Ga direct naar de content

Jrg. 12, editie 592

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 4 1927

i
MEI
197

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch
~
Statisfische

B

erichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,N1JVERHEID, FINANCIËN EN VÉRKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINCEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOÖRDE RIJNVAART
1,1
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

12E JAARGANG

WOENSDAG-4 MEI 1927

No.
592

INHOUD

BIz.

DE
INVAL1I)1TEI’lS
WET
door
A.
F. Bronsing ………..
406
Aan den vooravond der Economische Conferentie door
Prof. Aft. Dr.
G.
Al. Verrijn Stuart …………….
410
Het Rapport der Socialisatiecommissie door
Mr. Dr. A.
A. van
Rhijn ………………………………
412
Werkloozensteun door
C. Vermey ………………
413
Het Middenstandsbankwezen door
S. W. Prins ……..
414
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
De herziening van het Fransche douanetarief door Prof. B.
Nogaro ………………………….415
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN
.. – …….. .-. -. ..
417
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN …………….
418-424
Geidkoersen.

I
Bankstaten.

Goederenhandel.
Wisselkoersen.

I Effectenbeurzen.

Verkeerswezen.

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen. Secretaris: Mr.
Q.
J. Terpstra.

ECONOMÏSCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES.
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Ha.sselt; Jhr. Mr.
L. H.
ven
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
ilengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis; Mr.

Q.
J. Terpstra, Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid:
Prof.
Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.

Redacteur-Secretaris: S. Posthvma.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrehening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco
p.
p. in
Nederland f20,—. Buitenland en Koloniën f23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ont-
vangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoo
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaatweg.

Advertenties
f
0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-tenties: Nijgk t van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-tcrclam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage. Postchèque- en giro-
rekening Na. 6729.

3
MEI 1927.

In verband met de maandswissdling bleef de vraag

naar geld Zeer groot. Particulier disconto was dan ook

bijna niet dan tot het officieele tarief onder te bren-

gen; terwijl voor cailgeid grif 4 pOt. werd betaald.

De prolongatie-rente schommelde tuisscheri 4 en

4%
pOt.

* *
*

Op den week-staat van De Nederlandsche Bank toe-

kent Zich duidelijk de invloed van cle maaridswisseling

af. De post binnenlandsche wissels blijkt met
f
26,0

millioen to zijn toegenomen; de heleeningen geven

een vermeerdering van
f
41,1
millioen te zien. T-jet

renteloos voorschot aan het Rijk deelde ditmaal niet

in de stijging; als gevolg vai de heffingen vn irieu

schatkistpapier, waarop 2 Mei jI. de storting plaats

had, blijkt het per saldo Zelfs niet onbelngrijk te zijn

teruggegaan. T-Jet noteert thans
f
4,8 millioen tegen

f12,5 millioen op der vorigen weekstaat.

De voorraad gouden munt verminderde met eon

goede
f
100.000. Het zilver liep met
f
200.000 terug.

De post papier op het buitenland stelde zich
f
100.000

hooger, terwijl de diverse rekeningen op cle actiefzijcle
der balans een stijging van
f
10 millioen te zien geven.


De biljet.tencirculatie vermeerdercie van
f
191,1

niill.ioen tot
f
861,8
milhoen.
De rekening-courant-

saldi vertooneh een teruggang van
f
0 millioen. T-Jet

beschikbaar metaalsaldo daalde met 14,4 millioon.

T

Tot dekkingspercentage bedraagt ruim 49.

* *
*

De wisseirnark.t was deze week iets flauwer ge-

smd. De groote vraag naar geld begon invloed uit

to oefenen op de steffiming voor Pouden en Dollars,

ioodat beide wissels langzaam teruglieperi. S1t. 12,13%
en 2,49
7
/ aangeboden. Ook Marken flauwer ondanks

cle veel vastere geldmarkt in Duitshland. 59,24%-

59,20%. Lires zeer- onzeker. Vaste en flauwe stemmin-

gen witselden af, 13,35-14,15-13,11 %-13,35. Gis-

toren zeer veel fiauver en 1.,80 stork latend. Madrid

gevraagd
cii
langzaam stijgend. Voor de ove:rige vis-

sels geen veranderingen.
LONDEN, 2 MEI 1927.


Ofschoon de laatste dagen van de maand in ver-

leden week vielen, kon de goldma:rkt- met betrekkelijke

gemakkelijkheid in haar behoeften vooiz.ien. Toch

duidde de bank-staat op een vrij krappe positie van de

markt, zoodat het uitblijven van eenige moeielijke

dagen veler verbazing opwekte.

,Disconto toonde en ‘toont ook nu weder neiging tot

verdere inzinking, daar men hoopt op eene spoedige

Verdere verlaging van de bankrate. Vermoedelijk zal

cle Bank echter.eerst eens goed .de uitwerking van de

eerste verlaging willen kunnen nagaan vodr zij tot

verdere verlaging overgaat. Uit hoofde van het boven-

genoemde kleine saldo, waarmede cle geidmarkt werkt,

beheerscht de Bank do situatie en zal de disconto-

markt verstandig doen de koersen (3
5
/s—”fLs) niet ver-

‘der te verlagen, daar de afstand tot het officieel dis-

conto toch reeds groot is.

In de deviezenmarkt blijven Lires cle meeste aan-

dacht trekicen bij levendigen handel in clie valuta.

406

.. ECONOMISCH-STASTISCHE
BERICHTE14

4
Mei 1927

DE INVALIDITEITSWET.

Nog zijn cle meenungen verdeeld over de vraaof

de bedragen, die volgens de bepalingen dci.’ Invalidi-
teitswet bijeengebracht worden, afzôn.derlijk beleid

moeten worden, dan wel in de algerneene Staatskas

kunnen worden gestort, waardoor de Staat een rente-‘

dragende ‘boekschuid aan het Invaliditeitsfonds zèu

krijgen. Die vraag kan naar mijn meening alleen goed

beantwoord worden, indien men zich daarbij reken-

schap geeft van het geheele wezen der Staatsverzek’e-

ring en van het stelsel, .dat in het. bijzonder bij onze

Invaliditei’tswet is gchozen. Ik zou daarom de aan-,

dacht willen vragen voor de volgende beschouwingeit:’

1.
Het stelsel der. verzekerung.

De p’remiëfi,-die volgens dë Invaliditeitswe’t be-

taald moeten worden, zijn op de wijze als voor levens-

verzekeringen gebruikëlij’k, zoodanig berekend, dat –

volgens die berekeningen – aangenomen mag wor-

ren, dat de premiën, ‘die voor elke groep van verze-
kord’en van. ‘denzelfden leeftijd, .zoolang deze valide

zijn, gestort worden, vermeerderd met de rente, juist

voldoende ‘zullen zijn om de wegens i.nvaliditeit en

ouderdom aan diezelfde groep te betalen uitkeeringen

daaruit te voldoen, .zoodat,, wanneer de lan.gstl.vende

van zoo’n groep overlij’dt, het totaal der premiën plus
gekweekte rente volkomen opgebruikt is.
Men heeft daardoor in beginsel willen bereiken, dat

ieder geslacht voor zichzelf zorgt.

Dit stelsel leidt, zooals bekend, tot .de vorming viin

een groot kapitaal. In de hierna volgende grafiek is
getracht dit in beeld te brengen. Eenvoudigheidshalve

is deze .grafiek alleen gemaakt voor ouderdomspn-

sioenen en zijn hierbij de wisselvallige sterftekans,
toename der Ibevolking, enz. bui.ten beschouwing e-
laten, maar is aangenomen, .dat telken jare een zelfde

aantal personen op 15-jarigen leeftijd aanvangen de-

zelfde premies te betalen en zij’ allen tot 65 jaar valide

blijven om op 80-jarigen leeftijd •te sterven. De ver-

kelijkheid is natuurlijk veel ingewikkelder, maai’

hetzelfde principe gebouwd. .

Verder is, om do grafiek niet tgroot te maken,’de.

‘toestand niet jaar voor jaar, maar telkens na 5 jaar

opgeteekend. Vijf jaargangen verzekerden zijn dus als

een’ groep beschouwd, die jaarlijks een totaal-premie
p betalen. Na 5 jaar is ‘het totaal dier ‘stortungen –
worden, tegen 4 pOt. rente 536 p

‘na 1.0 jaren

12%’ p

15

,,

21

p
20

31 p

25

p

30

,,

58

p

.
35

,,

77

p

40

,,

99

p

45

,,

126

p

50

,,

159

p

.

Dit laatste bedrag wordt, in 1.5 jaren opgebru.ikt
(jaarlijks wordt circa 14 p uitgekeerd), zood.at

na 55 jaren nog over is 11.6 p

60

,,

,,

,,

,,

64 p

65
.

is alles op! ‘

In de grafiek is nu in verticale richting bij elk

jaartal een afstand afgezet naar evenredigheid van
de waarden 5%’ ‘p, 12%’ p, ena. en zoodoende is .de lijn

a ontstaan, die dus een ‘beeld geef.t van de aangroeiing
en intering van het gezamenlijk kapitaal van hen, die

in 1925/30 begonnen te storten.
Op de punten, die lijn a verbindt, zijn weer in ver

ticale richting de waarden 5% p, 12%’ p, enz. van de
groep verzekerden, waarvoor de premiebetaling ‘in
J930/35 aanving, afgezet. Daardoor .on’tstond de lijn

•b. De ruimte tusschen de lijiinn a en b geeft dus de

groed en afneming van het kapitaal der ‘groep b aan
en de lijn b geeft het verloop van de som der fond
sen a en ‘h wees. Aldus doorgaande krijgt men lijnen
voor elke volgende 5-jaarlijiksche groep.

850P
8009
75op 7009
0509
6009
550p 5009
4509
400P
350P
3009
2509
2009
150p
loop
509

Uit de gafiek blijkt, dat vh het. jaai.’ 1985 af de

interung van oudere fondsen in evenwicht is met de

aan.groeiing van de jongere fondsen, .zoodat de toplij.n

van dien af evenwijdig ‘loopt met de basis. Dat wil

dus zeggeb, idat er jaarlijks evenveel bij. ‘het-totale

fonds komt, als er afgaat; en dat, niettegenstaan.do per

5 jaar 3 X 69 p is 207 p aan uitkee.ringen worden be-

taald en slechts .10 X 5 p is .50 p aan premies binnen-

komen! Het verschil wordt goedgemaakt door de rente.

Indien de premies geen rente droegen, zou het ver-

loop van het fonds zijn:

groep
n
j

5
m

.

S

10′
1

‘5

10

15
k

5 10

15

20

5 10 15

20

25
i

5 10 15 20

25

30

5 10 15 20 25

30

35
g’

.

5., 10 15 20 25 30

35

40
f

5 10 15 20 25 30 35

40

45 e

5 10 15 20 25 30 35 40

45

50
d

5 10 15 20 25. 30 35 40 45

50 -19
c

5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 -19 -88
b

5 10 15 20 .25 30 35 40 45 50-19 -88 -157
a 5 10 15 20 25 30 35, 40 45 50 -19 -88 -157 -157

Tot.5 15 30 50 75 105 140 180 225 275 256 168

11 -146

Het zou ‘dus al spoedig een deficit vertoonen, het-

welk steeds grooter zou worden, omdat het totaal der

jaarlijksc’he uitkeeringen het totaal .dei jaarljirsehe

prem’iën blijft overtreffen.,
In de volgende grafiek is nog eens weergegeven de
totaal-lijn van grafiek 1, dus premies plus rente, en
daaronder de lijn •der premiën alleen, volgens boven-

staan’de ‘tabel. ‘

800P

loop

600P

soop

400P
300P

200p

loop

0
0
0
0
n
0 If, 0
CJ ‘•

‘)

-r

$

0

)

N.

N.

M
0
a
O 0
22

Het is hieruit duidelijk, ‘dat zonder rente met eeû

premie p ‘geen 14 maal grootere uitkeering kan wor-
den gedaan. Zonder rente zou de uitkeerung slechts
1/15 van 50
j
is c’irca 3Y3 p kunnen zijn, ‘dus een kwart
van de uit’keering eener verzekering met rete-bere-
lening.
De rente is dus een zeer groote factor in het insti-tuut van levensverzekeringen. Door de rente zijn de
levensverzekering-maatschappijen iii ,staat haar ver-
zekerden t.z.t. uitkeeringen ‘te doen van veel grooter
beteekenis dan de ‘premiën waren.

4 Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

407

Ii. Saots- en. Pa.rt’icûliere Vezekeri’n.g.

Het in het vo:rige hoofdstuk geschetsto stelsel, dat

al sedert jaren, ja eeuwen, door particuliere verzeke-

rings-instellingen is toegepast, is thans ook voor de
I’n’validiteits- en Ouderdornsverzekering van den Staat

aangenomen. De vraag is echter gewettigd, of hetgeen

voor particuliere instellingen een afdoend stelsel is

gebleken, ook zonder meer voor den Staat het aange-

wezen stelsel zou zijn. Er zijn namelijk fundamenteele
verschillen tusschen de Staatsverzekering en parti-

culiere verzekering. Allereerst in doelt

Een particuliere verzekeraar verbindt zich• slechts
om aan dec verzekerde op een vastgesteld tijd
s
tip of

na een bepaalde gebeurtenis een zeker aantal guldens
uit te betalen. Het is dec verzekeraar volmaakt on-

verschillig of de verzekerde voor die guldens brood
wil ‘koopen, kinderen laten studeeren, een leening af-
lossen of op andere wijze de uitkeering zal gebruiken.
Daarom behoeft het dien verzekeraar ook geen zorg

te baren of ‘de gulden op het oogenhlik van uitkeering aan den verzekerde wel de koopkracht heeft, die noo-
dig is om ‘den verzekerde in staat te stellen uitvoering

te geven aan het voornemen, waartoe laatstgenoemde

cle verzekering had gesloten.
Voor den Staat is de toestand anders. Weliswaar,
heeft do Staat volgens cle Invaliditeitswet zich slechts

verbonden om een zeker aantal guldens uit te k
eeren
,

maar don Staat is ‘hot er om te doen met die guldens
een bepaald doel te bereiken, to weten een hijclrage

to leveren voor het levensonderhoud van den ver-
zekerde.
Indien de koopkracht van den gulden onvoldoende

mocht blijken om den verzekerde t.z.t. middels de uit-
Iceering het noodige te verschaffen, ‘dan zal de Staat

toch moeten bijspringen, hetzij door verh’ooging der

uitkee.ring (dus wetswijziging), hetzij ‘door armeuzorg.
Tegelijkertijd is dan echter ‘het g.roote bedrag, dat
door vo:r.ige premiehetahngen vergaard is, tot een deel

van do oorspronkelijke waarde geslonken, en zou ‘dat-
zelfde bedrag, dat in vorige jaren misschien met groo-
to opoffori’ngen is opgebracht, later wellicht zonder
eenig bezwaar uit het jaariijksch budget kunnen wor
den afgezonderd. Trouwens, men kan uit de histori
van alle ‘muntstelsels afleiden, dat eens de tijd zal
lcomen, ‘dat de gulden geen waarde meer heeft en dat

de goheele als fonds verzamelde en,in guldens ‘belegde
schat voor den Staat verloren zal zijn.

Omgekeerd ‘is het niet aan te nemen, dat indien
de lcoopkractht van den gulden dermate ‘mocht stij’gen
en do bonen dalen, dat ‘de uiticeeringen aan gepen-
sionneerden volstrekt in wanverhouding zouden staan
tot de bonen der jongere arbeiders, de wet ongewij-

rigd zou blijven. Het, verzamelde kapitaal zou dan
wei kunnen blijken te, groot te zijn voor de besnoeide
uit’keeri’ngen. Een dergelijke stijging van de ‘koop-
kracht van ‘d’en gulden is nu wel practisch niet te ver-
wachten, maar volle’digheidshalve wordt de mogelijk-
heid hierbij oolc aangestipt.

Wel moet men echter rekening houden met een wijziging van de sterftestatistiek. De onvikkeling

van de medische wetenschap, o.a. de proeven door
Voronoff en anderen genomen, maken het waarschijn-
lijk, ‘dat in do toekomst de mensch veel langer valide
zal ‘blijven en het tij.dstip van pensionneering dus
naar een ouderen leeftijd verschoven Ican worden. Al
mocht dan ‘de duur van de invaliditeit en de tijd van
den ouderdom ‘dezelfde blijv en, ‘dan ‘zou
toch
bij ge-
]ijkblijveude premiën en uitkeeringen het kapitaal
van het’ fonds’ te gro’ot zijn.
Voor de vrijwillige ouderdomsverzekering gelden deze overwegingen iriet. Daarbij treedt de S’taat ge-
heel in dezelfde functie op als een particulieré ver-
zekeraar en zal dus slechts een zeker aantal guldens
hebben uit to keoren, onverschillig of ‘de koopkracht
van het uit te ‘keeren bedrag voor den verzekerde een meevaller of een teleurstelling zal blijken te zijn.
Wat ‘h’ier verder over premie-betaling en fondsvor-

ming wordt gezegd, geldt dan ook evenmin voor de

vrijwillige ouderdornsverzekering.

Een tweede verschil is de eonbiiiuïteit van de
Staatsverzekering tegenover de in tijd hegro’nsde ver

plichtingen van den particulieren verzelcerar. Deze

laatste heeft alleen rekening te houden met herr, die

ôen levonsverzekeringcontraet aangingen en begonnen

‘zijn p:remiën te storten. Bij’ de Invaliditeitswet heeft

men zich op datzelfde standpunt gesteld en zich hoofd-

zakelijk ‘beziggdhou.den met hen, voor xvie prem’.iën

worden gestort en die later daarvan de vruchten zullen

plukken. Weliswaar zijn daarnaast voorzieningen ge-

troffen voor hen, die bij’ het in werking treden ‘der

Invaliditeitswet reeds •op meer gevorderden leeftijd
waren en daardoor niet meer het volle profijt van de

wet zouden ‘kunnen krijgen, maar de uitkeeringen, ‘die deze ouderen kunnen ‘krijgen, zijn minder dan die t.z.t.

aan ‘de onder ‘de Invali’diteitswet wegens ‘ouderdom ge-
pensionneerden zullen worden uitgekeerd. Dit was

een ‘maatregel van practische politiek, om ‘de lasten

der uitkeeringon, die aanstonds zouden moeten wei-
den gedragen, ‘niet te zwaar te maken. Als de ouderen

van thans ‘dezelfde uit’keeringen zouden ontvangen,

als die over 40 ir 50 jaar, dan zou het jaarlijksche over-

schot van de premiën, die thans gestort worden, veel te gering zijn om een fonds van voidoenden omvang
te kweeken.

:i:, dit licht bezien
., blijkt de’ge1iefkoosde voorstel-
1 ing, dat de verzeke:rclen cloo:r tijdige promiestortingen

liet kapitaal vergaren, waaruit t.z.t. de uitkeeringen

aan hen kunnen worden bestreden, zeer aanvechtbaar
te zijn en is er eer reden om te zeggen, dat het Inva-
liditeitsfonds, bedoeld om het jongere geslacht t.z.t.
zekere uitkeeringen te verzekeren, grootendeels wordt

opgebouwd uit hetgeen wij den ouderen van thans
minder geven dan het jonge:re geslacht zichzelf heeft
toegekend!

Een derde ienqner’kend verschil tus’schen Staat en
particulieren verzekeraar – en hiermede Icomen wij
terug,op Hoofdstuk 1 van deze beschouwingen – is,

dat hij de particuliere veïzekerings-instelli ng cle rente
– die groote factor in alle berekeningen – wordt op-

gebracht door anderen dan de premiehetalers; bij den
Staat worden zoowel premiën als rente ‘door de bevol-
king opgebracht.

De Staatscommissie van Vuuren, indertijd inge-
steld om ‘te ‘onderzoelcen, of hij’ het stelsel van de In-

vadiditeitswet ‘de lasten der verzekering op ‘billijke
wijze over het tegenwoordige en de toekomstige ge-
slachten verdeeld zouden zijn (in samenhang met an-
dere lasten), heeft
becijferd,
‘dat over 50 jaren, als de
evenwichtstoestand zou zijn ingetreden, de jaarljksehe
uitkeeringen, volgens de Invaliditeitswet te zamen ccii
bedrag van 127 mi’llioen zouden beloopen. En, zoo
werd gezegd, dit is een zon groot bedrag, dat het t.z.t.
niet uit het jaarljksehe budget kan worden verkreg’n,
zoodat er een fonds gevormd moet worden, waarvan de

rente den toekomstigen last der uitkeeringen kan ver-
lichten. Dus moeten, zooals in het stelsel der Invali-
diteitswet voorzien, de premiën zoo hoog gesteld wor-
den, dat er aanvankelijk een overschot is boven de uit-
keeringen, voldoende om een fonds van den gewensch-
ten omvang te verkrijgen.
Er is
becijferd,
dat niet ‘de in de wet vastgestelde
premiën na circa 50 jaar een fonds van ruim 2 mil-
hard gulden zal zijn verzameld, waarvan de jaarhijk-
sche rente tegen.’ 4 pOt. 85 m’illioen bedraagt, terwijl
de jaarlj’ksche prémie-opbrengst dan op 42 millioen
geschat wordt, te zarnen’ dus ‘de 127 millioen noodig
voor ‘do uitkeeringen. ‘Door de premie thans hooger
te stellen zou men natuurlijk het fonds zoo groot kun
nen maken, ‘dat het toekomstige geslacht heeleinaal
geen premie meer behoefde te betalen en alle uitkee-
ringen uit de rente zouden ‘Icunnen geschieden, maar
men heeft de cijfers zoo gesteld, omdat – volgens ‘de
bere]de’ningen – in de toelco’mst dan per arbeider de-
zelfde premie zou moeten, worden betaald als thans.

408

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Mei 1927

Men meende daardoor te bereiken, dat liet toekom-

stige geslacht dezelfde lasten zou hebben te dragen als

het tegenwoordige.
oX

Allereerst zij hier opgemerkt; dat van al deze boze-

ken ingen in werkelijkheid misschien niets uitkomt.

ZijF ‘zijn gebaseerd op een reeks van veronderstellingen

omtrent geboorte, sterfte, invaliditeitskansen, eur.

waarorntrent niet do minste zekerheid bestaat. Ik

stipte hiervoor reeds aan, hoe de vooruitgang van de
medische wetenschap een algeheele verandering in ‘de

s’terftestat’istiek kan brengen; ik wil ‘hierbij alleen nôg

(le aandacht vestigen op de onzekerheid der geboorte-

cijfers. Het is immers balcend, dat het .geboortocijfer

ook door allerlei wisselende omstapdigheden beïnvloed
wordt, zoowel door economiscihe toestanden, als door
hygiënische en ethische opvattingen.

Verder is het aan twijfel onderhevig of men door

de premie van nu en bijv. van het jaar 2000 gelijk te

houden, aan het huidige geslacht een zeifden premie-

last oplegt als aan toekomstige geslachten. De druk

van dozen last hangt immers niet alleen af van het ab-

solute cijfer, maar evenzeer, misschien meer, van de

draagkracht van hen, op wie ‘de last drukt. Zou bijv.

het nageslacht niet te zwaar belast zijn, ‘als in het. jaar

2000, wanneer de premie 50 cents per week was ge-

bleven,, het arbeidsloon slechts een gulden per ‘dag zou

zijn; of te licht, als een arbeider dan 50 gulden per

dag zou verdienen? t0ijfers als hier genoemd voor toe-

komstige arbei’ds]oonen zijn heusch niet onmogelijk.
Men bedenke, dat 100 jaar terug het gemiddelde dag-

loon in Nederland 50 cents en v66r 50 jaren nog een

gulden was. De berekeningen voor de Invaii’diteitswet

zijn gericht op 50 en 100 jaar en meer vooruit, dus

moet men rekening houden met even groote verschil-
len tnsscheii de bonen van dan en nu als .tusschen de

bonen van nu en 100 jaar geleden.

Derhalve is het allerminst zeker, dat het nageslacht

den druk der premiën op dezelfde wijze zal voelen als

wij’. Maar al neemt men dat als waar aan, dan nog’is het de vraag of door fondavorming de •geheele druk

van invaliditeits- en ouderdoms-uitkeeringen voor het

nageslacht wordt verlicht en gelijkgesteld aan den

druk voor ons. Immers, ‘de rente van het fonds wordt

ook door het nageslacht betaald!

Voor zoover de premiebetaling in het heden leidt
tet besparing, d.w.z. dat premiegeldeu, die anders
op onpr.oductieve wijze worden aangewend, als over-
schot boven de uitikeeririgen op productieve wijze
worden ‘belegd, worden aan het nageslacht de bronnen
van inkomsten nagelaten, yaaruit het •de rente ton

•deele zal kunnen opbrengen. Voor zoover ‘de premiehe-
taling echter slechts leidt tot verschuiving van kapi-
taal van particulieren naar den Staat, zal het resul-

taat slechts zijn., dat ‘de Staat in de toekomst zal be-
schikken over bronnen van inkomsten, die anders
bronnen van inkomsten van particulieren zouden zijn
geweest, zoodat de Staat dan rechtstreeks krijgt,
wâl

hij anders als belasting van het grootere inkomen der

particulieren zou kunnen heffen.
De vorming van een fonds is op zich zelf dus geen
waarborg, dat ‘de last ‘der ui’tkeerin gen door het nage-

slachtr gemakkelijker te dragen zal zijn dan zonder fonds; dit wordt alleen ‘beslist door de mate waarin

de premiebetaling tot besparing voert.

Iii. De Prern,iebetaling.

Bij den
opzet
van •de Invaliditeitswe’t is men uitge-
gaan van liet idee, ‘dat iedere arbeider eichzelf verze-
kert, maar dat de verschuidigde premie voor den ar-

beider door zijn werkgever zou worden betaald. Men heeft daardoor gekregen de fictie van een premie-be-

talenden verzekerde.
11

Vormden inderdaad •de arbeiders het premie-beta-

lende deel onzer bevolking, dan zou er meer overeen-
komst bestaan tusschen ‘de Staats- en particuliere ver-
zekering, in dien zin, dat dan ook bij de Staatsve’rze-

kering de premiën betaald werden door een deel van
de bevolkin’g, dat althans minder dan andere deeben

van de bevolking de rente, noodig om de grootere uit-

keeringen te ‘kunnen doen, zou opbrengen.

Nu ‘bepaald is, dat de werkgevers de premiën moe-

ten betalen, is die premiebetalin.g ontaard in een, be-
lasting, die op zeer onregelmatige wijze op de bevol-

king drukt. Voor huisvaders en huismoeders is zde pre-

mie een uitgave, die vaak ‘alleen het te verteren deel

van het inkomen van het. gezin (of van het dienst,per-

soneel?) drukt, en dus, daar de Staat dan ‘gelden, die

anders onproductief verteerd zouden wor’den, produc-

tief kan bezigen, tot besparing leidt. Voor andere

kleine werkgevers kan hetzelfde gelden, maarten deele

zullen die de premiën kunnen afwentelen op den con-

sument.

Ook de groote werkgevers zullen ten deele de pre-

miën door de consumenten’ kunnen laten betalen, ove-

rigens zullen de premiën ‘de tussc:hen werkgevers en

werknemers te verdeelen opbrengst van hun gemeen-

schappelijken arbeid verminderen.

In het algemeen kan men zeggen, ‘dat wanneer de

premiën gedragen worden door hen, di’e op de grens

van hun inkomen leven (als consument, als werk-

nemer of als weikgever) de heffing stellig tot be-

sparing en dus vergrooting van het vermogen van

Staat en gemeenschap samen zal leiden, maar in alle

andere gevallen is er evenveel reden te veronderstel-

len, ‘dat ‘de heffing slechts en verschuiving van pri-

vaat bezit naar Staatsbezit zal veroorzaken en geen

nieuw kapitaal scheppen.

Voor laatstgenoemde ‘premiebetabers krijgt men dus,
zeer eenvoudig voorgesteld, dat de Staat in den loop

van vele jaren zich een deel van het privaat ‘bezit

toeëigent en het zoo gevorm’de kapitaal weer aan de
bevolking uitleent, waardoor de ‘bevolking rente heeft
te betalen, die zij niet zou hebben te betalen, als ‘de

Staat h’aar in het bezit van haar vermogen had ge-

laten. Van een economisch standpunt bezien, had men

evengoed de bevolking in het genot van haar vermo-

gen kunnen laten en ‘de bedragen, die bij een fonds

als rente moeten worden opgebracht, als ‘belasting

kunnen verkrijgen. Ten deele zal dit in de toekomst

toch gebeuren; voor zoover ‘de gelden van het fonds zijn belegd bij openbare instellingen, (‘het Rijk, pro-
vinciën, gemeenten, ‘waterschappen, enz.) die de ren-

ten hunner leeningen weer door belssti’n gen of hef-
fingen moeten laten dragen.

Hoe het. zij, het ,is ‘onjuist zonder meet te zeggen,

dat de toekomstige bevolking de 127 millioen ‘s jaars,

die ‘de Invaliditeitswet op haar schouders legt, niet
kan opbrengen zonder do rente van een feiids. Als zij
het kan met die rente, ‘dan kan ‘zij’ het ook zonder die

rente, maar met hoogere belastingen, wat op hetzelfde
neorkimt. Alleen voor zoover het. fonds ontstaan is uit bedragen, die anders verteerd zou’den zijn, is de

draagkracht van Staat en bevolking samen ‘toege-

nomen.

Men zou dus bij de premiebetaling moeten zoeken
naar het.steisel, dat het ‘meest tot besparing aanlei-

ding geeft. Van het gekozen ‘premiestelsel kan men
dat niet zeggen; dit drukt zoo onregelmatig op de be-

volking, dat een vaste lijn daarin geheel zoe’k is.

Bovendien heeft dit stelsel het gevaar bestaande

bronnen van inkomsten te verstoppen. Omdat de pre-
mie geheven wordt van de werkgevers, zullen deze hij

hun calculaties hun kostprijzen met de premiebedra-
gen moeten verhoogen en daardoor eerder tot prijzen

komeu, waarmede ‘de concurrentie met ‘bisitenlandsche
producten niet is vol te houden. Dit is het gevaar, dat
in alle ‘heffingen schuilt, die den arbeid duur maken:
Er zijn voorbeelden te ‘over, dat fabrieken hun pro-
duchie hebben ingekrompen of stopgezet, schepen zijn

opgelegd, enz., die in
bedrijf
hadden ‘kunnen blijven,
als de exploitatie ‘door heffingen van allerlei aard

niet zoo duur was geworden. En de ‘Staat, die eene:r-
zijds zijn vermogen ziet toenemen ‘door piemiehetalin-

4 Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

409

gen,
ziet
anderzijds zijn vermogen slinken door werk-

looshei.ds-u’itkeerin gen en ‘armenzorg.

Natuurlijk hebben politieke’ overwegingen hierbij

een •grooten invloed. Zoo is het in politiek opzicht

ook niet hetzelfde of de toekomstige uitkeeringen uit

belasting of uit rente worden opgebracht, omdat in

het eene geval de druk geheel anders over de bevol-

king verdeeld wordt dan in het andere, maar het ligt

buiten de strekking van dit opstel om politieke over-

wegingen hienbij’ in oogenschouw te nemen.

Uit louter economische overwegingen is het echter

gewensoht, .dat de premieheffing ‘zoo spoedig mogelijk

vervangen wordt door een heffing op winst en op in-

komen. Mén zal dus goed doen, zoodra de stand van
‘s lands financiën dit gedoogt, de prernieheffing te

verlagen of af te schaffen en dit althans te doen, al-

vorens tot verlaging van inkomstenbelasting of ‘divi-
denci- en tantièmebeiasting mocht worden overgegaan.

Afschaffing van de premieheffing zou het bijkom-

stige voordeel hebben, dat een enorme administratie

kan vervallen, niet alleen bij de Raden van Arbeid,

maar bijt alle werkgevers, waarvan vele groote speciale

werkkrachten in dienst moeten houden om de ,,zegel-

tjes te plakken”.

IV. De Belegging.

In het voorgaande heb ik getracht aan te toonen, dat ‘de premiebetaling volgens de Irnvaliditeitswet
feitelijk is een belasting, to betalen door een zeer
willekeurig gekozen •deel der bevolking (men’ moet
,,werkgever” zijn om belasting-plichtig te zijn), die

zeer onregelmatig op ‘de bevolking ‘drukt.
Doel van deze belasting is het’ ‘kapitaal (in econo-

mischen zin) in het bezit van den Staat dermate te
doen aanzwellen, dat de opbrengst van de kapitaais-
vermeerdering t.z.t. voldoende zal zijn om een groot
‘deel van de uit,keeringen te dragen. Werkelijk baat
zou het nageslacht van ‘dozen maatregel slechts heb-ben, als de belastingheffing ‘inderdaad leidde tot’ ver-

ming van nieuw kapitaal, hetgeen door de gekozen

wijze van heffing slechts onvolkomen wordt bereikt.
Het ‘door deze ‘belasting ‘aan den Staat versehate
vermogen is het eigendom van den Staat en niet van
een ‘bepaalde groep van inwoners (verzekerden). De

fictieve voorstelling, dat ‘do verzekerden zelf de pre-
miën opbrengen, leidde ertoe, dat sommigen van mee-
ning varen, dat de gelden van het Invalidi’teitsfonds
het eigendom zou’den zijn ‘der gezamenlijke verzeker-
den. Zelfs al zouden de verzekerden zelf de premiën

uit hun inkomen betalen, ‘dan n9g zou’d’en de gelden
het eigen’dom zijn van den Staat, die slechts de ver-

plichtingen tot uitkeerin.g aan verzekerden kent, die
‘cle’ ‘wet voorschrijft. Te allen tijde kan de wet gewij’-

zigd worden en daarmede de verplichtingen van den
‘Staat tot uitkeering, hoewel de wetgever natuurlijk
altijd zal aarzelen wijziging in do uitkeeringeri te
brengen, wetende welken ingrijpenden invloed dat op
de levensomstandigheden der verzekerden zou kunnen
hebben, voor wie de reeds toegeken’de of verwachte
uitkeeringen een groote rol spelen.
Er is ‘daarom niets tegen om ‘de jaarliksohe pro-
rniën, of an’dere heffing voor dat ‘doel, als belasting

op ‘te voeren in de Mid’delenwet en de uitkeerin gen
mee to nemen in de begrooting van den Staat. Slechts
verschillen ‘deze posten van andere ‘begrooti ngsposten,

doordat de jaarlijksche uitkeeringen alleen in vet-
band met volgende jaren kunnen worden ‘beoordeeld,
dus dat ten opzichte van deze posten een meer voor-
uitziende politiek, ‘die zelfs een periode van 50 jaren
vooruit in het oog houdt, moet worden gevoerd. Maar een dergelijke vooruitzien’de financiering, zij’ het dan
ook voor een kortere spanne tijds, wordt toch ook
voor andere ‘posten van onze begrooting gevoerd, hijv.
voor de uitvoering van groote waterataatswerken (ka-nalen, sluizen, Zuiderzee) en was ook voor het Vloot-
fonds voorzien.

Zeker, ook voor dergelijke over langen termijn ge-

voteerde uitgaven is, het wenschelijk gevonden f oud-

sen te vormen ; maar is het noodig, die fondsen af-
zonderlijk ‘te ‘beleggen? Dat zou het stelsel zijn van

sommige huismoeders, die voor haar uitgaven: huur,
brandstoffen, kleeren, enz. in afzonderlijke doosjes

potjes maken om niet in de war te raken. Een goede
moderne boekhouding heeft dergelijke middelen ge-
lukkig niet noodig.

Natuurlijk moet de regeering zich wel bewast zijn

van dn omvang, die de toekomstige uit’keeringen der
Inv’ali’diteitsw’et kunnen aannemen, en wanneer ge-

twijfeld mocht worden of ‘de toekomstige draagkracht

van Staat en gemeenschap voldoende ‘zal zijn om de

komende uitkeeringen op te brengen, ‘dan verdient liet

aanbeveling daarvoor reserves te ‘maken, die men in

een fonds kan onderbrengen. Het fonds is dan echtci’

slechts een boekpost, waarvoor afzonderlijk beheer en
belegging volstrekt onnoodig, zelfs ongewen’scht is.

liet kapitaal, dat ‘dit fonds ‘vertegenwoordigt, blijft

dan vermengd met de andere Staatseigendo’mmen.
Terecht heeft de Regeering de commissie-Van Vnu-

ren indertijd opgedragen het Invahditeitsfonds en

andere fondsen te heschouwen te zamen met de Staa’ts-

schuld. Toch ‘was deze opdracht feitelijk nog niet
vol’lêdig. Men zou
dit
kunen vergelijken met een op-
dracht aan een accountant om alleen over ‘de credit-
zijde van een balans verslag uit te brengen en riet
over ‘do debetzijde. Zoo’n verslag zou men toch en,-

volledig noemen! Weinu, datzelfde geldt, wanneer
men alleen ‘de Staatsverplichtingen bekijkt en niet

tegelijkertijd onderzoekt in welke mate ook dle Staats-
bezittingen aangroeien en voornamelijk die bezittin-
gen, ‘die rente afwerpen.

Ons voo.rgesi’cht liet ons dijken, polders, spoorwe-
gen, enz. na
; wanneer wij op onze ‘beurt ons nage-
slacht automohielwegen, ‘kanalen en waterwegen en
de Zuiderzee-provincie nalaten en wij iorgen, dat wij
de kosten van ‘deze werken voor een groot doel uit

de jaarlij’k’sche middelen bestrijden en het aangaan van

leeningen, waardoor ons nageslacht voor die uitgavei’i
moet opkomen, zooveel mogelijk tegengaan, dan doen

wij hetzelfde als de voorstanders van fondsvorming he-
oogen, maar alleen op een ‘gezonder, rationeeler manier.

Mits wij dus op voldoende wijze ‘de Staa’tsleeningen
aflossen, ook die voor productieve doeleinden aange-

gaan, dan kan het geheele Irivadi’diteitsfonds gemist
.worden. Do aanwas van het vermogen van ‘den Staat
zal dan wel niet precies gelijk zijn aan dcii aangroei

der contante waarde ‘der toeldomstige verplichtingen
– het ‘kan meer of minder zijn – maar ik geloof in

het voorgaande voldoende te hebben aangetoond, dat

aan •de wiskundige ‘berekeningen van ‘de contante

waarde slechts een zeer betrekkelijke waarde is toe
te kennen, vooral, wanneer men erkant, dat ‘de in de
In validlitei tswet vastgestelde uitkeeri nge’n uitgedrukt
in guldens, slechts een gebrekkig hulpmiddel zijn om
de bedoeling uit te drukken, dat men ‘de toekomstige

invaliden en ouden van dagen een zeker levensonder-

houd wil vecrsnhaffen. Die u.it’keeringen, ook al wil
men niet tot verbeteringen overgaan, zullen dan tel-

kens herzien moeten worden, naar mate de bonen en
daarmee de kosten van levensonderhoud en de opvat-
.tingen omtrent noodzakelijk levensonderhoud fluc-
tueeren.

Bovendien is het totaal ‘der toekomstige jaarlijksche
uitkeeringen niet zoo, dat wij daarvoor zulke’buiten-gewone voorzorgen behoeven te nemen. Het totaal is berekend op 127 mi’llioen. Volgens ‘de berekeningen

zouden de prerniën dan opbrengen 42 millioen. Thans
wordt op de ‘begrooting reeds opgevoerd voor Ouder-
cloms- en Invali’di.teitsvoorzieningen 44 millioen,
hetgeen in ‘de toekomst dan zou worden 85 millioen,
‘alzoo 40Y2 niillioen meer.

Wanneer overigens de begrooting van Arbeid, Nij-
verheid en I-Ian’del gelijk’ zou blijven, zou dit Hoof’d
stuk in ‘de toekomst dus 70 plus 40Y
,
is 1103′ niillioen
vragen. Vergelijkt men dit met Onderwijs, Kunsten

410

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN•

4
Mei 1927

en Wetenschappen, dat than’s 145 millioen is, of met

de geheele begrooting van 592 millioen, dan is werke-

lijk de vraag gewettigd, waarom we voor ‘de Invalidi

teitswet wel een vermogen willen scheppen om de

kosten uit de rente te betalen en niet voor ‘de toekom-

stige kosten van het Onderwijs?

Natuurlijk wil dat niet zeggen, dat daar de be-

grooting toch al 600 ‘millioen groot is, er best nog wel

40 millioen bij kan. De ovang van ‘de hegrooting is

al zeer bedenkelijk en vermindering is zeker noodig,

maar de fon’dsvorming vermindert ‘de kosten ‘der uit-

keerin gen niet, zij’ legt alleen op andere wijze lasten

O
‘de ‘bevolking, die niet uit de begrooting blijken en
niettemin bestaan.

Brengt men de uitkeeringen in de begrooting tot

uitdrukking, dan zal, ‘zooals ‘boven aangegeven, de

stijging van het Hoofdstuk Arbeid, Handel en Nij ver-

hei’d gecompenseerd moeten worden door een vermin-

dering van het Hoofdstuk Nationale Schuld, dat nu

met 101 millioen op de begrootirig voorkomt.
De vrees is ook wel geuit, dat zonder fonds de toe-
neming ‘der jaanlijksche uitkeeningein uit het oog ver-
loren zou worden en daardoor een royalere financieele

politiek zou worden gevoerd, ‘dan verantwoord zou

zijn. Hetzelfde wordt gevreesd, wanneer het fonds

hoofdzakelijk in Staasschuld zou worden belegd, om-

dat de Staat ‘daardoor op gema’kkelijkero en voordee-

li’gere wijze aan geld zou kunnen komen. Meii moet

echter verwachten, dat toekomstige bewindslieden

met evenveel zorg en inzicht de ‘Staats-financiën zul-

len beheeren als thans geschiedt; deden zij !het niet,

‘dan zou de ‘gulden spoedig in gevaar komen en –
hadden we dan een fonds in guldens belegd – daar-

mee ‘de waarde van het geheele fonds!

Bussum, 20 April 1921.

A. F. BRONSING.

AAN DEN VOORAVOND DER ECONOMISCHE

CONFERENTIE.

Bij het verschijnen dezer regelen zal de lang ver-

beide Economische Conferentie juist begonnen zijn. Wij zullen dus spoedig kunnen vaststellen, of de be-

sprekingen, welke thans te Genève een aanvang nemen,

tot een praktisch resultaat zullen voeren. De confe-

rentie kan van onschatbaar nut zijn, indien de vele
deskundige afgevaardigden niet al te zeer gaan
uitweiden over den economischen toestand van de
wereld in het algemeen, zooals deze als eerste onder-
deel op de – overigens reeds besnoeide – agenda
der Conferentie voorkomt. Hoe belangrijk ook de

beschouwingen zouden kunnen
zijn,
welke men hierover

te hooren kan krijgen, zoo zal toch bedacht dienen
te worden, dat de Conferentie er in de eerste plaats

zal moeten
zijn
om door het voorbereiden van praktische

maatregelen mede te werken tot het wereldherstel.
Het is daarom te hopen, dat men te Genève van meet
af aan het terrein zal zoeken, waarop men tot tastbare

resultaten zal kunnen komen. Anders toch zou van
deze Conferentie geen ander resultaat’ te verwachten
zijn dan eene reeks van min of meer fraai klinkende

resoluties, welke de verschillende Regeeringen te zijneÊ
tijd rustig naast zich neer zullen leggen. Dat zou de
vele moeite, die aan de voorbereiding van deze
Conferentie is besteed, slechts karig beloonen, het

zou een echec voor den Volkenbond beteekenen van

een niet te onderschatten omvang en – last not
least – Europa’s herstel zou weer naar een verder
verwijderd verschiet worden verschoven. En nu weten

wij wel, dat deze Conferentie als zoodanig niets zal
kunnen doen om de verschillende Staten te verbinden.
Zij beraadslaagt slechts en neemt resoluties aan, waar-
aan verder geen gevolg gegeven zal behoeven te worden.

Doch indien deze resoluties van dien aard zijn, dat
alle vaagheid daaraan vreemd is en dat de maatregelen,
welker invoering in de huidige omstandigheden be-
reikbaar mag worden geacht, er om zoo te zeggen

rechtstreeks uit vallen af te lezen, zoo kan datgene,

wat thans te Genève gaat gebeuren, een mijlpaal

in de economische geschiedenis van Europa beteekenen.

De Conferentie zal er daarom goed aan doen zich
in de eerste plaats bezig te houden met de opheffing der verschillende verkeersbelemmeningen en van al

die maatregelen, welke in dein intornationalen handel

leiden tot ,,oneerlijie concurrentie” (dit begrip in den

ruimste’n zin genomen, zoodat bijv. ook de bekende

voorkeurstarieven op de spoorwegen eronder vallen).

Op de bezwaren tegen de thans in concept geredge

maakte regeling betreffende de opheffing der han-

delsbelemmeringen ‘hebben wij reeds gewezen in het

nummer van dit weekblad van 13 April jl. en hei

is te hopen, dat inzonderheid de Nederlandsche af-

gevaardigden op de halfslachtigheid van het bestaande
ontwerp de aandacht zullen vestigen.

.Dat de verkeersvrjheid het
eigenlijke
onderwerp

van deze Conferentie moet
zijn,
is ook de meening

van Prof. Bernard Harms, den bekenden hoogleeraar

uit Kiel, die dezer dagen een bundel voordrachten

het licht deed zien onder den titel
Vom Wirtschafs-

krieg zur Weltwirtschaftskonferenz i).
Harms wijst
er vciorts op, dat van deze Conferentie weinig te

verwachten valt ten aanzien van een onderwerp, dat

eveneens op de agenda voorkomt, t.w. de internationale

industriëele combinaties, een onderwerp, dat volgens
Loucheur, groot voorstander van zoodanige combi-

naties en een dergenen, die voor het bijeenroepen
dezer Conferentie de meeste moeite hebben gedaan,

zelfs den hoofdschotel had moeten vormen.
Het komt ons wenschelijk voor een enkelen greep te

doen uit de Memoranda over dit onderwerp, welke ter voorlichting van de Conferentie zijn overgelegd. Prof.

Eugen Grossmann uit Zürich heeft een Memorandum

geschreven over ,,Systèmes de rapprochement écono-
mique”, Prof. Paul de Rousiers uit
Parijs
schreef

er een over ,,Les cartels et les trusts et leur évolu-

tion”; ook Prof. Kurt Wiedenfeld uit Leipzig schreef
een Memorandum over ,,Les cartels et les trusts”

en Prof. D. H. MacGregor uit Oxford heeft het ge-
had over ,,Les Cartels internationaux”. Laatstgenoemd

Memorandum komt ons het minst belangrijk voor, –

weshalve wij het hier verder buiten bespreking zul-

len laten.
Prof. Grossmann dan behandelt in
zijn
Memoran-

dum verschillende wijzen, waarop de landen van
Europa economisch nader tot elkaar zouden kunnen
komen. Vooreerst heeft hij ,het over het sluiten van
handelsverdragen, de tot dusverre gebruikelijke me-
thode. Hij meent, dat de feiten thans van dien aard
zijn, dat men ten v
1
olle de conclusie kan aanvaarden,

dat met behulp van handeisverdragen geen algemeen
economisch herstel te bereiken is. Allerwege zien
wij vechttarieven, waarop men bij het sluiten van

een verdrag iets, maar niet genoeg laat vallen, en
die Prof. G. dan ook beschouwt als een middel,
dat erger is dan de kwaal, welke men er mede wil

bestrijden. De meestbegunstiging wordt ontdoken. De
handelsverdragen zijn te kort van duur. Kortom,
het is misère van het begin tot het einde en het wordt

dus volgens Prof. G. hoog
tijd,
dat wij eens gaan

omzien naar andere en meer effectieve middelen om

tot economische toenadering en het beëindigen van
den thans zonder ophouden gevoerden
strijd
op het

gebied der handelspolitiek te geraken. Als zoodanige’
andere middelen worden genoemd het op ruime
schaal over en weer toekennen van preferenties op
het gebied der toltanieven door een groot aantal sta-
ten, het sluiten van een tolunie, eveneens door een groot aantal landen, en ten slotte de internationale

industriëele combinaties, welke niet uitgaan van de
ov&rheid in de verschillende landen, doch aan parti-

culier initiatief -te danken zijn.
Alvorens tot de drie hier genoemde mogelijkheden

over te gaan, willen
wij
er toch eerst op
wijien,
dat

de bezwaren, door Prof. G. tegen het handeisverdrag

1)
Uitgave van Gustav Fischer, Jena
1927, blz. 335, v.v..

4 Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

411

als middel van economische toenadering aangevoerd,
ons voorkomen op eene bedenkelijke redeneering te

berusten. Niet het handeisverdrag als zoodanig heeft
,,versagt”, doch het is onbruikbaar geworden door de

vele vechttarieven, differentiaties en discriminaties

in de tariefpolitiek, de handelsbelemmeringen met al

den aankleve van dien, kortom door dat geheel van

allerongelukkigste omstandigheden, welke de Econo-

mische Conferentie juist moet hélpen opruimen. En
nu doet het in een voor deze Conferentie samenge-

steld Memorandum wel wat zonderling aan, wanneer

men daarin leest, hoe a priori handelsverdragen met
meestbegunstiging als een ondeugdelijk middel van

economische verbroedering worden verworpen, voor-

dat nog is komen vast te staan, of niet langs den
weg van opheffing van verkeersbelemmeringen en af-
bouw, althans niet verderen opbouw van tarieven,
gepaard gaande met verbetering in de nomenclatuur

van de verschillende tariefposten en eene
bon,a fide

toepassing der meestbegunstiging, omstandigheden

kunnen worden geschapen, waarin het handelsverdrag,
evenals in de dagen van weleer, een zeer gewaardeerd

hulpmiddel tot regeling der internationale economi-

sche betrekkingen zou kunnen zijn. Zonder twijfel zal
het opruimingswerk, waaraan men zich thans gaat
zetten, zeer zwaar en de te bewandelen weg voors-

hands vol hinderpalen
zijn.
Doch wie zich niet wil

overgeven aan utopieën, noch ook blind is voor de
zoo aanstonds te vermelden gevaren der internatio-
nale kartelleering, die moet wel tot de conclusie ko-
men, dat het toch verreweg de beste oplossing zou
zijn, indien door gemeenschappelijke samenwerking
de obstakels tegen het sluiten van bevredigende ban-
deisverdragen werden uit den weg geruimd om eerst,
wanneer zulks geheel ondoenlijk blijkt, als
pis aller
een andere oplossing te aanvaarden.

Meer kunnen wij gevoelen voor de beschouwingen
van Prof. G., waar deze het op ruime schaal toekennen
van preferenties op het gebied der handelspolitiek als
een in de gegeven omstandigheden ondeugdelijk mid-

del van economische toenadering beschouwt. Zulk een
stelsel moge wel eens voor praktische toepassing vat-
baar zijn bij de regeling van de handelpolitiekë ver-
houding tusschen de verschillende deelen van een en
hetzelfde wereldrjk, waarbij wij ons overigens niet

willen verdiepen in de vraag, of er dan geen princi-
piëele bezwaren tegen aangevoerd zouden kunnen
worden, doch voor ruimere toepassing in Europa
eigent dit systeem zich stellig niet.

Even utopisch achten wij met Prof. G. de plannen

tot eene Europeesche tolunie. Wie zich in de ge-
schiedenis van het probleem der Europeesche tolunies
heeft verdiept, weet, dat de 19e eeuw zeer rijk is ge-
weest aan plannen voor dergelijke bonden van staten,
doch dat deze met uitzondering van den Duitschen
Zollverein en van enkele kleine tolunies (zooals b.v. de
tolunie tusschen Luxemburg en Duitschland en later

tusschen Luxemburg en België) nimmer tot eenig
practisch resultaat hebben geleid. De daarbij te
overwinnen politieke en economische bezwaren zijn
steeds gebleken zoo groot te zijn, dat men gerust
mag aannemen, dat er van alle mooie plannen voor
tolunies, die thans in de lucht hangen, vermoedelijk niets terecht zal komen.

Tenslotte de economische toenadering door middel
van internationale combinaties op het gebied der
industrie. Daarvoor is Prof. G. al even geporteerd,

als een aantal groote mannen uit de practijk,
Loucheur vooraan. En tot op zekere hoogte terecht. Het is langs den weg van internationale industriëele
combinaties, als hoedanig in Europa wel in de eerste
plaats de kartels moeten worden genoemd, veel
sneller mogelijk om ten aanzien van een bepaald artikel tot eene beëindiging van den strijd op het
gebied der handelspolitiek te komen, dan wanneer
men de logge Regeeringsmachines aan het werk
moet zetten, om van het werk der Parlementen

nu maar niet eens te spreken. Eene rationeele regeling
der productie kan op deze
wijze
in de plaats worden

gesteld van de uitwassen op het gebied der concur-rentie, waartoe veelal de dumpingpolitiek en de als

gevolg van verkeersbelemmeringen ontstane wan-

toestanden in den internationalen handel kunnen

leiden. De internationale kartels kunnen de onder-

handelingen over de verschillende tariefquesties
helpen vergemakkelijken. En zoo zijn er nog meer

voordeelen te noemen.

Véôr alles dient echter gezorgd te worden, dat de

besparing in de productie door het samengaan van

alle producenten in een bepaalden tak van voort-

brenging niet leidt tot uitbuiting van den con-

sument. De kans is groot, dat dat zal gebeuren,
naarmate de internationale combinaties in omvang
toenemen. Meer en meer toch naderen zij dan het
stadium van een volstrekt monopolie.

Nu trekt het de aandacht, dat Prof. Grossmann en

ook Prof. de Rousiers dit gevaar blijkbaar wel
inzien; de eerste maakt zich echter van de zaak

af met de bewering, dat de Staten attent moeten

blijven op de gestie der groote combinaties, zonder

aan te geven, welke waarborgen zij zouden moeten
scheppen om onredeljke prjsopdrijving te voorko-
men,
terwijl
zij beiden
wijzen
op het feit, dat het
belang eener groote industriëele combinatie ook
gelegen kan
zijn
in eene ruime productie tot lage
prijzen en niet in prjsopdrjving. Prof. Grossmann

wijst er dan verder ook nog op, dat het niet veel
zal geven om internationale kartels tegen te gaan,

aangezien men dan de ondernemers drijft in de
richting der vertrusting, die nog gevaarlijker is

voor den consument.

Het wil ons voorkomen, dat hier al te zeer uit het
oog verloren is, dat bij internationale combinaties,
als zij werkelijk slagen, in tegenstelling tot de na-

tionale, die altijd nog tot op zekere hoogte aan con-
curentie onderhevig blijven, ook al wordt deze door
beschermende maatregelen ingeperkt, het gevaar zeer
groot wordt, dat de gelegenheid den dief maakt. Het belang van den monopolist toch kan gelegen
zijn
in
eene ruime productie, dat kan men toegeven, doch

daartegenover moet worden gesteld, dat het daarin
niet
behoeft
te
zijn
gelegen. Nu kan men er wel met Prof G. en anderen op
wijzen,
dat de prijsopdrijving
niet te hoog zal kunnen gaan, aangezien er anders

concurrentie van nieuwe ondernemingen zal opduiken,
doch het speculeeren daarop schijnt een waag en
veronderstelt dan toch een overgangsperiode, waarin

zich de gevreesde bezwaren dubbel en dwars zullen
doen gevoelen. Zoolang hier geen duidelijke maat-

regelen kunnen worden aangewezen, waarmede uit-
buiting van den afnemer van het internationale kartel

afdoende kan worden geweerd, zoo lang gaat het niet
aan om voor zulke internationale combinaties pro-
paganda te voeren. Daarom hebben de beide genoemde

schrijvers o.i. dan ook in hunne Memoranda eene
onvergeeflijke leemte gelaten.

Eenigszins anders staat de zaak met Prof. Wieden-
feld. Bij dezen vindt men behalve een reeks beschou-
wingen, die ongeveer parallel loopen met de hierboven
weergegeven zienswijze van de professoren G. en II.,

een betoog, dat de strekking heeft om mogelijke
prijsverhooging, die de kartel-politiek met zich mee
zou brengen, in een minder ernstig licht te stellen.
Volgens Prof. W. zouden de bijzondere voordeelen, die het kartel zich door zijn prjspolitiek zou kunnen
verwerven, een groot gedeelte van hun schadelijk
karakter verliezen wanneer, zooals in de praktijk
inderdaad veelal het geval is, de winst niet alleen
in de zakken van de directeuren komt, doch deze
grootendeels wordt besteed tot uitbreiding van het
bedrijf, hooge bonen en hooge dividenden aan vele, verspreide aandeelhouders. Dit is een zonderling en

gevaarlijk argument, waarmede men practisch alle
prijsopdrijving zou kunnen goedpraten, indien deze

412

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Mei 1927

aan een groote groep van personen voordeel zou bren-

gen ten koste van anderen!

En nu de vraag, wel’ken invloed de Economische

Conferentie op deze zaak zal hebben. O.i.. een ger.in-j

gen. Immers, het gaat hier om combinaties, die wor-
den gevormd door rechtstreeks belanghebbenden bij’

de verschillende productietakken. Om hen bijeen tei

brengen heeft men geen Economische Conferentie

noodig. Zij zullen waarlijk ‘zelf den weg wel vinden,

zoodat bevordering van hooger hand van het streven,

naar internationale industrieele combinaties op zijni

minst genomen overbodig is. En voer het totstaucI-.

brengen van eene algemeene regeling betreffende de

houding, door de verschillende staten tegeriove.r de be-

staande internationale kartels aan te nemen, is de tijd

nog geenszins rijp en heerschen nog zooveel mee-

ningsverschillen, dat men voorloopig van de Confe-

rentie weinig resultaat mag verwachten.

Zoo zal het dus in dit opzicht wel bij algemeene

beschouwingen blijven. En dat is maar gelukkig ook.
Nederland kan tegenover deze zaak een afwachtende

houding aannemen. Vandaar, dat de Heer Colijn,
een der Nederlandsche afgevaardigden naar de Con-

ferentie, terecht van dit punt geen melding maakt

in zijne dezer dagen gepubliceerde opsomming der
zaken, die van Nederlandsch standpunt in de eerste

plaats regeling eischen in het belang van het eco-nomisch herstel. Het Nederlandsche belang is het
best gediend, wanneer de Conferentie datgene ter

hand neemt waarmede zij, zooals gezegd, het meeste

kans van slagen heeft, ni. het bevorderen van eene

zoo groot mogelijke verkeersvrijheid en van zoo billijk

mogelijke voorwaarden, waaronder handel en productie

zich
met handhaving van eens loyale concurrentie

kunnen ontwikkelen. Wij zullen’ binnen enkele weken
kunnen zien, of de Conferentie haar taak in dezen

zin zal hebben opgevat. G. M. V. S.

HET RAPPORT DER SOCIALISATIECOMMISSIE.

Socialisatie.

Nog slechts enkele jaren geleden was het woord op

aller lippen. Mannen van wetenschap en prac’tij’k op
het terrein van het economisch levensloofden zich in
courant en tijdschrift uit om den tegenstander van

zijn onjuist inzicht te overtuigen. Met spanning werd

uitgezien naar wat practische proefnemingen in het
bijitenland, met name in Duitschiand en Oostenrijk,

zouden opleveren. A]•gemeen leefde de overtuiging,
dat wiji voor ingrijpende hervormingen in het econo-

misch leven zouden komen ‘te staan. De socialisatiege-

•dachte oefende een sterke bekering uit.
En thans? Wel zijn de tijden snel veranderd. Het

woord ,,socialisatie” ‘klinkt ons op het oogenblik al
weer in de ooren als een klank uit het verleden. Na-
dere overweging van dit onderwerp heeft heel sterk
de bezwaren aan het licht gebracht. De proefnemin-
gen in het buitenland leverden al evenmin aanlokke-

lijike resultaten op. De groote moeilijkheden, waar-
mede de industrie ‘kreeg te kampen, concentreerde al-
Ier aahdacht op het verkrijgen van economisch ‘herstel
en drongen de vraag naar nieuwe proefnemingen ge-

heel op den achtergrond.
* *
*

Het was in die jaren van sociaal optimisme, dat
werd ingesteld •de Staatscommissie, welke moest on-
derzoeken ,,door welke maatregelen ‘de voortbrenging en de verdeeling der goederen meer dienstbaar zouden
kunnen worden gemaakt aan het algemeen ‘belang”.

In de wandeling werd deze commissie de Socialisatie-
commissie genoemd. Haar verslag, waarop 7 jaren

werd gewacht, is dezer dagen verschenen.
Het samenstellen van dit verslag moet voor de

Commissie ‘bijzondere moeilijkheden hebben opgele-
verd. De Commissie moet meer en meer het gevoeL
hebben gekregen, dat het ‘belang van ‘haar arbeid ver-
minderde. Dit blijkt ook wel uit de volgorde der ver-

gaderingen. in 1920 werd 8 keer vergaderd, in 1921

en 1922 beide jaren 11 keer, in 1923 nog slechts 1

keer. Daarna was cle aardigheid er
blijkbaar
af. Al-

thans van vergaderingen lezen wij de laatste vier jaren niet meer.
Ook al neemt men deze voor do Commissie on.gun-

stige omstandigheden in aanmerking. ‘dan ‘kan dit nog

geen voldoende verontschuldiging zijn voor ‘den uit-

slag van haar arbeid. Het rapport is één teleurstel-

ling. Nieuwe opmerkingen van ‘beteekenis zijn er bijna

niet in ‘te vinden. Slechts enkele stu’kken kunnen de

aandacht van den lezer boeien. Dat zij’n in hoofdzaak

die passages, waarin deskundigen, die tot de vergade-

ring van de Commissie zijn uitgenoodigd, van hun in-

zicht deden blijken.. Wij’ denken hier aan hetgeen bij’v.

over de coöperatie en het paehtvraagstuk werd opge-

merkt. Maar overigens is het alles even vlak en grauw.

Het is zoo ongeveer of de notulen der vergader’ingen

zijn gepubliceerd. ‘Soms ‘denkt de lezer ‘bij’ zichzelf: nu

wordt het belangrijk. Maar dan wordt hij al spoedig
weder bitter teleurgesteld. Want op het critieke mo-

ment breekt het verslag af met een algemeene opmer-
king, welke de oplossing van het vraagstuk in kwestie

geen stap nader breng-t. Waarlijk, de Commissie had

beter gedaan geen rapport ‘to publiceeren, dan één,

dat zoo arm aan inhoud is. Wanneer men dit rapport

over socialisatie vergelijkt met ‘dat van de S.D.A.P.
dan steekt dit laatste wel zeer gunstig bij het eerste

af.
* *
*

Nemen wiji ter motiveering van dit oordeel enkele

voorbeelden.

De vraag ‘hoe men over socialisatie denkt, wordt

sterk beïnvloed door de vraag hoe men denkt over de
menscheljike natuur. Hoever gaat de gemeensdhaps-
zin van den mensch? Is deze voor wijziging vatbaar?

Deze en nog zooveel andere vragen kwamen bij de di’s-

cussiën voortdurend aan de orde. In plaats daar nu

eens uitvoerig op in te gaan, verklaart de Commissie:

(lat de levensbeschouwingen der voor- en tegenstdnclers
van socialisatie tegenover elka.nder stonden en dat het
niet op den weg der Commissie ligt, om over deze verschil-Lencie levensbeschouwingen, die deels van goclsdienstïgen
en ethischen aard zijn, in den breede debatten te openen,
daar Jiet resultaat van deze debatten toch niet zou kunnen
leiden tot een uniforme conclusie.” (pag. 8—’9).

Dit laatste argument is allermerkwaardi’gst. De
Commissie heeft in haar rapport
nergens
eenige con-

clusie getrokken, om van een
v,ir&iforrne
conclusie maar

in ‘het geheel niet te ‘spreken. Men vindt slechts een
staalkaart van meeningen. Desniettemin wordt
hier

de vraag, die. bij’ ‘de socialisa’tie fundamenteel is en

daarom
v.itvoerig
had moeten worden ‘behandeld,.. ter-

zijde geschoven, ‘omdat ‘men ‘het toch ‘niet eens zou

zijn geworden!
Een ander voor’heeld. Het gaat over de ‘kapitaalvor-
ming. Moeilijke vraag. Hoe ‘kan worden gezorgd, dat
in een gesocialiseer’de maatschappij voldoende ‘kapi-

taal wordt’gevormd? Terwijl in de huidige maatschap-
pij voor ieder individu een sterke prikkel tot. ‘kapi-
taalvorming aanwezig is, wordt deze in een gesociali-
seerde maatschappij gemist, omdat de kapitaalvor-

ming dan van gemeenschapswege geschiedt. De voor-
standers van socialisatie sturen ons hier met een
kluitje in het riet. Zij zijn optimistisch” gestemd en
meenen – helaas zonder grond – ,,dat de sociali’sa-
tie minstens evengoed als•het ‘kapitalisme in dit op-
zicht werkzaam zal kunnen zijn”. (pag. 12). Voor de

bezwaren der ‘tegenstanders voelen zij’ ,,te minder,
daar de voorstanders van socialisatjie de moeilijkheden
aan ‘de kapi’taalvorming en -aanwending verbonden,
eerst onder de oogen wenschen te zien wanneer de tijd
daarvoor iijp is.” (.pag. 14). Welk een wonderlijke
wijze mii zich van ‘de zaak af te maken. Moet men dan

eerst
een maatregel toepa’ssen en
dan
de moeilijkheden
bekijken? Een goed Hollan’dsch spreekwoord zegt nog

steeds terecht: Bezint eer gij begint. Waarom namen

4 Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

413

de voorstanders van socialisatie zitting in deze com-

missie, wanneer zij zelf den tijd nog niet rijp achten
de
moeilijkheden te o verwegeri?

Nog een laatste voorbeeld, liet verslag wijdt ook
eeni.ge
passages aan do trust- en kartel vorming. Maar

ook deze zijn teneenenmale onvolledig. Wat had hier

meer voor de hand gelogen, dan dat de Commissie ons

eens uitvoerig had ingelicht over wat in deze in de

laatste jaren in het buitenland is gebeurd? De con-

ranten staan in de laatste jaren vol over de ontwik-

keling van nieuwe kartelleri. En welk een• gewichtig

materiaal bied t ook de Duitsche lcartelverordeo ing

van 2 November 1923! Hoeveel belangstelling zou het

hebben gewekt, indien men de practijk van die ver-

ordening eens had ontvouwd. Maar niets van dat

alles. In •de plaats daarvan
krijgen
vij allerlei bezwa-
ren tegen de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie,
die zoo oudhaikken zijn, dat zij niemand meer inte-
resseeren.
* *
*

Het bovenstaande neemt niet weg, dat de lectuur

van het rapport op enkele plaatsen wel interessant
is. Wij denken bijv. aan de loonregeling in het over-

heidsbedrijf, een hoofdstuk, dat o.i. geslaagde opmer-

kingen bevat..

Maar alles bij elkaar genomen kan slechts worden

geconstateerd, .dat de Commissie de eigenlijke vraag,
de moest worden beantwoord, niet nader tot een op-
lossing heeft gebracht.
A. A. VAN RHIJN.

WERKLOOZENSTEUN.

De beer C. Vermey schrijft ons:
In het voorlaatste nummei van Economisch-Statis-
tische Berichten
wijdt
de heer G. H. Hintzen enkele
beschouwingen aan het brandend vraagstuk van den
kapitalen verslindenden werkloozenateun in onze groo-
te steden. De schrijver stelt, dat in het havenbedrijf en

in de bouwvakken buitengewone maatregelen in ver-
band met een noodtoestand niet gewettigd zijn en ver-

werkt in zijn artikel verschillende vergelijkende cijfer-
reeksen, zoowel met betrekking tot het goederenver-

voer als aantal en tonnennraat der te. Rotterdam in-
geldaarde schepen. Terecht wordt er in de beschou-

wingen op gewezen, dat tonnenmaat, waarop in vroe
ger tijden voor de beoordeeling der mate van welvaart

in Rotterdam’s haven te zeer de nadruk werd gelegd,
geen juisten maatstaf biedt. Wij zouden hieraan wil-

.Ien toevoegen, dat hetzelfde in meerdere of mindere

mate geldt voor de cijfers •ten aanzien van het goede-
renverkeer, indien men althans onder welvaart eener
haven verstaat voorspoed voor de groote meerderheid
der velerlei bedrijven, die bij het havenverkeer betrok-
ken zijn. De jon.ste kolenstaiking in de Engelsche mij-

nen was bijvoorbeeld de directe aanleiding der aan-
zienlijke stijging, zoowel van het goederenvervoer ter zee en langs rivieren en kanalen als van aantal en ton-
nenmaat der te Rotterdam ingeklaarde zeeschepen. Het ware dwaaaheid te ontkennen, dat deze bijzondere om-
standigheden der welvaart van Rotterdam als haven
te.n goede zijn gèkomen; do aanzienlijke stijging der haven- en loodsgelden spreekt een te duidelijke taal!
Evenmin is het nan twijfel onderhevig, dat de abnor-
maal groote kolenaanvoeren den machinalen bedrij-

ven ruime winsten hebben opgeleverd. De resultaten
dier bedrijven toch toonen wel zeer duideiijk aan,
(lat het conflict in de Engelsche mijnindustrie deze
categorie van ondernemingen geen windeieren heeft
gelegd, maar overigens? De veemen, expediteurs,
‘ei-voerbdfijven, kortom de velerlei onderndmers, die
op de Sôn of ‘andete wijze aan het havenbedrijf deel-
hebben, zij allen verdienen aan de massale transporten
niets hoegenaamd en zijn voor hunne ondernemers-
winst uitsluitend aangewezen op het stukgoedverkeer.

Weliswaar porieert de schrijver, dat het stukgoedver-
keer nog steeds niet, de gewenschte ontwikkeling heeft
bereikt, dat er tegenover 1913 zelfs een zeker tekort

te boeken is, maar, zoo laat hij erop volgen…. ,,dit
zal op andere wijze zijn gecompenseerd,
namelijk
door
den sterken aanwas van het wassale verkeer”. Corn’

pensatie voor een achteruitgaand stukgoedverkeer kan

echter nimmer worden gevonden in een toenemend

massaal verkeer, indien men althans het oog heeft op

meerdere of mindere welvaart voor alle gröepen be-

langhebbenden bij het havenbedrijf, dus ook welvaart

in ‘de kringen der werknemers, in dezn gedachten-

gang is dan ook de stelling van den schrijver, dat van

een abnormaal ongunstigen toestand in het havenbe-

drijf geen sprake is, niet geheel
,
3
einwandfrei”. Legt
men zijn oor eens te luisteren in de kringen der expe-

diteurs, veemen, sleeperijen, lichterbedrjven e.d., dan

krijgt men zeker niet den indruk ,,dat het havenbe-

drijf veeleer in gunstigen zin mag worden beoor-

deeld”. Dringt men nog iets dieper in de door den
schrj’ver behandelde materie dooi’ en geeft men uich

rekenschap van hetgeen een verminderend stukgoed-
verkeer beteekent voor den totalen
haveriarbeid,
dan
eerst wordt het recht duidelijk, dat naast de werkge-

vers ook de werknemers onder een dergelijke constel-
latie te lijden hebben; de machinale bedrijven toch,

die volgens schrijver een compensatie zouden bieden
voor het afgenomen stukgoedverkeer, waarbij tal van

arbeidskrachten werk vinden, ‘kunnen slecht aan een

zeer beperkt aantal werknemers emplooi verschaffen!

Eenerzijds dus in vergelijking met vôSr den oorlog
een geperfectionneerd machinaal bedrijf en een streven
om handenarbeid in steeds meerdere mate door machi-
nalen arbeid te vervangen, anderzijds een verminderd

stu.kgoederenverkeer. Hieruit volgt, dat in verhouding

tot v66r den oorlog thans aanzienlijk minder arbeids-
krachten noodig zijn.

Wat zien wij nu? Volgens schrijver mag op grond

van door hem verkregen betrouwbare gegevens wor-
den aangenomen., dat in 1913 ongeveer 10.000 man
min of meer regelmatig werkten, terwijl daarnevens
circa 3000/5000 man nu en dan te hulp werden geroe-

pen. In 1925 waren bij de Havenarbeidersreserve
10.465 losse en vaste arbeiders ingeschreven, terwijl

buiten het verband der Havenarbeidersreserve circa
1000/1500 man stonden. Ruw genomen beteekent, dit,

dat op het oogenblik het totaal beschikbare aantal
havenarbei,ders ongeveer 80 pCt. bedraagt van v66r
den oorlog, met dien verstande, dat het aantal ingé-
schreven arbeiders, d.w.z. de categorie, die door af:
tempeling van hun boekje door den werkgever en

daaimede het bew]j..hunner werkloosheid leverend,
recht hebben op uitkeering tot een maximum van

zeventien gulden per week, nog iets hooger ‘is dan het

aantal arbeidskrachten, dat in 1913 min of meer regel-matig in de haven werkzaam was.

De vraag lijkt gewettigd of deze verhouding in het licht der sedert 1913 zoozeer gewijzigde omstandig-
heden juist is en of door handhaving der status quo
ante de door den schrijver terecht gewraakte handha-ving der steunverleening in den tegenwoordigen om-

‘ang niet juist in de hand wordt gewerkt. Weliswaar

heeft de heer Hintsen in zijn overigens lezenswaar-
dige beschouwingen den vinger gelegd op wat allengs

een wonde plek in onze economische samenleving is
geworden, doch
wij
missen de richtlijnen, die tot de
‘zoo noodige ,,Sanierung” kunnen leiden.

Ten aanzien van de categorie havenarbeiders rijst
de vraag of de tegenwoordige verhoudingen een aan-
tal ingeschreven arbeiders van 10.465 motiveereu, sub-

sidiair of voor de instandhouding der havenarbeiders-
reserve nog steeds dwingende redenen bestaan. V66r

den oorlog stelde men het bij een grootere behoefte

aan arbeidskrachten voor ,,handenwerk” zonder dit
instituut en. . . . de zaken marcheerden er niet, slech-

ter door. De werknemers waren afhankelijk van de vraag naar arbeidskrachten in de haven; van een ge-

garandeerd wekeljksch inkomen, zelfs indien geener-
lei arbeid weid verricht, was geen sprake en de voor

414

ECONOMISCH-STATfSTISCHE BERICHTEN

4 Mei 1927

arbeid -in de haven beschikbare kracaten pasten zich

dan ook op normale wijze aan de wet van vraag en’

aanbod- aan. Door het sedert gecreëerd instituut der

havenarbei.dersreserve wordt het aantal arbeidskrach ten kunsüma’tig op een bepaald peil gehouden; de wet

van vraag en aanbod is derhalve automatisch uitge

schakeld en het door den -schrijver gewraakte steun-

-instituut is geworden tot een vaste instelling, die

zwaar drukt op het gemeentelijk budget zonder dat

evenredige voor-deelen daartegenover staan. Wij weten, -dat één der voornaamste motieven bij de
instelling der havenarbeidersreserve was het sc-heppen

van een kern van vakkundige werknemers. Zelfs in-

dien dit doel al werd veiwezenljkt en verschillende

werkgevers in het havenbedrijf, die vaak terecht kla-

gen over toewijzing van minder geschikte krachten,

waardoor het nuttig – effect der arbeidsprestatie on-

gunstig wordt beïnvloed, zullen niet zonder meer toe-

stemmen, dat thans een ideaal toestand is verkregen,

dient men zich niettemin af te vragen of onder de
huidige omstandigheden terugkeer tot den ouden sta-
tujs niet gewenscht is.
Kunstmatige bescherming van een bepaalde groep

werknemer-s is ongewenscht. De desiderata des heeren

Hintzen zouden .welliht verwezenWkt kunnen wor-den indien langs den weg eener geleidelijke vermin

deri-ng der havenarbeidersreserve gestreefd werd naar

ui:teinde]ijke liquidatie van een instituut, dat primair
verantwoordelijk is voor den voortgezetten werkloo

zensteun aan de categorie havenarbeiders, een catego-

rie, die – dit stemmen wij gaarne toe – niet langer

voor steunverleening ten koste der gemeenschap iii

aanmerking dient te komen.

HET MIDDENSTANDSBANKWEZEN.

De heer S. W. Prins schrijft ons:

Naar aanleiding van de discussie, welke heeft

plaats gevonden over de wenschelijkheid van het

bestaan van een zelfstandig middenstandsbankwezen
naast het gewone bankwezen, wilde ik gaarne nog
enkele punten naar voren brengen, welke voor de

beoordeeling van het probleem van blang kunnen zijn.

– llén van dekenmerken van het middenstandsbank-
wezen is, dat het- zich richt iaar een bepaalde be-
drijfsgroep, hetgeen, in verband met de risicover-

deeling, wel in het oog moet worden gehouden.
Dat het bankbedrijf eenzijdige risico’s zooveel mogelijk

moet trachten te vermijden, in verband met zijn
bijzondere verplichtingen, zoowel ten opzichte van
crediteuren als van debiteuren (ontijdige crediet-

opzegging), behoeft hier geen nader betoog. De
bedrijfsgroep nu, waar het bankwezen in kwestie zich

naar richt, is de middenstand. Zooals Dr. Westerman
reeds opmerkte, is het begrip ,,middenstand” uiterst

vaag en in theorie valt moeilijk een juiste omschrijving
te geven. In de practijk echter vormt het kleinere

winkelbedrijf het hoofdbestanddeel. Ondernemingen;
welke zich op de productie toeleggen, zijn tegen-
woordig meestal op zoodanige – leest geschoeid,
dat- ze aan de zorgen van het grootbankbedrijf

kunnen worden toevertrouwd. In het financieren van

het kleinere winkelbedrijf zullen de middenstands-
banken dus in hoofdzaak haar taak vinden, waardoor

ze dus grootendeels afhankelijk worden van den gang-

van zaken bij deze bedrijfsgroep.
Nu staat in het zoo gecompliceerde economisch

leven niet alleen elk bedrijf afzonderlijk, doch ook
de bedrijfsgroepen aan risico’s bloot, aangezien zich

voortdurend allerlei wijzigingen voltrekken. De zegs’-
wijze ,,als het getij verloopt, moet men de bakens ver-
zetten” geldt thans in het economisch leven meer dan
ooit. Het grootbankwezen nu vindt in zijn veelzijdig
heid de noodige elasticiteit, waardoor het zich steeds

aan nieuwe stroomingen kan aanpassen en deze
dikwijls zelfs leiding vermag te geven. Bij het midden
standsbankwezen staat de zaak anders, aangezien dit veel -eenzijdiger is georiënteerd. Dat het gevâar, dat

hierin schuilt, niet denkbeeldig is, moge met een

voorbeeld worden aangetoond. Het economisch streven,

dat zich telkens opnieuw openbaart en met ,,uit-

-schakeling van den tusschenhandel” wordt aangeduid,

vormt eene voortdurende bedreiging voor den midden-

stand als bedrijfsgroep. –

Of algeheele uitschakeling al dan niet
mogelijk
is,

is voor mijn betoog van geen belang. Voldoende is,

dat het bestaan van dit gevaar wordt erkend. Waar

nu de belangen der middenstandsbanken geheel zijn

samengegroeid met die van den middenstand, dragen

ze hier dus een risico, dat ze als
banicen
eigenlijk

niet
mogen
loopen. Wel is waar zal het uitschake-

lingsproces zich niet tot den winkelstand bepalen en

zich ook kunnen uitbreiden tot grossiers en zoo
mogelijk ook het overige bankwezen kunnen bereiken,

doch dit laatste heeft, zooals reeds opgemerkt, meer

pijlen
op
zijn
boog, waardoor de gevolgen er minder

voelbaar zijn. –

Uit een oogpunt van risicoverdeeling, in het groot

bezien,
lijkt
onderbrenging van het middenstandscrediet

bij het grootbankwezen te verkiezen boven een apart

middenstandsbankwezen.

Een ander kenmerk van het middenstandscrediet,

zooals het zich in de practijk openbaart, is
zijn
geringe

rentabiliteit. Volgens Prof. Verrjn Stuart is dit de
reden, waarom de grootbanken zich met deze credieten

alleen in tijden van slapte bezighouden, om zich bij
betere conjunctuur hiervan weer af te wenden. In

dit verband wilde ik nog even de aandacht vestigen
op een passage in het jaarverslag over 1924 van de

,,Algemeene Centrale Bankvereeniging voor den

Middenstand” te Amsterdam, waarin het volgende

wordt meegedeeld: ,,De winstmarge op deze credieten

(bedoeld
zijn:
kleine credieten) blijkt inderdaad gering
te zijn, hetgeen echter langzamerhand goed gemaakt
wordt door de bijverdiensten onzer kantoren uit

– anderen hoofde, als effecten, valuta en assurantie-

– zaken”. Hieruit blijkt, dat het middenstandscrediet ,,an sich” voor de middenstandsbanken al evenmin
een grondslag voor ,het bedrijf kan vormen als voor

de grootbanken. Het middenstandscrediet, gecombi-
neerd met effecten en valutazaken, kan echter naar

mijne meening ook door de grootbanken worden ver-
• zorgd, zoodat een apart rniddenstandsbankwezen eco-

nomische krachtsverspilling lijkt.

Ten slotte nog een opmerking over het kunst-
matig gesteunde middenstandsbankwezen. Het be-staansrecht van een apart middenstandsbankwezen
wordt als volgt gemotiveerd: De behoefte aan midden-

slandscrediet wordt (door de grootbanken) niet in

voldoende mate bevredigd,
terwijl
verder niet duder
alle omstandigheden voor dit soort crediet op de
grootbanken valt te rekenen. In dit verband zal

men evenwel goed doen na te gaan, of deze onvol-doende behoeftenbevrediging door de grootbanken
niet haar gegronde reden kan hébben. Men zou nl.
kunnen aanvoeren, dat het aantal organen, waarvan
men zich in ons distributiestelsel bedient, in de
oorlogs- en naoorlogsjaren te sterk is toegenomen
en thans niet meer in de juiste verhouding staat
tot de werkelijke behoefte, zoodat de maatschappij
zich zelf cureert door het teveel aan winkels enz.
uit het economisch leven te laten verdwijnen. Een

kunstmatig in stand gehouden middenstandscrediet zou het noodzakelijke zuiveringsproces in het eco-

nomisch leven kunnen vertragen.
Op de hierboven uiteengezette gronden vind ik
het bestaansrecht van een apart middenstandsbank-
wèzen aanvechtbaar en ljktTfnij een scheiding tus-

schen deze credietsoort en de overige in den boezem
van het grootbankbedrijf zelf, een betere oplossing.
Wil men echter het middenstandscrediet ,,a fair

chance” geven, dan onthoude men zich van steun van

buiten af. Het kan dan
zijn
economische rechtvaar-
diging trachten te vinden, naast en in vrije concur-

rentie met het zich den laatsten
tijd
steeds meer.

4 Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

415

ontwikkelende bankwezen, dat zich met het z.g.

afbetalingsstelsel bezighoudt en dat het onge-

twijfeld dikwijls op zijn weg zal ontmoeten.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING

DE HERZIENING VAN HET FRANSCHE
DOUANETARIEF.

Prof. B. Nogaro te Parijs schrijft ons:

Het oogenhlik van herziening van ‘het Frausche

douanetarief schijnt nabij, ten minste wanneer de de-

batten, clie daarover in het Parlement zullen worden
gevoerd, zonder al te veel uitstel tot een positief re-

sultaat leiden. De voorbereidende werkzaamheden in
verband met de herziening van het douanetarief gaan

terug tot het tijdperk van den oorlog en werden aan-
gevangen door het Economisch Stucliecomité. Onder
het voorafgaand Ministerie ondernam de Commissie

voor Douanea’angelegenheden van het Huis van Afge

vaardigden een uitgebreid onderzoek in de ‘kringen

van industrie, handel en landbouw,
we
lk onderzoek in

het bijzonder de verbetering van de nomenclatuur der

tariefposten tot gevolg had. Ten slotte werd den 4en

Maart ji. het regeeringsvoorstel overgelegd, dat den

hen April 1926 ,,in blanco” – d.w.z. ter formuleering

zonder dat cle ‘tekst definitief was vastgesteld – ge-

•deponeerd was.

Na
•dze
lange voorbereidende periode viel het out-
‘werp een buitengewoon snelle allandeling ten deel,
want op dan 25en Maart, eenige dagen na de overleg-

ging, had de Kamercommissie voor Douan e-aan gel e-
genheden het onderzoek beëindigd, den 30en beëin-
digde de rapporteur, de heer Falcox, zijn rapport en

clenze]fden dag verzocht ‘de Minister van Handel aan cle Senaatscommissie voor Douane-aangelegenheden

zonder clan tekst af te wachten, die het gevolg zou zijn
van de debatten in de Kamer van Afgevaardigden,

haar werkzaamheden te beginnen op grond van den
tekst, die door de Kamercommissie voor Douane-aan-
gelegenheden was uitgewerkt.
Zelfs trachtte de Minister van Handel door een ge-
forceerde beslissing te bewerken, dat het Huis van Af-

gevaardigden tot de behandeling overging direct na
veilegging van hot rapport-Falcor, dus nog v66r de

Paaschvacantie!
* *
*

Ofschoon schrijver dezes reeds de gelegenheid had
den lezers van ‘dit tijdschrift de algemeene principes
van het Fransche douanestelsel uiteen te zetten, is

het noodzakelijk deze met enkele woorden in het ge-
heugen terug to roepen. De grondslagen zijn gelegd

•cloor de wet van 11 Januari 1892. Deze schiep een dub-
bel tarief, een algemeen tarief en een minimum tarief.

Hot laatste lcon worden toegestaan, geheel of gedeel-
telijk, aan landen, ‘clie aan Frankrijk gelijkwaardige
rechten verleenden, maar het was bij ‘de wet gefixeerd en het Parlement had de macht het te wijzigen, zonder
dat de Regeering de bestaande ‘handeisverdragen be-

hoefde op te zeggen, aangezien cle Regeering het wet-
telijk minimum tarief verleende, zonder de bestaande
rechten te noemen op het oogenblik, ‘dat de overeen
komst werd gesloten. Dit systeem had tot doel de
Fmansche douanepolitiek de meest uitgebreide auto-
nomie te verleenen voor zoover deze met het sluiten
van internationale overeenkomsten vereenibaar is.,
Het sloot langdurige verdragen uit en verminderde
overigens de beteekenis van de meestbegunstigings-
clausule aangezien deze per saldo hoogstens het voor-deel van het door den wetgever zelf vastgestelde mini-

mumtariof •zoo uitgebreid mogelijlc kon verleenen.
Dit systeem werd niet wezenlijk veranderd ‘door de
wet van 29 Maart 1910, die een uitgebreide herzie-
ning van de tariefeering met zich meebracht maar die
niets veranderde aan cle in 1892 aangenomen methode
voor het regelen van de douaneverhoudingen tusschen

Frankrijk en andere landen.

Dit was evenmin het geval met de zeer ‘korte wet

van 29 Juli 1919, die de vrijheid van de Fransche

onderhandelaars vergrootte en ‘hnn toestond zich niet

s)echts te beperken tot het toestaan van het minimum-

‘tarief voor een grooter of kleiner aantal artikelen,

maar die hun ook de gelegenheid bood interrnediaire

tarieven vast te stellen op een bepaalde hoogte tun-

schen het algemeene en het minimumtarief. Daaren-

tegen besloot het Ministerie van Handel voortaan de
meestbegunstigirigsclausule niet algemeen meer toe

te staan en deze clausule niet anders toe te passen dan

op een beperkt aantal artikelen.

* *
*

Het nieuwe regeeringsontwerp handhaaft den

grondslag van het dubbele tarief, maar het beperkt
zich allerminst,, zooals de wet van 1910, tot een her-
ziening van ‘de invoerrechten. Uit een uiteenzetting

van de motieven volgt in de eerste plaats, dat de Re-

geering van plan is de nieuwe methodes, die sinds dé
wet van 1919 zijn ingevoerd, te handhaven en te ont-
wiklcelen: ‘het wil den onderhandelaars de
vrijheid
laten
met ieder land waarmee onderhandeld wordt, een ta-

rief vast te stellen, dat ligt tusschen het algemeene en

het ‘minimumtarief. Voorts wil ‘het o’ok de mogelijk-

heid voorbehouden om aan het Parlement – zooals bij
uitzondering sinds 1919 reeds het geval j,s geweest –

het minimumtarief bij; gelegenheid te verminderen
met de bedoeling de resultaten, die uit de onderhan-
delingen met deze of gene staten verworven zijn, op te
offeren. Deze
vrijheid
was aan cle Regeering zelfs in
1892 toegestaan, maar aangezien zij in strijd was met

den geest van de wet heeft de Fransche Regeering
er tot 1914 bijna geen gebruik van gemaakt. Het
schijnt, dat voortaan de ‘mnogelj’kheid om wij;zigingen

in het tarief voor te leggen aan het Parlement met
het oog op overeenkomsten met bepaalde landen min-
der ‘streng uit den weg zal worden gegaan.
Anderzijds laat de uiteenzetting van de motieven

van het Regeeringsontwerp doorschemeren, dat de
meestbeguustigingsclausule soms in algemeenen zin kan worden toegestaan. Hiermede
schijnt
‘de Regee-
ring gedeeltelijk te willen terugkomen op den weg, (lie
de Fransche onderhandelaars waren ingeslagen door
voor te geven, dat de wet van 1919 hun verbood de
meestbegunstigingsclausule in algerneenen zin toe te

passen, een verbod, .dat in ieder geval niet met zooveel woorden was geformuleerd.

In totaal valt er de bevestiging in te zien van een
soepeler methode dan die van 1892, waarbiji door de
begrenzing der dubbele tarieven, het principe der
autonome handelspolitiek gehandhaafd blijft, maar
waarbij’ aan de onderhandelaars tussc’hen deze beide

tarieven meer vrijheid wordt gelaten en zelfs hij wijze
van uitzondering de mogelijkheid wordt geschapen een
verlaging aan te vragen beneden het wettelijk mini-

mum.
Ook valt een opmerkelijke poging te constateeran
om zooveel mogelijk het dogma van een autonome han.
delspolitiek te verbinden met de noodzakelijkheid om
met vreemde landen te onderhandelen.

* *
*

Deze bijgedachte blijkt bovendien uit een nieuw

besluit, dat overigens een van de meilkwaardi’gste en
betwistbaarstè is van den nieuwen tekst. Het betreft
artikel 2, dat als volgt luidt:
,,De invoerrechten kunnen vermeerderd of vermin-
derd worden aan het eind van elk kwartaal bij een
besluit van den Ministerraad in verhouding tot de
vermeerdering of vermindering van het gemiddelde
indexcijfer van .groothandelsprij’zen.
In elk geval zal niet eerder tot deze herziening wor-
den overgegaan, voordat ‘het gemiddelde indecijfer
van groothandelsp’rjzen, in verloop van het betreffen-de kwartaal een verschil van minstens 20 pOt. ‘te zien
geeft, hetzij naar boven hetzij’ naar ‘beneden, ten op-

416

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Mej 1927

zichte van het gemiddelde in’dexcij’fer van het kwar-

taal, dat voorafgaat aan het .in werking stellen van de

tegenwoordige wet, of van dat van het kwartaal, dat

aan eenigerle’i wijziging, die onder onderstaande voor-

waarden is uitgevoerd, zal voorafgaan.”

Deze nieuwe bepaling is opgenomen met cle ……ek-,

king om tegetnoet te komen aan het verlangen der
1

ve’rdragsluiten’de staten om de voorwaarden, waarop

zij tot overeenstemming zijn gekomen, een ‘duurzaam-

heid te verschaffen, •die overeenkomt met den duur

der overeenkomst zelf. Indertijd werd dit resultaat in
Frankrijk zelf verkregen door het sluiten van verdra-,

gen, waarin men ‘de rechten vermeldde, die gedurende,

hun looptijd konden worden toegepast (verdragen met’
bijgevoegde tarieven). Dit systeem werd over het al-

gemeen gehandhaafd na 1892 onder het régime der

douane-autonomie, aangezien de Fransche regeering

slechts ‘met groote gematigdheid gebruik maakte van
liet recht, dat zij zich had voorbehouden om het mini

mumtarief te wijzigen. Maar sindsdien werd i’n een

tijdperk van groote prij’sverschuivingen de onveran-

de’rlij.kheid van het recht illusoir, aangezien het recht

betrekkelijk af- of toenam, al naarmate de
prijs
van

hot artikel steeg of daalde. De hieronder weergegeven

beslissing heeft derhalve tot doel de onveranderlijk-‘

heid van ‘het percentage van het douane-tarief te ver-

zekeren; de betrekkelijke standvastigheid niet van het

tarief, maar van den last, dien het vertegernoerdigt

in verhouding tot de waarde van het belaste product.

* *
*

Deze nieuwigheid heeft bij. de Kamercommissie’

‘voor Financiën bedenkingen gewekt en men heeft niet

nagelaten op te merken, dat het vooruitzicht van ver-

anderingen in de vastgestelde rechten een aigenaa-
dige wijze was om ‘de standvastigheid bij internationale
contracten te verzekeren. Maar de Commissie heeft,er.

•zich toe bepaald aan ‘den Regeeri’ngstekst een para-

graaf toe’ te voegen, die ‘de toepassing van het prin-

cipe beperkt tot de goederen, die verhandeld wôrden,
op markten, die het karakter dragen van een beurs,

nader ‘bepalend, ‘dat hun lot geregeld zal worden door t

een later besluit,.

Ofschooti de bepaling, die tot doel heeft een auto-
matisehe aanpassing te verkrijgen van de douanerech-

ten aan de eventueele verschuivingen van cle groot- i

handelsprjnen, die 20 pOt. te boven gaan, handig,
wordt voorgesteld als een middel om de standvastig-
heid van het douanerecht ‘ten nastenbij te verzekeren,

en ‘ook aan vreemde landen een middel te verschaf-
fen, dat men tevergeefs zou zoeken in een con solida-

tie der rechten, valt het toch vrij nroeiljk er geen
aanwijzing in te zien van een protection i stische nei-

ging. Inderdaad is het weinig waarschijnlijk, dat de

groothandel’sprjzen binnen afzienbaren tijd 20 pCt.
beneden het huidige peil zullen dalen; anderzijds is
het niet zeer onwaarschijnlijk, dat zij tot. deze limiet
stijgen als een direct gevolg van de toepassing van het
nietwe douanetarief
zelf.
En indien dit resuJtaat door
de Regeering werd nagestreefd, zou dit nog gemak-
kelijker bereikt kunnen worden, indien men de sarnen

stelling van de indexcijfers wijzigde, waarop het ge-middelde van’de groothandelsprjzen in Frankrijk ge-
baseer’d is.

Men, dient trouwens de ‘opmerking te ‘maken, dat het
reeds zeer willekeurig is een verhooging van het tarief
voor te schrijven, dat zônder onderscheid zalworden

toegepast op de ongeveer, 8000 artikelen, die in het
nieuwe douanetarief zullen voorkomen, op grond van

het, feit, ‘dat 45 groothandelsproducten een prjsver-
an’dering oudn hobhn ondergaan van gemiddeld

20 pOt..
1-let systeem der verrneerderingscoëfficiënten, toe-gepast bij’ Regeeringsbesluit op grond van de wet van 6 Mei 1916, bood ten minste het voordeel, dat het kon
worden toegepast op een verschillend peil, overeen-
.liomstig de verschillende
categorieën •
van goederen.

Maar de voorstanders van de nieuwe methode stellen
‘daar tegenover, dat de indexcjfers gepubliceerd wor-
den en dat het derhalve aan handelaren en industriee-

len mogelijk zal zijn de waarschijnlijke veranderingen
in het tarif te vvorzien.

Men ‘kan nog een andere uitipg vinden van den

protectionistischen geest, waarin de komende herzie-

ning van het douanerecht zal worden uitgevoerd, in

de vermeerdering van het aantal rechten
ad vo2orern.

Deze waren bijna ‘geheel afgeschaft ‘do’or de wet van

1892. Het streven om de douanerechten in een b&-

paald.e verhouding te ‘brengen tot de waarde van ‘het
product doen,hen een ,grbotero plaats innemen in het

nieuwe ontwerp. Intusschen zouden de rechten niet

berekend worden overeenkomstig de waarde van het

goed op de Fransche markt, ‘doch overeenkomstig de

waarde in het land van herkomst, waaraan de ver-

schillende inkomende rechten zouden zijn toegevoegd.
* *
*

Het nieuw-ontwotpen douanetarief bevat bovendien

nog verschillende voorschriften, vooral met be’tiek-

king tot ‘de tijdelijke vrijstelling, tot de invoerver-
boden en het ‘koloniaal régime van invoerrechten,

voorschriften, die te veel in détails gaan om in deze

algemeene uiteenzetting te worden besproken. Het’

meerendeel hiervan is door de Kamercommissie voor

Douaneaangelegenheden zonder al te groote wijzigin

gen aangenomen. Deze Commissie ‘heeft echter een be-

langrijke beslissing genomen door den tekst over de

uitvoerverboden te doen verdwijnen. De tweede alinea

van het eerste artikel van het regeeringsontwerp was

aldus geformuleerd: ,,De rechten en verboden, die bij

den uitvoer van toepassing zijn, zijn opgesteld over-

eenkomstig lijst B, die aan de wet is tôegevoegd”. De

Commissie héeft er de volgende redactie voor in de
plaats gesteld: ,,Alle goederen, die uit Frankrijk wor-

‘den uitgevoerd, zijn vrij van uitvoerrechten. De uit-,

vootverboden, die noodzakelijk zijn gemaakt door

pdlitiemaatregeien van de douane of in verband met

‘de algemeene veiliSheid, zijn vastgesteld overeenkom-

stig lijst B”. Indien derhalve de nieuwe tekst wordt

aangenomen zuilen ei’ geen uitvoerrechten meer zijn
en zullen de verboden niet meer ‘kunnen worden uit-

.gevaardigd op grond van economische motieven.

Men
4
zal de voile beteelcenis van deze wijziging ‘be

grijpen, wanneer men zich herinnert, dat de beper-
.kingen, waaraan ‘bepaalde algemeene consumptiegoe-
deren onderworpen wareh – lan’dbouwproducten of van landbouw afkomstige producten – tot doel had-

den een prijsstijging op de binnenlandsche markt te
voorkomen. Zij is een van de concessies, die aan den
landbouw wordt gedaan door de in’dustrieele voor-
stanclers van het tarief ten koste van ‘de consumenten.

Zij’ ve:rliest ongetwijfeld een gedeelte van haar belang,
sinds de franc ‘gestabiliseerd is op een peil, waarbij de binrienlandsche prijzen niet ver onder de prijzen
op de wereldmarkt liggen. Zij. ‘heeft echter de tendens

het leven in Frankrijk duurder te maken.
* *
*

1-let is nog te vroeg om den last, dien het nieuwe ta-
rief op den Franschen consumént zal leggen, met
juistheid te schatten. De voorstellers van het ontwerp
verklaren, dat de versterking der protectie, ‘die eruit
zal voortvloeien, gematigd zal zijn, vooral in’ verge1j’-

king ‘met de verhooging van de rechten, ‘die reeds in. een groot aantal ‘andere landen tot stand is gebracht.
Men dient zich echter af te vragen of een verhooging,
zelfs een gematigde, vereenigbaar zal zijn met het peil

van de ‘stabilisatie van het ruilmiddel, da’t de Fran-
sche Regeerin’g feitelijk heeft aaüvaard. Immers, de

kostprijzen zullen in bepaalde gevallen
stijgen
op een
wijze, die den export ,hemoeilijkt en het is niet zeker,
•dat»alle industrieën een compensatie zullen vinden in
de ontwikkeling van ‘de binnenlandsche markt. Het
schijnt overigens, dat de voorstellers van het ontwerp
zich erbij hebben neergelegd, deze mogelijkheid’ te

4 Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

417

aanvaarden, want de rapporteur van de Kamercom-

missie voor Douane-aangelegenheden aarzelt niet er
op te wijzen, dat een van zijn doeleinden is: cle terug-
keer tot een nationale huishouding, clie meer in zich-

zelf besloten zal zijn dan vroeger het geval was.

1 let betreft dus een zeer vèrs trekkend vraagstuk,

waarover binnenkort in ‘cle Fransche Kamer zal wor-

den gedebatteed. Men is er niet in geslaagd de dis-

cussie te forceereu vooi het begin van de Paaschva

cantie, doch het vraagstuk is volstrekt niet aan de

publieke opinie onderworpen. De politieke partijen

hebben iii dit opzicht geen stelling gekozen en het

valt te voorzien, dat overeenkomstig een traclitioneele

tactiek de inclustrieelen, die belang hebben bij een

verhooging der tarieven, het pleit zullen winnen op

‘de onverschilligheid der politieke partijen, door
eenige voordeelen in het licht te stellen voor den
landbouw, waarvan de belangen door alle groepen

worden verdedigd.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

D e E c o n o as i s t. – 1-laarlem, April 1927.
P. Lie ftinck,
Het toerekeningsprobleem bij J. B.
Clark. II;
Mr. R. van. Oenechien,
Nieuwe literatuur
over de waardeleer Iii;
Mr. Dr. A. A. van Rhijn,
Nog
enkele opmerkingen over het begrip rechtvaardig
loon;
Dr. G. A. H. Wiebels,
met naschrift door
Ir.
F. W. ‘t Hooft,
Maximum-bevolking van Nederland.

The American Econo.mic Review. –
St. Albans, Vt., Maart 1927.
E. W. Kern4n,erer,
Economie advisory work for go-
vernments;
Ch. W. Tutile,
Function of the entrepre-
neur;
M. C. Waltersdorf,
Going value in utility va-
luation;
G. E. Hoover,
Economie effects of inherit-
ance taxes.

Journal des Ëconomistes. – Parijs, 15
Maart 1927.

Yves-Guyot,
La Oonférence internationale des car-

tels; X. X., La Question chinoise et 1’Int6r8t corn-
man;
G. de Nouvion,
Les comptes des chemins de fer
de l’Ëtat et du .réseau d’Al’sace et de Lorraine en 1925;
P. ,Sain,t-Moirc,
Les Marchés de contrat direct au re-
gard de la bi et de la jurisprudence;
E. Payen,
Re-
vue de l’Académie des sciences •morales et politiques
(du 15 novembre 1926 au 15 janvier 1927);
J. Tcher-

nof,
Les actions
t
vete plural;
B. L. L. E.,
La Ligue
da Libre-Échange (mars 1927).

Jahrbücher für Nationalökouomie
u n d S t a t i s t ik. – Jena, Februari 1927.
H. Hon.egger,
Produktivitlit und Soxiabilitlit. Ver-
such einer sozialen Begründan.g des Begriffs der
marktwirtschaftlichen Ergiebigkeit;
E. W. ,Reichardt,
Das Gewerbe im alten Griechenland und das kapita-
li stische Gewerbe.

Ï d e m, – Jena, Maart 1927.
J. Back,
Nationalökonomie und phknomenologische
Philosophie;
E. W. Reichardt,
i)as Gewerbe im alten
Griechenland und das kapitalistische Gewerbe.
(Schlusz).

Political Science Quarterly. – New
York, Maart 1927.

E. N. Johnson
and
J. D. Bickford,
The contem-
plated Anglo-Gorman Alliance: 1890-1901;
H. D.
Jordan.,
The political methods of the anti-corn law
league; S.
M. 13row’n,
Mazzini and Dante;
C. Gini,
rfflfle scientific basis of fascism.

De Socialistische Gids. – Amsterdam,
April 1927.
bevat o.a.:
Ir. J. W. Albarda,
Aanteekeningen over politiek;
J. J. de Roode,
De lijdensweg van de achturenkonven-
tie, T;
Mr. Dr. G. van den Bergh,
De gemeentelike
huurverordening;
P. Olberg,
De begrooting en de eko-
nomische politiek van Rusland;
Mr. H. J. van Meurs,
Uit de Vol’ken’bondsstad.

• Tijdschrift voor Economische Geo-

g r a p h i e. – ‘s-Gravenhage, 15 April 1927.
Prof. Dr. ii. Blink,
:De economische structuur in
vb.rbancl met een West-Europeesch tolverbond (Eco-
nomische voorlichtingsdienst in Nederland);
H. W.
Sandberg,
De werkloosheid in Europa. Zonder Sovjet-
Rusland nog een leger van 7 tot 8 millioen;
J. Schok-
lcenlcancp,
Een kaart van de bevolkingsdichtheid op
Java on de taak van den geograaf
bij
‘den topografi-
sehen dienst in Nederlandsch-Indië;
Dr. R.. Broersm,a,
Dc Boraoesche Landen (Oostkust van Borneo);
Jos.
van Vroonhoven,
Ontginning van woeste gronden in

Noordbrabant in het verleden-en het heden;
Fred.
Oudscha’r&s Den.tz,
Enkele beschouwingen ‘over Su-
riname.

D e T ii d i s c h e G i d s. – Amsterdam, 1 April
1927.

W. E. van Dam van Isselt,
De opleiding van offi-
cieren N. I. L. aan de Hoogere Krijgsschool;
J. Bi-
binga Mulder,
De economische beteekenis van het vee
in Nederlandsch O:ostIndië en de regeeringszorg er-
voor; Dr. H. G. Heyting,
Doodstraf en gratie;
M.
Nittel—de Wolf f van Wesierrode,
Kijkjes in het
leven onzer inlandsche bedienden. IX en X.

K o 1 o n i a 1 e S t u d i ë n. – ‘s-Gravenhage, Fe-
bruari 1927.

Dr. H. Kraemer,
Beschouwingen met betrekking
tot de inlandsche beweging;
Mr. A. B. Cohen Stuart,
De nieuwe constitutie;
J. Ch. van Schouwenburg,
Hollands taak in indië, beschouwd van een eugene-
tisch standpunt;
Prof. B. Schrielce,
Het probleem der
bestuursorganisatie ter Sumatra’s Westkust;
M. A.
J. Kelling,
De voorgestelde regeling van het levens-verzekeringsbedrijf in Indië.

De Naamlooze Vennootschap. – Roer-
mond, 15 April 1927.

Prof. Mr. E. J. J. v. d. Heyden,
Doornroosje;
J. M. F. Evening,
Het zegelrecht op akten in brief-
vorm;
Mr. A. Wolfsbergen,
De regeling van het stem-
recht in de Naamlooze Vennootschap;
R. A. Dijker,
De balans en winstrekening van Naamlooze Vennoot-
schappen;
G. K. H. Hmnnen.,
Strafrechtelijke aan-
sprakelijkheid van den accountant. Met naschrift
door Mr. G. E. J. M. van Lier; A. E. C. v. Saani oog,
De Indische Vennootschapsbelasting en de Neder-
landsche ondernemingen. Met naschrift door
Prof. J. G. Ch. Volrn.er; Mr. G. Russel,
Een censor omtrent
wetsontduiking;
J. J. M. H. Nijsi,
Dividenduitkee-
ring, terwijl nog verlies is in te halen;
Mr. H.
i9chaapveld,
Het N’otariaat en de wet op de richtige
heffing.

ONTVANGEN:

2’raiies de coiïsnierce, systènies tanifaires et muthodes
coniractuelles,
par D. Serruys, Membre du Co-
mité éoonomique de la Société des Nations et du Comité préparatoire de la Conférence éconorni-
que internationale. Genève, 1927; Société des
Nations;

Recrutemeni ei formation de la m.amn.-d’oeuvre quali-
fiée ei du personnel technique en Grande-Ere-
tagne ei en. Allemagne.
Section économique et fi-
nancière de la Conféreuce économique interna-
tionale, Genève, mai 1927. Genève, 1927; Société
des Nations.

Pnincipaux aspects ei pro blè’ines de la siivaiion éco-nomique mondiale au point de vue des différents
paiys. Aniriche, Finlande, Grande-Bretagne,
Luxenibourg, Pwys-Bas, Suède
(Première partie
da Prog.ramrne de la Conférence). Section écono-
mique et financière de la Conférence économique
internationale, Genève, mai 1927. Genève, 197;
Société des Nations.

La Restauration financière de la Horcgnie.
Exposé
général, accompagné des documents principaux.
G’enève, 1926; Société des Nations.

418

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Mei 1927

De genseen.te.gronden in. Noord-J3rabant en. Linsburg

en hunne. ontginning.
Eene geschied- en land-

huishoud’kundige studie, door Dr. W. J. Drô

sen, Landhouwkuncli g Ingenieur. Roermond,
1921 J. J. Romem & Zonen.

Voorlezin. gen. over orgawisatie van. den. handel,
dor

J. G’rooten, Directeur der Levensverzekering
;

Mij, opgericht in 1863 te Amsterdam, Leeraar

M.O. wiskunde en boekhouden. Rotterdam, 1921;

Nijgh & Van Ditmar’s Uitgevers-Mij.

Industrie électrotechn.ique.
Section économique et fi-

nancière de In Qnférence économique interna-

tionale (Genève, mai 1921). Genève, 1927; So-

ciété des Nations.

Principaux a.spects et problèm.es de ia si•tuation écO-
nom.ique rn.ondaale au point de vue des différents

pays. Ita,lie. Lettortie, Norvège, Portugal.
(Pre-

mière partie du Progi’.amme de in Conférence).

•Section 6conomique et financière cle la Conf-
rence économique internationale. (Genève, mai

1921). Genève, 1927; Socit6 des Nations.

0e ipo litik strsd oin,g elsiichsischer Inp erialisnus, voè
Karl Hoffma.nn. Berlin, 1921; Ring-Verlag.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

OPEN MARKT.

1927
1926

11

1925
1914

.11
2530
18123
11/14
26Apr.
1

27 Apr.ï
20124
30 A pri
April
April
April

1
1 Mei
2 Mei
Juli

Amsterdam
Partfc.disc.
3
1
1
2
3
1
1
3116

12
3
3
I8-!i6
215/16_3114

3’18-
7
11e
3
1
1e-
3
118
Prolong.
.4
4..I/
3124
3_314
3
1
1
3_11
21143/4

Londen
Daggeld ..
3-
1
1
3-4
2
1
134
3.4
1
12
331
4
_431
4

31
3
431
4

1
3
142
Partic.disc.
3511l1
351
5
.31
4

311116_4118
41I6-1/4
4114..5114

4114-112
2114314

Berlijn
Daggeld ..
7812
3/2-812
47 37
3-611

-,
Partic.disc.
30-55 d..
.
431
4

451
5
41
4

411s
412/8
4.31
4

8

56-90 d..
.
431
4

4515_314
412-I8
418-12
4314
8
218-/2
Waren-
•-
-.
wechsel.
5
4
7
1s-5
414-/s
451
8
_5
5110/
4


New York’)
Cali money
5_114
4..511
4_11
4

41j
2
_31
4

3_43/
4

311
3
.411
4

131
4
-211
2

Partic.disc.1
331
4

341
4

331
4

331
4

311
4

311
4


1)
Cali money-koers van 29April en daaraan voorafgaande weken t/m
Vrijdag.

-.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bataria
1)
York**)
•)
.
•)
*)
•)

26 April 1927
2.4915!,
1213+
3
59.25
9.79 34.75
100%
27

1927
2.49
5
/18
12.134
59.25
9.79
34.744
100%
28

1927 2.49 ls/,
1214
59.25
9.79
34.751
100%
29

1927
2.4915,
12.134 59.23
9.79
34.754
100%
30

,,

1927

1213+
59.224
9.79
34.754
100%.
2 Mei

1927
297
/8
1213H
59.224
9.79
34.75
10034′
Laagsted.w.’)
2.49%
12.13*

59.19 9.78 34.73
10038
Hoogste d.w
1
)
2.50 12.14* 59.26 9.80
34.76
100
5
/
8

25 April 1927
2.50
12.14
59.25
9.79
34.754
10034′
18

,,

1927
-.
– –



Muntpariteit
2.48%
12.104
59.26
48.-
34.59
100

Da a
.
Zwit-
ier an
Weenen
*)
Praag
Boeka-
rest
1)
Milaan
)
Madrid
‘)

26 April 1927
48.07′
35.15 7.40
1.624 13.70
43.874
27

1927
48.06%
35.15 7.40 1.624
13.324
43.89
28

1927
48.07 35.15
7.40
1.574 13.35
44.174
29

1927
48.06
35.174
7.40 1.574
.13.31
44.124
30

,,

1927
48.07
35.174
7.40
‘1.574


2 Mei

1927
48.06
35.174
7.40
1.60
12.814
44.30
Laagsted.w.l)
48.04
35.10
7.39
1.521
12.774 43.80
Hoogste d.wl)
48.09 35.20
7.42 1.65
14.45
44.35
25 April 1927
48.07
35.174
7.40
LOO
12.714
43.85
18

,,

1927
– –
– –
‘ –

Muntpariteit
48.-
35.-
1

2)
48.-
48.-
48.-.

) Noteering te Amsterdam.
*8)
Noteering te Rotterdam.
Particuliere opgave.
Wettelijk gestabiliseerdtusschen
7.534j’
en 7.21
1
12.

Hel-
Data

Stock- Kopen-j Oslo ) sing

I
holn, *)il,agen)I

,…
1

64.65 6.30
10534
2.50% 84.60 6.30
10534
2.50%
64.574
6.30
105%
2.50%
64.474
6.30
105%
2.50
64.80 6.30
105%
2.50 64.40
6.30
105%
2.503/,
o

64.45 6.28
105%
2.49%
64.80
6.31
106
2.503j
84.60 6.30
105%
2 50%

66.67
6.264
1052/
2.48%

Not, te
Rotterdam.
1)
Part,
opgave.

Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
2 Mei 1027
voor
telegrafische
uitbetaling op:

Gulden per
Pari
Koers
disconto

Europa
0
/0


Londen
8)
£
12.104
12.13
Berlijn
8)
100
Mark
59.26
39.204
5
100
Franc
48.-

9.794
5
100
Belga
34.59 34.75
54
100
Franc
48.-
6.924
34
100

,,
48._
48.06
100
Kronen 50.41′
7.40
5
100
Schilling
35.-
35.174
6
100
Pengö
50.41
1)

43.624
6
100
Lei
48.-
1.60
6
100
Leva
48.-
1.80
10
lOO
Dinar
48.-
4.30
7
Turksch
£
10.93
1.274
100
Drachme
48.-
3.30
11
100
Lira
48..-
12.814
7
100
Peseta
48.-
44.30
5
Escudo
2.684
0.12
8
Kopenhagen
8)

.. . .
100
Kronen
66.67
66.70
5
Oslo 8)
100

,,
66.67
64.60
44

Parijs
8)

…….

Brussel
8)

§)

………

Stockholm
8)

100

,,
.66.67
66.85
4

Luxemburg
……….
Ziirich
8) ………….

100 IJsl.
Kr.
60.67
55.20

Praag

……………
Weenen
8) ………..

100
Zioty
48.-
27.50
84

Boedapest

………..
Boekarest

……….

Kovno (Litauen)
..
100
Lita
24.88
24.70
7

Sofia

…………..
Belgrado
…………

Riga (Letland) ….
100
Lat
48.-
48.-
7

Stamboel

……….

Reval (Estland).
.. .
100
Esti. Mk.
0.6621
3

0.664
8
100
Finnmrk.
6.264
6:294
7

Athene

…………

Lissabon
…………

Moskou

…..:.’…
Tjerwonets
12.80
12.85

Milaan**)

………..
Madrid
*8) ……….

(lORoebel)

100
Gulden
48.40
48.374
54
.&mërika.

Reickjavik
………..
Warschau

………..

New.York
8)
$
2.4876
2.494
4
Canad.
$
2.4876
2.50
Mex. Dollar
1.17

Helsinglors

………

Buenos Aires ……
Peso (psipier)
1.05682 1.06

Danzig

………….

La Paz (Bolivia)
.
Boliviano
..
0.97
0.884
Rio de Janeiro….
Milreis (pap.)
0.8075
8

0.294

Montreal

……….
Mexico

…………

.
Peso (papier)
0.9080
0.304
74 tt
8

Bogota (Columbia).
Peso
2.42
2.434
Valparaiso
………

Quito (Ecuador)

. .
Sucre
1.21 0.51
Lima (Peru)

…….
Per.
£
12.104
9.274
Montevideo (Urug)
Peso
2.5725
2.524
Caracas (Venezuela)
Bolivar
0.4795
0.47
Paramaribo

…….
Gulden
1.-
0.994
Willemstad (Curaç.)
Gulden
1.-
1.014
San
Josfi (C.
Rica)
Colon
0.6220

Peso
0.0415
Managua (Nicarag.)
Cordoba
2.484
2.47.9,
San Salvador (Salv.)
Colon
1.2440
1.20
Azië.
Rupee’
0.807
0.904
7
Gulden
1.(‘.
1.-
“°°1r
44
Yen

.
1.24
1.20

5.84
Dollar

,
1.234
Taël
1.554

Calcutta
………..

Straits DolI.
1.4125
1.40

Guatemala
………

Batavia

………….

Manilla

…. …. …
Phil. Peso
1.214 1.234
Bangkok
……….
Tical
0.914
,

1.134

Singapore

………

Teheran (Perzië)
. .
Kran

.


0.26

Kobe

………….
Hong,Kong

……..

Afrika.

.

Shanghai

………

Kaapstad
£
12.104
12.09
54
Alexandrië ……..
Egypt.
£
12.42
12.44
.&t,stralië.
Melbourné, Sidney

.

en Brisbane

….
£
12.104
12.13
Nieuw Zeeland
….
£
12.104
12.164
1) Pariteit der voorm. Oostenr. Kroon.
2)
Goudpeso. 5) Milrei’s Goud,
8)
Not, te A’dam.
*8)
Id. te R’dam. 0v. not, part. opg, §) 1 Belga = 5 frank.

Buenos- Mon-
Aires’)

treal’)

26 April 1927 66.90 66.674
27

1927 66.90 66.674
28 ,,

1927 66.874 86.70
29

1927 66.85 66.70
30

1927 67.874 66.67J
2 Mei 1927 60.85 66.70
Laagsted.w.
1
) 66.774 66.60
Hoogste d.w
1
) 66.954 66.70 25 April 1927 66.974 66.70
18 ,, 1927 – –
Muntpariteit 66.67 1 66.67
•) Noteering te Amsterdam. *

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D
a a
Londen
($ per £)
Parijs
($
p. IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gld)

26 April

1927
4,85% 3,91%
23,70
40,0131

27

,,

1927
4,85%
3,91%
23,70
40,01%

28

1927
4,855/,
3,91
8
,
23,70
40,01

29

,,

1927
4,85
25
/
32

3,91%
23,70
40,01%

30

,,

1927
4,85%
3,918%
23,70%
40,02

2 Mei

1927
4,85
1
‘/,
3,91%
23,70
40,02

3 Mei

19261
4,85%
3,28
23,80
40,18

Muntpariteit
.1
4,8667
19,30 23,81%
401/

KOERSEN TE LONDEN.

14
Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

419

Plaatsen enINoteerings-t
Landen
eenheden
16
Apr.
1927
23
Apr.
125130
1927

ILaagste
l
Hoogste
April
1927
30
Apr.
1927

Alexandrië..
Piast.p.c
97%
9734
IT
7;:;

973J

p.
£
365
t1,

363%
382
367
365
Athene……Dr.
Bangkok …
Sh.p.tical
1/10%
1/10
1/10%
1110%
1/10%

Budapest
.
..
Pen. p.
£
27.841 27.85 27.83
27.90
27.87

B. Aires’). …
d.
p $
47171
479/1
471/
2

47
6
1
8

47
19/
32
Sh. p. rup.
11556/6
1j57/,
1/5
27
/
32

1/57/,
1
1
1
527
/
82
Constantin … Piast. p.
£
94734
94734
940 955
945

Hongkong ..
Sh. p.
$
2101
8
2/0
19
/
32

2/0
t!,

2
1
0%
2/01!,

Calcutta ……

Kobe

……
Sh.p.yen
20″
€4 1/11%
1/11%
1/2
i/”H

.

.
Lissabon 1)
d. per Ego.
217!

32
217!
82
283!

64
217/
82
2′
’82
d. per
$

..

24 24
23
25
24

Montevideo
1)

d. per
$
50%
50%
49%

50%
49%

Montreal’)
..
$
per
£

4.85’j
4 84”
4 84

4.85%
4.85′,

Mexico ……..

R.d.Janeiro
1)

d. per Mii.
553/
64

563e
64
16
518′
566/
64
527182
Shanghai
. . .
Sh. p. tael
216
T
7
V
3

2161s/,
26i,
217
2;65/
8

Singapore. ..
id. p.
$
213vr
1
3

213%
213
28
1
82

2
1
,
3
18
/
16

213%
Valparaiso
2).
$
p.0
39.58
39.65
39.66 39.82
39.82
Warschau ..
Zi. p.
£
1 43%
43%
1

43
44
4334
1)
Telegrafisch
transtert.
2)
90 dg.
I)
Koers van
14 April.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)

Londen’)
N.York’)
Londen
25 April1927..

25ij,
56
25 April1927….

26
1927..

281i
3O

56
26

1927…..
84/1134

27
1927..

257/
9

557/
8

27

1927….
84/10%
28
1927..

257/
8

557/
8

28

1927….
8411134

29

,,
1927.. 25%
55%
29

,,

1927….
84111% 30
1927..

2511,
1

55s
30

,,

1927….
84111%

1 Mei
1926..

30
64%
30 April1926…..
84/11%

20 Juli 1914.. 2415/1

541/,

20 Juli 1914…. 84/11

t)
in pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign silver In $c. p. oz.fine.
3)
in sh. p.oz.fine

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 2 Mei 1927.

Activa.
Binnenl.Wis-f’Hfdbk.
f
81.144.188,95
sels, Prom., Bijbnk. ,, 14.020.692,37
enz. in disc. ( Ag.sch. ,, 18.512.731,98 f 113.677.613,30

Papier o. h. Buitenl. in disconto………


Idem eigen portef..
f
134.354.704,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.

134.354.704,-
Beleeningen 11f dbk.
f
78.403.879,67

in rek..crt.
ncl. vrsch. Bijbnk.

12.571.503,45

op onderp.
Ag.sch.

84.193.704,79

f 175.169.087,91

Op Effecten……-. f 168.476.347,54
Op Goederen en Spec. ,, 8.692.740,37 175.169.087,91

Voorschotten a. h. Rijk … ……………,,

4.799.225,29
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
59.156.080,-
Muntmat., Goud ..

359.738.529.08

,
418
J94.609.08
Muit, Zilver, enz..

,27.322.987,02
Muntmat. Zilver..

Effecten
446.217.596,10

BeieggingRes.fonds.
f

7.037.855,29
id. van

, v.
h. kapit.,,

3.993.937,79
11.031.793,08
Gebouwen en Meub. der Bank
….. … ,,
5.142.000,-
Diverse rekeningen
…… .. . … ………

,,
64.596.642,80

f
954.988.662,48
Passiva.
Kapitaal
………

.. . ……. … …….
f
20.000.000,-
Reservefonds
……….. . … …….. …….,,
7.047.731,06
Bijzondere

reserve
……….. ………,,
8.800.000,-
Bankbiljetten in omloop……….-…..

,,
867.801.130,-
Bankassignatiën in omloop………..,,
3.085.572,55
Rek.-Cour.
1
Het Rijk
f


saldo’s;

‘l.
Anderen,,

29.738.053,96
29.738.053,96
Diverse rekeningen
…………….,,
18.516.174,91

f
954.988.662,48

Beschikbaar metaalsaldo
……-. …..
f
265.518.464,44
Op de basis van
‘/,
metaaldekking….
185.393.513,14
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is.
1.827.592.320,-

Voor3aamste posten in duizenden
guldens.
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Fina nciën maakt bekend

Vorderingen.

1
23 April 1927

1
30 April 1927

Saldo bij de Nederlandsche Bank
– –
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
f

674.830,37
f

64.142,53
Voorschot
op
uit. Mrt. 1927 aan de ge-
meenten
op
voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en opcenten
op
de Rijksinkomsten belasting ……..
44.717.863,55
,,

44.717.863,55
Voorschotten aan de koloniën….. …
,,

12.984.183,75
Kasvord. weg. credietverst. ajh. buiteni.
,, ..
118.443.160,73
,,
120.848.686,65
Daggeldleeningen

tegen onderpand

van Staatsschuldbrieven


Saldo der postrekeningen van Rijks-

..7.856.863,82

comptabelen

………………….
18.100.680,68
,,

22.676.262,15
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
P.,

T.

enT.’)…………………………..
Id.
op
andere Staatsbedrijven
2)

2.445.348,03

,

2.445.348,03

Verplichtingen.

Voorschot door de Nederl. Bank
….

f

6.126.354.78

f

9.170.04631
Schatkistbiljetten in omloop’)……….85.722.000,-

,,

85.722.000,-

Waarvan direct bij de Ned. Bank


Schatkistpromessen in omloop ……..38.930.000.-

,,

44.930.000,-

Schuld a.d. Bank
v.
Ned.Geeenten
2)


m
Zilverbons in omloop ……………….11.961.242,-

,,

11.761.562,-

Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds
2)
..,,

2.029.493,43

,,

3.641.684,30
Id. a. h. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.
2)..,,
32.973.090,50

,,

29.923.487,85
Id. aan andere Staatsbedrijven
2)………

620.000,-

,,

670.000,-
..
Id. aan diverse instellingen
2) ……..
…4.666.631,96

,,

4.610.113,26
8)
Waarvan
f
12.056.000 vervallende
op 1
Juli 1929.
2)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

16 April 1927
1
23April 1927

Vorderingen:
f
3.742.000,-

,,

922.000,-
f
1.126.000,-

Verplichtingen:

Saldo bi)
‘5
Rijks

kas
……………..

Voorschot uit ‘sRijks kas aan N.-Indië

1.108.000,-

Saldo bil de Javasche Bank
………..

Voorschot Javasche Bank aan N.-lndië


Schatkistpromessen in omloop …….
200.000,-

…..
,31.006.000,- -,30.603.000,-
Muntbiljetten in omloop

………….
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds
,,

1.182.000,–
,,

1.182.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank
,,

1.639.000,-
1.583.000,-

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Munt

Muntmaj
Circulatie
opeischLi.
Metaal-
I

kings
schulden
saldo

2

Mei ’27
59.156
359.739 867.801 32.824
365.518
49
25April ’27
59.272 359.739 791.119
39.176
279.917
54
19

’27 59.360 359.739
801.286 27.503
279.489
54
11

1
27
59.406
359.739 805.620
30.186
278.446
53
4

’27
59.529
359.738
819.442
27.464
276.773
53
28 Sirt. ’27
59.669
359.049
782.203 51.480
279.469
53

3

Mej ’26
55.703
372.210
887.518
26.110
270.423
50

25 Juli

’14
65.703 96.410
1
310.437
1

6.198
43.521
1
)
1
54

Totaal
Schatkist-
,
ee-

e
Pa,77
Data
bedrag
discon to’s
promessen
rechtstreeks
nungn
op
liet
buiten!.
reke-
nin gen
2)

2

Mei 1927
113.678

175.169
134.355
64.597
25April1927
86.770

133.471
134.237
54.540
19

1927
87.130

140.180 142.776 46.425
11

1927
90.877

130.819 146.862
50.274
4

,,

1927
97.663

132.862
146.647
47.506
28 Mrt. 1927
95.137

131.654 146.550
49.741

Mei 1926
74.118

172.837
184.029
64.452

25 Juli

1914
67.947
14.300
61.686
20.188
509
1) Op de basis van
3
1 metaal(lekking. ‘) Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal

Andere
opeischb.
schulden
Discont.
D

r
nge
e
n1

2 April

1927..
1.040 1.612
623
934
617
96 Maart1927…
1.041
1.378 655
953
519
19

1927..
1.040
1.405
701
943
486
12

1927..
1.041 1.452 565
952 525
5

,,

1927-
1.041
1.567
643
963
538

3 April 1926-
1.010
1.766
550
956 373

5 Juli

1914…
645
1.100
560
735 396
) o,ulLpust uer activa.

420

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Mei 1927

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data

Goud

Zilver

Circulatieopeischb. metaal-
schulden saldo

23Apr.1927

216.500

306.800

48.500 145.440
16 ,, 1927

216.500

311.600

42.300 145.720
9 ,, 1927

217.200

311.500

39.600 146.980

2Apr.1927 185.904

31.481 307.260

44.840 147.926′
26Mrt.1927 190.025

31.410 303.916

49.089 151.788.
19 ,, 1927 190.496

30.865 306.105

45.239 151.993
12

1927 190.115

30.883 309.613

44.078 151.234
24Apr.1926 200.166

38.730 333.840

48.201 163.004.
25Apr.1925 133.505

50.567 276.499

49.453 119.714
25Juli1914 22.057

31.907

110.172

12.634

4.8422)

Data
1

Dis- conto’s
I


N.-Ind.
betaaib.

I

Belee-
ningen
Diverse
reke-
ningen’)

LJl(-
kings-
percen-
tage

23Apr.1927
1137700
61
16

1927
114.300
61
9

,,

1927
117.500

62

2Apr.1927
41.306
62
13.724
20.484
65.852
26 Mrt.1927
13.847
20.695
65.522 38.499
63
19

,,

1927
13.726
20.852
65.731 36.673
63
12

1927
13.696
20.270 68.163
37.421
62
24Apr.1926
9.774
21.089 42.513 75.104

1
63
25Apr.1925
20.464
18.152
40.605 63.979
56
25Juli1914
7.259
6.395 47.934
2.228
44
1).
Sluitpost
activa.

2)

Basis
2
/5
metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.

j.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden ponden sterling.

Data
Metaal

Circulafzi
Currency Notes
Bedrag

1 Bankbil,.I
Gov. Sec.

27 April 1927
154.163
137.515
294.779 56.250
245.108
20

1927
153.848
137.038
298.678 56.250 248.968
13

1927
153.173 137.860
299.928
56.250 249.949
6

,,

1927
151.300 137.859
293.542
56.250 243.696
30Maart1927
150.548
137.953
288.067 56.250
237.913
23

1927
150.725 136.254
285.334
56.250
235.419
28 April 1926
146.372 141.097
294.473
56.250
243681
22 Juli

1914
40.164
1

29.317


Data
Gov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve Dek-
kings

27Apr.’27
47.940
42.155
10.170
98.647
36.398
33T/.
20

’27 37.956
68.779
15.244
110.338
35.560
291
13

’27
28.982
74.588
23.901 97.076 34.063
29
6

’27
30.982
77.766
21.036
103.249 33.191
2611
30 Mrt.’27
32.668
83.724
32.981
97.465
32.346
248,
23

,,

’27
30.798
74.733
17.397 104.031
34221
288/
28Apr.’26
39495
67.822
18.925
95.657 25.025
21ia/
22juli ’14
11.005
33.633
13.736
42.185
29.297
52


‘) Verhouding tusscben Reserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voorn aa.mste posten in millioenen franos.

Data
Goud
Waarv.
in het
Zilver

I

Tegoed
in h
Waarvan
op het
Belee
buitenl.
buiti.3)
sels
bulteni.
ningen’

28Apr.’27
5.547
1.864 342
58
3021
8
1.686
21

,,

’27
5.547
1.864
342
60
2.170
9
1.743
14

,,

’27
5.548
1.864
342
70
2.471
10
1.828
7

,,

’27
5.548
1.864 342
73
2.239
11
1.895
31 Mrt.’27
5.548
1.864
342
76
3.398
8
.1.854
29Apr.’26
5.548
1.864 334
76
4.190
13
2.413
23 Juli’141
4.104
1

640

1.5411
8

.
769

Buit.gew.
1
Schat-
1
Diver-
Rekg. Courant,
Data
voorsch.
1 kistbil-
jetten
1,)!
sen
2)
Circulatie
1
Parti-
ajd. Staatl
1
culieren
Staat’

28Apr.’27
29.300
5.675
12.526
52.210
6.874
117
21

,,

’27
29.300
5.675
11.284
52.550
4.844
15
14

’27
28.150
5.673
11.442
52.883
3.801
98-.
7

’27
28.150
5.671
12.067
53.351
3.886
36
31 Mrt.’27’
28.150
5.858 11.104
52.385 3.809
28
29Apr.’28
35.150
5.307 3.353
52.208
2.791
– 36
23 Juli’14


.–
5.912
1

943
401
‘)ln disc, genomen wegens voorsch. v. d. Staat a. buiteni. regeeringen.
2
)Sluitpost activa.
3)
Except tegoed bij Russische Staatsbank.

EFFECTENBEu}EN.

Amsterdam, 2 Mei 1927.
De gung vuil zaken op (le inteniationalc fondsenmarkten
is in
(10
achter ons liggende berichtsperiode tamelijk opge-
wekt geweest. Voornamelijk heeft cle beurs te B e r 1 ijn cle
aanclaeht getrokken. Aanvankelijk was cle tendens hier vrij
icisteloos, hetgeen in . verband heeft gestnutn met de eischen,
welke het einde van cle maand aan de ‘geldmarkit ieeft ge-
steld. Aan den anderen kant heeft (le aan.kondiihg, dat
wellicht bepaalde buiteni ancische ]eeningen vrjgetld zou-
tien worden van de couponbelasting een betere beopr•cleeling
van de toekomst van de ge1darkt in

het leven geroepen.
Men herinnerde zich hoe ten tijde van de ongebreidelde uit-
gifte van leeningen in liet buitenland de geldnarkt in
Duitschland hiervan cle goede vruchten heeft kunnen pink.
ken en al achtte men het onwaarschijnlijk, dat dit thans in
dezeFf cle mate het geval zou zijn, er was toch alle ‘aanleiding
om (ie ietwat gereserveerde stemming van de geidgevers
zonder pessimisme te beschouwen. Spoedig is dan Öok koop-
lust ontstaan, waarbij cle geheele markt op een hooger
koerspeil is gekomen. Er bestond echter voorkeur voor ver-
schillende soorten; o.a. hebben aandeelen in kunstzijde-
en staalouderuemingen op den voorgrond gestaan.

Te L o n d e n is de stemming eveneens Vrij opgewekt ge-
bleven. De verlaging van het bankdisconto heeft nog steeds
een krachtige uitwerking gehad, voornamelijk, omdat de
gedmarkt zon l’uim is gebleven, dat men in de City een
verdere verlaging van den rentevoet niet- voor onwaar-
sdhijnlijk houdt. Langzamerhand acht men ook den toe-
stand in China en Japan ruimschoots in de koersen van
cle desbetreffende fondsen vercl.isconteerd, zoodat voor deze
soorten eveneens een betere stemming naar voren kon tre
den. Slechts rubbersoorten vertoonden een minder opgewek-
te tendens, ondanks het vooruitzicht op een verlaging van
het percentage, dat de Britsch-Indisehe rubberpiantages
van 1 Mei al kunnen uitvoeren.

De beurs Le Pa rijs heeft eenige reaçtie te zien gegeven
op de zeer opgewekte stemming, welke enkele weken aan-
een daar ter plaatse heeft geheerscht. Uit Fransche ban-
kierskringen heeft men waarschuwingen vernomen ten aan-
zien van een al te sterk opdrijven van het ‘koerspeil, voor

namelijk, omdat in hoofdsaak het buitenland deel heeft
genomen aan cle aankoopen van den laatsten tijd en der-
halve het gevaar bestaat, dat ook van die zijde onverwacht
rea.lisatics worden ondernomen. Voorts hebben de tegen-strijd ige berichten omtrent de mogelijkheid van een reva-
lorisatie van den franc de gemoederen verontrust. De
regeer.ing heeft’ onmiddellijk de desbetreffende geruchten tegengesproken, doch afdoende is dit ddmenti klaarblijke-
lijk ii’iet geweest.

Te hT e w Yo r k heeft de markt teekenen van reactie
getoond. In hoofdzaak zijn de berichten omtrent de scha-.
cle, toegebracht door cle overstrooming van de Mississippi,
hiervan’de oorzaak geweëst, doch aan den anderen kant
shijnt ook cle technische gesteldheid van de markt – voor-
namelijk het ontbreken van een eenigsains uitgebreide con-
tra.minepartij – tot de vrij groote daling fin tal van fond-
sen te hebben bijgedragen.

Te n o n ze n t is de markt over het algemeen zeer
stil geweest. Ook •de
belegg-isvgsmo,rkt
heeft een rustig ver-
loop gdhad. De verstij.vin.g, welke de geld.markt te zien
heeft gegeven, wordt als een voorbijgaand verschijnsel be-
schouwd, in verband met de eischen, welke steeds teged
den eersten Mei aan de markt worden gesteld. 6 .pCt. Ned.
Werk. Schuld: 105
g
, 105%,
10
5
13
/je; 4 pCt. Ned, Werk.
&hulcl 1917: 99½, 993/,
99
7
11e; I
Y
2
pCt. Ned.-Indië 1926:
95i9/22, 95%, 95’/ie; 5 pCt,. Brazilië 1903 £ 100:’ 80, 80%,
80; 8 pCt. Sao Paulo: 10611e, 105%, 106. –
De meeste aandacht hebben, van de aancleelenm’arkten,
tebalcspepieren
getrokken en van deze hebben weder aan-
deelen in Java-ondernemingen op. den voorgrond gestaan.
Aan den eenen kant waren het de hooge prijzen, in de
Inschrijvingen voor Javatabak bedoiigen, welke de ‘hoogere
koei-sen hebben veroorzaakt, aan den anderen kant ‘heeft
het feit, dat de aan onze beurs genoteerde Jnvasoorten ge-
woonlijk minder ruim worden verhandeld, aanleiding ge-
geven tot zeer sterke koersverheffingèn. In verband hier,
mede is de belangstelling voor de Sumatra-aandeelen wel
iets minder geworden, hoewel de grondtoon toch vast is
gebleven. Arenclsburg: 665, 667, 063, 668; Besoeki Tabak
Mij.: 454, 450, 455; Deli Batavia Mij.: 512%, 513%; 511, 519%; Deli Mij.: 463, 464%, 460%, 464%; Ngoepit: 374,
388, 399, ‘120, 415; Oostkust: 245%., 249%, 247, 8e-
uenzbah: 456%, 464%, 470%’,
4
75%.; Soekdwouo: 356, 364,
359%, 360; Temoeloes Landbouw Mij.: 484, 481, 493, 505.

4 Mei 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

421

in
rubbervund,eele9v
zijn de omze1ten bijonder gering ge-
‘eest. Het vooriiitzioht op een produetibeperking volgens het
plait Stevenson heeft hier, evenmin als te Londen, eenige aandacht getrokken, hoewel men wel van meening is, dat
liet voortbestaan van cle uitvoerbeperking in Britsch-Incli
van voordeel moet zijn voor cle Nederlandseh-Indisehc on-
d.eruemiugen. Do enkele clividenden, welke echter reeds zijn
gedeclareerd, hebber den indruk gewekt, dat cle directies
vaci.k rekening zullen houden met een innerlijke financieele
versterking en dit wordt door de beurs weerspiegeld in een
iets lager peil voor de meeste soorten. Amsterdam Rnbber-
338%, 339%, 334%, 337; Dcli Batavia Rubber: 372,
269%, 274¼; Itessa Rubber:
480%,
479%, 477% ; Indische
Rubber Cy.: 430, 438, 440, 432; Java Caoutohouc: 2-29,
23534
2
2311; Keudeng Lemiboe: 419%, 424%, 418, 420%,;
Lanipong Sumatra Rubber: 24434, 246,
240%;
Necl.-Ind.
Rubber & Koffie 335%, 337, 335; Oost-Java Rubber: 393%,
397, 390, 396; Pi’eauger Rubber:186%, 193, 187, 189;
R’.dam Tapauoeli: 166, 163, 164
3
%; Ser.bacljadi: 338, 340,
345; Sumatra Cao.utcbouc: 296, 298, 294%, 295; Sumatra Rubber 428, 431,
426%,
428; Vereenigde Ïndisthe Cultuur Ondernemingen: 212, 208, 209; Iu’terconti.nental Rubber:
13
1l
11o, 14, 13%.

Suikeraa?wkeiev.,
met geringe fluctuaties, werden bijna
ii let verhandeld: Cultuur Mij. der Vorstenlanden: 1763/4, 178,
175; i[andelsvereeuigiiig Amsterdam: 717%, 714%, 710;
Java Cultuur Mij.: 380, 381, 379%, 380; Kalibagor: 422%,
427, 426; Maron Cultuur Mij. 273, 270, 271; Ned.-Iud. Sui-
ker Unie: 269
34,
271, 268; Poerworedjo:
116%,
116; 3m-
{langlaoet: 439, 435, 430, 428; Tjepper: 760, 765, 763; Tjol-
kir: 568 (ex div.), 570, 565.

De
petroieunrvsoirkt
heeft geen kooplust kunnen tr&kken.
,Dordtscihe Petr. Tnd. Mij.: 359, 351, 354%, 352; Gec. Roll.
Petroleum Mij. 237%, 234; Kon. Petroleum Mij.: 376%,
377, 372%; Perlak Petroleum: 66%, 66, 65; Peu.clawa Pe-
troleum Mij.: 124
11
116, 24%, 23%; Marland Oil: 38%, 378/s,
3615/16, 37f32.
– &Iveepvaa.rteandeeien
hebben een verdeeld verloop gehad,
hoewel cle groncitoon opgewekt is gebleven. Bijzondere prijs-
verschillen zijn niet voorgekomen. Holland-Amerika Lijn:
86, 88, 86%; Java.China-Japan Lijn: 127%,
129%,
128%
Kon. Neci. Stoomboot Mij.: 95%, 96, 967/8; Alg. Zeevaart:
114, 115
5
/s, 108% (ex cliv.), 106; Ned. Scheepvaart Unie.:
190%, 191%; Stoomvaart Mij. Nederland: 187,

188%, 188.
•De aif.deeliiug voor
bjnivenla’udscice inc1zc8trie1e aandeelen
is op sommige dagen vrij sterk bewogen geweest, hoewel
(le koersverschillen voor de meeste soorten binnen enge
grenzen zijn gebleven. Slechts voor aandeelen Philips Gloei-
lampen bestond groote kooplust door de omstandig.
held, .dat men tr beurze rekenin.g hield met dc mogelijk-
held van een uitgifte van aandeelen – met de daaraan
verbonden ,,claim” – benevens door dc kans
01)
het tref-
en van een vergelijk inzake cle invoerrechten in Frankrijk.
Centrale Suiker ‘Mij.: 120%, 12034, 121
; Hoilancische
Kunstaijde Industrie: 129, 130, 128%, 129% ; J urgens:
178%, 179%, 181%; Maekubee: 124%, 127%, 125%,1
2

7
%;
Ned. Gist- en Spiritusfabriek: 393%, 390, 395; Ned. Kabel-
fabriek: 350, 326 (ex div.), 320, 317; Ned. Kunstzijclefa-
biiek: 35%, 343%, .348%; Philips Gloeilampenfabrick:
376, 381, 389%, 400, 412.
Mijnaandeelen
varen, met een enkele uitzondering, zoo-
als aandeelen Siugkep
rfln
Maatschappij aangeboden. In
aandeelen Boeten is de belangstelling sterk verminderd.
Alg. Exploratie Mij.: 76%, 73%, 72; Billiton le Rubriek:
787, 790, 800; Boeten Mijnbouw Mij.: 186, 189, 183, 180%;
MUller & Co.’s Mijnbouw Mij.:
84%,
86, 847/8; Redjang Le-
bong: 184% (ex div.), 179, 175; .Singkep Tin Mij.: 495,
503%, 507%, 509%.
J3ankaandeelen
waren rustig van toon; een uitzondering
vormden aandeelen Amsterda.msche Bank, welke sterk ge-
vraagd bleken in ver’bancl met het verslag over het afge-
loopeit jaar. Amsterdamsche Bank: 173%, 176, 177%; In.
casso Bank: 12-2%, 122
5
/s, 122%; Koloniale Bank: 246,
245, 245¼; Ned..Indische Handelsbank: 167, 168%, 168%;
Ned. Handel Mij. C. v. A.: 157, 158, 157¼; R’damsche
Bankver.: 86%, 867/
8
, 8734; Twentsehe Bank: 137 (ex (Lv.).
De A.rnerikaa?vsche af deeWag
was stil, doch over het al-gemeen iets lager. Ajnerican Smelting & Rel. Cy.: 149¼,
151%, 147%; Aiiaconda Copper:
95%,
94, 93%,Studcba-
ker: 53%, 53%, 53; United States Steel Corp.: 1.69
5
/8,

170%, 167%, 166.
1
1
is
; Atchison Topeca: 179%, 180%, 1777/8,
17934; Baltimore & Ohio: 117
0
f,
119, 1197/
8
; Ene: 53%,
54, 51; Missouni Kansas & Texas: 47511,
44
¼, 45 Ys;
St. Louis & San Francisco: 115, 114; Union Pacific: 172%,
170, 171 ; Wabash Railway: 68
0
/1a,
677/
8
, 05%, 63
19
/
32
.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

3 Mei 1927.

. T a r w e. Gecicinencie de afgeloopen week zijn de zaken
bi de Europeesche impontmarkten zeer levendig geweest.
Zoowel iii Engeland als op het Continent was er goede
vraag en het aantal ladingen dat verhandeld werd, was zeer
groot. Wederom waren het voornamelijk Australische la-
dingen, clie gekocht werden, doch ook een groot aantal Ar-
gentijusche ladingen werden verhandeld en verder eeulge
ladingen Manitobatarwe, alsook OOn met tar.wd van de
Westkust van Noord-Amerika. Terwijl natuurlijk ‘bij deze
vraag wei eenige speculatie komt, gaat zij toch in hooi d-
zaak van fabrikanten uit en het is duidelijk, dat voor dit
seizoen de verschepingen naar Europa, indien zij voortgaan
als in den laatsten tijd, gemakkelijk kunnen worden op-
genomen.
Dank zij de wederom grootere verschepingen van Argen-tinië was er een toename van de versche.pingen naar Euro-
pa deze week te constateeren, doch het totaal is toch nog
belangrijk beneden het gemiddelde van de wekdlijkschever-schepingen van eenigen tijd geleden. Daar er bovendien nog
ruime verschepingen plaats vonden naar niet-Europeesche
landen, heeft men in de exportlanden geen moeite zijh voorraden te verkoopen. De oogst in Argentinië is wel
aanmerkelijk grooter dan verleden jaar, doch sedert 1
Januari heeft dan ook Argentinië juist het dubbele ver-
scheept van een jaar geleden gedurende dezelfde periode
en het kan niet anders of zoo’n ruime export moet de pnij-
zeil in dat land vastmaken. De prijzen bewegen zich dan ook vrij regelmatig in stijgende richting. Gisteren was ei
een aarzeling op ruimer Argentijosch aanbod, doch toen
ten slotte Noord-Amerika na een flauwe opening zeer vast sloot, kwam ook Argentinië wederom met hoogere prijzen
af. Van 26 April tot 2 Mei zijn de prijzen in Argentinië
ongeveer 4 pCt. gestegen, in Chicago ongeveer evenveel voor
den ouden oogst, maar nog geen 2 pet. voor den nieuwen
oogst. In Winnipeg was de verhooging ongeveer 4 pCt.
voor den eersten termijn en 3 pCt. voor den tweeden termijn.
Aahgezien de vrachtenmarkt zich nog steeds int stijgende
richting beweegt, waren cle prijsverschillen in Europa in
de meeste gevallen nog iets meer. De naar Europa zeilende
voorraad is wederom iets afgenomen en schijnt, ofschoon
meer dan 80 pCt. grooter dan een jaar geleden, niet te
grôot te zijn voor de behoefte.
De kooplust in Europa was, behalve in Engeland, voor-
al in Duitschland belangrijk, doch ook de Zuidelijke landen
als Portugal en Italië; waren regelmatig in dc markt. De vraag voor tarwe deed zich niet uitsluitend gelden
voor de spoedige posities, maar ook voor de nieuwe win-
tertarwe van de Vereenigde Staten was er veel vraag. Op
Juli/Augustus aflacling werden er vooral naar Dui.tsdhland
en ‘Nederland veel zaken gedaan.

De oogstberichten blijven in de meeste landen gunstig.
In Noord-Amerika wordt nu en dan geklaag(f over het
weer in het Noord-Westen, dat de uitzaai wat zou vertra-
gen
1
doch daarentegen wordt uit Canada gemeld, dat in de
meeste districten de uitzaai ja vollen gang is. Met enkele
uitzonderingen blijven cle berichten over den nieuwea oogst
van. wintertarwe in de Staten gunstig luiden.

Ho g ge. De vraag naar dit artikel is regelmatig toege-
nomen en als gevolg daarvan zien wij voor het eerst ‘wat
ruimere verschepiagen van Noord-Amerika, voornamelijk
naar Du-itsehiand. Dat er voor deze rogge behoefte bestaat,
blijkt wel uit het feit, dat niettegenstaande deze groote
verschepingen de markt vast blijft. Chicago steeg dan ook
onder invloed van de Europeesche vraag van 102% tot
109%. Deze Noord-Amerikaansche rogge wordt in hoofd-
iaak van Montreal verscheept. Verscitepingen van de Golf-
havens zullen door gebrek aan aanbod van die streken
bijna geheel moeten ophouden.
M af s. De stijgende beweging van de prijzen voor spoe-
dig leverbare maIs zette ‘zich aanvankelijk nog voort, doch
onder invloed van zachter weer begonnen de meeste loco
markten te wankelen. Vooral ten onzent was dat het ge-
val, terwijl ook de Antwer.psche markt onze prijsbeweging
volgde. In Hamburg daarentegen verbeterde de markt on-
der invloed van gering aanbod en betere vraag van Scan-
dinavië. Aanvankelijk verbeterden ook de prijzen voor
latere verscheping van Argentinië niet onaanzienlijk en in
sommige markten werden deze hoogere prijzen ook betaald.-
In de meeste gevallen waren er evenwel herverkoopers, die
onder de prijzen van de afladers offreerden. Ten slotte werd
in de meeste markten de stemming veel kalmer. In Ver-
band met wat men van den zeer grooten oogst eenigen tijd geledeit verwachtte, zijn de verschepingen van Argentinië

422
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Mej 1927

Noteeringen.
Locoprijizen
te
Rotterdam/Amsterdam.

Chicago
Buenos
Aires
Soorten
t

2 Mei
25April
3
Mei
1
Tarwe Maïs
Haver
Tarwe
Maïs
LiJnzaad
Data
1927 1927
1926

Tarwe (Hardwinter II) …
Rogge (No. 2 Western) ….’
15,20 13,30
15,-.-
13,10
16,50 11,40

1
Mei

1
Mei
Mei Mei Mei Mei

30Apr.’27
.353,(

71
45
11,85′)

6,10
1
)
15,951)
Maïs (La Plata)

…….
.
2

171,- 179,-
170,-
23

,,

1
27
133/
7171
8

448/
9

11,15

5,95
15,20
Gerst (48 lbs. malting)

. .
254,-
243,-
193,-
30Apr.’26
163
71(
401/
13,50

6,80 115,40
Haver (Canada 3)………
1

12,30 12,25 11,25
30Apr.’25 152k
1048
8

41
1
/
8

14,60

9,60
1 21,65
Lijnkoeken (Noord-Amen-
30Apr.’24
103l(
1

767/
s

467/
8

10,96

7,63
19
,
02

kavan LaPlata-zaad).1
11,60
12,45
11,70
20Juli’14
82
1

568/
8

3634
9,40

5,38
13,70
Lijnzaad (La Plata) ……
366,-
356,._.
340,-
1) Per
Juli.
1)
per 100 KG.

)
per 2000
KG.

)
per 1960
KG.

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
24130
April
i

Sedert

Qvereen/c.
1927

1926
24130
April
t

Sedert
1
.
Overeenk.
1927
1

1 Jan.
1927
tijdvak
1926
1927

J

1 Jan.
1927

tijdvak
1926
1

53.236
673.790
392.885
3.200
1

26.724
3.482
700.514
396.367
Tarwe

………………
3.086
85.469
63.155

1


296 85.469
63.451 564
8.280
8.896

1

67
297 8.347
9.193

Rogge

………………

26.864
455.450
298.775

1

78.377
23.799 533.827
322.574

Boekweit …………………

8.677
151.191
112.466 400
1

2.’99
4.049 154.090 116.515
Havèr ……………..
1.690
56.510 57.484
406
1

1.436
2.095
57.946
59.579

Mais ………………..

6.064
91.208
70.423
6.680
77.058
74.396
168.266
144.819

Gerst

………………
..

4.423
63.003
J

84.8.95

1



63.003 84.895

Lijuzaad

…………….
Lijnkoek

……………
4.582
42.622

1
20.430
708

1
13.109 4.033 55.731
24.463
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten ….
196
6.255
5.008

1

6.255 5.008

sleolits matig, maar in ieder geval overtreffen . zij, die
van verleden jaar toch aanzienlijk, zoodat nu de zomer
aangebroken is, er voorloopig ve1 niet veel scha.arschte van
nials zal zijn. Roemenië heeft wederom minder maIs afge-
laden en over het algemeen zijn ook de prijzen daar te
hoog. Scandinavië toonde wederom meer belangstelling voor
deze maïssoort en betaalde verreweg de hoogste prijzen.
Van andere exportmarkten valt niet veel nieuws te ver-
melden. Na een daling in Chicago onder hrv.loed van vrees
van groote aanzeggingen in het begin van Mei, daalde de
markt in den laatsten tijd vrij aanzienlijk, doch voorna-
me.lijk onder invloed van de scherpe daling van den zicht-
baren voorraad vond er op .2 Mei een scherp herstel plaats,
waardoor de prijs ineens steeg tot een hoogte waarop hij
sedert 21 Maart niet geweest was.
Ge r s t. Ook gedurende de afgeloopen week heeft de
vraag voor dit artikel het aanbod verreweg overtroffen
en zoowel in de exportlanden als in de importlancleu zijn
de prijzen bijna regelmatig hooger gegaan. In Witinipeg
werd op 29 Mei de hoogste prijs bereikt, namelijk 87 d.c.
voor den Icleitermijn. Daanjia daalde de markt tot 85%,
0fl
op
2
Mei wederom op 86 d.c. te. sluiten. Wanneer wij in
aanmerking nemen, dat op 1 April gerst voor Meilevering
in Winnipeg 7.5
3
/s noteerde, dan is het duidelijk, dat het
aanbod van dit artikel te gering is. De prijzen van voer-
gerst zijn dan ook in Eurpa veel hooger dan die van
andere voergranen. Door de zeer hooge prijzen komen all-
dere gerstsoorten telkens weder in aanmerking en vooral Argentinië verscheept dit jaar veel aneer gerst dan wij in
andere jaren van dit land gewend zijn. Rusland en cle
Donau daarentegen bieden veel minder aan dan men in
verband met de hooge prijzen had kunnen verwachten.
Haver. Ook deze markt blijft vast gestemd, aangezien
de vraag nog steeds voldoende blijft. Zowel in de export-
landen als in de importlanden liepen de prijzen op. Ook
Noord-Amerikaansohe soorten voor verscheping via Mon-
treal werden verhandeld, doch cle grootste verschepingen
komen nog steeds van Argentinië.

SUIKER.

De afgeloopen week gaf allerwegen kalme suikermarkten met aïbrokkelende prijzen te zien.
In .A m e r i k a was het verloop der noteeringen als
volgt:

Sp. C. Mei Juli Spt. Dec. Jan. Mrt.
Slot voorafg. week ……4.90 3.06 3.16 3.25 3.27 3.11 2.96
Opening verslagweeL… 4.86 3.01 3.11 3.20 3.23 3.07 2.92
Slot verslagweek …….. 4.76 2.92 3.01 3.11 3.15 3.01 2.86

De ontvangsten iii de AtI. havens der V. S. bedroegen
deze week 81.000 ‘tons, de versmeltingen 69.000 tons tegen
70.000 bus in 1926 en de voorraden 275.000 tons tegen
30.560 bus.
Prompbe Cubasuiker werd verhandeld tot prijzen dalen-
cle tot 3 dc. c. & Ir. New York.

De laatste C ulb a-statisfjiek was als volgt:

1927

1926

1925

Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten tot 23 April 150.136 177.500 183.062
Totaal sedert 1 Jan.-23 April 2.888.842 3.058.381 3.144.139
Werkende fabrieken

64

156

182
Weekexport 23 April ……..

95.137

91.225

115.211
Totale export sedert 1 J..23A. 1.419.289 1.665.441 2.092.817
Totale voorraad 23 April …. 1.469.553 1.392.921 1.051.322
Op .28 April hadden 117 fabrieken de campagne be-
eindigd.
F. 0. L i c .h t deelt mede, dat na de warme maand Maart
de vei-wachting van een koude maand Âpril in Europa be-
waarheid werd. Vooral de. vele regens werkten hier en daar
een vlotteu gang van zaken bij den uitzaai en de eerste
veldwerkzaamheclen tegen, zooclat op clie plaatsen eeaige
vertraging outstond in vergelijking met andere jaren.
Voor cle met biet beplante oppervlakte geeft Licht thans
cle volgende nieuwe rarnilig in vergelijking met zijne vorige:

192728

1927/28

1926/27
Raming. Vor. Raming
Tons

Tons

Tons

Duitschiand …………..395.000

390.000

373.561

Tsjecho-Slowakije ……..273.000

280.000

258.176

Oostenrijk ……………22.000

22.000

18.741

Hongarije …………….64.000

64.000

61.630

Frankrijk ……………232.000

236.000

218.970

België ………………70.000

70.000

61.755

Nederland …………..65.000

65.000

60.492

Denemarken ………….31.000

31.000

29.500

Zweden ………………40.500

36.000

4.418.

Polen ………………185.000

185.000

184.000

Italië ……………….100.000

110.000

80.255

Spanje ………………87.000

87.000

87.000

Rusland …………….584.000

584.000

492.000

Andere landen ………..218.000

218.000

183.920

Totaal ……..2.366.500 2.378.000 2.114.418
En Engel all 4 verlaagden raffinadeurs deze week den prijs van hun product met 3 d. De noteeringen op de ter-
mijnmarkt in Londen sloten als volgt:
Mei

1927 . . Sh. 16/1134 Oct.

1927 …. Sh. 16/3
Aug.

,,

-.

,, 17/534

Dec.

,-….

,, 15,934
Maart 1928 ,.. ,, 17/634
De zichtbare voorraden zijn volgens Cza.rnikow:

1927

1926

1925

Tons

Tons

Tons
Duitschland 1 April ……..855.000 926.000 591.000
Tsjechoslowakije 1 April . – 413.000 680.000 494.000

Frankrijk 1 April ……….393.000 325.000

373.000

Nederland 1 April———-172.000

164.000

86.000

België 1 April …………105.000

149.000

166.000
Polen 1 April ………….189.000 206.000 171.000
Engeland 1Apr. geïmpt. suiker 341.000 512.000 192.000
Engeland 1 Apr.Binnenl. suiker 21.000 2.000 –

Europa. – 2.489.000 2.964.000 2.073.000

4 Mei 1927

-ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

423

V.S. Atlant. havens27 April .. 275.000 303.000 173.000
Cuba23 April …………..1.483.000 1.393.000 1.051.000

Totaal .. 4.247.000 4.660.000 3 297.000

Op J a v a liepen de prijzen cle afgeloopen week ongeveer

f
3/8 per pie. terug voor pronipte suikers en
f
513 per 100

XC. voor niet won oogst. De laatste vraagprijzen waren:

Superieur ready …………..
f
l03.

per pie.

No. 16. &/hooger …………..

,, 10
1
/
8

Sup. Nieuwe oogst Mei …….. ,, 17

1
000K.G.

Juni/Aug.
.. ,,
173/
8

11
100

II
i e r te 1 a n de brokkelden prijzen in den loop der
week in sympathie met cle buitenlandsche markten af. Slot-
noteeringen waren als volgt:
Mei en Aug.
f
20 geboden,
f
20% gelaten; Dec.
f
187/s

gedaan.
De omzet bedroeg deze week ongeveer 7500 tons.

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons.

Manchester, d.d. 27 April 1927.

Prijzen van Amerikaansche katoen zijn gedurende de
afgeloopen week gestegen. In dn van de grootste katoen-
districten hebben groote overstroomingen plaatsgevonden,
waardoor speculanten in staat gesteld zijn prijzen op te
schroeven. De vraag, zoowel iii Amerika als in Europa, is
echter niet sterk genoeg geweest om deze stijging te kun-
nen handhaven en gisterenavond sloten beide markten iets flauwer, terwijl Liverpool vanmorgen circa 4 punten ]ager
opende. Locoverkoopen in Liverpool bedroegen gedurende
de afgeloopen week in totaal slechts 20.000 balen, waaruit
cle totale afwezigheid van de vraag der fabrieken wel dui-
delijk blijkt. De berichten van Egypte betreffende cle weer-condities in de katoendistricton blijven gunstig luiden, doch
prijzen zijn desniettegenstaande gestegen in overeenstem-
ming met Amerikaansche katoen.
In cle Amerikaansche garenmarkt gaat veil.lig om. De
vraag is over liet algemeen slechts gering voor alle soorten
twist en vef t, ondallks den recenten stilstand in cle bedrij-
ven en de inkrimping cleT productie, zooals door de Yarn
Association aanbevolen voor cle nummers lager clan 42er.
Door cle prijsstijging van het ruwe materiaal zijn spinners
gedwongen hunne noteeringen eenigszins te verhoogen,
waardoor er minder omgaat en verkoopen zich voorname-
lijk tot kleine itoeveelheclen beperken, waarvoor het voor
spinners moeilijk is eenige prijsverbetering te bedingen. In
40(2 zijn enkele flinke posten voor het binnenland afge-
sloten. De vraag naar Egyptische twist en vef t beperkt
zich voornamelijk tot kleine hoeveelheden, doch spinners
berichten algemeen, dat koopers weigeren eenige stijging
te betalen. Daar staat tegenover, dat enkele orders voor
ringboomen tot betere prijzen geboekt zijn. In getwijnde
gareils gaat ook geregeld wat om, speciaal voor de binnen-
landsche markt.
Door de verhoogde garennoteeringen, hebben ook zaken
in de doekmarkt eenigszins geleden. Wel bestaat er nog
voldoende vraag, doch de geboden prijzen zijn meerendeels
oiaanneembaar; Desondanks leidt een gedeelte der aan-
vragen tot zaken; China en De Straits blijven belangstel-
ling toonen en biedingen voor grey goocis voor liet Conti-
nent zijn zeker niet ongunstig. Daar staat tegenover, dat
de vraag van Indië slechtd gering is en er valt weinig te
rapporteeren. Over het algemeen kunnen fabrikanten hun
positie handhaven, hoewel in bepaalde soorten viugge leve-
ring bedongen kan worden.
20Apr. 27Apr. Oost. koersen. 19Apr. 26Apr.

Liverpoolnoteeringen.

T.T. op Br.-Indië
115k 115
F.G.F.
Sakellaridis 13,65 14,30 T.T.op1E[ongkong2/0

21034
G.F. No. 1 Oomra.. 5,95 6,25 T.T. op Shanghai 216 216K

KOFFIE.

Sedert het laatste overzicht bleef de markt zeer kalm ge-
stellId en zakten de prijzen der kost- en vracht-aanbiedingen
van Rio en van Santos nog ongeveer 2/- in, terwijl ook
Neclerlandseli-Inclië met Robusta iets lager liep. De prijs
van Palembang Robusta bijvoorbeeld, voor prompte ver-
seheping, kwam circa
13′
cent lager. De loco-markt was
onder den invloed van een en ander ook weder iets gemak-
kelijker, en cle zaken varen beperkt tot hetgeen hier en
daar iiooclig was ter voorziening in directe behoefte. Zoo-
als vanzelf spreekt, was onder zulke omstandigheden ook aan cle termijnmarkt de toon niet opgewekt, doch het was
eigenlijk hoofdzakelijk liet Santos-oontract, dat hiervan te
lijden had. ])o noteeringen van dit contract namelijk liepen
van
34
ct. tot 1% ct. terug; clie van liet Gemengd contricct

hielden zich veel beter en boetteu slechts
Ys
tot % et. in.
Volgens dezer dagen uit Brazilië ontvangen telegrafisch
‘bericht, bedroeg cle voorraad, in cle pakhuizen en de spoor-
wegstationh in het binnenland van Sao Paulo en Minas
Geraes teruggehouden, op 15 April 3.493.000 balen, hetgeen
tegen 31 Maart wederom eene. vermindering beteekent van
395.000 balen. Daar in de eerste helft van April de aai.i-
voeren icit het binnenland in do haven van Santos bedra-
gen hebben 433.000 balen, valt hieruit af te leiden, dat cle
aanvoer vanuit de plantages naar de binnenlandsclie pak-
huizen en spoorwegstations slechts 38.000 halen heeft be-
dragen. De reeds voor enkele weken te dezer plaatse uit-
gesproken meening, dat cle loopende Saatos-oogst zoo goed
als afgeloopen kan worden beschouwd, wordt daarmede be-
vestigd. De uitval van dezen oogst is thans als volgt te
becijferen:
Aanvoer in de haven van Santos van 1 Juli
1926 tot 15 April 1927 ………………..

7.578.000 ba.
Voorraad in het binnenland van Sao Paulo
en Mivas Geraes op 15 April 1927 ……3.493.000

te zamen …. 11.071.000 bn.
Voorraad in liet binnenland van Sao Paulo
en Minas Geraes op 1 juli 1926 ……..2.833.000

blijft . – . .

8.238.000 bit.
ivelk cijfer, de kleine binnenlandsehe aanvoeren van den
laatsten tijd in aanmerking nemende, aanleiding geeft den
geheelen loopendeic oogst (1 Juli 1.926 tot 30 Juni 1927)
aan te nemen op ongeveer 8.500.000 balen. Tevens kan nu
vrijwel als vaststaand worden beschouwd, dat bij een voor

raad in cle haven van Santos, welke bij dagelijksche aan-
,’oeren van 36.000 balen reeds sedert meer dan een maand
onder 1 millioen balen is gebleven (op het oogenblik zelfs
onder 900.000 balen), aan het eind van het oogstjaar –
dat is op 30 Juni – cle Santos-voorraacl (voorraad in de
haven tezamen met den voorraad in het binnenland van
Sao Paulo) ditmaal op een in verhouding laag cijfer zal
staan. Het ziet er naar uit, .dat cle zichtbare wereldvoor-
raad op dien datum dan ook kleiner zal zijn clan hij in vele
jaren geweest is. Omtrent den volgenden oogst is in de laatste dagen alleen
vernomen, dat er met succes onderhandelingen zouden zijn
gevoerd door de Staten Sao Paulo, Rio, Minas Geraes en
Victoria betreffende de behandeling en het aan de markt
brengen van den aanstaanden oogst en betreffende de hoe-
veelheid, welke voor verscheping, of met andere woorden:
voor doorzeucling naar de alscheephavens zal worden vrij-
gegeven. Officieel is hiervan echter tot op heden niets be-
kend geworden, zoodat het voorloopig geraden is, nadere
bevestiging af te wachten.
De Braziliaansclie wisselkoers, welke reeds vanaf begin
Januari op eene fractie onder 6 d. genoteerd wordt, staat
reeds sedert begin Februari op deze noteering vast of toont
hoogstens van tijd tot tijd een rijzing of een daling van
1/64 d. Hij staat op het oogenblik op 558/ genoteerd. Tot
nu toe kan voor dit jaar dus feitelijk gesproken tvorden valt
een gestaibiliseerden koers, want uit de uiterst kleine f lire-
tuaties blijkt, dat het Gouvernement en de Bank van Bra-
zilië deze zaak stevig in de hand hebben. Daarmede is voor
het oogenblik een der factoren, die nog verleden jaar in
belangrijke mate belemmerend voor den koffiehandel werk-ten, uitgeschakeld.
De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos
op prompte versoheping zijn thans ongeveer 741.
dc
76/- per
cwt. en van dito Prime ongeveer 77/-
dc
79/-, terwijl zij van
Rio type New-York 7 met beschrijving, prompte versche-
ping, bedragen 68/-
dc
691-.
Van Rbusta op aflading van Nederlandsch-Indië zijn
de’ prijzen in de eerste hand op het oogenblik:
Palembang Robusta, Mei verscheping,
34 cl.; Benkoe-
leit Robusta, Mei verscheping, 35% et.; Mandheling Eo-
busta, Mei/Juni verscheping, 37% ct., alles per
3.Ç
KG.,
cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De officieele loco-noteering van Superior Santol bleef
onveranderd 53
cl.
per % KG. Die van Robusta werd in
de afgeloopen week verlaagd van 48 op 47 ct.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt
waren aan dé ochtend-call als volgt:

Santos-contract

Gemengd Contract
basis Good

basis Santos Good

Mei
I
Sept.1 Dec.
I
Mrt.
11
Mei
I
Sept.I Dec.
I
Mrf.

3 Mei

41

398/s
387

38 40

377j 35

34
26 April

42% 407I 39% – 40% 38′.( 35sj 341(
19 ,,

42% 41

39% – 418/s
38
/ 35% 345/
s

12 ,,

43

41

39% – 41% 38% 35o/
s
34%

424

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Mej 1927

De slot-uoteeringen te New-York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

Mei
I

Sept.
Dec.
Maart_l

$
13,27
$
11,70
$
11,36
$
11,10
,,

13,58
,, 12,-
11,58
11,35
2

Mei………
25

April

…….
18

,,
,;

13,70
11,97
11,52 11,28
11

,,
13,55 11,85
11,41
11,16

Rotterdam, 26 April 1927.

itiededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhancle; te Rotterdam.)
Noteeringen en voorraden in Brazilië.

. -.

sselkoers.
Data
te Rio

te Santos

Wi
1

te Rio
Voorraad 1 Prijs Voorraad Prijs
1
(In Balen) No.71) (In Balen)
1
No.4′) opLonden.

2 Mei

19271

111.000

25.050

921.000 25.300
559/54

25 Apr. 1927

138.000

26.350

963.000
95.800
559/54

18

,,

1927

147.000

26.150

901.000 25.800
515/
10

4 Mei

1926

65.000

26.425 1.311.000
26.500
7

Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in
Balen.

te Rio
te Santos Data
Afgeloopen
Sedert

Aeloopen
Sedert
week
1Juli
k

1
1Juli

t

30 Apr. 1927.
._

26.000 2.986.000 211.000 8.001.000
30 Apr. 1926….

23.000 3.455.000

132.000 7.832.000
1)
In Reis.

THEE.
O den 28en April vond hier de theevciliieg plaats, die
een aanbod omvatte van 15.068 29212 kisten Java thee en
3110 81812 kisten Sumatra thee directe aanvoer. De
val-
lirig opende in een looine houding niet prijzen, die echter coo niet enkele centen hooger, dan toch gelijk waren aan
die in cle vorige veiling betaald. Koopers traden echter
zeer aarzelend in de markt •en ei

werd aanvankelijk vrij
veel opgehouden. in het verdere verloop der veiling onder-
ging de stemming een verbetering toen Londen een vaste
markt seinde voor de Java-veiling met prijzen clie een
tot 1 •d. honger varen dan voor de Paaschvacautie besteed
Vrijwel de meeste• .soorten konden dan ook ten slotte een
ivans boeken van 1 it 4 ets., een verbetering, die trouwens ook gewettigcl was door een verbeterde kwaliteit (Ier aan-
geboden merken. Enkele sterk verbeterde partijen konden
zelfs 6
it
10 ets. hoogere prijzen beclingen. Onmiddellijk na
de veiling kon nog een zeer groot deel der opgehouden
partijen worden afgedaan, zoodajt er ten slotte niet meer
dan 1000
it
1500 kisten onverkocht bleven. Het gemiddelde
prijsniveau is thans weder tot bijna 73 ets. per h. KG. ge-,
stegen, een stijging, die grootencleels ten gunste komt van
de Java-thee.
Voor de veiling van 19 Mei werd een aanbod genoemd
vat en. 22.000 kisten Ned.-Iudiselie thee.
De maandstaat van het ,,Thee-Etablissernent” te Am-
sterdam geeft voor April aanvoeren te zien van 35.606 kis-ten thee, waartegeciover staan afleveringen van 27.574 kis
ten Ned.-Indische thee, zoodat de voorraden in entrepôt
van 90.864 kisten aan het begin, toegenomen is tot 98.896
kisten aan het einde der maand.
Amsterdam. 3 Mei.

COPRA.

De. markt was cle afgeloopen week zeer vast gestemd
Het Oosten verkocht aanvankelijk het een en ander, doch
toen de prijzen voortdurend bleven oploopen, trokken im-
porteurs zich meer en meer terug.
De slotnoteeringen sijn:
Nederl -Indische f.m.s., stooinend ——
f
32
3
/
8

April/Mei
MeifJuni …… …32
5
/

VRACHTENMARKT.

De Noord-Axuerikaansehe graanv.rachtenmar.kt was de af-
getoopen week levendig, speciaal van de St. Lawrence. Van
Montreal alleen werden ongeveer 40 booten bevracht en de
‘iachten vertoonen een stijging van 1Y
2
tot 2y
2
cents per
:100 libs. naar gelang van positie. Hoofdzakelijk werd be-
vracht naar
;
continentale havens. Naar AntwnnpenfRotter-
dam werd tot 19 cents per 100 lbs. betaald, siaar Hamburg
20 cents tot 9 Mei cancefling, terwijl met 28 Mei cancelling
resp. 18 en 19 cents werd betaald. Naar Bordeaux/Duinker.
ken range is ‘bevraeht tegen 4/- .er qtr. zwaar graan met

24 Mei caneelling, en na:ir de Midlcfellandlsche Zee tegen
Z2 cents p 100 lbs. Pel laatste helft Mci en 2.2 cents
met 5 Juni caitoeiling. Van de Northern range werd ee’,
aantal ladingen bevraeht naar liet Contiuent cii de beste
.bevt-aehting was niet 16 Mei cancelling naar cle Fransche
Atlantische havens tegen 16Ç cents zwaar graan, optie
An.t%verpen[Rotterdam 16 cents. Van de Golf van Mexico zijn orders aan cle markt op basis van 18 cents zwaar graaii
naar Antwerpenpilotterclani,- ISY
2
,
tot 19 cents Bremen/
Hamburg.
De suikervrachtenmarkt leverde een betere vraag op en
cle vrachten vertoonen, iTt overeenstemming met cle andere
Âmei-ikaansche markten een stijgende beweging. Booten
vnu 5000 tons werden bevracht van Cuba naar UK/Con-
tinent tegen 22/- voor begin en tweede bdf t Mei. Voor
Juni wordt 21/- in uitzicht gesteld.
i)e markt van de La Plata was vast en de vraøhten ver-
tonnen een geleidelijke stijging, speciaal voor Mei, vodr
welke positie nu nog slechts een tweetal hooten beschik-
baar is. Het aantal bevrachtingen was talrijk; sinds het
vorige rapport zijn minstens 5060 boeten hevi-acht. De
hoogste vracht, clie tot nu toe voor Mei is betaald, is 31/-
rait Santa F6 naar UK/Continent. Van niet honger dan
San Lorenzo is voor dezelfde positie 2.0/6 te hedingen. Per
Juni werd tot 27/6 betaald, Juli 261- en Augustus 25/6.
De chilisalpete]-vrachtenmar.kt was flauw gestemd. Voor
volle ladingen zijn nog orders aan de markt en ofschoon
31/- basis Bordeaux/Haniburg range met de optie Middel-landsehe Zee en Alexandrië in uitzicht wordt gesteld, sla-
gen bevrachters
tegen
dit cijfer er niet in tonnage te krij-
gen, ten gevolge van de hooge graanvrachten. De reeclers
houden hun beschikbare ,,pareel space” nog vast, daar zij
verwachten hiervoor later hoogere vraehten te kunnen
bedingen. Er was een flinke vraag naar eventueel nog be-
schikbare zeilschepen en de onderlinge concurrentie der
bevrachters had ten gevolge, dat 32/. werd betaald naa:r
‘Duinkerken/Hamburg range, 1/- minder voor Hamburg of Bremen voor een Augustus/September zeilschip van 3000
tons. De optie Scandinavië werd bedongen tegen evenredige
vrachten.
De markten var het Oosten bleven over het algemeen
kalm. Saigon hevrachtte een kleine boot naar R6union/IMau-
ritius tegen 3819 per Mei. De vracht voor ruimte naar de
gebruikelijke loshavens der lijn;booten blijft ongeveer 30/-basis rijst. Australië verschafte iets meer vraag voor tarwe.
Van West-‘Australië naar de Middellantsdhe Zee/IJX. /Con-
tinent werd 371 betaald voor Mei en 35/., met de optie
Saloniea/Piraeus/Bey.ruth tegefl 3613 per Juni/Juli.
De Donan is vast en er is een flinke vraag naar tonnage.
De vrachten blijven nngenoèg onveranderd. Naar Contiiient
vercl 161- ‘betaald en naar Denemarken direct 19/9, drie
havens. De Zwarte Zee is zonder zaken.
De Middellandsche Zee was levendig, doch de vrachten
blijven nog laag. Voôr erts werd om. betaald: La Goiilctte/
Duinkerken 5/10, Algiers/Newport River 6/7
i/,
Rottes-dam
41714, Carthagena/Rotterdam 51414, Barcelona/Rotter.cl am
6/3. Van Bizerta naar Boston werd 8/6 gedaan. Fosfaat was
iets levendiger en betaalde o.m.: Sfaxordeaux 5/9, Ant-
werpen 7/-, Bona/Dubii’n 8/-.
De Golf van Biscaye was iets levendiger en betaalde
0.111.
Bilbao/Rotterdam 5/1014, Glasgow 7/3, Vivero/Eniclen 6/6
en Castro Alen[Rotterdam 6/-. De Engelsche kolenvrnch-
tenmar.kt bleef willig en leverde een flinke vraag op, spe-
ciaal naar de Middellandsehe Zee. Van Zuicl-Wa.los werd
om. betaald: Lissabon 8/9, Gibraltar 8/3, Pira.eus 13/6,
Por.t-Said 1316, Montreal 7/- en van de Oostkust: Helsin’g-fors 5/6, Kopenhagen
5/114,
Bordeaux 61-, Genua 10/7341
Port-Said 13/3.

RIJN
VAART.

Week van 24 April t/m. 30 April 1927.

De algemeene toestand bleef bot 27 April ongewijzigd.
De ertsvrachten bedroegen bij matige vraag tegenover vol-
doende leege ruimte
f
0.40 per last met
34
en
f
0.50 per
last met
3/2
lstijcl. Naar den Bovenrijn bleven de vrach-.
ten eveneens onveranderd.’
In de tweede helf.t der week overtrof cle vraag naar
seheepsruimte verre het aanbod; zoodat de vrachi voor erts
opliep tot maximum
f
0.65 per last, met
34
en
f
0.75 per
last met
34
lostijdI. De vracht voor ruwe producten naar
Manuheim bedroeg ea.
f 1.-
met verkorten lostijd. Het
sleeploon varieerde tusschen het
2714;
en 30 ets tarief. De
waterstand bleef gunstig. In de Ruhrhavens bleef de alge-
meene toestand stationair. In het laatst der week sleepten
verschillende reederj- en particuliere schepen leeg naar
Rottrdam.

Auteur