 16,15
69,5 47,00
85,5
26,00
88,1
117,75
55,4
20,25
108,0
47
76,6 86;5
102,4
93,5
90,4
296.916
113,2 16,85

72,7
47,25
85,9
26,00
88,1,
116
50,5
18,37
6

98,0
47


76,6
81,25
96,2
96,1
89,6
289.1516
110,7
17,90
77,0
48,50
88,2
26,50
89,8
114,75
47,0
18,628
99,3
47
76,6
84
99,4
97,4
92,2
292. -/6
111,5
19,70
84,7
48,50
88,2
26,50
89,8
115,25
40,8
18,50
98,7
45,375
73,9


96,1
90,2
287.1216
109,8
22,05
94,4
50,00
90,9
26.50
89,8
1/4,25
45,6
17,87
5

95,3
44,25
72,1
94,5
111,8
96,8
89,1
264.216
100,9
20,65
88,8
50,25
91,4
.26,75
90,7
114,375
46,0
16,876
90,0
45,25
73,7
93
110,1
96,8.


88,6
264.416
100,9
20,25
‘.87,1

52,25
95,0
28,50
96,6
116,5


51,9
17,25
92,0 46 74,9
96
113,6
97,4
88,9
260.1316
101,8
19,70
84,7
51,50
93,6
28,75
97,3
117,75
55,4
17,87
5

95,3
46
74,9
89,25
105,6
97,4

88,2
255.11- 97,4
19,25
82,8
53,00
96,4
29,75
100,8
1/7,25 54,0
17,37′
92,7
46
74,9
84,5
100,0
98,7
87,9
233.1016
89,2
18,35
78,9
54,75
99,5
31,75
107,6
113,75
44,2
16,75
89,3
40
74,9
79,5
94,1
96,8
87,9
233.1716
89,3
.

19,35
83,2 55,00
100,0
33,25
112,5
110,75
35,8
16,870
90,0
4’r
76,6
79
93,5
98,1
89,2
234.61- 89,5
20,65
88,8 54,50
99,1
33,00
,
111,9
-19,375
26,3
16,87
6

90,0
47
76,6
74,25 87,9
98,7- 90,5
230.131-
88,1
21,55
92,7
54,25
98,6
32,25
109,3
-19
25,3
16,62′
88,7.
48,25

,
78,6
78,25
92,6
98,1
91,2
218.8/6
83,4

21,35 91,8
55,50
100,9
31,75
107,6
-19,25
26,0
10,75
84,0
49
79,8
73,25
86,7
98,7
89,8
211.191- 80,9
21,75 93,5 53,00
96,4
31.25
,
105,9
-/9,25
26,0
15,50
82,7 49,875
81,3
71,25
.
84,3
95,5
88,2
211.181-
80,9
19,30
83,0.
51,75
94,1
30,00
101,7
-19,25
26,0
16,00
85.3 51,875
84,5 67,75
80,1
.

92,9
86,6
214.716
81,9 18,55′
79,8
47,00
85,5
29,00 98,3
-/8,5
23,9
15,87
6

84,7
52,75
86,0
70,25
83,1

93,5


85,4
221.191-
84,8

19,45
83,7
46,25
84,1
27,25
92,4
-/8,8
24,7
14,62
6

78,0′
53
86,4
73
86,4
94,2
85,1
232.1016
88,8
19,90
85,6
47,25
85,9
,
27,50
93,2
-/8,625
24,2
14,00
74,7
53
86,4
75,75
89,6
95.5
.

85,1
228.81-
87,2
20,45
88,0,
46,25
84,1
28,00
94,9
-j8,5
23,9
13,92
5

74,3
51,75
84,3 76,5 90,5
95,5
84,8
222.716
84,9
20,20
86,9
46,75
85,0 28,75
97,3
-(0,875
27,9
13,775
73,5 53,125 86,6
77,25
91,4
94,
84,6
222.111- 85,0
20,10 86,5
44,25
80,5
27,75
94,1
1/-
33,7
13,375
71,3
54
88,0
74,25
87,9
94,2
85,4
221.016
84,4
21,25 91,4
44,00
80,0
27,50
93,2
1/0,125
34,0
13,50
.
72,0
54
88,0
72,75
86,1
.

94,8
85,8
207.516 79,2
20,45
88,0
43,25
78,6
27,25
92,4
-110,5
29,5
13,375
71,3
54


88,0
74,25
87,9
92,9
83,9
197.516
75,3
19,40
,
83,4
41,50 75,5
26,25
89,0
-110,875
30,5
‘12,25
‘65,3
54


88,0
73,50
87,0
91,6
81,7
200.51-
76,5
18,75
80,6
40,00
72,7
25,75
87,3 -110,625
29,8
12,00


64,0
54
88,0 69,50 82,2
91,0 81,9 209.516 79,9
18,65
80,2
38,75

.
70,5
24,75 83,9
-1
11
30,9
13,420
71,6
54
88,0
68,50
81,1
,

91,0
83,7
210.11/-
80,4
18,60
80,0
37,00 67,3 24,00
81,4
-110,5
29,5
13,00
69,3

53,50
87,2
64
75,6
.

91,6
.
83,6
205.516
78,4
18,90
81,3
34,25
62,3
23,75 80,5 -110.125

28,4
13,475
‘71,9
51,75
84,3
64
75,6
”91,0”
82,0
188.916
72,0
18;45
79,4
32,50
59,1
-22,50
76,3
19,625
27,0
13,30′ 70,9
.
48,50
79,0 66
78,1
90,3
80,5
82.-16
69,5

17,50
75,3
31,25
62,3
23,00
78,0
-18,125
22,8
12.50
66,7.
41,75
68,0
66,50


78,7

88,4
78,8
178.18/6
68,3
17,25
74,2
31,25
56,8
21,25
.
72,0
-18
22,5
12,075
64,4
36,75
59,9
60,75
71,8
87,1
78,8
174.131-
66,7
17,15
73,8
‘29,50
53,6
19,25:
65,3
-17,375
20,7
11,675
62,3
35


57,0 60,50
71,6
84,5

76,9
‘174.41-
66,5
15,45
66;4′
28,50

,
51,8
17,75
60,2
-18
22,5
11,40
60,8
35
57,0
58,25
68,9
81,3
75,2
.165.18/-
63,4
15,20

.
65,4 26,25
47,7
16,50
.55,9
-17,625
21,4
10,70
57,1
35
57,0
62,25
73,7.
78,7

-74,2,
,161.17/6
61,8
16,45

70,8
27,25 49,5
17,25
58,5
-17,375
20,7
10,55
56,3
35
57,0
59,50 70,4
,

7817′


72,8
145.-1-
55,4
16,50
71,0
28,75-.
52,3
18,00-
‘61,0
-15,
875

19,3
9,80
52,3
34,75
56,6
58
68,6


72,0
138.1716
53,9

– –
28,50
7

51,8
7
1

17,75
7

60,27
-16,6875

18,8
9,75
52,0
34
55,4
577
67,5
7


137.151-5
52,65

15,85
6

68,26


.

,
-16,1255
17.25
9,755 52,05

33

.


53,8

.’..
Ie huidjee
officisele
noteeringswijze
(Jan. 1928);
vanaf
16Dec.1929
7415
K.G. Hongaar.sche.
5
)
=
Malting
vOOr
de invoering
van
de huidige
offic.
noteeringswijze
(jan. 1928)
)Jaar- eo maandgemiddeldénafgerond op
‘/8
pence. 5)10 Juni.
6)
6 Juni.
7)
5 juni.

546

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni 1930

1 Mei

1928 12.115.000 balen 1.194.000 balen
1 Juni

1928 11.714M00

1.154.000 ,,
1 Juli

1928 11.672.000
,,

1.180.000
1 Mei

1929 9.772.000
,,

186.000
1 Juni

1929 9.084.000

116.000
1 Juli

1929 8.785.000

136.000 ,,
4
4
Mei

1930 22.367.000

1.643.000 ,,
De markt bleef ook in cle afgeloopen week in zeer kalme
stemming verkeeren. Van Brazilië waren de kost- en vracht-
aanbiedingen voor wat Sautos betreft vrijwel onveranderd,
terwijl die van Rio -16 á 1/- lager waren. Nederlanclsch-Indië was wederom voor de verschillende ongewasschen
Robusta-soorten gemakkelijker, doch voor de gewasschen
soort onveranderd.
Volgens op 4 dezer ontvangen telegram uit Brazilië is de
limiet der dagelijkache aanvoeren te Santos op 27.000 balen
teruggebracht, hetgeen in overeenstemming is niet de in de
maand Mei van Santos verscheepte hoeveelheden.
In loco bleef de afzet nog steeds onbevredigend en de
officieele noteeringen werden verlaagd voor Superior San-
tos van 40 op 39 ct. per % K.G. en voor Robusta van
34 op 33 et.
Aan de Rotterdamsche termijnmarkt liepen de noteeringen voor de nabïjzijnde maanden %
PL
%. ct. op en voor de ver-
der verwijderde ¼ ct. i)iusclag 10 dezer des voormiddags waren zij als volgt: Juni2ö%, September 24¼, December
23, Maart 1931 – 22%, Mei 1931 – 22% ct.
De. prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos
op prompte verscheping zijn thans ongeveer 571- i 591. per cwt. en van dito l’rime ongeveer 601- f 6216, terwijl zij van
Rio type New-York 7 met beschrijving, prompte versche.
ping, bedragen 3913 á 4013.
Van Robusta op aflading van Nederlandsch-Indië zijn
de prijzen in cle eerste hand op het oogenblik: Palembang Robusta, Juni-verscheping, 19 ct.; Beukoelen
Robusta, Juni-verscheping, 19% ct.; Maudheliug Robusta,
Juni-verscheping, 21% ct.; W.I.B. faq. Robusta, Juni-
verscheping, 30 ct., alles per % K.G., cii, uitgeleverd ge-
‘icht, netto contant.
De slot-noteeringen te New-York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

1
Sept.

1

Dec.
1
Maurt
1

Mei

9 Juni

$ 7,84

$ 7,58

$ 7,40

$ 7,29
2

..

…… ..,,

7,70

7,45

7,32

7,20
26 Mei

——-,, 7,81

7,61

,, 7,46
19

,-

…… -,,

8,05

7,85

,,

7,67

De dezer dagen verschenen Statistiek van de firma G.
Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat in Mei de
aanvoer geweest is als volgt:

1930

1929

1928

balen .

balen

balen

in Europa …………1.206.000

1.044.000 1.005.000 Ver. Statenv. Amerika

896.000

736.000

855.000

Totaal…. 2.1 02.000

1.70.00o 1.860.000

De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen gedu-
rende de eerste vijf maanden van het jaar bedroegen
10-568.000 balen tegen 9.664.000 balen in 1929 en 10.233.000
balen in 1928.
De Afleveringen in Mei waren:

1930

1929

1928

balen

balen

balen
inEuropa ……….

994.000

927.000

945.000
Ver.Statenv.Amerika

995.000′

842.000 972.000

Totaal

1.949.000

1.769.000 1.917.000

De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen g&
durende de eerste vijf maanden van het jaar waren
9.999.000 balen tegen 9.479.000 balen in 1929 en 9.800.000
balen in 1928.
Vanaf 1 Juli tot 1 Juni waren de Aanvoeren in Europa
en in Amerika tezamen 20607.000 b1en tegen 19.467.000
balen in 1928(29 en 21.100.000 balen in 1927/28, terwijl de Afleveringen bedroegen 20.628.000 balen tegen 19.680.000
balen in 1928129 en 20.801.000 balen in 1927(28.
De zichtbare voorraad was op 1 Juni in Europa 2.073.000
balen tegen 1.861.000 balen op 1 Mei. In Amerika bedroeg hij 791.000 balen tegen 850.000 balen op 1 Mei. In Europa
en in Amerika tezamen was de zichtbare voorraad dus op
1 dezer 2.864.000 balen tegen 2.711.000 balen op 1 Mei. Hij
bedroeg op 1 Juni 1929 – 2.836.000 balen en op 1 Juni
1928 – 2.849.000 balen.
De zichtbare werelcivoorraad was op 1 dezer 5.483.000
balen tegen 5.300.000 balen op 1 Mei en 5.346.000 balen
verleden jaar (in deze cijfers zijn niet begrepen de voor-

raden in het binnenland van Brazilië, waarvan -het .cijfer
van 1 Juni nog niet bekend is, doch die op 1 Mei bedroegen
24.010.000 balen en op 1 Juni 1929 – 9.200.000 balen).
Rotterdam, 10 Juni 1930.

VRACHTENMARKT.
Gr2an van Noord-Amerika.
Afladers hebben nog steeds
de gi

ootste moeite hun graan af te zetten, zoodat het aan-bod van lading wederom veer zeer onvoldoende was. De
geringe vraag betrof in hoofdzaak scheepsruimte van Mon-
treal naar de Middellandsche Zee, in welke richting een
groote boot van 42.000 qtrs. tegen het weer lagere cijfer van
$ 0.09% voor prompt laden afgesloten werd. Voor kleinere
booten is ongetwijfeld iets meer vracht te verkrijgen. Van
Montreal naar Griekenland werd voor prompte verscheping
2/7% per qtr., 66n loshaven, betaald.
Van de Kort/cern Range
en van de
Gulf was
niets te doen.
Noord-Pacific.
in deze afdeeling zag het er al eVen treu-
lig uit als in de voorgaande. Ei werd slechts 6éu boot op-
genomen, nI. een 7200 tonner voor medio Juli laden van.
I’ortlaud of Puget Souncl naar U.K.fContinent tegen 21(4%, welk cijfer missehiën herhaald kan worden.
La Plata.
Gedurende de eerste helft der vorige week kon
de betere stemming zich handhaven en werd een handige
boot nog tegen 12/6 van cle Bovenrivier naar U.K.(Conti-
nent voor 2(12 Juni laden afgesloten, hetgeen een verbete-
ring van 9 d. beteekende, terwijl van Buenos Aires naar
U-K.fContineut nog 10/3, met 6 d. minder, naar Antwer-
pen of Rotterdam betaald werd. De meeste bevrachters hiel-
den toen evenwel terug, voornamelijk tengevolge van de
ontvangen berichten over slecht weer; en cle vracht van
cle Bovenrivier is thans voor handige booten teruggeloo-
pen op 111. it 11/3, terwijl voor een 7000 tonner van Buenos
Aires naar UK/Continent aan het einde der week nog-
slechts 9/6 betaald werd met 9 d. minder naar Antwerpen
of Rotterdam.
Salpeter van Chili.
De nieuwe organisatie heeft haar
werkznamheden opgenomen en toonde zich, wat tramp.
tonnage betreft, vrij actief. Drie booten van 6500 tot 8400
ton werden voor 25/6-1517 laden afgesloten, twee op basis
van 16/. Bordeanx-Hamburg range, 171- Noord-Spanje, 18/-
Itiiddellandsehe Zee, 191- Adriatische Zee, 201- Alexandrië
en één op basis van 171. Bordeaux/Hamburg range, optie
Alexanclrië eveneens tegen 201- en het schijnt, dat de lading
voör Alexandrië bëstemd is. Zeer waarschijnlijk zullen op
genoemde basis verdere booten geplaatst kunnen worden,
al zijn er momenteel geen definitieve orders meer aan de
markt. Ten opzichte van lijuruimte vercl nog niets onder-
nomen.
Suiker van. West-Iiedië.
Nadat de toestand bijna de ge-
heele vorige week ongewijzigd bleef, werd cle vraag tegen het einde der week veel beter en groote booten konden vrij
gemakkelijk pei Juni, Juni/Juli en Juli op basis van 121.
van Cuba naar U.K.fContinent geplaatst worden. Voor
kleinere booten bestond weinig belangstelling; er werd
slechts één boot van 3500 ton voor prompt laden van San
Domingo naar UK/Continent tegen 121. bevracht, ofschoon voor een Juli-boot van deze grootte 131- te maken is.
Donau.
Deze markt was zeer flauw en cle vrachten zijn opnieuw teruggeloopen. Een 7000 tonner werd naar Rot-
terdam direct tegen 12(6 bevracht, met de optie Antveren,
Rotterdam, Hamburg, 2 loshavens tegen 131.. Voor handige booten is 6 d- meer verkrijgbaar.
Middellandsohe Zee.
Het aanbod van lading is nog steeds zeer onvoldoende voor het groote aantal beschikbare boo-
ten, zooclat bevrachters in de meeste gevallen tegen hun
cijfers tonnage kunnen bemachtigen. Ertsladingen werden om. als volgt bevracht: Carthagena/Rotterdam 416, Bona/
Botterdam4/1%, Algiers/Micldlesbrough 613, Melilla(Man-chester 6(3, San Juan/Rottei-clam 8/-, Huelvaotterdam 419.
Voor phosphaat werd betaald: 516 van Susa naar La Pal-
hee en 5/10% van Sfax naar een Fransche Atlantische
haven.
Noord-Spanje.
Deze markt is zeer lusteloos. Een lading
van Bilbao naar Rotterdam werd tegen 4/3 uit de markt
genomen en er is thans vrijwel geen vraag meer.
Kolen van U.K.
Ofschoon de reeders een vastere houding
bleven aannemen, in de hoop de kolenvrachten daardoor
op een hooger peil te kunnen brengen, valt er geen ver-
beterïng te vermelden, omdat hun poging niet door een
grootere vraag naar ruimte gesteund werd. Naar de Mid-
dellandsehe Zee en Zuid-Amerika waren de vraehten zelfs
iets flauwer. Van Zuid-Wales werd o-m. afgesloten:
Ohent 2/4%, Havre 3/-, West-Italië 7/-, Port-Said 81-,
v1ontev.icleo 1516 en Buenos Aires 16/6en van de Oostkust:
Kopenhagen 416, Bergen 316, Rotterdam 3(3, Bordeaux 516,
Algiers 7/9 en. Las Palmas 8/6.

Auteur