Ga direct naar de content

Internationele financiële instellingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 9 1991

Internationele financiële
instellingen
A.F.P Bakker, De internationale financiële instellingen. NIBE, serie
Bank- en Effectenbedrijf, nr. 28, Amsterdam, 1990, f 42,50.

Landen kunnen voordeel genieten
van internationale samenwerking als
hun binnenlandse activiteiten een internationaal karakter bezitten. Dit
geldt bij voorbeeld voor het handelsen betalingsverkeer. Ook kan het bestaan van externe effecten van het
nationale beleid aanleiding geven tot
internationale afstemming. Hierbij
valt bij voorbeeld te denken aan
maatregelen voor het milieu of het
bestrijden van onderontwikkeling
van bepaalde gebieden. Internationale samenwerking komt onder andere
tot uitdrukking in de gezamenlijke financiering van activiteiten die de samenwerkende partijen noodzakelijk
of gewenst achten.
Internationale financiële instellingen
zijn er in het verleden slechts in beperkte mate in geslaagd aan de verwachtingen te voldoen. Geld alleen
blijkt maar al te vaak niet voldoende
om bepaalde idealen te realiseren.
Zo bleek het IMF niet in staat zijn
deelnemers over te halen tot het
handhaven van de afspraken van
Bretton Woods. Interne contradicties
van dit internationale monetaire systeem leidden tot haar ondergang in
het begin van de jaren zeventig. Ontwikkelingsbanken
zijn er nog steeds
niet in geslaagd de armoede in de
Derde Wereld substantieel terug te
dringen, terwijl deze instellingen
toch al zo’n dertig jaar bestaan. Het
aantal mensen dat honger lijdt is nu
groter dan ooit.
De komende tijd staan de officiële internationale financiële instellingen
voor nieuwe uitdagingen. De economische vooruitzichten voor de industrielanden zijn niet alle even rooskleurig. De wederopbouw van de
landen in Midden- en Oost-Europa
vergt forse financiële inspanningen.
De verslechtering van de positie van
veel ontwikkelingslanden
behoeft de
transfer van kapitaal. Het schoonmaken van het milieu en het voorkomen van additionele vervuiling
noopt tot zeer omvangrijke investeringen en vergt internationale afspra-

ken. Internationale financiële instellingen kunnen hierbij zorg dragen
voor een effectieve aanwending van
financiële middelen en ze kunnen
een platform vormen voor overleg
en coördinatie.
Bakker, chef van de afdeling internationale zaken van de Nederlandsche
Bank, geeft in zijn boek een overzicht van belangrijke internationale
instellingen die door overheden in
het leven zijn geroepen. Aan de
orde komen het Internationale Monetaire Fonds, de Wereldbankgroep, regionale ontwikkelingsbanken
(de
Aziatische-, Afrikaanse- en Interamerikaanse Ontwikkelingsbank,
de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en
Herstel), de Bank voor Internationale Betalingen, de Club van Parijs, de
OESO, de EG, en het financieel-economisch overleg in groepen zoals bij
voorbeeld de G-7. In kort bestek behandelt hij de geschiedenis en het
functioneren van de instellingen, besteedt hij aandacht aan de manier
waarop ze aan hun middelen komen
en hoe ze worden bestuurd. Van iedere instelling komt de beleidspraktijk expliciet aan de orde. Telkens
wordt aandacht besteed aan de positie van Nederland ten aanzien van
de instelling. In enkele kaders wordt
ingegaan op meer technische aspecten die kleven aan de activiteiten
van de instelling. In een inleidend
en in een afsluitend hoofdstuk
plaatst Bakker de activiteiten van de
instellingen in een macro-economische en politieke context, gaat hij in
op enkele overeenkomsten van de
instellingen, bespreekt hij hun tekortkomingen en schetst hij enkele toekomstige ontwikkelingen.
Bakker signaleert dat alle instellingen drie uitgangspunten gemeen
hebben. Ze streven een zo vrij mogelijk betalings- en handelsverkeer na,
ze wensen de monetaire en economische stabiliteit te verzekeren op nationaal en internationaal niveau en
ze willen dat landen bij hun binnen-

landse beleid rekening houden met
de consequenties daarvan voor andere landen. Wil een door overheden
gecreëerde internationale financiële
instelling succesvol zijn dan zal ze
het best niet al te ambitieuze doelen
kunnen stellen. Voor haar functioneren is solidariteit tussen lidstaten en
het hebben van eigen inkomstenbronnen van belang. De wijze waarop besluiten genomen worden
vormt een andere succesfactor. De
meeste instellingen koppelen het
stemgewicht aan de financiële bijdrage van de leden. Verder acht Bakker
de instellingen a-politiek en merkt
hij op dat ze steeds gebruik maken
van alle hen toegekende bevoegdheden.
De goede schrijfstijl en de systematische behandeling maken dat de lezer op een prettige manier kennis
kan nemen van de activiteiten van
verschillende internationale financiële instellingen. Het boek biedt een
uitstekende handreiking aan hen die
zich willen oriënteren op de interessante activiteiten van officiële internationale financiële instellingen.
Toch kan enige kritiek geformuleerd
worden op de wijze waarop Bakker
zijn onderzoeksobject analyseert. Er
wordt bij voorbeeld nauwelijks ingegaan op de effecten van de activiteiten van de instellingen en er ontbreekt een degelijke onderbouwing
van de vergelijking van de instellingen. De invloed van de instellingen
op het beleid wordt niet geproblematiseerd, terwijl onduidelijk blijft waarom bepaalde instellingen zijn opgenomen of weggelaten. Verder is de
rol van de officiële instellingen binnen het internationale kapitaalverkeer en de internationale financiële
dienstverlening buiten beschouwing.
Deze vijf punten worden achtereenvolgens nader toegelicht.
Bakker besteedt slechts in zeer beperkte mate aandacht aan het al dan
niet realiseren van de gestelde doelen van de officiële internationale financiële instellingen en belicht nauwelijks de consequenties van hun activiteiten. Het beleid van bij
voorbeeld het IMF, de Wereldbank
en regionale ontwikkelingsbanken
is
onderwerp van talloze studies geweest. De resultaten ervan blijven helaas onvermeld; de auteur wijst soms
op het gegeven dàt er beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, maar gaat
niet nader in op het waarom van
deze veranderingen. Voor bij voorbeeld de Wereldbank zijn de zeer nadelige effecten van haar projecten
voor natuur en milieu aanleiding ge-

ESB 9-1-1991

weest om deze factoren expliciet bij
het beleid te betrekken. Dit heeft tot
gevolg gehad dat ze nieuwe projecten toetst op hun consequenties
voor natuur en milieu en dat ze activiteiten ontplooit die gericht zijn op
het herstel ervan. Het oordeel over
de karakteristieken waaraan een
goed functionerende
internationale
financiële instelling zou moeten voldoen mist kwantitatieve onderbouwing. Zo blijft buiten beschouwing
wat als succes wordt beschouwd.
Als een officiële instellingen nog bestaat, zou dit juist gezien kunnen
worden als een indicatie van het nog
niet gerealiseerd hebben van haar
doelstelling. Een instelling als de Europese Betalingsunie bij voorbeeld
hief zichzelf op nadat haar doel, convertibiliteit van de valuta van een
groep Europese landen, tot stand
was gebracht.
Het a-politieke karakter van de instellingen staat bij Bakker buiten kijf.
De beleidsaanbevelingen
van IMF en
Wereldbank grijpen evenwel diep in
in de beleidspraktijk van veel ontwikkelingslanden.
De landen zijn
weliswaar niet gedwongen de aanbevelingen op te volgen, maar zonder
het fiat en de steun van IMF en Wereldbank aan een land zijn particuliere financiers niet geneigd tot kredietverlening en investeringen. Binnen
de officiële internationale financiële
instellingen kunnen sommige landen
hun stempel drukken op het beleid
van de instelling.
Het boek bevat een matige verantwoording van de keuze van de behandelde internationale instellingen.
Sommige behandelde instellingen
zijn niet bij uitstek financiële instellingen, zoals de EG, de OESO of de
Club van Parijs. Daarnaast is het
geen volledig overzicht. Zo wordt bij
de regionale ontwikkelingsbanken
bij voorbeeld wel aandacht besteed
aan de Europese Bank voor Wederopbouwen
Ontwikkeling, de Europese Investeringsbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank,
maar
niet aan de Noordse Investeringsbank. De GATT wordt niet behandeld, ondanks haar rol bij de liberalisering van de mondiale financiële
dienstverlening. Ook geen der instellingen van de Verenigde Naties komt
aan de orde.
Verder is het jammer dat een positiebepaling ontbreekt tegenover private financiële instellingen çlie internationaal opereren. Daardoor wordt
geen inzicht verkregen in de aard en
het aandeel van de activiteiten van
officiële internationale financiële in-

stellingen in de kapitaalstromen in
de wereld. In de jaren tachtig was bij
voorbeeld sprake van een forse absolute en relatieve toename van de
middelenstroom via officiële financiële instellingen naar landen in de
Derde Wereld. Tegelijkertijd liep de
groei van de particuliere kapitaalstroom naar deze landen sterk terug.
Tegemoet komen aan deze kritiekpunten en een antwoord geven op
de vragen zou ongetwijfeld minstens
een verdubbeling van de omvang
van het boek betekenen. Wellicht is
het daarom verstandig dat de auteur
zich beperkt heeft om mogelijk elders dieper op zijn boeiende onderwerp in te gaan.
Bert Scholtens
De auteur is werkzaam bij de vakgroep
Macro-economie van de Universiteit van
Amsterdam.

55

Auteur