Ga direct naar de content

Jaarvergadering IMF en Wereldbank

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 20 1982

Geld- en kapitaalmarkt

&0
+

Jaarvergadering IMF
en Wereldbank
DRS. B. B. DE BAAT DOELMAN*

Inleiding
In de gecombineerde Jaarvergadering
van het Internationale Monetaire Fonds
(IMF) en de Wereldbank, gehouden in het
Sheraton-centre in Toronto van 6 tot 9
September j.l., stonden de problemen rond
de buitenlandse schuld van Mexico en de
mogelijke gevolgen hiervan voor het internationale financiele systeem centraal. Alvorens in te gaan op de ,,topics” van de
Jaarvergadering is het derhalve zinvol eerst
een korte schets te geven van de schuldproblemen van Mexico, die de meeste
bankmanagers aanleiding gaven deze Jaarvergadering zeker bij te wonen. Het Sheraton-centre mocht zich dan ook verheugen
in een recordaantal bezoekers.
De schuldproblemen van Mexico
De buitenlandse schuld van Mexico is in
bijna zes jaar tijd verdrievoudigd van $ 26
mrd. eind 1976 tot $ 78 mrd. eind augustus
1982. Olievondsten en een op gang komende olie-export gaven Mexico een goede kredietwaardigheidsstatus, waardoor met behulp van externe financieringsmiddelen
een ambitieus ontwikkelingsprogramma
ter hand kon worden genomen. In 1981
kwam de breuk. Tegenvallende olieexportinkomsten, tegenvallende rentelasten op de buitenlandse schuld en een te optimistische begrotingsopstelling voor dat
jaar leidden tot aanzienlijke tekorten op de
lopende rekening van de betalingsbalans.
De situatie nam ernstige vormen aan toen
duidelijk werd dat de Mexicaanse peso als
gevolg van een onrealistisch wisselkoersbeleid zwaar overgewaardeerd was. Een omvangrijke kapitaalvlucht kwam op gang,
die de reserves van de centrale bank als
sneeuw voor de zon deed wegsmelten. Een
eerdere devaluatie kon deze uitgaande
stroom niet tot staan brengen, zodat uitsindelijk werd overgegaan tot strenge deviezencontrole en nationalisatie van het
particuliere bankwezen. De bereidheid van
het internationale bankwezen om bestaande leningen te verlengen of nieuwe kredieten te verstrekken nam snel af, zodat Mexico zich in augustus van dit jaar zag genoodzaakt de aflossingen op de uitstaande
schuld te staken en de internationale banken om uitstel van betaling van deze aflossingen te verzoeken.
1166

Het ,,recycling”-proces en de positie van de
ontwikkelingslanden
De schuldproblemen van veel ontwikkelingslanden dienen beschouwd te worden
tegen de achtergrond van het ,,recycling”proces, zoals zich dat na de beide oliecrises
voltrok en de wijzigingen die zich tijdens
dit ,,recycling”-proces voordeden in het
economisch beleid van de belangrijkste industrielanden. De door de olieprijsverhoging van eind 1973 toenemende financiele
overschotten van de OPEC-landen werden
voor het leeuwedeel door het particuliere
internationale bankwezen doorgesluisd
naar landen met betalingsbalanstekorten.
Op het eerste gezicht een goede zaak, omdat door het doorgeven van de, door OPEC
op korte termijn niet te benutten, liquiditeitenmassa de diepte van de toenmalige
recessie beperkt kon worden. Dat door
doorsluizing sommige tekortlanden noodzakelijke structurele aanpassingen (aan de
gestegen olieprijs!) achterwege lieten,
vormde hierbij een negatief element.
Het relatief snelle economische herstel
dat zich na de eerste oliecrisis in de VS voltrok, en het stimuleringsbeleid van Duitsland en Japan in de jaren 1978 en 1979 gaven een niet onbelangrijke impuls aan de
groei van de exportinkomsten van de nietolieproducerende
ontwikkelingslanden.
Hierdoor bleef de last van de toenemende
buitenlandse schuld voor de meeste van
deze landen draagbaar.
Het ,,recycling”-proces na de olieprijsverhogingen van 1979 en 1980 voltrok zich
evenwel in een sterk gewijzigd economisch
klimaat. In de meeste industrielanden werd
via een restrictief monetair beleid het accent gelegd op inflatiebestrijding, hetgeen
werd aangevuld met pogingen het begrotingsbeleid om te buigen in restrictieve
richting. De gevolgen van de hierdoor aanhoudende recessie voor de ontwikkelingslanden manifesteren zich reeds geruime
tijd: stagnerend of dalend exportvolume,
dalende grondstofprijzen en extra rentelasten op de buitenlandse schuld als gevolg
van de hoge dollarrente.

betekent dit dat de te betalen rente meest
halfjaarlijks aangepast wordt aan de dan
vigerende eurodollarrente. Het te restrictieve monetaire beleid in de VS heeft daarmee de schuldproblemen van de ontwikkelingslanden duidelijk aangescherpt. Voor
veel ontwikkelingslanden geldt thans dat
meer lasten uit minder opbrengsten moeten worden gefinancierd. De bereidheid
van het internationale bankwezen om bestaande kredieten te verlengen of om additioneel krediet te verstrekken neemt onder
deze omstandigheden af. Schuldproblemen
met een groot debiteurland als Mexico versnellen dit proces. Van de olievlekwerking
van de financiele problemen rond Mexico
zullen veel andere Latijnsamerikaanse landen kunnen getuigen gezien hun huidige
problemen met het rondkrijgen van hun
buitenlandse leningen.
Het grote gevaar waarvoor de mondiale
economic zich thans ziet gesteld, is dat bovenop de huidige economische crisis ook
nog eens een financiele crisis zou kunnen
komen, die de huidige recessie kan doen
omslaan in een depressie die te vergelijken
is met de gebeurtenissen in de jaren dertig.
Aangezien commerciele banken gehouden
zijn hun solvabiliteit te bewaken en aan
voorgeschreven liquiditeitseisen te voldoen
en naar een zekere mate van risicospreiding te streven is het begrijpelijk, dat zij
onder de huidige omstandigheden geneigd
zijn hun kredietlimieten op de probleemlanden te beperken. De op mondiaal niveau opdrogende kredietstroom naar deze
landen werkt dan op tweeerlei wijze contraproduktief. In de eerste plaats leidt geringere import door de probleemlanden tot
geringere export en lagere groei van de industrielanden, hetgeen weer leidt tot lagere
import uit die probleemlanden. Het aantal
faillissementen, waarvan de gevolgen voor
een deel op de schouders van het bankwezen terecht komen, neemt toe, waardoor de
winstpositie van het particuliere bankwezen, die toch al op grond van de binnenlandse ontwikkelingen terugliep, verder afkalft. In de tweede plaats kunnen sommige
ontwikkelingslanden door de opdrogende
kredietstroom niet meer of niet geheel aan
hun renteverplichtingen voldoen, wat de
winst van het particuliere bankwezen verder onder druk zet. Leidt dit alles tot verliezen van een aantal grote banken en zouden hierdoor liquiditeits- of zelfs solvabiliteitsproblemen ontstaan, dan wordt de vertrouwensbasis van het internationale
bankwezen ondermijnd. Het is derhalve
zaak een atmosfeer te creeren waarin het
bankwezen bereid blijft bestaande kredietovereenkomsten te verlengen en in voorkomende gevallen additioneel krediet te
verstrekken. Dit brengt ons naar de ,,topics” van de Jaarvergadering van het IMF
en de Wereldbank om te zien welke voorstellen daar gedaan zijn om de hiervoor geschetste mogelijke financiele crisis het
hoofd te bieden.

Het gevaar van een financiele crisis
Aangezien het overgrote deel van de uitstaande schulden van ontwikkelingslanden
op ,,rollover”-basis is en in dollars luidt,

* Het artikel is geschreven a titre personnel. De
auteur is medewerker op het Economisch Bureau
van de AMRO-bank.

De jaarvergadering van het IMF en de We-

reldbank

De ,,topics” tijdens de jaarvergadering
betrofFen de volgende onderwerpen:
a. het noodzakelijk te voeren beleid om tot

economisch herstel te komen;
b. de rol van het IMF daarbij;

c. de achtste quotaverhoging;
d. het Amerikaanse voorstel inzake een

,,safety net”;
e. beleidscoordinatie van de grote vijf.
Het economische herstelbeleid

stantie niets voor een quotaverhoging, aangezien zij hun vetorecht bedreigd zagen.
Belangrijke beslissingen dienen met een
meerderheid van 85% van de stemmen genomen te worden. Het stemmenaandeel
van de VS is thans 19,7%, waarmee zij belangrijke besluiten kunnen blokkeren. Het
VS-voorstel inzake een ,,safety net” (zie
het volgende punt) staat hier zeker niet los
van. Gezien het te verwachten beroep op
IMF-krediet wegens schuldproblemen van
steeds meer landen, lijken de VS de bezwaren tegen een redelijk forse quotaverhoging
thans te laten varen, mils het vetorecht van
de VS behouden blijft.

Een grote mate van consensus bestond
over het te voeren economisch beleid tot

,,Safety net”

herstel van de wereldeconomie. Voortzetting van het huidige restrictieve monetaire

beleid werd wenselijk geacht, betere aanpassing van het fiscale beleid aan het monetaire beleid noodzakelijk, opheffing van
verstarringen en structurele onevenwichtigheden onontbeerlijk. Alleen een dergelijk beleid geeft uitzicht op lagere inflatie,
lagere rente, winstherstel en werkgelegenheidsherstel.

De rol van het IMF
Aan de conditionele kredietverlening
door het IMF mag niet worden getornd en

dit dient gericht te blijven op spoedig herstel van het betalingsbalansevenwicht,
aangezien een dergelijk beleid waarschijnlijk de enige garantie is voor het beschikbaar blijven van commercieel krediet.

De quotaverhoging
Zoals bekend verkrijgt het IMF de middelen voor zijn kredietverstrekking uit bijdragen van de lidstaten (zogenaamde quotastortingen). Om de vijf jaar worden de

quota’s aangepast aan gewijzigde economische verhoudingen.
, Bij de laatste aanpassing in 1978 (effectief in 1980) werden de quota met 50% verhoogd tot SDR 60 mrd. 1).
Hike lidstaat mag sedert 1980 een beroep
doen op het Fonds tot 450% van zijn quotum, mils het betrokken land de gestelde
condities naleeft. De trekkingen op het
IMF zijn tot een bepaald percentage van
het quotum nonconditioneel, maar naarmate het beroep op het IMF toeneemt,
neemt ook de zwaarte van de condities toe.
De kredietverlening geschiedt in tranches,
‘ waarbij de volgende tranche pas beschikbaar komt als aan de eerder gestelde condities voldaan is. De volgende quotaverhoging is dus in 1983, maar zal wegens de
tijdrovende rectificatieprocedure in de lidstaten pas in 1985 effectief worden. Het
probleem doet zich nu voor dat de quotaverhogingen in 1983 selectief zullen zijn,
dus niet procentueel gelijk, waardoor de
stemverhoudingen zich binnen het IMF
wijzigen. Het stemmenaandeel van landen
als West-Duitsland en Japan staat niet in
verhouding tot hun huidige economische
belang, terwijl Saoedi Arabie op grond van
de door dit land aan het IMF verstrekte
kredieten ook recht op een zwaardere stem
heeft. De VS voelden dan ook in eerste inESB 27-10-1982

Het betreft hier het Amerikaanse voorstel inzake een ,,safety net”. Dit voorstel

behelst een noodfonds (er werd gesproken
over een omvang van $ 25 mrd.) om landen

die zich geconfronteerd zagen met kapitaalvlucht en opdrogende commerciele
kredietlijnen te hulp te schieten.

Beleidscoordinatie
Het bij de Versailles-top (juni 1982)naar

voren gebrachte voorstel om tot een betere
coordinate van het monetaire beleid van
de vijf belangrijkste lidstaten (VS, Duits-

land, Japan, VK en Frankrijk) te komen,
dient zo spoedig mogelijk gestalte te krijgen

in een coordinerend overlegorgaan waarin
tevens een IMF-afgevaardigde zitting
heeft.
De beleidsbepalingen en voorstellen
overziende is de bijdrage van de jaarvergadering aan het voorkomen van een finan-

ciele en daardoor ernstiger economische
crisis niet onverdeeld positief te noemen.
De nadruk die het IMF legt op handha-

ving van het restrictieve beleid is te eenzijdig. Natuurlijk zijn door oprekking van het

financiele elastiek noodzakelijke structurele aanpassingen achterwege gebleven,
waarvan de noodzaak tot doorvoering
thans evident is. Het gevaar evenwel dat
door voortzetting van het restrictieve beleid de hiervoor geschetste financiele crisis
leidende tot een mondiale depressie zich
daadwerkelijk voordoet, is thans zo groot
dat heroverweging van het te voeren economisch beleid wenselijk is.
Een voorzichtig reflatiebeleid met gelijktijdige aanpak van structurele onevenwichtigheden en verstarringen, m.n. ter
verbetering van de werking van de arbeidsmarkt, is onder de huidige omstandigheden
een effectiever middel om een dreigende financiele crisis te voorkomen dan voortzetting van het deflatoire beleid. Een gelijktijdige aanpak van zowel de vraag- als aanbodzijde van de ecomomie lijkt ook de enige uitweg naar verbetering van de overheidsfinancien op middellange termijn. De
kans dat door een beleidswijziging inflatoire impulsen ontstaan is praktisch niet aanwezig gezien de overschotsituatie op de wereldgrondstoffenmarkt, de onderbezetting
van het produktie-apparaat en de onderbezetting van het arbeidspotentieel. Bij monde van Van Lennep lijkt ook de OESO

thans deze mening te zijn toegedaan en

dient er een accentverschuiving tot stand te
komen van inflatiebestrijding naar werk-

loosheidsbestrijding.
Ten slotte

Aangezien een selectieve quotaverhoging tot een wijziging van de stemmenverhouding zal leiden, is het nog lang niet zeker of het Interimcomite in april 1983 tot
overeenstemming komt. Indien wel overeenstemming bereikt wordt, zal het Fonds
wegens de lange rectificatieprocedure pas
in 1985 over aanvullende middelen kunnen beschikken.
Gezien de groeiende rij van landen die
spoedig op IMF-faciliteiten een beroep
zullen doen, komt deze quotaverhoging te
laat. De mogelijkheden voor het IMF om
een aanvullend beroep te doen op Saoedi
Arabie en op industrielanden is beperkt.
Heroverweging van de vraag of het IMF nu
wel of niet rechtstreeks op de internationale kapitaalmarkt mag lenen is derhalve
wenselijk. Tot nu toe werd vastgehouden
aan het principe dat financieringsmiddelen
moeten worden verkregen uit de quotastortingen. De reden hiervan was o.m. dat een
te ruime liquiditeitspositie van het Fonds
aanleiding zou kunnen geven tot een soepele opstelling van het IMF inzake de te
stellen condities bij kredietverlening. Onder de huidige omstandigheden en gezien
. de termijn waarbinnen het IMF extra liquiditeiten nodig heeft, lijkt een kapitaalmarktberoep door het IMF wenselijk. Bij
de huidige spanningen binnen het mondiale financiele systeem met de gevaren van
een financiele crisis leggen de met een kapitaalmarktberoep door het IMF samenhangende bezwaren onvoldoende gewicht
in de schaal.
Het Amerikaanse voorstel inzake de instelling van een ,,safety net” verdient grote
belangstelling, mils het niet in de plaats
komt van de geplande quotaverhoging. Het
voorstel van een ,,safety net” is vooral interessant, omdat het aan het IMF de middelen verschaft compenserend op te treden
bij evenwichtverstorende kapitaalstromen.
Een land dat zich met kapitaalvlucht en
opdrogende commerciele kredietbronnen
geconfronteerd ziet (zoals Mexico), kan
dan een beroep doen op het ,,safety net”.
Het administratieve beheer van het,,safety net” (mogelijke vorm: swap-overeenkomsten met de centrale banken) zou in
handen van het IMF moeten liggen, doch
samenwerking met de Bank of International Settlements (BIS) lijkt gewenst, aangezien de BIS de faciliteiten heeft in contact
te treden met de commerciele banken om
zo de commerciele kredietlijnen open te
houden en zonodig te verhogen. Nadat het
vertrouwen hersteld is, dienen de ,,safety
net”-kredieten zo spoedig mogelijk te wor1) Een Special Drawing Right (SDR) is een

rekeneenheid, die voor een deel bestaat uit DM,
Fr.fr, yen, pond en dollar. De valuta’s worden

gewogen, al naar gelang het belang van de betrokken economic. Een SDR is thans $ 1,10
waard.

1167

den vervangen door het normale IMF-krediet, mogelijk in combinatie met nieuw

commercieel krediet.
Belangrijk is eveneens de reeds in Versailles gemaakte afspraak dat het IMF
thans gevraagd is overleg over de politick

van de grote industrielanden op touw te
zetten en voorstellen voor verbetering te
doen. Hiermee zou de toezichthoudende

functie van het IMF op het mondiale wisselkoersbeleid meer gestalte kunnen krijgen. Het doet op z’n minst vreemd aan dat

kleinere landen snel op de vingers worden
getikt inzake het door hen gevoerde mone-

taire en valutaire beleid, terwijl ten aanzien van het in de VS gevoerde beleid, met
alle gevolgen van dien voor de mondiale

economie, gedaan wordt alsof de neus
bloedt, ondanks de veelvuldig geuite kri-

tiek op het in de VS gevoerde beleid.
Hetgeen op korte termijn gedaan moet
worden om een mogelijke financiele crisis
te voorkomen is op de jaarvergadering niet
uit de verf gekomen. Hiervoor is o.m. no-

dig een duidelijke en adequate internationale ,,lender of last resort”-overeenkomst.
Met name ten aanzien van de positie van

internationaal operende banken in ,,off
shore”-centra, die buiten het toezicht van
de centrale bank in het moederland vallen,
is duidelijkheid gewenst. In het zogenaam-

de concordaat van Bazel zijn enige richtlijnen in deze vastgelegd, doch de richtlijnen
zijn vaag gehouden, aangezien gevreesd
werd dat banken bij de internationale kredietverstrekking geringere voorzichtigheid

aan de dag zouden leggen. Van een verduidelijking van de inhoud van het concordaat van Bazel zou reeds een geruststellen-

de werking kunnen uitgaan op het internationale financiele systeem. Dit impliceert
geen blanco cheque voor het commerciele
bankwezen. Dat moet zijn eigen verant-

woordelijkheid blijven behouden en onder
omstandigheden ook financieel dragen.

B. B. de Baat Doelman

Auteur